Tag Archief van: Kunst

Kunst / Expo binnenland

Gesamtkunstwerk Fiona Tan

recensie: Fiona Tan. Mountains and Molehills
Gray Glass (2020), still courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, Londoncourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Je kunt de prachtige tentoonstelling met het uiteenlopende werk van Fiona Tan in Eye Filmmuseum in Amsterdam uitbreiden zoveel als je maar wilt. Met voorpret (films, talks) en met napret (waaronder de catalogus). Of omgekeerd. Om maar zo lang mogelijk de sfeer ervan vast te kunnen houden. Een duik in tijd en ruimte, verleden en landschappen die ons wat te vertellen hebben. Al met al een mooi overzicht van Tans werk.

Fiona Tan (1966, Pekan Baru, Indonesië) groeide op in Australië en studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en de Rijksacademie van beeldende kunsten in Den Haag. Haar installaties (video, film en foto) worden terecht wereldwijd geroemd. Haar werk was onder meer te zien op de documenta 11 in Kassel (2002), de Biënnale in Venetië (2009) en is opgenomen in tal van gerenommeerde collecties. Nu is er dan de grote solotentoonstelling met een rijk randprogramma in Eye Filmmuseum.

Film als voorpret

Om te beginnen de film Ascent die je voorafgaande aan je bezoek kunt streamen. Het is een verstild werk over een berg, de Mount Fuji. Een berg die we kennen van beroemde Japanse prenten. Een film over iets dat zo vast staat als het maar kan en op die manier een contrast vormt met de eilanden die op de tentoonstelling voorbij komen, zoals Brendan’s Isle. Ascent is een verhaal over leven en dood, natuur en cultuur op de grens van film en fotografie, zoals veel van Tans werk. Je moet het, net als haar andere films, helemaal uitzien om het ritme dat erin zit optimaal te kunnen ervaren. Maar dat is geen straf; de film duurt ruim een uur, korter dan een speelfilm.

Tentoonstelling als totaalconcept

Tans werk beweegt zich niet alleen tussen film en foto, maar ook in stiltes tussen de beelden, zoals in Inventory dat uit zes schermen bestaat waarvan er af en toe één of meerdere oplichten. Tussen rust en onrust (een handheld camera in Island die je zeeziek maakt), droom en werkelijkheid, klein en groot werk. Met echo’s en schaduwen, zoals die op straat in Downside up. Met voorafkondigingen van wat later terugkomt, zoals de overstroming in de nieuwe installatie Footsteps, die Tan in opdracht van Eye maakte en die apart, in een Zaans huisje wordt getoond.

Footsteps (2022), stillcourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Footsteps (2022), still, courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen

Door de combinaties van beeld, voice under (een term van Tan) of voice over, geluid en muziek ontstaat een Gesamtkunstwerk waarin alles op elkaar is betrokken en samenvalt. De tentoonstelling als totaalconcept. Waarbij opgemerkt, dat Fiona Tan deze expositie niet alleen zelf inrichtte, maar ook nog eens zelf minimal music schreef bij enkele films, zoals Inventory met beelden uit het huis van Sir John Soane in Londen, een verzamelaar van oudheden.

In vitrines langs de wanden liggen onder meer schetsboekjes en affiches, die inzicht bieden in de ontstaansgeschiedenis van de werken. Interessant is bijvoorbeeld dat Gray Glass in opzet werd uitgedacht als bestaand uit vier grote schildersezels of spiegels van gelijke grootte met als titels Flashes, – ,  Landscape, Clouds. Uiteindelijk werden het er drie van verschillende omvang, die in gesprek lijken te gaan met de fotoserie Närsholmen met haar bomen en wolken. ‘De wereld bekijken alsof het een schilderij is’, noemt Tan het in een essay in de catalogus.

Catalogus als napret

Want bij de tentoonstelling en het randprogramma is door Eye Filmmuseum en nai010 uitgevers een prachtig uitgevoerde catalogus verschenen. Verkrijgbaar als Nederlandstalige of Engelstalige uitgave. Het ontwerp is van Joseph Plateau en – ook hier weer – Tan zelf. Al kijkend en lezend komt een beeld naar boven van de plaatsen waar Tan is geweest of die ze in haar verbeelding voor zich ziet: Brandaans eiland, Gotland.

Die plaatsen bieden volgens een essay van Hanneke Grootenboer ‘een moment van stilte in een hectische wereld, een moment van rust dat ons gelegenheid geeft tot nadenken’. Ja, zeker – maar dat niet alleen, want wat bij Armando ‘een schuldig landschap’ heet, is bij Tan een landschap dat niet alleen maar stil en rustig is, maar ook een dat ten prooi dreigt te vallen aan het water of aan de klimaatcrisis. Dan kun je niet alleen maar nadenken, maar moet je ook in actie komen om het te behouden. Tan roept er mede toe op, minder uitgesproken dan de lading die haar installatie Options & Futures in de Rabo Kunstzone in Utrecht (2014) had, maar onmiskenbaar.

Verder nadenken

Als je de tentoonstelling uitloopt, ligt er een lang gedicht van Marion Bloem (Thuis) dat je ter overdenking mee kunt nemen. En in de winkel van Eye ligt een stapeltje boeken met op een display per titel een toelichting. Boeken die, zo blijkt, Tan hebben geïnspireerd en boeken die, net als het gedicht van Bloem, verwant zijn aan haar manier van denken. Zoals De onzichtbare steden van Italo Calvino in een vertaling van Henny Vlot (L.J. Veen Klassiek). Volgens een citaat van Jeannette Winterson op het omslag ‘Het enige boek dat ik nodig zou hebben op een onbewoond eiland’. De cirkel is rond, om zo weer opnieuw te beginnen. Met voorpret, met napret. En met het meermaals bezoeken van de tentoonstelling, want die vraagt erom. Alleen al vanwege het anderhalf uur durende Footsteps.

 

Kunst / Expo binnenland

Gesamtkunstwerk Fiona Tan

recensie: Fiona Tan. Mountains and Molehills
Gray Glass (2020), still courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, Londoncourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Je kunt de prachtige tentoonstelling met het uiteenlopende werk van Fiona Tan in Eye Filmmuseum in Amsterdam uitbreiden zoveel als je maar wilt. Met voorpret (films, talks) en met napret (waaronder de catalogus). Of omgekeerd. Om maar zo lang mogelijk de sfeer ervan vast te kunnen houden. Een duik in tijd en ruimte, verleden en landschappen die ons wat te vertellen hebben. Al met al een mooi overzicht van Tans werk.

Fiona Tan (1966, Pekan Baru, Indonesië) groeide op in Australië en studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en de Rijksacademie van beeldende kunsten in Den Haag. Haar installaties (video, film en foto) worden terecht wereldwijd geroemd. Haar werk was onder meer te zien op de documenta 11 in Kassel (2002), de Biënnale in Venetië (2009) en is opgenomen in tal van gerenommeerde collecties. Nu is er dan de grote solotentoonstelling met een rijk randprogramma in Eye Filmmuseum.

Film als voorpret

Om te beginnen de film Ascent die je voorafgaande aan je bezoek kunt streamen. Het is een verstild werk over een berg, de Mount Fuji. Een berg die we kennen van beroemde Japanse prenten. Een film over iets dat zo vast staat als het maar kan en op die manier een contrast vormt met de eilanden die op de tentoonstelling voorbij komen, zoals Brendan’s Isle. Ascent is een verhaal over leven en dood, natuur en cultuur op de grens van film en fotografie, zoals veel van Tans werk. Je moet het, net als haar andere films, helemaal uitzien om het ritme dat erin zit optimaal te kunnen ervaren. Maar dat is geen straf; de film duurt ruim een uur, korter dan een speelfilm.

Tentoonstelling als totaalconcept

Tans werk beweegt zich niet alleen tussen film en foto, maar ook in stiltes tussen de beelden, zoals in Inventory dat uit zes schermen bestaat waarvan er af en toe één of meerdere oplichten. Tussen rust en onrust (een handheld camera in Island die je zeeziek maakt), droom en werkelijkheid, klein en groot werk. Met echo’s en schaduwen, zoals die op straat in Downside up. Met voorafkondigingen van wat later terugkomt, zoals de overstroming in de nieuwe installatie Footsteps, die Tan in opdracht van Eye maakte en die apart, in een Zaans huisje wordt getoond.

Footsteps (2022), stillcourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Footsteps (2022), still, courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen

Door de combinaties van beeld, voice under (een term van Tan) of voice over, geluid en muziek ontstaat een Gesamtkunstwerk waarin alles op elkaar is betrokken en samenvalt. De tentoonstelling als totaalconcept. Waarbij opgemerkt, dat Fiona Tan deze expositie niet alleen zelf inrichtte, maar ook nog eens zelf minimal music schreef bij enkele films, zoals Inventory met beelden uit het huis van Sir John Soane in Londen, een verzamelaar van oudheden.

In vitrines langs de wanden liggen onder meer schetsboekjes en affiches, die inzicht bieden in de ontstaansgeschiedenis van de werken. Interessant is bijvoorbeeld dat Gray Glass in opzet werd uitgedacht als bestaand uit vier grote schildersezels of spiegels van gelijke grootte met als titels Flashes, – ,  Landscape, Clouds. Uiteindelijk werden het er drie van verschillende omvang, die in gesprek lijken te gaan met de fotoserie Närsholmen met haar bomen en wolken. ‘De wereld bekijken alsof het een schilderij is’, noemt Tan het in een essay in de catalogus.

Catalogus als napret

Want bij de tentoonstelling en het randprogramma is door Eye Filmmuseum en nai010 uitgevers een prachtig uitgevoerde catalogus verschenen. Verkrijgbaar als Nederlandstalige of Engelstalige uitgave. Het ontwerp is van Joseph Plateau en – ook hier weer – Tan zelf. Al kijkend en lezend komt een beeld naar boven van de plaatsen waar Tan is geweest of die ze in haar verbeelding voor zich ziet: Brandaans eiland, Gotland.

Die plaatsen bieden volgens een essay van Hanneke Grootenboer ‘een moment van stilte in een hectische wereld, een moment van rust dat ons gelegenheid geeft tot nadenken’. Ja, zeker – maar dat niet alleen, want wat bij Armando ‘een schuldig landschap’ heet, is bij Tan een landschap dat niet alleen maar stil en rustig is, maar ook een dat ten prooi dreigt te vallen aan het water of aan de klimaatcrisis. Dan kun je niet alleen maar nadenken, maar moet je ook in actie komen om het te behouden. Tan roept er mede toe op, minder uitgesproken dan de lading die haar installatie Options & Futures in de Rabo Kunstzone in Utrecht (2014) had, maar onmiskenbaar.

Verder nadenken

Als je de tentoonstelling uitloopt, ligt er een lang gedicht van Marion Bloem (Thuis) dat je ter overdenking mee kunt nemen. En in de winkel van Eye ligt een stapeltje boeken met op een display per titel een toelichting. Boeken die, zo blijkt, Tan hebben geïnspireerd en boeken die, net als het gedicht van Bloem, verwant zijn aan haar manier van denken. Zoals De onzichtbare steden van Italo Calvino in een vertaling van Henny Vlot (L.J. Veen Klassiek). Volgens een citaat van Jeannette Winterson op het omslag ‘Het enige boek dat ik nodig zou hebben op een onbewoond eiland’. De cirkel is rond, om zo weer opnieuw te beginnen. Met voorpret, met napret. En met het meermaals bezoeken van de tentoonstelling, want die vraagt erom. Alleen al vanwege het anderhalf uur durende Footsteps.

 

Kunst / Expo binnenland

Gustav Klimt: On the shoulders of giants

recensie: Golden Boy Gustav Klimt – Van Gogh Museum
Gustav Klimt, Waterslangen II, 1904, Bewerkt 1906-1907, Olieverf op doek, 80 x 145 cm, Privécollectie, courtesy of HomeArt, Privécollectie, courtesy of HomeArt

De tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse… in het Van Gogh Museum plaatst iconische werken van de Oostenrijkse avant-gardist tussen zijn internationale inspiratiebronnen. En dat zijn er heel wat; die drie puntjes aan het eind van de titel zeggen genoeg. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling met een veelvoud aan visuele connecties.

Niet alles wat schittert is goud. In het geval van Gustav Klimt – je weet wel, de man van De Kus (1907-1908) – kun je dat positief opvatten, want hij is veel meer dan zijn bladgoud en decoratieve patroontjes. De uitgebreide tentoonstelling, een samenwerking tussen het Van Gogh Museum en het Belvedere Museum in Wenen, toont de kunstenaar in al zijn facetten. Door Klimts oeuvre naast dat van zijn Westerse tijdgenoten te tonen, laat het museum goed zien hoe hij inspiratie haalde uit bijvoorbeeld Lawrence Alma-Tadema, Jan Toorop en Edvard Munch. Maar ook hoe hij deze inspiratie verwerkte tot zijn eigen originele stijl.

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery (in 1976 aangekocht).

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery

Een schat aan vergelijkingen

Gustav Klimt (1862-1918) was academisch opgeleid. Geleidelijk bewoog hij weg van zijn vroege traditionele werk. Klimt was een van de oprichters van de baanbrekende kunstenaarsvereniging Secession (1897). De vereniging haalde voor haar tentoonstellingen veel internationale, moderne kunst naar Wenen. Zo stond ook Klimt zonder veel te reizen oog in oog met de Europese artistieke pioniers. Daar stak hij heel wat van op. De tentoonstelling toont dit semi-chronologisch aan de hand van de verschillende thema’s in Klimts werk. Van het klassieke begin gaan we naar de subtiele kleurschakeringen en dromerige sfeer van zijn ‘stemmingskunst’. Het Portret van Hermine Gallia (1903-1904) hangt naast Harmonie in wit en blauw (c. 1872-1874) van James Abbott McNeill Whistler. In beide schilderijen smelten de modellen samen met hun achtergrond in de decoratieve eentonige kleurcomposities.

Het Van Gogh Museum besteedt altijd veel aandacht aan de opzet van hun tentoonstellingen en dit is geen uitzondering. In een zaal-in-een-zaal installatie hangt een reproductie van Klimts Beethovenfries (1901-1902). Dit monumentale werk markeerde een ommekeer naar scherpere, wervelende lijnen, decoratieve oppervlakken en bladgoud. Klimt creëerde een droomwereld vol fantasiefiguren en symboliek. Onder het fries zijn gestileerde, fragiele en verwrongen figuren te zien van onder meer illustrator Aubrey Beardsley en beeldhouwers George Minne en Auguste Rodin. De zichtlijnen tussen werken leggen duidelijke connecties. De zaalteksten vullen dit mooi aan. Bij Klimts impressionistische werk Meisje in het groen (c. 1898) staat beschreven hoe haar gezicht is geschilderd met pasteltinten geel, rood en blauw. Klimt zou dit over elkaar aanbrengen van kleurtoetsen voor de huidskleur in de volgende jaren perfectioneren. En inderdaad, tot Klimts laatste werk blijven de penseelstreken van zijn handen en hoofden een pracht op zich.

Niet de makkelijkste weg genomen

Op de volgende verdieping komen Klimts landschappen en kleurrijke, expressieve vrouwenportretten aan bod. De kleurenpracht en gestileerde lijnen in zijn latere landschappen tonen de invloed van Claude Monet, Vincent van Gogh en Théo van Rysselberghe. Ook haalde Klimt inspiratie uit Van Gogh en bijvoorbeeld Henri Matisse voor de decoratieve achtergronden en uitgesproken kleuren van zijn latere portretten. Vooral hier had het museum het zich een stuk makkelijker kunnen maken door voor een collectievergelijking te kiezen, maar het werk in de tentoonstelling komt uit een breed scala aan internationale publieke en privécollecties. De makers zijn op basis van het uitgebreid nieuw vooronderzoek achter de zo accuraat mogelijke werken aangegaan. De vermeldingen van waar Klimt een specifiek kunstwerk gezien kan hebben geven blijk van dit monnikenwerk. Met Klimt als uitgangspunt, valt ook op hoe verbonden de Europese kunstwereld eigenlijk was rond 1900. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling. En als de specifieke vraagstellingen van brongebruik je niet interesseren, is er genoeg moois om gewoon heerlijk naar te kijken.

Klimt vocabulaire

In de trappengang en in de laatste hoek van de tentoonstelling worden de wanden overgenomen door hedendaags design, wat zelf weer door Klimt is geïnspireerd. De Nederlandse ontwerper-kunstenaar Bas van Beek ontwierp voor de tentoonstelling een ‘Klimt vocabulaire’, een vormentaal op basis van de decoraties in Klimts schilderijen. Ook liet hij zich inspireren door Klimts tijdgenoten. De herhaalde patronen zorgen voor duizelingwekkend behang. Deze hedendaagse toevoeging vormt een enigszins abrupt einde van een verder sterke tentoonstelling. Gouden, driedimensionale onderdelen waren eerder al te zien in 2021, in het Van Abbemuseum, tijdens Oog in Oog met Gustav Klimt – met Bas van Beek. Je kan nog virtueel door deze totaalervaring lopen.

Kunst / Expo binnenland

Liefde heeft talloze gezichten

recensie: Love Stories - Hermitage Amsterdam

Wie denkt dat over de liefde nu wel alles geschreven of geportretteerd is, zou een bezoek aan Hermitage Amsterdam moeten brengen. Daar zijn ruim honderd historische portretten van beroemde liefdeskoppels bijeengebracht. Elke generatie schrijft haar eigen liefdesgeschiedenis. De expositie draagt duidelijk een Brits stempel, maar de goedgekozen Nederlandse bijdrage mag er ook zijn.

Met Love Stories – Kunst, passie en tragedie heeft Hermitage Amsterdam de Europese première van een reizende tentoonstelling die de hele wereld over gaat. Uit de schatkamer van de Londense National Portrait Gallery zijn vermaarde portretten over de liefde in al haar verschijningsvormen verzameld. In overleg met het Engelse museum en de Dutch National Portrait Gallery is er in Amsterdam een selectie Nederlandse portretten aan toegevoegd. Op vrijwel alle afbeeldingen zien we grote kunstenaars en beroemdheden, en natuurlijk mogen in een Britse tentoonstelling ook royals niet ontbreken. Wat vertellen zij ons samen over al die wondere wegen van de liefde?

Veranderende beeldtaal

De expositie omvat geschilderde en gefotografeerde portretten vanaf de late zestiende eeuw. Hierbij is voor een thematische indeling gekozen, met rubrieken als De muze, Partner in portret en Liefde onder vuur. De historische ontwikkeling in de kijk op liefde blijft wat onderbelicht, maar tussen de regels door vang je er wel een glimp van op. Zo staat op de ‘huwelijksadvertentie’ van bankier Thomas Jenkins en zijn nicht Anna Maria eind achttiende eeuw nog een hondje, symbool van trouw. Een aantal decennia later wordt dichter John Keats op een schilderij gevangen in een melancholisch moment, verzonken in een boek dat verwijst naar het droevige gedicht dat hij diezelfde dag schreef (Ode to a Nightingale). Je ziet in zulke portretten mooi hoe de vroegmoderne hoofse visie op liefde evolueert tot de romantische van de negentiende eeuw; hoe de focus verschuift van eer en trouw naar hunkering en passie.

De schilderijen en foto’s uit de twintigste eeuw vormen vaak een feest van herkenning, een beetje afhankelijk van welke culturele belangstelling je hebt en tot welke generatie je behoort. Zo zijn er prachtige portretten te zien van getrouwde acteurs die theater- en bioscoopbezoekers samen in vervoering brengen. Laurence Olivier en Vivian Leigh bijvoorbeeld, en het roemruchte duo Elizabeth Taylor en Richard Burton. Of neem de groten van de Engelse popmuziek, de vier Beatles met hun partners en Mick Jagger met een paar van zijn liefdes. Stuk voor stuk erg mediageniek en met een verhaal dat sterk tot de publieke verbeelding spreekt. Ook hier zie je trouwens een verandering in de beeldtaal. De wat oudere portretfoto’s van de jaren 30 en 40 hebben duidelijk een ingetogener en formeler karakter dan de meer uitbundige en losse beelden van latere jaren.

Verboden liefde en tragedies

Oscar Wilde; Lord Alfred Bruce Douglas by Gillman & Co (May 1893), © National Portrait Gallery, London

De portretten in de categorie Liefde onder vuur gaan weliswaar lang niet allemaal over homoseksuele relaties, maar die – veelal verboden – liefdes krijgen wel volop aandacht. Virginia Woolf en Vita Sackville-West, Benjamin Britten en Peter Pears, Oscar Wilde en zijn ‘Bosie’ … ; vanaf het einde van de negentiende eeuw doen ze hun intrede in de Britse portretkunst. Bij de beroemde foto van Wilde en Douglas moet je natuurlijk ook al snel denken aan het trieste lot dat Wilde uiteindelijk te wachten staat. Ten tijde van dat portret lacht de toekomst hem nog vriendelijk en vol beloften toe, de verschrikkingen van zijn proces en veroordeling, zijn eenzame dood in Parijs kan niemand dan voorzien. Vanwege zijn seksueel gedrag (‘grove onzedelijke handelingen’) wordt de schrijver in 1895 veroordeeld tot twee jaar dwangarbeid in de gevangenis van het Engelse Reading. Na vrijlating wijkt hij berooid en uitgekotst uit naar Frankrijk, waar hij vrij spoedig overlijdt aan een hersenvliesontsteking.

Met onze kennis achteraf blijken wel meer beloftevolle portretten de opmaat voor gebroken harten en tragedies te zijn. Wat te denken van de vrolijke foto van Sylvia Plath en Ted Hughes? Hoe kijken we naar Elizabeth Taylor die liefdevol het haar van Richard Burton knipt? Twee keer met elkaar getrouwd, twee keer weer gescheiden. In gedachten hoor je hun knetterende scheldpartijen uit de o zo relevante filmversie van Who’s Afraid of Virginia Woolf ? (1966). Maar wanneer Taylor in 2011 sterft, neemt ze in haar kist alsnog de laatste brief van Burton – al overleden in 1984 – mee. Love Stories heet de expositie, niet Love Portraits.

Going Dutch

In Amsterdam is zoals gezegd ook een selectie Nederlandse portretten toegevoegd. De eerste (stiekeme) foto van Beatrix en Claus; Johan en Danny Cruijff in een kakelbonte slaapkamer; Mathilde Willink door de ogen van Carel… het zijn belangrijke historische beelden. Ook vergeet de stad  haar reputatie op het gebied van vrije liefde niet. Op 1 april 2001 voltrekt burgemeester Job Cohen er het allereerste homohuwelijk ter wereld. In de Hermitage hangt een foto met de vier gelukkige paren.

Hoe ongelofelijk veel gezichten heeft de liefde. En wat een mooie kans is het om even stil te kunnen staan bij al deze gezichten. Liefde in donkere dagen, dat kunnen we wel gebruiken.

Kunst / Expo buitenland

Mirror Mirror: de liefde voor de buitenkant

recensie: MoMu

Tot 26 februari 2023 kan u de dubbeltentoonstelling Mirror Mirror bezoeken, een samenwerking tussen het Antwerpse MoMu en Museum Dr. Guislain te Gent. De expositie onderzoekt de ‘connectie tussen mode, psychologie, zelfbeeld en identiteit’, aldus de inleidende tekst op de website van het Modemuseum. De connectie tussen genoemde thema’s en de tentoonstelling is niet altijd even helder, maar waar ze dat wel is, krijgt u waar voor uw geld. 

Een dubbeltentoonstelling tussen Vlaanderens bekendste (en enige) psychiatrie-museum, gevestigd in een 19e eeuws ‘krankzinnigengesticht’, en het cleane, moderne MoMu is op het eerste gezicht een verrassende samenwerking. De missies van de musea (respectievelijk psychisch welzijn en mode centraal plaatsen in iedere expo) zijn echter zeer met elkaar verbonden. De laatste jaren kan men geen Instagram-feed, tienerdagboek of modemagazine meer bekijken zonder getuigenissen tegen te komen over de toxische uitwerking die de mode-industrie heeft op het psychisch welzijn, het zelfbeeld zo u wil, van (voornamelijk) vrouwen. 

Het winstmodel van de tegencultuur

Op dit aspect van zelfbeeld wordt in MoMu de nadruk gelegd. Avant-garde creaties uit de collectie delen de ruimtes met beeldend werk van onder meer Genieve Figgis, die de overdadigheid van make-up op speelse wijze in twijfel trekt in haar kleurrijke schilderijen, Genesis Belanger en Antony Gormley. Dat beeldend werk is de sterkte component in deze tentoonstelling: Genieve Figgis en Yasuyuki Ueno zijn (althans voor ondergetekende) ware ontdekkingen, Gormley een waar geluk om tegen het geabstraheerde lijf te lopen. Verderop is ook één van Sarah Lucas’ Bunny-sculpturen te zien, fantastisch geplaatst in een unheimliche, cirkelvormige ruimte.  

Comme des Garçons, herfs-winter 2017-2018, Foto : Josh Olins

Met betrekking tot mode toont het museum ontwerpen en campagnes die het heersende lichaamsideaal durven uit te dagen: Rei Kawakubo’s collectie voor Comme des Garçons waarin uitpuilende buiken en bultruggen in de kleding verwerkt zitten en de ‘Save Yourself’-campagne van Diesel waarin op ironische wijze het ideaal van de eeuwig jonge huid centraal staat, om er maar twee te noemen. Toch blijft werkelijke kritiek moeilijk; de kleding blijft gemaakt op maatje 0 en de campagne, hoe rellerig ook, dient nog steeds de portemonnee van een miljardenindustrie waartegen het moeilijk protesteren is. Het feit dat deze spanning niet gethematiseerd wordt, geeft een wrang gevoel.

Barbie en de machine zonder geest

Verderop in de expo komen twee andere thema’s aan bod: poppen en virtual reality. Hoewel de Barbie- en paspoppen uiteraard een duidelijke connectie hebben met de mode-industrie en het bijhorende onhaalbare lichaamsideaal, verliest de bezoeker op een bepaald moment de draad. Het luik dat poppen centraal stelt, is omvangrijker dan het eerste luik van de tentoonstelling. De bezoeker dreigt bijgevolg te vergeten in welke expo hij zich eigenlijk bevindt. De vraag dringt zich op of een aparte poppententoonstelling niet een beter en minstens even boeiend parcours was geweest dan het integreren van dit omvangrijke thema in een toch al ambitieus project.

De virtual reality-component in het MoMu toont hoe de mode-industrie al lang voor de ‘geboorte’ van Lil Miqueala experimenteerde met het gebruik van avatars in campagnes. COVID-19 bracht die ontwikkeling tot een stroomversnelling. We zien dus onder meer ‘Afterworld: The Age of Tommorow’, een video die eruitziet als een immersieve game, waarmee Balenciaga in 2021 de herfstcollectie lanceerde. De video verliest echter aanzienlijk aan impact en waarde omdat hij louter om naar te kijken is. Virtuele kunst en VR maken veel vormen van interactie mogelijk. Dat die kansen niet geheel benut worden is jammer, want hoe goed het ook is om virtuele kunst als volwaardig onderdeel van een tentoonstelling te zien, er wordt te weinig gespeeld met de echte mogelijkheden van de virtuele technologie en de voorbeelden zijn als kijkobject niet esthetisch interessant of vernieuwend genoeg om lang te boeien.
 

‘Mirror Mirror’ in MoMu slaagt er niet geheel in om de complexe thematieken van de tentoonstelling te dissecteren. Een kritischere blik in bijvoorbeeld de begeleidende teksten had hierin verandering kunnen brengen. Wel is de tentoonstelling een buitenkans om enkele kunstwerken van zeer hoge kwaliteit te gaan bezichtigen. Of hoe mode voor een keer niet het interessantste aspect van een tentoonstelling in het Antwerpse Modemuseum is. 

De recensie over het andere deel van de tentoonstelling ‘Mirror Mirror’ vindt u hier. 

Kunst / Expo binnenland

David Hockney werpt het perspectief omver

recensie: Hockney's Eye - Teylers Museum

Teylers Museum heeft met David Hockney een grote vis binnengehengeld. De tentoonstelling Hockney’s Eye werpt een ander licht op de oude meesters uit de kunstgeschiedenis en welke optische hulpmiddelen zij gebruikten. Dit doet de Britse supersterkunstenaar op een wetenschappelijke en deconstruerende wijze. Soms voelt het of je de les wordt gelezen, maar dit stoort niet. Verre van zelfs: leraar Hockney is een docent met een zinnig en boeiend verhaal.

Of het kleinschalige kunst- en wetenschapskabinet van Teylers geschikt is voor een kunstenaar met de statuur van Hockney, is maar de vraag. De expositie lijkt soms op een volwassene in kinderkleding, het is schouder aan schouder schuifelen om een glimp van de werken te kunnen opvangen. De tentoonstelling is deels ingericht als een rariteitenkabinet waarbij historisch gereedschap naast werk van grootmeesters als Rembrandt, Dürer en Lorrain gepresenteerd is. Er wordt uitleg gegeven van de gebruikte technieken en hoe die in de werken zijn toegepast – illustraties bij een wetenschappelijk artikel doen hetzelfde. Het past perfect bij de insteek van het museum en je krijgt daarmee een boeiend kijkje door de ogen van Hockney.

Gebruik van optica in de kunstgeschiedenis

Rond de eeuwwisseling bracht David Hockney een boek en een documentaire uit over de rol van optische instrumenten in de kunstgeschiedenis. Beide zijn getiteld Secret Knowledge en fragmenten van de documentaire worden vertoond in de tentoonstelling. Hij suggereert hierin dat de oude meesters al sinds de Renaissance gebruik maakten van instrumenten die hen hielpen om beter te schilderen. Denk hierbij aan de camera obscura, de camera lucida en andere lens- of spiegeltechnieken. Hij komt met overtuigend bewijs hoe grootmeesters als Caravaggio, Vermeer, Brunelleschi en Van Eyk optische hulpmiddelen gebruikten om realistisch of perspectivisch correct te schilderen. In zijn ogen konden zij niet tot zulke details komen zonder deze hulpmiddelen. Critici zouden zeggen: maar waar is het bewijs dan, meneer Hockney? Dit is er volgens hem niet omdat het indertijd een klap voor de broodwinning kon betekenen: als een concurrerende schilder dezelfde kwaliteit kon bereiken via zo’n techniek dan kon je klanten verliezen. Geheimhouding was de enige oplossing. Een geloofwaardige visie en zijn theorie is zeker van belang om te overwegen in de kunsthistorische wetenschap.

Perspectief en gebruikte technieken

In zijn eigen werk experimenteert Hockney ook met optica en perspectief. Een goed voorbeeld zijn de polaroid collages die hij in de jaren 1980 heeft gemaakt. Met een polaroid camera maakte hij een groot aantal foto’s van een onderwerp om er vervolgens een collage van te maken. Hierdoor creëert hij een werkelijkheid met veel perspectiefpunten. Bij andere schilderijen verwijst hij naar grote werken zoals die van Meindert Hobbema of Fra Angelico. Van beiden kopieert hij schilderijen in zijn eigen stijl maar draait het perspectief ervan om, hierdoor wordt het even speels als deconstruerend. Ook de camera lucida zet hij in; bij een serie tekeningen van zaalsuppoosten uit de National Gallery in Londen laat hij het perspectief echter onaangepast waardoor de handen allemaal buitenproportioneel groot zijn. Hiermee bewijst hij dat zelfs als kunstenaars optica inzetten het toch een kunststukje is wat zij voor elkaar krijgen.

Docentenrol

Hockney neemt in deze tentoonstelling de rol van docent aan. In een gepresenteerde video staat hij letterlijk voor het schoolbord om zijn theorie over het gebruikte perspectief uit te leggen. Aan het einde van de expositie lijkt er zelfs een overhoring te zijn: of je bij werken van Huygens, Lorrain, Knip en Goltzius kunt spotten of er wel of geen optische hulpmiddelen zijn gebruikt. Een retorische vraag natuurlijk, want anders hingen ze er niet. Ondanks het soms schoolse karakter is dit niet storend. In geen geval zelfs: lees ons de les maar, leraar Hockney, wij luisteren met gretige oren!

Houd er wel rekening mee dat hij een docent is met een les die onveranderd is in al die jaren, aangezien zijn theorie al uit 2001 stamt. Is het wellicht omdat hij zich niet gehoord voelt, of is hij nog steeds content met zijn vondst? Kunsthistorici zetten vraagtekens bij zijn theorie, zij denken dat optische hulpmiddelen pas veel later werden ingezet dan de kunstenaar claimt. Voor wie het allemaal nieuw is maakt dat niet uit. Hockney toont aan dat hij ons kan enthousiasmeren om beter te kijken naar de kunstgeschiedenis en naar perspectief. En enthousiast zal je absoluut worden.

Hockney’s Eye is nog te zien tot eind januari 2023 in het Teylers Museum Haarlem. Reserveren vooraf is verplicht en tickets zijn alleen online verkrijgbaar.

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie
Kunst / Expo binnenland

Hink-stap-sprong tentoonstelling

recensie: Nieuwkomers - Vlaamse kunstenaars in Haarlem
Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie

De tentoonstelling Nieuwkomers in het Frans Hals Museum (HOF) in Haarlem zou je een ‘conversation piece’ kunnen noemen; je moet door de zalen heen hink-stap-sprongen maken om in gesprek te gaan met het thema ‘Vlaamse kunstenaars in Haarlem’. Er staan zes kunstenaars centraal: Frans Hals, Lieven De Key, Karel van Mander, Esaias van de Velde, Adriaen Brouwer en Pieter Claesz. Het voornaamste thema is de bloei van de stad Haarlem tussen 1580-1630, de tijd van wederopbouw na het Spaanse beleg en een grote stadsbrand. Een wederopbouw waaraan de kunstenaars bijdroegen die in Vlaanderen werden geboren of Vlaamse wortels hadden.

Zes Vlaamse kunstenaars?

Hier wringt meteen de schoen. Kun je tweede generatie kunstenaars die in Haarlem zelf werden geboren, zoals Adriaen van Ostade en Willem Heda, nog Vlaams noemen? Anno 2022 zouden we zeggen dat daar de uitsluiting begint. Overigens voelde de een zich ook meer Vlaming dan de ander. Frans Hals, die als vierjarige met zijn ouders uit Antwerpen naar Haarlem kwam, was bijvoorbeeld lid van de Haarlemse Rederijkerskamer en niet van de Vlaamse.

Door de nadruk te leggen op die zes kunstenaars wordt de invloed van de Vlaamse kunst op de Hollandse vooral een invuloefening voor de bezoeker, en dat is misschien wat teveel gevraagd. Mede omdat er geen catalogus bij de tentoonstelling beschikbaar is. Er is alleen het augustusnummer van het periodiek De lage landen met een bijdrage van de conservator oude kunst van het Frans Hals Museum, Norbert Middelkoop.

Nu moet je als bezoeker zelf letten op zaken als een lage of hoge horizon, Hollandse luchten of juist niet, de invloed van zuidelijke kunstenaars als Bruegel enzovoort. Slechts een enkele keer wordt er in een bijschrift op gewezen, zoals bij het Keukentafereel met een vrolijk gezelschap (1596) van Cornelis Cornelisz. van Haarlem, die het Vlaamse genre in Haarlem introduceerde. Een genre waaruit ‘zich de genres van het maaltijdstilleven en de vrolijke gezelschappen’ ontwikkelden. Wanneer je de invloed van de Vlaamse kunst(enaars) op de Hollandse wat meer en duidelijker naar voren had willen laten komen, zou dat natuurlijk een heel anders opgezette tentoonstelling hebben opgeleverd. Daar is door Middelkoop en het team van het Haarlemse museum nu eenmaal niet voor gekozen.

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, particuliere collectie

Veel topstukken

De andere kant van de medaille is dat in korte tijd veel topstukken en een enkel zwak werk bij elkaar werden gebracht. Daaronder bevinden zich enkele unieke bruiklenen, zoals zeven schilderijen van Frans Hals – de centrale kunstenaar, die een aparte zaal kreeg toebedeeld. Twee hiervan zijn voor het laatst in 1937 in Nederland te zien geweest en een is nog nooit in Nederland getoond: Jongeman (ca. 1617) uit een privécollectie (Otterloo Collectie). Waarschijnlijk is dit een proeve van bekwaamheid waarin Hals wilde laten zien dat hij ook op klein formaat wat te vertellen had.

Naast grote en zeer grote doeken zijn er nog meer kleinoden te zien, zoals De aanbidding van de herders (1598) van Karel van Mander. Een werk uit de eigen collectie. Verder zijn er onder meer enkele sierschotels, borden en kommen te zien en ook twee onlangs gerestaureerde linnendamast doeken die wellicht als relatiegeschenk dienden. En ook een excuus Truus mocht blijkbaar niet ontbreken: een portret door Judith Leyster, vermoedelijk een leerlinge van Hals en tweede generatie migrant.

Een schilderij van de Haarlemse Grote Markt van de Noord-Nederlander (!) Gerrit Berkheyde en een model van de toren van de Nieuwe Kerk nodigen uit tot een wandeling door de stad. Ook wel de meest Vlaamse stad van Nederland wordt genoemd. Bij het VVV lag geen wandeling langs Vlaamse geïnspireerde gebouwen, maar wat niet is kan nog komen. Want een ding is zeker: het Frans Hals Museum is sterk in samenwerken en netwerken. Anders hadden ze nooit die bruiklenen uit zowel musea als privécollecties kunnen verkrijgen. Die zijn de moeite waard, maar het verhaal eromheen moet je veelal zelf invullen.

Gerrit Berckheyde De Grote Markt te Haarlem met de Grote of St. Bavokerk, 1696 Olieverf op doek, 91 x 112,1 cm Frans Hals Museum, Haarlem, langdurig bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Foto: Tom Haartsen

Gerrit Berckheyde, De Grote Markt te Haarlem met de Grote of St. Bavokerk, 1696
Olieverf op doek, 91 x 112,1 cm
Frans Hals Museum, Haarlem, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Tom Haartsen.

Kunst / Expo binnenland

Uitgezwaaid

recensie: Ouders – Fotomuseum Den Haag

Ouders, wie kent ze niet? De gelijknamige expositie in Fotomuseum Den Haag toont werken van maar liefst 39 fotografen die hun vader en/of moeder op een vaak heel intieme manier hebben afgebeeld. Daarbij overheerst vooral de weemoed, de behoefte om hun vergankelijk bestaan voor altijd vast te leggen. Een paradox die geen bezoeker onberoerd kan laten.

De expositie Ouders is in meerdere opzichten een afscheidstentoonstelling. Om te beginnen is het de laatste expositie die is samengesteld door hoofdconservator Wim van Sinderen. Na ruim twintig jaar voor het Fotomuseum te hebben gewerkt, gaat hij wegens ziekte met vervroegd pensioen. Daarnaast is ‘afscheid nemen’ toch wel het hoofdthema van deze ontroerende en indrukwekkende tentoonstelling. Waarschijnlijk was dat niet de expliciete doelstelling, maar helemaal toeval is het ook niet. De werken zijn veelal gemaakt door gevestigde fotografen, geslaagde kunstenaars die hun ouders hebben geportretteerd op (ver)gevorderde leeftijd, in een fase waarin een definitief vaarwel zich stukje bij beetje aandient.

Fragiele levens

Voor de duidelijkheid; er is ook zeker aandacht voor andere ervaringen en emoties. De Schot Colin Gray ensceneert samen met zijn ouders bijvoorbeeld een aantal rake jeugdherinneringen. Zo verbeeldt hij met behulp van wat rimpelende folie en gedateerde badkleding zijn terugkerende kinderdroom over wakker worden in een overstroomd huis. Een paar andere fotografen richten hun lens graag op gekoesterde gebruiken in het alledaagse gezinsleven. En ook een enkel trauma ontbreekt niet. Twee werken van Eddo Hartmann tonen het huis dat hij als kind samen met zijn moeder en broertje ontvluchtte. De agressie van zijn vader was niet langer vol te houden. De foto’s dateren van een bezoek dat hij 21 jaar later aan de lege woning bracht. Bergen papier en rommel symboliseren de chaos die zijn vader achterliet.

Maar zoals gezegd staat de vergankelijkheid in veel werken centraal. Ouders die net gestorven zijn, ouders die dementeren, ouders die tegelijk kanker hebben, ouders die nog niet gemist kunnen worden … ; op allerlei manieren wordt vooral de tijdelijkheid en fragiliteit van ouder-kindrelaties op latere leeftijd belicht.

Eén langgerekt afscheid

Het meest kenmerkend is misschien wel de hele serie snapshots die de Amerikaanse Deanna Dikeman bijdraagt aan de expositie. Onder de noemer Leaving and Waving maakte zij 27 jaar lang altijd een foto als ze met de auto vertrok na een bezoek aan haar ouders. Die zwaaiden haar altijd uit vanaf de oprit voor hun garage. Wat rest is nu een wand vol foto’s. Eerst twee ouders die haar uitzwaaien. Dan, na de dood van haar vader, een tijdje alleen een moeder, die er zichtbaar niet gelukkiger op wordt. En tenslotte een lege oprit met een dichte garagedeur. Achteraf lijkt het bijna één langgerekt afscheid van ouders die op het eind letterlijk zijn uitgezwaaid.

Alles bij elkaar geeft dit de tentoonstelling wel een zwaar tintje. Misschien voor sommigen wel iets te zwaar, getuige een klein voorval. Terwijl een paar mensen met een brok in de keel naar de fotowand staan te kijken, benen twee gezette mannen van middelbare leeftijd snel achter hen langs. ‘O ja, al die zwaaifoto’s’, zegt de een. Waarop de ander antwoordt: ‘Daar heb ik dus niet zoveel mee’. Wie ouders graag ziet afgebeeld als bron van kracht of inspiratie, of als mensen met wie je jarenlang samen het leven kunt vieren, heeft hier minder te zoeken.

Podcast met verhalen

‘Every picture tells a story’ is een uitdrukking die je bij elke foto-expositie boven de ingang kunt hangen. Dit geldt dubbel en dwars voor de prachtige en innige beelden die de deelnemende fotografen van hun ouders hebben gemaakt. Naast de foto’s vind je altijd een korte tekst met aanvullende informatie over de maker en de ervaringen die hij of zij erin verwerkt heeft. Een mooi extra is een zesdelige podcast die je op de website van het museum kunt vinden. In deze podcast interviewt Wilfried de Jong vijf Nederlandse fotografen en afzwaaiende conservator Van Sinderen. Zeker ook het beluisteren waard!

Kunst / Expo binnenland

De waarheid onder ogen

recensie: Onze koloniale erfenis - Tropenmuseum

Het Amsterdamse Tropenmuseum heeft sinds kort een nieuwe vaste expositie over het Nederlandse koloniale verleden en hoe dit terugkomt in onze eigen tijd. De tentoonstelling Onze koloniale erfenis bestaat uit zo’n vijfhonderd voorwerpen uit de koloniale tijd, aangevuld met hedendaagse kunst. Hiermee speelt het museum in op het huidige maatschappelijke debat over racisme en discriminatie in Nederland en weet daarmee de vinger op de zere plek te leggen.

Met tien thema’s zoals expansie en handel, consumptie en productie, arbeid en uitbuiting, racisme en verzet, taal en religie gaat de expositie in op de werking en structuren van kolonialisme. De expositie laat zien hoe mensen in gekoloniseerde landen hier steeds tegen ageerden. Daarbij ligt de focus op hoop, verzet, veerkracht en creativiteit. Ook kregen enkele kunstenaars het verzoek speciaal voor de expositie een werk te maken. Wees voorbereid op een verrassende maar ook confronterende reis door de tijd.

‘Territory Dress’

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Eén van de artiesten die werd gevraagd om een kunstwerk te maken over het Nederlandse koloniale verleden en zijn hedendaagse betekenis was de Britse Susan Stockwell (1962). Haar zogenaamde Territory Dress (2020) is een ware blikvanger in de tentoonstelling. De jurk, gemaakt van oude en nieuwe landkaarten, verwijst niet alleen naar landen maar ook naar handel en grenzen. Als je goed kijkt zie je dat het gaat om voormalige Nederlandse koloniën: Suriname, Indonesië en het Nederlands Caraïbisch gebied. Het welvarende Nederland ligt bovenop Suriname, in het lijfje van de jurk. De wegen en snelwegen druipen als bloed langs de mouwen. Stockwell is erin geslaagd om een prachtige jurk te maken die een indruk geeft van de koloniale tijdsgeest. En ze weet tegelijkertijd ook heel mooi de verbinding te leggen met de huidige tijd. Zo vormen elektrische computersnoeren de onderkant van de jurk. Kortom: een sierlijk kledingstuk dat niet in een blik te vangen is.

Geesten uit het verleden

Ook opvallend is het werk van Julien Sinzogan (1957). De titel van zijn schilderij Gates of no return II (2009) verwijst naar een doorgang waardoor de tot slaaf gemaakte Afrikanen van fort naar schip werden gebracht. Eenmaal hierdoorheen zouden ze nooit meer terugkeren naar hun geboorteland. Maar in dit werk keren ze wel terug, in de vorm van egungun, oftewel vooroudergeesten. Het is bijzonder om te merken dat veel kunstenaars de geest of zombi inzetten als middel om koloniale verdrukking aan te tonen. Zo hangt even verderop een kunstwerk van de Caraïbische modernist Edouard Duval-Carrié (1954) waarin je dit heel duidelijk terugziet. Zijn enorme schilderij Cascade and Hummingbirds (2013) toont een moderne weergave van een sprookjesachtige wereld. Maar in plaats van bloemen en gladgestreken landschappen zie je een nachtelijk woud vol donkere schimmen die uitnodigend naar je lonken. Ze lijken volledig tussen de bomen te verdwijnen en zijn daardoor onzichtbaar voor hun koloniale onderdrukkers. De tekening is verder afgemaakt met glitterlijm wat dit schilderij een extra dimensie geeft.

Interactief en leerzaam

Naast alle werken van kunstenaars toont het museum ook een rijke collectie aan voorwerpen en historische objecten. Deze liggen netjes uitgestald in vitrinekasten. Het is bizar om je te bedenken dat al die spullen in feite gewoon gestolen zijn. Veel landen wachten nog steeds op de teruggave van hun rijkdommen. Denk aan: bronzen beelden, ivoren ceremoniële objecten en diamanten. Deze zijn allemaal speciaal voor deze expositie door het museum zelf uit het diepst van hun eigen kelder getrokken. Ook is er op digitaal vlak voldoende te beleven. In elke zaal hangen grote schermen waarop filmpjes te zien zijn van mensen die zich gediscrimineerd of anders voelen. Ook zijn er spelletjestafels in diverse hoeken van de ruimten geplaatst. Bezoekers kunnen op deze manier met elkaar uitvinden waar bepaalde kruiden en specerijen vandaan komen en als schipper de Indische oceaan oversteken.

Onze koloniale erfenis is geen expositie waar je heen gaat als je gewoon even gezellig een dagje uit wil. Als bezoeker heb je tijd nodig om alle informatie op je in te laten werken. Er is zoveel te zien en te beleven. Het onderwerp vraagt om serieuze aandacht en dat kost tijd. Echter valt er wel een heleboel te leren. Van culturele objecten tot maatschappijkritische kunst en van echte verhalen over échte mensen tot aan de kleine lettertjes van een nieuw wetsvoorstel. Het koloniaal verleden is overal om ons heen. Je moet het alleen wel willen zien. Deze expositie kan daaraan bijdragen.

Léonard Pongo
Kunst / Expo buitenland

Fotografische dekolonisatie

recensie: Léonard Pongo - Primordial Earth
Léonard Pongo

In MUZEE in Oostende is nog tot 13 november ‘Enter 14: Léonard PongoPrimordial Earth’ te zien, een expo waarin de natuur van Democratische Republiek Congo centraal wordt gesteld via foto en video. De tentoonstelling is een aanrader voor al wie Vlaanderens meest cultureel verantwoorde badstad hoe dan ook bezoekt, maar toont net niet voldoende werk van de kunstenaar om er speciaal voor naar Oostende af te zakken. 

Het is goed mogelijk dat de hitte van de afgelopen weken meer bezoekers richting musea leidde. Wie in Oostende enkele uren de zon wil ontvluchten, kan in het MUZEE onder meer de expositie van Léonard Pongo gaan bekijken. Pongo’s visie biedt meer dan alleen letterlijk een verfrissende visie op de natuur die sinds de Industriële Revolutie mishandelt wordt. Zijn werk kenmerkt zich door een afwezigheid van perspectief, een kunstgreep die de kijker een beetje nodige nederigheid ten opzichte van de natuur kan meegeven.  

Het menselijke perspectief uit evenwicht brengen

‘Primordial Earth’ beslaat slechts één grote ruimte, in het midden gescheiden door een trap en een naar beneden golvend wandtapijt waarop een boom staat afgebeeld. Tegen de wand in de eerste helft van de ruimte hangen foto’s van bomen die het licht vangen in hun bladeren. De beelden zijn niet netjes vanaf de wortels tot aan de kruin gemaakt, zoals wij foto’s van bomen gewend zijn, maar schijnbaar lukraak gekadreerd. Het is door het onduidelijke perspectief moeilijk te zien hoe groot de bomen zijn of hoe ze er in hun geheel uitzien. Meteen van bij het begin brengt Pongo het vastgeroeste menselijke perspectief uit evenwicht.  

Een groot scherm op de grond toont de video ‘Inhabiting the Landscape’. Het liggende scherm zorgt niet meteen voor de meest handige nekpositie, maar versterkt op die manier wederom het gevoel dat de natuur zich niet naar óns hoeft te schikken. Pongo toont de Congolese natuur in al haar diversiteit: grasvelden, wouden, rivieren, lava,… Soms monteert hij twee beelden over elkaar heen, waardoor verwarring optreedt over wat je precies ziet. De muziek bij de video is door de hele tentoonstellingsruimte te horen. Het is een aanhoudend bezwerend geluid waarin soms een geluid te horen valt dat lijkt op rommelende donder, alsof de kunstenaar een naderend onheil hoorbaar wil maken.  

Sensorische versus rationele benadering

Ook in het tweede deel van de ruimte blijft de muziek aanwezig. In dit onderdeel van de tentoonstelling hangen voornamelijk grote foto’s die een bos lijken af te beelden. De beelden hebben een bevreemdend effect; ze lijken wel op fluweel geprint, zo bijzonder vangen en reflecteren ze het licht. In een artikel uit De Witte Raaf staat wat meer informatie over Pongo’s werkwijze waarbij hij de foto’s via UV-prints aanbrengt op geborsteld aluminium.1 Dit genereert het bijzondere effect, dat de foto’s er van dichtbij doen uitzien alsof ze op fluweel gedrukt zijn. Van een afstand hebben ze dan weer wat weg van een olievlek. 

Pongo vergt wat van de bezoeker. In de hele tentoonstellingsruimte is geen bordje te bekennen: geen titels, geen toelichting over de materialen, geen duiding bij de kunstwerken, niets. Een maximale sensorische openheid naar de kunst primeert hier op een intellectuele of rationele benadering. Ook dat is een perspectiefwissel die voor de gemiddelde museumbezoeker (steekproef uit mijn eigen ervaringen en de reacties van andere bezoekers) niet vanzelfsprekend is.  

In gesprek met een koloniaal verleden

In Oostende is het koloniale verleden nog erg zichtbaar: boven De Drie Gapers op de dijk staat een metershoog standbeeld van Leopold II op zijn paard, omgeven door een groepje ‘dankbare’ Congolezen (en Oostendse vissers). Tegelijkertijd toont zich ook in Oostende als op geen andere plek het hedendaagse koloniseren van de natuur: het zand en de zee worden hier minstens twee maanden per jaar vertrappeld door plastic teenslippers en Cornettoverpakkingen. Het is een grote meerwaarde dat een museum in Oostende precies deze kunstenaar een stem geeft.  

Net daarom is het echter ook jammer dat de tentoonstelling niet wat omvangrijker is. Pongo creëert een leerrijk en bij wijlen betoverend universum, maar ook niet het gemakkelijkste. Tegen de tijd dat je je hier als bezoeker in hebt ingewerkt is de expositie alweer afgelopen. ‘Primordial Earth’ is een absolute aanrader voor wie in Oostende is. De nieuwsgierige reiziger die zich elders ter lande bevindt, kan echter beter wachten op een volgende, iets uitgebreidere tentoonstelling van Léonard Pongo. Er volgen er ongetwijfeld nog veel. 

 

 

 

 

Squares with Two Circles. Barbara Hepworth (1903-1975), 1963. Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo
Kunst / Expo binnenland

Kleine tentoonstelling, grootse uitwerking

recensie: Barbara Hepworth in de Rijksmuseumtuinen
Squares with Two Circles. Barbara Hepworth (1903-1975), 1963. Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo

In de tuinen rondom het Rijksmuseum in Amsterdam staan verschillende beelden. Van mensen en goden, borststukken en lichamen van top tot teen. Allemaal in een figuratieve stijl. Vanaf 2013 staan daar elk jaar gedurende enige tijd beeldhouwwerken tussen die te gast zijn. Momenteel zijn dat monumentale beelden van de Engelse beeldend kunstenaar Barbara Hepworth (1903-1975).

Piet Mondriaan en Barbara Hepworth

Construction (Crucifixion), Barbara Hepworth (1903-1975). 1966/1967. Loan Dean and Chapter of Salisbury Cathedral, England

Construction (Crucifixion), Barbara Hepworth. 1966/1967. Dean and Chapter of Salisbury Cathedral, England

Direct in het oog springt een werk dat een nietsvermoedende bezoeker niet meteen als een Hepworth zal herkennen: Construction (Crucifixion), brons met verf in de Mondriaankleuren: rood, blauw en geel. Een beeld uit 1966-1967. Hepworth en haar echtgenoot Ben Nicholson (1894-1982) waren in 1938 buren van Mondriaan, die op hun suggestie was uitgeweken naar Londen. Het beeld is te leen van de Salisbury Cathedral, waar het in de kloostertuin staat. Je ziet inderdaad de stijl van Mondriaan (1872-1944) terug. Zowel in de kleuren als de geometrie. Voorts valt op dat Construction (Crucifixion) – de titel zegt het al – een kruisvorm heeft. Je herkent ook een gezicht, een halo en een lichaam. De kleuren zouden symbool kunnen staan voor de zon (geel) en voor bloed (rood). Aan het lege middendeel kun je zelf in figuurlijke zin invulling geven. Overigens had Mondriaan zelf meer met de theosofie dan met het christelijk geloof. De theosofie was een esoterische stroming, bekend door Helena Blavatsky (1831-1891), die in de tijd van Mondriaan opgang deed.

Henry Moore en Barbara Hepworth

De negen beelden van Barbara Hepworth die nu in de Rijksmuseumtuinen staan, dateren allemaal uit de periode 1959-1973. Het heet dat dit werk doet denken aan dat van die andere kunstenaar waarmee ze bevriend was: Henry Moore (1898-1986). De eerste kunstenaar van wie in 2013 beelden te zien waren tijdens de jaarlijkse expositie in de tuinen van het Rijksmuseum. Als er al verschillen worden gezocht, wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat Moore veelal horizontaal werk maakte en Hepworth verticaal. Een uitzondering bevestigt de regel, want dan valt in de Rijksmuseumtuinen bijvoorbeeld River form (1965) op: een verticaal, bronzen sculptuur die refereert aan een steen die in een rivier is uitgesleten.

Kenmerkender is wellicht de lege kern van veel van Hepworths werk. Al gaat dat ook niet helemaal op voor de zes onderdelen die samen Conversation with magic stones (1973) vormen. De overeenkomst tussen alle werken wordt dan ook niet primair gevormd door die lege holten, maar door de verbinding die wordt gezocht met de natuur en natuurlijke vormen. In het geval van de magische stenen met Cornwall. De hoge verticale stenen noemde ze ‘figuren’ en de horizontale vormen ‘stenen’. Het eerste roept associaties op met mensen. Zo bezien lijken het drie mensen die in gesprek zijn met drie stenen.

Invloed constructivisme

Two Forms (Divided Circle) Barbara Hepworth (1903-1975) brons, 1969. Bolton Council, from the collection of Bolton Library and Museum Services

Two Forms (Divided Circle) Barbara Hepworth, brons, 1969. Bolton Council,  collectie Bolton Library and Museum Services

Andere beelden, zoals Two forms (divided circle) uit 1959 en het enkele jaren later gemaakte Squares with two circles (1963) laten de invloed van het constructivisme op het werk van Hepworth zien. Dat wil zeggen, dat het eerder een constructie van de werkelijkheid is dan een min of meer letterlijke afbeelding ervan.

Het is mooi dat de gastconservator van deze tentoonstelling, Sophie Bowness – kunsthistoricus en kleindochter van Hepworth – deze nuanceringen aanbrengt in het beeld dat wij doorgaans van het late(re) werk van Barbara Hepworth hebben, dat vooral is gebaseerd op haar gepolijste werk met holten. Zo is deze tentoonstelling, hoe klein ook, groots qua uitwerking op de bezoekers van de op zich al prachtige tuinen rond het Amsterdamse Rijksmuseum.