Tag Archief van: Kunst

Kunst / Expo binnenland / Expo buitenland

Een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap

recensie: Portrait of a Lady - Art Deco museum Villa Empain

De tentoonstelling Portrait of a Lady, nog tot 4 september 2022 te zien in het Art Deco museum Villa Empain te Brussel, biedt in vijfentachtig zeer goed geselecteerde kunstwerken een niet te missen bijdrage aan de vervrouwelijking van de kunst.

‘It isn’t easy to inhabit the body, is what I’m trying to say; it isn’t easy to stop being a picture, pretty as or trying to be,’ schrijft Olivia Laing in haar essay Skin Bags[1]. In Portrait of a Lady wordt niet expliciet verwezen naar Laing, maar de expositie roept wel echo’s van Laings werk op door op dezelfde doorwrochte manier te wroeten in het beeldkarakter van de vrouw. In een tiental kamers passeert de toeschouwer een geschiedenis van de vrouw in de kunst.

Geen geschiedenisles

De hoofdstukken waarin de expo is onderverdeeld (zoals: Vrouwen in een interieur en De transformatie van het discours) vormen zeker niet het boeiendste onderdeel van de expo. Al was het maar omdat zich toch steeds de vraag blijft opdringen wat deze hoofdstukken voor hebben op andere thema’s. In vijfentachtig goed gekozen kunstwerken (overigens van consequent hoge kwaliteit), verdeeld over een tiental kamers, loopt het publiek langs een van de schier oneindige versies waarop het verhaal van de vrouw in de kunst verteld kan worden.

Wie deze expo bezoekt met als doel een eenduidige geschiedenisles te krijgen, komt bedrogen uit. Wie die ambitie echter los kan laten, krijgt iets zeer waardevols in de plaats. De expo roept bedrieglijk eenvoudige gevoelens op, waaronder een complex netwerk van interessante, intellectuele opvatting verborgen zit.

Meer dan de male gaze

Neem het voorbeeld van de twee werken in de volledige met azuurblauwe steentjes betegelde badkamer: Girl with Outstretched Arms van Alphonse Mucha en Voluptuous van Felix De Vigne. Frontaal in de nis van de badkamer hangt de potloodtekening van Mucha waarop een jonge vrouw haar armen uitstrekt, de palmen in een afwerend gebaar. Dieper in de nis hangt het schilderij van De Vigne. Het werk straalt sensualiteit uit en toont twee naakte, roomwitte vrouwen die zich baden in een rivier.

De vastberaden vrouw in broze potloodlijnen lijkt haar seksegenoten te willen beschermen tegen begerige blikken. Zodat deze, niet verstoord door schaamte of zelfbewustzijn, naakt kunnen zijn. Hoewel dit contact over kaders en lijsten heen een werkelijk uitzonderlijk moment in de expo is, blijft de dialoog tussen kunstwerken en publiek zich door de hele tentoonstelling manifesteren.

Deze expo overstijgt met verve de eendimensionele antwoorden op het vraagstuk van de male gaze en legt de verantwoordelijkheid voor het denken en voelen bij de kijker. Dat je daarbij en passant ronduit schitterende werken van Seydou Keïta, James Ensor en Irina Rasquinet te zien krijgt, is balsem voor de soms pijnlijke vragen die overblijven. Met betrekking tot het werk van Rasquinet, te zien onder de bomen op het balkon van de villa, valt het overigens tegen alle goede gewoonten in aan te raden het museum op een stralend zonnige dag te bezoeken. Het spel van licht en schaduw op de glasvezel sculpturen is van een hypnotiserende schoonheid.

Museum van empathie

Portrait of a Lady sluit af met een reizende installatie van het Empathy Museum: A Mile in My Shoes. De bezoeker kiest een paar schoenen uit, stuk voor stuk vrouwenschoenen. Ze krijgt vervolgens in een koptelefoon het korte, bijbehorende (levens)verhaal te horen, ingesproken door de eigenaar van de schoenen zelf. Dat kan een heftig en geladen verhaal zijn, maar net zo goed het relaas van een ouder wordende vrouw die haar roeping vond als bloemist.

Door het laatste woord te geven aan vrouwen en aan een verbindend gegeven als empathie lijkt deze expo te willen zeggen dat in de feministische slag om musea, protest en zorg hand in hand moeten gaan.

Het is niet met zekerheid te zeggen, maar het vermoeden rijst dat dit een tentoonstelling is die gemaakt is voor vrouwen. Als het dan al niet de vrouwelijke kunstenaar of de vrouwelijke muze is die als kwantificeerbare winnaar uit deze vergelijking komt, dan toch zeker wel de vrouwelijke toeschouwer, die dankzij haar bezoek een wezenlijke en nog lang nazinderende dialoog over vrouwelijkheid kan aangaan. Portrait of a Lady is op die manier als een goed gesprek met een hartsvriendin, of als een essay van Olivia Laing. En bovenal is de expo een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap.

 

[1] Laing, Olivia. 2020. Funny Weather: Art in an Emergency. Londen: Picador.

Kunst / Expo binnenland / Expo buitenland

Een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap

recensie: Portrait of a Lady - Art Deco museum Villa Empain

De tentoonstelling Portrait of a Lady, nog tot 4 september 2022 te zien in het Art Deco museum Villa Empain te Brussel, biedt in vijfentachtig zeer goed geselecteerde kunstwerken een niet te missen bijdrage aan de vervrouwelijking van de kunst.

‘It isn’t easy to inhabit the body, is what I’m trying to say; it isn’t easy to stop being a picture, pretty as or trying to be,’ schrijft Olivia Laing in haar essay Skin Bags[1]. In Portrait of a Lady wordt niet expliciet verwezen naar Laing, maar de expositie roept wel echo’s van Laings werk op door op dezelfde doorwrochte manier te wroeten in het beeldkarakter van de vrouw. In een tiental kamers passeert de toeschouwer een geschiedenis van de vrouw in de kunst.

Geen geschiedenisles

De hoofdstukken waarin de expo is onderverdeeld (zoals: Vrouwen in een interieur en De transformatie van het discours) vormen zeker niet het boeiendste onderdeel van de expo. Al was het maar omdat zich toch steeds de vraag blijft opdringen wat deze hoofdstukken voor hebben op andere thema’s. In vijfentachtig goed gekozen kunstwerken (overigens van consequent hoge kwaliteit), verdeeld over een tiental kamers, loopt het publiek langs een van de schier oneindige versies waarop het verhaal van de vrouw in de kunst verteld kan worden.

Wie deze expo bezoekt met als doel een eenduidige geschiedenisles te krijgen, komt bedrogen uit. Wie die ambitie echter los kan laten, krijgt iets zeer waardevols in de plaats. De expo roept bedrieglijk eenvoudige gevoelens op, waaronder een complex netwerk van interessante, intellectuele opvatting verborgen zit.

Meer dan de male gaze

Neem het voorbeeld van de twee werken in de volledige met azuurblauwe steentjes betegelde badkamer: Girl with Outstretched Arms van Alphonse Mucha en Voluptuous van Felix De Vigne. Frontaal in de nis van de badkamer hangt de potloodtekening van Mucha waarop een jonge vrouw haar armen uitstrekt, de palmen in een afwerend gebaar. Dieper in de nis hangt het schilderij van De Vigne. Het werk straalt sensualiteit uit en toont twee naakte, roomwitte vrouwen die zich baden in een rivier.

De vastberaden vrouw in broze potloodlijnen lijkt haar seksegenoten te willen beschermen tegen begerige blikken. Zodat deze, niet verstoord door schaamte of zelfbewustzijn, naakt kunnen zijn. Hoewel dit contact over kaders en lijsten heen een werkelijk uitzonderlijk moment in de expo is, blijft de dialoog tussen kunstwerken en publiek zich door de hele tentoonstelling manifesteren.

Deze expo overstijgt met verve de eendimensionele antwoorden op het vraagstuk van de male gaze en legt de verantwoordelijkheid voor het denken en voelen bij de kijker. Dat je daarbij en passant ronduit schitterende werken van Seydou Keïta, James Ensor en Irina Rasquinet te zien krijgt, is balsem voor de soms pijnlijke vragen die overblijven. Met betrekking tot het werk van Rasquinet, te zien onder de bomen op het balkon van de villa, valt het overigens tegen alle goede gewoonten in aan te raden het museum op een stralend zonnige dag te bezoeken. Het spel van licht en schaduw op de glasvezel sculpturen is van een hypnotiserende schoonheid.

Museum van empathie

Portrait of a Lady sluit af met een reizende installatie van het Empathy Museum: A Mile in My Shoes. De bezoeker kiest een paar schoenen uit, stuk voor stuk vrouwenschoenen. Ze krijgt vervolgens in een koptelefoon het korte, bijbehorende (levens)verhaal te horen, ingesproken door de eigenaar van de schoenen zelf. Dat kan een heftig en geladen verhaal zijn, maar net zo goed het relaas van een ouder wordende vrouw die haar roeping vond als bloemist.

Door het laatste woord te geven aan vrouwen en aan een verbindend gegeven als empathie lijkt deze expo te willen zeggen dat in de feministische slag om musea, protest en zorg hand in hand moeten gaan.

Het is niet met zekerheid te zeggen, maar het vermoeden rijst dat dit een tentoonstelling is die gemaakt is voor vrouwen. Als het dan al niet de vrouwelijke kunstenaar of de vrouwelijke muze is die als kwantificeerbare winnaar uit deze vergelijking komt, dan toch zeker wel de vrouwelijke toeschouwer, die dankzij haar bezoek een wezenlijke en nog lang nazinderende dialoog over vrouwelijkheid kan aangaan. Portrait of a Lady is op die manier als een goed gesprek met een hartsvriendin, of als een essay van Olivia Laing. En bovenal is de expo een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap.

 

[1] Laing, Olivia. 2020. Funny Weather: Art in an Emergency. Londen: Picador.

Film / Kunst / Documentaire / Film / Serie

De man achter het icoon

recensie: The Andy Warhol Diaries – Andrew Rossi

Andy Warhol. Wie kent hem niet? Van Campbell’s Soup Cans tot de zeefdruk van Marilyn Monroe. Maar zijn belangrijkste kunstwerk was misschien wel hijzelf. Wie was toch die man onder die zilveren pruik? Schrijver en regisseur Andrew Rossi probeert er met zijn The Andy Warhol Diaries achter te komen in een boeiende maar onevenwichtige documentairereeks op Netflix.

Andy Warhol had er vast van genoten: een AI-recreatie van zijn stem, die in de serie zijn dagboekfragmenten voorleest. De recreatie van Warhols stem doet recht aan zijn behoefte ‘to be a machine’. De kijker voelt zich een vertrouweling, bijna vergetend dat Warhol niet zelf zijn verhaal vertelt. Naast ‘AI Andy’ komt een grote variatie aan (on)bekenden aan het woord met wisselende verhalen. Dat is de kracht maar ook de zwakte van de documentaire. Rossi is veelzijdig maar onevenwichtig in zijn keuze van onderwerpen en in de behandeling van de vragen die hij oproept.  Zes afleveringen later vragen we ons nog steeds af of we Andy Warhol wel hebben leren kennen.

 

Een onbetrouwbare verteller?

Warhol zou Warhol niet zijn als hij zelf in zijn dagboek had geschreven. Nee, de kunstenaar heeft zijn leven van 1976 tot en met 1987 via de telefoon gedicteerd aan zijn goede vriendin Pat Hackett. Op deze opgetekende memoires is Rossi’s documentairereeks gebaseerd. Ze kwamen in 1989 onder redactie van Hackett uit als boek met de titel The Andy Warhol Diaries. De documentaire waarschuwt vanaf het begin dat we Warhols versie van de gebeurtenissen niet als de ultieme waarheid moeten beschouwen. Het is tenslotte een persoonlijk perspectief. Dit persoonlijke perspectief wordt aangevuld met een rijkdom aan foto- en filmfragmenten. Die zijn interessanter dan de ingezette stand-in acteur. Een documentaire over Warhol verdient stilistisch vernieuwender ideeën. Vooral gezien de acteur niet goed op Andy Warhol lijkt. Het is een dissonant met de AI-recreatie van zijn stem.

In de zoektocht naar de man achter de kunst legt Rossi de nadruk op Warhols persoonlijke leven. Andy’s belangrijke relaties zijn ijkpunten voor de afleveringen. Eerst is er Jed Johnson, de jonge interieurontwerper die op basis van zijn knappe uiterlijk werd aangenomen bij The Factory. Dan is er Jon Gould, de straight-passing executive van Paramount. Ten slotte is er Jean-Michel Basquiat, de opkomende zwarte kunstenaar wiens relatie met Warhol tussen mentorschap en samenwerking lijkt te liggen. Het blijkt dat zelfs vrienden en familie niet altijd weten wat er in Warhol omging. De sprekers zijn het bijvoorbeeld niet eens over wat voor soort relatie hij met Jon Gould had.

 

Aangrijpend queer-perspectief

De serie is op zijn aangrijpendst als de aidsepidemie opkomt. Het wordt al snel duidelijk dat de ‘gay cancer’ een schaduw werpt over de kunstbeweging en feesten van de jaren tachtig. We worden geconfronteerd met hoe weinig van de personages nog in leven zijn om hun verhaal te doen. Ook Gould overlijdt in 1986. Iets wat we niet hadden gelezen zonder Hacketts annotaties, aangezien Gould niet uit de kast was en absoluut niet wilde dat Andy persoonlijke dingen over hem schreef in zijn memoires.

Warhol zelf is nooit echt in of uit de kast geweest, zegt schrijver Lucy Sante in aflevering één. Hij profileerde zich als aseksueel, wat een schild lijkt te zijn geweest tegen de homofobe maatschappij waarin hij als publiek persoon navigeerde. De bevragingen van Warhols seksuele activiteiten voelen soms invasief. Maar het blijkt de moeite waard om voorbij het persona te kijken. In de woorden van curator Jessica Beck: ‘But within the diaries there are moments when the performance lapses. … this idea of intimacy or queerness is always there.’

Wisselend niveau in behandeling lastige vraagstukken

In de interpretatie van Warhols werk kiest de documentaire originele invalshoeken, maar blijft ze vaak aan de oppervlakte. Zo is het interessant hoe neerbuigend Warhol is naar de honger naar beroemdheid van jongere kunstenaar Keith Haring, maar het was des te boeiender geweest voor kijkers zonder voorkennis om Harings aids-activisme daarna in contrast te zetten met Warhols gebrek hieraan. Vergelijkbaar is de discussie over Warhols exploitatie van minderheidsgemeenschappen. De documentaire benadrukt de significantie van de fotoserie Ladies and Gentlemen (1975) waarin de naam van activist en drag queen Marsha P. Johnson zonder uitleg gebruikt wordt. Het perspectief van de – veelal gekleurde transgender – fotomodellen wordt überhaupt onvoldoende uitgelicht. Juist bij een onderwerp waarbij de meeste personen zelf niet meer aan het woord kunnen komen. De documentaire geeft geen bevredigende antwoorden op de opgeworpen vragen en maakt er zich daarmee te gemakkelijk vanaf. Zonde voor een serie die Warhol met behulp van een machine menselijk weet te maken en daarmee meer dan zes uur boeit.

 

Boeken / Non-fictie

Werken omdat het leven ervan afhangt

recensie: Geen tijd verliezen - Jolande Withuis
zakhorlogehttps://www.freeimages.com/nl/download/lost-in-time-1419354

Harry Mulisch zei: ‘Schrijver word je niet, dat ben je.’ Woorden die Jeanne Bieruma Oosting (1898 – 1994) als muziek in de oren moeten hebben geklonken. Jolande Withuis schreef haar biografie en gaf het de titel Geen tijd verliezen. Die is meteen raak want schilderen was voor Oosting een wezenlijke behoefte.

Ze werd geboren in een steenrijk Fries aristocratisch milieu, groeide op in landhuizen en uitgestrekte buitens, tussen bedienden en veeleisende familieleden die zich verhielden tot hun voorouders die precies op dezelfde manier hun leven hadden geleefd, zoals het hoorde: rijk, vormelijk en ongenaakbaar. Dat zo’n adellijke, onwrikbare levenswijze voor het gepeupel en voor de mens die zich weigerde te conformeren heel wat minder aangenaam kon zijn, behoeft nauwelijks verklaring. Zeker niet in onze tijd waarin hiërarchische verhoudingen (de machtige versus de onmachtige) volop in de spotlights staan.

Uitbreken uit een relatief gesloten gemeenschap is geen sinecure: de groep bepaalt je identiteit, levert je geborgenheid en, gezien Oostings statige afkomst, garantie voor een financieel zorgeloze toekomst (niet dat de vrouw wat betreft geldzaken indertijd veel had in te brengen). Binnen het opvoedsysteem waarin Jeanne verkeerde was geen plaats voor de niet-plooibare mens en al helemaal niet voor de niet-plooibare vrouw – dat was toch wel het allerergste. In het meest ideale geval was het leven van een dame een passieloze invuloefening: opgroeien met het etiquetteboekje in de hand, een minieme scholing, een kapitaalkrachtige vent aan de haak slaan en zorgen voor nageslacht. Aan duidelijkheid geen gebrek, dit was de weg. Maar Adriana Johanna Wilhelmina (Jeanne) Bieruma Oosting weigerde.

Nee

Die ‘nee’ werd expliciet nadat ze schilderlessen mocht gaan volgen bij Marianne Bleeker, ze was toen zestien jaar. Jeanne genoot en voor het eerst realiseerde zij zich dat het mogelijk was: leven als kunstenaar. Daar moesten dan wel offers voor worden gebracht. Toen een van Bleekers leerlingen de lessen afbrak omdat ze ging trouwen was voor Oosting duidelijk: het huwelijksleven en de kunst, die gaan niet samen. Tot het eind van haar leven heeft ze die overtuiging gekoesterd. De geestige anekdote die Withuis in haar inleiding naar voren brengt getuigt daarvan. Tijdens hun enige ontmoeting kon de schilderes Withuis’ werk als wetenschapper niet rijmen met haar huwelijksleven: ‘Je kunt geen twee heren dienen.’

Jolande Withuis (1949) geniet bij het grote lezerspubliek bekendheid met haar biografie over koningin Juliana – ook al zo’n eigenwijze vrouw. Voor Withuis zelf lijkt met deze biografie over Oosting de cirkel rond (al willen we haar natuurlijk nog lang niet afschrijven). Veel van de thema’s waar ze zich tijdens haar loopbaan in heeft verdiept komen in Geen tijd verliezen aan bod. Meest evident is het thema feminisme. Withuis doceerde vrouwenstudies aan de VU Amsterdam, schreef columns voor het maandblad Opzij, publiceerde over communistische vrouwenorganisaties, en de titel van eerder aangehaalde biografie over de eigenwijze koningin luidt: Juliana, vorstin in een mannenwereld. Aan de hand van Oostings leven schetst de schrijfster een levendig beeld van de eerste feministische golf. Oosting, en tal van andere vrouwen, vochten tegen de klippen op. Een strijd waar maar heel langzaam een kentering zichtbaar werd.

Wanhoop en eenzaamheid

La Révolte van Jeanne Oosting

Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994)
La Révolte, uit serie ‘Accents Plaintifs’, 1934
Litho
Museum Henriette Polak

Die strijd leverde Jeanne in haar beginjaren voornamelijk met haar eigen familie: soebattend om het huis te mogen verlaten om bij die of die in de leer te gaan. Toen ze in 1929 het plan opvatte om naar Parijs te gaan, daar waar het hart van de moderne kunst klopte, stond het voor haar vader vast: mijn dochter is mislukt. Toch won ze de slag en vertrok. In Parijs beet ze op een houtje, genoot van het bruisende stadsleven. Withuis beschrijft de Parijse jaren levendig en mooi. Daarnaast legt ze de nadruk op werk dat Oosting daar maakte maar – helaas – in de vergetelheid is geraakt. Naakttekeningen, veel grafisch werk waarin de zelfkant van het leven centraal stond: duister en macaber. De hoge kwaliteit van dit werk stond buiten kijf en toch ontlokte het bij recensenten regelmatig de reflex om het te classificeren als ‘mannelijk’. Een van hen schreef: ‘In dit rijk van wanhoop en eenzaamheid volgt men vooral een vrouw niet gaarne.’ Er was dus nog een wereld te winnen.

En dat deed Oosting stap voor stap, steeds zelfverzekerder. De biografie schets de ontwikkeling van mens, werk én tijd. Mede door het mogen inzien van Oostings correspondentie met familie, vrienden en liefdes weet de biografe heel wat lagen van de gereserveerde kunstenares af te pellen. Toch blijft er genoeg te gissen over. Met name haar liefdesleven blijft in nevelen gehuld. Maar liefdes heeft ze gekend, mannen en vrouwen, dominante types als Roline Wichers Wiersma, Netty Nijhof en (al werd zij dan door hem afgewezen) Roland Holst. Het is aandoenlijk om te lezen hoe Oostings zelfverzekerdheid omslaat in grote aanhankelijkheid en vertwijfeling – met name op het moment dat een liefde stukloopt. Gelukkig is daar altijd het werk en de vele vriendschappen die haar door moeilijke periodes slepen.

Exposities

reliëf-ets J. Oosting Stilleven met zee-egels

Jeanne Bieruma Oosting Stilleven met zee-egels reliëf-ets. Collectie Museum Henriette Polak

Tijdens haar leven heeft Oosting onnoemelijk veel geëxposeerd. Na haar dood is de belangstelling voor haar werk zachtjesaan afgenomen. Daarom is het goed om te weten dat haar oeuvre komend voorjaar in diverse musea te zien zal zijn. Museum Belvédère pakt uit met De zomer van Jeanne, met maar liefst vijf exposities vanaf april. De nadruk komt te liggen op haar grafiek uit de Parijse periode. Het is mooi dat Withuis met het schrijven van deze rijke biografie dit dreigende, weemoedige maar toch ook levenslustige werk aan de vergetelheid heeft weten te ontrukken. Het is natuurlijk nog mooier dat zij met deze biografie een monument voor een van Nederlands grootste kunstenaressen heeft geschreven.

Kunst / Expo binnenland

Het Mauritshuis in bloei

recensie: In volle bloei
Anna RuyschDe Hoogsteder Museum Stichting

Het Mauritshuis heeft reden voor een feestje. Het museum bestaat dit jaar 200 jaar en dat wordt groots gevierd met een tentoonstelling over bloemstillevens uit de zeventiende eeuw. Je maakt in deze tentoonstelling op verschillende manieren kennis met het veelzijdige stilleven genre. 

Een pril begin 

In de eerste zaal sta je voor een ogenschijnlijk eenvoudig stilleven van de Vlaamse schilder Hans Memling (1430-1494). Witte lelies, irissen en akeleien in een aardewerken vaas op een tafelkleed. Op de vaas staan de letters “IHS”, de eerste letters van Jezus’ naam in het Grieks, en de bloemen in de vaas verwijzen naar Maria. De achterkant van dit stilleven toont een portret van een biddende man. Wat doet dit schilderij in een tentoonstelling met exotische bloemen en ‘onmogelijke’ boeketten? 

Dit schilderij is een van de vroegste religieuze stillevens in de westerse kunstgeschiedenis. Eerder waren bloemen natuurlijk wel onderdeel van een schilderij of randillustraties van boeken, maar nog niet eerder als hoofdonderwerp. Memling maakte zijn bloemstilleven in 1485, terwijl het stilleven genre pas tegen het einde van de zestiende eeuw populair werd.  

Anna Ruysch

Hans Memling, Vaas met bloemen in een nis, 1485, Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid

 

Bestudering van de natuur 

Vanaf die periode neemt de tentoonstelling een vlucht. In de volgende zalen zie je hoe het stilleven genre opbloeide in de zeventiende eeuw. Toen ontstond er namelijk een interesse in natuurwetenschap bij opdrachtgevers van kunst. Kunstenaars, wetenschappers en tekenaars werkten vaak samen om bloemen, planten en insecten zo natuurgetrouw mogelijk af te beelden in wetenschappelijke publicaties. 

Het is een feest om de bloemen in hun volle glorie te zien stralen! Maar het zijn niet alleen bloemen die de show stelen. De zaalteksten wijzen je op de soms minuscule insecten die interacteren met de bloemen. De term stilleven wekt de indruk alsof er niks gebeurt op het schilderij, maar zulke speelse insecten voegen juist levendigheid toe. Bij het schilderij Bloemen in een glazen vaas (1612) door Jacques de Gheyn II staat bijvoorbeeld geschreven: “Een rups steekt zijn kopje over de rand van de nis. Alsof hij even wil kijken naar de signatuur van de schilder die daar te zien is”. Insecten zijn niet voor niets aanwezig op stillevens. Dankzij de opgeleefde interesse in natuurwetenschappen raakten steeds meer opdrachtgevers geïnteresseerd in insecten. Hierin hadden vrouwelijke kunstenaars vaak ook een aandeel, onder wie Maria Sibylla Merian (1647-1717). Ze tekende en observeerde insecten in hun natuurlijke leefomgeving. Ze besteedde veel aandacht aan de metamorfoses van insecten, want ze had geconstateerd dat daar nog weinig kennis over was. Daarom vertrok ze in 1699 samen met haar dochters vanuit Nederland naar Suriname om insecten te bestuderen. Dit leidde na hun terugkomst in Nederland tot Metamorphosis insectorum Surinamensium (1705), een boek met zestig gravures en begeleidende teksten over Surinaamse insecten en hun leefwereld.

Maria Sibylla Merian

Maria Sibylla Merian, Twee vlinders op een tak kruisbessenbloesem. Waterverf en dekverf op perkament, 199 x 164 mm. Particuliere collectie

 

Mannelijke en vrouwelijke kunstenaars naast elkaar  

In het tweede deel van de tentoonstelling verschuift het zwaartepunt naar vrouwelijke kunstenaars binnen het stilleven genre. Vergeleken met mannelijke kunstenaars zijn er maar een handjevol vrouwelijke kunstenaars bij naam bekend. Maar van alle genres in de schilderkunst hadden vrouwen het grootste aandeel in het stilleven genre. Het is mooi om te zien hoe enkele van deze vrouwelijke kunstenaars een podium krijgen via deze tentoonstelling en in samenhang worden getoond met hun mannelijke tijdgenoten.

Maria van Oosterwijck

Maria van Oosterwijck, Bloemen in een versierde bokaal, c.1670-1675. Doek, 62 x 47,5 cm. Mauritshuis, Den Haag

 

Zo hangen er twee stillevens naast elkaar van Willem van Aelst (1627-1683) en Maria van Oosterwijck (1630-1693). Van Oosterwijck kreeg veel opdrachten uit hoge kringen in binnen- en buitenland, waaronder de Franse koning Lodwijk XIV. Ook Van Aelst was heel succesvol in de Nederlanden en Italië. Deze schilders hebben elkaar gekend en Van Oosterwijck was mogelijk zelfs zijn leerling. Zo worden succesvolle mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in de tentoonstelling naast elkaar en op een gelijke voet getoond. Een leuk detail is dat er ook een schilderij op de tentoonstelling te zien is van Anna Ruysch (1666-1754). Zij is de jongere zus van de bekende stilleven schilderes Rachel Ruysch. De schilderijen van Rachel Ruysch zijn wereldberoemd. Anna Ruysch is veel minder bekend, omdat ze na haar huwelijk op eenentwintigjarige leeftijd ophield met schilderen. Dat maakt het des te leuker dat er in de tentoonstelling ook aandacht uitgaat naar minder bekende vrouwelijke kunstenaars, maar die in kwaliteit niet onder doen van de rest.

Willem van Aelst

Willem van Aelst, Bloemstilleven met horloge, 1663. Doek, 62,5 x 49 cm. Mauritshuis, Den Haag

 

Van adembenemende stillevens, prachtige bruiklenen, lang onderbelichte perspectieven van vrouwelijke kunstenaars tot speelse zaalteksten. De tentoonstelling snijdt heel veel verschillende onderwerpen aan, maar heeft voor elk wat wils. Je leert hoe het stilleven als genre tot bloei kwam in de zeventiende eeuw en tegelijkertijd is er alle ruimte om te genieten van al het moois wat dit genre te bieden heeft. Zeker een bezoek (en feestje) waard!  

 

Film / Kunst / Expo binnenland / Film

Fijnzinnige poëzie, wrange humor en radicale stunts

recensie: Expositie: Guido van der Werve - Tastbare Futiliteit
In courtesy of the artist. Image by Ben Geraerts.

Afgelopen week kon je bijna geen krant openslaan of er stond iets in over Guido van der Werve (1977, Papendrecht). De in Berlijn, Hassi en Amsterdam gevestigde filmmaker en beeldend kunstenaar won niet alleen de Cobra Kunstprijs, maar heeft nu ook midden in zijn carrière al een overzichtstentoonstelling in het Eye Filmmuseum. Daar zagen we naast zijn Gouden Kalffilm Nummer veertien, home ook de eerste glimp van zijn in  september uit te komen autofictieve speelfilm. En het grootste deel van een indrukwekkend oeuvre.

 

Bij binnenkomst in Guido van der Werves tentoonstelling  Tastbare futiliteit (of Palpable Futility) stuit de bezoeker meteen op Nummer twee, Just because I’m standing here doesn’t mean I want to (2003). Er bestaat ook een Nummer een, maar die wordt nagenoeg nooit vertoond. Nummer twee is de film waarmee Van der Werve afstudeerde aan de Gerrit Rietveld Academie. We horen de kunstenaars stem: ‘ ‘s Ochtends kan ik niet opstaan, ’s middags verveel ik me, ’s avonds ben ik moe en ’s nachts kan ik niet slapen.’  Van der Werve loopt, in zwart gekleed, achterwaarts de weg op in de – in eigen woorden – ‘spuuglelijke’ Papendrechtse straat waar hij opgroeide. Hij wordt geschept door een auto. Een ME-busje stopt. Op tonen van het Kerstconcert van Arcangelo Corelli stappen vijf balletdanseressen uit om een choreografie te doen. Terwijl het bewegingsloze lichaam van de kunstenaar nog op de achtergrond op straat ligt.

Stijl

© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York

Van der Werves films zijn heel herkenbaar. Altijd verschijnt de kunstenaar zelf, volledig in het zwart gehuld. Hij doet zijn eigen stunts. Naast de botsing met de auto steekt hij zichzelf in de fik, of laat hij zich optakelen aan een hijskraan. Ook zijn veelvuldige beproevingen in fysiek en mentaal uithoudingsvermogen zijn langlopende, indrukwekkende stunts. Zo staat hij vierentwintig uur in de bijtende kou van de noordpool om een dagje niet met de wereld mee te draaien (Nummer negen, the day I didn’t turn with the world, 2007) of rent een marathon om een bos kamille op Rachmaninovs graf te leggen (Nummer dertien, emotional poverty in three effugia, 2010-11).
In veel films zien we wijde shots van grootse natuur waar in een klein mensfiguur zijn levenswandel in maakt, al dan niet verwikkeld in een ultra-triathlon.
Muziek speelt een grote rol. We horen veelal Romantische componisten. Voor sommige films componeerde Van der Werve zijn eigen muziek. Daarnaast balanceren we continu tussen humor en bittere ernst, diepzinnigheid en flauwte. Een kunstige vertoning van het leven zelf.

Taal

© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York

Hoewel taal nooit wordt genoemd in de recensies of interviews, dragen de veelal poëtisch-filosofische titels en andere teksten veel bij aan de vertelkracht van de werken. Zo trekt er in Nummer vier, I don’t want to get involved in this, I don’t want to be a part of this, talk me out of it (2005) een vliegtuig een wuivende banner door het luchtruim waarop ‘It was not enough’ gedrukt staat, een verzuchting uit de film Stalker van Andrej Tarkovski. Net als de tekst in Nummer twee zorgen sobere maar treffende woorden dat er een narratief ontstaat, zonder dat het verhaal dichtgetimmerd wordt.

 

Eye Filmmuseum

© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York

Het Eye Filmmuseum is ook een bioscoop. En dat zal de bezoeker weten. De ruimtes die voor Guido van der Werves tentoonstelling Palpable Futility werden gebouwd zijn donker. De vroege werken die op celluloid gefilmd zijn, zijn opnieuw gedigitaliseerd en geremasterd met de techniek van nu. Ook het geluid is uitzonderlijk goed. Omdat de werken van Van der Werve ‘ruimte’ nodig hebben is er gekozen voor een redelijk open architectuur. Er zijn geen kleine kamertjes en in de meeste ruimtes worden meerdere films tegelijk afgespeeld. Toch valt het mee met de geluidsoverlast in de ruimte. Dat is dankzij de speakers met een ‘directional sound’, die het geluid boven de bankjes enigszins bundelen en naar beneden sturen. In de bankjes zit nog een grote speaker, die het geluid warmte en meer diepte geeft. De bezoeker zit in een soort net van geluid waardoor de andere filmgeluiden meer op de achtergrond klinken. Dat je Van der Werve dus bij het kijken van Nummer vier op de achtergrond in Nummer twee hoort zeggen dat hij niet kan slapen is niet storend. Integendeel. Het zorgt ervoor dat je nog meer opgenomen wordt in de wereld van Guido van der Werve. De bezoeker die zijn oren de kost geeft hoort opvallend veel detail in de werken. Tijdens het pianospel op een vlot in een natuurmeer in Nummer vier hoor je bijvoorbeeld de natuurgeluiden nog steeds door het spel heen.

Hardcover catalogus

© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York

Bij de expositie hoort een hardcover catalogus. In samenwerking met nai010 publishers drukte Eye Filmmuseum Palpable Futility, waarin het gehele oeuvre van Guido van der Werve wordt beschreven en afgebeeld. Dus voor degene die had gehoopt op het bewegend naakt uit Nummer zestien of de mislukte raketlancering uit Nummer zeven: gelukkig is er het boek nog. Met verdiepende essays en een interview met de kunstenaar.  Tijdens de duur van Tastbare Futiliteit worden in het Eye Filmmuseum aanvullende randprogrammeringen georganiseerd. Iets om in de gaten te houden!

Kunst / Expo binnenland / Expo buitenland

Mocking the system

recensie: VPRO Wintergasten aflevering 4: Grayson Perry

VPRO Wintergasten is terug. In plaats van de gasten te ontvangen, reist presentator Janine Abbring de hele wereld over om bij hen op bezoek te gaan. In de vierde en laatste aflevering is ze te gast bij de Britse kunstenaar Grayson Perry, met wie ze in gesprek gaat over zijn leven en werk.

De tijden waarin we met zijn allen om acht uur voor de tv ploften omdat we anders de volgende dag op het werk niet mee konden praten bij de koffieautomaat zijn voorbij. Sommigen van ons hebben die tijden überhaupt niet gekend. We streamen en kijken televisieprogramma’s terug. En dat is maar goed ook, want VPRO Wintergasten trok tussen kerst en oud en nieuw in galop aan de tv-kijker voorbij. In aflevering vier zit de Britse kunstenaar Grayson Perry goed opgemaakt en in een roze jurk aan tafel in zijn studio in Noord-Londen. Perry, die naast beeldende kunst ook documentaires maakt, is inmiddels Engelands nationale trots. Dat is niet altijd zo geweest. Zo is keramiek zijn favoriete medium. In de tijd dat hij daarmee begon, werd er neergekeken op “crafty arts”. Zelfs tot vlak voor het winnen van de prestigieuze Turner Prijs in 2003 omschreven critici zijn werk als “just pottery”. Het maakte hem alleen maar fanatieker in zijn missie om, ondanks de tegenwind, vazen en wandtapijten te gebruiken om een plek in de kunstwereld te veroveren. “You can take a pickled shark as art, but you struggle to take a vase as art? That’s interesting to me,” zegt hij grijnzend in VPRO Wintergasten.

Man in a dress


Grayson Perry is goed van de tongriem gesneden. Hij heeft veel te zeggen. Dat doet hij met zijn bulderende lach, welbekende flair en ironie. Zijn  uitspraken volgen elkaar snel op en wisselen af tussen provocatieve opmerkingen, humor en bittere ernst. Het lijkt zo nu en dan alsof presentator Janine Abbring hem niet goed bij weet te houden. Met name aan het begin van de aflevering is geregeld ongemak van haar gezicht af te lezen. Zoals wanneer ze zich hardop afvraagt of de koning zijn gezicht wel in plooi kan houden als Perry in een jurk verschijnt tijdens het besloten felicitatiegesprek dat hij via Zoom zal voeren met koning Willem Alexander ter gelegenheid van het winnen van de Erasmusprijs 2021. Perry liet voor de gelegenheid een oranje jurk maken.
“You mean that guys in dresses are funny?”, barst Grayson Perry uit naar Abbring. Ongemakkelijk kijkt ze hem aan. “No, no, I’m saying that the KING might find this funny”, zegt ze beteuterd. Perry is in zijn nopjes. Het uitdagen van mainstream gedachtegoed is waar hij inmiddels bekend om staat.

Grayson Perry © Richard Ansett

Mocking the system whilst being part of it

Het eerste fragment waar we naar kijken komt uit de documentaire The Mona Lisa Curse uit 2008. Het laat ons zien hoe kunst voor extreem hoge bedragen verkocht wordt. The Picasso Napkin Syndrome noemt Grayson Perry  het, refererend naar het verhaal over Picasso, die een schets op een servet getekend zou hebben en er een exorbitant hoog bedrag voor vroeg. Hieruit blijkt dat de handtekening van een kunstenaar minstens zoveel waard is als het werk zelf. Perry is weleens gevraagd om wat op een menukaart te tekenen. Het werd voor 1000 pond geveild op de liefdadigheidsveiling waar de kunstenaar aan het diner zat. Abbring vraagt hem terecht wat hij daarvan vindt. “It’s nice to do it for charity”, zegt hij. “But when I make my own work, I make it because I want to make it.”

Janine Abbring heeft een dinerbord meegenomen dat gebaseerd is op Perry’s werk uit de late jaren ‘80 dat Sales Pitch heette. Er staan zinnen op als “My success is guaranteed. It’s just a matter of time. True, pottery is not the most glamorous medium through which to become a superstar but that’s the beautiful irony of it and so British.”  In het midden staat 100% art.
“So you’re mocking the system and on the other hand you’re part of it”, stelt Abbring, die eindelijk grip op het gesprek begint te krijgen.
“Yeah. That’s exactly where I want to be”, zegt Perry.
“Are you calling yourself a hypocrite?”
“ Yeah totally. On Twitter it’s now the worst crime you can possibly commit. To be a hypocrite. On the meanwhile, there’s genocide going on. Everybody is a hypocrite. Get over it.” Een bulderende lach.

Won’t you be my neighbour?

Op naar het volgende fragment, uit de documentaire Won’t You Be My Neighbour?, over Fred Rogers, een bekende televisiepresentator uit de jaren zestig. Rogers bedacht en presenteerde het kinderprogramma Mister Rogers’ Neighborhood. Om onbekende redenen is de “disclaimer” van Janine Abbring, waarin ze waarschuwt dat het vooral NIET over een christelijke kindermisbruiker gaat, in de aflevering gebleven. Het is nogal ongepast. Perry’s ironische toon heeft plaats gemaakt voor iets anders.
“I’ve never watched a program that made me cry more”, zegt hij over de documentaire, die hij recentelijk zag. Perry is niet opgegroeid met Mister Rogers’ Neighborhood.  Fred Rogers is  de kindervriend die hij in zijn jeugd gemist heeft. Zelf groeide Grayson op naast een “sleeping dragon” van een stiefvader, die al dan niet door aanmoediging van Graysons moeder flink agressief kon worden. “When I was a child I was numb. And now that I’m old and had a lot of therapy they [my emotions] are all pretty high. So yeah I laugh very easy and I also cry very easy.” Hier is Janine Abbring volledig terug. “Heeft een artiest het niet nodig om getergd te zijn en zonder therapie door het leven te gaan?”, vraagt ze.
“No”,  zegt de kunstenaar.  “I always describe therapy as someone cleaning up your tool shed. They leave the tools behind.”

VPRO Wintergasten

Als de bokkige kijker zich al gestoord had aan de wat ongemakkelijke houding of de paar ongepaste opmerkingen van Janine Abbring aan het begin van deze aflevering, is zij dat sowieso halverwege de uitzending vergeten. Abbring geeft Perry de ruimte om zich kwetsbaar uit te drukken en stelt hier en daar een kritische vraag. Ze zorgt voor een interessant en gebalanceerd gesprek waarin de vele kanten van multitalent Grayson Perry belicht worden. Het goede oude VPRO Wintergasten-schip is vorig jaar onder kundig presentatiewerk de thuishaven binnengevaren. Hopelijk dit jaar weer.

Kunst / Interview

VERDWIJNPUNT ALS HORIZONVERSMELTING

special: Interview met beeldend kunstenaar Sam Drukker

Amstelveen en Assen. Nu en straks: twee tentoonstellingen met werk van Sam Drukker (1957). In Amstelveen gaat het om een overzichtstentoonstelling. In Assen zullen alleen zelfportretten te zien zijn uit een periode van veertig jaar. Deze ontbreken in Amstelveen. Zo vullen beide exposities elkaar aan. Tijd voor een interview met de kunstenaar die steeds bekender lijkt te worden. Terecht.

Hij ontvangt mij hartelijk met thee en tulband cake in zijn atelier in Amsterdam-West en is nieuwsgierig naar welke insteek ik ga kiezen. Ik antwoord, dat zijn werk mij uiteindelijk, als ik er een noemer aan moet geven, doet denken aan het begrip ‘horizonversmelting’. Raakvlakken tussen verleden, heden en toekomst. Sam Drukker antwoordt, dat dit eigenlijk voor alle kunst geldt. Dat je het misschien moet zoeken in het verdwijnpunt in zijn werk. Op het eind van het interview komen wij hierop terug. We hebben afgesproken elkaar te tutoyeren.

Het verleden spreekt

Je staat vaak op de schouders van voorgangers: Masaccio, Israëls, David, Hockney en jouw oud-docent Matthijs Röling. Wil je ze op die manier levend houden, door ze naar het hier-en-nu te halen?

‘Daar heb ik eigenlijk nooit op die manier over nagedacht. Het zijn leermeesters. Ik ben maar een kleine jongen. Ze herdenken gaat vanzelf. Er zit eigenlijk voor mijn gevoel geen tijd tussen bijvoorbeeld Masaccio [uit de Italiaanse Renaissance, EvS] en nu. Ze zíjn allemaal in leven. Misschien moet je het eerder omdraaien: deze mensen houden míj in leven. Kijk maar naar al die kunstboeken die hier staan.’

Nathan Rotenstreich, 2014. Foto: Edo Kuipers

Eenzelfde soort idee heb ik bijvoorbeeld bij de serie Minje die in Amstelveen is te zien: tien joodse mannen die tijdens de Tweede Wereldoorlog volwassen waren. Vormen zij ook, als de tien mannen die nodig zijn om een dienst in de synagoge te kunnen houden, een eerbetoon?

‘Ja. Ze zitten model en ik kijk uit in één en al verwondering. Dat is de enige reden waarom ik wil schilderen. Ik kan eigenlijk nooit wachten om te beginnen. Als mensen een bepaalde houding aannemen, kan ik opeens denken: “Wow!” En vraag dan of ze dit even zo kunnen vasthouden. Verder was ik met hun achtergrond nauwelijks bezig. De oud-directeur van het Joods Historisch Museum, die de serie heeft verworven, zei verrassend genoeg, dat die portretten over het heden gaan, terwijl ik dacht dat ze over de oorlog gingen.’

Het hier-en-nu

Er zit dus een heilig moeten achter. Een verhaal, van schetsen tot schilderij, dat moet worden verteld in het hier-en-nu?

‘Dat is per project verschillend. Series, zoals bijvoorbeeld van de mannen in bootjes kun je een heilig moeten noemen. Ik ga uitzoeken of ik in- of uit wil zoomen. Dat is een spel, en zo begint het soms. Het is heel duidelijk waar ik dan heen wil. Ik begin nooit als ik geen idee heb, en dat leer ik mijn studenten ook. Wees goed voorbereid. Onderweg zie je dan wat buiten je plan valt. Dát te ontdekken, is van een grootse schoonheid. De kwaliteiten zijn er al of ontstaan gaandeweg.’

Drie roeiers, 2017. Foto: Edo Kuipers

Zit er ook een schoonheidsbeleving in de manier waarop de tien mannen, de serie Minje, in Amstelveen is opgehangen? De tien mannen als in een wolk, de tekeningen strak in het gelid. Of is dat een vorm van dialectiek?

‘Dat is een interessante vraag. Chaos heeft behoefte aan mathematiek en logica, maar ook dat is een schoonheidsbeleving. En vergeet niet, dat ik ook van smerigheid hou. Kijk maar naar dit schilderij van een vrouw [dat staat tegen de muur bij het tafeltje waar we zitten, EvS]. De ultramarijne accenten gaan gloeien tegen de “vuile” kleuren eromheen. Het krukje is zelfs alleen met houtskool getekend. Ik ben geen denker in de zin van een filosoof, maar wél op zo’n manier. De kleurkwaliteiten gaan samen. Het een kan niet zonder elkaar.’

De toekomst tegemoet

De serie Na het paradijs gaat zowel over het verleden (het land dat een man met een koffer achter moest laten, gelijk Adam en Eva het paradijs achter zich moesten laten) en de toekomst die hij in zijn andere hand draagt: plastic tassen van een dure winkel. Zit daar ook een Bijbelse laag onder, van verwachting?

‘Daar laat ik me niet over uit. Het is als een bandje waarin ik als puber speelde, en dat een en al somberheid uitstraalde. Het is verontrustend. Ik wil me niet uitspreken, omdat ik dat aan de kijker overlaat. Het gaat mij niet aan. Ik geloof wel in iets, en dat is schoonheid. Dat is tegelijk ook troostrijk. Ja, het is ook een Bijbels thema. Denk aan het fresco De verdrijving uit de Hof van Eden van Masaccio in Florence. Ik zal alleen de namen Adam en Eva en bootvluchtelingen niet in de mond nemen. Ik ben bezig met het moment, van het verleden vandaan, zoals die roeiers alles achter zich laten, omdat zij er met de rug naartoe zitten. Dát roert mij: de weg ernaartoe, niet ervan af.’

Man met koffer, 2017. Foto: Edo Kuipers

Dit doet mij denken aan je schilderij Ophelia. Dat is eigenlijk de vraag: to be or not to be, leven of dood. Is er twijfel ingeslopen, of kwetsbaarheid?

‘Kwetsbaarheid. De rest laat ik ook hier open. Is het somber, is ‘t het einde? Of is het heling, een bad? Het doek is geïnspireerd op het beroemde negentiende-eeuwse schilderij van Millais [Drukker wijst mij op een ansichtkaart ervan, die op de muur is geprikt]. De kijker mag het invullen. De kijker mag véél invullen.’

We zouden nog terugkomen op die ‘horizonversmelting’ van het begin, op het verdwijnpunt zoals jij het schilderkunstig vertaalde.

‘Ja. Ik ben nu bezig een muurschildering in Rotterdam voor te bereiden. Het komt binnen in een gebouw van Maaskant. Daarop komen enkele afbeeldingen van arbeiders, die een dakspant opduwen. Het is ontleend aan een dakspant in de Laurenskerk in Rotterdam. Er zit een horizon in, want alles heeft een horizon.’

Eerst kruipt Sam Drukker over de grond, om de schetsen en foto’s van dat verloren gegane dakspant in de Laurenskerk te laten zien. Daarna staat hij op en blijft, als de docent die hij ook is, staan:

‘Ik moet het hebben van vorm, toon, kleur, beweging. Dat is de formele kant van mijn werk. Dan komen de schimmetjes en de betekenis erin terug. Maar veel complexer en meer gelaagd dan op het moment dat iemand mijn atelier binnenstapt, want dan heb ik mijn vooroordelen net als iedereen klaar. Die zijn grof en globaal. Daar heb je als schilder niets aan. Ik heb nu eenmaal geen tube “introvert”. Een mens is veel meer dan dat. In een mens valt alles samen. Net als in die “horizonversmelting” van jou.’

 

Kunst / Expo binnenland

Guido van der Werve Cobra Kunstprijswinnaar 2021

recensie: Presentatie Cobra Kunstprijs 2021: Guido van der Werve
Presentatie Cobra Kunstprijs 2021: Guido van der WerveCourtesy of the artist, all images by Ben Geraerts

De Cobra Kunstprijs van 2021 gaat naar Guido van der Werve, filmmaker en beeldend kunstenaar. Wat heeft een wereldwijd erkende filmkunstenaar overeen met het ‘geknoei en gekladder’ van de Cobra-beweging? Kersverse kunstredacteur Rose Heliczer trok naar het Cobra Museum voor Moderne Kunst, waar een selectie van zijn werk t/m 4 maart 2022 te bezichtigen is.  

Of er nou echt wat veranderd was, vroeg ik mezelf af toen ik de fiets op slot zette. Mijn broek was nog niet opgedroogd. Een koude bries trok aan mijn pijpen. Onder het mom van nu of helegaar niet had ik mezelf uit huis geduwd zonder na te gaan wélke werken van Guido van der Werve, Cobra-kunstprijswinnaar van 2021, in het Cobra Museum voor Moderne Kunst vertoond werden. Noch keek ik naar de weersvoorspelling. Dus toen ik eindelijk in Amstelveen aankwam, mijn mondkapje voor, mijn haren onherstelbaar door de war, kon ik een licht gevoel van teleurstelling niet onderdrukken toen bleek dat er maar twee werken vertoond werden. Niet omdat Nummer drie: take step fall en Nummer zes: Steinway grand piano, wake me up to go to sleep and all the color of the rainbow niet mooi zijn, integendeel.  

Balletdanseres

Nummer drie – Guido van der Werve. Foto: Ben Geraerts

Mooi oud geworden

Nummer drie en Nummer zes, uit respectievelijk 2004 en 2006 waren in hun geboortejaar al prachtig. In de een zien we onder andere een balletdanseres in een koud en schaars verlicht bos. Ze is alleen en danst een uitvoering, zonder te reageren op de omstandigheden. Zelfs als er vlak achter haar een boom ter aarde stort danst ze. In Nummer zes takelt Van der Werve een onbetaalbare Steinway grand piano zijn studentenkamer in. Samen met een kamervullend klassiek ensemble speelt hij een concert. De balletdanseres en de pianist hebben overeen dat ze kunst uitvoeren, de hachelijke omstandigheden ten spijt. De combinatie van absurdisme, romantiek en melancholie tekent vaker het werk van Van der Werve. Misschien wel altijd. ‘Zeker als je zo persoonlijk werkt als ik dan moet je op een bepaalde manier kunnen filteren welke dingen wel interessant zijn of niet. Je moet dingen abstraheren totdat er echt een soort kern overblijft die gewoon eenvoudig is’, zegt Van der Werve na het winnen van de Charlotte Köhlerprijs in 2012. Dat filteren en abstraheren maakt dat zijn films ondanks de onverwachte settingen en heftige stunts erg doordacht en beheerst overkomen. 

Verrassing

De Cobra Kunstprijs kwam voor Van der Werve als een verrassing. ‘Ik had er weleens over gehoord en ik ken ook wel een paar mensen die hem gewonnen hebben maar ik had niet echt gedacht dat ik ervoor in aanmerking kwam’, zegt hij in een reactie op de lokale Amstelveense televisie. Dat is geen vreemde gedachte, in aanmerking genomen dat het gemiddelde werk uit de Cobra-beweging een bonanza aan kleuren en vorm is. Als er een muziekstijl bij zou passen zou dat free jazz zijn, ook al ontstond die stroming officieel pas later. Van der Werve werkt met sobere kleuren en klassieke muziek. Hij voert zichzelf op als zwijgzame outsider, soms lijkt hij regelrecht uit C.G Friedrichs Wandelaar boven de nevelen te zijn weggelopen, een ultiem Romantisch schilderij. En zelfs als hij in Nummer vier: I don’t want to get involved in this. I don’t want to be part of this. Talk me out of it van een hoge brug springt is er een bepaalde kalmte in zijn werk voelbaar.  

Guido van der Werve

Nummer zes – Guido van der Werve. Foto: Ben Geraerts

Ik doe nooit zomaar iets

Misschien is het wat flauw om de uitspraak ‘Ik doe nooit zomaar iets’ van Van der Werve in de Trouw, 2013 uit zijn verband te trekken. Daarin had hij het namelijk over zijn stunts, en met name de keer dat hij zichzelf in de fik stak en 12 seconden de tijd had om naar het water te lopen voordat de brandwerende pasta uitgewerkt zou zijn. Toch blijft die uitspraak hangen. Want hoewel hij intuïtief te werk gaat, kun je het niet zomaar ‘experiment’ noemen. In elk geval niet zoals het experiment van de kleurrijke, expressief-spontane schilderkunst van de Cobra beweging, waarover in kranten werd gesproken over geknoei, gekladder en verlakkerij. 

Van der Werve is een erkend kunstenaar. In 2013 won hij een Gouden Kalf met de film Nummer veertien: home. Een film waarin hij zijn eigen leven vervlecht met dat van Chopin en Alexander de Grote door een beker aarde uit de tuin van Chopin in Polen naar zijn graf in Parijs te brengen middels een extreem zware triatlon. De overeenkomsten van Van der Werve met de Cobra-beweging hoe ik ze ken worden stuk voor stuk weggeveegd van het onderzoeksbord.

Guido van der Werve

Nummer zes – Guido van der Werve. Foto: Ben Geraerts

De burgemeester zegt het

‘Een aantal waarden van [Guido van der Werves] manier van kunst maken die slaan terug op de waarden van 73 jaar geleden van de Cobra-beweging. Dat vond ik wel leuk om erin te zien’, aldus Tjapko Poppens, de burgemeester van Amstelveen.
Het Cobra Museum voor Moderne Kunst legt op hun website de doorslaggevende overwegingen van de jury uit: ‘In de werken van Guido van der Werve staan experiment, interdisciplinariteit en radicaliteit centraal. Dit zijn kernwaarden die hij deelt met de kunstenaars van de Cobra-beweging. Van der Werve zocht in zijn werk altijd al bewust naar uitputting, volharding en uithoudingsvermogen.’  

En voor wie daar nog wat tegenin te brengen had is er het slotakkoord van de omschrijving van de Cobra-beweging op de museumsite: ‘Eén ding is zeker: over de betekenis van Cobra heeft nooit eensgezindheid bestaan. Het karakter van Cobra wordt misschien juist wel bepaald door de tegenstellingen en onenigheden tussen haar leden.’ Dus hij heeft helemaal gelijk. De burgemeester van Amstelveen. Helemaal waar hij over de expositie in het Cobra Museum voor Moderne Kunst zegt: ‘Je moet het komen kijken. Het is verrassend.’  

En voor de teleurgestelde ziel die Nummer drie en zes al lang uit het hoofd kent: 12 februari 2022 komt er een de ‘mid-career’ expositie van Guido van der Werve in het Eye Amsterdam onder de naam Tastbare futiliteit. Daar zal alles behàlve de werken in het Cobra museum te zien zijn. Bereid je voor op een middag vol bewegend naakt, explosies en klassieke pianomuziek. 

 

Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar
Kunst / Achtergrond
special: Lotta Blokker
Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar

Schaduwbeelden

In 2022 is Lotta Blokker tot Kunstenaar van het Jaar benoemd, reden om ook op 8WEEKLY aandacht aan haar werk te besteden. Immers: deze verkiezing op grond van vele duizenden stemmen geeft aan hoezeer haar werk in brede kring wordt gewaardeerd. In deze special vergelijken we oud en nieuw werk van haar met elkaar.

Nu er twee tentoonstellingen in Museum de Fundatie in Zwolle achter ons liggen zijn de catalogi van deze exposities nodig om de kunstwerken die in 2014 en 2021 werden getoond te kunnen vergelijken. Je zou kunnen zeggen dat er iconen uit de kunstgeschiedenis doorschemeren in de beelden van Lotta Blokker (1980) die Museum de Fundatie in 2014 toonde. De beelden die het museum in 2021 exposeerde lieten veelal nieuwe schaduwbeelden zien. En dat zijn niet alleen iconen meer!

Iconen

Achter de beelden die in 2014 waren te zien, schemeren iconische afbeeldingen zoals we kennen van christelijke figuren uit de kunstgeschiedenis. Zo is voor Blokker het houten beeld Maria Magdalena van Donatello (1386-1466) het ultieme beeld. Dat zegt ze in een interview met Ralph Keuning, directeur van Museum de Fundatie, in de catalogus bij die expositie uit 2014: The Hour of the Wolf. Dat beeld van Donatello doemt nog steeds op achter haar werk, zo sterk staat het op haar netvlies. Bijvoorbeeld bij het wassen beeld Loss (2020): twee vrouwen die lijden, toen en nu.

Behalve iconen lijkt Blokker ook haar eigen, eerdere werk als schaduwbeeld te gebruiken. Zo grijpt het beeld Refugee (2018) terug op See me, een kruisbeeld uit 2007, dat op die manier opnieuw tot leven komt. Heeft de Christusfiguur het hoofd naar links, dat van de vluchteling neigt naar rechts. Hangen de armen en handen van de Christus af, die van de vluchteling zijn gedraaid en omhoog gericht, als wil hij vliegen. Zie je bij de Christusfiguur de ribbenkast, de vluchteling lijkt op het eerste gezicht weldoorvoed. Ten slotte heeft de Christusfiguur de voeten naast elkaar op de aarde geplant waar de vluchteling de rechtervoet heeft opgetild als wil hij loskomen van de aarde.

Schaduwbeelden

Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar

Lotta Blokker, Falling Man, 2019, was, bruikleen van de kunstenaar

De schaduwbeelden achter de recente beelden zijn niet alleen iconen meer, niet alleen voorbeelden uit de (christelijke) kunstgeschiedenis, maar ook foto’s van mensen die iedereen uit de media kent. Van Alan Kurdi, het aangespoelde jongetje op het strand van Bodrum. De foto die Richard Drew maakte van de Falling Man, die op 9/11 uit het raam van het World Trade Centre sprong. Van Settela Steinbach, het meisje met haar hoofd tussen de deuren van de trein die haar in 1944 transporteerde van Westerbork naar Auschwitz-Birkenau.

Alleen is de vallende man door Lotta Blokker rechtop gezet, pal voor hij valt. Je neemt als toeschouwer een tussenpositie in. Je kijkt naar de mensen die Blokker uitkoos om de wereld om ons heen ‘te pakken’, om ons gevoel en ons verstand aan te spreken. Want dat is wat haar kunst doet en misschien wordt het daarom ook zo gewaardeerd. Je valt stil, je bevriest een beetje, net als de beelden doen op het momentum, het moment waarop de fotograaf afdrukte. Pal voor de deuren dicht gaan, pal voordat de val inzet.

Het was maar een kleine expositie in Museum de Fundatie, en het is ‘maar’ een dunne catalogus, bestaande uit opnieuw een indringend interview met Lotta Blokker door Ralph Keuning en vijftig foto’s in kleur en zwart-wit. Maar met wát een impact. Lotta Blokker heeft ons heel wat te (ge)zeggen als Kunstenaar van het jaar! Dat was zo in 2014 en dat is nog steeds zo. We kunnen in 2022 vast meer van haar verwachten.

Kunst / Achtergrond / Expo binnenland

#2 Museum Bredius: ‘verknipte’ schilderijen

special: Museum Bredius

Museum Bredius is niet alleen bijzonder vanwege de huiselijke sfeer die het museum ademt. In deze special staan enkele topstukken uit de collectie centraal, die door de tijd heen nogal wat uiterlijke veranderingen hebben ondergaan.

Wat als je een schilderij koopt, maar niet helemaal tevreden bent met de voorstelling? Dan heb je pech gehad of je had het maar niet moeten kopen, zou je denken. Daar dachten kunstverzamelaars vroeger anders over. Schilderijen werden toen door handelaren of verzamelaars in meerdere stukken ‘geknipt’, of er werd aan restauratoren gevraagd of ze voorstellingen konden overschilderen. Ook werden portretten die gemaakt waren om naast elkaar te hangen vaak van elkaar gescheiden. Een bekend voorbeeld van een ‘verknipping’ is De Nachtwacht door Rembrandt (1606-1669). Het schilderij was te groot voor de muur in het Paleis op de Dam waar het moest komen te hangen, dus werd het schilderij aan alle kanten bijgesneden.

Zulke praktijken zijn nu ondenkbaar, maar de gevolgen zijn tot op de dag van vandaag nog merkbaar. Enkele schilderijen uit de collectie van Museum Bredius zijn ook ooit onder handen genomen door verkeerde restaurateurs, ‘knippers’ of zijn gescheiden van hun pendant. Van een onbekende navolger van Adriaen Brouwer, Rembrandt-leerling Willem Drost (1633-1659), tot de wereldberoemde Hollandse meester Jan Steen (1626-1679): niemand ontspringt de dans in de collectie van Museum Bredius.

Navolger van Adriaen Brouwer, Boerenherberg, zeventiende eeuw, Museum Bredius

Een ‘verknipte’ Jan Steen

Links op het schilderij De huwelijksnacht van Tobias en Sarah door Jan Steen zien we Tobias en Sarah, geknield met hun blik naar boven gericht. Ze zijn in de overtuiging dat Tobias op het punt staat om gedood te worden door een demoon die verliefd is op Sarah. De gevoelens zijn alleen niet wederzijds en dat neemt deze demoon haar niet in dank af. Elke keer als Sarah wil trouwen straft hij haar door haar geliefde vlak voor de huwelijksnacht te doden, wat tot dusver al zeven keer is gebeurd.

De houding en gepijnigde gezichtsuitdrukkingen van Tobias en Sarah maken de wanhoop bijna voelbaar. Ze hebben hun blik dan ook gericht op engelen die boven hun hoofd zweven in de hoop dat zij hen beschermen of een boodschap van God overbrengen. Gelukkig is hulp nabij! Op de rechterkant van het schilderij zien we hoe aartsengel Rafaël de demoon stevig heeft vastgepakt en op het punt staat om hem te verslaan. Hoera voor Tobias en Sarah! Maar..

Dat was niet altijd het geval. In de negentiende eeuw heeft een van de vorige eigenaren van dit schilderij besloten om het in twee stukken te ‘knippen’. Beide afzonderlijke delen van het schilderij zijn voor het verhaal onlosmakelijk met elkaar verbonden, dus waarom heeft een van de vorige eigenaren dit gedaan?

Vermoedelijk is het schilderij in de negentiende eeuw ‘verknipt’ en had de eigenaar bedacht dat het linkerdeel met Tobias en Sarah beter zou verkopen. Zo kwam de rechterkant van het schilderij met aartsengel Rafaël in 1907 in handen van Abraham Bredius. Het linkerdeel met Tobias en Sarah kwam in 1931 terecht in de collectie Goudstikker. Uiteindelijk werd in de jaren zestig ontdekt dat deze twee schilderijen ooit één geheel waren en in 1996 werden de twee doeken eindelijk met elkaar herenigd.

Roofkunst

Alleen in 2010 ontstond er een groot probleem. Er kwam boven water dat het linkerdeel met Tobias en Sarah in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers was geroofd van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker (1897-1940). De Goudstikker-erfgename, Marei von Saher, ontdekte dit in 2006 en wilde het schilderij terug. Bredius had echter in zijn testament vastgelegd dat het schilderij het museum onder geen voorwaarde mocht verlaten. Wat doe je dan met één schilderij wat twee eigenaren heeft, maar het museum niet uit mag? Het doek opnieuw in tweeën ‘knippen’ dan maar?

Gelukkig is dat laatste niet gebeurd, maar deze kwestie leidde wel tot een ingewikkelde rechtszaak. Er is uiteindelijk een schikking getroffen met de Goudstikker-erfgename. Hierdoor is het schilderij tot op de dag van vandaag te zien in Museum Bredius. Dit dankzij een gedeeltelijke gift van de erven Goudstikker ter nagedachtenis aan Jacques Goudstikker. Tevens droegen het Mondriaan Fonds en de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar BankGiro Loterij Aankoopfonds) bij. Een leuk weetje over dit schilderij is dat de bovenkant van de vleugels van de aartsengel Rafaël gedeeltelijk weg waren geknipt. De restaurator van het schilderij had dus een voorbeeld nodig om de vleugel op te baseren. Uiteindelijk vond hij in de collectie van het populairwetenschappelijke museum Museon in Den Haag een ideaal voorbeeld: een opgezette zeemeeuw, die je daar nog altijd kan bezichtigen. Zo is het schilderij van Steen ook op die manier een beetje verbonden met Den Haag.

“Me Too”, avant la lettre

Een schilderij werd vroeger dus ‘verknipt’ als door kunsthandelaren of verzamelaars werd gedacht dat twee afzonderlijke delen beter verkochten op de kunstmarkt. Of als een schilderij te groot was voor de plek waar het moest hangen, zoals De Nachtwacht. Wat deden verzamelaars en kunsthandelaren als ze slechts een detail op een schilderij niet mooi vonden? Dan bood een overschildering uitkomst, iets wat het schilderij Boerenherberg door een onbekende navolger van de schilder Adriaen Brouwer (1605-1638) goed laat zien.

Het schilderij toont een groepje mensen in een herberg. Je ziet dat de man met het rode mutsje zijn hand onder de rok van een vrouw steekt, terwijl twee mannen toekijken. De gezichtsuitdrukking van de vrouw spreekt boekdelen. Een van de vorige eigenaren van dit schilderij vond dit waarschijnlijk geen prettig aanzicht. Daarom heeft diegene de uitgestrekte hand van de aanrander laten overschilderen alsof de rok van de vrouw wat breder was. Hierdoor werd de nare gebeurtenis op dit schilderij weggepoetst. Was dit een goede keuze? Of is juist het verwijderen van deze overschildering het beste, omdat daardoor de oorspronkelijke voorstelling weer aan het licht komt? Uiteindelijk is de overschildering in een latere tijd verwijderd. Toch zal deze discussie altijd aan het schilderij blijven kleven. Dit verhaal toont namelijk ook hoe overschilderingen een rol kunnen spelen in veranderende opvattingen over grensoverschrijdend gedrag door de eeuwen heen.

Willem Drost, Portret van een onbekende vrouw, ca. 1653, Museum Bredius

Gescheiden portretten

Naast overschilderingen of ‘verknipte’ schilderijen, kon het ook gebeuren dat portretten van geliefden van elkaar gescheiden raakten. Huwelijken en verlovingen werden in de zeventiende eeuw vaak bekrachtigd met twee individuele portretten van de geliefden die waren gemaakt door dezelfde kunstenaar en samen een paar vormden, zoals Marten Soolmans en Oopjen Coppit door Rembrandt. Zonder de aanwezigheid van beide portretten is het verhaal van het koppel niet compleet. Gelukkig zijn Marten en Oopjen voor altijd ‘bij elkaar’ gebleven, maar dat geldt lang niet voor alle zeventiende-eeuwse koppels.

Velen hadden noodgedwongen een langeafstandsrelatie, omdat ze bijvoorbeeld op veilingen waren gekocht door verschillende kopers. Dit geldt ook voor het Portret van een onbekende vrouw door Willem Drost, een leerling van Rembrandt. Dit portret is gemaakt om een verloving te bezegelen. Aan de ringvinger van haar linkerhand prijkt een trouwring, die subtiel oplicht door het licht wat erop valt.

De handschoen als symbool

Over dezelfde hand heeft de vrouw een handschoen gedrapeerd. Een paar handschoenen cadeau geven aan je verloofde klinkt nu niet als het meest romantische of persoonlijke cadeau. In de zeventiende eeuw hadden handschoenen echter een symbolische functie. In de rijke Hollandse bovenklasse werden ze tot ongeveer halverwege de zeventiende eeuw gezien als statussymbolen.

Handschoenen waren bedoeld om vrouwenhanden te beschermen tegen de zon, om hun huid zacht en blank te houden Tegelijkertijd werden ze echter ook gezien als een sierlijke en modieuze kledingstukken. Een mooi en luxe cadeau in die tijd om te krijgen van je verloofde, waarop vaak ook nog symbolen werden geborduurd die verwijzen naar liefde en trouw.

Willem Drost, Portret van een man (mogelijk zelfportret van de kunstenaar), ca. 1653, Metropolitan Museum of Art

Het Portret van de onbekende man die haar deze handschoenen heeft gegeven bevindt zich in het Metropolitan Museum of Art in New York. De portretten van dit koppel waren in 1903 nog ‘samen’ op een veiling. Ergens in de jaren daarna zijn man en vrouw elkaar uit het oog verloren. Linksonder in de hoek dwarrelt een briefje waarop Drost zijn signatuur heeft achtergelaten. We weten niet wie deze mysterieuze man en vrouw zijn. Er zijn echter vermoedens dat het mogelijk gaat om verlovingsportretten van Drost en zijn vrouw.

Tijdelijke hereniging

Helaas zijn ze door de tijd heen van elkaar gescheiden geraakt. Gelukkig bieden tentoonstellingen tijdelijke oplossingen! Zo waren de verloofden in 1992, ook al was het heel even, drie maanden met elkaar herenigd op de tentoonstelling De leerlingen van Rembrandt die te zien was bij de kunsthandel Hoogsteder & Hoogsteder in Den Haag.

Van schilderijen die van elkaar werden gescheiden, ‘verknipte’ voorstellingen tot overschilderingen… er is altijd wel een mouw aan te passen! Gelukkig worden schilderijen nu goed geconserveerd voor toekomstige generaties. Dat was echter lang niet altijd het geval. Er schuilen soms meer verhalen achter schilderijen en ‘restauraties’ dan je denkt.