Tag Archief van: Kunst

Kunst / Expo binnenland

Lichtzinnig de zestiende eeuw in

recensie: Van Bosch tot Bruegel – De ontdekking van het dagelijks leven

Een spectaculaire periode uit de kunstgeschiedenis wordt door Museum Boijmans van Beuningen gepresenteerd in een meeslepende tentoonstelling. Jheronimus Bosch, Pieter Bruegel en een handvol tijdgenoten tonen hun talent en visie die in de zestiende eeuw voor een omslag in de schilderkunst zorgden.

In de late Middeleeuwen is de beeldende kunst slechts voorbehouden om religieuze voorstellingen in een kerkelijke omgeving te laten zien. De clerus is opdrachtgever, kwaliteitsbewaker en censor tegelijk. Toch zien kunstenaars voorzichtig mogelijkheden om ook hun alledaagse omgeving in beelden te vatten. Dat gebeurt voornamelijk in de wat ongrijpbare prentkunst (ets en gravure) waarmee ook de reproductiemogelijkheid opeens een factor van belang wordt.

Als schilders als Jheronimus Bosch en Lucas van Leyden zichzelf dit genre eigen maken, begint een periode van ongekende luchtigheid en losbandigheid in de kunst. Mede onder invloed van de Reformatie wordt religie ingewisseld voor het dagelijks leven, bijbelse taferelen maken plaats voor uitbundige slemppartijen waarbij vooral boeren, bedelaars, marskramers en liefdesparen worden afgebeeld. Humor voert de boventoon.

Jheronimus Bosch 'Hooiwagen-triptiek' ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Jheronimus Bosch ‘Hooiwagen-triptiek’ ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Bizarre mensentypes

Centraal in Boijmans staat de uiterst curieuze Hooiwagen-triptiek van Bosch. Vervaardigd omstreeks 1515 en tijdens de Spaanse overheersing aangekocht door Filips II – waarschijnlijk heeft ‘IJzeren Hertog’ Alva de deal gesloten – vormt dit drieluik een sleutelwerk in de perceptie van de toenmalige kunstbeschouwing. Bosch schildert een traditioneel altaarstuk met links een paradijselijk paneel (blote mensen, slang en appel) en rechts een paneel dat de hel vertegenwoordigt (vuur, ellende, duivels en monsters). Het grote middenpaneel toont een enorme hooiwagen die omgeven wordt door de meest bizarre mensentypes die het aardse leven in volle glorie verbeelden. Er wordt gezoend, gemoord, bedrogen, gevreeën, gevochten, gegokt en gezopen. En iedereen wil een pluk hooi van de hooiwagen bemachtigen – hét symbool van de menselijke hebzucht – die langzaam door typische Bosch-monsters richting de hel wordt gesleept. Helemaal bovenin, op een overkoepelende wolk, is een minuscule Jezus afgebeeld die het geheel berustend, of vertwijfeld, aanschouwt met de armen zegenend gespreid.

Het triptiek, dat met de grootst mogelijke moeite is losgeweekt uit het Prado in Madrid, vormt het middelpunt in de tentoonstelling die verder wordt ingevuld door tijdgenoten en nazaten van Jheronimus Bosch. Met dezelfde directheid en vooral ook ironie wordt de menselijke conditie weergeven, zij het meestal zonder de overtuigende moraal die de Hooiwagen nog kenmerkt.

Brunswijkse Monogrammist 'Bordeelscène met ruziënde prostituees' ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Brunswijkse Monogrammist ‘Bordeelscène met ruziënde prostituees’ ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Bordeel met graffiti

De links en rechts uitwaaierende afdelingen voeren de bezoeker op overzichtelijke wijze door de tijd. Naast de kaartspelers van Lucas van Leyden en de wanstaltige karikaturen van Quinten Massijs, voorstellingen die het alledaagse leven maar ook de menselijke verhoudingen tot in detail weergeven, is het werk van Marinus van Reymerswaele een bijzonder hoogtepunt. Zijn schilderijen van belastingontvangers en geldwegers, gemaakt tussen 1530 en 1540, vormen een prachtige satire op de hebzucht. De vrekkige personages, getooid met exuberante, vrouwelijke hoofddeksels van eeuwen daarvoor, tellen gretig de centen, graaien in geldbuidels en bladeren met hun knokige vingers door de kasboeken.

Nog banaler zijn de bordeelscènes van de anonieme kunstenaar die aangeduid wordt als de ‘Brunswijkse Monogrammist’. Omstreeks 1530 schildert hij een tafereel van een bordeel met daarop vrijende, omhelzende en zoenende paartjes. De drank vloeit rijkelijk, terwijl op de voorgrond twee hevig vechtende hoeren te zien zijn. Opmerkelijk zijn hier de met graffiti overdekte muren waarop iedereen blijkbaar zijn zegje kon doen. Duidelijk zichtbaar is de uitgeschreven spreuk ‘Dat Dinck Doet Die Dochter Dalen’ waarbij de letter D is telkens is vervangen door de afbeelding van een grote penis.

Pieter Bruegel 'Winterlandschap met vogelknip' 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Pieter Bruegel ‘Winterlandschap met vogelknip’ 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Realityshow

Niets is de mens vreemd, dat geldt ook voor de condition humaine in de zestiende eeuw. Dat daarbij de meest bizarre situaties worden uitgebeeld door boeren, soldaten, kwakzalvers, prostituees en bedelaars is tekenend voor de maatschappelijke verhouding en de heersende mores. Er is geen burger of stedeling te zien op de meeste genrestukken, zij zijn uiteindelijk de welgestelde kopers van de schilderijen. Een boerenfeest boven de haard, met veel verborgen en schunnige details ingevuld, is voor de zestiende-eeuwse burgerij hetzelfde als een realityshow op de hedendaagse televisie.

Als afsluiting van deze imponerende tentoonstelling toont Pieter Bruegel de Oude zijn in 1565 geschilderde Winterlandschap met vogelknip. De tijd van pionieren in de genrekunst is voorbij en de verbeelding van de dagelijkse werkelijkheid is gemeengoed geworden. De satire en karikaturale weergaven hebben grotendeels plaatsgemaakt voor een eerder rustiek en landschappelijk tafereel waarin nog wel verwijzingen naar de menselijke deugd en ondeugd verborgen zitten. De Hollandse schilderkunst is klaar voor de Gouden Eeuw.

Kunst / Expo binnenland

Lichtzinnig de zestiende eeuw in

recensie: Van Bosch tot Bruegel – De ontdekking van het dagelijks leven

Een spectaculaire periode uit de kunstgeschiedenis wordt door Museum Boijmans van Beuningen gepresenteerd in een meeslepende tentoonstelling. Jheronimus Bosch, Pieter Bruegel en een handvol tijdgenoten tonen hun talent en visie die in de zestiende eeuw voor een omslag in de schilderkunst zorgden.

In de late Middeleeuwen is de beeldende kunst slechts voorbehouden om religieuze voorstellingen in een kerkelijke omgeving te laten zien. De clerus is opdrachtgever, kwaliteitsbewaker en censor tegelijk. Toch zien kunstenaars voorzichtig mogelijkheden om ook hun alledaagse omgeving in beelden te vatten. Dat gebeurt voornamelijk in de wat ongrijpbare prentkunst (ets en gravure) waarmee ook de reproductiemogelijkheid opeens een factor van belang wordt.

Als schilders als Jheronimus Bosch en Lucas van Leyden zichzelf dit genre eigen maken, begint een periode van ongekende luchtigheid en losbandigheid in de kunst. Mede onder invloed van de Reformatie wordt religie ingewisseld voor het dagelijks leven, bijbelse taferelen maken plaats voor uitbundige slemppartijen waarbij vooral boeren, bedelaars, marskramers en liefdesparen worden afgebeeld. Humor voert de boventoon.

Jheronimus Bosch 'Hooiwagen-triptiek' ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Jheronimus Bosch ‘Hooiwagen-triptiek’ ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Bizarre mensentypes

Centraal in Boijmans staat de uiterst curieuze Hooiwagen-triptiek van Bosch. Vervaardigd omstreeks 1515 en tijdens de Spaanse overheersing aangekocht door Filips II – waarschijnlijk heeft ‘IJzeren Hertog’ Alva de deal gesloten – vormt dit drieluik een sleutelwerk in de perceptie van de toenmalige kunstbeschouwing. Bosch schildert een traditioneel altaarstuk met links een paradijselijk paneel (blote mensen, slang en appel) en rechts een paneel dat de hel vertegenwoordigt (vuur, ellende, duivels en monsters). Het grote middenpaneel toont een enorme hooiwagen die omgeven wordt door de meest bizarre mensentypes die het aardse leven in volle glorie verbeelden. Er wordt gezoend, gemoord, bedrogen, gevreeën, gevochten, gegokt en gezopen. En iedereen wil een pluk hooi van de hooiwagen bemachtigen – hét symbool van de menselijke hebzucht – die langzaam door typische Bosch-monsters richting de hel wordt gesleept. Helemaal bovenin, op een overkoepelende wolk, is een minuscule Jezus afgebeeld die het geheel berustend, of vertwijfeld, aanschouwt met de armen zegenend gespreid.

Het triptiek, dat met de grootst mogelijke moeite is losgeweekt uit het Prado in Madrid, vormt het middelpunt in de tentoonstelling die verder wordt ingevuld door tijdgenoten en nazaten van Jheronimus Bosch. Met dezelfde directheid en vooral ook ironie wordt de menselijke conditie weergeven, zij het meestal zonder de overtuigende moraal die de Hooiwagen nog kenmerkt.

Brunswijkse Monogrammist 'Bordeelscène met ruziënde prostituees' ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Brunswijkse Monogrammist ‘Bordeelscène met ruziënde prostituees’ ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Bordeel met graffiti

De links en rechts uitwaaierende afdelingen voeren de bezoeker op overzichtelijke wijze door de tijd. Naast de kaartspelers van Lucas van Leyden en de wanstaltige karikaturen van Quinten Massijs, voorstellingen die het alledaagse leven maar ook de menselijke verhoudingen tot in detail weergeven, is het werk van Marinus van Reymerswaele een bijzonder hoogtepunt. Zijn schilderijen van belastingontvangers en geldwegers, gemaakt tussen 1530 en 1540, vormen een prachtige satire op de hebzucht. De vrekkige personages, getooid met exuberante, vrouwelijke hoofddeksels van eeuwen daarvoor, tellen gretig de centen, graaien in geldbuidels en bladeren met hun knokige vingers door de kasboeken.

Nog banaler zijn de bordeelscènes van de anonieme kunstenaar die aangeduid wordt als de ‘Brunswijkse Monogrammist’. Omstreeks 1530 schildert hij een tafereel van een bordeel met daarop vrijende, omhelzende en zoenende paartjes. De drank vloeit rijkelijk, terwijl op de voorgrond twee hevig vechtende hoeren te zien zijn. Opmerkelijk zijn hier de met graffiti overdekte muren waarop iedereen blijkbaar zijn zegje kon doen. Duidelijk zichtbaar is de uitgeschreven spreuk ‘Dat Dinck Doet Die Dochter Dalen’ waarbij de letter D is telkens is vervangen door de afbeelding van een grote penis.

Pieter Bruegel 'Winterlandschap met vogelknip' 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Pieter Bruegel ‘Winterlandschap met vogelknip’ 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Realityshow

Niets is de mens vreemd, dat geldt ook voor de condition humaine in de zestiende eeuw. Dat daarbij de meest bizarre situaties worden uitgebeeld door boeren, soldaten, kwakzalvers, prostituees en bedelaars is tekenend voor de maatschappelijke verhouding en de heersende mores. Er is geen burger of stedeling te zien op de meeste genrestukken, zij zijn uiteindelijk de welgestelde kopers van de schilderijen. Een boerenfeest boven de haard, met veel verborgen en schunnige details ingevuld, is voor de zestiende-eeuwse burgerij hetzelfde als een realityshow op de hedendaagse televisie.

Als afsluiting van deze imponerende tentoonstelling toont Pieter Bruegel de Oude zijn in 1565 geschilderde Winterlandschap met vogelknip. De tijd van pionieren in de genrekunst is voorbij en de verbeelding van de dagelijkse werkelijkheid is gemeengoed geworden. De satire en karikaturale weergaven hebben grotendeels plaatsgemaakt voor een eerder rustiek en landschappelijk tafereel waarin nog wel verwijzingen naar de menselijke deugd en ondeugd verborgen zitten. De Hollandse schilderkunst is klaar voor de Gouden Eeuw.

Werkman The Next Call
Kunst / Expo binnenland

Een andere Werkman, die een nuttige toevoeging vormt

recensie: The Next Call. H. N. Werkman en de internationale avant-garde
Werkman The Next Call

In een gebouw dat een Escher-tekening als blauwdruk gebruikt lijkt te hebben opent het verhuisde grafisch museum in Groningen (GRID) met een bescheiden, maar nuttige toevoeging aan het Werkmanjaar: een tentoongesteld overzicht van zijn pamflettenreeks.

GRID; Grafusch Museum Groningen

GRID; Grafisch Museum Groningen

Is het GRID een museum? Die vraag ligt misschien niet voor de hand, maar het is geen vreemde mijmering als je door het gebouw dwaalt. Een medewerker legt een kind uit hoe een oude grafische machine werkt en moedigt haar aan zelf een druksel te maken. Ze aarzelt, maar werkt aangemoedigd zorgvuldig met roller en inkt aan haar Snuf de Hond. Overal in het gebouw is het geluid van bezigheden, van bezoekers die aan het werk worden gezet. Hier is de geur van drukinkt niet decoratief.
Dit is een museum zonder depot, als een stoomtreinmuseum: de collectie bestaat uit machines en staat al volledig op zaal. De bezoeker mag, moet ze gebruiken zelfs. Via een roterende trap, als in een kerktoren, komt de bezoeker op de bovenste verdieping. Daar staat verticaal aan de muur: The Next Call, H. N. Werkman en de internationale avant-garde. Een bordje naast nog een trap omhoog verwijst naar het ‘Werkman atelier’ en ‘Workshop’, een plateautje hoger, van waaruit bedrijvigheid klinkt die de serene tentoonstellingsruimte eronder overstemt.

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

Groningen Berlijn Moskou Parijs

Op het roze pamflet dat op posterformaat de tentoonstelling opent, staat bovenaan: Groningen Berlijn Moskou Parijs 1923. Het lijkt bijna ironisch, hoe Werkman Groningen tussen de andere steden zet. Na de poster komt de bezoeker bij een lange vitrinekast terecht die de hoofdmoot van de tentoonstelling vormt: de hele negentallige reeks van Werkmans ‘pamfletachtige geschrift’ The Next Call ligt er uitgestald.
Een minpuntje aan deze tentoonstelling zou kunnen zijn dat er veel minder ‘levensmateriaal’ beschikbaar was. Tenslotte – als de grote overzichtstentoonstelling in het Groninger Museum het materiaal gebruikte van de Stichting H N Werkman, wat was er dan nog over en wat valt er dus verder nog te vertellen? De oplossing lijkt te zijn geweest een aanvulling te geven vanuit de eigen expertise- de praktische kennis van het drukken, in combinatie met het nemen van ruimte voor het op een rijtje leggen van de negen pamfletten die Werkman destijds heeft uitgegeven. Ze worden in de bijbehorende vitrineteksten minutieus met elkaar vergeleken. Hier worden niet de vragen gesteld wie Werkman was en wat hij wilde, maar wordt vooral gewoon gekeken naar het werk. Het wordt met elkaar vergeleken en zo uitgelegd, naar aanleiding van vragen als: Hoe deed hij dat, hoe drukte hij het, wanneer, waarop, met welke techniek?

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

Gelatenheid en verslagenheid

De pamflettenreeks leverde Werkman niet de internationale erkenning die hij had gehoopt, maar Hendrik Werkman is een man die in Groningen gelukkig al wordt geëerd om het Proberen. Deze tentoonstelling, met zijn open inzage in de poging tot een internationale doorbraak, draagt daar wel degelijk een steentje aan bij. Er is geluid, video, vitrines, maar vooral geur. Gelatenheid en verslagenheid is wat in de teksten van The Next Call naar voren komt, en zo kan de toon van de tentoonstelling ook samengevat worden. Die gelaten stem, die vanuit de pamfletten uit Werkman zelf lijkt te komen, is interessant, want heel anders dan de glamoureuze toon die uit de tentoonstelling in het Groninger Museum naar voren komt. Kijk en vergelijk, is dus een idee: het Groninger Museum vertelt over het leven van Werkman, het Grafisch Museum laat ons stap voor stap zien wat hij misschien zelf wilde vertellen.

Kunst / Expo binnenland

Rijk en indrukwekkend

recensie: Spiegeloog. Het zelfportret in de Nederlandse kunst 1900-2015

‘Je ziet wat hij ziet, maar je ziet vooral wat hij voelt, wat dat met hem doet, hoe dat bij hem aankomt’, zei schilder Chris Berens ooit over de zelfportretten van Vincent van Gogh. Een uitlating die je bij de tentoonstelling in Museum Arnhem vergezelt.

Niet dat er ‘een Van Gogh’ hangt, want de aandacht is gericht op de 20e en 21e eeuw. Maar het is een goed uitgangspunt. Zeker als je ‘hij’ regelmatig vervangt door ‘zij’. Want kunst door vrouwen is óók een aandachtsveld van het museum. Net als de bekenden uit de collectie die je terugziet: Jan Mankes, Dick Ket. Maar ook, en dat is een eyeopener, uit de kring om hen heen. Zoals werk van Mien Cambier van Nooten (1881-1972) en Johan Mekkink (1904-1991).

Je vindt ze terug in de eerste zaal, die zoals alle zalen van de expositie een eigen accent legt. Hierdoor verschuift eigenlijk ook de inhoud van de uitlating van Chris Berens telkens mee. Dit bij elkaar, de keuze van de werken, de achtergrond die eraan wordt gegeven en de diepte die daardoor meekomt, maakt de tentoonstelling bijzonder rijk en indrukwekkend.

Gerrit van 't Net, IK, ca. 1932, olieverf op paneel. Collectie Museum Arnhem

Gerrit van ’t Net, IK, ca. 1932, olieverf op paneel. Collectie Museum Arnhem

Figuratie en abstractie

Naast werk van Cambier van Nooten is er ook ander werk, zoals foto’s, van vrouwelijke kunstenaars. Daaronder zelfportretten van Eva Besnyö en Rineke Dijkstra. Uit deze portretten spreekt – om bij Berens aan te haken – duidelijk wat zij voelden, wat dat met hen deed en hoe dat aankwam.
In het vervolg valt ook bekend werk, van Mondriaan, Van Doesburg en Paul Citroen, naast onbekende maar indrukwekkende kunst te bewonderen, zoals het filosofisch aandoende beeld ± (plusminus) van Antoine Berghs (1997).

Hoofd en lichaam verbonden

Verder lopend kom je Citroen weer tegen, zoals ook met andere kunstenaars gebeurt. Zo wordt ook hierdoor een ontwikkeling getoond en worden de kunstenaars niet in een hokje gestopt, maar vergeleken met internationale ontwikkelingen.
In de zaal met surrealistisch werk wordt een zelfportret getoond van Gerrit van ’t Net. Hierop zijn hoofd en lichaam verbonden door middel van een porseleinen flesje, hetgeen herinneringen oproept aan het werk van Frida Kahlo. Zoals Hendrik Valk doet denken aan Magritte.

Marinus Boezem, The Absence of the Artist, 1970-1995. Courtesy Upstream Gallery Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij

Marinus Boezem, The Absence of the Artist, 1970-1995. Courtesy Upstream Gallery Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij

Het zelfportret, de maatschappij en concepten

Verschillende zelfportretten richten de blik naar binnen. Mooi in dit verband zijn een krachtig zelfportret van de sterke Gisèle d’Ailly-van Waterschoot van der Gracht dat zij pal na de Tweede Wereldoorlog maakte, en een indrukwekkende video van Mathilde Heijne van een vrouw die zichzelf in brand steekt.
De identiteit (sekse, culturele achtergrond en dergelijke) komt in de loop van de tijd in het zelfportret steeds meer onder druk te staan. Afwezigheid van een persoon speelt een rol in een installatie van Marinus Boezem: een lege stoel, een paar lakschoenen en een borduurraam. Ook wordt in dezelfde zaal een sterke, en bekende video getoond: Piëta van Erzsébet Baerveldt.

Ik als de ander

Tenslotte toont de tentoonstelling werk waarin het ik een andere identiteit aanneemt, van clown tot acteur. Mooi zijn de installaties – of eerder egodocumenten?, zoals Sandra Kisters zich in de fraaie begeleidende publicatie bij de tentoonstelling afvraagt – van Caspar Berger en Maria Roosen die glas met wol verbindt.
Aan het eind wordt aangeknoopt bij de figuratieve kunst waarmee de tentoonstelling opent, door de nieuwe figuratieve kunst van Alphons Freymuth. De cirkel is rond.

 

Begeleidende publicatie: Spiegeloog (Uitgeverij Waanders) € 19,95

Song Dong
Expo binnenland

Verstilde ervaringen die ontroeren

recensie: Song Dong – Life is art, art is life in het Groninger Museum
Song Dong

Leven is kunst, kunst is leven, is de toepasselijke titel van een overzichtstentoonstelling van een oeuvre dat de Chinese gangbare politieke statement-kunst naast zich neerlegt. Song Dong heeft een eigen, oprechte en menselijke stem.

Song Dong

Original Fake, Cream Grass
© Song Dong courtesy of Pace Beijing

‘Je mag hier met water tekenen’, fluistert een meisje tegen haar vriend. Interactieve kunst”, lacht ze ongemakkelijk. De kunstwerken van de Chinees staan symbool voor iets – hij vangt ervaringen. Zijn wereld is rustig en helder en elk kunstwerk lijkt een residu van een beweging.

In de eerste grote zaal aan de rechterhand komt de bezoeker het concept van The Waterdiary tegen; de zelf uitgevonden praktische uitvoering van een misschien wel Westerse behoefte in combinatie met een Oosterse leer van vluchtigheid- de Tao. Zijn emoties en gevoelens besloot de kunstenaar op een blok steen in water te kalligraferen. Zo raakte hij ze kwijt, zonder dat hij iets vastlegde. Het is een zeer prettige ervaring, zo zegt hij in een van de zaalteksten. Een paar zalen verder heeft hij dan ook een verrassing: de bezoeker mag het zelf ook doen.

Water roerbakken

Nadat de bezoeker de grote openingstekst gelezen heeft komt hij in een klein zaaltje terecht waar aan de muren video’s hangen. Het zijn voorbeelden van geëvolueerde  ‘Apartment art’, zo leert de zaaltekst – kunst die eerst alleen voor vrienden en familie werd gemaakt.
Alle video’s laten handelingen zien waarbij alleen de video overblijft- een vaak voorkomend gegeven in de Westerse videokunst. Bijvoorbeeld de film Frying Water. Het water verdampt, op hoog vuur, er wordt rustig in geroerd. In de video’s waarin zijn vader een rol speelt wordt al duidelijk waar Song Dong eigenlijk groot in is: zijn voornaamste thematiek is hoe iedereen familiebanden en persoonlijke ervaringen beleeft. Daarbij zet hij zijn kunst in om familieproblemen op te lossen.

Song Dong

Waste Not, 2005
Courtesy Song Dong en Tokyo Gallery en BTAP

Nuttige bewaardrang

Een van die dingen waarvoor Song Dong de kunst bijvoorbeeld toepaste was het heftige rouwproces van zijn moeder na de dood van zijn vader – ze kon niet stoppen met dingen verzamelen, maar ze verzoop daarin. In de installatie Waste Not laat hij haar de kunstenaar zijn. ‘Dit maakte mijn moeder erg gelukkig. “Het was dus toch nuttig die dingen te bewaren!’” riep ze uit’,  vertelt hij hierover.
Het Coop Himmelblau paviljoen is er met zijn grove uitstraling perfect voor: het lijkt of er een soort garage sale gaande is. Geuren overheersen: hout, stof, slaapkamer-mens-geur. Esthetisch is het zeer prettig om de orde die er in de chaos is aangebracht te zien. Bezoekers slaan hand voor hun mond als ze de hoek om slaan. ‘Je zal maar zo’n moeder hebben’, zegt er één.

Touching

‘Toen kon ik de kracht van de kunst echt voelen, daar ben ik de kunst echt dankbaar voor.’ De zaaltekst van Touching my father is bedoeld om getuigenis te doen van een ander belangrijk moment in Song Dongs leven. Het kunstwerk: een (video van) een virtuele hand die op een beeld van zijn vader wordt geprojecteerd. Vader werd live gefilmd en deed op dat moment zijn bovenkleding uit. Zo leek het of hij hem huid op huid aanraken kon. De kunstenaar was zeer ontroerd, zo dicht was hij nog niet bij zijn vader geweest.

In het gastenboek is ‘ontroering’  het woord dat het vaakst voorkomt. Song Dong wil communiceren, hij wil dat de bezoeker zijn ervaringen begrijpt en omdat die zo universeel en menselijk zijn is dat wat deze tentoonstelling je als bezoeker oplevert: ontroering.

 

Kunst / Expo binnenland

Inspirerend, verrassend en betaalbaar

recensie: Terugblik Haagse Kunstbeurs Art the Hague

Van 6 oktober tot en met 10 oktober konden we genieten van de derde editie van Art The Hague in de Fokker Terminal in Den Haag. Dit jaar deden er 45 galeries mee, waar werk van ruim 200 kunstenaars werd getoond. Er is echter een vraag die aan het denken zet. Wordt de beurs nog wel gedomineerd door het Haagse?

 

De beurs werd geopend door Rudi Fuchs in aanwezigheid van zo’n 1.500 bezoekers. Fuchs is kunsthistoricus en voormalig directeur van diverse musea voor moderne kunst. Op de ruim opgezette beurs in de prachtige industriële ruimte van de Fokker Terminal kwam de kunst goed tot zijn recht. Bovendien werd er bij binnenkomst direct een heldere plattegrond uitgereikt.

Behalve gerenommeerde galeries als Nouvelles Images en Galerie Ramakers uit Den Haag, namen ook jonge galeries, zoals Kers Gallery uit Amsterdam, deel aan de beurs. De beurs verraste ons met werk van een aantal internationale topkunstenaars zoals: Helen Sears (Wales), Heri Dono (Indonesië) en Emily Kame Kngwarreye (Australië). Zij presenteren hun werk ook op de Biënnale van Venetië. Zo toonde Galerie Wit werk van herman de vries (“geen hoofdletters graag!”), de Nederlandse inzending voor de Biënnale. Zijn werk is daar nog tot 22 november 2015 te zien.

Er was op de beurs voor iedereen wel iets van zijn of haar gading te zien. Fotografie, teken-, schilder-, beeldhouwkunst, figuratief en abstract, wisselden elkaar af. Het streven naar een beurs met betaalbare kunstwerken pakt goed uit. De prijzen variëren van 300 euro tot duizenden euro’s. Maar ben je echt verliefd geworden op een werk, dan kun je bij veel galeries gebruik maken van de kunstkoopregeling, zodat je een werk kunt kopen met een aanbetaling en renteloze lening.

Lisa Carletta, Art the Hague

Lisa Carletta, Just a few clouds between us…, 2015.

Highlights

Veel standhouders waren enthousiast om over het werk van hun protegées te vertellen. Dat maakte het des te interessanter. Een mooi voorbeeld hiervan was Just a few clouds between us… (2015), het meest recente werk van de Belgische fotografe Lisa Carletta. Door de standhoudster van Sophie Maree Gallery uit Den Haag werd op het achterliggende verhaal gewezen. Carletta ensceneert haar foto’s tot in detail. De serie vertelt over haar ervaringen toen ze verhuisde naar Londen. Je ziet een jong meisje, in prachtige, fel gekleurde en gedetailleerde kleding, die dromend voor zich uit staart. Aan haar voeten staan een paar koffers. Wat zal de toekomst haar brengen? Het beeld vermengt herkenbaarheid met nostalgie. Carletta creëert een herkenbare, maar toch ook nieuwe wereld waarin ze haar verhaal vertelt. Dat werkt vervreemdend en uit zich in alle werken van deze serie.

Justine Tjallinks, Art the Hague

Justine Tjallinks, Hurt, uit de serie Silk

Bij dezelfde galerie was ook het werk te zien van de Nederlandse fotografe Justine Tjallinks. Imperfecte meisjes uit Aziatische landen worden verborgen gehouden en hebben geen stem. Ze worden gedwongen een geïsoleerd leven te leiden. Haar portretten laten prachtige jonge Aziatische meisjes zien in hun eenzaamheid en verdriet. Een statement dat je aan het denken zet.

Een bontjas zo gedetailleerd en op ware grootte getekend, gaf het gevoel dat je hem zo kon aantrekken. Een van de tekeningen van Ingrid Berger getoond door Galerie Adorable Art & Design uit Den Haag.

Nieuw

Een aanwinst voor de beurs was de aanwezigheid van Aboriginal Art Gallery uit Rotterdam, met prachtig werk van hedendaagse inheemse Australische kunst. Deze kunst komt voort uit traditioneel gebruik van symbolen, afbeeldingen en tekens. Heel terecht dat deze kunst meer onder de aandacht komt.

Matthieu Klomp, Art the Hague

Matthieu Klomp, Muur van de Waarheid, 2014

Er was ook ruimte voor jong talent. Zeer opvallend was het werk van Matthieu Klomp, gepresenteerd door Kers Gallery uit Amsterdam. Klomp maakt sculpturen van plastic folie. In zijn werk zet hij het historische, heroïsche af tegen het alledaagse. Dat doet hij door in plaats van marmer, plastic te gebruiken. Terwijl het plastic refereert aan marmer is het tegelijkertijd een goedkoop alledaags wegwerpproduct met een eeuwigheidswaarde. Marmer erodeert, plastic vergaat niet.

Hoewel de beurs Art The Hague heet, sluiten ook steeds meer galeries uit andere steden aan. Het verschil met de KunstRai, oorspronkelijk ontstaan uit Amsterdamse galeries, is eigenlijk niet zo groot. Dezelfde galeries presenteren zich daar ook. Naast liefde voor de kunst blijft het hoogste streven… kunst verkopen!

Kunst / Expo binnenland

Bezemsteel, haardvuur, ketel en kat

recensie: De heksen van Bruegel

Curator Dunja Hak vraagt op de multimediatour bij de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent aan de bezoeker bij het laatst getoonde schilderij, Heksensabbat van Leonaert Bramer, wat er op dit schilderij ontbreekt. Het antwoord luidt: een haard.

Een haardvuur is één van de attributen die je op zo’n heksensabbat aantreft. Naast een bezemsteel, een ketel en een, meestal zwarte, kat. Dat het haardvuur bij de Delftse schilder Bramer ontbreekt, heeft volgens Hak tot gevolg dat de voorstelling minder leesbaar wordt: gaat het hier wel om een heksensabbat?
De consequentie die zij hieraan verbindt, lijkt ook het uitgangspunt van de expositie: close reading van de kunstwerken uit de tijd van heksenvervolgingen in de Nederlanden (1450-1700). Weinig meer en niets minder. Van voornamelijk kunstenaars die, in de voetsporen van Pieter Bruegel, heksen verbeeldden.

Heksenfluit-versierd-met-doodshoofd-en-rattenpoot-ca.-1850-Collectie-MAS-Museum-aan-de-Stroom-Antwerpen-foto-Louis-de-Peuter

Heksenfluit-versierd-met-doodshoofd-en-rattenpoot-ca.-1850-Collectie-MAS-Museum-aan-de-Stroom-Antwerpen-foto-Louis-de-Peuter

Bruegel

Bruegel ontwierp in 1565 twee heksenprenten: Jacobus bij de tovenaar en Jacobus en de val van de tovenaar (Rijksmuseum Amsterdam); voorstellingen van het verhaal van Jacobus en Hermogenes. Laatstgenoemde is de verpersoonlijking van het kwaad. Op die prenten vinden we de vier standaardattributen (bezemsteel, haardvuur, ketel en kat) voor het eerst terug.
De tentoonstelling laat zien hoe dit iconische beeld zich ontwikkelde, tot aan fragmenten uit griezelfilms voor kinderen uit onze tijd aan toe. Al zal een doorgewinterde volwassen toneelliefhebber bijvoorbeeld de drie heksen uit Shakespeares Macbeth of Het temmen van de feeks, missen.
Het overzicht wordt in de eerste zaal aangevuld met een onheilspellende wind als achtergrondgeluid. Voor kinderen is dit een leuke toevoeging, net als de virtuele heksenvlucht over Utrecht halverwege de expositie en de Hexpert-tour. Het magische rattenfluitje (Museum aan de Stroom, Antwerpen) zal voor kleintjes echter best eng overkomen: een fluitje uit ca. 1850, versierd met een doodshoofd en een rattenpootje.

Heksen toveren tijdens heksensabbat, Hans Baldung Grien (ontwerper), 1510, Staatliche Museen zu Berlin – Kupferstichkabinett, Berlijn

Heksen toveren tijdens heksensabbat, Hans Baldung Grien (ontwerper), 1510, Staatliche Museen zu Berlin – Kupferstichkabinett, Berlijn

Schatten

De wind is niet alleen sfeerverhogend, maar slaat ook op de rampspoed die West-Europa in de 16e en 17e eeuw trof in de vorm van noodweer, oorlogen en mislukte oogsten. Het waren immers heksen, in zeven van de tien gevallen vrouwen, die hiervan de schuld kregen en als zondebok dienden. Al was niet iedereen het hiermee eens, zoals ds. Balthasar Bekker, van wie een druk van De betoverde wereld (1691) wordt getoond.
Dit is één van de schatten uit de collectie van het museum zelf. Twee andere voorbeelden, prenten van Hans Baldung Grien (1510), komen uit respectievelijk het Rijksmuseum in Amsterdam en de Staatliche Museen zu Berlin.

Close reading

Het concept van de tentoonstelling is gebaseerd op het proefschrift Vrouwen op den besem en derghelijck ghespoock (2011) van gastconservator Renilde Vervoort. Dit verklaart de louter kunsthistorische insteek, waarbij je je als bezoeker betrapt op het, naast Shakespeare en dergelijke, missen van uitstapjes als het verschijnsel Walpurgisnacht. Tot je je beseft dat dit niet binnen het kunsthistorische accent van de tentoonstelling past. Gelijktijdig met de expositie verschijnen enkele boeken over het fenomeen heksen, waarin – meer dan je in het museum in Utrecht zou verwachten – de nadruk op de theologiegeschiedenis valt, zoals De duivel van Philip C. Almond en Duivelskwartier van Johan Otten. De belangstelling voor heksen leeft nog steeds voort.
In de bus tref ik een meisje voor mij dat in haar mobieltje roept: ‘Meisjes zijn heksen! Jaloers tot en met’. Maar volgens het informatieve, begeleidende boekje bij de tentoonstelling zou althans de bezoeker van de tentoonstelling na afloop beter moeten weten: ‘De volgende keer dat u een afbeelding van een heks ziet met een ketel vol toverdrank, een bezem en een haard dan denkt ú aan een Vlaamse meester’.

Kunst / Expo binnenland

Ontmoeting van twee iconen

recensie: Munch : Van Gogh

Edvard Munch en Vincent van Gogh, twee iconische kunstenaars met een ongekend artistieke verwantschap. Hun visies op leven en kunst waren gelijkend terwijl zij elkaar tijdens hun levens nooit ontmoet hebben. In samenwerking met het Munch Museum in Oslo, maakt het Van Gogh Museum hun ontmoeting werkelijkheid.

De tentoonstelling wordt gepresenteerd tijdens het herdenkingsjaar van Van Gogh. Deze herdenking wordt groots gevierd, niet alleen met de tentoonstelling zelf, maar ook met de recent geopende entreehal van het Van Gogh Museum. In de heropende tentoonstellingsvleugels worden meer dan 100 kunstwerken tentoongesteld, waaronder zelden uitgeleende werken uit particuliere collecties en musea. Het biedt de unieke mogelijkheid om een belangrijk deel van het oeuvre van Munch en Van Gogh samen op één locatie te bewonderen. Tevens is Munch : Van Gogh onderdeel van een gelijknamig Cultuurprogramma in Amsterdam, waarbij culturele instellingen (waaronder EYE, Toneelgroep Amsterdam, Koninklijk Concertgebouworkest) zich hebben laten inspireren door de twee kunstenaars.

Vincent van Gogh, Sterrennacht boven de Rhône, 1888, Musée D'Orsay Parijs, schenking van dhr. en mevr. Robert Kahn-Striber ter nagedachtenis van dhr. en mevr. Fernand Moch, 1975

Vincent van Gogh, Sterrennacht boven de Rhône, 1888, Musée D’Orsay Parijs, schenking van dhr. en mevr. Robert Kahn-Striber ter nagedachtenis van dhr. en mevr. Fernand Moch, 1975

Ontwikkeling van expressiviteit

De tentoonstelling start met het begin van de carrières van de twee toonaangevende kunstenaars, die voor beiden rond 1880 begon. Munch en Van Gogh lieten zich inspireren door de naturalistische schilders, maar stapten al vrij snel over op een nieuwe benaderingswijze; een persoonlijkere en expressievere manier van schilderen. Deze ontwikkeling is voor de bezoeker in deze eerste zaal goed te volgen door de verstrekte informatie en de opstelling van de werken. Per nieuwe ontwikkeling in de stijl van de kunstenaars wordt van beide kunstenaars een schilderij uitgelicht. Zo zijn Van Goghs Aardappeleters en Munchs Ochtend de prominente voorbeelden van de vernieuwende weg die zij inslaan. Destijds werden deze werken door hun omgeving niet begrepen, waardoor zij besloten hun land te verlaten.

De kunstenaars bezochten beiden Parijs, echter niet tegelijkertijd. Wel laten hun kunstwerken dezelfde invloed van de Franse moderne kunst zien; vooral Gauguin’s vernieuwende stijl speelt voor Munch en Van Gogh een grote rol. Deze rol is dan ook duidelijk zichtbaar in de tentoonstelling, waar werk van Gauguin hangt, maar ook van Monet en Manet die eveneens een belangrijke invloed hadden op de stijlontwikkeling van de kunstenaars. De werken van de Franse meesters worden getoond naast die van Munch en Van Gogh, waardoor de invloed des te meer zichtbaar is.

Edvard Munch, De Schreeuw, 1893, Munch Museum Oslo

Edvard Munch, De Schreeuw, 1893, Munch Museum Oslo

Zielsverwanten

In de tweede zaal staat de zielsverwantschap van de kunstenaars centraal. Beide kunstenaars zochten naar nieuwe manieren om hun gevoelens en ideeën zo krachtig mogelijk te vertalen naar beeld. Hierbij werd gebruik gemaakt van felle kleuren, geaccentueerde vormen en lijnen, en extreme perspectieven, met de nadruk op de structurele effecten van de verf. Deze expressieve stijl was een middel om te communiceren, om hun zoektocht naar de essentie en betekenis van het bestaan te visualiseren. Thema’s die bij beide kunstenaars centraal stonden in hun werk waren onder meer leven, dood, troost, liefde en lijden. Een versie van De Schreeuw van Munch wordt hier dan ook getoond naast Het Korenveld onder onweerslucht, waar benauwdheid en angst verbeeld is.

Vincent van Gogh, Kreupelhout, 1889, Van Gogh Museum Amsterdam

Vincent van Gogh, Kreupelhout, 1889, Van Gogh Museum Amsterdam

Niet alleen worden dezelfde thema’s naast elkaar vertoond, ook worden werken met hetzelfde onderwerp gecombineerd, om zo gelijkenissen in stijl te kunnen zien. Erg duidelijk is dit te zien op de werken waar het bos onderwerp is. De kenmerkende expressieve, grove stijl met de contrasterende kleuren staat bij zowel Van Gogh als bij Munch krachtig op het doek. De expressiviteit wordt nog eens extra versterkt door de sfeervolle verlichting, die de emoties nog meer lijkt over te brengen.
In de laatste zaal is aandacht besteed aan de symfonie die Munch en Van Gogh wilden maken. Er zijn werken te zien die oorspronkelijk onderdeel uitmaakten van een serie, waarbij de werken elkaar zouden moeten aanvullen en verduidelijken, wanneer deze in samenhang vertoond zouden worden. De laatste zaal is ingericht met de ‘levensfriezen’ van de twee kunstenaars. Dit is in een huiskamerachtige setting gedaan waar op de achtergrond muziek te horen is, wat zorgt voor meer affiniteit.

Gelijkwaardig

Het is bewonderingswaardig te noemen dat vandaag de dag zo’n grote tentoonstelling tot stand heeft kunnen komen. Er zijn topstukken van over de hele wereld te zien, wat op zichzelf al een bezoek waard is. De ontwikkeling van de stijl van Munch en Van Gogh is erg duidelijk weergeven, evenals de gelijkenissen die de kunstenaars in hun werk vertoonden. Er is wat minder aandacht voor de verschillen tussen hun levens en carrières, wat voor meer verdieping had kunnen zorgen. Door hun voornamelijk gelijkwaardige kunstwerken samen te zien echter, worden de emoties en boodschappen versterkt overgebracht. Hierdoor lijken ze de perfecte aanvulling op elkaar te zijn.

Margaret Thatcher
Kunst / Expo binnenland

Foto’s die raken

recensie: Recensie: Magnum Contact Sheets
Margaret Thatcher

Het is het ‘beslissende moment’ dat een foto tot een iconisch beeld en symbool voor een bepaalde gebeurtenis in de geschiedenis maakt. Een tentoonstelling in Foam laat zien hoe dit in zijn werk gaat.

Prague Invasion

Prague Invasion, Czeschoslovakia, August 1968. Contact Sheet. C Josef Koudelka / Magnum Photo’s

Welke stappen zetten journalistieke fotografen van het beroemde agentschap Magnum Photos, wanneer ze juist die ene foto uit een reeks van opnamen kiezen? Volgens Stuart Franklin, één van de Magnumfotografen die ook een World Press Photo Award won (1989, 1991), en in Beijing de iconische foto van de eenzame demonstrant voor een reeks tanks maakte (1989), gaat het om de context van ruimte en tijd, samengebald in dat ene moment.

De circa honderd contactvellen die in chronologische volgorde worden getoond, van de jaren dertig uit de vorige eeuw tot 2010, laten ook nog een andere context zien: die van vóór en ná die ene iconische foto. Op die manier wordt de bezoeker geleid naar ‘het’ moment en weer terug. Op de contactvellen zijn markeringen van de fotograaf aangebracht, die zijn keuze of afkeuring aangeven. De uiteindelijke keuze is soms in een scharnierlijst opgehangen, zodat aantekeningen op de achterkant van de afdruk, die je anders nooit ziet, nu ook vallen te bekijken.
Op uitvoerige bijschriften wordt de visie van de fotograaf uiteen gezet. Bij andere exposities zou je ze als bezoeker misschien te lang vinden, maar hier voldoen ze, omdat ze de visie van de fotograaf in het algemeen en zijn keuze in het bijzonder duidelijk verwoorden.

Soorten foto’s

Er zijn foto’s te zien die op ons netvlies staan, zoals Henri Cartier-Bresson ze bijvoorbeeld maakte in de jaren dertig van de vorige eeuw in het Spanje van de burgeroorlog. Of van Robert Capa die D-day vastlegde, en Philip Jones Griffiths die het door napalm getroffen Vietnamese meisje dat wegrent fotografeerde. Deze laatste foto beïnvloedde de politiek, zoals recent de foto van het Syrische jongetje Aylan Kurdi dat dood was aangespoeld op het strand van Turkije.

Che Guevarra

Ernesto ‘Che’ Guevara . Havana, Cuba, 1963. C Rene Burri / Magnum Photo’s

Ook de kwaliteit van veel portretfoto’s valt op. Al dan niet geënsceneerd, zoals Philippe Halsman in 1948 Dali fotografeerde. Soms gemanipuleerd, zoals Malcolm X ‘speelde’ met fotografe Eve Arnold. Of ongemerkt, zoals bij Che Guevara, die de aanwezigheid van René Burri niet meer in de gaten leek te hebben.
Op verschillende manieren, maar allemaal raak getroffen op een wijze die ook de toeschouwer wat doet, zoals Guy Le Querrec over zijn foto van Miles Davis (Parijs, 1969) zei: ‘De diepte van zijn blik is van dezelfde kwaliteit die ook zijn muziek kenmerkt’.

Artistieke status

Margaret Thatcher

Margaret Thatcher. Blackpool, England. 1981 Contact Sheet C Peter Parlow / Magnum Photos

Naast oorlogsfoto’s, reportages en portretten is er nog een ander punt dat in de loop der jaren steeds meer aandacht lijkt te krijgen: de artistieke status van het materiaal. Werner Bischof hecht eraan te vermelden dat zijn foto in een tempel in Tokio refereert aan het werk van de Japanse schilder Hasewaga Tōhaku. Paolo Pellegrin verwijst ernaar dat zijn opname in Kosovo herinnert aan Bruegel. Hiermee boren zij een extra, intertekstuele laag aan, waarmee journalistieke foto’s meer de richting van kunstfotografie uitgaan.

Al met al is het een indrukwekkende, veel publiek trekkende tentoonstelling geworden van materiaal dat eigenlijk helemaal niet is bedoeld om tentoon te stellen; voor Jim Goldberg waren de vellen bijvoorbeeld slechts letterlijk een geheugensteuntje om mensen met wie hij contact heeft gehad te kunnen onthouden.
Af en toe roept een foto een glimlach op, zoals de lama in auto op Times Square van Inge Morath. Een spaarzaam moment dat tussen alle ernst mooi is meegenomen. Ernst van foto’s die er in zowel de wereldgeschiedenis als de geschiedenis van Magnum toe doen: iconische beelden van ‘een’ uitgelicht moment dat door de contactsheets van foto’s die er even voor en pal erna zijn gemaakt en de ook neergelegde boeken of tijdschriften waarin ze uiteindelijk terecht kwamen in een context worden geplaatst.

Kunst / Expo binnenland

Naakt, jong en onbezorgd

recensie: Ryan McGinley - Photographs 1999-2015

Een halfgebruind lichaam met opvallend witte billen, rustig wandelend door een geel bloemenveld waarboven donkere wolken dreigen. Tot en met 30 augustus toont Kunsthal KAdE in Amersfoort een groot overzicht van de Amerikaanse fotograaf Ryan McGinley (1977, New Jersey, VS).

De naaktheid van de modellen, het prachtige landschap van de Verenigde Staten en de uitbundige sfeer van de foto’s schreeuwen het woord vrijheid. Gelukkig, losbandig en onbezorgd. Een modern paradijs met hier en daar een schrammetje.

Ryan McGinley, Coco's Cliff, 2009, 108x72cm. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery, New York

Ryan McGinley, Coco’s Cliff, 2009, 108x72cm. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery, New York

De tentoonstelling

Bij binnenkomst is het eerste wat opvalt het werk ‘YEARBOOK’, uitgevoerd op één grote wand in de hoofdzaal. Het bestaat uit meer dan vijfhonderd studioportretten van tweehonderd naaktmodellen. In eerste instantie voelt het wat onwennig om zonder schaamte deze naakten te bekijken. De modellen lijken echter zonder enige gêne voor de camera te te hebben geposeerd.
Het effect is indrukwekkend. De felle snoepkleuren hebben invloed op de gehele ruimte en geven het werk een popart-idee. Je kunt er uren naar blijven kijken dankzij de oneindige veelheid en verscheidenheid aan lichamen. Geen enkele foto is incompleet of valt erbuiten, ze zijn allemaal op zichzelf staand ook interessant.

Kunsthal KAde is een goede locatie voor de omvangrijke collectie van McGinley. In de gehele tentoonstelling krijgt elk werk genoeg ruimte om goed tot zijn recht te komen.
Het zijn voornamelijk werken waarin de straatcultuur en de overweldigende natuur van de Verenigde Staten naar voren komen: McGinley’s directe leefomgeving. Op de foto ‘Highway’, gemaakt in 2007, rennen vier jongeren in hun blootje over de Amerikaanse snelweg. De zon schijnt en het lijkt ze allemaal niks te kunnen schelen. De compositie loopt wat scheef, waardoor de foto het idee van een stiekem door een voorbijganger genomen snapshot krijgt.

Ryan McGinley, India (coyote), 2009. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery

Ryan McGinley, India (coyote), 2009. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery

Behind the scenes

De modellen zijn vaak in beweging. Ze rennen, zwemmen, dansen en klimmen. Door de speelsheid van de poses lijken de foto’s spontaan genomen te zijn. En voor een deel is dat ook zo, maar er zit zeker een idee of regie achter. In de educatieve kamer ‘behind the scenes’ krijg je een kijkje achter die schermen bij de ‘on the road’-series van McGinley. Zo zie je de fotograaf zelf met zijn camera in een vijver staan, om zo dicht mogelijk bij het model te kunnen fotograferen. Het maken van één foto vergt veel voorbereiding. McGinley bedenkt ingewikkelde scenario’s om de meest geweldige beelden te maken.
Een prachtig werk uit de collectie is ‘India’ uit 2010, waarop een vrouw een coyote op haar nek draagt. De krassen die het beest heeft achter gelaten zijn duidelijk op haar lichaam te zien. Beiden kijken ze met een doordringende blik in de camera, alsof ze samen één persoon zijn.

De collectie van McGinley’s ‘Photographs 1999-2015’ is soms confronterend, maar nodigt wel uit om langer bij een werk te blijven staan. De foto’s tonen grotendeels modellen tijdens een actie. Het diffuse licht doet aan Instagram-beelden denken, maar dan met naaktfiguren. Het is een weerspiegeling van hoe het leven eigenlijk zou moeten zijn: onbezorgd en vrij.

Kunst
special: Verrassende hedendaagse kunst op Java

Zomerspecial: Java – Indonesië

Een maand lang vertoefde ik op het dichtstbevolkte eiland ter wereld en het politieke, economische en culturele brandpunt van de Indonesische archipel: Java. Zonder veel onderzoek vooraf liet ik me meevoeren in de levendige bedrijvigheid en ontdekte ik een interessante mix van traditie en actualiteit. Het dynamische hedendaagse kunstcircuit bleek uiterst fascinerend en heeft mijn blik op Indonesië voorgoed veranderd.

Java is een smeltkroes van culturen, etniciteiten en religies, en een eiland vol tegenstellingen. Midden tussen majesteitelijke vulkanen liggen uit hun voegen barstende miljoenensteden die de bevolking dwingen om mondkapjes te dragen tegen de luchtvervuiling. De Islam bepaalt het dagelijks leven van de meesten, maar het wezen van de Javanen is nog altijd doordrongen van Hindoeïstische gebruiken en oeroude lokale riten. Deze aanwezigheid van traditie in de samenleving lijkt in eerste instantie nog altijd het zwaartepunt in de culturele expressie te vormen. Wie Java zegt, denkt aan eeuwenoude kunsttradities als de gamelan-muziek, voorstellingen met wayangpoppen en batik-schilderingen. Dat het eiland veel meer te bieden heeft dan deze archaïsche kunstvormen en tevens een broeinest is van hedendaagse kunst en design ontgaat veel toeristen jammergenoeg. Hoog tijd dus dat de actuele Indonesische kunst onder de aandacht gebracht wordt.

Top 5 bezienswaardigheden op Java

  1. Galeries en tentoonstellingsruimtes in Yogyakarta.
  2. Selasar Sunaryo Art Space, Bandung.
  3. Lawang Wangi Creative Space, Bandung.
  4. Faculty of Art and Design, Institut Teknologi Bandung.
  5. Borobudur, ’s werelds grootste Boeddhistische tempel uit de 9e eeuw.

Als culturele hoofdstad van Indonesië mag het niet verbazen dat Yogyakarta barst van de galeries en tentoonstellingsruimtes. Toch staat Yogya nog voornamelijk bekend om de traditionele kunsten en komen de meeste bezoekers voor de batiks. Gelukkig is er een groeiende belangstelling voor de hedendaagse kunst en is er sinds een aantal jaar de Yogygakarta Contemporary Art Map – onder andere verkrijgbaar bij restaurant en guesthouse Viavia – waarmee je je eigen galerie-tocht kunt samenstellen. De ideale manier om jezelf onder te dompelen in het uitgebreide kunstaanbod is door per fiets tussen de interessante en soms goed verstopte locaties te pendelen. Veel tentoonstellingsruimten zijn tevens werkplaats, café, winkel of ontmoetingsplek en bieden een diverse selectie van beeldende kunst, fotografie en design. Deze interdisciplinaire aanpak is kenmerkend voor Yogyakarta, omdat er weinig financiële steun van de overheid beschikbaar is. Kunstenaars – die vaak ook curator zijn en vice versa – zijn zo gedwongen samen te werken en hun eigen mogelijkheden te creëren.

Kedai Kebun

Foto: Marie Stel – Kedai Kebun

Langgeng Art Foundation is zo’n plek waar kunst wordt getoond, besproken en geproduceerd. In een groot gebouw met twee verdiepingen en een binnentuin is actuele kunst uit Indonesië naast kunst uit andere delen van de wereld te zien. Zo wordt de bezoeker gedwongen om kritisch na te denken over de positie van Indonesisische kunstenaars in de internationale hedendaagse kunstwereld. Een andere bekende tentoonstellingsruimte is Cemeti Art House, dat in 1988 door de Nederlandse curator en kunstenares Mella Jaarsma werd opgericht. Met eenzelfde soort insteek als Langgeng, is er kunst van zowel lokale als internationale kunstenaars te zien. Door zich ook op documentatie en educatie te richten wil Jaarsma met Cemeti een bijdrage leveren aan het hedendaagse kunstdiscours.

De perfecte plek om te eindigen na een dagvullende artistieke tour is galerie/restaurant/boekenwinkel Kedai Kebun Forum, dat al twee decennia de populairste kunstenaars-hotspot van Yogya is. Hier kun je je laven aan afwisselende presentaties of getuige zijn van een perfomance. Het balkon biedt de gelegenheid om bij te komen van alle indrukken en in het restaurant kan uitgebreid gedineerd worden. Naast de genoemde tentoonstellingsruimtes, zijn er tal van andere plekken in Yogya die de moeite van het bezoeken waard zijn, zoals bijvoorbeeld Sangkring Art Space, Grafis Minggiran Printmaking en Kebun Bibi. Al met al is Yogyakarta een bruisende stad waarin je met een beetje moeite gegarandeerd een bijzondere ontmoeting hebt met de hedendaagse Indonesische kunstwereld.