Tag Archief van: cultuur

Boeken / Fictie / Non-fictie

Duivelsgebroed versus de Kerk

recensie: De heks van Limbricht - Susan Smit
Sfeerbeelden met kruidenksyfffka07 via Pixabay: https://pixabay.com/nl/photos/kruiden-stenen-heks-rite-magie-5659780/

Susan Smit, die zichzelf een ‘heks’ noemt – zichzelf daarmee in eerste instantie identificerend als feminist – schreef een nieuwe roman, geheten De heks van Limbricht. Een waargebeurd verhaal dat je beklemt en verbaast.

Gebrandmerkt

Je zou maar als 74-jarige vrouw in de nadagen van de middeleeuwen (lees: 1674) een eigen mening hebben. Een sterke mening. Een die niet overeenkomt met de hoge heren van de Katholieke Kerk. Het is op z’n minst gezegd ‘verdacht’, een vrouw die voor zichzelf kan denken. Zo’n dappere, vrouw is Entgen Luijten. Deze oude mevrouw moest op bejaarde leeftijd een eenzame strijd voeren tegen mannen die zichzelf ‘experts’ noemden als het ging over het herkennen en uitmoorden van heksen. Allerlei lichamelijke kenmerken zoals opvallend grote moedervlekken, konden verregaande gevolgen hebben. Deze werden in het boek De Heksenhamer (1486) aangewezen als een heksenteken en dan was het met de beschuldigde in kwestie meteen gedaan. Wat volgde, was een water- of naaldproef om te bewijzen of de vrouw een echte heks was. Daarna volgde de brandstapel om de ziel van de vrouw, die zich zogenaamd had ingelaten met een ‘incubus’ (een mannelijke demon), te wassen.

Op deze manier zijn niet slechts honderden, nee zelfs duízenden vrouwen onterecht tot de dood veroordeeld. Smit verwijst in haar nieuwe boek naar een van de meest afschrikwekkende heksenvervolgingen allertijden: in 1613 gingen een maand lang maar liefst twee vrouwen per dag op de brandstapel. Een manier om vrouwen angst in te boezemen, zo zegt Smit in een interview tegen de krant Trouw (25 mei 2021). Haar nieuwe hoofdpersonage, Entgen Luijten, trekt zich echter niets aan van eventuele bangmakerij. Van haar naaste buren tot aan de autoriteiten: hun mening laat haar koud. En dat komt haar duur – héél duur – te staan.

De felste strijder

Smit gaf Entgen Luijten – van wie de geschriften over haar proces bewaard zijn gebleven – een eigen stem. Ze komt over als een reële vrouw, die haar tijd vér vooruit was. Entgen groeide op in een gezin met vier kinderen, van wie zij veruit de oudste was, en daardoor was ze in zekere zin een tweede moeder voor de anderen. Haar moeder was een ernstige, diepgelovige vrouw, die haar hele leven boete heeft gedaan voor die ene fout: vóór het huwelijk een kind baren. Entgen heeft vrijwel niets met haar moeder gemeen; ze lijkt de genen van haar grootmoeder in zich te dragen. Een even zo wijze vrouw, die ook geïntrigeerd was door de natuur en alles wat zij te bieden heeft. Aderlatingen en bloedzuigers toedienen bij ziekte? Entgen maalt er niet om. Liever maakt zij kruidenmengsels van de zelfverbouwde planten in haar tuin.

Dat haar buren haar opmerkelijk vinden, is nog zacht uitgedrukt. Entgen leeft er niet alleen een alternatieve geneeskunde op na, ze is ook nog eens een zakenvrouw in hart en nieren. Niet haar man Jacob troggelt afpersers af; het is Entgen die slinkse handelaren te snel af is. Zo is het ook Entgen die het luidste roept wanneer buurman Nol spreekt over een opstand tegen de ‘heer van Limbricht’, Nicolaas van Breyll, die – zoals het de ware adel betaamt – zijn onderdanen onderdrukt. Maar zij aan zij, man aan vrouw strijden tegen het onrecht? Vergeet het maar. Entgen gaat die grenzen niet over en legt zich erbij neer: het is haar man Jacob die zich in het harnas moet hijsen. Met behulp van de hertog van Gulik en Brusselse huursoldaten bestormen zij in een duistere nacht het kasteel. Zal het recht zegevieren?

Behekste koeien en vergiftige bierpullen

De uitkomst van deze bestorming heeft invloed op de beeldvorming rondom de figuur Entgen Luijten. Het vormt wellicht hét startpunt van alle aantijgingen tegen Entgen. Als Entgens dochter Grietchen ook nog eens ongehuwd zwanger raakt op vroege leeftijd, zorgt dat er alleen maar voor dat reeds meer boze tongen beweringen uiten. In de plaatselijke kerk wordt Grietchen belachelijk gemaakt. Des te meer reden voor Entgen om die plek voor altijd de rug toe te keren, wat haar definitief in een solitaire staat brengt. Entgen en haar buren vervreemden steeds meer van elkaar. Daarna volgen in rap tempo allerlei beschuldigen: van behekste koeien tot vergiftige bierpullen. Entgen eindigt in de kerker van het kasteel. Ze overdenkt en overpeinst haar leven, terwijl de ratten haar gezelschap houden. Tijdens haar proces wordt ze bijgestaan door slechts één figuur: pater Halbach. Hij probeert haar een bekentenis te laten afleggen, maar Entgen weigert te liegen. Zal de vereenzaamde vrouw ooit nog levend de kerker verlaten?

Dat verdomde patriarchaat

Het riekt onmiskenbaar naar een goed uitgedacht script voor een film. Waarom het zo filmisch kan overkomen? Smit heeft zo’n geweldige, stilistische schrijfstijl in pacht dat je het vertelde zó voor ogen ziet. Vanaf de eerste tel groei je mee met het personage. Zonder te vervallen in grootspraak of Entgen op te hemelen, weet Smit vanaf bladzijde één een sympathiek personage op papier te zetten. Met de kennis van nu erger je je over de kwaadaardige krachten die haar leven verzuren en ontkom je niet aan een geïrriteerde zucht over het allesbepalende patriarchaat die de vrouw kleinhield. Je gruwelt bij de martelgang die Entgen moet doorstaan en je leeft mee wanneer ze het heeft over een steeds smaller wordend lijf dat rilt van de kou. Nee, een pretje is het niet én toch ‘verwarmt’ dit boek je ook. De afwisseling van heden naar verleden komt ook goed tot z’n recht. Het was interessant geweest om vanuit meer perspectieven te kunnen focaliseren, maar het perspectief van Entgen alleen op zichzelf al boeit tot de laatste minuut.

Boeken / Fictie / Non-fictie

Duivelsgebroed versus de Kerk

recensie: De heks van Limbricht - Susan Smit
Sfeerbeelden met kruidenksyfffka07 via Pixabay: https://pixabay.com/nl/photos/kruiden-stenen-heks-rite-magie-5659780/

Susan Smit, die zichzelf een ‘heks’ noemt – zichzelf daarmee in eerste instantie identificerend als feminist – schreef een nieuwe roman, geheten De heks van Limbricht. Een waargebeurd verhaal dat je beklemt en verbaast.

Gebrandmerkt

Je zou maar als 74-jarige vrouw in de nadagen van de middeleeuwen (lees: 1674) een eigen mening hebben. Een sterke mening. Een die niet overeenkomt met de hoge heren van de Katholieke Kerk. Het is op z’n minst gezegd ‘verdacht’, een vrouw die voor zichzelf kan denken. Zo’n dappere, vrouw is Entgen Luijten. Deze oude mevrouw moest op bejaarde leeftijd een eenzame strijd voeren tegen mannen die zichzelf ‘experts’ noemden als het ging over het herkennen en uitmoorden van heksen. Allerlei lichamelijke kenmerken zoals opvallend grote moedervlekken, konden verregaande gevolgen hebben. Deze werden in het boek De Heksenhamer (1486) aangewezen als een heksenteken en dan was het met de beschuldigde in kwestie meteen gedaan. Wat volgde, was een water- of naaldproef om te bewijzen of de vrouw een echte heks was. Daarna volgde de brandstapel om de ziel van de vrouw, die zich zogenaamd had ingelaten met een ‘incubus’ (een mannelijke demon), te wassen.

Op deze manier zijn niet slechts honderden, nee zelfs duízenden vrouwen onterecht tot de dood veroordeeld. Smit verwijst in haar nieuwe boek naar een van de meest afschrikwekkende heksenvervolgingen allertijden: in 1613 gingen een maand lang maar liefst twee vrouwen per dag op de brandstapel. Een manier om vrouwen angst in te boezemen, zo zegt Smit in een interview tegen de krant Trouw (25 mei 2021). Haar nieuwe hoofdpersonage, Entgen Luijten, trekt zich echter niets aan van eventuele bangmakerij. Van haar naaste buren tot aan de autoriteiten: hun mening laat haar koud. En dat komt haar duur – héél duur – te staan.

De felste strijder

Smit gaf Entgen Luijten – van wie de geschriften over haar proces bewaard zijn gebleven – een eigen stem. Ze komt over als een reële vrouw, die haar tijd vér vooruit was. Entgen groeide op in een gezin met vier kinderen, van wie zij veruit de oudste was, en daardoor was ze in zekere zin een tweede moeder voor de anderen. Haar moeder was een ernstige, diepgelovige vrouw, die haar hele leven boete heeft gedaan voor die ene fout: vóór het huwelijk een kind baren. Entgen heeft vrijwel niets met haar moeder gemeen; ze lijkt de genen van haar grootmoeder in zich te dragen. Een even zo wijze vrouw, die ook geïntrigeerd was door de natuur en alles wat zij te bieden heeft. Aderlatingen en bloedzuigers toedienen bij ziekte? Entgen maalt er niet om. Liever maakt zij kruidenmengsels van de zelfverbouwde planten in haar tuin.

Dat haar buren haar opmerkelijk vinden, is nog zacht uitgedrukt. Entgen leeft er niet alleen een alternatieve geneeskunde op na, ze is ook nog eens een zakenvrouw in hart en nieren. Niet haar man Jacob troggelt afpersers af; het is Entgen die slinkse handelaren te snel af is. Zo is het ook Entgen die het luidste roept wanneer buurman Nol spreekt over een opstand tegen de ‘heer van Limbricht’, Nicolaas van Breyll, die – zoals het de ware adel betaamt – zijn onderdanen onderdrukt. Maar zij aan zij, man aan vrouw strijden tegen het onrecht? Vergeet het maar. Entgen gaat die grenzen niet over en legt zich erbij neer: het is haar man Jacob die zich in het harnas moet hijsen. Met behulp van de hertog van Gulik en Brusselse huursoldaten bestormen zij in een duistere nacht het kasteel. Zal het recht zegevieren?

Behekste koeien en vergiftige bierpullen

De uitkomst van deze bestorming heeft invloed op de beeldvorming rondom de figuur Entgen Luijten. Het vormt wellicht hét startpunt van alle aantijgingen tegen Entgen. Als Entgens dochter Grietchen ook nog eens ongehuwd zwanger raakt op vroege leeftijd, zorgt dat er alleen maar voor dat reeds meer boze tongen beweringen uiten. In de plaatselijke kerk wordt Grietchen belachelijk gemaakt. Des te meer reden voor Entgen om die plek voor altijd de rug toe te keren, wat haar definitief in een solitaire staat brengt. Entgen en haar buren vervreemden steeds meer van elkaar. Daarna volgen in rap tempo allerlei beschuldigen: van behekste koeien tot vergiftige bierpullen. Entgen eindigt in de kerker van het kasteel. Ze overdenkt en overpeinst haar leven, terwijl de ratten haar gezelschap houden. Tijdens haar proces wordt ze bijgestaan door slechts één figuur: pater Halbach. Hij probeert haar een bekentenis te laten afleggen, maar Entgen weigert te liegen. Zal de vereenzaamde vrouw ooit nog levend de kerker verlaten?

Dat verdomde patriarchaat

Het riekt onmiskenbaar naar een goed uitgedacht script voor een film. Waarom het zo filmisch kan overkomen? Smit heeft zo’n geweldige, stilistische schrijfstijl in pacht dat je het vertelde zó voor ogen ziet. Vanaf de eerste tel groei je mee met het personage. Zonder te vervallen in grootspraak of Entgen op te hemelen, weet Smit vanaf bladzijde één een sympathiek personage op papier te zetten. Met de kennis van nu erger je je over de kwaadaardige krachten die haar leven verzuren en ontkom je niet aan een geïrriteerde zucht over het allesbepalende patriarchaat die de vrouw kleinhield. Je gruwelt bij de martelgang die Entgen moet doorstaan en je leeft mee wanneer ze het heeft over een steeds smaller wordend lijf dat rilt van de kou. Nee, een pretje is het niet én toch ‘verwarmt’ dit boek je ook. De afwisseling van heden naar verleden komt ook goed tot z’n recht. Het was interessant geweest om vanuit meer perspectieven te kunnen focaliseren, maar het perspectief van Entgen alleen op zichzelf al boeit tot de laatste minuut.

Boeken / Fictie

Een levensbepalende dag

recensie: Kruispunt - Jonathan Franzen
KatedraalUnsplash - Debby Hudson https://unsplash.com/photos/sgdyBq6kheQ

De leden van de progressief-Christelijke familie Hildebrandt kennen veel geheimen voor elkaar. Jonathan Franzen maakt hun worstelingen invoelbaar, toont goede en minder goede karaktertrekken, zonder ooit partij te kiezen. Zijn nieuwe werk Kruispunt is helemaal typerend voor de befaamde Amerikaanse romanschrijver.

Na het ietwat minder geslaagde Zuiverheid (2015) toont Franzen zich met Kruispunt wederom grootmeester van de familieroman. Onze jeugd, belangrijke gebeurtenissen, keuzes van onze gezinsleden die van invloed zijn op onszelf: het zijn bepalende elementen die ons vormen tot wie we zijn. Als geen ander toont Franzen de doorwerking van anderen op onszelf en andersom. De Correcties (2001) en Vrijheid (2010) werden al onthaald als instantklassiekers: ‘Great American Novels’ van de 21e eeuw, beide bekroond met een Pulitzer. Kruispunt centreert zich opnieuw rondom een gezin waarbij we vijf perspectieven meekrijgen (enkel de jongste heeft geen eigen hoofdstukken). Nieuw in een roman van Franzen is dat de gezinsleden gelovig zijn, zij het de een meer dan de ander. Het is een gouden greep: God is het zevende familielid waartoe ze zich moeten verhouden, wat een extra dimensie toevoegt aan hun verhoudingen.

Momentopname

Russ Hildebrandt woont met zijn vrouw Marion en kinderen Clem, Becky, Perry en Jason in New Prospect, een voorstadje van Chicago. Hun levens centreren zich voor een groot deel rondom de ‘First Refirmed Church’, waar Russ hulpprediker is. Voorheen stond hij ook aan het roer van ‘Crossroads’, de hippie-achtige jongerentak van de kerk, maar na een onhandig incident was die positie niet meer houdbaar. Het weerhoudt Becky en Perry er niet van toch lid te worden van de beladen vereniging.

Kruispunt speelt zich voor een groot deel af op één dag: 23 december 1971. Russ heeft de aantrekkelijke jonge weduwe Frances Cottrell gestrikt voor een liefdadigheidsproject in een arme wijk van Chicago en verheugt zich op de uren die hij in haar gezelschap mag doorbrengen. Het verloop van de sneeuwrijke dag wordt ingenieus verweven met die van de andere gezinsleden, wat een minutieus gepuzzel aan de schrijftafel geweest moet zijn.

Verreikende consequenties

Wanneer alle lijnen uitgezet zijn, springen we naar Pasen 1972. Pas vanaf hier neemt Kruispunt echt een vlucht. De lange aanloop was nodig om een stevig fundament te leggen: Kruispunt is namelijk het eerste deel van wat de A Key To All Mythologies-trilogie moet worden. Wat de precieze doorwerking is van alle keuzes die op de betreffende decemberdag worden gemaakt, blijft voorlopig nog in het ongewisse (maar zal ongetwijfeld het wachten waard zijn).

Wie zoekt, kan wel de nodige voorbodes vinden. Marion die kijkt naar het musje dat zich schoonmaakt in het stof, het vergt weinig moeite daar Marion zelf in te zien die afrekent met haar verleden om als herboren verder te gaan. Franzen heeft ongetwijfeld de verleiding moeten weerstaan een verhandeling over zijn favoriete diersoort te beginnen. Waar hij in Vrijheid vurige uiteenzettingen hield over bedreigde vogelsoorten, dienen vogels in Kruispunt vooral als subtiele symboliek. Het past de Hildebrandts, die ondanks hun tekortkomingen trachten juist te leven.

Film / Serie

Een tijdloos liefdesverhaal

recensie: Normal People
romantische foto met koppel, hoofdpersonagesEndeavor

Marianne en Connell zitten bij elkaar op de middelbare school als ze verwikkeld raken in een ongebruikelijke liefdesrelatie. Waar Connell enorm populair is, wordt Marianne gezien als een buitenbeentje. Toch lijken de twee elkaar te vinden. In een eerlijk en puur coming of age portret worden de gevoelens van twee jonge mensen openlijk in beeld gebracht.

Voyeurisme en intimiteit

Al vanaf het begin voelt de kijker zich geabsorbeerd door het verhaal van de serie. De shots zijn close, het acteerwerk is goudeerlijk en de muziek laat het vaak afweten tijdens emotionele scenes. Het helpt hierbij ook dat het verhaal verteld wordt in 12 korte afleveringen van elk onder een half uur. Hierdoor worden een soort korte portretten geschetst, waarbij de kijker telkens het gevoel heeft een inkijkje te hebben in het leven van de personages. In combinatie met het spel van de getalenteerde acteurs wordt je als kijker gelijk meegenomen in het ongemakkelijke leven van twee pubers. Je voelt ineens weer hoe het is om in de klas te zitten, om alleen door een schoolgebouw te lopen als je niemand hebt om mee naar een volgende les te gaan en hoe klein het wereldje van de gemiddelde scholier eigenlijk is. En hoe pijnlijk je hier buiten valt als jouw wereld al veel groter is, zoals Marianne overkomt.

Deze eerlijke intimiteit zet zich door in de seksscènes van de serie, waarin weinig wordt verdoezeld of aan de verbeelding overgelaten. Waar veel films of series ervoor kiezen het licht simpelweg uit te laten gaan, wordt hier extra aandacht besteed aan dat nieuwe gevoel, de onwetendheid en de spanning.

Goed ontwikkelde personages

De personages van Connell en Marianne dragen de serie. Hoewel zij lijken te beginnen als een stereotype ‘populaire jongen wordt verliefd op niet populair meisje’, ontvouwen zij zich uiteindelijk als veel complexere karakters waarvan niet elke keuze die zij maken valt uit te leggen of te onderbouwen. Op hun eigen manier ziet de kijker de twee worstelen met persoonlijke problemen en de tocht naar de volwassenheid afleggen. Het is fascinerend om te zien hoe de twee elkaar hier soms juist in vinden en kunnen helpen en elkaar op andere momenten weer compleet kwijtraken. Omdat de personages niet voldoen aan een bepaald verwachtingspatroon van gedrag wordt het makkelijker voor de kijker om zich met hen te identificeren. Connell en Marianne zijn geen onbereikbare filmsterren, hun liefdesverhaal is geen sprookje en wordt juist gekenmerkt door een enorm gebrek aan communicatie en onbegrip. Ze zijn, juist, gewoon normal people.

Losse eindjes

De serie heeft een duidelijk begin en een open einde. Hoewel dit natuurlijk juist realistisch is en een opluchtende afwisseling van het “lang en gelukkig” uit Hollywood films en series, voelt het verhaal ook onaf. Bepaalde vragen blijven onbeantwoord en het voelt alsof de serie nog enkele afleveringen rustig door zou kunnen blijven kabbelen zonder dat er belangrijke ontwikkelingen plaatsvinden. Gelukkig is er voor de kijker die niet voldaan achterblijft ook nog het gelijknamige boek van Sally Rooney, waar de serie op is gebaseerd. Hierin worden veel van deze open eindjes wel afgesloten.

 

Boeken / Fictie

Gelaagde gangsterroman

recensie: Colson Whitehead (vertaling door Harm Damsma) - Harlem Shuffle

Na twee Pulizers voor zijn laatste romans De Ondergrondse Spoorweg en De Jongens van Nickel, waren de verwachtingen voor Colson Whiteheads nieuwe boek hooggespannen. Met Harlem Shuffle heeft Whitehead wederom een volstrekt origineel en levendig werk afgeleverd.

Whitehead is zo’n schrijver die zich bij ieder boek heruitvindt. Zijn oeuvre bevat onder andere een zombieroman, een memoir over de pokerwereld en roman over concurrerende liftinspecteurs. Hij brak bij het grote publiek door met zijn alom bejubelde De ondergrondse spoorweg, een uiterst oorspronkelijke en allegorische roman over het slavernijverleden. Whitehead kleurt graag buiten de lijntjes en zet genres volledig naar zijn hand. Zo schept hij ook in Harlem Shuffle een volledig eigen universum: een misdaadverhaal waar de nodige humor en maatschappijkritiek in verwerkt is.

Dubbelleven

Ray Carney mag dan uit een crimineel nest komen, zelf heeft hij de intentie op het rechte pad te blijven. Met zijn eigen meubelzaak op 125th Street en zijn vrouw Elizabeth die in verwachting is van hun tweede lijkt dat voornemen aardig te slagen. Soms is het buffelen om de huur op te brengen voor hun toch al niet riante appartement, maar klagen mag hij niet.

Ondanks zijn goede intenties slaagt Carney er niet in zich volledig aan zijn verleden te ontworstelen. Zijn neef Freddy – die als een broer is voor Carney – raakt voortdurend verwikkeld in louche zaken. Voordat Carney er goed en wel erg in heeft, is hij een sleutelfiguur geworden binnen een grootschalige juwelenroof in Hotel Theresa. Carneys keurige meubelwinkel vormt immers het perfecte front waar de buit tijdelijk ondergebracht kan worden.

Glijdende schaal

Harlem Shuffle is opgebouwd als drieluik. We volgen Carney en zijn omgeving opeenvolgend in 1959, 1961 en 1964. Ieder deel centreert rondom een bepaalde misdaad en kent zijn eigen opbouw. Afzonderlijk zijn de verhalen goed, maar tezamen versterken ze elkaar. We zien Carney afglijden en telkens weer nieuwe redenaties moet vinden om zijn daden voor zichzelf goed te praten. Whitehead laat zien dat het grijze gebied groot is, als lezer bepalen we zelf het omslagpunt.

Hoewel Harlem Shuffle luchtiger van toon is dan Whiteheads vorige twee romans, blijven racisme en discriminatie ook hier een belangrijk thema. Elizabeth werkt voor een reisbureau dat zich specialiseert in veilige binnenlandse reizen voor zwarten (zeker in de zuidelijke staten is een gastvrij verblijf voor de zwarte bevolking allerminst vanzelfsprekend). Nergens is Harlem Shuffle echt grimmig; Whiteheads kleurrijke personages zoeken simpelweg naar manieren om zich te redden in een wereld waarin ze op zichzelf zijn aangewezen.

Boeken / Fictie

‘Drama’ is het toverwoord

recensie: Storm rond het landhuis – Anne Jacobs

In het eerste deel van de serie Het landhuis maakte de lezer(es) al kennis met de hoofdfiguren Jenny, Franziska en Walter, ontsprongen uit de fantasie van auteur Anne Jacobs. Hoewel het tweede deel, Storm rond het landhuis, veel meer verhaallijnen met elkaar verbindt, beklijft het niet zo erg als het eerste deel. Integendeel, het plot is bij vlagen ronduit langweilig.

Weinig sprankelende personages

De Duitse schrijfster Anne Jacobs mag zich met recht een bestsellerauteur noemen. Ze schreef eerder de veelgeprezen serie over Het weesmeisje, waaruit niet een trilogie maar zelfs een quatrologie (d.w.z. vier bijbehorende delen in één reeks) voortkwam. Het betreft één langgerekt verhaal over een jong meisje dat zichzelf omhoogwerkte binnen een familie van adel en er zelfs onderdeel van werd. Hoe vooruitstrevend het genoemde ‘weesmeisje’ (Marie geheten), hoe star het personage Jenny in Jacobs ogenschijnlijk volgende quatrologie over Het landhuis.

Qua verhaal en setting mag het waarschijnlijk minder ‘romantisch’ heten dan die van de serie over Het weesmeisje: met de reeks Het landhuis tuimelen we terug in het post-DDR tijdperk, terwijl lezeressen in Het weesmeisje naar een meer intrigerende periode werden meegenomen: de tijd voor de Eerste Wereldoorlog en het Interbellum. Ook zijn de personages in de Het landhuis-serie minder sprankelend dan in andere romans van de hand van Jacobs.

Weinig inspirerend is voornamelijk Jenny, de kleindochter van Franziska. Laatstgenoemde is de ‘Barones von Dranitz’ die in 1990 terugkeerde naar haar ouderlijk huis, dat ze in de Tweede Wereldoorlog moest ontvluchten. Ondanks de grootst mogelijke tegenzin van de inwoners van Dranitz en het omliggende Waren an der Müritz, gelegen in de schone provincie Mecklenburg-Vorpommern, trachtte Franziska von Dranitz om het landhuis weer in al zijn glorie te herstellen en open te stellen voor het grote publiek: het groteske gebouw met monumentale waarde gaat vanaf nu dienstdoen als wellnesshotel. Dit tot grote afkeer van Franziska’s dochter, met wie ze een slechte kind-ouderrelatie heeft: Cornelia. Op haar beurt heeft Cornelia een slechte verstandhouding met Jenny, haar enige kind, aan wie ze overigens nooit heeft verteld wie haar verwekker was. Het beschrijven van de onderlinge familierelaties benadrukt meteen hetgeen waarop de gehele serie op stoelt: drama, drama en nog eens drama.

Zeikerige types

Jenny is op haar beurt moeder geworden van de kleine Julia, liefkozend ‘Juultje’ genoemd. De vader van deze spruit (haar ex-baas Simon) is buiten beeld… Tenminste voor een poosje, want in dit deel komt hij als ongenode gast een kijkje nemen in Waren en omstreken en denkt hij eraan om een business op te starten om dichter bij zijn dochter in de buurt te kunnen zijn. En intussen polst hij of Jenny hem héél misschien een tweede kans wil geven?

Jenny heeft wel andere zaken aan haar hoofd: een verbouwing, om maar iets te noemen. Ze is de drijvende kracht achter de nieuwe bestemming van landgoed Dranitz en werkt met man en macht mee aan het realiseren van het hotel. Daarbij stuit ze geregeld op problemen, zoals de conflicten met Sonja. Sonja is het kind van Walter (ooit de verloofde van Franziska) en Elfriede (de jongste zus van Franziska die in het kraambed overleed).

Sonja koestert nog steeds wrok jegens haar tante Franziska, aangezien ze haar verantwoordelijk houdt voor de dood van haar moeder Elfriede. Franziska ontvluchtte namelijk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog het landhuis en liet Elfriede, met haar zwakke gezondheid, ‘zomaar’ achter. Een nogal overdreven en zelfs bijna onrealistische wrok, zou je kunnen stellen, maar wel passend bij het karakter van deze Sonja: de fors gebouwde dierenarts van Dranitz is nogal een gevalletje ‘paranoïde’ en vreet haar eenzaamheid weg, terwijl ze vol afgunst kijkt naar degenen die het in haar ogen beter hebben. Een personage dat vermoeiend genoeg één van de focalisaties vormt in dit boek: je kijkt namelijk mee vanuit de beleving van Franziska, Walter, Jenny, Sonja en Ulli.

Een zinkend huwelijksbootje

De laatstgenoemde betreft een mogelijke love interest voor Jenny: Ulli is de ex-man van de oervervelende Angela uit het eerste deel, die een baan accepteert in Bremen, maar verknocht raakt aan de erfenis van Max Krumme (diens botenverhuur). Keert hij terug naar Dranitz om neer te strijken naast Jenny, met haar onuitstaanbaar aantrekkelijke, rode lokken? Een man die in ieder geval wél terugkeerde naar Dranitz om zijn leven te slijten met zijn grote geliefde, is Walter. Als jonge soldaat verpachtte hij ooit zijn hart aan Franziska, maar na de Tweede Wereldoorlog kon hij haar niet meer vinden. Hij verloor zichzelf in een amoureuze verhouding met Franziska’s zus Elfriede, waar de stuurse en mopperkontige Sonja uit voorkwam.

Nu is de tijd aangebroken om de verloren decennia in te halen: Walter en Franziska stappen alsnog in dat huwelijksbootje, dat al ‘eeuwen’ ligt aangemeerd. Op hun huwelijksreis worden ze getart door de grote vraag: kunnen ze genieten van elkaar in het hier en nu of knagen de herinneringen aan een pijnlijk verleden te veel aan hun prille geluk?

Weinig monumentale waarde

Het is mooi dat verscheidene generaties het woord krijgen in Storm rond het landhuis, maar eerlijk is eerlijk: het verhaal wordt wel érg gedomineerd door de oudere garde. De oude knarren geven het boek wel een erg hoog ‘Hendrik Groen’-gehalte en nodigt voor een zekere groep lezers wellicht weinig uit tot identificatie (hoewel Max Krumme de prijs krijgt voor meest humoristische van het stel). In de jongere garde wil je je niet echt inleven: hoewel de bijfiguren veel bewondering hebben voor de o zo mooie Jenny, toont ze zich maar weinig sympathiek en is ze voornamelijk onberekenbaar en opvliegend. Ook alle personen die haar omringen, kunnen je maar weinig echt raken. Ze worden dan ook erg gestereotypeerd of te oppervlakkig omschreven.

Ook het plot is niet spannend. Wat zet je er dan tóch toe aan om verder te lezen? Dat is in principe alleen maar de schrijfstijl. Jacobs kan prachtig schrijven en heeft nog steeds een vaatje waar ze voldoende humor uit kan tappen. Toch weet ze met deze roman niet dezelfde ‘hoogtes’ te bereiken als met deel 1. In deel 1 was er een mooie afwisseling tussen heden (de jaren ’90) en het verleden (WOII) en dat zorgde voor een spanningsboog en veel onverwachte wendingen. In deel 2 word je in een bouwput gedropt en kan het lot van menig personage je eigenlijk geen reet interesseren. Hoewel Jacobs mooie zijpaden inslaat, is het verhaal niet van ‘monumentale waarde’. Hopelijk keert het tij met het (zeer waarschijnlijk komende) vervolg!

Boeken / Non-fictie

Niet bang om teveel te zeggen

recensie: De bange mens - Daan Heerma van Voss

In De bange mens gaat schrijver en historicus Daan Heerma van Voss op zoek naar de geschiedenis van de angst. In deze zoektocht staat hijzelf centraal. In het non-fictiewerk is Heerma van Voss niet bang om zijn angsten bloot te geven, maar ook niet om met al zijn kennis over het onderwerp te dwepen.

Zijn leven lang kampt Daan Heerma van Voss met fobieën. Als zijn vriendin hem op een herfstochtend de opdracht geeft om die angsten te doorgronden, gaat hij aan de slag. Ze nemen afscheid en zien elkaar pas weer als Heerma van Voss zijn zoektocht heeft afgerond.

Waar Heerma van Voss als kind bang was dat hij ging schuimbekken van tandpasta, ontwikkelde zijn angststoornis zich naarmate hij volwassen werd in lange perioden van inzinkingen. Tijd werd een ambigu begrip. ‘Alleen ’s avonds voel ik me goed, omdat ik dan weer een dag heb doorstaan, en kennelijk vind ik dat ik daar een of ander lintje voor heb verdiend’, schrijft hij.

De reis

De zoektocht ontvouwt zich als een lange reis met diverse stations die elk een onderdeel van de herkomst van angst belichten. Zo duiken we in de familiegeschiedenis van Heerma van Voss om te achterhalen of angst op een biologische wijze overdraagbaar is. Daarnaast leer je als lezer meer over de ontstaansgeschiedenis van de DSM, het handboek voor psychologen en psychiaters, en hoe een angstdiagnose gesteld wordt en in de loop der jaren weer verandert.

Geen enkel aspect van Heerma van Voss’ zoektocht blijft onaangetast. Dat neemt hij zich bij aanvang van het boek ook voor: ‘De vele studies en boeken over angst schieten tekort: ze isoleren één aspect van iets wat per definitie veelkoppig en ongrijpbaar is.’ En eerlijk is eerlijk, daar lijkt de schrijver aardig in te slagen, wellicht tot vermoeiends toe.

Zoals hij hier zijn mening over eerdere werken niet onder stoelen of banken schuift, is hij ook niet bang om de werkwijze van artsen en psychiaters te bekritiseren. ‘Tegenwoordig maken psychiaters het zichzelf vaak gemakkelijk door tegen hun patiënten te zeggen dat ze last hebben van een ‘chemische disbalans’ in hun hersenen, die dan zou worden verholpen door een pilletje.’

Als de praktijk daadwerkelijk zo zwart-wit is als Heerma van Voss hier schetst, mogen psychiaters zichzelf weleens achter de oren krabben en is het een goede zaak dat de schrijver de branche hier bekritiseert. Maar hoe objectief kan de auteur in kwestie nog zijn, als hij zijn hele leven te maken heeft met psychiaters en psychologen? Met die vraag blijf je zitten na het lezen van het boek.

Elitair

Dat Heerma van Voss zich heeft ingelezen, is overduidelijk. In vrijwel elke alinea komt een van zijn bronnen voorbij, of ze nou stokoud zijn (Hippocrates) of  relatief jong (Heidegger). Ook baseert hij zich op recentere bronnen uit de laatste tien jaar. Ja, daarmee ontleedt hij de herkomst van angst, maar haalt hij tegelijkertijd op een ietwat elitaire manier de vaart uit het verhaal.

Kwetsbaar

De alinea’s waarin hij strooit met zijn kennis staan haaks op de persoonlijke passages waarin je een kwetsbaar inkijkje krijgt in Heerma van Voss’ leven. Die zinnen geven pas echt een beeld van wat vrees met je doet. ‘Er zijn periodes dat ik niet goed in staat ben tot een normaal en zinnig gesprek. Te zeer neergedrukt, te angstig, etc. En ik voel dan hoezeer dit anderen bedrukt.’ Die passages wekken medeleven op met de auteur. Het is dan ook pijnlijk te lezen dat het voltooien van de zoektocht niet voldoende is om zijn relatie te behouden.

Ben je niet thuis in de wereld van fobieën en angststoornissen, dan helpt De bange mens je zeker op weg. Wie dit boek als leek leest, is er daarnaast al snel van overtuigd dat Heerma van Voss zijn doel – alle aspecten van vrees belichten – heeft behaald.

In de etalage

In die persoonlijke passages zien we meer van de schrijver die Heerma van Voss is. Had hij het verhaal volledig op zijn eigen ervaringen gebaseerd, dan las het boek veel makkelijker weg. De auteur zet zowel al zijn kennis als al zijn kwetsbaarheid in de etalage. Dat maakt dat je het boek toch uitleest.

Boeken / Non-fictie

Gedachtespinsels

recensie: Cornelis Verhoeven - Alledaagse mijmeringen

Alledaagse mijmeringen is een verzameling niet eerder uitgegeven essays die filosoof Cornelis Verhoeven schreef tussen ’53 en ’56.

Verhoeven overleed bijna twintig jaar geleden. Hij geldt als een belangrijk Nederlands filosoof en zijn boeken en essays zijn bekroond met verschillende prijzen (o.a. de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre). Een buste van de filosoof is te vinden in het oude stadscentrum van ’s-Hertogenbosch, langs de Binnendieze.

Stilstaan en overpeinzen

Verhoeven heeft sinds zijn proefschrift in 1956 onophoudelijk gepubliceerd. De essays in Alledaagse mijmeringen dateren van vóór die tijd en kunnen gezien worden als het begin van zijn schrijverscarrière. Er is nog niet één vaste stijl te ontdekken, maar een meer meanderend, mijmerend denken en onderzoeken.

Verhoeven schreef dagelijks, over alle soorten onderwerpen. Zo doet Alledaagse mijmeringen bijna aan als een greep uit zijn (filosofische) dagboek. Veel van de essays zijn kort en voelen soms onaf, alsof Verhoeven ze opschreef om er later op door te kunnen gaan, als ideeën voor een boek of uitgebreider essay. Dat maakt Alledaagse mijmeringen toegankelijk, ondanks het feit dat Verhoevens taalgebruik dat niet altijd is.

Verwondering

In zijn boek Inleiding tot de verwondering (1967) schrijft Verhoeven over de filosofie zelf. Wat is filosofie? Verwondering over het alledaagse, geraakt kunnen worden door het ‘normale’ en dit in een ander licht aanschouwen. Deze definitie sluit naadloos aan op Verhoevens eigen manier van filosoferen. In Alledaagse mijmeringen filosofeert hij over uiteenlopende onderwerpen als muziek, melancholie, de zin van het moeilijke, snoepen en burgerlijkheid. Steeds opnieuw tast hij voorzichtig het onderzochte af, draait eromheen, denkt tegen vooronderstellingen in, verbindt er concepten aan.

Hier en daar doet Verhoevens stijl denken aan Michel de Montaigne in diens Essays (1580), waar de naam ‘essay’ vandaan komt. Vanuit het Frans vertaald probeersels, oefeningen. Dat is wat deze mijmeringen zijn. Het is prettig om je te laten meevoeren in dit rustig en open denken.

Troost

Het essay Troosten springt eruit. Verhoeven verwijst naar de beroemde filosoof Blaise Pascal en Goethe en vervlecht hun citaten in zijn eigen verhaal, hij gebruikt ze en denkt erop door. Precies zoals Montaigne citaten van andere denkers gebruikte in zíjn essays.

‘Troosten is een magisch gebaar omdat troosten een onmogelijke daad is.’

Verhoeven oppert het idee dat de troost magisch is, omdat deze daad alleen gepoogd kan worden en nooit kan lukken. Verdriet kan namelijk nooit weggenomen worden, dat moet doorleefd worden. Zoals Goethe schrijft: ‘Troost is een absurd woord: Wie niet wanhopen kan, hoeft niet te leven.’ Het lijden hoort bij het leven, de troost doet niets meer dan hier de aandacht op vestigen zodat het uiteindelijk opgeheven kan worden.

Het kopieerapparaat

Verhoevens zoon Daan schreef een voorwoord bij Alledaagse mijmeringen. Het ontroerende hieraan is dat Daan – zelf geen filosoof – dezelfde verwondering over het alledaagse aan de dag legt als zijn vader, wanneer hij enkele alinea’s schrijft over het kopieerapparaat dat hij gebruikt om zijn vaders werk te kopiëren. Net als zijn vader laat hij zijn gedachten de vrije loop over zoiets ‘banaals’ als de tekst op het schermpje van een kopieerapparaat. Hier komt ook bij Daan het alledaagse binnen als iets absurds, als iets om je over te verwonderen, iets om van in de lach te schieten. Verderop schrijft hij: ‘Mijn vader was op zijn gelukkigst, geloof ik, als hij mocht schrijven, en elk blaadje dat door mijn handen ging was een blijk van zijn geluk.’

Dat geluk en die wil tot schrijven en filosoferen komt tot uiting in deze vroege essays van Verhoeven. Een mooie aanvulling op een indrukwekkend oeuvre en een mooi inkijkje in de eerste schrijfoefeningen van een échte filosoof.


Standbeeld Cornelis Verhoeven te Den Bosch

Boeken / Boeken / Boeken
special: Tekens van het onzichtbare (Antoon Van den Braembussche) en Intimiteit en onthechting (Michel Dijkstra)

De zingbare rest

Bijna gelijktijdig verschenen twee boeken die elkaar deels overlappen en soms ook aanvullen: Intimiteit en onthechting van Michel Dijkstra en Tekens van het onzichtbare van Antoon Van den Braembussche.

Michel Dijkstra (1982) is docent en publicist op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek. Hij promoveerde op het eenheidsdenken bij Meister Eckhart en de Japanse zenmeester Dōgen. Antoon Van den Braembussche (1946) is een Vlaams cultuurfilosoof en dichter die zich specialiseerde in kunstfilosofie en, later, in de vergelijking tussen westers en oosters denken.

Dijkstra definieert mystiek als ‘een proces van innerlijke onthechting of versterving, (…) een tijdelijk opheffen van tegenstellingen [en] (…) de mogelijkheidsvoorwaarde voor een ontmoeting met de onvatbare ander’. Van den Braembussche ziet mystiek ‘als een verdieping van het onzegbare’. De noties van mystiek benoemt hij als ‘het spirituele, de leegte, het onzegbare en het sublieme’.  Hij zoekt net als Dijkstra ‘de affiniteiten en overeenkomsten tussen de verschillende mystieke tradities’ in oost en west. Beiden is het te doen om het onderzoek naar hoe dit in verschillende kunstvormen tot uiting komt, waarbij Dijkstra nog een tweede thema aanroert (levenskunst). Dat laatste richt zich volgens hem ‘op verbinding met de ander zonder jezelf te vergeten’.

Intimiteit en onthechting

Dijkstra verklaart de titel van zijn boek, Intimiteit en onthechting,  aan de hand van de verhouding tussen een man en een dauwdruppel door de dertiende-eeuwse Japanse zenmeester Dōgen. De man wordt weerspiegeld in de druppel en deelt zich als de ander mee. Ze zijn op die manier intiem. Tegelijkertijd is de afstand tussen ‘beide polen’ gigantisch.

Dijkstra beschouwt de dichter Paul Celan, componist Claude Vivier, schrijver Clarice Lispector en beeldend kunstenaar Alberto Giacometti als brandpunten. Al deze kunstenaars onderzoeken in hun werk volgens hem ‘afstand en nabijheid ten opzichte van de ander of het andere’. Waarbij het dan gaat om de polen God-ziel, mens-wereld en ik-de ander.

Tekens van het onzichtbare

Is bij Dijkstra Dōgen het uitgangspunt, bij Van den Braembussche is dat diens Perzische bijna-tijdgenoot en soefimysticus Rumi. In diens poëzie culmineren ‘liefde, stilte en het onzegbare [die] elkaar wederzijds doordringen en vooronderstellen’. In dit verband gebruikt Van den Braembussche hetzelfde woord als Dijkstra in de titel van zijn boek: intiem. In de betekenis van de vervlechting van leven en dood, de doordringing van het zichtbare en onzichtbare. Rumi legt ‘grote nadruk op de extase en de vervoering als onderdeel van de mystiek’ wat in schril contrast staat met ‘mystieke teksten die onbewogenheid, ascese en onthechting hoog in het vaandel dragen’, teksten die met name Van den Braembussche aan de orde stelt. Van den Braembussche beschouwt de stilte bij Rumi en Paul Klee, de leegte bij beeldend kunstenaar Anish Kapoor en de nachttijd van de poëzie bij Celan als tekens van het onzichtbare. Zij zijn zijn brandpunten.

De dichter Paul Celan

Paul Celan is een voorbeeld van een dichter aan wiens werk beide auteurs aandacht besteden. Dijkstra begint zijn boek met hem, Van den Braembussche eindigt ermee.

Dijkstra stelt dat Celan in zijn laatste levensjaren zowel ‘meer dan ooit gepreoccupeerd is door mystieke teksten’, met name die van Meister Eckhart, als terug wil keren tot de oorsprong van de joodse mystiek. De auteur bespreekt enkele van Celans gedichten, zoals Keulen, Am Hof en Jij, wees jezelf, jij, altijd en Het woord van de diepte-in-gaan. Hij drukt zich daarbij soms cryptisch uit; ‘Sommige gedichten (…) lezen als een fenomenologie van deze diepte in het intermenselijke,’ is bijvoorbeeld zo’n zin. En hoewel levenskunst soms wordt aangestipt, is dit hoofdstuk vooral een uitleg van Celan tussen oost en west.

Van den Braembussche legt in zijn hoofdstuk over Celan een ander accent dan Dijkstra. Hij gaat uit van het gegeven dat ‘in de joodse mystiek (…) allereerst de taal centraal staat’ en werkt dit op een heldere, duidelijke manier uit aan de hand van het beroemde gedicht Todesfuge. Hierin gaat het niet om polen zoals Dijkstra ze beschrijft, maar ook een mythische tegenstelling tussen Margarete met het gouden haar en de donkerogige Shulamith. Later komt Van den Braembussche hierop terug, wanneer hij een schilderij van Anselm Kiefer naar aanleiding van dit gedicht bespreekt. Mooi is dat de auteur afsluit met een eigen gedicht, een ‘Coda’ waarin alles als in een soort poëtische samenvatting nog eens langs komt.

Zit er muziek in?

Dijkstra vervolgt zijn boek met een hoofdstuk over de Canadese componist Claude Vivier (1948-1983). De lijntjes naar zowel het thema als de andere hoofdstukken zijn helaas wat dun, zodat het thema muziek niet echt een aanvulling is op Van den Braembussche, die hier geen apart hoofdstuk aan wijdt. Wel eindigt hij zijn hoofdstuk over Rumi met een ontroerende opmerking over muziek, waarvoor je als lezer het essay van Dijkstra zo cadeau zou willen doen. Van den Braembussche citeert Rumi wanneer hij zegt: ‘Laat de muziek dit gedicht voltooien.’ Wanneer taal tekort schiet om het onuitsprekelijke te verwoorden, komt muziek te hulp, ‘doordrongen van heimwee naar de goddelijke oorsprong’. Waarbij tussen twee haakjes kan worden aangetekend, dat Celan het ook over iets vergelijkbaars had: ‘De zingbare rest.’

Muziek komt verder in het boek van Van den Braembussche niet voor, beeldende kunst des te meer, met Paul Klee en Anish Kapoor. Inclusief afbeeldingen. Zoals Dijkstra ingaat op Giacometti, zonder afbeeldingen weliswaar, maar iedereen kan zich er wat bij voorstellen.

Opvallend is dat Van den Braembussche in zijn hoofdstuk over Paul Klee raakt aan het begrip levenskunst dat Dijkstra wilde onderzoeken. Klee richt zich op het eind van zijn leven, ziek en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, naar zijn diepste ik. De auteur bespreekt hoe hij dit deed aan de hand van de engelenafbeeldingen van Klee. Stapsgewijs en indrukwekkend ontvouwt hij het mystieke karakter van deze eenvoudige potloodtekeningen.

De keus is aan de lezer

Misschien is dit het wat het boek van Van den Braembussche zo bijzonder maakt: hij neemt je in een bloemrijke taal mee in zijn zoektocht naar wat hij de ‘verdieping van het onzegbare’ noemt. Verdieping ook in de zin van stap voor stap te volgen en daarbij soms ontroering oproepend, zoals in zijn eigen gedicht Ein-sof en de korte passage over muziek.

Dijkstra volgt een andere, voor de lezer soms wat minder duidelijk pad in een wat drogere taal. Misschien zit het thema levenskunst hem daarbij iets in de weg en had het boek aan duidelijkheid gewonnen als hij zich, net als Van den Braembussche, tot kunst en mystiek uit oost en west had beperkt en een gelukkiger hand in het kiezen van zijn voorbeelden had gehad. Met uitzondering van Paul Celan, wat bij Dijkstra ook meteen het meest geslaagde hoofdstuk opleverde. In Celan zit ook de overlap tussen beide boeken. Dat kan niet missen. De keus is aan de potentiële lezer.

Intimiteit en onthechting
Schrijver: Michel Dijkstra
Uitgever: Boom Uitgevers
Prijs: € 20,00
Bladzijden: 176
ISBN: 978 90 2443 395 7
Sterren: 3,5
https://www.boomfilosofie.nl/product/100-10130_Intimiteit-onthechting

Tekens van het onzichtbare
Schrijver: Antoon Van den Braembussche
Uitgever: Damon
Prijs: € 19,90
Bladzijden: 160 pagina’s
ISBN: 978 94 6340 295 8
Sterren: 5
https://www.damon.nl/book/tekens-van-het-onzichtbare

Boeken / Fictie

Slachtoffer van haar eigen geluk

recensie: Schijnvrucht – Ingrid de Vries

Shocking! Van onbekende, mannelijke docenten die verliefd worden op een jonge scholiere en voor eeuwig uit de schoolbanken verbannen worden tot oud-presidenten als Silvio Berlusconi die aanpapt met een 17-jarige buikdanseres. Het zijn inmiddels ‘smeuïge’ verhalen die al snel hun weg vinden naar de media. Maar wat als de jonge vrouw in kwestie het gevoel heeft dat ze de liefde van haar leven gestrikt heeft? In Schijnvrucht werpt Ingrid de Vries een heel ander licht op dit soort heikele kwesties.

Een moedergeschiedenis

Auteur Ingrid de Vries, tevens werkzaam als journalist, redacteur, researcher en tekstschrijver heeft voor haar nieuwe boek haar eigen moeder als onderzoeksobject genomen. En niet zonder reden. Haar moeder, in dit boek ‘Anna’ geheten, valt als dertienjarige aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog als een blok voor de twintig jaar oudere vriend van haar vader: ‘oom’ Idzard. De ring om zijn vinger houdt hem niet tegen om met haar het pad der liefde te bewandelen.

Eerst zijn hun ontmoetingen van onschuldige aard: Idzard is professioneel schilder en op Anna’s verzoek geeft hij haar tekenlessen in zijn atelier. Dit zal later uitgroeien tot hun liefdesnest: de enige schuilplaats na schooltijd om zich te onttrekken aan alle vragende blikken. Daarna tracht Idzard ook Anna’s aandacht te stelen onder schooltijd en het hoge verzuim begint Anna’s vader en moeder op te vallen.

Al snel hebben Anna’s ouders het idee dat het contact niet zo pluis is als het lijkt. Anna’s vader, Roger, maakt zich meester van haar meest intieme en geheimen gevoelens door al haar brieven en dagboeken toe te eigenen, waarin Anna zowel geniet als haast ‘panikeert’ van alle verliefde gevoelens die haar overvallen. Zo schrijft ze “Ik ben bang voor zijn hartstochtelijkheid” als ze denkt aan Idzards tastende en strelende handen over haar onderbuik en billen. Vlak na haar veertiende verjaardag ‘kaapt’ Idzard Anna van school en ontmaagdt hij haar in zijn atelier.

Gedoemd?

Vanaf dat moment kan niets of niemand Anna en haar hartstocht in de weg staan: hoewel haar vader haar schoenen iedere avond verstopt en de deur op slot doet, weet Anna het ‘regime’ van haar vader te ontvluchten en blijft ze Idzard ontmoeten. Ondanks de roerige tijden – het rantsoen is karig en de winters zijn koud ten gevolge van Hitlers onvermoeibare wens om de wereld te veroveren – lijkt het alsof Anna haar portie geluk toebedeeld heeft gekregen. Maar dan ontvangt ze een briefje van Idzard (gekregen van zusje Lou, die optreedt als postduif) dat Idzards joodse vrouw Hannah zwanger is. Wat betekent dit voor hun prille liefde?

Dubbele visie

Naïef of smoorverliefd tot over haar oren? De jonge Anna is één van de twee ik-vertellers in dit boek. Zij is als het ware de ‘belevende ik-verteller’, omdat de lezer meekijkt vanuit haar onschuldige blik als tienermeisje. De liefde die ze voelt voor de volwassen Idzard lijkt reëel, maar in hoeverre kun je dat inschatten als je nog maar zo weinig ervaring hebt op liefdesgebied? Idzard lijkt voor haar een obsessie te zijn. Ook als haar ouders haar wegsturen naar Frankrijk en andere plekken, is Idzard in haar hart én hoofd aanwezig.

Er is maar één die kan analyseren hoe die liefde in elkaar steekt en dat is de ‘oudere versie’ van Anna, de tweede ik-verteller in dit verhaal. Dit betreft de 88-jarige Anna, die als een ‘vertellende ik’ terugblikt op haar leven met Idzard. Echt positief kijkt ze niet terug op de jaren die haar gegund werden met Idzard: uiteindelijk wist ze met man en macht haar familie te overtuigen om haar in het huwelijksbootje te laten treden met haar grote liefde. Al die tijd heeft een vraag haar dwars gezeten: “Was ik genoeg voor Idzard?”. Menigmaal werd ze geteisterd door gedachtes over Idzard met andere jonge meisjes en vroeg ze zich tevens af waar hij nou werkelijk van hield: van jonge meisjes of van háár. De mysterieuze Idzard blijft in nevelen gehuld en zelfs op hoge leeftijd kan Anna haar Idzard maar lastig doorgronden.

Ongelukkige huisvrouw

Gedurende het boek zien we eigenlijk maar één Anna: een weifelende en ongelukkige Anna die zichzelf in de weg staat. Het boek heeft een zeer aanwezig droevig karakter. Met iedere tijdsprong weet je dat er nog meer ellende wacht. Anna en Idzard krijgen een dochter, van wie Anna maar weinig liefde terugkrijgt en Anna lijkt zich maar lastig te kunnen wortelen in haar huwelijk. Zeker in haar ondergeschikte positie als huisvrouw en 24/7 poetsvrouw des huizes. Ze bokst iedere dag op tegen de hoge verwachtingen die ze heeft en die haar stuk voor stuk niets bijbrengen. De omwenteling in de gevoelens van Anna zijn magistraal weergegeven in vaak fragmentarische vorm: in kleine stukjes tekst leren we Anna’s gevoelswereld steeds beter kennen. De grote vraag die bij de lezer opspeelt, zou zeker de volgende kunnen zijn: Hoeveel is het je waard om bij je grote geliefde te kunnen zijn?

Staat het mistroostige karakter van het verhaal de lezer in de weg? Zeker niet, want De Vries is een fantastische schrijfster. Ze stopt al haar zinnen vol met dubbele betekenissen, stilistische hoogstandjes en emotie. Het feit dat haar zinnen zo gedetailleerd uitpakken, leidt er wel toe dat het leestempo vertraagt en soms zelfs verstart. Het leest niet vlot weg, maar het is een gelaagd en realistisch aandoend verhaal, dat je twee keer laat denken over iets waar je in het begin nog erg van gruwelde: de liefde tussen een minder- en meerderjarig persoon.

Dit boek zet aan tot het loslaten van vooroordelen en opent de dialoog over de onverwachte doch hartstochtelijke liefdes in het leven. Daar waar je je in het begin slechts ongemakkelijk kunt voelen bij de seksueel getinte passages, zul je later meer openstaan voor Anna’s visie op het gebeurde. Was zij de uiteindelijke overwinnaar tegenover alle vooringenomen types of slachtoffer van haar eigen geluk?

Boeken / Non-fictie

Eerbetoon aan het boek

recensie: Papyrus - Irene Vellejo (uit het Spaans vertaald door Adri Boon)

In Papyrus vertelt classica Irene Vellejo in geuren en kleuren over haar favoriete voorwerp: het boek. Het resultaat is een persoonlijke hommage over boeken door de jaren heen die verder gaat dan een reguliere geschiedschrijving.

Voordat het woord ‘papyrus’ roem verwierf als cheesy Word-lettertype – Saturday Night Live maakte er een geniaal filmpje over – kenden we het eeuwenlang als medium voor het geschreven woord. Het is één van de dragers die voorbijkomt, naast onder meer steen, kleitabletten en perkament. Zelfs de menselijke huid is gebruikt om belangrijke boodschappen over te brengen. Zo schrijft de Griekse historicus Herodotos over een Atheense generaal die zijn schoonzoon wilde aansporen een opstand tegen het Perzische Rijk uit te lokken. Een brief schrijven zou beide levens op het spel zetten. In plaats daarvan werd de boodschap getatoeëerd op het achterhoofd van een bediende. Nadat diens haar voldoende was aangegroeid, kon de bediende veilig de tocht naar de geadresseerde maken, om daar wederom zijn hoofd te scheren en het geheime bericht prijs te geven.

Vrije associaties

Vellejo gidst de lezer langs vervlogen tijden en verloren gegane bibliotheken, waarvan de voornaamste natuurlijk de bibliotheek van Alexandrië is. Oprichter Ptolemaeus I had geen bescheiden streven met zijn project: de bibliotheek moest (kopieën van) álle bestaande boeken bijeenbrengen. Geleerden uit elk volk werden gerekruteerd om alle niet-Griekse teksten te vertalen. In tegenstelling tot de buitenwereld, leefden in de bibliotheek de woorden van Grieken, Joden, Egyptenaren, Iraniërs en Indiërs vreedzaam naast elkaar.

Laat er geen misverstand over bestaan: Papyrus is géén complete of puur objectieve geschiedenis van het boek. In meer dan 500 pagina’s passeren talloze anekdotes de revue. Het boek is veeleer een essaybundel met verhandelingen over de geschiedenis van het schrift en onze omgang daarmee, waarbij de Klassieke Oudheid het zwaartepunt vormt. De essays zijn enigszins naar onderwerp gerangschikt, maar zijn niet chronologisch geordend.

Empathie

Vellejo heeft de zeldzame gave om de geschiedenis tot leven te brengen door zich in te leven in haar subjecten. Een rol perkament is voor Vellejo niet louter een historisch artefact, maar ook het verhaal van een (geletterde!) tot slaaf gemaakte die belast was met de taal om teksten te kopiëren . In Papyrus duiken hier en daar ook persoonlijke herinneringen op: Vellejo vertelt over pestende klasgenootjes op het schoolplein in Zaragoza die maakten dat zij haar toevlucht in boeken zoekt.

Hoewel deze passage aangrijpend is, had hij ook weggelaten kunnen worden. Het doet enigszins aan als een afrekening, waarvoor dit boek wellicht niet de juiste plek is. Toch is het slechts een kleine smet op een fenomenale prestatie. Papyrus is verplichte kost voor iedere boekenwurm!