Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

Alleen in Berlijn

recensie: Stadsnomade - Amy Liptrot

In haar overtuigende autobiografische debuut De uitweer beschreef Amy Liptrot haar dronken jaren in Londen en haar teruggevonden soberheid in haar thuisbasis op de Orkneyeilanden. Haar wederom autobiografische Stadsnomade pikt de draad op waar De uitweer eindigt.   

Eerlijk is eerlijk: de Orkneyeilanden zijn schitterend, maar nieuwe mensen ontmoet je er maar weinig. Laat staan de liefde van je leven. Liptrot windt er dan ook geen doekjes om: ze vertrekt naar de grote stad uit eenzaamheid. Idealiter ontmoet ze de ware en keren ze samen terug naar haar vertrouwde archipel. Zodoende waagt Liptrot een sprong in het diepe. Ze besluit zich een jaar lang onder te dompelen in Berlijn en te zien wat er op haar pad komt.  

Stedelijke wildernis

Glamoureus vangt het leven in Berlijn niet aan: Liptrot trekt van het ene onderhuuradresje naar het andere en voelt zich een beetje verloren. Als geheelonthouder en liefhebber van de zee lijkt de inlandse clubhoofdstad ook niet de meest voor de hand liggende bestemming, maar schijn bedriegt. Liptrots verfrissende blik biedt de lezer een nieuwe kijk op Berlijn. 

Zo ontwikkelt de natuurliefhebster al gauw een fascinatie voor de stedelijke fauna. Ze spot haviken en zoekt tevergeefs naar de vermeende wasberen die bij Berlijn rijk zou zijn. Ook stelt ze zich samen met haar nieuwe geliefde tot doel om op alle verkeerseilanden in Berlijn te zoenen en verslag uit te brengen van de locatie. Als voormalig alcoholist laat Liptrot het nachtleven grotendeels aan haar voorbij gaan, een enkele excursie naar Berghain daargelaten. 

Leven om te schrijven

Het Berlijnse avontuur lijkt niet louter ingegeven door een verlangen naar een andere omgeving. Liptrot creëert met haar onderneming ook haar schrijfonderwerp. In De uitweer was dat proces natuurlijker: Liptrot had een problematisch drankverleden te verwerken en wist dit op eigen wijze te vervlechten met verslagen over de woeste natuur van de Schotse eilandengroep. Een afrekening met het verleden dat leest als een reisverhaal.  

In Stadsnomade is Liptrot meer zoekende, zowel letterlijk als figuurlijk. Het siert Liptrot dat ze openhartig is over haar onzekerheden. Stadsnomade is waarschijnlijk niet het boek dat Liptrot wilde schrijven over Berlijn. Ze zocht een metgezel maar bleef zitten met liefdesverdriet. Stadsnomade is een eerlijk verslag van het leven zoals het ons toekomt, maar deze gegevens maken een vertelling niet per definitie boeiend. De urgentie waarvan De uitweer is doordrongen, is minder aanwezig in Stadsnomade. Volgens Liptrot wordt haar reis ingegeven door een verlangen naar nieuwe ontmoetingen, maar het idee om een boek te schrijven over deze periode zal niet pas achteraf in haar zijn opgekomen. Dit maakt Stadsnomade wat geknutseld, ondanks Liptrots unieke pen en overduidelijk talent.  

Gelukkig neemt het leven soms vlugge wendingen en wordt het schrijfmateriaal weer op een zilveren dienblaadje aangereikt. ‘Liptrot woont op de Orkneyeilanden met haar partner en zoontje’, zo valt te lezen in haar biografie op de binnenflap.  

Boeken / Fictie

Alleen in Berlijn

recensie: Stadsnomade - Amy Liptrot

In haar overtuigende autobiografische debuut De uitweer beschreef Amy Liptrot haar dronken jaren in Londen en haar teruggevonden soberheid in haar thuisbasis op de Orkneyeilanden. Haar wederom autobiografische Stadsnomade pikt de draad op waar De uitweer eindigt.   

Eerlijk is eerlijk: de Orkneyeilanden zijn schitterend, maar nieuwe mensen ontmoet je er maar weinig. Laat staan de liefde van je leven. Liptrot windt er dan ook geen doekjes om: ze vertrekt naar de grote stad uit eenzaamheid. Idealiter ontmoet ze de ware en keren ze samen terug naar haar vertrouwde archipel. Zodoende waagt Liptrot een sprong in het diepe. Ze besluit zich een jaar lang onder te dompelen in Berlijn en te zien wat er op haar pad komt.  

Stedelijke wildernis

Glamoureus vangt het leven in Berlijn niet aan: Liptrot trekt van het ene onderhuuradresje naar het andere en voelt zich een beetje verloren. Als geheelonthouder en liefhebber van de zee lijkt de inlandse clubhoofdstad ook niet de meest voor de hand liggende bestemming, maar schijn bedriegt. Liptrots verfrissende blik biedt de lezer een nieuwe kijk op Berlijn. 

Zo ontwikkelt de natuurliefhebster al gauw een fascinatie voor de stedelijke fauna. Ze spot haviken en zoekt tevergeefs naar de vermeende wasberen die bij Berlijn rijk zou zijn. Ook stelt ze zich samen met haar nieuwe geliefde tot doel om op alle verkeerseilanden in Berlijn te zoenen en verslag uit te brengen van de locatie. Als voormalig alcoholist laat Liptrot het nachtleven grotendeels aan haar voorbij gaan, een enkele excursie naar Berghain daargelaten. 

Leven om te schrijven

Het Berlijnse avontuur lijkt niet louter ingegeven door een verlangen naar een andere omgeving. Liptrot creëert met haar onderneming ook haar schrijfonderwerp. In De uitweer was dat proces natuurlijker: Liptrot had een problematisch drankverleden te verwerken en wist dit op eigen wijze te vervlechten met verslagen over de woeste natuur van de Schotse eilandengroep. Een afrekening met het verleden dat leest als een reisverhaal.  

In Stadsnomade is Liptrot meer zoekende, zowel letterlijk als figuurlijk. Het siert Liptrot dat ze openhartig is over haar onzekerheden. Stadsnomade is waarschijnlijk niet het boek dat Liptrot wilde schrijven over Berlijn. Ze zocht een metgezel maar bleef zitten met liefdesverdriet. Stadsnomade is een eerlijk verslag van het leven zoals het ons toekomt, maar deze gegevens maken een vertelling niet per definitie boeiend. De urgentie waarvan De uitweer is doordrongen, is minder aanwezig in Stadsnomade. Volgens Liptrot wordt haar reis ingegeven door een verlangen naar nieuwe ontmoetingen, maar het idee om een boek te schrijven over deze periode zal niet pas achteraf in haar zijn opgekomen. Dit maakt Stadsnomade wat geknutseld, ondanks Liptrots unieke pen en overduidelijk talent.  

Gelukkig neemt het leven soms vlugge wendingen en wordt het schrijfmateriaal weer op een zilveren dienblaadje aangereikt. ‘Liptrot woont op de Orkneyeilanden met haar partner en zoontje’, zo valt te lezen in haar biografie op de binnenflap.  

Boeken / Fictie

Een sterk doortrokken maatschappijkritische houding

recensie: Prachtige wereld, waar ben je – Sally Rooney
Pixabay

Prachtige wereld, waar ben je is een boek dat naadloos aansluit bij Sally Rooneys eerdere werk: we vangen weer een glimp op van haar generatie. Er wordt getinderd bij de vleet, appjes bepalen de stemming van de dag en geen enkel hoofdpersonage schuwt een gesprek over politiek of klimaat. Hoewel Rooney hetzelfde trucje toepast (lees: ongeveer hetzelfde soort type hoofdpersoon met eenzelfde soort levenshouding, dezelfde setting (Ierland), dezelfde soort intellectuele gesprekken), is haar boek geenszins saai of vervelend. Integendeel.  

Huisje, boompje, Tinder

Twee vriendinnen verbonden door één passie: literatuur. Daar waar Alice veel roem heeft vergaard met twee romans, moet Eileen het stellen met een onderbetaalde baan bij de redactie van een literair tijdschrift. Alice kan niet bepaald genieten van alle aandacht die haar toekomt. Onmachtig om zich te weren tegen roddel en achterklap en overmatige belangstelling, belandt ze in een psychiatrische kliniek. Na haar inzinking verkast ze naar de Ierse westkust en onderhoudt ze contact met haar vrienden via de mail. De e-mails naar Eileen staan bol van de heimelijke verwijten, verslagen over seksuele verhandelingen en filosofische overpeinzingen. In deze e-mails tonen de twee twintigers zich als toonbeelden van hun generatie: enerzijds peinzend over grote politieke en milieugerelateerde vraagstukken en anderzijds vol twijfels over de nieuwe vangsten op Tinder.  

Al snel blijkt dat beiden aan het begin van het boek tegen hun bijna dertigste levensjaar opkijken en dat het burgerlijke ‘huisje, boompje, beestje’ een ver-van-hun-bed-show is. Na haar break-up met Aidan, hangt Eileen – meer dan ze het zelf zou willen toegeven – angstvallig vast aan haar vriendschap met de veel oudere Simon, een oude jeugdvriend. Al jaren smacht ze stiekem naar deze knappe, lange vent met een aureool van blonde krullen om zijn hoofd. Intussen datet Alice erop los met de wel erg directe Felix, die zowel oog heeft voor de knappe vrouwen als mannen in de wijde omtrek. Hoewel Felix de ene na de andere gemene opmerking tegen Alice maakt, lijkt Alice de rode vlaggen niet te willen zien en zet ze haar gekrenkte trots opzij. Tegen beter weten in, nodigt ze Felix uit om haar te vergezellen naar Rome. Een gedurfde zet in hun prille ‘relatie’ of zelfsabotage van Alice? 

Autobiografisch?

De vraag die onvermijdelijk naar boven komt, is de volgende: zou Alice een alter ego van Sally Rooney kunnen zijn? Sally Rooney die net als Alice ook twee boeken heeft geschreven en een ongelukkige tijd doormaakte in haar voormalige woonplek New York. Gelukkig bleef een inrichting haar bespaard, maar – autobiografisch of niet – Rooney wil wel korte metten maken met de gedachte dat een geslaagde schrijver zijn altijd een pretje is. 

Rooney neemt dit keer nog meer afstand tot haar hoofdpersonages. Er is namelijk een ‘beperkte’, alwetende verteller aan het woord, die jammerlijk genoeg niet kan doordringen tot de gedachtes van Eileen, Alice, Simon en Felix. Enkel aan de onderlinge dialogen is af te lezen hoe zij zich tot elkaar verhouden. Nimmer tonen ze daadwerkelijk hun binnenwereld, behalve aan het einde van het verhaal. Dan zijn de emoties, waarvan we soms geen weet hadden, zo erg opgekropt dat dit leidt tot grote uitbarstingen. Dan verworden de ‘intellectuele’ jongeren tot mensen van vlees en bloed en verstommen de intellectuele gesprekken en maatschappijkritische geluiden om plaats te maken voor gesprekken over verwachtingen, onzekerheden en geluk. Zo lijken ze beiden een soort vervroegde ‘midlife-crisis’ mee te maken. Ze zijn ontevreden met hun huidige leven en lijken niet per se de beste oplossingen voorhanden te hebben om dit te kunnen veranderen. 

Observerende schrijver

Ondanks dat iedere pagina riekt naar hoogdravende, literaire pretenties (zo’n koele, observerende schrijfstijl en ethische, doordachte vragen vloeien niet zomaar uit je pen), is het een boek waar je met een prettig tempo doorheen raast. Rooney is een goede observator en biedt ons voornamelijk ellenlange beschrijvingen in plaats van dialogen. Haar afstandelijke manier van schrijven maakt het soms lastig om dichter tot de personages te komen. Ter illustratie: 

Om tien voor halfeen op een woensdagmiddag zat een vrouw achter een bureau in een gedeelde kantoorruimte in het centrum van Dublin door een tekstdocument te scrollen.

Toch geven dit soort observaties het boek ook een hoog waarheidsgehalte. Het lijkt echt alsof Rooney soms alleen maar optekent wat ze in het echt heeft waargenomen. Alsof Eileen en Alice daadwerkelijk bestaande vriendinnen van haar zijn, wier levensloop zij opschrijft. Een gemankeerde vriendschap: de vriendinnen durven alleen via e-mails openhartig te spreken over hun leven. Zelfs over seks. De boodschap luidt: seks staat zeker niet garant voor de liefde of het verkrijgen van een gelukzalige liefdesrelatie. Seks wordt gedegradeerd tot een leuke activiteit voor friendswith-benefits. Hoe geïnteresseerd ze ook lijken in die e-mails, opmerkelijk genoeg bellen de twee vriendinnen Eileen en Alice elkaar nooit. Beiden lijken zich te verstoppen achter de woorden van hun e-mails. 

Een droefgeestig gemoed

Tot slot, de titel. Gedurende het gehele verhaal zijn de vier hoofdpersonages naarstig op zoek naar manieren om het leven weer plezierig en aangenaam te vinden. Ze zoeken naar schoonheid in een wereld die wordt getergd door discriminatie, kapitalisme en ongelijke kansen. Aan het einde lijkt ieder personage een stukje van die schoonheid te hebben teruggevonden, maar blijven ze vrij pessimistisch van aard. Hetzelfde zou je kunnen zeggen voor de schrijfster, wier bedrukte stemming behoorlijk voelbaar is in dit verhaal. Tenminste, dat is een grote aanname die met verscheidene buitentekstuele informatie gestaafd zou kunnen worden. De vraag is of Rooney zich straks voor de vierde keer waagt aan een roman over worstelende, niet-heel-veel-zeggende hoofdpersonages in een wereld die hen teleurstelt óf voor de verandering eens kiest voor personages die meer berusten in hun lot en zoveel mogelijk plezier proberen te maken in het leven. 

Boeken / Fictie

Een fleurige doorsneeroman

recensie: De Jasmijnvilla – Elena Conrad
pixel2013 via Pixabay

Kan een vakantiebestemming zoveel indruk maken dat je ervoor in de pen wilt klimmen? Jazeker! Auteur Elena Conrad schreef over haar favoriete vakantieplek: de Ligurische kust. Zoals de titel, De Jasmijnvilla, al doet vermoeden gaat het eerste deel van de Jasmijnserie over een prachtige villa met een jasmijn- en olijfboomgaard. De bewuste villa wordt geërfd door een Duitse, alleenstaande jonge vrouw die zich laat inpalmen door haar sexy buurman. 

Vlinders en vlegels

Hoe rechttoe rechtaan kan een verhaal zijn: advocate in spe, Giulia Zeidler, krijgt onwerkelijk slecht en mooi nieuws op één dag. Haar opa, Enzo Martini, is eenzaam en alleen overleden en heeft aan zijn dochter Giuseppina Zeidler (Giulia’s moeder), zijn villa in Italië achtergelaten. Giuseppina – ‘Pina’ – wil echter niets weten van haar riante erfenis. Niet voor niets heeft ze haar thuisland jaren geleden ontvlucht om in het huwelijksbootje te stappen met de Duitser Robert Zeidler. Van contact tussen Pina en haar vader Enzo was geen sprake. Giulia vindt het maar vreemd en wil dolgraag een kijkje nemen op het landgoed van haar grootvader. Moedwillig neemt ze een tijdje vrij van werk en stapt in haar Twingo naar Levanto. Aldaar wordt ze met een zeer sceptische blik verwelkomd door Fulvio en Loretta, een echtpaar dat haar grootvader tot aan zijn laatste adem heeft geholpen met het runnen van het landgoed. Giulia weet hen gaandeweg in te palmen en te verzekeren van haar goede zaak: ze wil de villa koste wat kost opknappen.  

Niet alleen haar nieuwe missie bezorgt haar veel vlinders in haar buik. Ook de knappe buurman, Marco Signorello, zorgt voor een zekere opleving en blozend gelaat. Jammer dat Marco’s vader Alessandro al meteen zo’n grote aversie tegen haar heeft. Komt het doordat ze zoveel uiterlijke overeenkomsten vertoont met haar moeder Pina en haar aanblik al zijn diep weggestopte herinneringen naar boven haalt? Marco’s ‘aartsvijand’ Paolo Messi is tenminste wél in Giulia geïnteresseerd. Iets te veel, tot grote ergernis van Marco. Of aast Paolo – als de gewiekste makelaar die hij is – op de villa van wijlen haar grootvader? Ondertussen probeert hij ook Alessandro zijn huis en haard afhandig te maken. 

Voorspelbaar plot en een beperkte woordenschat

Drama alom, dus. Conrad weet genoeg intrige te kweken voor haar debuutroman. Ze lijkt de kunst te hebben afgekeken bij andere romanschrijfsters en haar plot is dan ook tamelijk voorspelbaar: iedere uitkomst in dit verhaal ligt in de lijn der verwachting. Conrads stijl is direct. Van haar hoef je geen gedetailleerde beschrijvingen te verwachten en ze heeft een tamelijk beperkte woordenschat die ze tentoonstelt. Dat maakt dat het verhaal heel toegankelijk is voor een breed lezerspubliek. Ook het feit dat ze zo weinig personages laat opvoeren in het verhaal, maakt dat het boek heel goed te volgen is. Jammer genoeg valt er weinig te lachen: de dialogen zijn vrij ernstig. Niet alleen de gesprekken tussen Alessandro en Giulia, maar ook die tussen Marco en Paolo en zelfs die tussen Giulia en haar moeder zijn behoorlijk negatief van aard. Een lachje kan er zeker niet af. Het boek is dus niet ‘luchtig’ te noemen, eerder een tikkeltje droefgeestig. Vooral als Laura, de zus van Marco, haar intrede doet in het verhaal. Ze is erg ziek en vreest voor de zorg voor haar negenjarige dochter Aurora… 

Dertien-in-een-dozijn-serie

Dit boek is zeker een aanrader voor lezers die houden van romantiek ten top. Lezers die houden van mooischrijverij en verrast willen worden door een indrukwekkende schrijfstijl, kunnen deze ‘dertien-in-een-dozijn-roman’ het beste links laten liggen. Er zijn genoeg Duitse collega-schrijvers die iets meer imponerende boeken op hun naam hebben staan. Neem een Anne Jacobs of Corina Bomann: met hun trilogieën kan Conrad zich niet meten. Het werk doet eerder denken aan dat van Paula Stern, die de Koffietrilogie schreef. Het lijkt bijna een soort trend: vrouwelijke schrijvers die zich wagen aan het schrijven van een trilogie en die vervolgens ophangen aan een zoetsappige naam: de Chocoladevilla-serie (Maria Nikolai), de Café Engel-serie (Marie Lamballe) en de Kleuren van schoonheid-serie (Corinna Bomann) kwamen dit jaar al eerder voorbij. Deze nieuwe serie, de Jasmijnserie, zet de traditie voort. Conrad lijkt de zoveelste schrijfster te zijn die haar romannetje wil opdelen in drie aparte verhalen. Ze heeft daartoe gekozen voor een toereikend aantal ingrediënten: wie La Bella Italia mixt met een knappe buurman, een wantrouwende omgeving en zon-, zee- en ziekenhuistaferelen, weet dat er genoeg drama op haar bordje komt.  

Hoe voorspelbaar het plot ook mag zijn en hoe sterk je ook het idee krijgt dat je dit verhaal al eerder voorbij hebt zien komen in boekvorm of in de gedaante van een serie of film: het verhaal lees je heerlijk weg op een zonnige dag. Voor even waan je je in de prachtige boomgaard in Levanto, wetend dat er een appetijtelijke Italiaan rondloopt die alles voor je overheeft. Ach, je kunt het slechter treffen… 

Boeken / Non-fictie

Over de diepste krochten van de ziel en daaraan voorbij

recensie: Ik hou van je maar kies het duister - Claire Vaye Watkins

In de autobiografische roman Ik hou van je maar ik kies het duister dompelt auteur Claire Vaye Watkins (1984) zich onder in haar eigen familiegeschiedenis. Met een vader die lid was van de Manson Family en een moeder die aan zelfdestructie leed, valt er meer dan genoeg te vertellen. Ondanks de groteske tragiek die Watkins toont, heeft ze ook zeker een (zwart) gevoel voor humor.

Jeugd zonder perspectief

De schrijfster is in haar derde boek openhartig over haar leven, dat eenvoudigweg ‘trammelant’ te noemen is. Misschien wel erg voor de hand liggend, voor de liefdesbaby van een behoorlijk instabiele moeder en de rechterhand van Charles Manson (de Amerikaanse crimineel en sekteleider, die talloze moorden op zijn geweten had). Samen met haar zusjes Lise en Lyn groeide ze op in Tecopa en in Pahrump, aan de Navajo Road in Californië in de Verenigde Staten. Nadat de dood – door toedoen van de ziekte leukemie – hun vader tot zich nam, trouwde hun moeder met Ron. Een huwelijk dat niet lang stand hield, met als gevolg dat Watkins moeder huis en haard verliet en Ron in grote onwetendheid achterliet. Hoe jong ze ook is, de jeugd van Watkins wordt overschaduwd door de verslavingen van haar moeder:

‘Verslaving is een van die begrippen die ik nooit bewust heb geléérd. Een begrip dat ik vanaf mijn geboorte al gekend lijk te hebben. […] De AA kwam het dichtst bij een kerk, wat ons gezin betreft.’

Bittere gevoelens en zwarte humor wisselen elkaar af als Watkins vertelt over haar aan koffie-, sigaretten-, drank- en werkverslaafde moeder. Als hun moeder hun levens keer op keer in gevaar brengt, besluiten Lyn en Lise weg te lopen (Watkins is het huis dan al uit) om weer bij Ron te gaan wonen in zijn dubbelbrede trailer aan Mesquite Avenue. Later, na een gevangenisstraf, mag Watkins moeder weer terugkeren naar de trailer: de plek waar ze uiteindelijk haar dood zal vinden na een overdosis pillen.

Zelfdestructief?

Terwijl haar moeder naar eigen zeggen ‘langzaam ten onder ging’, woonde Watkins onder andere in Los Angeles en leerde ze haar eigen boontjes doppen. Door middel van flashbacks en flashforwards geeft Watkins een niet-chronologisch overzicht van haar turbulente leven. Ze is uitgegroeid tot een getrouwde vrouw, met een baby en een ‘rij tanden in haar vagina’. Na Watkins bevalling overvalt een postnatale depressie haar en opeens is haar eigen leven Watkins vreemd: ze wil antwoorden op vragen uit het verleden, korte metten maken met de ethische kwesties die opdoemen in haar hoofd. Ze vlucht weg, vér weg, van een burgerlijk bestaan en enkel de borstkolf in haar reistas doet Watkins – op haar verre bestemming – nog herinneren aan de verantwoordelijkheden die een moeder draagt.

Een spiritueel ego

Het leven van de schrijfster, die momenteel ook lesgeeft in het vak ‘Creatief schrijven’ aan Bucknell Universiteit in Lewisburg (Pennsylvania), heeft trekjes van een script voor een dramatische film over de armoede in de woestijn van Nevada. Niets is minder waar; haar door en door feministische en altruïstische aard zijn niet overdreven. De schrijfster keerde terug naar de plek van haar jeugd, Death Valley, en is er nooit meer weggegaan. Ze ging terug om een goed beeld te construeren van haar ouders: aan het begin van het boek geeft ze een uitgebreide portretschets van haar vader en in vele hoofdstukken toont ze de brieven van haar moeder als jonge vrouw. Deze brieven doorbreken het verhaal, dat op zichzelf al lastig te volgen is. De vrij onorthodoxe schrijfstijl die Watkins hanteert, laat zien dat ze over een grote woordenkennis beschikt én dat ze zich verscheidene manieren kan aanwenden om haar verhaal aan de man te brengen. Ze maakt bovendien zoveel intertekstuele verwijzingen en ze dropt zoveel namen dat het vrij lang duurt om dit boek uit te lezen. Daarbij is de auteur zeker niet vies van een beetje spiritueel gezwets op z’n tijd, waardoor je je soms waant in het aloude hippietijdperk van vrije liefde (ze houdt er een niet bepaald geslaagd open huwelijk op na) en drugs. Sommige passages zijn zo duizelingwekkend geschreven, zo ongrijpbaar of onduidelijk, dat je je soms zelf in een trip waant. Juist door zoveel informatie mee te geven, raakt ze de lezer kwijt.

Zielenheil

Eerlijk is eerlijk: dit is een ongenadig diepe inkijk in het leven van een opmerkelijke vrouw. Ze bewandelt geen conventionele wegen, maar ze kiest voor de grootste omwegen in het leven. Bovenal doet ze waar ze zin in heeft en ze staat haar mannetje, terwijl de herinneringen aan een moeizame jeugd haar altijd blijven tergen. ‘Een roepende in de woestijn’ is deze vrouw zeker niet. Haar complexe wijze van denken en de zoektocht naar zielenheil, maken dit boek tot een opmerkelijk stukje literatuur.

Boeken / Fictie

Noodlottig gemis van familie

recensie: SS Proleterka – Fleur Jaeggy (Vertaling Frank Denissen)
Illustration by Jesse Auersalo; Source photograph Effigie / Leemage / Writer PicturesIllustration by Jesse Auersalo; Source photograph Effigie / Leemage / Writer Pictures https://www.newyorker.com/culture/the-new-yorker-interview/fleur-jaeggy-thinks-nothing-of-herself

Een tweede schrijfster als de Italiaanstalige Zwitserse Fleur Jaeggy (1940) bestaat niet. Dat was al op te maken uit haar sarcastisch getitelde en meermaals bekroonde De gelukzalige jaren van tucht (1989), maar haar even dunne roman SS Proleterka (2001) bevestigt het.

Hetzelfde vrouwelijke personage speelt de hoofdrol in beide titels, maar in die tweede komen we heel wat meer over haar te weten. Dat gaat aanvankelijk niet van een leien dakje. Er verschijnen naast de ik meteen aardig wat andere personages, van wie dan nog niet helemaal scherp is hoe die zich tot elkaar verhouden. Hoewel Jaeggy’s werk zeker niet zonder biografische grond is, ontkent ze die categorisch. Een zeldzaam interview, waarin ze nog minder dan het achterste van haar tong liet zien, gaf ze The New Yorker oktober vorig jaar.

Cruise

In de roman schrijft een 50-jarige naamloze vrouw over de cruisereis die zij als 15-jarige met haar vader Johannes (69) maakte op het SS Proleterka. Diens ex-vrouw, met wie hij kort getrouwd was, heeft hem de omgang met haar dochter alleen toegestaan in schoolvakanties en als gunst gedurende de twee weken van de reis omdat hij niet lang meer te leven heeft. Ze praten nauwelijks met elkaar, zoals dat altijd al het geval was.

Het reisverhaal wordt steeds onderbroken voor de strakke omtrekken van een familiegeschiedenis. Net als de anderen neemt de dochter daar een geobjectiveerd vereenzaamde positie in. Haar moeder bracht haar al snel bij grootmoeder Orsola in isolatie. Op haar vijftiende moest ze naar een kostschool, waar ze haar ‘gelukzalige jaren van tucht’ doorbracht.

Wil om te leven

Jaeggy vertelt in brokstukken die het gebrek aan samenhang in de familie weergeven. Tijden en locaties wisselen elkaar af. Het gaat minder om de gebeurtenissen op zich dan om de indrukken die anderen in hun gemankeerde levens op haar maakten, net zo gemankeerd als dat van haar zelf. Daarom kan ze voor hen en mogelijk ook voor zichzelf sympathie noch antipathie opvatten. Ondanks alles verliest ze nooit de wil om te leven. Daarom ook de ‘geheime lust’ voor haar eerste lichamelijke ervaring met een gewelddadig bemanningslid van de Proleterka. Maar: ‘Ze wil geen tederheid.’ En: ‘Ze proeft genot in weerzin.’

Het is een door en door psychologisch verhaal, minder door wat ze vertelt dan door de wijze waarop. Minimalistisch afgebeten zinnetjes beschrijven de teleurstellingen, al verbergt ze het verdriet alsof daar geen sprake van was. Die zinnetjes corresponderen met de notities die kort na haar geboorte zijn opgetekend: twaalf korte zinnen zonder commentaar.

Werkelijkheid

Ziekte, dood, zelfmoord, contactarmoede zijn zonder veel ophef motieven waarop het thema van de roman drijft. Een sleutelpassage luidt als volgt: “Twee woorden vergezellen mij als refrein: ‘leven’ en ‘ervaring’. Je verzint woorden om de wereld te vertellen en om hem te vervangen. Die twee woorden moeten werkelijkheid worden.” Het slot is een ervaring die het leven van ‘de dochter van Johannes’ niet minder op losse schroeven stelt.

Boeken / Fictie

Drie verschillende voetafdrukken van de oorlog

recensie: En de wereld was jong - Carmen Korn

Voor schrijfster Carmen Korn (Düsseldorf, 1952) vormden de vrouwen uit haar familie haar grootste inspiratiebron. Eerder verscheen van haar hand ‘De nieuwe tijd’-trilogie over vier vriendinnen en vroedvrouwen van de Finkenau in Hamburg tijdens de 20ste eeuw. Haar nieuwe trilogie, de ‘Drie steden-serie’, volgt wederom een aantal vrouwen en hun gezinnen. Met En de wereld was jong maakt Korn meteen een goede start, hoewel ze ditmaal het tempo wel erg hoog opvoert.

Leed en liefhebben in voormalig nazi-Duitsland

Het is 1 januari 1950 en de Tweede Wereldoorlog ligt nu ‘alweer’ vijf jaar achter hen en toch lijkt het als de dag van gisteren. De drie families, familie Aldenhoven (gehuisvest in Keulen), familie Borgfeldt (woonachtig in Hamburg) en de familie Canna (uit San Remo), leven in deze jaren van wederopbouw in grote onzekerheid. Met name de dochter van Elisabeth en Kurt Borgfeldt, Nina Christensen, wier man Joachim – liefkozend ‘Jockel’ genoemd – sinds maart 1945 vermist is. Nina’s vijfjarige zoon Jan heeft zijn vader nooit ontmoet en weet niet wat hij precies moet ‘missen’ in zijn leven. Zeker nu er een plaatsvervanger voor zijn vader in zijn leven is gekomen: de Britse correspondent Vinton Langley, een collega van Nina. Nina’s beste vriendin June Clarke en Vinton zouden niets liever zien dan dat Nina haar Jockel loslaat en met Vinton een nieuw leven start, maar Nina houdt hoop. Ook Nina’s moeder, Elisabeth, blijft hardnekkig geloven in de terugkeer van haar schoonzoon. Ze lijkt zelfs reikhalzender uit te kijken naar de thuiskomst van Jockel dan haar eigen dochter… Intussen lopen de zaken voor Heinrich Aldenhoven, die er een galerie op nahoudt, niet al te best. Hij raakt in de ban van een schilderij, De ananasberg, en wil dolgraag weten wie met zulke lichte penseelstreken het koffiehuis in de Hofgarten in Düsseldorf heet weten te vereeuwigen. Heinrichs dochter Ursula staat hem bij in deze zoektocht, maar het gaat niet echt van een leien dakje.

Terwijl de families in Keulen en Hamburg worstelen met het dagelijkse leven in voormalig nazi-Duitsland, krijgen de Canna’s in Italië te maken met hun eigen portie misère. De broer van Margarethe’s man Bruno, Bixio, heeft een knappe jongedame met de naam Carla Bianchi bezwangerd, terwijl hij getrouwd is met de ogenschijnlijk onvruchtbare Donata. Een schande voor de familie… Hoogzwanger wordt de jonge Carla naar Keulen gestuurd, waar ze met open armen wordt ontvangen door de familie Aldenhoven. Ulrich Aldenhoven, zoon van Gerda en Heinrich, ontfermt zich vanaf de eerste tel over de Italiaanse schone. Kan hij wellicht de vaderrol vervullen die Bixio ontloopt?

Hoop voor de jongeren

In een tijd waarin de wereld haar schoonheid is verloren en langzaam moet herwinnen, vinden toch heel mooie gebeurtenissen plaats. Ondanks de bittere en financieel lastige tijden, is er plek voor liefde en vriendschap. De drie families blijven elkaar aan het hart liggen en verwelkomen elkaar met korte bezoekjes. Het is vooral de verhaallijn van de familie Borgfeldt die beklijft, aangezien je je blijft afvragen of de Russen hun krijgsgevangene Jockel ooit nog laten terugkeren naar huis. Daarbij vallen de verhalen van de andere ‘jongere’ personages bij in het niet: Ursula en Ulrich Aldenhoven en Gianni Canna houden er toch iets minder boeiende levens op na. Ulrich blijft een flat character, dat wellicht nog in een later deel tot bloei zal komen. Ursula is naast Nina degene die het meeste leed ondervindt. Ze laat haar oog vallen op de getroebleerde en veel oudere Belg Jef Crayer. Diens zwangere vrouw is in de oorlog levend verbrand en sindsdien heeft hij nog maar weinig wensen voor de toekomst. Trouwen en kinderen krijgen: voor hem hoeft het allemaal niet meer. Ursula lijkt in zijn wensen te berusten, maar ontzegt ze zichzelf daarmee niet te veel? Gianni lijkt zich daarentegen niet graag te willen binden. Hij richt zich eerder op zijn onvervulde ambities dan op de liefde. Zo begint hij samen met een Nederlandse zakenpartner een eigen kroeg in San Remo, die om de een of andere reden zowel oorlogsslachtoffers als -daders trekt. Zullen Cupido’s pijlen zich dan nooit in hem boren of bestaat er meer in Gianni’s leven dan de horeca?

Koetjes en kalfjes

Er gebeurt zeker genoeg in dit boek om jou geboeid te houden. Toch gaat het wel in een érg moordend tempo. Korn wisselt zo snel af tussen de drie verhaallijnen (het verhaal van iedere familie is ondergebracht in een verhaallijn), dat je je aandacht nimmer kunt verzwakken. Wie even niet oplet, zal moeten terugbladeren om de nodige informatie te verkrijgen. Vooral de zoektocht van Heinrich naar de onbekende schilder is erg lastig te volgen. Er wordt in die verhaallijn met zoveel namen gestrooid en er komen dito zoveel nieuwe bijfiguren bij, dat je het op een gegeven moment wel ‘allemaal gelooft’. Het is ook weer niet zo dat iedere pagina bolstaat van de belangrijke details. Soms keuvelen de hoofdpersonages erop los. Die koetjes-en-kalfjes-gesprekken geven het verhaal wel een heel realistisch gehalte. Ook laat Korn – als oud-journaliste bij Stern – zien hoeveel kennis ze heeft vergaard voor dit boek. De twijfel slaat nooit toe als ze weer een verwijzing maakt naar gebouwen en situaties die een grote rol speelden in WOII.

Ontnuchterend

Los van de inhoud, is Korns schrijfstijl weer subliem. Ondanks dat het boek een heel verhalende schrijfstijl kent, waarin wordt opgemerkt hoe hele ruimtes zijn ingekleed (met nog meer onnodige details), kom je toch vrij vlot door de hoofdstukken heen. De dialogen worden af en toe opgevuld met humoristische uitlatingen, maar het is vooral een soort ‘nuchtere’ levenshouding die Korns personages siert. Het boek bestaat enkel uit sympathieke hoofdpersonages, die niet zullen vervallen in oeverloos gemopper en geweeklaag. Ze tonen zich weerbaar in een wereld, waarin maar enkele gebouwen de tand des tijds hebben doorstaan en waarin een verzorgde maaltijd geen vanzelfsprekendheid is.

Ondanks dat Korn de lezer iets minder had mogen vermoeien met het continue switchen tussen de drie verhaallijnen, is het zeker een boek dat door menigeen op waarde geschat zal worden. Het is uitzien naar de volgende twee delen, die zullen aangeven wat er na 1959 in alle drie de huishouden is gebeurd.

Boeken / Fictie

Een broos paradijs

recensie: Naar het paradijs
Persoon in een medisch pakPixabay

Hanya Yanagihara brak in 2015 door met haar Een klein leven. De bestseller over de getraumatiseerde Jude kreeg in Nederland een vervolg met een meesterlijke toneelbewerking door Ivo van Hove. Kan Yanagihara’s nieuwe roman Naar het paradijs de hooggespannen verwachtingen waarmaken?

Naar het paradijs is een complexe en gewaagde roman die haar geheimen langzaam maar nooit volledig prijsgeeft. In drie delen, die in totaal meer dan 600 pagina’s beslaan, ontvouwt zich zowel een alternatieve geschiedenis als een toekomst van Amerika. De drie delen zijn gesitueerd in 1893, 1993 en 2093 en spelen zich grotendeels af in New York. In het eerste deel maken we kennis met de gevoelige David Bingham, die zijn ouders verloor aan ‘de ziekte’ en met zijn grootvader in een statig huis aan Washington Square woont. Zijn grootvader zou graag zien dat David met de rijke weduwnaar Charles Griffith trouwt, maar David heeft zijn oog laten vallen op zijn armlastige maar charmante collega-docent Edward Bischop. Yanagihara toont zich net als in Een klein leven meester in het beschrijven van liefde tussen mannen. Of Edward werkelijk te vertrouwen is blijft overigens zeer de vraag; David bewijst nog maar eens dat liefde blind maakt. 

Donker toekomstbeeld

Met meer vragen dan antwoorden beginnen we aan deel twee. Wederom lezen we over een David Bingham, ditmaal woont hij samen met een Charles Griffith in diens huis aan Washington Square. Dezelfde namen komen in alle drie de delen terug, hoewel er geen directe verwantschap tussen de personages lijkt te zijn. Een andere rode draad zijn ziekten; in deel twee houdt de AIDS-epidemie de wereld in zijn greep. David laat weinig los over zijn Hawaïaanse afkomst, maar gaandeweg krijgen we meer achtergrond bij de opvallende keuzes die zijn vader wel en niet maakte.

De dystopische wereld die Yanagihara schetst in deel drie komt inmiddels griezelig dichtbij. In dit langste en sterkste deel lezen we over een wereld die getergd wordt door pandemieën en klimaatverandering. Als gevolg hiervan regeert de staat met ijzeren hand, zijn de grenzen gesloten en wordt het voedsel gerantsoeneerd. Hoofdpersoon Charlie woont in Zone Acht van wat ooit New York was.

Yanagihara was al lang en breed bezig met Naar het paradijs toen de coronapandemie uitbrak. Toch kun je niet anders dan haar door virussen gedomineerde wereld met de onze vergelijken. Ook in Yanagihara’s alternatief universum zijn er mensen die geloven dat de virussen in een lab worden ontwikkeld. Al met al stemt het derde deel uiterst somber doordat het weinig fantasie vergt je deze wereld voor te stellen.

Ambitieus experiment

Qua structuur en tijdsspanne wijkt Naar het Paradijs sterk af van Een klein leven: haar nieuwe roman beslaat tweehonderd jaar en kent meerdere protagonisten. Maar er zijn ook gelijkenissen. Yanagihara is een schrijver die niet zomaar alles weggeeft, wat haar romans tot ware page-turners maakt. In Een klein leven kwam dat door Jude, die slechts mondjesmaat de verschrikkingen uit zijn verleden onthulde aan zijn naasten. In Naar het Paradijs heeft Yanagihara het weglaten van cruciale informatie tot een kunst verheven en is ze uiterst selectief in wat ze haar lezers toewerpt. 

Nog een parallel is dat Yanagihara’s personages vaak niet bestand zijn tegen de harde wereld die hen omringt. Het is niet altijd duidelijk wie het goed met hen voorheeft en wie niet. Deze worsteling staat centraal in Naar het paradijs. Telkens bevinden de protagonisten zich in een kwetsbare en afhankelijke positie en zijn ze om wat voor reden dan ook niet bij machte om zich voldoende weerbaar te maken. 

Het drieluik ontpopt zich traag en laat veel onbenoemd. Het is echter de vraag of dat erg is. Waar het ontbreekt aan plotontwikkeling krijgen we een rijke inkijk in de gevoelswereld van Yanagihara’s personages. De omstandigheden van de drie generaties verschillen, maar ze kampen met universele worstelingen zoals de zoektocht naar liefde en verbinding. Wie geen roman als Een klein leven verwacht én zich openstelt voor een experiment zal zeker niet teleurgesteld zijn.

 

Boeken / Non-fictie

Collectief of individu?

recensie: Vrijheid - Annelien de Dijn

In Vrijheid laat Annelien de Dijn zien hoe de betekenis van het concept ‘vrijheid’ door de eeuwen heen onderwerp van strijd en onderhevig aan verandering is geweest.

Annelien de Dijn is hoogleraar moderne politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en publiceerde eerder een boek over de Franse politieke filosofie van de 17e tot de 19e eeuw. Haar nieuwste boek Vrijheid kan gezien worden als een overtreffende trap: nauwkeurig onderzoekt ze hoe het concept vrijheid sinds de Griekse Oudheid tot nu is veranderd. Daarbij bestrijkt ze de geschiedenis van het gehele westen; zowel Europa als de Verenigde Staten. Waar nodig zoomt De Dijn in op specifieke landen waar vrijheid op een andere manier evolueert.

Politiek-filosofisch overzichtswerk

Vrijheid is een ontzagwekkend werk: nauwgezet passeren alle invullingen van het concept door de tijd heen de revue, tot in detail worden belangrijke denkers aangehaald, tegenstellingen en argumentaties uitgelegd en belangrijke stukken geciteerd. Dat alles leest ook nog eens soepel weg in een prettige, heldere en niet té academische schrijfstijl. Voor de geïnteresseerden in filosofie en geschiedenis is Vrijheid een heerlijk boek om in te duiken. Bovendien komt het hedendaagse debat, waarin vrijheid nog altijd veelvuldig als argument wordt aangehaald (voor tegenovergestelde doeleinden), erdoor in een ander daglicht te staan.

Dat laatste komt in het boek zelf nauwelijks aan bod. De Dijn is historica en dus is de geschiedenis van het vrijheidsconcept haar onderwerp, niet het hedendaagse gebruik. Toch eindigt ze in haar nawoord met een voorzichtige oproep aan ons vandaag de dag: om vrijheid met die historische bril te bekijken, en zo in te zien dat er meerdere invullingen van het vrijheidsideaal mogelijk zijn dan we vandaag de dag veelal horen.

Vrijheid tot zelfbestuur

Het eerste deel van Vrijheid gaat over het oude Griekenland en het Romeinse Rijk. Vóór die tijd werd wel over vrijheid gesproken, maar niet in politieke zin. Dit nam aanvang in de Griekse stadstaten, met als belangrijkste centrum de geboorteplaats van de democratie, Athene, pakweg 2500 jaar geleden.

De Grieken waren lang en vaak in oorlog met het koninkrijk Perzië en zetten zich daar politiek-filosofisch tegen af door zichzelf als ‘vrij’ te bestempelen en de Perzen als ‘slaaf’ (want: onderdaan). Zo vormden de Grieken hun collectieve identiteit door de tegenstelling met Perzië te benadrukken. De Perzen wérden bestuurd, en zij bestuurden zichzélf in een democratie, letterlijk vertaald een volksheerschappij. (Demos = volk, kratein = heersen). De Grieken zagen vrijheid dus als politieke én democratische vrijheid: een vrije staat is een staat waarin mensen hun eigen bestuursvorm bepalen.

De beroemde Griekse geschiedschrijver Herodotus beschrijft in zijn Historiën waarom democratische vrijheid béter is dan een autocratisch regime. In dat laatste heb je als burger geen persoonlijke zekerheid, omdat je bent overgeleverd aan de grillen van je overheerser. Herodotus schrijft over de Perzische koningen, waarvan sommigen goede en rechtvaardige heersers waren, maar anderen, zoals Cyrus de Grote, wrede en gewelddadige leiders. Het volk was dus beter af wanneer het zichzelf bestuurde. Daarbij garandeerde collectieve vrijheid (zelfbestuur) automatisch persoonlijke zekerheid. Dit waren voor de Grieken twee kanten van dezelfde medaille.

Daarbij merkt De Dijn terecht op dat de Griekse democratie niet te vergelijken is met die van ons. Het grootste deel van de inwoners mocht niet meedoen: vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen politieke rechten. Interessant weetje: de beroemde Griekse filosoof Aristoteles, die prat ging op de Griekse vrijheid, was zelf zo’n vreemdeling. Hij werd buiten Athene geboren en mocht daardoor nooit als burger deelnemen aan de Atheense democratie.

Wie is de baas?

Zo’n tweeduizend jaar lang zou de mate van vrijheid die iemand geniet gelijkstaan aan de mate waarin iemand zichzelf kan besturen. Daarbij waren geregeld discussies tussen democraten en antidemocraten. Die laatsten stelden dat democratie niet leidt tot zelfbestuur, maar tot onderdrukking van de minderheid door de meerderheid. In een democratie ben je alleen vrij als je onderdeel uitmaakt van de meerderheid en dus mee kan beslissen. Voor alle anderen is een democratie niks anders dan een tirannie van de meerderheid en brengt democratie dus geen vrijheid (in de zin van zelfbestuur).

Vrijheid van het individu

De Dijn beschrijft uitvoerig hoe de vrijheid steeds onderwerp van discussie blijft, maar binnen de overeenstemming dat vrijheid gaat over wie de macht heeft. Zo reizen we de geschiedenis van Europa door tot deze overeenstemming begin 19e eeuw sneuvelt. Een van de eersten die dit ‘vooroordeel’ over vrijheid benoemde was de Duitse filosoof Johann August Eberhard. Hij stelde dat het idee dat vrijheid alleen voorkwam in democratisch bestuurde landen een onjuist vooroordeel was. Hij verwees naar de Pruisische onderdanen onder Frederik de Grote en stelde dat zij méér vrijheid genoten dan de Zwitsers, die zichzelf bestuurden.

De Dijn gaat in Vrijheid in tegen het algemeen geldende idee dat met name de Reformatie in Europa gezorgd heeft voor een verandering van het vrijheidsdebat. Haar stelling is dat het de lange politieke strijd na de (Atlantische) revoluties waren die het vrijheidsbegrip (en onze politieke systemen) ten diepste veranderd hebben. Vanuit het contrarevolutionaire denken ontstond een nieuw idee van vrijheid, waarin collectief en individu losgetrokken werden.

Deze nieuwe, moderne visie op vrijheid ging niet over wie er regeert, maar over de mate waarin je werd geregeerd. Zolang je als individu zoveel mogelijk je eigen leven kan leiden zoals jij dat wil en autonome keuzes kunt maken, ben je vrij, werd het geherdefinieerde concept van vrijheid. De contrarevolutionairen wezen erop dat veel revolutionaire pogingen een democratisch bestuur op te richten, uiteindelijk tot geweld en dus tot onvrijheid van het individu leidden. Denk aan de Terreur na de Franse Revolutie. Collectief (democratisch) bestuur is dus niet nodig om als individu vrij te zijn, sterker nog, vaak veroorzaakt zelfbestuur het tegenovergestelde. Veelal had je als burger méér vrijheid onder een monarch, die stabiliteit en veiligheid bood. De twee kanten van dezelfde medaille die sinds het Oude Griekenland onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, stonden vanaf toen los van elkaar.

Liberalisme

Het liberalisme is uit deze contrarevolutionaire bewegingen ontstaan. De eerste liberalen waren niet per definitie tegen democratie, maar wezen erop dat de nadruk zou moeten liggen op de mate waarin de overheid je vrij liet in je doen en laten. Ook wel ‘laissez faire’ of ‘mind your own business’ genoemd.

Eind 19e, begin 20e eeuw werd opnieuw de revolutionaire oproep gedaan voor vrijheid als zelfbestuur. De Dijn laat pijnlijk zien dat na de Tweede Wereldoorlog deze oproep verstomde – en tot op de dag van vandaag nog altijd stil is gebleven. Het idee dat vrijheid vooral gaat over het individu en de overheid die zich zo min mogelijk met dit individu mag bemoeien, werd – en is nog altijd – gemeengoed. In tegenstelling tot wat we vaak denken, is ons idee van vrijheid dus niet uitgevonden door de Oude Grieken, noch door de Europese en Atlantische revolutionairen, maar juist door hun tegenstanders.

Vrijheid zonder zelfbestuur

Hier trekt De Dijn een parallel met het huidige vrijheidsdebat. Ze wijst erop dat hedendaagse groepen die zich beroepen op ‘de vrijheid’ wanneer zij pleiten voor zo min mogelijk overheidsbemoeienis hun eigen geschiedenis niet kennen. Hun vrijheidsideaal stamt af van de contrarevolutionairen die vrijheid zagen als iets dat losstond van democratisch zelfbestuur. Met dit moderne vrijheidsideaal is het dus goed mogelijk om het leven onder een despoot ‘vrij’ te noemen, zolang deze zich niet al te veel bemoeit met je persoonlijk leven. Dat kan toch nauwelijks zijn waar deze hedendaagse pleiters voor een individuele vrijheid voor staan.

Vrijheid is dus verworden van iets dat inherent collectief en daardoor óók individueel is, tot iets dat louter individueel is. Vrijheid is niet samen een richting kiezen en die opgaan en daar vervolgens als individu óók van profiteren. Nee, vrijheid is met je eigen leven bezig zijn, en daarbij het liefst zo min mogelijk gehinderd worden door ‘de overheid’ of ‘de ander’, wie dat ook moge zijn.

Vrijheid voelt aan als een oproep opnieuw het vrijheidsideaal te herijken. Juist in een tijd waarin veel burgers aangeven weinig vertrouwen te hebben in de democratie, is dit een belangrijk kantelpunt voor de vrijheid. Zijn we echt zo veel vrijer wanneer we minder belemmerd worden? Of zijn we juist vrij wanneer – en omdat – we zelf bepalen door wélke regels we wel of niet belemmerd worden, als collectief? Wellicht zijn collectief en individu tóch twee kanten van dezelfde medaille en kun je als individu pas echt vrij zijn als je samen met je medemensen meebepaalt. Misschien is onze tijd – waarin de term zo veelvuldig wordt gebruikt – wel dé tijd voor een renaissance van het klassieke vrijheidsideaal. Dit is de spiegel die De Dijn ons voorhoudt.

 

Titelafbeelding: Eugène Delacroix – La liberté guidant le peuple (1830)

Boeken / Non-fictie

Geboorte van een nieuw tijdperk

recensie: Omarm de chaos - Jan Rotmans en Mischa Verheijden

In Omarm de chaos laat hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid Jan Rotmans zien dat we in een overgangsfase naar een nieuw tijdperk leven. Deze tijd van chaos kan in eerste instantie beangstigen, maar – als we hem omarmen – juist ook bevrijden.

Jan Rotmans is hoogleraar in Rotterdam en medeoprichter van Urgenda, een actiegroep die Nederland snel(ler) wil verduurzamen. Daartoe klaagde Urgenda de Nederlandse staat aan om deze te dwingen de uitstoot van CO2 terug te dringen in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs. De rechter – de rechtszaak kwam tot en met de Hoge Raad – stelde hen in het gelijk.

Duurzame verandering

Rotmans publiceert al sinds de jaren ’80 over de klimaatcrisis en de mogelijkheden die er zijn voor duurzame verandering. Toen hij begon met publiceren kraaide er geen haan naar zijn onderzoeken en was klimaatverandering in de maatschappij nog nauwelijks onderwerp van gesprek. Los van wetenschappers bereikt hij lange tijd weinig mensen met zijn verhaal.

Toen Rotmans een transitie op persoonlijk vlak doormaakte, mede in gang gezet door een ernstig fietsongeluk, besloot hij dat hij zijn kennis wilde delen met de samenleving en activistischer zou worden. Omarm de chaos is zoals hij het in zijn nawoord noemt, zijn magnum opus. Dit boek is, mede dankzij de hulp van schrijver Mischa Verheijden, eenvoudig en toegankelijk geschreven voor een breder publiek. Het omvat nagenoeg alle grote onderwerpen waar Rotmans tijdens zijn loopbaan over schreef.

Omarm de chaos is ook een persoonlijk verhaal, wat de boodschap nog beter invoelbaar maakt. Rotmans legt de nadruk op kwetsbaarheid als belangrijke factor voor verandering. Ook dit is iets dat hij pas is gaan inzien na zijn persoonlijke transitie. Alle crises waarin wij ons bevinden zullen ons op de eerste plaats wellicht beangstigen. Pas als we die angst en de chaos omarmen, zullen we in staat zijn mee te bewegen naar rustiger vaarwater.

Anders kijken

Omarm de chaos kan gezien worden als een inleiding in de transitiekunde. Het boek begint met je te leren anders te kijken, wat nodig is om veranderingen te begrijpen. Vaak zijn we geneigd te kijken naar gebeurtenissen op de korte termijn. Rotmans laat zien dat juist structuren op de lange termijn ons veel meer kunnen vertellen over waar we naartoe gaan. ‘Wie niet goed kijkt wordt telkens verrast, voor wie goed en lang kijkt is het logisch.’ Deze ‘onderstroom’ is belangrijk, maar blijft vaak onzichtbaar.

Daarnaast laat Rotmans zien dat veranderingen vaak via eenzelfde soort patroon verlopen. Ongeveer halverwege zit de kantelfase, daarin bevinden we ons nu. Dit is een ‘tussentijd’ van chaos, weerstand, onzekerheid, verzet, protest en gebrek aan overzicht. Juist in deze fase is het belangrijk om uit te zoomen. Dat is precies wat Omarm de chaos doet.

Tijd van crises

Volgens Rotmans bevinden wij ons vandaag de dag in een ‘palet van transities’. De klimaatcrisis lijkt vooral te gaan over energie, maar dwingt ons om op nagenoeg alle fronten te veranderen. Zo is er sprake van een energie-, grondstoffen-, circulaire-, landbouw en voedsel-, ruimtelijke-, financiële-, onderwijs-, zorg-, sociale- en democratische transitie. Al deze crises en mogelijke oplossingen worden uitgebreid besproken, vaak aan de hand van hoopgevende praktische voorbeelden van zogenaamde ‘koplopers’ (mensen die zien waar we naartoe moeten en beginnen met experimenteren).

Rotmans is steeds hoopvol, maar ook kritisch. Zo schrijft hij over winkelketen IKEA die eigen windmolenparken en zonnepanelen heeft, de helft van het gebruikte hout uit duurzame houtteelt haalt en alle winkels heeft voorzien van LED verlichting. Dit klinkt hoopgevend, maar het werkelijke probleem, namelijk de wegwerpcultuur waar IKEA boegbeeld van is, blijft onaangeroerd. IKEA onttrekt nog steeds onnodig veel eindige grondstoffen aan de aarde en blijft mensen aansporen nieuwe producten te kopen. Door steeds met andere schaallenzen te kijken naar een situatie is Rotmans in staat het heden – maar ook de route voor de toekomst – beter te doorzien. Voor een bedrijf als IKEA ligt die in de overgang van duurzaam (gericht op energie) naar circulair (gericht op grondstoffen).

Transitieversnellers

Omarm de chaos laat zien dát verandering mogelijk is, hóe dat mogelijk is en hoe een eventuele toekomst er voor Nederland uit zou kunnen zien. Een belangrijke factor voor verandering is de manier waarop we belasting heffen. Zodra die verschuift van belasting op arbeid (wat waarde toevoegt aan de samenleving) naar vervuiling (wat waarde onttrekt) zal dat grote gevolgen hebben voor hoe we leven. Ook financiële en juridische impulsen zijn belangrijk; zo kunnen we goede veranderingen ondersteunen, zowel met geld als met regelgeving.

Echter, dit alles kan niet zonder mentale impulsen. Wanneer sociale normen en gedrag veranderen, verandert het systeem mee. Rotmans hamert erop dat de grootste valkuil is om te denken dat je toch geen bijdrage kan leveren aan verandering, omdat eerst het systeem moet veranderen. Dit noemt hij het ingesleten onmogelijkheidsdenken, waarmee we ‘mentaal het mogelijke onmogelijk maken’. Als we inzien dat de chaos en onzekerheid juist dé stap naar verandering en de geboorte van iets nieuws zijn, komt die verandering van de grond.

Toekomstvisie

Hoe ziet die mogelijke toekomst er dan uit? Het beeld dat Rotmans schetst lijkt bijna te mooi om waar te zijn, en precies dat is dus weer dat onmogelijkheidsdenken…

Zou het mogelijk zijn voor de mens om samen met de natuur te leven op een manier waarop we elkaar versterken… dieren goed te behandelen.. energie duurzaam op te wekken en die niet te verspillen maar te delen in wijken.. gezondheidzorg gericht op gezondheid in plaats van genezing.. onderwijs gericht op persoonlijke ontwikkeling en samenwerking op basis van vertrouwen en autonomie.. wonen in een ‘groen-blauwe oase’ waarin we samenleven met het water en waarin de biodiversiteit weer groot is… waarin we lokaal en kwalitatief produceren.. waarin we van het fileprobleem af zijn en waar de democratie weer breed gedragen wordt door burgers van alle lagen van de bevolking?

Rotmans weet met Omarm de chaos een ontzettend leerzaam, helder, toegankelijk en ja, ondanks alle crises en chaos waarin wij ons bevinden, ook hoopvol verhaal over het voetlicht te brengen.

Boeken / Non-fictie

Naar de diepten van het hart

recensie: Michael Ignatieff - Troost: Als licht in donkere tijden

Essayist, romanschrijver en oud-politicus Michael Ignatieff behandelt op een persoonlijke manier de vraag waarom mensen troost zoeken en vinden in kunst, filosofie, religie en politiek. Het werd een zowel uniek als universeel verhaal.

Ignatieff geeft een eenvoudige definitie voor wat hij onder ‘troost’ verstaat: ‘Vasthouden aan de liefde voor het leven zoals het is, in het hier en nu.’ Hij richt zijn blik op overlevers uit de Europese traditie die ons kunnen inspireren. Bijvoorbeeld de Bijbelse Job en Paulus, maar ook de filosofen Boëthius en Montaigne, de schrijvers Dante en Camus en de componist Gustav Mahler. Allemaal mannen (enkele vrouwen zijn ondergebracht in één hoofdstuk) die zich openhartig en herkenbaar uitten. Paulus’ ontwikkelde een taal van vertroosting die de eerste en krachtigste taal van gelijkheid was, de taal die – meestal niet erkend – de basis is van alle seculiere, revolutionaire, socialistische, humanistische en liberale talen van gelijkheid’. Dat deze wel degelijk wordt (h)erkend, blijkt uit enkele boeken van filosofen als Badiou, Agamben en Žižek.

Marcus Aurelius is ‘ongeëvenaard openhartig (…) over eenzaamheid, ontmoediging, angst en verlies, precies de zaken die maken dat we behoefte hebben aan troost. Want het biedt troost om te weten dat zelfs een keizer, alleen met zijn gedachten, de avond niet door kon komen. Dat is iets wat we met hem kunnen delen’.

Troost als wederkerigheid

Montaigne ondernam in het derde deel van zijn Essais ‘expedities naar de diepten van zijn hart’. Sterker nog: hij vestigde zijn aandacht geheel op het leven van alledag en de mensen om hem heen, schrijft Ignatieff. Ook de filosoof Hume zocht troost en afleiding in menselijk gezelschap, zelfs toen hij wist dat de dood nabij was.

Soms is het thema ‘troost’ wat minder duidelijk en lijkt de keuze meer ingegeven door Ignatieffs bekendheid met politieke figuren als markies De Condorcet, Karl Marx en Lincoln en richt Ignatieff zich daarbij slechts op een element van troost: hoop. Of misschien eerder: het op aarde gerechtigheid bewerkstelligen. Iets waar de socioloog Max Weber het weer helemaal niet mee eens was. Hij waarschuwde ervoor dat mensen ‘een verlangen naar verlossing maar moesten laten varen’. Weber kon zichzelf in zijn latere leven niet laten getroosten door hetzij het geloof of andere (seculiere) vormen van zingeving. Wellicht kun je zeggen dat iemand zoals hij daardoor een ander ook niet echt kon troosten.

Troost in de kleine dingen des levens

Een voorbeeld van iemand die beide kon is Gustav Mahler. Hij kon zich zowel laten troosten door muziek én door anderen. Bovendien kon hij zowel uitvoerende musici als luisteraars troosten met zijn composities. Hij had in zijn jeugd acht broertjes en zusjes verloren en later een dochtertje, Marie. De dood van Marie zette hem aan tot het voltooien van zijn Kindertotenlieder.

Dat troost niet per se woorden of klanken behoeft, beschrijft Ignatieff treffend in het hoofdstuk over Camus’ La peste, dat in coronatijd veelvuldig werd gelezen:

‘Van zijn eigen moeder in Algiers, een arme, analfabete weduwe, al vanaf haar geboorte half doof, die de kost verdiende als naaister en werkster, had Camus geleerd dat de meest helende troost woordeloos kon zijn. Sterker nog, er waren ogenblikken waarin woorden te veel waren. Je moest gewoon naast het bed zitten en iemands hand vasthouden, water geven, schone kleren aantrekken, verschonen en proberen het lijden te verlichten. Dat was de enige troost die ertoe deed’.

Het zijn dergelijke citaten die de lezer raken en het begrip ‘troost’ inzichtelijk maken. Over de hele linie worden verschillende manieren van troost beschreven: de Stoïcijnse, joodse, christelijke troost en die van de vooruitgang. Het idee voor Ignatieffs boek ontstond tijdens het tweedaagse 150 Psalms gedurende het Festival Oude Muziek 2017 in Utrecht, waar de auteur een lezing hield. Hij ervaarde hier dat muziek mensen kan troosten. Maar het lijken toch vooral medemensen en de kleine dingen des levens te zijn die troost kunnen bieden. Voor veel lezers ‘in donkere tijden’ waarschijnlijk o zo herkenbaar.

© Foppe Schut

Uitvoering van een psalm door het Nederlands Kamerkoor © Foppe Schut