Tag Archief van: boeken

Jabik Veenbaas_Meer dan mooie woorden
Boeken / Non-fictie

Een modern mensbeeld

recensie: Jabik Veenbaas – Meer dan mooie woorden
Jabik Veenbaas_Meer dan mooie woorden

Het nieuwe boek van schrijver, filosoof, dichter en vertaler Jabik Veenbaas roept meteen allerlei associaties en vragen op. Het omslag (ontworpen door Rouwhhorst + Van Roon, beeld Bridgeman Images) doet denken aan een deeltje uit de Bouquetreeks. Dat soort boeken lezen we echter ‘om […] ons onder te dompelen in een andere wereld. Om even geen gezeur aan onze kop te hebben. Om ons te laten bedwelmen’, aldus de auteur in het Nawoord.

Een stap verder. De inhoudsopgave, waarin achttien romantitels uit de laatste honderd jaar voorbijkomen, doet door de titels van de hoofdstukken weer denken aan De gedichtenapotheek van Philip Huff. Het gaat hier over (ijl)dromen, honger, noodkreten en wat dies meer zij. Dat mag je vast allemaal halen uit het boek van Veenbaas en de besproken romans (achttien plus twee). Of er soms misschien zelfs inleggen. Maar uiteindelijk draait het om de vraag wat die romans ons willen vertellen, ons willen leren.

Humanisme als houvast

Een volgende vraag is: ‘Waarom hebben juist romans gedurende de laatste honderd jaar zo’n belangrijke rol gespeeld in de vorming van ons wereldbeeld?’ Aldus de auteur in, in dit geval, het Voorwoord dat vooraf wordt gegaan door een motto van de Griekse dichter Pindarus: ‘O, mijn ziel, streef niet naar onsterfelijkheid, maar put het veld der mogelijkheden uit’. Het wereldbeeld is dus – concluderen wij hieruit – een seculier of humanistisch wereldbeeld, het mensbeeld van een autonoom, aards en sterfelijk wezen zonder God. Een modern mens. Dat uitgangspunt komt in dit boek het duidelijkst over het voetlicht.

Al bij het lezen van het eerste hoofdstuk, over Prousts Op zoek naar de verloren tijd, dringt zich de ondertitel van dit boek op: De moderne roman als levensgids. Immers: Veenbaas stelt de vraag of Proust ‘misschien het type mens [was] dat moeite had om in het heden te leven […] en daarom zijn toevlucht zo graag nam tot de herinnering?’. Gelukzalige herinneringen die ons een levensles meegeven. Levenskunst die ‘de plaats van de godsdienst [lijkt] te willen laten innemen’.
Overigens komt niet overal de strekking van de ondertitel zo duidelijk naar voren als hier. Soms lijkt het een ondertekening die niet zo zichtbaar meer is als de bedoeling zou moeten zijn.

Blijkbaar is er toch in de seculiere wereld een vorm van houvast nodig die een levensgids zou kunnen bieden. Maar dreigt literatuur daarmee niet – net als bij Huff – te veel te worden geïnstrumentaliseerd? Dat houvast kun je ook buiten de literatuur vinden, bijvoorbeeld in de kunst. Want ook ‘met behulp van de kunst kan de leegte van het moderne bestaan worden overwonnen’ leest Veenbaas in Leven en wandel van Zorbás de Griek van Nikos Kazantzakis. En hij citeert Aldous Huxley (Het menselijk bestaan): ‘De beste kunstwerken helpen ons op een of andere manier om ons en onze relaties met de wereld beter te leren kennen’.

Terug naar de literatuur. Op een gegeven moment richt de auteur zijn blik op Gerard (van het) Reve, die zich bekeerde tot het rooms-katholicisme. Maar er volgt een kanttekening: ‘Religie is bij Van het Reve niet in de eerste plaats overgave aan een bovenwereld, maar psychotherapie, een instrument om het leven aan te kunnen’. Dit past weliswaar binnen Veenbaas’ kader, maar doet hij hiermee zowel religie en geloof bij Reve niet wat te kort? Reve was binnen het christendom denkelijk minder eigenzinnig dan de auteur zo doet voor komen.

Mooi is Veenbaas’ soms poëtische taalgebruik (hij is ook dichter, als gezegd!) in zinnen als: ‘Van de volgende pagina’s zou ik tal van even sprankelende beelden kunnen plukken’ of: ‘Zodat er een soort vloeiende dans tussen die twee ontstaat’. En: ‘Alleen de liefde – daar is de moeder die haar dochter omarmt – kan tegen de dood worden ingezet’ of – tenslotte – ‘de oude ervaring wordt opgetild uit de tijd’.
Veenbaas op z’n best laat tenslotte zien ‘hoe de mens vecht om geestelijk overeind te blijven wanneer het er echt op aankomt’. En dat is, na honderd jaar, nog steeds zo. Hoe actueel wil je het hebben?

Jabik Veenbaas_Meer dan mooie woorden
Boeken / Non-fictie

Een modern mensbeeld

recensie: Jabik Veenbaas – Meer dan mooie woorden
Jabik Veenbaas_Meer dan mooie woorden

Het nieuwe boek van schrijver, filosoof, dichter en vertaler Jabik Veenbaas roept meteen allerlei associaties en vragen op. Het omslag (ontworpen door Rouwhhorst + Van Roon, beeld Bridgeman Images) doet denken aan een deeltje uit de Bouquetreeks. Dat soort boeken lezen we echter ‘om […] ons onder te dompelen in een andere wereld. Om even geen gezeur aan onze kop te hebben. Om ons te laten bedwelmen’, aldus de auteur in het Nawoord.

Een stap verder. De inhoudsopgave, waarin achttien romantitels uit de laatste honderd jaar voorbijkomen, doet door de titels van de hoofdstukken weer denken aan De gedichtenapotheek van Philip Huff. Het gaat hier over (ijl)dromen, honger, noodkreten en wat dies meer zij. Dat mag je vast allemaal halen uit het boek van Veenbaas en de besproken romans (achttien plus twee). Of er soms misschien zelfs inleggen. Maar uiteindelijk draait het om de vraag wat die romans ons willen vertellen, ons willen leren.

Humanisme als houvast

Een volgende vraag is: ‘Waarom hebben juist romans gedurende de laatste honderd jaar zo’n belangrijke rol gespeeld in de vorming van ons wereldbeeld?’ Aldus de auteur in, in dit geval, het Voorwoord dat vooraf wordt gegaan door een motto van de Griekse dichter Pindarus: ‘O, mijn ziel, streef niet naar onsterfelijkheid, maar put het veld der mogelijkheden uit’. Het wereldbeeld is dus – concluderen wij hieruit – een seculier of humanistisch wereldbeeld, het mensbeeld van een autonoom, aards en sterfelijk wezen zonder God. Een modern mens. Dat uitgangspunt komt in dit boek het duidelijkst over het voetlicht.

Al bij het lezen van het eerste hoofdstuk, over Prousts Op zoek naar de verloren tijd, dringt zich de ondertitel van dit boek op: De moderne roman als levensgids. Immers: Veenbaas stelt de vraag of Proust ‘misschien het type mens [was] dat moeite had om in het heden te leven […] en daarom zijn toevlucht zo graag nam tot de herinnering?’. Gelukzalige herinneringen die ons een levensles meegeven. Levenskunst die ‘de plaats van de godsdienst [lijkt] te willen laten innemen’.
Overigens komt niet overal de strekking van de ondertitel zo duidelijk naar voren als hier. Soms lijkt het een ondertekening die niet zo zichtbaar meer is als de bedoeling zou moeten zijn.

Blijkbaar is er toch in de seculiere wereld een vorm van houvast nodig die een levensgids zou kunnen bieden. Maar dreigt literatuur daarmee niet – net als bij Huff – te veel te worden geïnstrumentaliseerd? Dat houvast kun je ook buiten de literatuur vinden, bijvoorbeeld in de kunst. Want ook ‘met behulp van de kunst kan de leegte van het moderne bestaan worden overwonnen’ leest Veenbaas in Leven en wandel van Zorbás de Griek van Nikos Kazantzakis. En hij citeert Aldous Huxley (Het menselijk bestaan): ‘De beste kunstwerken helpen ons op een of andere manier om ons en onze relaties met de wereld beter te leren kennen’.

Terug naar de literatuur. Op een gegeven moment richt de auteur zijn blik op Gerard (van het) Reve, die zich bekeerde tot het rooms-katholicisme. Maar er volgt een kanttekening: ‘Religie is bij Van het Reve niet in de eerste plaats overgave aan een bovenwereld, maar psychotherapie, een instrument om het leven aan te kunnen’. Dit past weliswaar binnen Veenbaas’ kader, maar doet hij hiermee zowel religie en geloof bij Reve niet wat te kort? Reve was binnen het christendom denkelijk minder eigenzinnig dan de auteur zo doet voor komen.

Mooi is Veenbaas’ soms poëtische taalgebruik (hij is ook dichter, als gezegd!) in zinnen als: ‘Van de volgende pagina’s zou ik tal van even sprankelende beelden kunnen plukken’ of: ‘Zodat er een soort vloeiende dans tussen die twee ontstaat’. En: ‘Alleen de liefde – daar is de moeder die haar dochter omarmt – kan tegen de dood worden ingezet’ of – tenslotte – ‘de oude ervaring wordt opgetild uit de tijd’.
Veenbaas op z’n best laat tenslotte zien ‘hoe de mens vecht om geestelijk overeind te blijven wanneer het er echt op aankomt’. En dat is, na honderd jaar, nog steeds zo. Hoe actueel wil je het hebben?

God_Cover_DEF
Boeken / Non-fictie

Nieuwsgierig doorlezen of afstoten

recensie: Coen Theelen – God – Als het eerste bijproduct van onze grote hersenen
God_Cover_DEF

Het essay God door schrijver Coen Theelen draagt als ondertitel Als het eerste bijproduct van onze grote hersenen. Zo’n titel schept natuurlijk direct een uitdaging voor de schrijver en de lezer; het zou wel eens een beperkte groep lezers kunnen trekken. Wie rotsvast gelooft zal dit boek al direct links laten liggen op basis van de titel. Vooral diegene die nieuwsgierig is aangelegd zal zich aangetrokken voelen tot dit boek.

Coen Theelen zet alleen al met de cover alles op scherp rond God. Wat dat direct meebrengt is de vraag of we geloven of een geloofsovertuiging aanhangen. Zonder een van de twee zal God niet eens zoveel zeggen.

Mens en taal

Theelen legt bij het ontstaan van taal, zo’n 300.000 jaar geleden, ook het begin van het denken aan een hogere macht neer. We zijn die macht op een gegeven moment ‘God’ gaan noemen. Allemaal veel eerder dan het wellicht tot op heden werd gedacht. De gedaanten van een hogere macht verschillen nogal als we kijken naar de geschiedenis.

De mens kon nu eenmaal niet zonder het benoemen van een hogere macht aan alles wat er op de wereld en daarbuiten is ontstaan. Domweg het ‘de natuur’ noemen was blijkbaar absoluut onvoldoende om dit te kunnen benoemen als drijvende kracht achter het ontstaan van de mens. De (oer)mens kon al heel snel niet accepteren dat alles wat hij op onze aarde aantrof, zonder inmenging van hogere macht, zómaar was ontstaan als gevolg van evolutie en de transformaties die daarbij hoorden.

De mens had al vroeg in zijn bestaan de behoefte om daar ‘iets’ de schuld van te geven. Dit is de kern van de verhandeling die Theelen ons voorschotelt in dit zeer lezenswaardige essay dat een werkelijke page-turner is voor iedereen die open-minded is en vooral niet een rotsvast geloof aanhangt.

Denken, redeneren en feiten

Coen Theelen noemt zichzelf een ‘denkend schrijver’. Dat is ook helder als men zijn boek God leest. Hij stelt denkbeelden te boek. Op dat moment zijn ze niet meer denkbeeldig. Hij lardeert zijn denkbeelden met veel feiten en waarheden.

Het boek is zeer leerzaam als we kijken naar de feiten die te boek zijn gesteld. De ideeën die Theelen over het fenomeen God verweeft met alle feiten zorgen voor een helder ‘naslagwerk’ van de gedachten van de schrijver. Die leesbare stijl zorgt ervoor dat je graag doorleest om het beeld compleet te krijgen. De schrijver maakt zich zo deelgenoot van zijn gedachtenwereld, maar neemt zelf geen beteugelend standpunt in. Hij activeert zo ook onze eigen kritische gedachten die we zelf met de feiten kunnen vermengen.

Voor alle helderheid: het boek gaat over hoe Theelen dat hogere wezen of die God ziet en is absoluut geen feit.

Hij zet God neer als een hogere macht, misschien is dat dan de natuur in het algemeen of toch nog iets anders. Het koppelen aan een of ander geloof staat er vooral los van. Hoe Theelen er wérkelijk zelf over denkt, leren we eigenlijk pas in de laatste bladzijden van dit lezenswaardige essay.

Het beeld van God

De beeltenis van God verschilt evenzeer als zijn wezen, zijn ‘zijn’. Het oudste beeldje van een hogere macht is naar alle waarschijnlijkheid een Venus van een half miljoen jaar oud dat gesneden is uit een stuk lavasteen. Bewijs dat de oermens al trachtte om die hogere macht uit te beelden.
Theelen neemt ons mee langs alle soorten en maten van wat men God noemde/noemt. Daarnaast verweeft hij in zijn essay de huidige tijd en worden machtige mensen als Poetin, Trump en andere tijdgebonden figuren veelvuldig aangehaald. De macht die een Poetin denkt te hebben wordt afgewogen tegen de macht die God heeft. Gelukkig pakt het gunstiger uit voor de God-figuur. Door dit soort vergelijkingen is het essay natuurlijk wel een product van deze tijd en niet een roman die een langere houdbaarheidsdatum zou hebben.
De schrijfstijl van Theelen is van het makkelijke leesbare soort. Hij neemt de lezer in zijn stijl en zijn heldere gedachtegang mee en weet je te binden aan het papier dat snel tussen de lezende vingers zal glippen.
Theelen laat je na het lezen van zijn essay achter met een andere kijk op wat wij God noemen en het besef dat het veel langer bestaat dan de 2000 jaar dat bijvoorbeeld het christendom bestaat. Als lezer weet je door de uiteenzetting dat er al honderdduizenden jaren over een god wordt gesproken. Voor iedereen die open-minded over een hogere macht durft te denken is God een heel lezenswaardig boek. Een aanrader!

Boeken / Fictie

Een ‘gestrande’ roman

recensie: Het eilandhuis – Elena Conrad
Recensie Het eilandhuisPixabay

Bij de drie woorden ‘zon’, ‘zee’ en ‘zand’ denkt menigeen aan een heerlijk dagje vertoeven aan het strand op een zomerse dag. Op de kaft van de nieuwe roman van Elena Conrad, bekend van de Jasmijnserie (een nog niet voltooide trilogie), worden de drie begrippen aangeprezen als dé ingrediënten voor een nieuwe start, namelijk die van hoofdpersonage Maike. Hoewel het vrij appetijtelijk klinkt dat ze een prachtig strandhuis mag erven op een Duits Waddeneiland, is de werkelijkheid nogal taai. Het eerste deel van de Eilandhuis-serie, Het eilandhuis geheten, is zo’n boek waar je niet om hoeft te treuren als het op het strand wegwaait of in de zee valt.

Wat een roman nodig heeft, is een hoofdpersonage in wie je je kunt herkennen, die je kunt zien als een voorbeeldfiguur, een heldin die (uiteindelijk) sturing kan geven aan haar eigen leven, of die je verwondert. Maike Schuster, de protagonist, is helaas niet zo’n type. Ze woont met haar vijftienjarige puberende dochter Tessa in Frankfurt. Haar ex-man Florian zit gelukkig met zijn nieuwe en veel jongere lief Nathalie kilometers van haar verwijderd in zijn prachtige penthouse in Berlijn. Tot overmaat van ramp besluit Tessa, aan wie Maike zich min of meer vastklampt, dat ze bij haar vader gaat wonen. Het is niet zozeer het feit dat Tessa openlijk het gezelschap van haar vader verkiest boven dat van haar moeder, nee, het is de astma van Tessa die nogal wat zorgen baart. Hoe moet dat arme kind in godsnaam nog ademhalen in zo’n grote stad als Berlijn waar de uitlaatgassen je om de oren en de neus vliegen (‘Paniek! Paniek! Paniek!’)?

De overbezorgde Maike kan er niet al te lang over peinzen, want ze ontvangt een wel heel opmerkelijke brief: Hilde, de tante van Florian laat nota bene aan Maike haar strandhuis op Spiekeroog na. Een plek die meteen warme herinneringen bij Maike oproept en waar ze met haar gezin gelukkige tijden heeft mogen beleven. Natuurlijk reist ze meteen af naar dit Oost-Friese eiland en stuit daar op twee nogal voor de hand liggende typetjes: de paranoïde Famke Wilken die een winkel runt die vastzit aan het strandhuis van Hilde en die Maike heel kritisch onder de loep neemt én de zeer charmante en zeker niet lelijke Jarik Martens en zijn autistische zoon Nils. Veel meer dan de dagelijkse sleur krijgen we niet echt mee. Lange tijd is de penibele situatie tussen Famke en Maike het ‘grootste’ probleem binnen het verhaal, maar pas veel later werkt het verhaal pas toe naar een échte climax wanneer Florian het huis opeist. Uiteraard beginnen Maike en Jarik al snel om elkaar heen te draaien en komt Tessa tot inkeer.

Boring boomers

Deze roman beklijft helaas niet. ‘Saai’, zo zou je het boek in slechts één woord kunnen omvatten. Het is al langdradig vanaf de eerste pagina. Jezus, wat moet je jezelf door dit boek heen slepen. Maike is misschien wel een realistisch persoon, maar ze is wellicht iets té veel van vlees en bloed. Ze heeft gewoon letterlijk niets te melden. Het boomer-gehalte wordt iets te erg aangedikt en haar gedachtes – die over elkaar heen lijken te tuimelen – gaan vaak over de meest futiele zaken. Haar ex Florian is overigens een kwal, haar dochter is een verwend nest en ook de andere personages zijn karikaturen van zichzelf, met name die Famke die vanaf tel één heeft besloten dat ze Maike niet mag (niet dat je dat gek vindt), maar hier echt véél te erg in doorslaat.

Aan het begin van het verhaal wordt er op zo’n zalvende toon gepraat over die ‘allerliefste’ Hilde alsof je haar ergens van moet kennen. Er wordt zo lang gezeverd over die Hilde dat je er doodmoe bij neervalt en bij haar in de kist zou kunnen worden gegooid. Ook de schrijfstijl van Conrad is erg oppervlakkig. Er worden talloze details genoemd. Zo krijg je het gehele reisschema van Maike te horen als ze ergens naartoe gaat. Het zou niet gek zijn als Conrad uitvoerig zou spreken over de stoelgang van haar personages. Je krijgt zoveel informatie voorgeschoteld, waarbij je denkt: wat moet ik hier als lezer mee? Het voegt vaak to-taal niets toe aan het verhaal en al die extra onnodige informatie vertraagt ook nog het leesproces.

Zand tussen je…

Al met al stelt dit boek erg teleur. Zeker omdat de serie die Conrad hiervoor schreef, de Jasmijnserie, nog best wat om het lijf had. In die boeken had je tenminste nog gelaagde personages, met een interessant verleden, die toewerkten naar een hoopvolle toekomst (zij het natuurlijk met de nodige dosis drama). In Het eilandhuis gaat het gewoon iets te veel over koetjes en kalfjes. In de tijd dat je lectuur als deze roman tot je neemt, zou je net zo goed bij de koffieautomaat op je werk kunnen bijkletsen. Eerlijk is eerlijk: dit eerste deel betekent geen vliegende start voor de schrijfster. Het is een ongeïnspireerde roman, die weinig te vertellen heeft. De diepgang is ver te zoeken. Dit boek zet je slechts op één manier aan het denken: Wat is nu eigenlijk erger: deze roman als lezer voltooien of zand tussen je billen op het strand?

Kan er dan geen enkel positief geluid luiden over dit boek? Vooruit, het achtergronddecor is vrij origineel. Want hoeveel romans spelen zich nu af op zo’n idyllisch eiland? Ook verwijst Conrad in haar boeken naar de actualiteit en laat ze haar personages een mening vormen over de dingen die in onze wereld spelen. Conrad doet ook een dappere poging om het taalgebruik van de 15-jarige te laten aansluiten bij die van leeftijdgenoten vandaag de dag. Hoewel, hoeveel tieners noemen hun ouders bewust ‘mom’ en ‘dad’, omdat dit cool klinkt…? Ach, Conrad heeft een poging gedaan om weer een nieuwe serie te beginnen met een geheel nieuw format. Wellicht had ze eerst een eind moeten breien aan de Jasmijnvilla-serie, voordat ze zich aan een nieuwe trilogie waagde. En als de inkt op was na het schrijven van de eerste twee delen van de serie, of liever gezegd de ‘creativiteit’, had ze zichzelf wellicht een langere pauze moeten gunnen voordat ze de pen weer oppakte. Of deel 2 in deze reeks beter wordt? Het is maar te hopen. In de tussentijd zou ik vooral dit boek links laten liggen (of begraven op het strand of verbannen naar de diepten van de zee) en lekker bij de koffieautomaat het weekend bespreken met je collega’s.

Boeken / Non-fictie

Word een betere eter

recensie: Etenstijd! Hapklare culinaire zaken - Yvette van Boven en Teun van de Keuken

Kookboekenschrijver Yvette van Boven en culinair journalist Teun van de Keuken bundelden hun krachten al in de podcast Etenstijd!. Nu is ook een gelijknamige publicatie verschenen, waarin de twee doen waar ze goed in zijn: keuvelen over eten.

Het handzame gidsje voert de lezer langs allerhande eet- en kookgerelateerde zaken, van specifieke ingrediënten als daslook, seitan en linzen tot fenomenen als de snelkookpan, guilty pleasures en keukenkastfossielen (waarover later meer). Sommige onderwerpen zijn vooral herkenbaar en van andere hoofdstukken steek je wat nieuws op. Wat alle thema’s gemeen hebben is dat ze lekker weglezen.

Geordende willekeur

Etenstijd! leest als een bundeling columns. Alle onderwerpen zijn netjes alfabetisch geordend, maar de auteurs nodigen expliciet uit om het boekje kriskras te lezen. Onder elk stukje staan verwijzingen naar andere lemma’s, waardoor de lezer een eigen pad uit kan stippelen. Zo kom je bijvoorbeeld van bonen naar de voorraadkast naar vakantiewaar naar keukenkastfossielen.

Zo’n fossiel kan de vorm aannemen van onder meer een onaangeroerde ijsmachine, slowcooker of broodbakmachine. Vaak vol goede bedoelingen aangeschaft, maar al gauw verbannen naar de achterste krochten van de keukenkastjes. Yvettes en Teuns advies: krijg eerst de basis van het koken onder de knie met een paar pannen, een goed mes en een houten plank. En weet welke apparaten ‘eigenlijk niet nodig’ zijn.

Recepten ondergeschikt

Natuurlijk mogen recepten niet ontbreken, al spelen ze echt een bijrol en gaat het vooral om basisrecepten. Dus geen hele maaltijden, maar zaken als zanddeegbodem, pizzadeeg en cashewroom. De bundel bevat ook handige overzichten van bijvoorbeeld goede kookwebsites, tips om voedselverspilling tegen te gaan en een seizoensgroentekalender.

Kortom, Etenstijd! is een goedgevuld gidsje dat zeker in de smaak valt bij eetfreaks – de door Van Boven en Van de Keuken gemunte term die overigens een goed alternatief voor het wat uitgekauwde foodie vormt. Yvette en Teun zijn het niet over alles eens en dat maakt dat ze nooit uitgepraat raken over eten, koken en alle aanverwante zaken.

Boeken / Non-fictie

Liefdesstroom naar Griekenland

recensie: Wim Willems - Het eiland. Een Griekse liefdesgeschiedenis
Het eiland, een Griekse liefdesgeschiedenishttps://pixabay.com/photos/windmills-old-mills-landmark-ruin-593480/

Het is dé plek waar reisbureaus mee pronken: de Griekse archipel. Bezoekers van de eilanden aan de Egeïsche zee houden, naast een prachtige zongebruinde huid, ook hartverwarmende herinneringen aan het bezoek over. Zo ook Wim Willems en zijn vrouw Annemarie Cottaar, die hun hart hebben verpand aan het eiland Amargos.

Als Wim Willems, tevens emeritus-hoogleraar sociale geschiedenis (Universiteit Leiden), net zo boeiend kan oreren als hij kan schrijven, dan moeten die collegezalen toch bomvol zitten. Wanneer Willems in de pen klimt, is hij niet meer te stoppen. Iedere zin is doordrenkt van de stijlfiguren en beeldspraken, weloverdacht en een gedicht op zichzelf. Willems is een woordkunstenaar ten voeten uit. Niet alleen worden er archaïsmen uit de oude doos getoverd, maar de lezer stuit ook op enkele neologismen. Willems beschrijft iedere handeling die zich voltrekt of heeft voltrokken. Tevens gaat er geen landschap aan hem voorbij. Hij schildert het vanuit zijn geheugen voor ons na.

Aan de ene kant is het mooi hoe beeldend Willems schrijft. Aan de andere kant is het haast een valkuil voor hem: de mooischrijverij is niet echt gedoseerd. Valt het hem kwalijk te nemen? Nee, want als een auteur de kunst verstaat om alles wat in zijn binnenste zit, te verpakken in de meest stilistische hoogstandjes, zou het gek zijn om het na te laten. Toch valt er wel één reden te bedenken. Als alles met veel detail wordt beschreven en dan ook nog eens in figuurlijk taalgebruik (dat ook een vertaling behoeft), vertraagt dit menige lezer. Van de lezer wordt dan ook het een en ander verlangd: een uitgebreide woordenschat, voorkennis over de kunst en geschiedenis (van Griekenland en daarbuiten), een hoog leesniveau, een goed concentratievermogen (wie de context van één zin niet ontrafelt, zal zich snel onbeholpen voelen) én veel interesse in het leven van de schrijver zelf.

Dagboekfragmenten

Natuurlijk, een mythe over Griekenland wordt niet geschuwd en breed uit de doeken gedaan, maar het boek leest voornamelijk als een soort dagboek. De lezer ontdekt hoe het eiland Amorgos Annemarie en Wim steeds blijft aantrekken. Alsof een aantal sirenen hen met lokroepen terughaalt. Dat heeft zo zijn redenen: niet alleen het heerlijke eten, de muziek en de pracht en praal van de aanwezige natuur, maar voornamelijk de eilandbewoners maken het tot een eiland dat je niet meer loslaat (en ook niet wil loslaten).

Er zijn talloze ontmoetingen met eilandbewoners in dit boek beschreven. De vriendschap met Stathis Konstantopoulos is het hechtst, en Willems onderhoudt jarenlang contact met deze vriend, ook door middel van brieven. Net als met andere Grieken wordt er met hem een jarenlange correspondentie op nagehouden. Helaas zijn niet alle ontmoetingen even positief, maar het is opvallend hoezeer Willems een goed gemoed blijft houden. Hij en zijn vrouw komen als uiterst sympathieke mensen over, die laten inzien dat je altijd in staat bent om buiten de grenzen van je biologische familie een eigen familie samen te stellen. En dat je je ook op andere plekken op de wereld thuis kunt voelen, zoals in het door het echtpaar gekoesterde restaurant To Limani.

Wat helpend was geweest, in de hele wirwar van namen, was een tijdlijn of een kleine introductie van personages vooraf. De lezer is zo hard bezig met het interpreteren van iedere zin uit dit lange relaas, dat het best veel gevraagd is om ook de vriendenkring van Wim en Annemarie bij naam te leren kennen. Hoewel het boek een vrij chronologische opbouw kent, wordt het af en toe lastig als er een tijdsprong wordt gemaakt of als er zich een soort droomachtige situatie voordoet (en de schrijver dan ook eerlijk toegeeft dat het dan wel een droom of een nachtmerrie betreft).

Inkijkje in het eilandleven

Dat het boek af en toe ook het informele karakter van een dagboek heeft, wordt duidelijk als de schrijver soms net iets te persoonlijke ontboezemingen uit (zoals indringende en gekke dromen). Er wordt weinig feitelijke informatie over het eiland vermeld, want het gaat altijd nog om de subjectieve beleving van Willems zelf. Wel geeft het boek een goed inzicht in hoe het leven er op een eiland aan toe gaat en hoe de bewoners naar de mensen van buitenaf kijken. Als buitenstaander weet Willems goed te integreren, zo tussen de soms ietwat chaotische of mensenschuwe Grieken, maar hij zal altijd een gast blijven in een land, hetzij een zeer welkome gast.

Het is opvallend dat Willems en zijn vrouw, in een tijd waarin reislustige avonturiers overal heen kunnen rijden, treinen of vliegen, bleven terugkeren naar één specifieke plek. Of het nu komt door een stukje zekerheid dat die plek biedt (in dit geval: een eiland dat min of meer stil blijft staan in de tijd) of door de utopische receptuur (vriendelijke mensen, zon, zee en rust), het is bijzonder dat Willems dit jarenlang heeft mogen ervaren met een vaste reiscompagnon. Met een ongeëvenaarde schrijfstijl weet hij een prachtige liefdesgeschiedenis op te tekenen.

We hadden hem meer jaren gegund om samen met zijn vrouw te genieten van het idyllische eiland, maar helaas liep dat anders. Gelukkig kan hij zich wentelen in de prachtige herinneringen aan het eiland, die nu niet alleen op foto’s staan afgedrukt, maar ook op papier. Iedereen die deelgenoot wil worden van de observaties van Willems, kan zich niet snel genoeg haasten naar de boekwinkel. Het boek leest als een zeer prettige ‘blog’ van een kampioen in woorden schikken, die kan toveren met de inkt die hij tot zijn beschikking heeft.

 

Boeken / Fictie

Het duister van Argentinië

recensie: Een zonnige plek voor sombere mensen - Mariana Enriquez
Handen in muur© Unsplash

Een vrouw die de weggehaalde vleesboom op haar baarmoeder terug in haar lichaam wil, een meisje dat zich verlustigt aan een stel geesten en een mens zonder botten dat afschuwwekkende schilderijen maakt; zomaar wat taferelen uit de wonderlijke wereld van Mariana Enríquez. De verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen spelen zich desondanks op bestaande plaatsen af, waardoor zij nog realistischer en gruwelijker worden.

Je zou kunnen veronderstellen dat het relatief moeilijk is om originaliteit te uiten in genreliteratuur omdat boeken die strikt binnen een specifiek genre vallen aan strenge thematische en structurele eisen onderhevig zijn. Lukt het Mariana Enríquez om binnen het door haar gekozen genre – horror – te blijven en toch haar eigen stem te laten horen? Ja, maar met de hakken over de sloot.

Horror en verder niets

De korte verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen behoren meer tot het horror- of gothic-genre dan tot welk ander genre dan ook. Ze bevatten veel van de literaire kenmerken die horror zo eigen zijn: er wordt een spanningselement geïntroduceerd dat zich steeds meer op de voorgrond van het verhaal begeeft, de schrijver bedient zich naar hartenlust van uitvoerige, grafische omschrijvingen en meestal is er een kwade kracht die zich tegen de hoofdpersonages richt. Naast deze technische kenmerken is er nog een keur aan stokpaardjes waar de horrorschrijver maar al te graag op terugvalt: bloed, geesten, vreemde lichamelijke condities en hekserij. Veel van deze kenmerken passeren ook bij Enríquez de revue.

Enríquez’ verhalen zijn meeslepend, maar missen de nodige diepgang. Er wordt een bepaald onheilspellend mysterie geïntroduceerd dat zich in toenemende mate opdringt aan de belevingswereld van de personages en richting de laatste bladzijdes een gruwelijk hoogtepunt bereikt. De meeste van de verhalen zijn, al met al, vrij ‘platte’ horror: vaak is er maar een enkele verhaallijn die zich ontvouwt zonder veel literaire opsmuk of verhaaltechnische verrijking.

Toch een duidelijk uniek stemgeluid

Desondanks vallen enkele dingen op aan Enriquez’ horror. Zo wordt de spanning – na een uitvoerige inleiding – pas relatief laat geïntroduceerd en opgebouwd, worden lang niet alle beelden duidelijk voorstelbaar voor de lezer en wordt voor maar weinig mysteries in de verhalen een sluitende verklaring gegeven. Doordat je als lezer blijft zoeken naar de manier waarop alle ‘losse eindjes’ van de verhalen op elkaar aansluiten, blijven de verhalen langer hangen dan wanneer zij keurig zouden zijn afgerond.

Drie verhalen springen eruit: het eerste verhaal van de bundel, Mijn droevige doden, is bijzonder interessant vanwege de magisch-realistische en minder bombastisch-afschuwwekkende verteltrant. In het titelverhaal lopen verschillende verhaallijnen door elkaar waardoor op meerdere vlakken spanning wordt opgebouwd. In het laatste verhaal, Zwarte ogen, zitten zoveel frappante en onverwachte details – tenen die zichtbaar worden door een luxaflex, een pak roze melk dat vanuit een huis naar buiten wordt gegooid en twee jongetjes met ogen van obsidiaan die kruipen als spinnen – dat het plot in haar absurditeit volkomen origineel is.  Hoewel de meeste van de twaalf verhalen in de bundel dus enigszins eendimensionaal aandoen, laten deze drie verhalen onmiskenbaar zien dat Mariana Enríquez gevoel en talent voor diepgravende literatuur heeft, en bovendien een eigen stem. Het valt te betreuren dat niet meer verhalen dat talent demonsteren.

De verhalen in de bundel Een zonnige plek voor sombere mensen lezen vlot en zijn verslavend, wat een aanzienlijke verdienste is. Ze zijn bovendien onderling sterk verschillend, hypermodern en kennen onverwachte eindes. Meer diepgang had misschien afgedaan aan het verslavingsgehalte of aan de toegankelijkheid van deze verhalen, maar was wel hun literaire waarde ten goede gekomen.

Misschien dat Mariana Enríquez in een verhaal dat, laten we zeggen, vier keer zo lang is als het gemiddelde verhaal in deze bundel alles kan laten zien dat ze in zich heeft. Hoewel het absoluut onderhoudend is geschreven, komt in Een zonnige plek voor sombere mensen het literaire potentieel van Mariana Enríquez niet tot volle glorie.

 

Boeken / Fictie

Het beest in de mens

recensie: Een wild dier – Joël Dicker
Meer van GenèvePixabay

Het is haast onbeschrijfelijk: het vreugdegevoel dat je ervaart als je hoort dat er een nieuwe roman van Joël Dicker (1985) op de markt is. Wie kan deze Zwitserse auteur – bekend van de bestseller De waarheid over de zaak Harry Quebert – evenaren als het gaat om het creëren van personages met veel diepgang en het uitzetten van een ingewikkeld plot? Een wild dier is wederom een zeer spannend boek dat je bij je nekvel grijpt en zijn klauwen diep in je vel zet.

Een wild dier draait kortweg om twee criminelen die plannen om een juwelier in Genève te overvallen. Helaas voor hen is politieman Greg Liégean al helemaal op de hoogte. Tenminste, dat denkt hij … Voorafgaand aan deze geplande overval lees je over de buurvrouw van Greg die voor haar veertigste verjaardag een ring in de vorm van een panter krijgt. Het blijkt een moment te zijn dat haar leven volledig op z’n kop zet en dat uiteindelijk het startsein is voor de hoge val van niet één personage, maar zelfs meerdere karakters. In deze intrigerende psychologische roman raken allerlei zaken met elkaar verstrikt.

Vertrouw op je instinct

Niet alle huwelijken verlopen even voorspoedig. Neem het huwelijk van Greg en Karine Liégean, een echtpaar dat met hun twee jongens in Genève woont. Hoewel ze allebei succesvol zijn in hun baan – hij bij het arrestatieteam van de politie en zij in een kledingwinkel – worden ze beiden geplaagd door onvervulde verlangens. Gregs behoefte aan lichamelijk contact in het echtelijk bed blijft onvervuld en Karine zou zo graag meer willen lijken op Sophie Braun, de perfecte girl next door. Nou ja, next door is overdreven. Sophie woont namelijk met haar man Arpad en hun kinderen in een ontzettend chic huis aan het Meer van Genève, terwijl Karine het moet stellen met een ‘aardig huis’ in de wijk die de niet al te positieve naam ‘De puist’ draagt. Niet alleen Karine beschouwt Sophie als de belichaming van de perfectie zelve; ook haar man vindt dat Sophie toch wel erg knap, fantastisch, charmant enzovoorts, enzovoorts is.

Gregs obsessie met Sophie groeit uit tot stalking. Het uitlaten van zijn hond wordt een manier om Sophie stiekem te begluren als ze zich ’s ochtends aankleedt. Iedere ochtend ziet hij hoe Sophie de gordijnen opent en haar ranke lijf weer in de mooiste kledij hult of… haar man een plezierige ochtend biedt. Na een inbraak in het huis van de Brauns ziet Greg zijn kans schoon: om Sophie nog beter te kunnen bespieden, biedt hij aan om op hun huis te letten, terwijl zij hun familie opzoeken in Saint-Tropez. Greg smokkelt een beveiligingscamera mee van zijn werk en installeert deze in hun slaapkamer, zodat hij thuis alles op zijn mobiel meekrijgt. Het betekent het begin van een ratrace tegen het addergebroed: Greg ontdekt allemaal dingen over Arpad, die ertoe leiden dat Greg zijn buurman graag achter de tralies ziet…

Groener gras bij de buren?

De jacht op Arpad blijkt al snel een persoonlijke afrekening te zijn met de man op wie Greg het jaloerst is. Een man die altijd onberispelijk gekleed de deur uit gaat en die het wél lukt om een harmonieus geheel te vormen met zijn gezin. De lezer verneemt al gauw dat achter al het uiterlijke vertoon meer verscholen ligt dan het oog kan waarnemen. Doordat er wordt gefocaliseerd vanuit de belangrijke personages, krijg je meer informatie toegediend en lijk je de personages altijd net een stapje voor te zijn. Maar hoe verder je in de roman verwikkeld raakt, hoe meer bedrogen je zelf uitkomt. Aan het einde van het boek blijkt pas hoe weinig je eigenlijk weet over de Brauns. Dat is de meestertruc van Dicker: de lezer iedere keer naar het puntje van zijn of haar stoel laten bewegen, de lezer vervolgens genoeg voeden met informatie zodat deze even achterover kan leunen en dan – bam! – de lezer bijna van de stoel af laten vliegen door het prijsgeven van diepe geheimen. Je wordt als lezer haast zelf een wild dier, dat dolgraag gevoed wil worden. Het is echter Dicker die, als een ware temmer, in control is. Hij weet het beest in jou zowel genoeg stil te krijgen als aan te wakkeren wanneer dat nodig is. Het grappige is dat je op een gegeven moment denkt: nou, kom maar op met die ontknoping, Dicker, ik snap hoe het web van leugens in elkaar zit. En dan kom je zo ontzettend bedrogen uit (net als Greg zelf overigens).

Genève: het decor voor achterdocht

Het is verrassend te noemen dat Dicker als setting eindelijk een Europese stad verkiest boven een Amerikaanse. Zijn eigen geboortestad, Genève, is bij uitstek geschikt als thuisbasis voor een stel rijkaards als de Brauns. De stad symboliseert zoveel meer dan alleen luxe: het is algemeen bekend dat een bankrekening openen in Zwitserland om verscheidene redenen heel gunstig kan zijn (niet in de laatste plaats om belasting te ontduiken). Als je hoort dat Sophie en Arpad beiden werkzaam zijn in het bankwezen én de beschikking hebben over een constante cashflow, weet je gewoon dat er stront aan de knikker is. En hoe! Het is wel jammer dat de personages een beetje in hun stereotiepe beeld blijven hangen: de succesvolle zakenman, de knappe trophy wife, de hardwerkende politieman en de ongelukkige huisvrouw. Ook komen ze allemaal niet bepaald sympathiek op je over en staan ze ver van je af, omdat je maar weinig gelijkenissen kunt zien tussen hen en jezelf (neem bijvoorbeeld Greg en zijn opmerkelijke hobby om zijn buren te begluren). Dat maakt dat het lezen soms een beetje afstandelijk voelt en het je ook niet erg uitmaakt hoe hun levens zich zullen ontvouwen.

Hoewel de personages dit keer minder getroebleerd zijn dan in andere werken van Dicker en er in de eerste hoofdstukken zelfs geen vuiltje aan de lucht is, is er genoeg drama dat met ieder hoofdstuk aangedikt wordt. Het concept van dit boek is wel echt anders. Natuurlijk, de intrige is een vast onderdeel, daar kun je bij Dicker op vertrouwen, maar de lezer krijgt een heel andere vibe bij dit boek. Nieuwe omgevingen, nieuwe karakters en nieuwe sectoren krijgen aandacht. Het is niet de Dicker die je misschien zou verwachten, maar hij weet de lezers weer te verbluffen met een ijzersterk verhaal en een intrigerende schrijfstijl. Het boek rekent genadeloos af met de schijn die mensen vandaag de dag ophouden. ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, zei dichter Martinus Nijhoff ooit. Deze wijsgerige spreuk is ook zeker van toepassing op dit boek: ‘Zie maar, we zien niet wat we zien’.

Boeken / Fictie

Verwarrend ronddwalen

recensie: SALOMON - Jacqueline Zirkzee
Takken in winter© Joost Festen

Het boek SALOMON vraagt enig doorzettingsvermogen om te lezen. Je hebt niet meteen door dat Jacqueline Zirkzee je meeneemt in de toekomst, en je dwaalt eerst rond in een wereld die je nauwelijks begrijpt. Voor de geoefende fictielezer is dat misschien geen probleem, maar voor anderen is het lastig om erin te komen.

Het duurt lang voordat Zirkzee het plaatje compleet weet te schetsen zodat de context helder is. Het is een boek voor een ervaren lezer. Een boek om echt je tanden in te zetten. De beloning komt aan het einde van het boek als het plaatje in elkaar past. SALOMON is al het negende boek van Zirkzee. Tot op heden was haar meest bekende boek Het heksenhuis (2008) en ze schreef ook een jeugdboek, Zeg maar dat je vijftien bent (2015).

Toeslagenaffaire is de lokker

In de samenvatting van het boek wordt duidelijk gemaakt dat er een link is met de toeslagenaffaire. Dit is niet meteen duidelijk als je het boek leest, aan het leggen van dit verband heb je een behoorlijk zware dobber. Ondertussen ben je in een wereld terecht gekomen met enkel openbaar vervoer naast gewoon lopen als verplaatsingsmiddel. Iets anders is er in die fictieve wereld niet. Zelfs geen fiets.

Inderdaad gaat het boek over de kwalijke gevolgen van bureaucratisering in de jeugdzorg. En men eet er veganistisch omdat het klimaat gered moet worden. Het lijkt een ideaal dat nagestreefd wordt, maar het is te benauwend; zeker omdat er maatregelen gelden om de wereldbevolking niet verder te laten groeien en zelfs te doen krimpen. Het één-kind-beleid is heel streng: zelfs als je zwanger bent van een meerling moeten er embryo’s worden verwijderd om dit te handhaven.

Ouders naar een kamp

Centraal in het boek staat Samenwerkingsorgaan Algemene Leefbaarheid, Orde en Maatschappelijke Ondersteuning Nederzone (SALOMON) dat scherp toeziet of ouders zich wel gedragen als een modelouder. Hoewel het hoofdpersonage – een gescheiden moeder met een dochter – voor deze organisatie werkt, valt ze ook onder het strenge toezicht. Een toezicht dat George Orwell’s slogan ‘Big Brother is watching you ’ (1984) oproept. Doe je het als ouder niet goed, dan word je in een kamp geplaatst terwijl het kind door SALOMON bij een ander ouderpaar geplaats wordt.

De vrouwelijke hoofdpersoon, wiens naam niet genoemd wordt, waakt over haar 6-jarige dochter Juno en wil haar niet kwijtraken. Ze hebben het niet breed terwijl wel bekend is dat haar ex gezegend is met geld dat hij vlak na de scheiding kreeg als smartengeld. Het geeft het hoofdpersonage een vervelend gevoel omdat ze meent hier ook deels recht op te hebben. Het boek wordt spannend als blijkt dat zij niet alles rechtmatig doet voor SALOMON, wat haar uiteindelijk haar baan zal kosten.

Spanning en verwarring

SALOMON vraagt enig doorzettingsvermogen om te doorgronden. Wie het geduld heeft om door te lezen, wordt getrakteerd op spanning gecreëerd door het verzet van het hoofdpersonage. De link met de toeslagenaffaire is er, maar is dunner dan verwacht door de aankondiging en vormt ook niet de kern van het boek. Het feit dat de niet bij naam genoemde hoofdpersoon zich verzet tegen de organisatie SALOMON ­– iets dat haar duur komt te staan – komt vooral voort uit de liefde voor haar dochter. Om deze reden neemt ze bewust of onbewust risico’s. Natuurlijk is het eigen aan mensen om tegen beter weten in, uit liefde of drang naar vrijheid, te willen ontsnappen uit een wurggreep en daarmee het lot te tarten.

De ingewikkelde schrijfstijl van Zirkzee, gekoppeld aan een toekomstige wereld die slechts langzaam heldere contouren krijgt, maakt dat het boek geen hapklare brok is. Wel is het een wonderlijk stuk literatuur dat lastig op waarde te schatten is.

 

 

Boeken / Fictie

De sprakeloze stem van het verzet

recensie: De vegetariër - Han Kang

Het werk van de in 2024 met de Nobelprijs voor de literatuur bekroonde Zuid-Koreaanse schrijfster Han Kang nodigt uit tot reflectie op de  sociaal historische context waarin belangrijke thema’s van haar schrijverschap vorm kregen. Neem bijvoorbeeld de roman De vegetariër uit 2007.

Kort samengevat – en essentieel om het werk van Han Kang mede vanuit het historisch perspectief te belichten – onderging (Zuid-)Korea in de twintigste eeuw een opeenvolgende reeks van overheersingen door buitenlandse mogendheden, van geweld en onderwerping en een heftige interne verdeeldheid van de bevolking die uitmondde in een burgeroorlog.

Het dubbele gezicht van de ‘vrije wereld’

In de eerste helft van de vorige eeuw werd Korea gedomineerd en bruut uitgebuit door Japan. De val van het Japanse Keizerrijk aan het einde van de Tweede Wereldoorlog resulteerde voor Korea in zowel Russische als Amerikaanse bewindvoering en aanzienlijke inmenging van deze grootmachten in het interne conflict tussen aan de ene kant de communistische en de gematigder pro-linkse beweging en aan de andere kant het pro-kapitalistische front. Uiteindelijk leidde de burgeroorlog tot een opsplitsing van het communistische Noord-Korea en het kapitalistische en westers georiënteerde Zuid-Korea.

Diverse militaire leiders in Zuid-Korea voerden de opeenvolgende decennia – feitelijk met behulp van de VS –  vormen van gewelddadig dictatoriaal bestuur. Studentenopstanden voor meer vrijheid en democratie in de jaren zestig en tachtig van de vorige eeuw werden wreed en nietsontziend neergeslagen door de verschillende regimes, met duizenden slachtoffers als gevolg. Nog afgelopen december werd het wankele pad naar de democratie onder druk gezet door een poging tot staatsgreep van de – nu afgezette – president Yoon Suk Yeol. In de romans Wit en Ik zeg geen vaarwel vertelt Han Kang over de afschuwelijke misstanden, bloedig neergeslagen protesten en de littekens die deze achterlieten in de Koreaanse bevolking.

Vrouwenonderdrukking

Een andere ernstige vorm van repressie in de Zuid-Koreaanse maatschappij treft vrouwen. Systematisch worden zij achtergesteld en voornamelijk gezien als sloof en broedmachine in de extreem patriarchaal ingerichte samenleving. De getallen van geweld tegen vrouwen in de huiselijke sfeer behoren tot de hoogste ter wereld. Sinds enkele jaren groeit een heftig protest tegen deze vorm van ongelijkheid, onderdrukking en geweld. Een steeds groter wordende groep vrouwen sluit zich aan bij de protestbeweging B4 die zich actief verzet door het principieel weigeren van alle vormen van seksueel en relationeel contact met mannen.

De vegetariër vertelt met rauwe, magistrale en poëtische tonen het lot van de gesmoorde vrouwen in Zuid-Korea.

Taal is macht, taal is man

‘Voordat mijn vrouw vegetariër werd, had ik haar in alle opzichten altijd volstrekt oninteressant gevonden.’ Met deze wonderlijke openingszin zet Han Kang onmiddellijk de toon. Onze hoofdpersoon heeft geen stem. De lezer zal het moeten doen met de woorden van drie omstanders, allen representanten van het patriarchale systeem.

In een drieluik schetst Han Kang het verhaal van een gehuwde vrouw die besluit – hoewel sociaal onwenselijk – geen vlees meer te eten na een vervelend voorval met haar onaangename partner en een daaropvolgende bloederige en gewelddadige droom. De sociale afkeuring en de toorn van de echtgenoot en de familie over haar besluit bereiken het dieptepunt als tijdens een gezamenlijk diner de brute vader van Yeong-hye zijn dochter in het gezicht slaat en uiteindelijk met meedogenloos geweld vlees in haar lichaam wil proppen. Niemand vraagt naar de redenen en de gevoelens die haar dit besluit hebben doen nemen. De patriarchale macht structuur eist woordeloze gehoorzaamheid.

Het huwelijk strandt en Yeong-hye belandt in het ziekenhuis en voor enige tijd in een psychiatrische kliniek.

Bloemen en verlangen

Als zij vervolgens haar leven weer probeert op te pakken ontwikkelt de videokunstenaar en onverschillige echtgenoot van Yeong-hye’s zus In-hye een erotische obsessie voor het lichaam van zijn – in zijn ogen – ongetemde en taboedoorbrekende schoonzus. Hij besluit Yeong-hye over te halen om haar naakte lichaam met bloemen te laten beschilderen en zijn erotische verlangen daadwerkelijk te verwezenlijken. In onderstaande schitterende alinea verwoordt Hang Kang zijn verlangen:

‘Het beeld van een man en een vrouw, hun lichamen prachtig beschilderd met bloemen, die seks hadden tegen een ondergrond van onvoorstelbare stilte. Hún bewegende lichamen prozaïsch in dat vacuüm. Een opeenvolging van scènes, heen en weer slingerend van geweld naar tederheid, waarbij geen enkele extremiteit geschuwd werd. Eén verstild uitgerekt moment van kalme verlossing, het extreme veredeld tot een soort vredigheid.’

Yeong-hye ondergaat het moment van seksuele eenwording met lichamelijke passie maar ook in het verlangen haar gruwelijke droom, haar woede, uiteindelijk haar ziel te kunnen delen. Helaas valt de man, onmiddellijk na het bereiken van zijn doel, in slaap. De volgende ochtend worden zij ontdekt door de verbijsterde echtgenote en zus In-hye.

Verzet

In het derde deel van het drieluik bevindt Yeong-hye zich wederom in een psychiatrische instelling. Zij weigert nu elke vorm van voedsel. De zorgzame In-hye bezoekt haar regelmatig en beseft schuldig het niet voldoende te hebben opgenomen voor haar jongere zus. Ook zij droomt nu van bloedende gezichten. In-hye – het alter ego van Yeong-hye – realiseert zich dat zij in haar goedheid en volgzaamheid nooit echt heeft geleefd. Dat zij zich zelfs heeft laten verkrachten door haar man op zijn verzoek ‘het maar even te doen’. Stapsgewijs begrijpt In-hye de woede en de wanhoopsdaad van haar zuster.

Yeong-hye wordt niet gehoord en taal is ontoereikend om haar werkelijkheid, haar ziel en verzet in woorden te kunnen vatten. Zij besluit daarom haar lichaam te transformeren in een symbool van verzet, een vlammende zwarte boom.

Over metamorfosen en bekentenissen

Het metamorfose thema verbindt de roman met belangrijke werken uit de westerse literaire canon. In De metamorfosen van Ovidius transmuteert de godin Daphne in een laurierboom. De metamorfose van Gregor Samsa in een monsterlijk insect in De gedaanteverwisseling van Franz Kafka is een allegorie van de sociaal onmogelijke persoonlijke aspiraties en de verstikkende gevangenis van culturele en sociale conventies waarin het personage zich bevindt. De schrijnende zielsverwantschap tussen Gregor Samsa en Hyong-hye is onmiskenbaar.

In weerwil van de geniale vondst de protagoniste vooral te openbaren in de beschrijvingen van haar externe omgeving, doemen in de tekst cursieven op die gedachten en emoties van Yeong-hye ontsluieren. Naast wanhoop en verzet rijst het besef dat zich in Yeong-hye een gewelddadige en moorddadige woede heeft gemanifesteerd. De erkenning van het kwaad in het eigen DNA is schokkend en beangstigend. De keuze voor het vegetarisme is ook – naast een verzetsdaad – een vorm van exorcisme. Schuld en boete, biecht en verlossing, het streven naar zuivering van de ziel door het bekennen van de zonde behoren via Augustinus, Jean-Jaques Rousseau en Fjodor Dostojevski tot grote thema’s van de westerse literatuur.

In het recente en helaas nog niet in het Nederlands vertaalde Greek Lessons – naar zeggen van de auteur een optimistisch vervolg op De vegetariër – zal een vrouw die haar stem verloren heeft deze terugvinden in de klassieke wereld van het Grieks en in de woorden van Plato.

 

Knausgard_De wolven van de eeuwigheid
Boeken / Non-fictie

Lange schaduwen

recensie: De wolven der eeuwigheid – Karl Ove Knausgård
Knausgard_De wolven van de eeuwigheid

Waarom zou je je aan de bijna achthonderd pagina’s van de nieuwe roman van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård wagen? Wat maakt dat je aan zijn werk verslingerd kunt zijn? Of het nu om zo’n dikke pil gaat of om een dunne novelle als De vogels van de hemel. Ze hebben iets. Maar wat.

Het eerste gedeelte van De wolven der eeuwigheid – want daar hebben we het hier over – gaat over de mystiek van het gewone, dagelijkse leven. Over de 19-jarige jongen Syvert Løyning, die in 1986 uit militaire dienst is teruggekeerd. Over zijn jongere broer Joar, hun zieke moeder en over hun vriendenkring. Ze begroeten elkaar allemaal met ‘Zo zo’ en voeren filosofische gesprekken over dingen als de eerste herinnering, de popmuziek die Syvert beluistert en over voetballen. Dingen die in de boeken van Knausgård vaak terugkomen.

Het wordt allemaal zó beschreven, dat je als leek zomaar van die popmuziek en dat voetballen zou kunnen gaan houden. Ook de personages komen levensecht over. Zoals er van de moeder wordt gezegd: ‘Ze glimlachte een seconde of twee en toen werd haar gezicht weer serieus, waaruit bleek dat het geen echte glimlach was’. Alleen is de achtergrond daarvan een andere dan Syvert op dat moment denkt. Het zijn zulke karakteriseringen die je op scherp zetten en bijblijven.

Genre-bending

De stream of consciousness in de roman wordt soms in de vorm van een gedicht in staccatostijl gegoten, zoals:

De peddels halen dan.
Had ik daar zin in?
Ja, verdomme.
Joar vragen of hij mee wilde.
Zou ik wel moeten doen.
Goed voor hem om er even uit te zijn.
Maar wilde ik dat?
Even genoeg grote broer gespeeld.
Een tochtje in mijn eentje over de rivier was prima.

Er zijn ook essayistische stukken, over biologie en natuurkunde, treinen, Russische literatuur en de concrete, lichamelijke opstanding in de filosofie van Fjodorov. Ze remmen het verhaal soms af. Genre-bending heet dat, waarbij de grenzen van verschillende genres (roman, poëzie, essays) worden overschreden. Knausgård is er sterk in.

Dat geldt ook voor een detectiveachtige lijn die het boek doortrekt. Syvert vindt namelijk in de paparassen van zijn overleden vader een Russische brief die hij laat vertalen door Krag, met wie hij een goede band krijgt. Hij laat hem Misdaad en straf van Dostojevski lezen. Eerst vindt Syvert er niets aan, vervolgens wordt het onverdraaglijk en tenslotte een zijspoortje dat soms opduikt. De brief blijkt een liefdesbrief te zijn van ene Asja. Syvert slaat aan het fantaseren: ‘Misschien was hij niet dood. Misschien had hij alles in scène gezet, zodat hij daar [in Rusland, red.] kan wonen zonder dat iemand het wist’. De onechte glimlach van de moeder wordt zo duidelijk en slaat niet op verdriet om haar overleden man, maar om diens overspel.

Parallellen

Joar en Syvert zijn bang dat hun moeder, die last heeft van haar rug, ziek is en net als hun vader zal sterven. Dat eerste wordt bewaarheid want ze blijkt inderdaad ziek te zijn. De gedeeltes over dit persoonlijke leed worden in het boek gespiegeld door parallelgedeeltes over Tsjernobil. De radioactiviteit van de kernramp uit 1986 zit ‘in het water, in de aarde. In de dieren, in de bomen, in de bloemen.’ En de kankercellen in de longen van de moeder. Ook dit maakt het boek compositorisch sterk.

Dat geldt ook voor de parallelle wereld die wordt beschreven, een andere werkelijkheid. Syvert heeft daar niets mee; een televisiegesprek met Dario Fo (toneelschrijver en -regisseur) is ‘niet echt iets om over naar huis te schrijven’, waarbij het woordje ‘echt’ een dubbele betekenis krijgt. Mooi vertaald door Marin Mars, die meer werk van Knausgård vertaalde.

Een glazen wand

In het tweede deel van de roman zijn we plotseling in het hedendaagse Rusland beland. Het gaat dan ‘meer over mensen dan over boeken, meer over het leven dan over de theorie’ in vergelijking met het eerste deel. De ik-figuur is nu een vrouw, Alevtina, met een zoon, Seva. Zij studeert en geeft colleges biologie aan eerstejaarsstudenten. Wat ze allemaal vertelt, wordt uitgebreid geciteerd. Op de een of andere manier is dat minder interessant dan de gedetailleerde beschrijvingen die uit het leven zijn gegrepen. Bijvoorbeeld over hoe Joar zijn schoenen aantrekt en veters strikt.
Als de roman een gedicht zou zijn, dan zou je van een chiasme kunnen spreken: een kruisstelling die bestaat uit een omkering; het heet in het tweede deel meer over mensen te gaan, maar eigenlijk is het omgekeerde het geval.

Alevtina (pas twintig jaar) raakt verliefd op Vasja, die iets schrijft dat ze De wolven of De eeuwigheid noemt. Respectievelijk iets concreets en iets abstracts. Met wellicht een glazen wand ertussen, een beeld dat Knausgård regelmatig in verschillende gedaanten gebruikt. Zo kijkt zoon Seva af en toe dwars door Alevtina heen, is er een duidelijke binnen- en buitenshuis en bestaat er een muur tussen de natuurwetenschappen die ze studeert en de geesteswetenschappen die ze eerder studeerde.

Opvallend in dit verband is haar belangstelling voor de biosemiotiek, omdat die ‘een bonte verzameling [is] van overschrijdingen van vakgrenzen’, zoals Knausgårds genre-bending. Weer zo’n mooie parallel. Bovendien is biosemiotiek een abstract vakgebied. Net zoals bij Alevtina’s vader ‘het abstracte zich binnen in hem afspeelde, het was voor iedereen onzichtbaar behalve voor hemzelf’. Onzichtbaar zoals haar moeder Asja volgens Syvert was; alle moeders zijn volgens hem onzichtbaar en vanzelfsprekend. Zoals Solveig in Knausgårds novelle De vogels van de hemel zegt dat ze haar ouders voor lief neemt.

De slang bijt in zijn eigen staart

De vader overhandigt haar een brief die Syvert Løyning Jr. aan Asja had geschreven. Hij wist toen nog niet dat ze al dood was en dat hij een halfzus heeft, Alevtina. Hij zoekt haar op in Moskou, waar het verstikkend warm weer is en ‘alles lange schaduwen wierp, ik ook’. De slang bijt hier als het ware in zijn eigen staart en we komen zo in het laatste gedeelte van het boek weer uit bij het begin. De vaart die de essayistische stukken soms uit het boek halen, zit er nu duidelijk in en wordt benadrukt door de korte hoofdstukken die telkens over een ander personage gaan. Je zou het filmische scènes kunnen noemen.

Ook op een andere manier bijt de slang in zijn staart, maar dan in die van deel 1 (De morgenster) uit de Morgenster-serie waarvan dit deel twee is: een ‘mystiek hemelfenomeen boven Moskou’ dat ook in genoemde novelle De vogels van de hemel al voorkomt. Dit is een novelle die je als voorstudie van De morgenster kunt beschouwen. Hierin schijnt ‘hoog aan de hemel in het zuidoosten […] een ster’. Het is aan de lezer om dat te duiden. Ook zulke open plekken maken zowel de novelle als deze roman tot literatuur waaraan je verslingerd kunt raken. Telkens weer.