Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

Liefde als ultieme placebo

recensie: Welzijn - Nathan Hill
Recensie Nathan Hill - WelzijnUnsplash

Het nadeel van een spetterend debuut als De Nix is dat het lastig te evenaren is. Amerikaan Nathan Hill lijkt het niet te deren, hij levert met Welzijn opnieuw een baksteenvormige roman waar het schrijfplezier van afspat.

Als overburen met inkijk in elkaars appartement lijken studenten Jack en Elizabeth voorbestemd voor elkaar. De twee fantaseren al over samenzijn nog voor ze ook maar een woord met elkaar hebben gewisseld. Fast forward naar twintig jaar later en we treffen het stel met hun achtjarige zoontje Toby midden in de ontwerpfase van hun huis-voor-het-leven. Tijdens een heuse VR-rondleiding door hun nieuwe woning ontdekt Jack tot zijn verbijstering dat Elizabeth het niet op één, maar twee ouderlijke slaapkamers heeft voorzien. Die scène zet de toon voor wat volgt; ruim 500 pagina’s waarin we zowel Jacks als Elizabeths worsteling met het moderne (gezins)leven volgen.

Kindertijd

Gaandeweg komen we meer te weten (spoiler!) over de niet zo onbekommerde jeugd die de twee gehad hebben. Net als in het echte leven, legt hun jeugd de fundering voor hun gedrag naar elkaar en richting hun zoontje. Dat leidt tot even aandoenlijke als hilarische scènes, zoals wanneer Elizabeth het peuter-experiment met snoepjes (nu direct één snoepje, of een kwartier wachten voor twee snoepjes) probeert na te bootsen met een verwarde Toby.

Net als De Nix, is ook Welzijn grotendeels in Chicago gesitueerd. Hoewel Hill hier zelf nooit heeft gewoond, is het wel de stad waar hij het meest vertrouwd mee is. Ditmaal maken we kennis met de suburbs en in die zin is de setting universeel; de gentrificatie en de daarmee niet zelden gepaard gaande burgerlijkheid en saaiheid zijn helaas niet enkel aan Chicago voorbehouden.

Bingewaardig

Hill verweeft universele thema’s als liefde en ouder-kindrelaties naadloos met ogenschijnlijk willekeurige onderwerpen als placebo’s, kunst, porno, gecondenseerde melk, fotografie, complottheorieën en prairiebranden. Werkelijk alles valt op ingenieuze wijze samen; geen gebeurtenis of referentie zonder dat Hill daar een hoger plan mee heeft. Perfectionistisch misschien, maar ook satisfying, zoals dat heet.

Als geen ander weet Hill hoe hij de eenentwintigste-eeuwse lezer geboeid moet houden. Met de steeds korter wordende aandachtsspanne, die we allemaal in meer of mindere mate wel ervaren, is het een verademing om af en toe een roman tegen te komen die net zo bingebaar is als een goede HBO-serie. Grappig, intellectueel én aangrijpend tegelijk. Het is een boek als Welzijn dat je eraan herinnert waarom je ook alweer zo van lezen houdt.

Boeken / Fictie

Liefde als ultieme placebo

recensie: Welzijn - Nathan Hill
Recensie Nathan Hill - WelzijnUnsplash

Het nadeel van een spetterend debuut als De Nix is dat het lastig te evenaren is. Amerikaan Nathan Hill lijkt het niet te deren, hij levert met Welzijn opnieuw een baksteenvormige roman waar het schrijfplezier van afspat.

Als overburen met inkijk in elkaars appartement lijken studenten Jack en Elizabeth voorbestemd voor elkaar. De twee fantaseren al over samenzijn nog voor ze ook maar een woord met elkaar hebben gewisseld. Fast forward naar twintig jaar later en we treffen het stel met hun achtjarige zoontje Toby midden in de ontwerpfase van hun huis-voor-het-leven. Tijdens een heuse VR-rondleiding door hun nieuwe woning ontdekt Jack tot zijn verbijstering dat Elizabeth het niet op één, maar twee ouderlijke slaapkamers heeft voorzien. Die scène zet de toon voor wat volgt; ruim 500 pagina’s waarin we zowel Jacks als Elizabeths worsteling met het moderne (gezins)leven volgen.

Kindertijd

Gaandeweg komen we meer te weten (spoiler!) over de niet zo onbekommerde jeugd die de twee gehad hebben. Net als in het echte leven, legt hun jeugd de fundering voor hun gedrag naar elkaar en richting hun zoontje. Dat leidt tot even aandoenlijke als hilarische scènes, zoals wanneer Elizabeth het peuter-experiment met snoepjes (nu direct één snoepje, of een kwartier wachten voor twee snoepjes) probeert na te bootsen met een verwarde Toby.

Net als De Nix, is ook Welzijn grotendeels in Chicago gesitueerd. Hoewel Hill hier zelf nooit heeft gewoond, is het wel de stad waar hij het meest vertrouwd mee is. Ditmaal maken we kennis met de suburbs en in die zin is de setting universeel; de gentrificatie en de daarmee niet zelden gepaard gaande burgerlijkheid en saaiheid zijn helaas niet enkel aan Chicago voorbehouden.

Bingewaardig

Hill verweeft universele thema’s als liefde en ouder-kindrelaties naadloos met ogenschijnlijk willekeurige onderwerpen als placebo’s, kunst, porno, gecondenseerde melk, fotografie, complottheorieën en prairiebranden. Werkelijk alles valt op ingenieuze wijze samen; geen gebeurtenis of referentie zonder dat Hill daar een hoger plan mee heeft. Perfectionistisch misschien, maar ook satisfying, zoals dat heet.

Als geen ander weet Hill hoe hij de eenentwintigste-eeuwse lezer geboeid moet houden. Met de steeds korter wordende aandachtsspanne, die we allemaal in meer of mindere mate wel ervaren, is het een verademing om af en toe een roman tegen te komen die net zo bingebaar is als een goede HBO-serie. Grappig, intellectueel én aangrijpend tegelijk. Het is een boek als Welzijn dat je eraan herinnert waarom je ook alweer zo van lezen houdt.

Boeken
special: De wereld van Jon Fosse

Wanneer schrijven is als bidden

De recent verschenen novelle Een schitterend wit van Nobelprijswinnaar Jon Fosse – in de vertaling van Marianne Molenaar, gepubliceerd door uitgeverij Oevers – komt op een wel zeer gelegen moment. Ze is een voorbeeldig  opstapje naar zijn verdere indrukwekkende oeuvre en naar de belangrijkste thema’s in zijn werk. Een mooi uitgangspunt voor een analyse van deze onlangs bekroonde auteur.

Het is laat in de herfst in Een schitterend wit als we worden meegevoerd in het verhaal van een eenzame man die uit verveling op de bonnefooi een bos inrijdt. Hij verdwaalt en rijdt zijn auto klem. De boerderijtjes waar hulp geboden zou kunnen worden zijn te ver weg en onbereikbaar. Plots beginnen sneeuwvlokken te dwarrelen en doemt er een schitterende gedaante op uit het duister.

De kaarten zijn vergeven, les jeux sont faits, het is klaar voor een alles overstijgende ontknoping.

Een mantra van imperfecties

Een van de belangrijkste stijlmiddelen van Jon Fosse is de repetitio. Toch zouden we de vele herhalingen tekortdoen door ze slechts als een op effect berekenend stijlmiddel te  duiden. De prangende vertelstijl is daarvoor te intens, te indringend en vervoerend. Het verhaal weerklinkt als een rozenkrans, een mantra, een salat. Zelf zegt de auteur in een interview gepubliceerd in LARB over zijn werkmethode:

‘Als ik ga zitten en begin met schrijven, is het zonder specifieke bedoeling dat er wat dan ook ontstaat. Ik luister naar wat ik schrijf en laat gebeuren wat gebeurt. Je kunt het natuurlijk op verschillende manieren interpreteren. Het is niet mijn taak om het uit te leggen; ik ben maar een schrijver. Maar ik heb het gevoel dat als ik goed schrijf, er veel is van wat ik betekenis zou kunnen noemen, zelfs een soort boodschap. Maar ik kan het niet in simpele woorden omschrijven. Ik kan er slechts naar raden.’

Een ander opvallend element in het werk van Fosse is zijn gebruik van interpunctie. Zijn belangrijke roman Septologie bestaat van het begin tot het einde – zevenhonderd pagina’s lang – uit slechts één enkele zin. Ook in Een schitterend wit zijn taaltekens een opvallend element. Of beter gezegd: de afwezigheid ervan. De signum interrogandi, het vraagteken ontbreekt. De vragen van de verdwaalde man krijgen door deze stilistische keuze een dan weer urgente en dringende, dan weer wanhopige connotatie. Anders dan de stream of consciousness – gehanteerd in de Septologie – zou het proza in Een schitterend wit geduid kunnen worden als een stream of soul. Relevant met betrekking tot de schrijfstijl is wellicht ook de volgende opmerking van de schrijver in hetzelfde interview:

‘Je kunt op alle mogelijke manieren een perfect gedicht schrijven, en als je het leest is het mooi, maar je krijgt het gevoel dat het simpelweg intelligent is geschreven, zonder ziel. Er is iets mis met een mooi gezicht. Deze symmetrische gezichten in advertenties vind ik lelijk. Schoonheid zit in wat verkeerd is, zelfs in literatuur en kunst.’

Irrationaliteit, emotie en intuïtie staan aan de basis van het kunstenaarschap van Jon Fosse. Schoonheid manifesteert zich volgens zijn credo in het ongepolijste, spontane en ongefilterde creatieve proces.

Militantisme

Religie heeft een centrale rol in het leven en werk van Fosse. Meister Eckhart, een belangrijke mysticus uit de dertiende eeuw, is voor Fosse een inspiratiebron. Over zijn bekering tot het katholicisme wordt veel geschreven. In een interview gepubliceerd in de New Yorker verklaart hij het volgende:

‘Als je een echte gelovige bent, geloof je niet in dogma’s of instituties. Als God een realiteit voor jou is, dan geloof je op een ander niveau. Maar dit betekent niet dat religieuze dogma’s en instituties niet nodig zijn. Als het mysterie van het geloof al tweeduizend jaar bestaat, komt dat doordat de Kerk een instituut is geworden. Er is een soort maatschappelijk begrip nodig.
In de wereld waarin we leven, heb ik het gevoel dat de zo sterke economische machten de tegenwoordig heersende macht vertegenwoordigen. Zij zijn degenen die alles controleren.
Er zijn krachten aan de andere kant en de Kerk is daar één van. En om de Kerk te laten bestaan – en de katholieke kerk is de sterkste – moet het katholicisme op de een of andere manier worden geïnstitutionaliseerd. De Kerk is naar mijn mening het belangrijkste instituut van de antikapitalistische theorie. Literatuur en kunst zijn een ander instituut, maar ze zijn niet zo sterk als de Kerk.’

Dit kan naar alle waarschijnlijkheid betiteld worden als militant katholicisme en als zodanig kunnen we het  werk van Fosse óók interpreteren. Vanuit de katholieke kerk komen uiteraard veel positieve reacties op de keuze van de jury van de Nobelprijs. Opmerkelijk is dat instituties als literatuur en kunst in zijn visie als tegenmacht minder autoriteit hebben dan de kerk.

Het onzegbare

De ziel, de emotie en het denken, God en zijn aanwezigheid binnen en buiten ons, de metafysische dimensie die zich  moeilijk in woorden laat vangen en dat eigenlijk onzegbare – die stille taal die buiten het geschrevene om krachtig aanwezig is – dat vooral karakteriseert het werk van Jon Fosse en resoneert wederom in het boeiende Een schitterend wit.

Boeken / Fictie

Geluk zoeken is van alle tijden

recensie: Ton Brand – Zoektocht naar geluk

Geluk zoeken lijkt iets van alle tijden en ook in onze drukke moderne tijd houdt het onderwerp velen bezig. Ton Brand pretendeert hiervoor nu een gids te schrijven. Brand laat een heel eigen licht schijnen op wat werkelijk geluk voor hem inhoudt en neemt je als lezer mee op een inspirerende leesreis met een boodschap.

Het boek Zoektocht naar geluk is het eerste boek van de Eindhovenaar Ton Brand die in het dagelijks leven werkt als projectleider en adviseur van on site dienstverlening van kleine tot grote en complexe bouwprojecten. Bij Brand kroop het bloed waar het niet gaan kan en hij greep naar de pen om zijn visie op geluk zoeken en vinden op te schrijven.

Leesboek en geen leerboek

Het boek verscheen inmiddels een jaar geleden in het Nederlands – bij zijn eigen uitgeverij – en Brand laat het nu ook in het Engels vertalen. Een goede aanleiding om er alsnog aandacht aan te besteden.

Het boek wil vooral een leesboek zijn en geen leerboek. Toch staat het boek vol met levenslessen. De schrijver gebruikt – zonder referentie – ideeën uit de psychologie en filosofie om zijn verhaal te schrijven. Een verhaal waarmee hij het groeiende aantal mensen met psychische klachten wil inspireren om het geluk niet in het grote, maar juist in het kleine in het leven te zoeken. Wie met psychische klachten kampt zou in het boek een handvat kunnen vinden om eruit te raken en/of eruit te blijven. Een verhaal met een les dus.

Een ander leven

De schrijver signeert – foto: Joost Festen

Brand is gezegend met een fijne verhaalstijl die je direct grijpt en die je door het boek heen sleurt omdat je geboeid blijft lezen. Het centrale verhaal van het boek speelt zich af in de Gobiwoestijn in Mongolië. We krijgen hier een inkijk in het leven van de nomaden die daar leven in de prachtige natuur. Ze leven op een manier die ze al eeuwen doen en doorgeven van generatie op generatie. Dit verhaal is, zo hoorden we van de schrijver, puur fictief, maar wel gebaseerd op het echte leven van de nomaden.

Hoofdpersoon Ben vindt de stam in de woestijn na een gedroomde overlevingstocht en wordt zeer warm welkom geheten door de nomaden. Omdat hij sterk verzwakt en vervuild is door zijn barre tocht in de hitte, krijgt hij te eten en drinken en wordt hem schone kleding aangeboden. Daarmee is een begin gemaakt met zijn opname in het leven van de stam.

Ben valt van de ene nieuwe ervaring in de andere en laat zich de gastvrijheid en vrijgevigheid van mensen die hem omringen welgevallen. Mensen die hem zorg schenken zonder vragen te stellen en die hem onderwijzen in de leer van hun eigen leven. Weliswaar gaan ze soms ook even voorraden halen en handelen in de moderne wereld, maar altijd keren ze dan weer snel terug naar hun eigen leven en oase van rust. Een leven dat zich vooral focust op wat echt belangrijk is in het leven: verbinding en zorg voor elkaar. Alles daarbuiten is vaak niet nodig voor een gelukkig leven. Deze stam wil niet veranderen, niet verrijken, niet moderniseren.

Toch keert Ben terug naar zijn vrouw en kinderen nadat hij in een visioen tijdens een meditatie zijn gezin ziet opduiken. Het verlangen om terug te keren naar zijn gezin groeit waardoor hij zich voorbereidt op een afscheid en een weerzien. Op een bijzondere manier keert hij terug in zijn eigen gezin en neemt een ervaring mee terug die zijn leven voor altijd zal veranderen.

Boeken / Fictie

De keerzijde van de MacDo

recensie: Werken voor de kost - Claire Baglin

In haar autobiografische debuut Werken voor de kost doet de 24-jarige Claire Baglin verslag van haar bijbaantje bij een fastfoodketen. De Française zet haar ervaringen af tegen die van haar vader, die zijn hele werkende leven fabrieksarbeider was.    

Als kleine kinderen kunnen Claire en haar broertje Nico zich geen magischere plek voorstellen dan de McDonalds. Op de terugweg van vakantie geven hun ouders eindelijk toe aan de watertandende kinderen op de achterbank. De twee kunnen hun geluk niet op, werken zich uit de Berlingo en bestormen het restaurant. Het bestelproces in het drukke restaurant verloopt chaotisch, maar uiteindelijk slaagt het gezin erin hun vakantiebonnen in te wisselen voor een lading burgers, frietjes, nuggets en cola. Als kers op de taart krijgen Claire en Nico bij hun kindermenu ieder een buitenaards poppetje dat licht geeft in het donker. 

Harde realiteit
De magie die Claire als kind ervoer, verdwijnt als sneeuw voor de zon wanneer ze zelf voor de fastfoodketen gaat werken. De werkzaamheden zijn repetitief, de klanten veeleisend en met haar collega’s heeft ze geen echte band. Voortdurend strijden de medewerkers om de beste plekjes, waarbij de McDrive het hoogst haalbare is en ‘de service’ (ofwel de zaal, het terras, de wc’s en het vuilnishok) het onderspit delft.  

Claires bijbaan is allesbehalve enerverend, maar het blijft slechts een bijbaan. Al bij haar sollicitatie beslist ze om slechts enkele maanden te blijven. Hoe anders was dat voor haar vader, die altijd ploegendiensten heeft moeten draaien. Ondanks dat hij hard werkt, zoekt hij zijn toevlucht bij het afvalpunt voor elektronische huisraad (die hij al dan niet succesvol repareert). Wat voor vader dagelijkse kost is, is voor Claire slechts een tussenstation. 

Persoonlijk
In een roman die zich grotendeels in een MacDonalds afspeelt, valt evenzeer op wat wél aan bod komt als wat niet. Zo spreekt ze, om maar wat te noemen, met geen woord over wat fastfood doet met de volksgezondheid of onder welke omstandigheden het vlees wordt geproduceerd. Baglins focus ligt op de werkvloer en dan niet eens zozeer misstanden, als wel de banaliteit ervan.  

Baglins schrijft associatief, maar ook herkenbaar. Er zijn maar weinig mensen die nooit bij de MacDonalds hebben gegeten en het is die collectieve ervaring waar Werken voor de kost op stoelt. Anders dan Édouard Louis, die andere getalenteerde jonge Franse schrijver met wie Baglin veel wordt vergeleken, heeft het werk van Baglin een verfrissende lichtheid over zich. Werken voor de kost is een debuut dat smaakt naar meer! 

Boeken / Fictie

Het verleden houdt nooit op

recensie: Lessen - Ian McEwan

Roland Baines heeft een abonnement op het verleden. Zijn leven lang blijft hij dealen met de heftige kostschoolervaringen met pianolerares Miriam Cornell. De vraag hoe grote en kleine geschiedenissen doorwerken in ieders bestaan, en wat we daar nou eigenlijk van leren, hangt in het nieuwste boek van Ian McEwan als een felverlicht uithangbord aan de gevel. 

In het werk van de Engelse topauteur McEwan is de impact van historische gebeurtenissen op het persoonlijke leven van mensen een terugkerend thema. Ergens lijkt dit een open deur, ons leven wordt natuurlijk voor een belangrijk deel bepaald door de plaats en tijd waar onze wieg toevallig oppopt. Maar het is wel een essentieel gegeven. In Lessen dreunt de Tweede Wereldoorlog nog nadrukkelijk na in de levens van de oudere generatie, en voor jongeren zijn thema’s als de Koude Oorlog en (de val van) de Muur, Tsjernobyl, Brexit en de Covid-pandemie maar al te relevante zaken. 

McEwan geeft in Lessen een prachtig voorbeeld van deze impact. De 13-jarige Roland Baines neemt naar aanleiding van de Cubacrisis in 1962 een beslissing die verreikende consequenties zal hebben. Wat wil hij beslist niet hebben gemist voordat de nucleaire ‘verdamping’ toeslaat? 

Familie

McEwan schildert in zijn boek ook een aantal familiegeschiedenissen. Zo worden het verleden van de moeder van Alissa – Rolands eerste, Duitse, vrouw – en haar eigen antwoord daarop fraai uitgewerkt. Tussen dochter en moeder lijkt wel een ‘ijzeren gordijn van onbegrip’ te hangen. Gaandeweg realiseer je je weer terdege hoe verschillend de omstandigheden, belemmeringen en kansen van opeenvolgende twintigste-eeuwse generaties zijn geweest. Breken met het psychologische keurslijf van haar ouders wordt voor Alissa een regelrechte levensbehoefte. In Lessen beschrijft McEwan deze worsteling treffend, veel naoorlogse kinderen in West-Europa zullen zich hier moeiteloos in herkennen. Al gaan weinigen zo ver als deze dochter. 

Literatuur

Roland ontwikkelt zich stukje bij beetje ook tot een goede, autodidactische lezer die ons soms trakteert op beschouwingen over grote schrijvers. Zo staat hij bijvoorbeeld stil bij interessante liefdeservaringen van Flaubert en Dickens. Een oplettende lezer kan zich in Lessen vermaken met talloze boeiende verwijzingen naar de wereldliteratuur. De hoofdrol is wel weggelegd voor Nabokov, ook al wordt die schrijver alleen een paar keer terloops aangestipt. De vergelijking met diens monumentale roman Lolita (1955) is gewoon onontkoombaar.

Leuk om te weten: Nabokov schreef Lolita in de periode dat hij doceerde aan Cornell University in Ithaca, New York. En wie dit boek gelezen heeft, herinnert zich misschien nog dat daar ook een pianolerares in figureert.

Gestolen jeugd

Waarmee we zijn aanbeland bij de belangrijkste geschiedenis van Lessen: het gefragmenteerde levensverhaal van hoofdpersoon Roland Baines. Net als Lolita valt Roland als jonge puber ten prooi aan een solipsistische volwassene, in zijn geval pianojuf Miriam Cornell.  Hoewel de overvloedige seks de jonge Roland ontzettend goed smaakt, en hij op latere leeftijd ook over zijn eigen ‘aandeel’ dubt, wordt al gauw duidelijk dat de affaire met een bezitterige en machtige volwassene hem zijn leven lang parten blijft spelen. McEwans beschrijving van de gevolgen van een gestolen jeugd maakt van Lessen zo (ook) een indringende follow-up van Lolita. Dat hij de affaire vanuit alle mogelijke gezichtshoeken bekijkt, overtuigt en pakt je als lezer vanaf het begin. 

Lessen

Cover en titel van de lijvige – en heerlijk geschreven – roman verwijzen op het eerste gezicht naar de pianolessen die zo’n belangrijke rol in Rolands jeugd en verdere leven spelen. Maar een boek dat doordrenkt is van de betekenis van geschiedenis bestrijkt natuurlijk een veel breder thema. Wat leren we nou echt allemaal van het verleden, van onze eigen geschiedenis en die van anderen? Aan het eind – hij is dan zelf ondertussen al grootvader en beseft dat het verleden elke dag verder aangroeit –  trekt Roland zijn persoonlijke conclusies. Lessen is een literair meesterwerk.

 

Recensie Anna van den Breemer Het perfecte zusje
Boeken / Fictie

Non-fictieschrijfster debuteert met thriller

recensie: Anna van den Breemer – Het perfecte zusje
Recensie Anna van den Breemer Het perfecte zusje

Anna van den Breemer schreef eerder drie non-fictieboeken. Met Het perfecte zusje debuteert ze als thrillerschrijfster. Het is natuurlijk afwachten of de schrijfster zich vaker aan dit nieuwe genre zal wagen. Van huis uit is Van den Breemer journalist en staat ze bekend om haar scherpe pen en observatievermogen.

Volkskrant-journaliste Anna van den Breemer waagde zich met haar scherpe pen al eerder aan het schrijven van boeken. De drie non-fictieboeken worden nu gevolgd door fantasie in de vorm van haar eerste thriller, die zich afspeelt in haar woonplaats Deventer. Voor stadsgenoten is er genoeg aanleiding om dit debuut tot zich te nemen. Zeker als je het spannende boek een warm hart toedraagt natuurlijk.

Cover Het perfeste zusje - Anna van den Breemer

Een schrijvershuishouden

(Thriller)schrijfster Van den Breemer leeft en werkt in Deventer, het toneel van Het perfecte zusje. Samen met journalist Özcan Akyol vormt ze een echt schrijvershuishouden. Het boek opent met een artikel uit de Volkskrant over een patisserie in Deventer. Een originele manier om kennis te maken met patissier Gaby, de hoofdpersoon van het boek. Al gauw blijkt dat Gaby een broer heeft die gearresteerd is op verdenking van een gruwelijke moord, jaren geleden. Een geheim dat ze natuurlijk als succesvolle zakenvrouw liever uit de publiciteit houdt. Als eigenaar van een goed lopende patisserie trekt ze aandacht van de media en verschijnt ze met haar producten ook op de landelijke tv. Haar business vaart wel bij alle publiciteit, waardoor de patisserie veel afzet weet te genereren. Wie een beetje thuis is in Deventer zal veel locaties herkennen, maar kan geen winkel aanwijzen die model staat voor de patisserie van Gaby.

Recensie thriller Anna van den Breemer - Het perfecte zusje

De spanning laat lang op zich wachten

Wie begint te lezen in Het perfecte zusje wordt getrakteerd op duidelijke beschrijvingen van de stad Deventer, de omstandigheden waarin de hoofdrolspeelster zich bevindt en in welke netelige spagaat zij zich bevindt. Midden in de verwikkelingen van het onderzoek naar de moord op een tienermeisje in de bossen van Zeist, lijkt het net te sluiten rond haar broer. Door de nabijheid van deze mogelijke schuldige worden de familiebanden sterk op de proef gesteld. Haar verlangen naar gerechtigheid botst sterk met dierbare familieherinneringen.

De messcherpe observaties rond de moord worden mooi afgewisseld met ervaringen van de hoofdrolspeelster. Helaas houden deze beschrijvingen soms lang aan, waardoor de spanning in de thriller wat lang op zich laat wachten. Als de spanning er dan eindelijk is leest het boek als een spreekwoordelijke sneltrein naar de ontknoping, die zeker verrassend mag heten.

Van den Breemer is erin geslaagd een heel smakelijk boek te schrijven met de nodige stijlelementen van een thriller. Het gedeelte met daarin alle spanning had eerder mogen starten en langer mogen aanhouden, om het boek een waardige thriller te noemen.

De schrijfster heeft alles in zich om zich ­­verder te ontwikkelen op het pad van de thrillerschrijverij. Lees het boek zo dat je weet dat er spanning komt, geniet van de beschrijvingen en kijk uit naar een heftig en verrassend plot.

Met een volgende thriller kan Anna van den Bremer zich nog wat verbeteren.

Boeken / Non-fictie

Een kind of geen kind

recensie: Soms wil ik een kind / 28 Embryo's

Twee vrouwen ontdekken dat een kind krijgen bij hen niet vanzelf gaat. De een vraagt zich vervolgens af of ze dit wel echt wil, een kind op de wereld zetten, en ze start een onderzoek naar haar kinderwens. De ander doet er juist alles aan om de kinderwens te vervullen en duikt in de wereld van IVF, embryodonatie en adoptie.  

Jonge mensen zien het krijgen van een kind vaak als iets vanzelfsprekends. Als je je carrière op de rit hebt, een goede partner hebt gevonden én al die mooie reizen hebt gemaakt, dan komt er vanzelf een kind op je pad. Ook journalist Jantine Jongebloed stond er zo in. Maar na twee buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, waarbij ze zelfs op het randje van de dood balanceert, vraagt ze zich ineens af: wil ik dit eigenlijk wel?  

In Soms wil ik een kind (2023) probeert ze deze plots opgekomen twijfel onder woorden te brengen. Ze meandert in haar boek van gedachtes over haar kinderwens, naar gesprekken met haar partner Maas en psychologische inzichten over keuzes maken. Ook duikt ze haar jeugd in om te onderzoeken wanneer haar kinderwens begon.  

Ze onderneemt van alles om grip te krijgen op de twijfel, in de hoop dat ze uiteindelijk rationeel de knoop kan doorhakken. Met behulp van een coach probeert ze zich voor te stellen hoe haar leven er met en zonder kind uitziet en ze correspondeert met andere schrijvers die een kind hebben gekregen. Want haar dilemma zit in een keuze voor autonomie, een vrij leven waarin ze ongestoord kan schrijven, en anderzijds een leven met een kind. Knap hoe ze dit eindeloze gepieker en het proberen te rationaliseren van een keuze die uiteindelijk een gevoelskwestie is, zo invoelbaar weet te maken. 

‘Misschien heb ik te veel tijd gekregen om mijn keuze te heroverwegen. Zoals soms, als je te lang wacht met eten, opeens je honger is verdwenen. Was die honger dan echt?’ 

Wie is dit kind?

Maaike van Langen, schrijver en theaterregisseur, neemt met haar boek 28 Embryo’s (2023) een andere afslag. Na een miskraam en vier jaar tevergeefs proberen opnieuw zwanger te worden, besluit ze op haar 40ste een IVF-traject in te gaan. Vanwege het lage slagingspercentage van 5 procent gaan zij en haar partner Ingo ook naar een voorbereidingscursus voor adoptie.   

Hier ontmoet ze drie andere stellen die net als zij begin veertig zijn en inmiddels wanhopig bezig zijn met hun kinderwens. Terwijl Van Langen zelf met de IVF begint, volgt ze haar nieuwe vriendinnen in hun prangende zoektocht naar een kind.  

In zeer levendige dialogen en scènes (hierin herken je de hand van de regisseur) beschrijft ze hoe ze met z’n vieren, zonder de mannen, naar Spanje afreizen. Hier is het mogelijk om een eicel te krijgen via anonieme eiceldonatie. Voor haar vriendinnen een laatste mogelijkheid – hun eigen eicellen zijn inmiddels te oud.  

Terwijl de vrouwen er alles aan doen om hun doel te verwezenlijken, laat Van Langen zien wat er ondertussen met de partners gebeurt. In beginsel steunen zij hun vrouw, maar het is slopend om zo lang in dit traject te zitten en ze gaan eraan onderdoor. Het zijn telkens de mannen die zich afvragen: hoe lang gaan we hiermee door? Wanneer accepteren we dat een kind niet voor ons is weggelegd? 

Het meest schrijnende verhaal is van het stel Nynke en Kenzo. Na twee mislukte zwangerschappen met een gedoneerde eicel vermoedt de arts dat het probleem bij het zaad van Kenzo ligt. Op aandringen van Nynke besluiten ze dan een embryo te maken met een gedoneerde eicel én gedoneerd zaad, beide anoniem. Weer een grens verlegd.  

De poging is succesvol. Nynke wordt zwanger en draagt de hele zwangerschap uit. Na een zware bevalling zien ze voor het eerst hun baby. Er was hen verzekerd dat de donoren qua uiterlijk op hen zouden lijken, maar de baby lijkt met zijn lichte huidskleur in niets op zijn Aziatische vader Kenzo. Hij probeert van de pasgeborene te houden als zijn eigen zoon, maar telkens dringt de pijnlijke vraag aan hem op: wie is dit kind? 

Hoe ver mag je gaan?

Van Langen stipt in haar boek ook de morele kant aan van de nieuwe vruchtbaarheidstechnieken. Maar waar Jongebloed voor haar boek de literatuur in duikt en experts raadpleegt, kiest Van Langen nadrukkelijk voor het persoonlijke verhaal. De bezwaren, zoals mogelijke uitbuiting van eiceldonoren en het recht van een kind om zijn afkomst te weten, worden benoemd en daarna helaas weggewuifd.  

Treffend is de scène waarin Van Langen in Spanje is en in haar eentje ronddwaalt. Ze loopt per ongeluk de verkeerde ingang van de vruchtbaarheidskliniek in. Spaanse vrouwen zitten in een gehavende wachtkamer, dit zijn duidelijk de donoren. Is dit wel oké, vraag ze zich heel even af, waarna ze zich omkeert en terugloopt naar haar vriendinnen, aan wie ze niks vertelt. ‘Je wil hier eigenlijk niet over nadenken’, concludeert ze voor zichzelf. 

De vraag die opvallend onbeantwoord blijft, de elephant in the room: hoever mag je gaan om je kinderwens te vervullen?  

Boeken / Non-fictie

Onbestemde onvrede

recensie: Onbehagen - Paul Verhaeghe

When in doubt, ask emeritus hoogleraar klinische psychologie Paul Verhaeghe. Als geen ander weet hij de psychologische problemen van onze tijd bloot te leggen. In Onbehagen is hij wederom scherp, al horen we zijn ideeën niet voor het eerst.

In de inleiding stelt Verhaeghe vast dat er frictie zit binnen de menselijke identiteitsontwikkeling. Enerzijds willen we bij de groep horen en tegelijkertijd hebben we een verlangen naar autonomie. Een tegenstelling die hij ook op grotere schaal herkent, zo schrijft hij: ‘Het evenwicht tussen wat een maatschappij van haar burgers verwacht en waar zij menen recht op te hebben, is nooit in balans, en elk tijdperk formuleert een eigen antwoord.’ Dit is het onbehagen waarover Verhaeghe spreekt. Aan de hand van psychosociale gezondheidsindicatoren bekijkt hij in het boek de kwaliteit van onze maatschappij.

Neoliberalisme

Het neoliberalisme ligt volgens Verhaeghe ten grondslag aan het gevoel van onbehagen dat zo velen van ons voelen. Dit neoliberale narratief is onder andere te herkennen aan het feit dat waarde tegenwoordig haast uitsluitend in economische zin wordt uitgedrukt, bijvoorbeeld door het gebruik van ‘cliënt’ in plaats van ‘patiënt’. Ook komt de nadruk steeds meer op het individu te liggen in plaats van op de groep, waardoor autonomie een groot goed is geworden. Het neoliberale discours zit inmiddels zo diep verweven in de samenleving, dat het alomtegenwoordig is geworden en niet eens altijd als dusdanig herkend wordt.

Een moment waarop het discours wel duidelijk aan de oppervlakte kwam, was gedurende de coronacrisis. Hele volksstammen stonden op omdat ze het oneens waren met de overheid die hun vrijheid ‘afpakte’. Mensen hadden niet enkel recht op een eigen mening, maar ook op handelswijze en argumentatie. Criteria waarop wetenschappelijke bevindingen berusten werden soms zonder pardon van tafel geveegd, de ‘eigen mening’ woog zwaarder dan de objectieve realiteit.

Incompleet

Hoewel je Verhaeghe enkel overschot aan gelijk kunt geven, blijft Onbehagen een wat onbevredigende leeservaring. Het boek echoot veel thema’s die Verhaeghe eerder al in Identiteit behandelde. De druk om te presteren, de verantwoordelijkheid die bij het individu wordt gelegd, hierover schreef Verhaeghe in 2011 al een uitstekend werk.

Daarnaast komt er wel een erg breed scala van factoren voorbij die bijdragen aan onbehagen, waaronder nature, nurture, educatie, zorg, politiek en het bedrijfsleven. Natuurlijk wordt alles met elkaar in verband gebracht binnen een neoliberaal discours, maar het maakt Onbehagen ook lichtelijk tot een klaagzang. Verhaeghe komt pas op de valreep – in de uitleiding – met een voorstel voor een verzoening tussen autonomie en verbondenheid. Dit moet niet verward worden met berusting, het gaat om een actief toe-eigenen van de sociale wereld. Een welkome vrolijke noot na een somber stemmend relaas.

Boeken / Non-fictie

Muziek als bron van inzicht

recensie: Over de betekenis van muziek – Susanne Langer
Geluidsgolvenhttps://www.freeimages.com/photo/voice-and-music-wave-1640320

De Amerikaanse filosofe Susanne Langer (1895-1985) heeft onder literatuur-, kunst- en muziekkenners een bekende naam. Bij een groter publiek is dat minder. De recent gepubliceerde bundel Over de betekenis van muziek, met een selectie uit Langers essays over muziek, wil daar verandering in brengen.

Muziek zegt u? Het eerste van de zes opzichzelfstaande essays begint met de vraag wat een Griekse vaas onderscheidt van een bonenpot uit New England en een houten emmer. Dat was Langer ten voeten uit: ze legde dwarsverbanden die op het eerste gezicht niet zo voor de hand liggen. Waar ze naar op zoek was, zijn fundamentele patronen die de drie items onderling verbinden. De hele werkelijkheid, de kunsten en toegepaste kunst vormden voor haar een betekenisvolle samenhang. Toch was het niet zo dat die bonenpot en houten emmer evenveel waarde hadden als de Griekse vaas. Het ging om de aard en de betekenis van de verschillende objecten en hun functie in de samenleving. Dat gold ook voor muziek.

Absolute muziek

Langer richtte zich op absolute muziek, dat wil zeggen muziek zonder een verhaal erachter (de zogenaamde programmamuziek). Programmamuziek omschreef ze als muziek ‘die opzettelijk het lawaai en het geschreeuw van het marktplein, de hoefslagen, klinkende hamers, stromende beekjes, nachtegalen, klokken en de onvermijdelijke koekoek nabootst’. Daarmee zat ze op één lijn met muziekcriticus Eduard Hanslick en componist Ferruccio Busoni, die een formalistische kijk op muziek hadden. Deze kijk gaat uit van de objectieve vorm en niet van een subjectieve inhoud, het programma. Langer ontkende echter niet dat muziek kan emotioneren. Het is de luisteraar die de inhoud in een compositie legt. Muziek maakt het gevoelsleven volgens haar voorstelbaar. Muziek is, schreef ze, ‘een bron van inzicht, niet een verzoek om medelijden’.

Componeren – uitvoeren – luisteren

Het doel van componeren en het uitvoeren van een compositie ‘is het creëren en ontwikkelen van de illusie van de vloeiende tijd die voorbijgaat’, schreef Langer in een ander essay. Ze maakte onderscheid tussen beeldende kunst en wat ze ‘gebeurende’ kunsten noemde. Een muziekstuk was volgens haar pas voltooid als het is uitgevoerd. Je kunt je afvragen of dit zo is. Bachs Kunst der Fuge was bijvoorbeeld eerder bedoeld om te illustreren wat Bach contrapuntisch allemaal in zijn mars had dan om uit te voeren en – nog een stap verder – te beluisteren. Het is volgens sommigen zelfs bevredigender om zijn muziek te lezen en innerlijk te horen. Wat niet wegneemt dat de Kunst der Fuge regelmatig wordt gespeeld, al dan niet op een klavierinstrument of in een bewerking voor andere instrumenten. Maar dit terzijde.

Langers opvatting over luisteren – net als bijvoorbeeld haar opvatting over hedendaagse muziek – doet decennia later overigens wat gedateerd aan. Ze meende bijvoorbeeld dat ‘provinciale concerten, lekenorkesten (…) gewoonlijk programma’s presenteren die bestaan uit korte stukken en fragmenten van langere werken’. Wie de programma’s in de provincie en van bijvoorbeeld studentenorkesten bekijkt, zal zien dat dit allang is achterhaald. Het geldt misschien alleen nog voor sommige radioprogramma’s: ‘één deel van een sonate, één deel van een trio’ enzovoort.

Desalniettemin zijn er elementen in haar denken die nog steeds actueel aandoen. Het essay ‘Het tijdsbeeld’ roept bijvoorbeeld met zijn omschrijvingen als ‘kloktijd’ en ‘duurtijd’ – denken dat zich vaak beweegt ‘op de rand van een filosofie van de kunst’ (Langer) – herinneringen op aan studies van Joke J. Hermsen over het begrip tijd.

Ook heeft Langers denken over muziek nog steeds invloed. Onder andere op dat van Marlies De Munck, die een nawoord bij deze essaybundel schreef en bekend werd door haar eigen boek Waarom Chopin de regen niet wilde horen dat in 2017 bij dezelfde uitgever, Letterwerk, is verschenen. De Munck zocht in de voetsporen van Langer ook naar de betekenis van met name absolute muziek. Ook in haar ogen zijn het uiteindelijk de luisteraars die die betekenis maken.

Boeken / Fictie

De zon, de rouw en de vrouw

recensie: Het gaat, denk ik, over - Evangeline Agape

Lange tijd is het in ‘Het gaat, denk ik, over’ van Evangeline Agape niet duidelijk op welke manier de jij-figuur die opeens weg is (“Niet verloren, niet kwijt. Weg”) precies verdwenen is uit het leven van de ik-persoon. Opvallend genoeg valt deze bundel zowel te lezen vanuit het idee dat de partner overleed als vanuit het idee dat de relatie eindigde. Die onduidelijkheid maakt deze bundel net enorm invoelbaar voor iedereen die met verlies te maken krijgt in een partnerrelatie. 

Agape deelt de bundel op volgens de vijf stadia van rouw van Elisabeth Kübler-Ross. In de laatste vier fases wordt ze telkens bijgestaan – of in het geval van de Steen van depressie minder vrijwillig vergezeld – door een van de vier natuurelementen. In het stadium van woede is het Zon waar ze eens een hartig woordje mee moet spreken: “Geen geschijn op dagen die voelen als eindeloos vallen.” Het beeld (zowel in taal als in de illustraties van Pam Steenwijk) van de steeds kleiner wordende ik-persoon die de zon wel even de les zal komen spellen is even sprookjesachtig als aandoenlijk.  

Een walvishart

In een volgend stadium van rouw laat de ik-figuur zich door de Zee vertellen hoe geduld te hebben, te berusten in het eb en vloed van alles. De natuurelementen worden op die manier ingezet als wijze vrienden die de schrijfster bijstaan in haar proces. Dat ze daarbij ook klimaatverandering een plek wil geven, voelt – hoewel het een nobel doel is en de parallel met verlies duidelijk is – licht geforceerd aan.  

Regelmatig slaagt Agape erin werkelijk te raken door goed geformuleerde herkenbaarheid en het verweven van het grote met het kleine. “Dat ik het hart van een walvis zou moeten hebben, / even groot als een auto / En het is niet alleen ’s avonds, / ook gewoon als ik een boterham eet, / het lente wordt. / Ik zou je willen aanstoten, zeggen: ‘Kijk eens daar.’ / Alleen maar dat.” Even vaak is een beeld echter nog nét niet uitgepuurd genoeg, zoals wanneer ze leven met rouw vergelijkt met “struinen door weerbarstig riet”. De tegenstelling mist hier doel, omdat de woordkeuze verkeerd lijkt; struinen is net dat tikkeltje te toeristisch om kracht te hebben. 

Te weinig morsigheid

‘Het gaat, denk ik, over’ voelt soms wat te keurig aan, bijvoorbeeld in het netjes afwerken van de vijf rouwfasen (of toch bijna, want aanvaarding is nog niet binnen handbereik). In werkelijkheid doorloopt niemand die vijf fasen als vijf afgelijnde hoofdstukken, maar vloeien woede, ontkenning en kompanen morsig heen en weer. Die hoekige, rauwe kwaliteit van rouw wordt in deze bundel nergens echt getoond, niet in de stijl en niet in de inhoud. Het is allemaal vooral heel erg mooi. De ene keer dat Agape een minder fraai woord gebruikt (“teringzooi”) benoemt ze zelf dat er mooiere woorden zijn, maar dat rouw nu eenmaal niet mooi is. De lelijkheid van een woord als teringzooi is echter toch vooral esthetisch en doet de lezer verder niet bepaald daveren van afstotelijkheid.  

Ook de illustraties van Pam Steenwijk dragen bij aan het nette karakter van de bundel. Eenvoudige lijntekeningen met potlood zijn het, waarin blauwe waterverf de enige steeds terugkerende toets van kleur is. De keuze voor (alleen) blauw is niet helemaal helder. De bundel blijft op die manier visueel een beetje vlak en flauw. De ik-figuur transformeert doorheen de bundel, maar de tekeningen blijven overal even rustig blauw-wit-grijs. Dit neemt niet weg dat Steenwijk er regelmatig wel in slaagt een beeld zeer goed te vatten. Wanneer we aan het eind de Steen die lang werd meegezeuld als bevriende kiezel in een handpalm zien liggen, bevat dat beeld ook zonder tekst heel wat poëzie. 

Een zoekende gids

De bundel schuwt de ruwte, maar kan net daarom troost bieden. Of poëzie die taak heeft, is nog maar de vraag. In afwachting van een antwoord is het absoluut aan te raden deze bundel als Eerste Hulp bij Groot Verdriet achter de hand te houden. Zoals de natuurelementen de dichter helpen, zo reikt de dichter, zelf nog zoekend, de lezer een bemoedigende hand. Ze is nog niet aan de overkant, maar dat maakt haar een geloofwaardiger gids dan degenen die alle wijsheid over verlies al in pacht denken te hebben.