Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

De keerzijde van de MacDo

recensie: Werken voor de kost - Claire Baglin

In haar autobiografische debuut Werken voor de kost doet de 24-jarige Claire Baglin verslag van haar bijbaantje bij een fastfoodketen. De Française zet haar ervaringen af tegen die van haar vader, die zijn hele werkende leven fabrieksarbeider was.    

Als kleine kinderen kunnen Claire en haar broertje Nico zich geen magischere plek voorstellen dan de McDonalds. Op de terugweg van vakantie geven hun ouders eindelijk toe aan de watertandende kinderen op de achterbank. De twee kunnen hun geluk niet op, werken zich uit de Berlingo en bestormen het restaurant. Het bestelproces in het drukke restaurant verloopt chaotisch, maar uiteindelijk slaagt het gezin erin hun vakantiebonnen in te wisselen voor een lading burgers, frietjes, nuggets en cola. Als kers op de taart krijgen Claire en Nico bij hun kindermenu ieder een buitenaards poppetje dat licht geeft in het donker. 

Harde realiteit
De magie die Claire als kind ervoer, verdwijnt als sneeuw voor de zon wanneer ze zelf voor de fastfoodketen gaat werken. De werkzaamheden zijn repetitief, de klanten veeleisend en met haar collega’s heeft ze geen echte band. Voortdurend strijden de medewerkers om de beste plekjes, waarbij de McDrive het hoogst haalbare is en ‘de service’ (ofwel de zaal, het terras, de wc’s en het vuilnishok) het onderspit delft.  

Claires bijbaan is allesbehalve enerverend, maar het blijft slechts een bijbaan. Al bij haar sollicitatie beslist ze om slechts enkele maanden te blijven. Hoe anders was dat voor haar vader, die altijd ploegendiensten heeft moeten draaien. Ondanks dat hij hard werkt, zoekt hij zijn toevlucht bij het afvalpunt voor elektronische huisraad (die hij al dan niet succesvol repareert). Wat voor vader dagelijkse kost is, is voor Claire slechts een tussenstation. 

Persoonlijk
In een roman die zich grotendeels in een MacDonalds afspeelt, valt evenzeer op wat wél aan bod komt als wat niet. Zo spreekt ze, om maar wat te noemen, met geen woord over wat fastfood doet met de volksgezondheid of onder welke omstandigheden het vlees wordt geproduceerd. Baglins focus ligt op de werkvloer en dan niet eens zozeer misstanden, als wel de banaliteit ervan.  

Baglins schrijft associatief, maar ook herkenbaar. Er zijn maar weinig mensen die nooit bij de MacDonalds hebben gegeten en het is die collectieve ervaring waar Werken voor de kost op stoelt. Anders dan Édouard Louis, die andere getalenteerde jonge Franse schrijver met wie Baglin veel wordt vergeleken, heeft het werk van Baglin een verfrissende lichtheid over zich. Werken voor de kost is een debuut dat smaakt naar meer! 

Boeken / Fictie

De keerzijde van de MacDo

recensie: Werken voor de kost - Claire Baglin

In haar autobiografische debuut Werken voor de kost doet de 24-jarige Claire Baglin verslag van haar bijbaantje bij een fastfoodketen. De Française zet haar ervaringen af tegen die van haar vader, die zijn hele werkende leven fabrieksarbeider was.    

Als kleine kinderen kunnen Claire en haar broertje Nico zich geen magischere plek voorstellen dan de McDonalds. Op de terugweg van vakantie geven hun ouders eindelijk toe aan de watertandende kinderen op de achterbank. De twee kunnen hun geluk niet op, werken zich uit de Berlingo en bestormen het restaurant. Het bestelproces in het drukke restaurant verloopt chaotisch, maar uiteindelijk slaagt het gezin erin hun vakantiebonnen in te wisselen voor een lading burgers, frietjes, nuggets en cola. Als kers op de taart krijgen Claire en Nico bij hun kindermenu ieder een buitenaards poppetje dat licht geeft in het donker. 

Harde realiteit
De magie die Claire als kind ervoer, verdwijnt als sneeuw voor de zon wanneer ze zelf voor de fastfoodketen gaat werken. De werkzaamheden zijn repetitief, de klanten veeleisend en met haar collega’s heeft ze geen echte band. Voortdurend strijden de medewerkers om de beste plekjes, waarbij de McDrive het hoogst haalbare is en ‘de service’ (ofwel de zaal, het terras, de wc’s en het vuilnishok) het onderspit delft.  

Claires bijbaan is allesbehalve enerverend, maar het blijft slechts een bijbaan. Al bij haar sollicitatie beslist ze om slechts enkele maanden te blijven. Hoe anders was dat voor haar vader, die altijd ploegendiensten heeft moeten draaien. Ondanks dat hij hard werkt, zoekt hij zijn toevlucht bij het afvalpunt voor elektronische huisraad (die hij al dan niet succesvol repareert). Wat voor vader dagelijkse kost is, is voor Claire slechts een tussenstation. 

Persoonlijk
In een roman die zich grotendeels in een MacDonalds afspeelt, valt evenzeer op wat wél aan bod komt als wat niet. Zo spreekt ze, om maar wat te noemen, met geen woord over wat fastfood doet met de volksgezondheid of onder welke omstandigheden het vlees wordt geproduceerd. Baglins focus ligt op de werkvloer en dan niet eens zozeer misstanden, als wel de banaliteit ervan.  

Baglins schrijft associatief, maar ook herkenbaar. Er zijn maar weinig mensen die nooit bij de MacDonalds hebben gegeten en het is die collectieve ervaring waar Werken voor de kost op stoelt. Anders dan Édouard Louis, die andere getalenteerde jonge Franse schrijver met wie Baglin veel wordt vergeleken, heeft het werk van Baglin een verfrissende lichtheid over zich. Werken voor de kost is een debuut dat smaakt naar meer! 

Boeken / Fictie

Het verleden houdt nooit op

recensie: Lessen - Ian McEwan

Roland Baines heeft een abonnement op het verleden. Zijn leven lang blijft hij dealen met de heftige kostschoolervaringen met pianolerares Miriam Cornell. De vraag hoe grote en kleine geschiedenissen doorwerken in ieders bestaan, en wat we daar nou eigenlijk van leren, hangt in het nieuwste boek van Ian McEwan als een felverlicht uithangbord aan de gevel. 

In het werk van de Engelse topauteur McEwan is de impact van historische gebeurtenissen op het persoonlijke leven van mensen een terugkerend thema. Ergens lijkt dit een open deur, ons leven wordt natuurlijk voor een belangrijk deel bepaald door de plaats en tijd waar onze wieg toevallig oppopt. Maar het is wel een essentieel gegeven. In Lessen dreunt de Tweede Wereldoorlog nog nadrukkelijk na in de levens van de oudere generatie, en voor jongeren zijn thema’s als de Koude Oorlog en (de val van) de Muur, Tsjernobyl, Brexit en de Covid-pandemie maar al te relevante zaken. 

McEwan geeft in Lessen een prachtig voorbeeld van deze impact. De 13-jarige Roland Baines neemt naar aanleiding van de Cubacrisis in 1962 een beslissing die verreikende consequenties zal hebben. Wat wil hij beslist niet hebben gemist voordat de nucleaire ‘verdamping’ toeslaat? 

Familie

McEwan schildert in zijn boek ook een aantal familiegeschiedenissen. Zo worden het verleden van de moeder van Alissa – Rolands eerste, Duitse, vrouw – en haar eigen antwoord daarop fraai uitgewerkt. Tussen dochter en moeder lijkt wel een ‘ijzeren gordijn van onbegrip’ te hangen. Gaandeweg realiseer je je weer terdege hoe verschillend de omstandigheden, belemmeringen en kansen van opeenvolgende twintigste-eeuwse generaties zijn geweest. Breken met het psychologische keurslijf van haar ouders wordt voor Alissa een regelrechte levensbehoefte. In Lessen beschrijft McEwan deze worsteling treffend, veel naoorlogse kinderen in West-Europa zullen zich hier moeiteloos in herkennen. Al gaan weinigen zo ver als deze dochter. 

Literatuur

Roland ontwikkelt zich stukje bij beetje ook tot een goede, autodidactische lezer die ons soms trakteert op beschouwingen over grote schrijvers. Zo staat hij bijvoorbeeld stil bij interessante liefdeservaringen van Flaubert en Dickens. Een oplettende lezer kan zich in Lessen vermaken met talloze boeiende verwijzingen naar de wereldliteratuur. De hoofdrol is wel weggelegd voor Nabokov, ook al wordt die schrijver alleen een paar keer terloops aangestipt. De vergelijking met diens monumentale roman Lolita (1955) is gewoon onontkoombaar.   

Gestolen jeugd

Waarmee we zijn aanbeland bij de belangrijkste geschiedenis van Lessen: het gefragmenteerde levensverhaal van hoofdpersoon Roland Baines. Net als Lolita valt Roland als jonge puber ten prooi aan een solipsistische volwassene, in zijn geval pianojuf Miriam Cornell. (Wie Lolita gelezen heeft, herinnert zich misschien nog dat daar ook een pianolerares in figureert!) Hoewel de overvloedige seks de jonge Roland ontzettend goed smaakt, en hij op latere leeftijd ook over zijn eigen ‘aandeel’ dubt, wordt al gauw duidelijk dat de affaire met een bezitterige en machtige volwassene hem zijn leven lang parten blijft spelen. McEwans beschrijving van de gevolgen van een gestolen jeugd maakt van Lessen zo (ook) een indringende follow-up van Lolita. Dat hij de affaire vanuit alle mogelijke gezichtshoeken bekijkt, overtuigt en pakt je als lezer vanaf het begin. 

Lessen

Cover en titel van de lijvige – en heerlijk geschreven – roman verwijzen op het eerste gezicht naar de pianolessen die zo’n belangrijke rol in Rolands jeugd en verdere leven spelen. Maar een boek dat doordrenkt is van de betekenis van geschiedenis bestrijkt natuurlijk een veel breder thema. Wat leren we nou echt allemaal van het verleden, van onze eigen geschiedenis en die van anderen? Aan het eind – hij is dan zelf ondertussen al grootvader en beseft zich dat het verleden elke dag verder aangroeit –  trekt Roland zijn persoonlijke conclusies. Lessen is een literair meesterwerk. 

Recensie Anna van den Breemer Het perfecte zusje
Boeken / Fictie

Non-fictieschrijfster debuteert met thriller

recensie: Anna van den Breemer – Het perfecte zusje
Recensie Anna van den Breemer Het perfecte zusje

Anna van den Breemer schreef eerder drie non-fictieboeken. Met Het perfecte zusje debuteert ze als thrillerschrijfster. Het is natuurlijk afwachten of de schrijfster zich vaker aan dit nieuwe genre zal wagen. Van huis uit is Van den Breemer journalist en staat ze bekend om haar scherpe pen en observatievermogen.

Volkskrant-journaliste Anna van den Breemer waagde zich met haar scherpe pen al eerder aan het schrijven van boeken. De drie non-fictieboeken worden nu gevolgd door fantasie in de vorm van haar eerste thriller, die zich afspeelt in haar woonplaats Deventer. Voor stadsgenoten is er genoeg aanleiding om dit debuut tot zich te nemen. Zeker als je het spannende boek een warm hart toedraagt natuurlijk.

Cover Het perfeste zusje - Anna van den Breemer

Een schrijvershuishouden

(Thriller)schrijfster Van den Breemer leeft en werkt in Deventer, het toneel van Het perfecte zusje. Samen met journalist Özcan Akyol vormt ze een echt schrijvershuishouden. Het boek opent met een artikel uit de Volkskrant over een patisserie in Deventer. Een originele manier om kennis te maken met patissier Gaby, de hoofdpersoon van het boek. Al gauw blijkt dat Gaby een broer heeft die gearresteerd is op verdenking van een gruwelijke moord, jaren geleden. Een geheim dat ze natuurlijk als succesvolle zakenvrouw liever uit de publiciteit houdt. Als eigenaar van een goed lopende patisserie trekt ze aandacht van de media en verschijnt ze met haar producten ook op de landelijke tv. Haar business vaart wel bij alle publiciteit, waardoor de patisserie veel afzet weet te genereren. Wie een beetje thuis is in Deventer zal veel locaties herkennen, maar kan geen winkel aanwijzen die model staat voor de patisserie van Gaby.

Recensie thriller Anna van den Breemer - Het perfecte zusje

De spanning laat lang op zich wachten

Wie begint te lezen in Het perfecte zusje wordt getrakteerd op duidelijke beschrijvingen van de stad Deventer, de omstandigheden waarin de hoofdrolspeelster zich bevindt en in welke netelige spagaat zij zich bevindt. Midden in de verwikkelingen van het onderzoek naar de moord op een tienermeisje in de bossen van Zeist, lijkt het net te sluiten rond haar broer. Door de nabijheid van deze mogelijke schuldige worden de familiebanden sterk op de proef gesteld. Haar verlangen naar gerechtigheid botst sterk met dierbare familieherinneringen.

De messcherpe observaties rond de moord worden mooi afgewisseld met ervaringen van de hoofdrolspeelster. Helaas houden deze beschrijvingen soms lang aan, waardoor de spanning in de thriller wat lang op zich laat wachten. Als de spanning er dan eindelijk is leest het boek als een spreekwoordelijke sneltrein naar de ontknoping, die zeker verrassend mag heten.

Van den Breemer is erin geslaagd een heel smakelijk boek te schrijven met de nodige stijlelementen van een thriller. Het gedeelte met daarin alle spanning had eerder mogen starten en langer mogen aanhouden, om het boek een waardige thriller te noemen.

De schrijfster heeft alles in zich om zich ­­verder te ontwikkelen op het pad van de thrillerschrijverij. Lees het boek zo dat je weet dat er spanning komt, geniet van de beschrijvingen en kijk uit naar een heftig en verrassend plot.

Met een volgende thriller kan Anna van den Bremer zich nog wat verbeteren.

Boeken / Non-fictie

Een kind of geen kind

recensie: Soms wil ik een kind / 28 Embryo's

Twee vrouwen ontdekken dat een kind krijgen bij hen niet vanzelf gaat. De een vraagt zich vervolgens af of ze dit wel echt wil, een kind op de wereld zetten, en ze start een onderzoek naar haar kinderwens. De ander doet er juist alles aan om de kinderwens te vervullen en duikt in de wereld van IVF, embryodonatie en adoptie.  

Jonge mensen zien het krijgen van een kind vaak als iets vanzelfsprekends. Als je je carrière op de rit hebt, een goede partner hebt gevonden én al die mooie reizen hebt gemaakt, dan komt er vanzelf een kind op je pad. Ook journalist Jantine Jongebloed stond er zo in. Maar na twee buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, waarbij ze zelfs op het randje van de dood balanceert, vraagt ze zich ineens af: wil ik dit eigenlijk wel?  

In Soms wil ik een kind (2023) probeert ze deze plots opgekomen twijfel onder woorden te brengen. Ze meandert in haar boek van gedachtes over haar kinderwens, naar gesprekken met haar partner Maas en psychologische inzichten over keuzes maken. Ook duikt ze haar jeugd in om te onderzoeken wanneer haar kinderwens begon.  

Ze onderneemt van alles om grip te krijgen op de twijfel, in de hoop dat ze uiteindelijk rationeel de knoop kan doorhakken. Met behulp van een coach probeert ze zich voor te stellen hoe haar leven er met en zonder kind uitziet en ze correspondeert met andere schrijvers die een kind hebben gekregen. Want haar dilemma zit in een keuze voor autonomie, een vrij leven waarin ze ongestoord kan schrijven, en anderzijds een leven met een kind. Knap hoe ze dit eindeloze gepieker en het proberen te rationaliseren van een keuze die uiteindelijk een gevoelskwestie is, zo invoelbaar weet te maken. 

‘Misschien heb ik te veel tijd gekregen om mijn keuze te heroverwegen. Zoals soms, als je te lang wacht met eten, opeens je honger is verdwenen. Was die honger dan echt?’ 

Wie is dit kind?

Maaike van Langen, schrijver en theaterregisseur, neemt met haar boek 28 Embryo’s (2023) een andere afslag. Na een miskraam en vier jaar tevergeefs proberen opnieuw zwanger te worden, besluit ze op haar 40ste een IVF-traject in te gaan. Vanwege het lage slagingspercentage van 5 procent gaan zij en haar partner Ingo ook naar een voorbereidingscursus voor adoptie.   

Hier ontmoet ze drie andere stellen die net als zij begin veertig zijn en inmiddels wanhopig bezig zijn met hun kinderwens. Terwijl Van Langen zelf met de IVF begint, volgt ze haar nieuwe vriendinnen in hun prangende zoektocht naar een kind.  

In zeer levendige dialogen en scènes (hierin herken je de hand van de regisseur) beschrijft ze hoe ze met z’n vieren, zonder de mannen, naar Spanje afreizen. Hier is het mogelijk om een eicel te krijgen via anonieme eiceldonatie. Voor haar vriendinnen een laatste mogelijkheid – hun eigen eicellen zijn inmiddels te oud.  

Terwijl de vrouwen er alles aan doen om hun doel te verwezenlijken, laat Van Langen zien wat er ondertussen met de partners gebeurt. In beginsel steunen zij hun vrouw, maar het is slopend om zo lang in dit traject te zitten en ze gaan eraan onderdoor. Het zijn telkens de mannen die zich afvragen: hoe lang gaan we hiermee door? Wanneer accepteren we dat een kind niet voor ons is weggelegd? 

Het meest schrijnende verhaal is van het stel Nynke en Kenzo. Na twee mislukte zwangerschappen met een gedoneerde eicel vermoedt de arts dat het probleem bij het zaad van Kenzo ligt. Op aandringen van Nynke besluiten ze dan een embryo te maken met een gedoneerde eicel én gedoneerd zaad, beide anoniem. Weer een grens verlegd.  

De poging is succesvol. Nynke wordt zwanger en draagt de hele zwangerschap uit. Na een zware bevalling zien ze voor het eerst hun baby. Er was hen verzekerd dat de donoren qua uiterlijk op hen zouden lijken, maar de baby lijkt met zijn lichte huidskleur in niets op zijn Aziatische vader Kenzo. Hij probeert van de pasgeborene te houden als zijn eigen zoon, maar telkens dringt de pijnlijke vraag aan hem op: wie is dit kind? 

Hoe ver mag je gaan?

Van Langen stipt in haar boek ook de morele kant aan van de nieuwe vruchtbaarheidstechnieken. Maar waar Jongebloed voor haar boek de literatuur in duikt en experts raadpleegt, kiest Van Langen nadrukkelijk voor het persoonlijke verhaal. De bezwaren, zoals mogelijke uitbuiting van eiceldonoren en het recht van een kind om zijn afkomst te weten, worden benoemd en daarna helaas weggewuifd.  

Treffend is de scène waarin Van Langen in Spanje is en in haar eentje ronddwaalt. Ze loopt per ongeluk de verkeerde ingang van de vruchtbaarheidskliniek in. Spaanse vrouwen zitten in een gehavende wachtkamer, dit zijn duidelijk de donoren. Is dit wel oké, vraag ze zich heel even af, waarna ze zich omkeert en terugloopt naar haar vriendinnen, aan wie ze niks vertelt. ‘Je wil hier eigenlijk niet over nadenken’, concludeert ze voor zichzelf. 

De vraag die opvallend onbeantwoord blijft, de elephant in the room: hoever mag je gaan om je kinderwens te vervullen?  

Boeken / Non-fictie

Onbestemde onvrede

recensie: Onbehagen - Paul Verhaeghe

When in doubt, ask emeritus hoogleraar klinische psychologie Paul Verhaeghe. Als geen ander weet hij de psychologische problemen van onze tijd bloot te leggen. In Onbehagen is hij wederom scherp, al horen we zijn ideeën niet voor het eerst.

In de inleiding stelt Verhaeghe vast dat er frictie zit binnen de menselijke identiteitsontwikkeling. Enerzijds willen we bij de groep horen en tegelijkertijd hebben we een verlangen naar autonomie. Een tegenstelling die hij ook op grotere schaal herkent, zo schrijft hij: ‘Het evenwicht tussen wat een maatschappij van haar burgers verwacht en waar zij menen recht op te hebben, is nooit in balans, en elk tijdperk formuleert een eigen antwoord.’ Dit is het onbehagen waarover Verhaeghe spreekt. Aan de hand van psychosociale gezondheidsindicatoren bekijkt hij in het boek de kwaliteit van onze maatschappij.

Neoliberalisme

Het neoliberalisme ligt volgens Verhaeghe ten grondslag aan het gevoel van onbehagen dat zo velen van ons voelen. Dit neoliberale narratief is onder andere te herkennen aan het feit dat waarde tegenwoordig haast uitsluitend in economische zin wordt uitgedrukt, bijvoorbeeld door het gebruik van ‘cliënt’ in plaats van ‘patiënt’. Ook komt de nadruk steeds meer op het individu te liggen in plaats van op de groep, waardoor autonomie een groot goed is geworden. Het neoliberale discours zit inmiddels zo diep verweven in de samenleving, dat het alomtegenwoordig is geworden en niet eens altijd als dusdanig herkend wordt.

Een moment waarop het discours wel duidelijk aan de oppervlakte kwam, was gedurende de coronacrisis. Hele volksstammen stonden op omdat ze het oneens waren met de overheid die hun vrijheid ‘afpakte’. Mensen hadden niet enkel recht op een eigen mening, maar ook op handelswijze en argumentatie. Criteria waarop wetenschappelijke bevindingen berusten werden soms zonder pardon van tafel geveegd, de ‘eigen mening’ woog zwaarder dan de objectieve realiteit.

Incompleet

Hoewel je Verhaeghe enkel overschot aan gelijk kunt geven, blijft Onbehagen een wat onbevredigende leeservaring. Het boek echoot veel thema’s die Verhaeghe eerder al in Identiteit behandelde. De druk om te presteren, de verantwoordelijkheid die bij het individu wordt gelegd, hierover schreef Verhaeghe in 2011 al een uitstekend werk.

Daarnaast komt er wel een erg breed scala van factoren voorbij die bijdragen aan onbehagen, waaronder nature, nurture, educatie, zorg, politiek en het bedrijfsleven. Natuurlijk wordt alles met elkaar in verband gebracht binnen een neoliberaal discours, maar het maakt Onbehagen ook lichtelijk tot een klaagzang. Verhaeghe komt pas op de valreep – in de uitleiding – met een voorstel voor een verzoening tussen autonomie en verbondenheid. Dit moet niet verward worden met berusting, het gaat om een actief toe-eigenen van de sociale wereld. Een welkome vrolijke noot na een somber stemmend relaas.

Boeken / Non-fictie

Muziek als bron van inzicht

recensie: Over de betekenis van muziek – Susanne Langer
Geluidsgolvenhttps://www.freeimages.com/photo/voice-and-music-wave-1640320

De Amerikaanse filosofe Susanne Langer (1895-1985) heeft onder literatuur-, kunst- en muziekkenners een bekende naam. Bij een groter publiek is dat minder. De recent gepubliceerde bundel Over de betekenis van muziek, met een selectie uit Langers essays over muziek, wil daar verandering in brengen.

Muziek zegt u? Het eerste van de zes opzichzelfstaande essays begint met de vraag wat een Griekse vaas onderscheidt van een bonenpot uit New England en een houten emmer. Dat was Langer ten voeten uit: ze legde dwarsverbanden die op het eerste gezicht niet zo voor de hand liggen. Waar ze naar op zoek was, zijn fundamentele patronen die de drie items onderling verbinden. De hele werkelijkheid, de kunsten en toegepaste kunst vormden voor haar een betekenisvolle samenhang. Toch was het niet zo dat die bonenpot en houten emmer evenveel waarde hadden als de Griekse vaas. Het ging om de aard en de betekenis van de verschillende objecten en hun functie in de samenleving. Dat gold ook voor muziek.

Absolute muziek

Langer richtte zich op absolute muziek, dat wil zeggen muziek zonder een verhaal erachter (de zogenaamde programmamuziek). Programmamuziek omschreef ze als muziek ‘die opzettelijk het lawaai en het geschreeuw van het marktplein, de hoefslagen, klinkende hamers, stromende beekjes, nachtegalen, klokken en de onvermijdelijke koekoek nabootst’. Daarmee zat ze op één lijn met muziekcriticus Eduard Hanslick en componist Ferruccio Busoni, die een formalistische kijk op muziek hadden. Deze kijk gaat uit van de objectieve vorm en niet van een subjectieve inhoud, het programma. Langer ontkende echter niet dat muziek kan emotioneren. Het is de luisteraar die de inhoud in een compositie legt. Muziek maakt het gevoelsleven volgens haar voorstelbaar. Muziek is, schreef ze, ‘een bron van inzicht, niet een verzoek om medelijden’.

Componeren – uitvoeren – luisteren

Het doel van componeren en het uitvoeren van een compositie ‘is het creëren en ontwikkelen van de illusie van de vloeiende tijd die voorbijgaat’, schreef Langer in een ander essay. Ze maakte onderscheid tussen beeldende kunst en wat ze ‘gebeurende’ kunsten noemde. Een muziekstuk was volgens haar pas voltooid als het is uitgevoerd. Je kunt je afvragen of dit zo is. Bachs Kunst der Fuge was bijvoorbeeld eerder bedoeld om te illustreren wat Bach contrapuntisch allemaal in zijn mars had dan om uit te voeren en – nog een stap verder – te beluisteren. Het is volgens sommigen zelfs bevredigender om zijn muziek te lezen en innerlijk te horen. Wat niet wegneemt dat de Kunst der Fuge regelmatig wordt gespeeld, al dan niet op een klavierinstrument of in een bewerking voor andere instrumenten. Maar dit terzijde.

Langers opvatting over luisteren – net als bijvoorbeeld haar opvatting over hedendaagse muziek – doet decennia later overigens wat gedateerd aan. Ze meende bijvoorbeeld dat ‘provinciale concerten, lekenorkesten (…) gewoonlijk programma’s presenteren die bestaan uit korte stukken en fragmenten van langere werken’. Wie de programma’s in de provincie en van bijvoorbeeld studentenorkesten bekijkt, zal zien dat dit allang is achterhaald. Het geldt misschien alleen nog voor sommige radioprogramma’s: ‘één deel van een sonate, één deel van een trio’ enzovoort.

Desalniettemin zijn er elementen in haar denken die nog steeds actueel aandoen. Het essay ‘Het tijdsbeeld’ roept bijvoorbeeld met zijn omschrijvingen als ‘kloktijd’ en ‘duurtijd’ – denken dat zich vaak beweegt ‘op de rand van een filosofie van de kunst’ (Langer) – herinneringen op aan studies van Joke J. Hermsen over het begrip tijd.

Ook heeft Langers denken over muziek nog steeds invloed. Onder andere op dat van Marlies De Munck, die een nawoord bij deze essaybundel schreef en bekend werd door haar eigen boek Waarom Chopin de regen niet wilde horen dat in 2017 bij dezelfde uitgever, Letterwerk, is verschenen. De Munck zocht in de voetsporen van Langer ook naar de betekenis van met name absolute muziek. Ook in haar ogen zijn het uiteindelijk de luisteraars die die betekenis maken.

Boeken / Fictie

De zon, de rouw en de vrouw

recensie: Het gaat, denk ik, over - Evangeline Agape

Lange tijd is het in ‘Het gaat, denk ik, over’ van Evangeline Agape niet duidelijk op welke manier de jij-figuur die opeens weg is (“Niet verloren, niet kwijt. Weg”) precies verdwenen is uit het leven van de ik-persoon. Opvallend genoeg valt deze bundel zowel te lezen vanuit het idee dat de partner overleed als vanuit het idee dat de relatie eindigde. Die onduidelijkheid maakt deze bundel net enorm invoelbaar voor iedereen die met verlies te maken krijgt in een partnerrelatie. 

Agape deelt de bundel op volgens de vijf stadia van rouw van Elisabeth Kübler-Ross. In de laatste vier fases wordt ze telkens bijgestaan – of in het geval van de Steen van depressie minder vrijwillig vergezeld – door een van de vier natuurelementen. In het stadium van woede is het Zon waar ze eens een hartig woordje mee moet spreken: “Geen geschijn op dagen die voelen als eindeloos vallen.” Het beeld (zowel in taal als in de illustraties van Pam Steenwijk) van de steeds kleiner wordende ik-persoon die de zon wel even de les zal komen spellen is even sprookjesachtig als aandoenlijk.  

Een walvishart

In een volgend stadium van rouw laat de ik-figuur zich door de Zee vertellen hoe geduld te hebben, te berusten in het eb en vloed van alles. De natuurelementen worden op die manier ingezet als wijze vrienden die de schrijfster bijstaan in haar proces. Dat ze daarbij ook klimaatverandering een plek wil geven, voelt – hoewel het een nobel doel is en de parallel met verlies duidelijk is – licht geforceerd aan.  

Regelmatig slaagt Agape erin werkelijk te raken door goed geformuleerde herkenbaarheid en het verweven van het grote met het kleine. “Dat ik het hart van een walvis zou moeten hebben, / even groot als een auto / En het is niet alleen ’s avonds, / ook gewoon als ik een boterham eet, / het lente wordt. / Ik zou je willen aanstoten, zeggen: ‘Kijk eens daar.’ / Alleen maar dat.” Even vaak is een beeld echter nog nét niet uitgepuurd genoeg, zoals wanneer ze leven met rouw vergelijkt met “struinen door weerbarstig riet”. De tegenstelling mist hier doel, omdat de woordkeuze verkeerd lijkt; struinen is net dat tikkeltje te toeristisch om kracht te hebben. 

Te weinig morsigheid

‘Het gaat, denk ik, over’ voelt soms wat te keurig aan, bijvoorbeeld in het netjes afwerken van de vijf rouwfasen (of toch bijna, want aanvaarding is nog niet binnen handbereik). In werkelijkheid doorloopt niemand die vijf fasen als vijf afgelijnde hoofdstukken, maar vloeien woede, ontkenning en kompanen morsig heen en weer. Die hoekige, rauwe kwaliteit van rouw wordt in deze bundel nergens echt getoond, niet in de stijl en niet in de inhoud. Het is allemaal vooral heel erg mooi. De ene keer dat Agape een minder fraai woord gebruikt (“teringzooi”) benoemt ze zelf dat er mooiere woorden zijn, maar dat rouw nu eenmaal niet mooi is. De lelijkheid van een woord als teringzooi is echter toch vooral esthetisch en doet de lezer verder niet bepaald daveren van afstotelijkheid.  

Ook de illustraties van Pam Steenwijk dragen bij aan het nette karakter van de bundel. Eenvoudige lijntekeningen met potlood zijn het, waarin blauwe waterverf de enige steeds terugkerende toets van kleur is. De keuze voor (alleen) blauw is niet helemaal helder. De bundel blijft op die manier visueel een beetje vlak en flauw. De ik-figuur transformeert doorheen de bundel, maar de tekeningen blijven overal even rustig blauw-wit-grijs. Dit neemt niet weg dat Steenwijk er regelmatig wel in slaagt een beeld zeer goed te vatten. Wanneer we aan het eind de Steen die lang werd meegezeuld als bevriende kiezel in een handpalm zien liggen, bevat dat beeld ook zonder tekst heel wat poëzie. 

Een zoekende gids

De bundel schuwt de ruwte, maar kan net daarom troost bieden. Of poëzie die taak heeft, is nog maar de vraag. In afwachting van een antwoord is het absoluut aan te raden deze bundel als Eerste Hulp bij Groot Verdriet achter de hand te houden. Zoals de natuurelementen de dichter helpen, zo reikt de dichter, zelf nog zoekend, de lezer een bemoedigende hand. Ze is nog niet aan de overkant, maar dat maakt haar een geloofwaardiger gids dan degenen die alle wijsheid over verlies al in pacht denken te hebben. 

Boeken / Non-fictie

Gepast en ongepast

recensie: Trots – Martha Claeys
Martha ClaeysAnne Lucassen

Het is de moeite waard om het denken van verschillende jonge filosofen te volgen. Bijvoorbeeld dat van de Vlaamse Martha Claeys (1994). Zij breekt door als schrijver en spreker. Enige tijd geleden promoveerde zij op het thema ‘trots’. Het onlangs verschenen boek Trots is daarop gebaseerd. Het verscheen bij Boom en stond op 24 april jl. ‘s middags centraal bij SPUI25 in Amsterdam.

In dit boek haalt Claeys (spreek uit: [Clais]) het vooroordeel onderuit dat trots irrationeel en gevaarlijk zou zijn. Het boek begint met de constatering dat trots een januskop heeft: de oude Grieken zagen het als een deugd, het christendom als een hoofdzonde. Het filosofische debat beweegt zich tussen die twee polen: er zijn goede en slechte vormen van trots.

Zelfwaardering

Ethici proberen deze tweespalt te overwinnen. Ook Claeys, verbonden aan het Centrum voor Ethiek aan de Universiteit Antwerpen, doet dat. ‘Emoties’, stelt zij, ‘zijn een deel van ons redelijk instrumentarium, in plaats van een vijand van de rede’.

Er zijn volgens haar beredeneerde criteria waarmee je kunt aangeven wanneer trots gepast of ongepast is. Authentieke trots is bijvoorbeeld goed, overmoed niet. Authentieke trots draait om prestaties die aan onze eigen inspanning ontspruiten. Het heeft te maken met zelfwaardering, de eerste van drie houdingen die volgens Claeys aan de basis kunnen liggen van trots. De andere twee zijn zelfrespect en zelfliefde.

De auteur vraagt zich af wie eigenlijk de kans krijgt om zichzelf te waarderen. ‘Wie oogst er lof en op wie wordt er neergekeken? Wie profiteert van het bestaande systeem en wie loopt steeds weer tegen muren aan?’ Zij komt uit bij systemische achterstelling. De Vlaamse voorbeelden die Claeys geeft, zijn moeiteloos met Nederlandse aan te vullen.

Zelfrespect

De tegenhanger van zelfwaardering is zelfrespect, jezelf als mens naar waarde schatten. Claeys kaart ongelijkheid aan vanuit de intrinsieke waarde van identiteit (gaypride, Black Lives Matter). Het is een nuancering van trots die zij aanbrengt. In tegenstelling tot de meeste filosofen, maar net als bijvoorbeeld Francis Fukuyama. Het onderscheid maakt voor Claeys helder ‘waarom trots zowel gepast kan zijn voor de winnaar van een competitie, die in zekere zin ongelijkheid viert, als voor de zwarte persoon die protesteert tegen een ongelijke behandeling’.

Maar dat niet alleen: zelfwaardering kan ongegrond zijn. Zelfrespect daarentegen niet, omdat het erkenning inhoudt van menselijkheid die iedereen aangaat. Een mens heeft recht op respect en verdient waardering. Dat was in de Griekse oudheid zo en is het nu nog steeds.

‘Aan het beeld van zelfwaardering en zelfrespect kunnen we wat doen’, schrijft Claeys, die daarmee in de praktische filosofie belandt. ‘We mogen van beleidsvoerders (…) eisen dat er ten minste voor iedereen de basis is om met respect naar zichzelf te kunnen kijken en dat structurele hindernissen zoveel mogelijk weggenomen worden.’ Hierin toont zij zich een leerling van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, die ook de nadruk legt op het scheppen van mogelijkheden.

Zelfliefde

Zelfrespect moet niet worden verward met de derde houding die Claeys beschrijft: zelfliefde. Dat wil zeggen: jezelf koesteren, aandacht hebben voor jezelf in heel je zijn, acceptatie, geduld en eerlijkheid. ‘Een eerlijk zelfbegrip vergt werk en energie en vooral liefde.’

Kortom: ‘Trots heeft morele en politieke waarde’. Dat laatste is pas zichtbaar wanneer je trots niet louter ziet als een negatieve, irrationele emotie, maar als een die nodig is voor mensen, bijvoorbeeld voor minderheden die zich altijd klein hebben moeten maken. Iets dat zich bijvoorbeeld uit in dreadlocks, ‘een symbool van kracht en schoonheid, zoals de manen van een leeuw’, zoals de Amerikaanse actrice Zendaya Coleman schrijft op haar sociale media.
Zelfliefde is volgens de auteur ook ‘dat je privileges, je blinde vlekken en je dikke ego grondig onderzoekt’. In die zin is zelfliefde ‘niet enkel een psychologisch middel, maar een moreel en politiek instrument’.

Marja Pruis bij SPUI25

Tijdens de middag bij SPUI25 in Amsterdam kreeg Martha Claeys de gelegenheid om kort haar boek te introduceren en de schrijver, columnist en redacteur Marja Pruis om erop in te gaan. Ze stelt met dit boek te hebben geleefd. Het heeft gewerkt als een blikopener die haar op andere ideeën bracht, vanuit eenzelfde scepsis als Claeys beschrijft: ‘Zo lang als ik me kan herinneren, relativeer ik mezelf kapot’. Het boek werkte voor Pruis als een stoomcursus ‘in het openen van de ziel, als een deur naar verandering’.

Dat mag, vindt Claeys die blij was met deze respons: therapieboek oké, zolang je het maar niet als een zelfhulpboek beschouwt en gebruikt.
Even speelde ze met het idee van een thema voor een volgend boek: over afgunst of nijd? Om daar meteen aan toe te voegen: ‘Of zou dat te veel overlappen?’ Over relativeren gesproken…

Boeken / Non-fictie

Biografie en vooral band historie 

recensie: Bono – Surrender, 40 songs, één verhaal   

Bono duikt in zijn verleden en neemt de lezer mee in de ontwikkeling van zijn muzikantenleven en natuurlijk de groei van zijn band U2. De leidraad is het gezichtspunt van de zanger zelf en de veertig liedjes die hij als hoofdstukken heeft aangemerkt. De dikke pil leest wonderbaarlijk lekker. 

De historie van een band schrijven terwijl de band hopelijk nog lang niet aan zijn eind is, is een boek dat natuurlijk niet af is. Toch heeft Bono en U2 al zo’n staat van dienst opgebouwd dat Surrender naast fijn leesvoer een prachtig stuk pophistorie in zich heeft alsmede een zeer persoonlijke inkijk in het leven van de charismatische voorman van deze wereldband.

Chronologisch met bespiegelingen

Surrender start heel chronologisch, bij het ontstaan van U2. Alles wordt verteld vanuit het perspectief van Bono. De eerste schreden van U2 na het ontstaan van de band en de muzikale opbouw met de iconische albums Boy, October en natuurlijk War, zijn meteen een zegetocht richting een volwassen en succesvolle band.

De liefde tussen Bono en Ali, zijn vrouw en de moeder van hun kinderen, schittert tussen de bladzijden door met al zijn ups-en-downs. We lezen zelfs over de angst om vader te worden. Op bladzijde 246 gooit hij het roer om na een bezoek aan Quincy Jones. In een tijdsbestek van een aantal pagina’s is dan het gezin compleet. We zijn dan op relatief korte tijd aanbeland in de periode van het succes van The Joshua Tree. Daarmee beseffen we dat we soms kleine stapjes maken om vervolgens door te rollen naar een volgende hoogtepunt. Dat maakt dat het boek fijn leesbaar blijft en nergens langdradig wordt.

Verhaal en leven verweven met muziek

Rattle and Hum oogst zo ongeveer voor het eerst wisselende recensies. Waarschijnlijk is het loslaten van het punk en new wave tijdperk mede debet aan deze mindere oogst bij de critici. Even schakelt Bono in zijn boek naar 2022 en de oorlog in Oekraïne komt aan bod in het boek.

Vervolgens duiken we via Tsjernobyl zomaar in de klimaat- en energiecrisis totdat we de chronologische draad weer oppakken van de muziek met ‘One’ en het album Achtung Baby. Daarna valt te lezen hoe de band vecht met de keerzijde van roem, de soms uitputtende inspanningen en de daarmee gepaard gaande uitspattingen. Halverwege het boek lezen we hoe het sterrendom van U2 de mannen bij Frank Sinatra en andere sterren brengt. Ook lezen we hoe Bono enorm naar de man opkijkt.

Uiteraard komt hier ook de link met Pavarotti om de hoek kijken. De man die naast zijn talent de vrijgevigheid laat zegevieren. Het was Pavarotti die bleef aandringen op een lied samen met Bono en zijn mannen. Een prachtig verhaal om te lezen! De ontstaansgeschiedenis van ‘Miss Sarajevo’ is een heerlijk en smakelijk deel van het boek.

Muziek en politiek

Bono’s werk voor Jubilee 2000, het kwijtschelden van de schulden van de arme landen, is een prominent en mooi verhaal. Kort daarna voelt Bono voor het eerst zijn eigen sterfelijkheid wanneer er iets wordt gevonden in zijn lichaam dat gelukkig goedaardig blijkt te zijn. En dat vlak na de pauselijke episode rond Jubilee 2000.  

Na dat iconische jaar 2000 zien we de carrière van Bono steeds meer verweven raken met de politiek. Politiek en vechten tegen onrecht zijn Bono’s drijfveer. Zeker wanneer hij in Afrika een aids-ziekenhuis rondloopt en beseft dat vijftig procent zal sterven. Dat besef hakt er stevig in. Zijn gevecht om ook hier wat aan te doen beslaat vele bladzijden. De muziek is dan ver weg! Toch is de strijd van 2 jaar voor 15 miljard dollar wel een prestatie van jewelste, dit groeit later zelfs naar 100 miljard.

‘How To dismantle An Atomic Bomb’ wordt eindelijk belicht in slechts een enkele zin, waarna Nelson Mandela alweer de revue passeert. De weldoener Bono trekt verder terwijl de muziek opnieuw ver te zoeken is in zijn verhaal.

Op bladzijde 578 en 579 steekt Bono de loftrompet over al zijn medebandleden. Hier lezen we dat Edge zich zo genoemd heeft naar aanleiding van ‘Close To The Edge’ van Yes. Vlak daarna volgt zijn gevecht met het ouder worden en het afnemen van energie en de twijfels om door te gaan met de band. De steun die Bono heeft aan de Bijbel is alom aanwezig, zo ook in dit deel van het boek. De apostel Paulus is zijn steun en toeverlaat. Vervolgens lezen we het moment van de geboorte van ‘Surrender’ tijdens de angstige momenten van aanslagen.

Bono heeft een boeiend boek geschreven over hemzelf en de band U2 en heeft de momenten van onderlinge twist bewust achterwege gelaten, zo schrijft hij in het nawoord. Zowel voor fans als voor een belangstellende lezer is Surrender een boek om je vele uren in onder te dompelen.

Boeken / Non-fictie

De moderne mens als narcist

recensie: Boris Groys – Becoming an Artwork

Is onze maatschappij narcistisch? En wat is daar de oorzaak van? Kunstcriticus, mediatheoreticus en filosoof Boris Groys onderzoekt deze vragen in  zijn betoog Becoming an Artwork. Hij vergelijkt het menselijk leven met een kunstwerk, een ‘object’ dat wij zelf compleet modelleren – in essentie een zoektocht naar onsterfelijkheid volgens hem. Groys schetst geen positief beeld van onze cultuur, want in zijn ogen is iedereen narcist; gewild en ongewild.

Groys heeft als referentiepunt de mythologische figuur Narcissus genomen. Doordat Narcissus zichzelf verloor in zijn evenbeeld gaf hij zijn innerlijke wereld op voor het externe beeld. Hierdoor veranderde Narcissus zichzelf in puur en alleen beeld, volgens Groys, voor anderen om te zien, als een levende dode, die alleen bestaat in het publieke oog. Hij vergelijkt de figuur met de hedendaagse mens en doelt op het culturele gebruik van het liken en disliken. Dit noemt hij zelflediging: de focus op het uiterlijk en op publieke bewondering. Groys trekt zelfs een vergelijking met het christelijke begrip kenosis: in het christendom transformeert de Jezus aan het kruis van een mens, met subjectieve verlangens en interesses, tot het icoon van religieuze aanbidding.

Vormgeving van het ik

De moderne mens heeft zichzelf een nieuwe verplichting aangemeten: de vormgeving van het ik. De schrijver vindt dat de authenticiteit is verdwenen en iedereen hetzelfde doet en eruit ziet. Ons beeld dat wij de wereld in slingeren is plat en zonder enige diepgang. Waar de mythologische Narcissus alleen geïnteresseerd was in zijn eigen schoonheid, is de moderne Narcissus dat niet, deze wil ook nog eens erkend en bewonderd worden. Groys maakt de vergelijking met het sporterslichaam, dat alleen die status heeft gekregen door middel van training. Trainen is het klaarstomen voor een bepaald doel, ‘in het geheim uitstellen’ noemt Groys het. Het gaat dan niet meer om de directe, authentieke beleving, maar om een verre stip aan de horizon. Volgens de schrijver verander je hierdoor in een automaat, zonder innerlijke diepgang. Een apart standpunt, want zo worden een oppervlakkige fitness-influencer en een avant-garde kunstenaar met hun works in progress compleet over een kam geschoren. Alsof er nergens meer (verschil in) diepgang bestaat.

Moderne kunstenaars framen

Moderne kunst heeft in zijn ogen niet eens training (work in progress) nodig. Kijk naar de readymades, zegt hij: alles kan kunst zijn, het is maar hoe je ernaar kijkt. Hedendaagse kunstenaars hoeven zich alleen maar te positioneren, te framen, om hun doel te bereiken. Kunstenaars maken zo van hun lichaam en leven een readymade. En omdat iedereen hierin meegaat, wordt het een democratische zelfverheerlijking. We zitten vast in het vormgeven van ons beeld, waarbij de blik van de ander steeds belangrijker is geworden. Uiteindelijk zijn we gedoemd ons alleen nog met dit vormgeven bezig te houden

Materiële hemel

Diegene die hier niet aan mee wil doen is helaas ook de pineut. Want, zegt Groys, jij hebt geen controle over het beeld dat gevormd wordt door krachten buiten jouw macht om. Hij doelt op de oneindige data die over iedereen verzameld worden. Bij elkaar wordt er een publiek beeld, een ‘hemel’, gecreëerd die blijft voortbestaan na ieders dood.

‘Today, the digital cloud is a substitute for the traditional heaven – and Google is a substitute for divine memory.’

Een kunstenaar kan bijvoorbeeld van alles over zichzelf naar buiten brengen, toch blijft er altijd nog een deel bestaan van dat publieke lichaam dat niet zijn creatie is. Het is altijd een combinatie van wat hij geproduceerd heeft en hoe hij zichzelf geëxposeerd heeft – vrijwillig (in media) of onvrijwillig (aan de tech-data-molochs). Dat noemt Groys het public corpse. Dit behoort echter niet meer tot hemzelf toe, het behoort toe aan ‘de anderen’. Het public corpse omvat ten dele selfies, schilderijen, boeken, gebouwen, auto’s en dus ook alle bestaande data. Ofwel alles dat ‘vormgegeven’ is voor het nageslacht, om voort te bestaan na de dood.

Ieder lichaam is kunst

Volgens Groys zijn musea de meest spectaculaire installaties van public corpses. Kunst behoort tot onze contemporaine wereld maar heeft er eigenlijk geen nut in, zoals gebouwen dat wel hebben. Kunst toont de levende generatie kunstenaars een perspectief voor de ‘hemel’. De kunstenaar – in zijn ogen: de moderne Narcissus – verwacht bewondering in het heden én in de toekomst. Daarbij behoudt het museum met grote zorg precies de onnodige, overbodige dingen van het verleden die geen gebruik hebben in het echte leven, en maakt deze onsterfelijk. Lenins gebalsemde lichaam is bijvoorbeeld nog precies zoals het was als tijdens zijn leven, daarmee kun je het in essentie zien als een readymade. Het voldoet aan de eisen van de avant-gardes hoofdbenodigdheden: geen kunstzinnigheid en geen esthetische vervorming van de feiten. Op een bepaalde manier wordt ieder lichaam dus een kunstwerk en daarmee wordt de menselijke geschiedenis kunstgeschiedenis.

Weinig ruimte voor discussie

Becoming an Artwork is een beklemmend betoog met rake punten die echter weinig ruimte overlaat voor discussie, want iedereen is in zijn ogen op deze manier ‘schuldig’. En paradoxaal genoeg, Groys zorgt daarmee zelf voor een andere vorm van verplatting, namelijk zwart-wit denken. Want bijna ieder streven moet je in zijn visie met argusogen bekijken. Groys vergeet misschien dat, ook al is hij van mening dat kunst triviaal is, het nog steeds iets vertelt over de tijdsgeest: de actuele problemen, de schoonheidsidealen, de trendsetters of de idealen en ideeën die we nastreven. Daarmee heeft de (hypothetische) platheid waar hij op afgeeft wel degelijk nog steeds diepgang. Arjan van Veelen haalde in zijn artikel ‘Troost op een zinkend schip’ (De Groene Amsterdammer, 21 december 2022) eveneens Narcissus aan, maar hij zette daar Atlas tegenover voor de beschrijving van onze jongste generatie: de generatie die het hemelgewelf op de schouders torst, en dus niet continu bezig is met alleen maar zichzelf. Er is dus heus nog wel licht aan het einde van de tunnel.

Ondanks dat het een interessant betoog is, had Groys zijn pijlen misschien meer kunnen richten op de technologie en de marktwerking dan op het gebrek aan diepgang. Dat had hem wellicht ook wat minder zuur laten klinken.

Becoming an Artwork van Boris Groys is in oktober 2022 verschenen en verkrijgbaar via de bekende boekhandels.