Tag Archief van: 8WEEKLY

Muziek / Album

Americana als wereldwijd begrip

recensie: Americana-update 8

In deze Americana update editie acht blijven we soms dicht bij huis met Ellen Shae uit Zeeland, maar reizen we ook naar Australië met Daniel Trakell om vervolgens weer uit te komen in de USA met Tom Mank & Sera Smolen met een Zeeuws randje. Wat hetzelfde blijft? De hoge kwaliteit van de muziek!

Muziek spreekt alle talen en muziekstromingen lijken zich met alle zeeën over de hele wereld te verspreiden. Zo ook de Americana die ons steeds weer op vele plekken op de wereld doet belanden. De verzamelnaam van deze stroming blijft steeds weer goed om nieuwe uithoeken te ontdekken en te verbinden. Deze verbindingen vinden we ook in deze drie albums terug.

Daniel Trakell

De uit Australië afkomstige Daniel Trakell verrast met zijn album Warning Bell op een heel positieve wijze, doordat al bij de eerste beluistering de oren worden gespitst. Als liefhebber heb je als snel in de gaten dat hier een bijzonder talent aan het werk is. De referenties vliegen dan ook stevig door je hoofd. Een gevoel van de jarenzeventig piano-gevoede singer-songwritermuziek maakt al snel een brug naar de huidige tijd, waarbij het werk van onder meer de band Fleet Foxes, maar ook Neil Young, Andy Shauf en Bon Iver naar boven borrelen. Trakell weet met alle tien de liedjes de aandacht op zich gevestigd te houden.

Naast de al genoemde pianoklanken (Harry Cook) horen we vooral de hoge stem van Trakell, die vaak dubbel is opgenomen. Tevens geven de kenmerkende klanken van pedal steelgitaar, gespeeld door Matt Dixon, een bijzonder gevoel van welbehagen. Luister naar ‘Come To’ dat als nieuwste single en dus vlaggenschip van het album is gereleaset. Het album werd deels opgenomen in Nashville en afgemaakt in Melbourne, maar verschijnt op een Zweeds label. Hoe internationaal wil je deze debuterendeartiest eigenlijk hebben? Inmiddels is hij bij indiefolk-liefhebbers al opgevallen. Het is tijd dat Trakell door een breder publiek wordt gehoord. Zeker in deze tijden van Covid-19, waarbij zelfs Taylor Swift naar het folk-genre grijpt. Laat dan zeker een oorspronkelijk talent als deze jonge Australische artiest niet aan de aandacht ontsnappen. Warning Bell doet een serieuze poging om in mijn jaarlijstje van de Americanamuziek te belanden!

Ellen Shae

Het album Caged Bird is van een internationaal niveau. Dat wordt nog eens onderstreept door de samenwerking bij het titelnummer ‘Caged Bird’, met Mark Wienand Karlsen op sopraansax en het co-schrijverschap van Tom Mank. Niet te vergeten is de productie van het album in handen geweest van Rich DePaolo. Shae ging heel diep in zichzelf bij het maken van dit nieuwste album. Ze zegt daar zelf over: “Dit album komt diep vanuit mijn ziel…”. In een kort vraaggesprek vertelt Ellen Shae over de totstandkoming van het album het volgende: “Ik ben een paar keer in Amerika geweest en muziek leeft daar heel erg. Ik voelde me er op mijn plek.

Ik ontmoette er ook producer Rich DePaolo en was onder de indruk van zijn werk en besloot vorige zomer een paar songs door hem te laten produceren in de Electric Wilburland Studio (New York) van (Grammy winnaar) Will Russel en werkte met Amerikaanse muzikanten: naast Sera Smolen (cello) is Rich DePaolo zelf op het album te horen (bas, gitaar, mandoline, banjo, toetsen), evenals Bill King (drums), Max Buckholz (viool, viola), Doug Robinson (staande bas) en Mark Karlsen (sopraansax).

Ik werd daar zo diep geraakt door de passie voor de muziek dat dit mij enorm inspireerde en ben verder gaan schrijven en besloot alles vanuit mezelf hierin te stoppen (muziek hoort niet in een hokje) en zo groeide het tot een compleet album. De enige andere Zeeuw die hier verder aan meewerkte is Gait Klein Kromhof op harmonica,maar die partijen werden opgenomen in België.”

De liedjes van Shae gaan soms over heftige onderwerpen. De song ‘Dive In The Dark’ gaat over de vermoorde vrouw die bij haar in de buurt is gevonden. Het is nog steeds niet bekend wie zij was en wat er precies is gebeurd. De song ‘Salt’ gaat over de vissers uit Urk die verdronken zijn gevonden op de bodem van de Noordzee.

Het prachtige liedje ‘Toby’ pakt een heel ander facet van het leven beet. Ik vermoedde dat het een autobiografische ervaring van Shae was, maar ze zegt daar zelf over: “Aan de buitenkant ziet alles er soms heel mooi uit maar onderhuids kan er heel wat spelen (“It Was a Day Like Any Other Day but It Felt Like Grey”). Het gaat erover dat je soms mensen, die je dierbaar zijn, moet loslaten om zelf verder te kunnen en de twijfels, die je daarover hebt of dit gevoel wel klopt.” Dat gevoelens vaak kloppen wordt onderstreept doordat de meeste beslissingen op gevoel genomen worden. Mijn gevoel over dit album is in ieder geval heel goed. Shae heeft pracht album gemaakt!

Tom Mank & Sera Smolen

Begin dit jaar zou het album verschijnen van Tom Mank & Sera Smolen, maar de pandemie gooide wat roet in het eten voor wat betreft de daaraan gekoppelde tournee. De tournee zou hen ongetwijfeld wederom in ons land doen belanden. Dit muzikale koppel heeft een bijzondere band met Nederland opgebouwd. Bovendien zijn het hoogst aardige en zachtaardige persoonlijkheden, die ik nog niet zo lang geleden in Middelburg mocht ontmoeten. Onze vorige ontmoeting dateerde alweer van zes jaar geleden in Eindhoven.

Met het album We Still Know How To Love onderstrepen ze die verbondenheid met ons land door de medewerking van Ellen Shae, die in het titelnummer het Nederlandse gedeelte van de tekst voor haar rekening neemt. Dat doet ze zowel in het schrijven als in het spreken en zingen van de tekst. Feitelijk heeft het titelnummer en dus ook de cd de ondertitel Verzet.

Opvallend aan het duo blijft dat Sera Smolen een klassiek geschoolde celliste is, maar dat de autodidact Tom Mank op zang en gitaar alle muziekstijlen voor zijn rekening neemt. Live zijn ze vaak met z’n tweeën, maar op het album treffen we een lange rij van maar liefst twaalf gasten aan. Het album kwam tot stand in drie studio’s, te weten Newfield (New York), Ooigem (België) en tenslotte Bearsville (New York). Ondanks die grote lijst van namen en uitgebreide opnamesessies brengt het duo het album wederom in eigen beheer uit. De sfeer van de liedjes balanceert tussen de folk en klassiek in. De zang van Tom Mank en zijn gitaarspel, ondersteund door de karaktervolle celloklanken, zijn het handelsmerk van het duo.

Mank heeft een soort van praatzang met een mooi gruizig randje, die mooi kleurt met andere stemmen, terwijl de cello onder de melodie meandert. Wie gegrepen wordt door de muziek van dit duo zal snel op zoek gaan naar meer en zal daarin niet snel teleurgesteld worden.

 

Muziek / Album

Americana als wereldwijd begrip

recensie: Americana-update 8

In deze Americana update editie acht blijven we soms dicht bij huis met Ellen Shae uit Zeeland, maar reizen we ook naar Australië met Daniel Trakell om vervolgens weer uit te komen in de USA met Tom Mank & Sera Smolen met een Zeeuws randje. Wat hetzelfde blijft? De hoge kwaliteit van de muziek!

Muziek spreekt alle talen en muziekstromingen lijken zich met alle zeeën over de hele wereld te verspreiden. Zo ook de Americana die ons steeds weer op vele plekken op de wereld doet belanden. De verzamelnaam van deze stroming blijft steeds weer goed om nieuwe uithoeken te ontdekken en te verbinden. Deze verbindingen vinden we ook in deze drie albums terug.

Daniel Trakell

De uit Australië afkomstige Daniel Trakell verrast met zijn album Warning Bell op een heel positieve wijze, doordat al bij de eerste beluistering de oren worden gespitst. Als liefhebber heb je als snel in de gaten dat hier een bijzonder talent aan het werk is. De referenties vliegen dan ook stevig door je hoofd. Een gevoel van de jarenzeventig piano-gevoede singer-songwritermuziek maakt al snel een brug naar de huidige tijd, waarbij het werk van onder meer de band Fleet Foxes, maar ook Neil Young, Andy Shauf en Bon Iver naar boven borrelen. Trakell weet met alle tien de liedjes de aandacht op zich gevestigd te houden.

Naast de al genoemde pianoklanken (Harry Cook) horen we vooral de hoge stem van Trakell, die vaak dubbel is opgenomen. Tevens geven de kenmerkende klanken van pedal steelgitaar, gespeeld door Matt Dixon, een bijzonder gevoel van welbehagen. Luister naar ‘Come To’ dat als nieuwste single en dus vlaggenschip van het album is gereleaset. Het album werd deels opgenomen in Nashville en afgemaakt in Melbourne, maar verschijnt op een Zweeds label. Hoe internationaal wil je deze debuterendeartiest eigenlijk hebben? Inmiddels is hij bij indiefolk-liefhebbers al opgevallen. Het is tijd dat Trakell door een breder publiek wordt gehoord. Zeker in deze tijden van Covid-19, waarbij zelfs Taylor Swift naar het folk-genre grijpt. Laat dan zeker een oorspronkelijk talent als deze jonge Australische artiest niet aan de aandacht ontsnappen. Warning Bell doet een serieuze poging om in mijn jaarlijstje van de Americanamuziek te belanden!

Ellen Shae

Het album Caged Bird is van een internationaal niveau. Dat wordt nog eens onderstreept door de samenwerking bij het titelnummer ‘Caged Bird’, met Mark Wienand Karlsen op sopraansax en het co-schrijverschap van Tom Mank. Niet te vergeten is de productie van het album in handen geweest van Rich DePaolo. Shae ging heel diep in zichzelf bij het maken van dit nieuwste album. Ze zegt daar zelf over: “Dit album komt diep vanuit mijn ziel…”. In een kort vraaggesprek vertelt Ellen Shae over de totstandkoming van het album het volgende: “Ik ben een paar keer in Amerika geweest en muziek leeft daar heel erg. Ik voelde me er op mijn plek.

Ik ontmoette er ook producer Rich DePaolo en was onder de indruk van zijn werk en besloot vorige zomer een paar songs door hem te laten produceren in de Electric Wilburland Studio (New York) van (Grammy winnaar) Will Russel en werkte met Amerikaanse muzikanten: naast Sera Smolen (cello) is Rich DePaolo zelf op het album te horen (bas, gitaar, mandoline, banjo, toetsen), evenals Bill King (drums), Max Buckholz (viool, viola), Doug Robinson (staande bas) en Mark Karlsen (sopraansax).

Ik werd daar zo diep geraakt door de passie voor de muziek dat dit mij enorm inspireerde en ben verder gaan schrijven en besloot alles vanuit mezelf hierin te stoppen (muziek hoort niet in een hokje) en zo groeide het tot een compleet album. De enige andere Zeeuw die hier verder aan meewerkte is Gait Klein Kromhof op harmonica,maar die partijen werden opgenomen in België.”

De liedjes van Shae gaan soms over heftige onderwerpen. De song ‘Dive In The Dark’ gaat over de vermoorde vrouw die bij haar in de buurt is gevonden. Het is nog steeds niet bekend wie zij was en wat er precies is gebeurd. De song ‘Salt’ gaat over de vissers uit Urk die verdronken zijn gevonden op de bodem van de Noordzee.

Het prachtige liedje ‘Toby’ pakt een heel ander facet van het leven beet. Ik vermoedde dat het een autobiografische ervaring van Shae was, maar ze zegt daar zelf over: “Aan de buitenkant ziet alles er soms heel mooi uit maar onderhuids kan er heel wat spelen (“It Was a Day Like Any Other Day but It Felt Like Grey”). Het gaat erover dat je soms mensen, die je dierbaar zijn, moet loslaten om zelf verder te kunnen en de twijfels, die je daarover hebt of dit gevoel wel klopt.” Dat gevoelens vaak kloppen wordt onderstreept doordat de meeste beslissingen op gevoel genomen worden. Mijn gevoel over dit album is in ieder geval heel goed. Shae heeft pracht album gemaakt!

Tom Mank & Sera Smolen

Begin dit jaar zou het album verschijnen van Tom Mank & Sera Smolen, maar de pandemie gooide wat roet in het eten voor wat betreft de daaraan gekoppelde tournee. De tournee zou hen ongetwijfeld wederom in ons land doen belanden. Dit muzikale koppel heeft een bijzondere band met Nederland opgebouwd. Bovendien zijn het hoogst aardige en zachtaardige persoonlijkheden, die ik nog niet zo lang geleden in Middelburg mocht ontmoeten. Onze vorige ontmoeting dateerde alweer van zes jaar geleden in Eindhoven.

Met het album We Still Know How To Love onderstrepen ze die verbondenheid met ons land door de medewerking van Ellen Shae, die in het titelnummer het Nederlandse gedeelte van de tekst voor haar rekening neemt. Dat doet ze zowel in het schrijven als in het spreken en zingen van de tekst. Feitelijk heeft het titelnummer en dus ook de cd de ondertitel Verzet.

Opvallend aan het duo blijft dat Sera Smolen een klassiek geschoolde celliste is, maar dat de autodidact Tom Mank op zang en gitaar alle muziekstijlen voor zijn rekening neemt. Live zijn ze vaak met z’n tweeën, maar op het album treffen we een lange rij van maar liefst twaalf gasten aan. Het album kwam tot stand in drie studio’s, te weten Newfield (New York), Ooigem (België) en tenslotte Bearsville (New York). Ondanks die grote lijst van namen en uitgebreide opnamesessies brengt het duo het album wederom in eigen beheer uit. De sfeer van de liedjes balanceert tussen de folk en klassiek in. De zang van Tom Mank en zijn gitaarspel, ondersteund door de karaktervolle celloklanken, zijn het handelsmerk van het duo.

Mank heeft een soort van praatzang met een mooi gruizig randje, die mooi kleurt met andere stemmen, terwijl de cello onder de melodie meandert. Wie gegrepen wordt door de muziek van dit duo zal snel op zoek gaan naar meer en zal daarin niet snel teleurgesteld worden.

 

Muziek / Album

Voor de fijnproever en de fan

recensie: Luka Bloom – Bittersweet Crimson

De Ier Barry Moore noemde zich al vroeg in zijn carrière Luka Bloom. De muziek die Bloom maakt is van een uitzonderlijke schoonheid en puurheid. Zijn nieuwste werk Bittersweet Crimson is voor de fijnproever en natuurlijk zijn fans net als de vrucht, waar het album naar genoemd is.

Wie het nieuwste werk van deze eigenzinnige muzikant wil horen zal zich moeten wenden tot de eigen website van Luka Bloom. Het album is alleen via hemzelf te verkrijgen en zal niet op streamingplatforms verschijnen omdat muzikanten niet van streamingdiensten kunnen leven, volgens Bloom.

Muziek met diepgang

Het tweeëntwintigste album van Bloom, Bittersweet Crimson, is wederom een album dat eerst wat draaibeurten nodig heeft voordat je een oordeel kan geven. Luka Bloom is, zoals op ieder album van deze singer-songwriter te horen is, niet van de lichtvoetige muziek. Natuurlijk kun je het, net als zoveel muziek, eenvoudig wegluisteren op de achtergrond. Maar wie dat doet, doet deze muziek veel tekort.

Niet dat Bloom zwaar op de hand is, maar zijn muziek is als een goed glas wijn, dat je op temperatuur moet laten komen en in alle rust moet proeven en in kleine teugjes drinken. Als je de schoonheid de kans geeft om zich te laten openbaren, zul je vele uren luisterplezier ervaren met het werk van Bloom. Bloom brengt wederom muziek met diepgang.

In 1990 debuteerde Luka Bloom onder zijn eigen naam met Riverside, met dit album trok hij direct de aandacht. Ieder album daarna wist deze muzikant zijn fans te trakteren op kwaliteitswerk en vooral dicht bij zichzelf te blijven. In veel gevallen is de essentie van zijn muziek de akoestische gitaar en zijn stem. Meer heeft hij feitelijk niet nodig. Alle andere instrumenten of achtergrondzang staan ten dienste van zijn liedjes.

Gebroken opnames

Het album bevat een sheet met uitleg over de totstandkoming van het werk. Het album kent een oorsprong voor de Covid-19 lockdown. Opnames maken in moeilijke tijden om samen te spelen en te zingen. Luka Bloom verhaalt op de bijgeleverde releasesheet over de vrije tijd om te schrijven en om met een dreamteam akoestische opnames make in de Windmill Lane studio’s. De periode van twijfels daarna overheersen, toen Covid-19 ons in de greep kreeg. De gitaar en zang van Bloom zijn en blijven de belangrijkste elementen van zijn muziek. Maar de toevoegingen, die op afstand zijn opgenomen door de coronabeperkingen, vervolmaken het album. Hij kon met o.a. de zangeres Niamh Farrell nooit echt samen zingen en ook de toevoegingen van elektrische gitaar en synthesizer kwamen uiteindelijk pas samen op de mixtafel.

Bloom is trots op het eindresultaat en wil het juist nu met de wereld en zijn fans delen, omdat het muziek is die steun kan geven in deze lastige tijden. Of hij kan toeren weet hij nog allerminst, maar zijn liedjes over de Australische wildernis, over zijn visie op 2020 en over de gewone dingen van het alledaagse leven (zie de single ‘The Beauty Of Everyday Things’) kunnen juist nu tot steun zijn van zijn fanschare en als licht dienen in de duistere en verwarrende tijden. Het maakt Bittersweet Crimson tot een album over de bittere noodzaak van het genieten van de kleine dingen van het leven in deze barre tijden, waarin we de warme en diepe smaak van dit album ons prima kunnen laten welgevallen.

Boeken / Fictie

Binets alternatieve wereldgeschiedenis: een gemiste kans

recensie: Laurent Binet - Beschavingen

Wat als de Europeanen die in 1492 voet aan wal zetten in de Nieuwe Wereld verslagen zouden zijn door de Inca’s? En wat als de Inca’s vervolgens de overtocht zouden maken naar Europa en daar zouden zegevieren? Deze alternatieve geschiedenis werkt Laurent Binet uit in zijn nieuwe roman Beschavingen.

De Franse bestsellerauteur Laurent Binet heeft geen hoge pet op van realistische romans die maatschappelijke thema’s behandelen. Hij prefereert in dat geval de werkelijkheid, het journalistiek verslag. Wie fictie schrijft moet volgens hem ook écht iets verzinnen. In Beschavingen pakt hij dat verzinnen groots aan. Hij zet de wereldgeschiedenis op z’n kop: de Inca’s veroveren Europa.

Atawalpa

Het boek bestaat uit vier delen, waarvan de Kronieken van Atawalpa (een Inca-leider) veruit het langste is en de kern van het boek vormt. Maar voor hij tot de kern van het verhaal komt, heeft Binet een aanloop nodig. In het eerste deel laat hij Vikingen diep in de Nieuwe Wereld doordringen waar zij samen met lokale stammen voor nageslacht zorgen. Zij leren de nieuwe bevolking metalen wapens maken en brengen Europese ziektes mee. Hierdoor zal het volk resistent zijn tegen de ziektes als Columbus en zijn mannen enkele eeuwen later Amerika ‘ontdekken’. Het deel leest als een moetje, met een hoog ‘en toen, en toen’-gehalte, maar omdat het vrij vlot geschreven is en nog geen dertig pagina’s behelst, is het prima door te komen.

De komst van Columbus staat centraal in het tweede deel van het boek. In fragmenten uit het dagboek van Columbus lezen we zijn verslag van de ontdekkingsreis en hoe zijn mannen uiteindelijk door de Inca’s in de pan worden gehakt. Columbus slijt zijn dagen in gevangenschap aan het hof, waar hij uiteindelijk sterft. Dit deel leest als een spannende opmaat naar het hoofdverhaal.

Namedropping

Bij het hoofdverhaal aangekomen wordt het geduld van de lezer nog even op de proef gesteld. Het deel begint met een droge vertelling over Atawalpa’s strijd met het leger van zijn broer. Lang verhaal kort: Atawalpa slaat op de vlucht naar de Nieuwe Wereld (Europa).

Wordt het lange wachten beloond? Nee. Want ook het hoofdverhaal ontstijgt het ‘en toen, en toen’-niveau nauwelijks. Binet blijkt geen stilist en de karakters blijven van karton. Dat zou Binet direct vergeven kunnen worden als Beschavingen een interessante ideeënroman zou zijn. Binet stopt er een hoop literaire en historische verwijzingen in en laat veel tijdsbepalende figuren de revue passeren (Luther, More, Erasmus, Machiavelli, Karel V etc.), maar meer dan diepgang suggereren doet het niet. Het blijft allemaal erg vluchtig en oppervlakkig. Namedropping, meer niet. Laat die namen weg en het is niet meer dan een spannend jongensboek dat nooit spannend wil worden.

Knap

Al met al is het boek een gemiste kans. Het is intellectueel gezien een uitdagend idee: het vroegmoderne Europa bekijken door de ogen van de Inca’s. Maar daarvoor blijkt Binet toch een maatje te klein. Een spannend idee van invallende Inca’s tegen de achtergrond van een spannende periode uit de Europese geschiedenis en dan zo’n saai boek schrijven: het is bijna knap.

 

Kunst / Expo binnenland

Politieke en poëtische Arabische verhalen

recensie: Recensie: Trembling Landscapes

Bij de tentoonstelling ‘Trembling Landscapes’ in het Eye Filmmuseum in Amsterdam draait het om een perspectief kiezen en een standpunt innemen in de ruimste zin van het woord. Het standpunt van elf kunstenaars uit de Arabische wereld is veelal dat van bovenaf genomen foto’s, video-en filmbeelden. Een enkele keer lijkt er ook een toekomstperspectief door te schemeren.

Je zou het eerste kunstwerk waar je tegenaan loopt meteen een statement kunnen noemen, de ouverture van wat volgt. Het is The earth is an imperfect ellipsoid van de Egyptische Heba Y. Amin. Het zijn zeven drieluikjes, tezamen eenentwintig zwart-wit pigment prints met daarboven gedeelten uit een tekst van de elfde-eeuwse Andalusische geograaf en historicus Al-Bakri. Amin reisde de routes die in die tekst werden beschreven na en maakte foto’s die allemaal uit het lood zijn. Dat is op zich al symbolisch voor de regio, maar de kunstenares draaide de seksueel geladen tekst om en stelde zichzelf als voyeur op in plaats van de Islamitische schrijver. Zo trekt ze de toeschouwers haar verhaal in.

Trembling Landscapes, Jananne Al Ani, Shadow Sites I Sharjah Biennial 11 (1)

Verhalen

Want op deze tentoonstelling worden (geo)politieke én poëtische verhalen verteld. Wanneer de kunstwerken beide elementen in zich verenigen, zijn ze het sterkst en komen ze binnen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Shadow Sites I en II van de in Irak geboren Jananne Al-Ani. Ze observeert en registreert vanuit een sportvliegtuig zogenaamde shadow sites, dat wil zeggen contouren van een locatie met lange schaduwen.
We zien verschillende archeologische opgravingen, maar ook loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog. In Shadow Sites II neem je zelf als het ware het standpunt vanuit een (gevechts)vliegtuig in. De poëtische beelden staan haaks op de vraag die ze oproepen: is het mogelijk om alleen maar een registrerende rol in te nemen? En: is het mogelijk dat een museum een neutrale positie inneemt?

Neem bijvoorbeeld Sewing Borders van de Libanese kunstenaar Mohamad Hafeda. Hij vroeg vluchtelingen die in Beiroet wonen om door middel van stiksels grenzen aan te geven op kaarten van wat Palestina wordt genoemd. Het is goed eerst de film, die de techniek toont, te bekijken en vervolgens pas de kaarten die in vitrines liggen. Dan wordt het nog duidelijker en gaan de beelden wrijven met de realiteit.

Trembling Landscapes, Larissa Sanours, Nation Estate, 1 (1)

Hoop?

De uit Oost-Jeruzalem afkomstige Larissa Sansour tenslotte paart een somber toekomstbeeld aan humor en stelt ons ook een vraag. In haar film Nation estate laat ze een woontoren aan de rand van Jeruzalem zien, richting Bethlehem. Hierin beweegt een vrouw met een rolkoffer zich per lift van beneden naar boven, steeds een verdieping hoger. Onderweg omzeilt ze controlepunten en dergelijke. Ze is zwanger en de vraag doemt op of dit hoop uitdrukt voor een betere toekomst. Op een gegeven moment geeft ze een olijfboompje water, wat associaties oproept met het idee olijfbomen te planten als symbool voor een rechtvaardige vrede in Palestina en Israël. Voor iedereen, inclusief vluchtelingen.

Het zijn beelden die indruk maken en vragen oproepen. Niet in de laatste plaats ook de vraag welke positie je als toeschouwer zélf inneemt. Het is kortom een tentoonstelling die je aan het denken zet en je bij het Arabische verhaal betrekt. Welk perspectief en welke antwoorden je dan ook zelf geneigd bent in te nemen en te geven.

Boeken / Non-fictie

Filosofisch tromgeroffel

recensie: Slavoj Žižek - Pandemie & René ten Bos - De Coronastorm

Door: Wouter en Fenna Kortooms

De coronacrisis vraagt om filosofische duiding. Filosoof/superstar Slavoj Žižek en oud denker des vaderlands René ten Bos proberen die te geven. Een dubbelrecensie van Pandemie en De Coronastorm.

Ten Bos kiest ervoor ten tijde van de wervelstorm van het coronavirus zich niet te beroepen op zekerheden. Hij lijkt zich te willen positioneren als de man met de meeste afstand en het meeste overzicht en hoopt daarmee wellicht als wijste van het legioen filosofen uit de bus te komen. De geschiedenis zal het leren. Minister-president Mark Rutte riep op te stoppen met filosoferen en dat was voor Ten Bos aanleiding dit juist niet te doen. Maar hoe is zijn aanpak en wat heeft hij ons te bieden?

Paniek

Concreet lijkt het virus hem ongenadig hard te raken zonder dat hij dit lijkt te beseffen. De ondertitel van zijn boekje “hoe een virus ons verstand wegvaagde” spreekt daar eigenlijk mogelijk al voor zich. Ten Bos lijkt in blinde paniek zijn boekenkast of het internet te zijn ingestoven om in alfabetische volgorde enige grip op de kwestie corona te verkrijgen. Dit alfabet is dus onze leidraad en gelukkig weet Ten Bos naast alle meer gangbare letters ook de letters C, Q, X, en Y van een paragraafje te voorzien. Oef! Gelukkig maar! Stel je voor dat we daar aangekomen in het duister zouden moeten tasten… Ten Bos geeft overigens aan als reisleider op deze wijze in de voetsporen te treden van een zekere Voltaire, die ook al eens filosofische kennis beknopt van A tot Z heeft weergeven. Ten Bos vergelijkt zich niet met de minste denkers, dat mag hij doen, maar Voltaire rangschikte filosofische kennis alfabetisch, Ten Bos rangschikt echter allerlei weetjes zonder visie of onderling verband alfabetisch en laat ons achter met een fragmentisme van hier tot Tokio of zoals u wilt, wat dichter bij huis: Wuhan. Als lezer van De Coronastorm kun je je niet onttrekken aan het idee dat Ten Bos deze indeling niet vanuit een ideaal heeft gekozen, maar eerder door zijn haast om snel een boek over deze actuele gebeurtenis te publiceren. Filosofen, zo zegt hij, behoren tot de “langslapers” en begonnen pas te filosoferen over de coronacrisis toen de “lijken in Bergamo en Madrid anoniem opgestapeld lagen op plekken die je meestal niet reserveert voor lijken”. De Coronastorm kwam nóg later uit, dus dat zou kunnen verklaren waarom er grote haast achter de publicatie zat.

Angst

Ten Bos lijkt enorm te worstelen met hoe hij om moet gaan met angstgevoelens. Dat is in het geval van corona op zijn zachtst gezegd erg onhandig. Hij lijkt niet goed te doorzien dat angstgevoelens de wezenlijkste evolutionaire schakel zijn in het overleven van onze soort. Ten Bos koestert de rationele afstand of koestert daarboven de verdraaiing in de onderlinge communicatie (ironie, sarcasme, of omkering in het tegendeel) om zich op nog meer afstand te plaatsen, zich mogelijk veilig te wanen en zich in feite onzichtbaar te maken. Hij schrijft: “een filosoof dient te parasiteren en niet te genezen”. Tja, wat zou dan de reden zijn om je te verzetten tegen de uitspraak van Mark Rutte? Vuur met vuur bestrijden? Meeliften op de huidige hype en snel een boekje in elkaar flansen? Plaatst Ten Bos zich niet te ver buiten de realiteit om er nog enig zicht op te kunnen hebben?

Ten Bos’ moeizame relatie met angstgevoelens komt ook tot uitdrukking in het door hem herhaald gebruikte woord “fascisme”. Hij draaft daarbij zelfs een beetje door met de term “coronafascisme”. Ten Bos lijkt graag breed lachend te fietsen met losse handjes onder het motto “kijk mij eens!”. Het gaat hier echter niet om Ten Bos en zijn kunsten… De term schuurt te veel en wordt daarmee ontoegankelijk. Vanzelfsprekend kan een wereldwijd virus zorgen voor een enorme angst. De huidige situatie is ongekend en bijzonder angstwekkend. Dat doodsangst aanleiding kan zijn tot het opschorten van zowat alles wat gebruikelijk was, is een werkelijkheid waarmee de mensheid al honderdduizend jaar weet “te surviven”. Om dit dan maar meteen fascisme te noemen doet onze instincten en vindingrijkheid grootschalig te kort.

Empathie

Ten Bos vraagt zich af waarom aan de coronagrafieken met de bekende hockeystick zoveel gevolg gegeven wordt terwijl dit bij andere grafieken met hetzelfde beeld bij milieuproblematiek, armoede of hongersnood niet gebeurt. Volgens Ten Bos komt dit door empathie-oproepende beelden in de media. Ten Bos’ moeizame relatie met angst wordt wederom duidelijk als hij aangeeft empathie juist te wantrouwen, zeker als politici erover beginnen… Empathie is echter juist datgene waardoor mensen zich met elkaar verbonden voelen en ook verbonden zijn. Eensgezind saamhorig bewegend als een zwerm of als een kudde en op die wijze het gevaar het hoofd biedend. Het is juist het gebrek aan empathie dat de samenhang zal doen verbreken. De tekst in dit gefragmenteerde boekje (Ten Bos: “dit kleine filosofische corona-alfabet”) lijkt hierbij toenemend op dagboeknotities van ingetreden filosofische desintegratie.

Ten Bos vergelijkt de lockdown situatie met een kudde dieren die op stal staat. De dieren worden eenzaam. Sommige drinken teveel van het opgepompte slootwater. De roofdieren liggen op de loer. Ten Bos beschrijft het allemaal erg passief en of het de kudde allemaal overkomt. Het lijkt Ten Bos te ontgaan dat in het huidige kuddegedrag juist sprake is van actie, van saamhorigheid, van vereniging, van solidariteit en kracht. Het beste wat de mensheid ook te bieden heeft: onderling de rijen gesloten houden zodat het virus geen vat krijgt, samenwerkende virologen, laboratoria, gezondheidswerkers, gewone mensen in de straat en overheden die de gezondheid op de allereerste plaats zetten… Wanneer is dat laatste, om maar eens iets te noemen, eerder gebeurd? Ten Bos ziet het niet…

Intimiteit

Ten Bos geeft in reactie op de intermenselijke afstand van de anderhalvemetersamenleving beschouwingen over intimiteit. Hij komt daarbij uiteindelijk tot de conclusie dat hierin het risico op een wrede en onmenselijke samenleving zeer zeker ontstaat. Ten Bos lijkt in dit verband niet op te merken dat in de westerse kapitalistische samenleving het principe van ieder voor zich en dus de ander op afstand, het gemis aan empathie en dus het gebrek aan intimiteit al zeer vele decennia speelt. Er volgt geen beschouwing over hoe wellicht de liberaal-kapitalistische samenleving dit uiteendrijven op wereldschaal al decennia aan het uitvoeren is. Echter, op andere momenten lijkt het weer of Ten Bos zich daar wel degelijk van bewust is. Zo geeft hij aan dat we niet eens weten of het vermaledijde liberaal-kapitalisme nu echt wel aan zijn einde is: “er kleeft een zorgwekkende zweem van onkwetsbaarheid aan dit systeem”.

Dit lijkt precies de plek waarop Slavoj Žižek zijn licht laat schijnen en Ten Bos hier vanuit de hierboven beschreven uitgangspositie met het beest uit Ljubljana in de pas loopt zonder het zelf te beseffen of te erkennen.  

Ten Bos doet Žižek in een overzichtje af als een van de “oude kanonnen die hoopte, geheel volgens wat je van hen kunt verwachten dat de overgang naar een nieuw soort communisme onder aanvoering van het WHO mogelijk zou worden”. Dit klinkt denigrerend en hiermee wordt Žižek afgeserveerd. Het is echter andersom: het is Ten Bos die in zijn boekje slechts aanstipt en juist Žižek die – zoals we dat van hem gewend zijn – met ferme streken zijn woorden op papier kletst en bovendien een samenhangend verhaal met visie vertelt. Hij is daarbij helderder en consistenter dan dat we van hem gewend zijn. Goed getimed Slavoj! “Het denkbeest uit Ljubljana” stond ook een stuk vroeger op dan Ten Bos, want de Nederlandse vertaling van Pandemie verscheen al in mei jl. Toch komt Pandemie níet over alsof het in grote haast geschreven is. Misschien komt dat omdat Žižek weer zijn zelfde mantra herhaalt: we hebben een nieuw soort communisme nodig.

Systeemverandering

Žižek laat zijn licht schijnen op de huidige crisis, gemotiveerd door zijn persoonlijke angst voor het virus. Hoofdvraag: wat is er mis met ons systeem dat we onvoorbereid werden betrapt door deze catastrofe, ondanks het feit dat wetenschappers ons er al jaren voor waarschuwen? Het antwoord is genuanceerd. Het virus heeft ten eerste géén diepere betekenis, het is geen straf voor de mensheid voor het uitbuiten van de aarde en andere levensvormen. Wat het virus wél aantoont, is dat ons kapitalistische systeem ervoor zorgt dat we in de problemen komen wanneer een situatie als deze zich voordoet en dat dus een radicale verandering nodig is. Enkel door het vertrouwen tussen de overheid en burger te herstellen, door productiestromen weer meer te reguleren en door meer solidair te zijn voor elkaar – dus door meer “communistisch” te worden – kunnen we onszelf tegen een pandemie als deze beschermen.

Internationale samenwerking

Žižek gebruikt als marxist steevast de term communisme en bedoelt daarmee net zoveel als Marx ermee bedoelde: een samenleving gebaseerd op de gemeenschappelijkheid en gedeelde belangen van eenieder. Een internationaal communisme zou zich dus richten op goede afspraken over de verdeling van goederen en middelen in tegenstelling tot wat we nu soms al zien gebeuren, het ‘ieder-voor-zich’ denken waarbij landen zich tegenover elkaar plaatsen en bijvoorbeeld mondkapjes of vaccins opkopen om andere landen voor te zijn. Als we die weg bewandelen komen we uit bij wat Žižek “barbarij” noemt, de sterkste zal overwinnen en de rest zal ten onder gaan. Tot slot trekt Žižek fel van leer tegen mensen die ons in slaap sussen met de boodschap dat politiek in deze tijden van crisis niet nodig is, we zitten immers allemaal in hetzelfde schuitje, zeggen zij. Juist nu is politiek nodig, zegt Žižek, nu nemen we beslissingen die gaan over solidariteit met onze medemens, dat soort besluiten zijn bij uitstek politiek.

Communisme, andermaal!

Žižek bespotten om zijn roep om communisme is eenvoudig, zo zou hij een idealist of een utopist zijn. In Pandemie laat Žižek zien dat het communisme waar hij voor staat geen utopie is, maar reëel bekeken de beste manier om hier uit te komen. De maatschappij kan enkel doordraaien en overleven als openbare voorzieningen blijven doorgaan, denk aan de productie van elektriciteit, water, voedsel en medicijnen. Als het nodig is moet de gemeenschap (lees: de overheid) ingrijpen in het particuliere bestel om dat mogelijk te maken. Dat is het communisme waar hij op doelt. Dat communisme houdt ook in dat de staat een actieve rol op zich neemt wat betreft de productie van belangrijke goederen zoals mondkapjes, beademingsapparatuur en testkits en zich daarin niet afhankelijk opstelt van de marktmechanismen. Communistisch denken betekent ook: denken aan het lot van al die mensen die vanwege deze crisis geen baan meer hebben, ook hun lot mag niet worden overgelaten aan de markt. Het communisme van Žižek is een tegengif voor het ‘rampenkapitalisme’ waar we nu mee te maken hebben, het systeem dat ervoor heeft gezorgd dat we niet adequaat hebben kunnen reageren op deze crisis.

Kapitalismekritiek

Vanuit de gedachte dat er eensgezindheid is vanuit beide denkers over het kraken en piepen van het liberaal-kapitalistisch systeem met het oog op de menselijke waardigheid, wat is hierbij dan de connectie met corona?

We weten dat de pest tijdens de middeleeuwen miljoenen slachtoffers maakte. Indianenstammen in Noord- en Zuid-Amerika kunnen de komst van kolonisten en het door hen meegevoerde influenzavirus niet navertellen. In die tijd was echter geen sprake van een liberaal-kapitalistisch systeem of van “globalisatie”. In die tijd was al wel sprake van economisch verkeer dat de wereld of delen ervan omvatte. Mensen zijn reislustige types! Vanuit centraal Afrika zijn we in de loop van de geschiedenis over alle uithoeken van onze planeet uitgewaaierd. We kwamen onderweg van alles tegen. Ook aan ziektekiemen! We zijn niet alleen! Filosofen: vertel ons iets nieuws!

Ten Bos beschrijft in zijn boekje het einde van de geschiedenis ten tijde van de val van het communisme in 1989 zoals dat werd bevroed door Francis Fukuyama. Hij doet dit overigens ook weer wat geringschattend (“er waren zelfs lieden….”) zonder diens naam te noemen.

Als Ten Bos vaststelt dat de geschiedenis niet tot stilstand is gekomen, en dat geldt ook voor Žižek, wat is dan de ontwikkeling sindsdien geweest? En hoe kan die ontwikkeling geduid worden in relatie tot corona? Zowel Ten Bos als Žižek blijft hier in gebreke. Hinken beide filosofen niet op een te gedateerd wereldbeeld? Kapitalisme… communisme… liberalisme… Zijn deze ismen geen holle frasen of slechts folklore geworden? Is er als je goed kijkt wel sprake van dergelijke verschillen? Er zijn heel wat mensen die van mening zin dat er sprake is van misbruik, ongelijkheid, onrechtvaardigheid. Wereldwijd. Er zijn heel wat mensen die er zicht op beginnen te krijgen dat systemen wat met ons doen. We zijn hoofdzakelijk verworden tot productie-units en kooplustigen. Zijn wij op die wijze wereldwijd al niet lang en breed uit elkaar gespeeld? Het is dan ook geen wonder dat het virus juist toeslaat op een marktplein… Of dat nu op het oostelijk of het westelijk halfrond plaatsvindt doet er niet zoveel toe. Wij willen de Noord- en Zuidpool overigens in dit betoog niet tekortdoen… Vooralsnog zijn daar echter niet zo veel marktpleinen…

 

Titel:            Pandemie
Auteur:        Slavoj Žižek
Uitgeverij:   JEA
Prijs:            17,50
Pagina’s:     152
ISBN:           9789083058658
****

Titel:            De Coronastorm
Auteur:        René ten Bos
Uitgeverij:  Boom
Prijs:            17,50
Pagina’s:     208
ISBN:          9789024435173
**

Serie

Fleabag: seizoen 2

recensie:

In 2016 verraste Phoebe Waller-Bridge vriend en vijand met een  rauw, schaamteloos en hilarisch triest comedy-drama over een thirty-something single vrouw in Londen die leven, liefde en werk moet balanceren. Drie jaar later verrast ze opnieuw- en hoe.

Hebben we dat nu nodig? Nog een verhaal over een strong, independent young woman die haar eigen boontjes dopt? Oh laat me raden, ze woont in een grote stad zoals New York, L.A. of Londen? En ze is op zoek naar de ware? Mag hij nu weer op het voetbal?

 

Maar ‘Fleabag’ blaast shows als ‘Ally McBeal‘, ‘Sex and the city’ en ‘Ugly Betty’ uit het water door alle clichés op zijn kop te zetten. Gebaseerd op de gelijknamige theatervoorstelling, weet Waller-Bridge feilloos de meta te bewandelen, door zowel in als boven de scene te staan met rake commentaren of veelzeggende blikken.
‘Fleabag’ is daarmee een oprecht verhaal dat je meetrekt in een rollercoaster van sappige dialogen, plaatsvervangende schaamte, en ongeforceerde emotie. Het hoofdpersonage Fleabag (Phoebe Waller-Bridge) -expres naamloos gehouden- is namelijk een psychologisch zootje. En niet op de schattige ‘oh wat ben ik toch een sukkeltje’ manier. Onverwerkte trauma’s over de dood van haar moeder en haar beste vriendin, een Peter Pan Complex, drankprobleem, verlatingsangst, bindingsangst. Er is eigenlijk weinig grappigs aan. Het eerste seizoen eindigde dan ook in mineur, met Fleabag verstoten door zowat iedereen, inclusief haarzelf.

Het tweede seizoen opent gelukkig wat luchtiger. Ze is zowaar aan de betere hand wanneer ze in aanraking komt met een katholieke priester (Andrew Scott). De ideologische clash tussen iemand die seks heeft afgezworen voor zijn geloof en iemand die seks gebruikt als copingmechanisme, geeft vonken. Dit alles in combinatie met vlijmscherpe observaties en onberispelijke komische timing, maakt van Fleabag meer dan de zoveelste ‘klein meisje in de grote stad’ Hollywoodproductie. Het heeft namelijk echte mensen wiens tekortkomingen deel zijn van hun karakter in plaats van een aanzet tot een punchline. Zo is Fleabag’s neurotische zus (Sian Clifford), haar  kleverige, alcoholische schoonbroer Martin (Brett Gelman) en haar achterbakse peetmoeder (Olivia Colman) meer dan gewoon karikaturen die door het beeld rennen. Hun narratieven zijn magistraal verweven met die van Fleabag zelf, hun interacties cruciaal.

Het nieuwe feminisme:

‘Fleabag’ is een show door vrouwen over vrouwen, voor ons allemaal. Fleabag’s sores zijn zo herkenbaar, zo diep menselijk dat het haast onmogelijk is niet meegezogen te worden in het verhaal. Of het nu een slechte relatie met je familie is, een beroerde uitkijk op romantiek of het omgaan met verslavingen in jezelf en je naasten; iedereen is wel een beetje Fleabag.

‘Fleabag’ is daarmee tegelijkertijd cynisch en aandoenlijk. De show wil dat je schamper lacht om ideaalbeelden als liefde en geluk terwijl je je er wanhopig aan vastklampt. In die zin is het de ultieme postmoderne serie, die idealen als feminisme oprecht hoog in het vaandel draagt, terwijl ze er tegelijkertijd korte metten mee maakt.  Of in de woorden van Fleabag: ‘Ik maak me soms zorgen dat ik niet zo’n feminist zou zijn als ik grotere borsten had.’

Treblinka treinrails
Boeken / Non-fictie

Opstand Treblinka werd onterecht geclaimd door Polen

recensie: Treblinka 1943. Het verhaal van de opstand in het vernietigingskamp - Michał Wójcik
Treblinka treinrails

Tussen juli 1942 en oktober 1943 werden op een oppervlakte ter grote van een voetbalstadion 900.000 mensen vermoord. De Poolse historicus Michał Wójcik beschrijft in zijn indrukwekkende boek Treblinka 1943. Het verhaal van de opstand in het vernietigingskamp hoe de Apocalyps eruit moet hebben gezien.

Uit de bank van de in smetteloos wit geklede kampcommandant Franz Stangl (1908-1971) steeg een doordringende geur op. Parfum. De parfum moest de afschuwelijke stank van het kamp, veroorzaakt door rottende en verbrande lijken, en die elke gedachte onmogelijk maakte, maskeren. Maar in Treblinka werkte dat niet. Toen Stangl bij aankomst uit zijn auto stapte, beweerde hij tot zijn knieën in het geld te hebben gestaan. Geld dat door de laatste ‘lading’ uit de wagons was achtergelaten. Al snel zag hij dat het opruimen van de puinhopen in het kamp onmogelijk was. Stangl wilde de opdracht aan zijn baas Odilo Globocnik teruggeven, omdat ‘Treblinka het einde van de wereld was.’ Globocnik counterde onmiddellijk: ‘Het wordt verondersteld het einde van de wereld voor hen te zijn.’

Mystificatie

Hoe konden slechts 33 Duitsers en Oostenrijkers en hun Oekraïense trawanten één van de grootste misdaden uit de geschiedenis van de mensheid plegen, vraagt Wójcik zich af. Een belangrijke verklaring hiervoor was misleiding. De slachtoffers moesten tot het einde toe geloven dat ze in het oosten tewerk werden gesteld. Daarvoor lieten de nazi’s alles er zo normaal mogelijk uitzien. Het maakte niet uit of een transport midden in de nacht aankwam of bij het ochtendgloren, op het ‘perron’ van station Treblinka arriveerde, de grote stationsklok stond altijd op klokslag zes uur. Gevangenen zagen bij het openen van de deuren aangeharkte bloemperken, geruststellende bordjes als ‘telefoon’, of ‘wachtruimte’. Daarnaast hing de dienstregeling met vertrektijden naar Berlijn, Wenen of Warschau.

Het eerste wat mensen echter hoorden toen de wagons opengingen was geschreeuw: ‘Raus, raus, schnell, schnell!’ Wie aarzelde kreeg klappen. Niemand begreep wat er aan de hand was. De mensen die door de selectie waren gekomen moesten razendsnel doorgronden hoe het in Treblinka werkte om te kunnen overleven. Om de menselijke overlevingsdrang te illustreren, citeert Wójcik veelvuldig treffende en indringende verslagen van overlevenden. Eén van die bronnen is de Tsjechische jood Richard Glazar (1920-1997), die met het boek Ontsnapt uit Treblinka (1994) een schokkend getuigenverslag schreef. Direct na aankomst vroeg Glazar: ‘Luister wat gebeurt hier? Waar is de rest – al die naakte mensen?’ ‘Dood, allemaal dood. Zo niet nu, dan zeker over een paar minuten. Dit is een dodenkamp, hier worden joden afgemaakt en wij zijn uitgekozen om te helpen.’

Werk betekent alles

Treblinka bestond uit twee gedeelten; een voorkamp waar de kleding van de vermoorde joden werd gesorteerd en een Totenlager. De gevangenen die niet door de selectie waren gekomen moesten zich in een barak uitkleden, waarna het haar werd afgeknipt. Voordat de joden door de koolmonoxide van een Russische tank zouden worden vergast, passeerden ze eerst de SS’er Franz Suchomel. Gezeten in een houten keet gaven de naakte mannen en vrouwen voor hun dood aan hem hun laatste aardse kostbaarheden af. Daarna liepen ze via de Schlauch het complex met de gaskamers binnen. Als eenmaal de ijzingwekkende kreten van de stervenden waren verstomd, stond het Sonderkommando klaar om de in elkaar verwrongen lichamen uit elkaar te trekken en op karretjes te vervoeren naar de massagraven.

Glazar en zijn vriend Karel Unger hadden geluk. Ze mochten in de kleermakerswerkplaats werken, waar hoge SS’ers bontjassen voor hun vrouwen kwamen scoren. De Tsjechen beseften al snel dat nette kleren ervoor zorgde dat de Duitsers hen beter behandelden dan de in lompen geklede Poolse joden. De rest van de kampbewoners keek op tegen de Tsjechen en zag ze ‘als goeie jongens’. Wójcik beschrijft hoezeer de gevangenen ontmenselijkten. Glazar, die een obsessie met hygiëne had, vertelt dat ze elke dag schoon ondergoed probeerden te krijgen. ‘Als ik een pyjama twee nachten aan had gehad, dan zat hij vol bloedvlekken, waar ik het ongedierte dat ’s nachts binnenkwam, had doodgeknepen. Dan dacht ik: morgen heb ik een andere nodig. Ik hoop dat er mooie zijden zijn: ze zijn al onderweg.’

Poolse geschiedvervalsing

In de loop van 1943 ruimden de nazi’s de bewijzen van hun massamisdaad op. Grote graafmachines groeven de lijken uit de massagraven op, waarna ze op enorme speciaal ontworpen roosters, werden verbrand. Bovendien merkten de gevangenen dat er nauwelijks nog transporten arriveerden, omdat de joden uit de omliggende steden allemaal al waren vermoord. ‘Er werd hardop over gepraat dat zodra de grafkuilen in het zuidwesten klaar zijn, er voor ons geen werk meer zal zijn, en dan zullen ze ons uit de weg ruimen, dus we hebben niets te verliezen.’ Koortsachtig werden er plannen gesmeed om in opstand te komen. Oekraïense bewakers – altijd belust op geld – werden omgekocht om wapens Treblinka in te smokkelen.

De definitieve datum werd vastgesteld op 2 augustus 1943. Wójcik schets in een spannend relaas hoe het complot door verraad bijna aan het licht kwam. Na de eerste explosies waren de Duitsers totaal verrast en sloegen aanvankelijk op de vlucht, omdat ze geen idee hadden waar de aanval vandaan kwam. Uiteindelijk hebben van de 900 gevangenen die in Treblinka waren, 80 opstandelingen de oorlog overleefd. Vele gevangenen vielen alsnog ten prooi aan Poolse buurtbewoners, die tegen betaling maar wat graag bereid waren ze aan de nazi’s uit te leveren.

Wójcik bewijst overtuigend dat de opstand het werk was van de joodse gevangenen zelf. Ze kregen geen hulp van het ondergrondse Poolse leger, Armia Krajowa. De Poolse historicus Jan Gozdawa-Golębiowski veranderde na de oorlog de joodse opstand in een Pools-joodse opstand ‘voor onze en jullie vrijheid’. Gozdawa-Golębiowski publiceerde in 1969 het artikel ‘Operatie Treblinka’, dat door de Poolse Academie van Wetenschappen werd uitgegeven en waarin hij zwaar leunt op de verklaring van de dubieuze getuige Władysław ‘Poraj’ Rażmowski. Polen had na het oplaaiende antisemitisme van het jaar ervoor een positief verhaal nodig. Alle door ‘Poraj’ genoemde feiten, zoals het tijdstip van de opstand en de bewering dat er partizanen in het bos klaarstonden om de opstandelingen te helpen, worden echter door overlevenden als Glazar tegengesproken. Wójcik laat geen spaan heel van deze schaamteloze vorm van geschiedvervalsing, die tot het moment van deze publicatie in de Poolse wetenschappelijke literatuur een hardnekkig eigen leven leidde.

Muziek / Album

Nieuwe muziek onder een nieuwe naam

recensie: The Chicks - Gaslighter

Op 4 maart brachten The Chicks het nummer “Gaslighter” uit, de eerste single van het gelijknamige album dat in juli zou volgen. Het is veertien jaar geleden dat de Texaanse band, voorheen The Dixie Chicks, nieuwe muziek uitbracht. Gaslighter is een persoonlijk album met een al even roerige voorgeschiedenis als het voorlaatste album van de band, Taking the Long Way, dat in 2006 verscheen.

Politieke ophef

Taking the Long Way werd geschreven en geproduceerd in de nasleep van een heftige periode voor de band, die bestaat uit leadzangeres Natalie Maines en zussen Martie Erwin Maguire en Emily Strayer. Toen de Verenigde Staten in 2003 op het punt stonden Irak binnen te vallen, bekende Maines tijdens een optreden in Londen dat ze zich ervoor schaamde dat toenmalig president George W. Bush eveneens uit Texas afkomstig is. Het was ongewenst dat countryartiesten zich politiek uitlieten, en ongebruikelijk dat de kritiek een republikeinse president betrof; countrymuziek geniet voornamelijk populariteit in de zuidelijke, conservatieve staten.

Maines’ uitspraak kwam de band duur te staan: radiostations weigerden hun muziek nog te draaien, voormalige fans vernielden hun albums en toursponsors trokken zich terug. Taking the Long Way was in veel opzichten een reactie op de controverse: met onder andere het Grammy-winnende “Not Ready To Make Nice” maakten The Chicks duidelijk dat zij geenszins van plan waren excuses te veinzen.

Een nieuwe naam

Gaslighter is opnieuw een persoonlijk album. De bandleden zijn in de afgelopen veertien jaar alle drie gescheiden van hun partners en verwerken hun verdriet in nummers als “Sleep At Night”, “Hope It’s Something Good” en “Everybody Loves You”. Behalve voor liefdesverdriet, een veelbezongen onderwerp binnen de countrymuziek, is er ook ruimte voor thema’s als hoop en woede. Het wraakgierige “Tights On My Boat” zorgt voor de luchtige noot op een bij vlagen zwaarmoedig album, terwijl “My Best Friend’s Wedding” ode brengt aan het alleen-zijn en het bewandelen van onbegaande paden. Ook het ondeugende “Texas Man” verhoedt dat Gaslighter al te jammerend gaat klinken.

Een van de sterkste nummers op Gaslighter is het politiek getinte “March March”, dat als single werd uitgebracht te midden van de wereldwijde Black Lives Matter-demonstraties die volgden op de dood van George Floyd. “March March” is tevens het eerste nummer dat de band uitbracht onder de naam The Chicks. Toen in de Verenigde Staten de discussie omtrent de verheerlijking van het slavernijverleden steeds verhitter werd, besloot de band een duidelijk standpunt in the nemen door het woord ‘dixie’ uit haar naam te verwijderen. Het woord verwijst naar de groep zuidelijke staten die tijdens de burgeroorlog als confederatie streden tegen de afschaffing van de slavernij.

Openlijk progressieve Chicks

De muziekvideo voor “March March” bevat beelden van verschillende politieke demonstraties, variërend van vrouwenrechten en klimaatverandering tot het door middelbare scholieren georganiseerde wapenprotest March For Our Lives, naar aanleiding waarvan “March March” geschreven werd. De tweede helft van het nummer is instrumentaal, waarbij een mooie solo is weggelegd voor Maguire’s ‘fiddle’, de viool met de karakteristieke bluegrass-sound. De videoclip onderstreept de smeekbede van de huilende viool met de almaar sneller voorbijflitsende namen van de vele slachtoffers van raciaal geweld in de Verenigde Staten.

The Chicks steken hun progressieve idealen niet onder stoelen of banken. De band lijkt bovendien vrede te hebben gesloten met verder populariteitsverlies onder haar conservatieve achterban. Maines verwijst in “March March” schouderophalend naar het verleden wanneer zij concludeert: “Half of you will love me, half already hate me.”

Kunst / Expo buitenland

Dulle Griet, goed of kwaad?

recensie: 'Dulle Griet' in de doorlopende tentoonstelling in het Museum Mayer van den Bergh

Antwerpen is een stad die belang hecht aan kunst en geschiedenis. De oude en historische gebouwen die je ziet terwijl je door de  straten van de stad loopt, fascineren je. Maar er valt tussen alle moderniteit sowieso een klein en vriendelijk gebouw op, het Museum Mayer van den Bergh.

Musea onthullen de ervaringen uit het verleden van die stad. Oorlogen, vrede, pijn, vreugde, prestaties, overwinningen, enzovoort. Ze zijn allemaal met elkaar verweven. Je voelt en ervaart ze allemaal tegelijkertijd op één plek tijdens je museumreis. Na het verlaten van het museum ben je niet meer dezelfde persoon. Je begint de genetische codes van de stad in je lichaam te voelen. Je bent nu deelgenoot geworden van de pijn en vreugde van de stad.

Bewonderenswaardige schildertechnieken

Mayer van den Bergh en zijn familie worden in de eerste werken afgebeeld. Deze zijn bij de ingang te zien. De schilderijen aan de muren en de afgebeelde mensen zijn ongelooflijk levendig. Het is alsof de mensen op de portretten even uit de schilderijen willen springen om je te verwelkomen. Daarnaast fascineren de donkerbruine houten meubels en open haard van het museum, de sierlijke kroonluchters die aan het plafond hangen de bezoekers en maken ze deel uit van het bezit van de familie Van den Bergh.

Dulle Griet (detail) , Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK

Dulle Griet

Op de bovenste verdieping hangt het prachtige werk van ‘Dulle Griet’ een van de belangrijkste werken van het museum. Het is een meesterwerk, gemaakt in 1563 door Pieter Breughel de Oude. Er zijn veel ongeloofwaardige details in het schilderij verwerkt, maar de meest opvallende figuur is ‘Dulle Griet’, die het schilderij zijn naam geeft.

‘Dulle Griet’ is groter afgebeeld dan de andere mensen op het schilderij. Terwijl die krachtige vrouw in harnas naar links rent naar de mond van de hel, zijn de vrouwen achter haar druk aan het plunderen. Op dat moment betreden mannelijke soldaten het podium aan de rechterkant. Er staan allerlei vreemde monsters, rare wezens en bizarre structuren op het schilderij. Het is net een horrorfilm. De horizon brandt rood. Op dit moment vervlochten dromen en werkelijkheid zich met elkaar.

Het schilderij toont een behoorlijk chaotische omgeving… Oorlog, vuur, vreemde wezens, een vrouw die naar de mond van de hel rent, plunderaars, soldaten… Waar is deze plaats? Waarom wordt ‘Dulle Griet’ in gigantische dimensies afgebeeld? Waarom is de horizon karmozijn? Waarom bestaan er rare wezens en wat willen ze doen? Wie vertegenwoordigt wie en wat? Zal het goede of het kwade overwinnen? Gedachten… Gedachten… Gedachten…

Opstandig

‘Dulle Griet’ wordt afgeschilderd als een mannelijk monster met een schubbig gezicht en scherpe tanden, botsend met wezens zonder haar koelbloedige houding te verliezen. De kostbaarste voorwerpen van ‘Dulle Griet’ zijn haar helm, harnas en het zwaard dat ze nam van de patriarchale hegemonie. Terwijl haar haar onder haar helm naar achteren wuift en haar gespannen gezicht richting de mond van de hel is gericht, lijkt ‘Dulle Griet’ vastbesloten om de hel te vernietigen.

Dulle Griet (detail), Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK

Zij en haar leger van vrouwen zijn in de hel; misschien hebben zij gezondigd en iemand gedood of verbrand. Misschien is de wereld waarin ze leven in een hel veranderd. Misschien rebelleerden ze voor veel dingen die ze nooit hebben meegemaakt. Misschien hebben zij allemaal het vrouwenleger bij elkaar gebracht.

Daarom belichaamt dit schilderij hoe de wereld werd veranderd in een hel voor vrouwen door licht te werpen op de patriarchale en hegemoniale staat van die periode, haar mannelijke wetten en haar seksistische opvatting van die samenleving.

Afscheid

Als het 17.00 uur is gaat het museum dicht. Je wilt nooit afscheid nemen van ‘Dulle Griet’, maar je moet wel. Een deel van je geest en hart blijft bij haar.

Als je ooit voorbij Antwerpen komt, vergeet dan niet om langs het Mayer van den Bergh Museum te gaan. Het is ook heel gemakkelijk te bereiken omdat het in het stadscentrum ligt. Het historische gebouw van het museum, de innerlijke ambiance, prachtige artefacten zijn zeer uitnodigend en ze zijn zeker het bekijken waard.

 

 

Kunst / Expo binnenland

Een wereld vol nostalgische plaatjes

recensie: Eddy Posthuma de Boer. De eerste foto van God

De tentoonstelling van Eddy Posthuma de Boer (1931) in het Fotomuseum te Den Haag concentreert zich op zijn oeuvre uit de jaren vijftig, zestig en zeventig. De foto’s die worden gepresenteerd zijn voornamelijk in zwart-wit. Ze geven een kijkje in de wereld van toen.

In de Volkskrant van 28 januari 2020 zegt hij zelf over deze tentoonstelling: “Het is een soort overzicht van mijn vroege werk. Toen ik het kort voor de opening zag, kreeg ik een beetje een idee dat ik al dood was, …”

De inmiddels achtentachtigjarige Posthuma de Boer werkte als fotograaf voor Nederlandse dagbladen en tijdschriften, o.a. voor Het Parool, de Volkskrant en Avenue. Voor Het Rode Kruis en Terre des Hommes reisde hij naar conflictgebieden, waar hij vooral de erbarmelijke omstandigheden van kinderen fotografeerde. Bovendien publiceerde hij veel fotoboeken.

De straat

Een belangrijk onderwerp in het werk van Posthuma de Boer is het straatbeeld uit de bovengenoemde jaren, vooral in Amsterdam. Zelf is hij een geboren en getogen Amsterdammer. In de jaren vijftig fotografeert hij daar het leven van alledag. Massa’s mensen op de fiets naar hun werk, een jongetje plassend op straat voor de etalage van de Bijenkorf, vrouwen met enorme kinderwagens en niet te vergeten André Hazes als klein jongetje op de Albert Cuyp Markt. In de jaren zestig legt hij de opkomst van de vetkuiven, de brommers en de jazz- en rock & roll muziek vast. Het gevestigde plaatje is aan het veranderen. In de jaren zeventig volgt Posthuma de Boer de werkloosheidscrisis. Hij maakt foto´s van protestdemonstraties en werkeloze mensen. Voor de mensen die zelf in die tijd opgroeiden, roepen deze foto’s veel herkenbare herinneringen op.


Hoge nood, 1955. © Eddy Posthuma de Boer

Band met literatuur

Posthuma de Boer heeft ook veel interesse in de literatuur. Hij maakt voor uitgeverij De Bezige Bij portretten van Jan Cremer, Jan Wolkers, Hugo Claus, Harry Mulisch en vele anderen. Met Cees Nooteboom (1933) reist hij de wereld rond. Aan de in Spanje gemaakte foto van een eenvoudige boer, gaf Cees Nooteboom de titel De eerste foto van God (1982), die ook verwijst naar zijn gedicht dat hij bij dit portret maakte. Hij stelt hierin de vraag of deze boer, die zo dicht bij de natuur staat en het land bewerkt, gezien kan worden als de schepper, of dat het de fotograaf is die deze betekenis creëert.


Jan Cremer, 1961. © Eddy Posthuma de Boer

Reizen

Posthuma de Boer bezocht vijfentachtig landen, zowel voor zijn opdrachten als fotojournalist als voor zijn eigen werk. De tentoonstelling laat hiervan maar een klein gedeelte zien, maar dit oeuvre is enorm. Ook hier weer veelal portretten van alledaagse mensen. We zien kinderen op straat in Noord-Ierland voor een muur waarop staat ‘No Pope Here’, een indringend portret van een Peruaanse boerenvrouw (1972) en een protesterende vrouw (voor De Gaulle) ten tijde van de mei-revolutie in Parijs (1968).

Het vroege werk van Ed van der Elsken wordt wel vergeleken met het werk van Postuma de Boer. Er zijn zeker overeenkomsten in de thematiek, maar toch heeft Posthuma de Boer niet dezelfde bekendheid gekregen. De reden daarvoor is niet bekend. Je zou kunnen zeggen dat Ed van der Elsken een zeer extroverte persoonlijkheid was en Posthuma de Boer niet. Hij zei over zichzelf in de in de bovengenoemde Volkskrant: “Ik loop nooit met mijzelf te koop. Bescheiden in de achterzaal, zeg ik altijd.”

Zoals gezegd heeft de tentoonstelling een hoog nostalgisch gehalte, wat in feite afdoet aan zijn verdere indrukwekkende oeuvre. Jammer dat de keuze van het museum zich voornamelijk tot deze periode heeft beperkt. Inmiddels werkt Posthuma de Boer alweer aan zijn nieuwe boek Big City Blues.