Boeken / Non-fictie

Een Britse kijk op de samenleving

recensie: Zadie Smith – Voel je vrij en Matt Haig – Planeet paranoia

In de zomer van 2018 publiceerden twee Britse auteurs een essayistische bundel over hedendaagse thema’s zoals technologie, de Brexit en sociale media. Zadie Smith publiceerde een verzameling essays in Voel je vrij en haar collega Matt Haig schreef het persoonlijke Planeet paranoia. Werpen zij een nieuw licht op deze thema’s?

De boekhandels liggen er vol mee: waarschuwingen tegen social media en hoe je staande te houden in deze drukke maatschappij. De boeken van Smith en Haig lijken in eerste instantie de zoveelste in de reeks. Omdat hun boeken tegelijk verschenen, is het interessant om te kijken hoe zij dit thema allebei hebben aangepakt. De twee boeken zijn in opzet verschillend: Smith verzamelde eerder gepubliceerde essays in Voel je vrij en Haig schreef met Planeet paranoia een persoonlijke kijk op een verwarde wereld. Bij een tweetal thema’s komen ze elkaar tegen; beiden zijn ze wantrouwend tegenover sociale media en zowel Smith als Haig pleit voor het behoud van de bibliotheek.

Zadie Smith – Voel je vrij

De Britse Zadie Smith is een zeer gewaardeerde auteur en essayist en naast haar schrijfwerk doceert ze aan de New York University. Deze twee ambachten komen op een mooie manier samen in haar bundel. De essays vormen een mix van persoonlijke beschouwingen en cultuurwetenschappelijke analyses:

“Mijn duidingen – als je ze zo kunt noemen – zijn eigenlijk altijd strikt persoonlijk.”

De essays zijn verdeeld in verschillende thematische blokken. Ze begint de bundel op een persoonlijke manier, met onder meer haar kijk op de Brexit (met een uitslag die haar verraste) maar verderop worden de essays theoretischer. Alsof je bij haar thuis begint en eindigt als student in de collegebank. De onderwerpen die ze aansnijdt lopen uiteen van een interview met Jay-Z tot een analyse van The social network, waarin ze met een goed staaltje omdenken Facebook onderuithaalt:

“Het lijkt me vooralsnog belangrijk om te beseffen dat Facebook (…) is ontworpen door een tweedejaarsstudent op Harvard die er de preoccupaties op na hield van een tweedejaarsstudent op Harvard. Wat is de status van je relatie, heb je wel een leven (kom met bewijzen, lever foto’s aan).”

Hiermee haalt Smith de angel uit de situatie en ontnuchtert ze de soms zware discussie over de problemen rondom het sociale platform. Een groot verschil met bijvoorbeeld de Nederlandse auteur Sidney Vollmer, die in zijn boek On/Off voornamelijk boos werd op de moderne technologieën.

Haar persoonlijke gedachtegangen zijn heerlijk om te lezen. Ze beschouwt haar onderwerpen van alle kanten en is niet bang om zichzelf ongelijk te geven (zoals in het essay over Brexit). De meer theoretische essays lezen alsof je haar colleges bijwoont. Wat knap is, is dat haar stukken persoonlijk en intellectueel tegelijk zijn.

Matt Haig – Planeet paranoia

Matt Haig heeft de laatste jaren voornamelijk twee soorten boeken geschreven: science fiction (De wezens, Het eeuwige leven) en het meer persoonlijke en autobiografische Redenen om te blijven leven, waarin hij zijn eigen depressie onderzoekt. Zijn nieuwste boek Planeet paranoia borduurt voort op dat laatste, al trekt hij het thema nu breder. Hij denkt na over de vraag hoe je jezelf staande kunt houden in deze verwarde wereld.

Planeet Paranoia is qua vorm een totaal ander boek dan Voel je vrij. Haig schrijft in een hybride vorm; hij weeft verschillende fragmenten tot een geheel. Die fragmenten zijn lijstjes, gedichten, persoonlijke relazen, wetenschappelijke benaderingen en zelfs korte stukjes fictie.

Op deze manier creëert hij een compleet beeld van de verwarde wereld en zo zit er ook voor iedere lezer wel een vorm van inspiratie in. Ook voorkomt Haig op deze manier dat hij te lang door predikt als een dominee. Zijn betogen (‘we moeten dit, jij moet zus en zo’) worden zo onderbroken met wat nuchterdere stukken, soms zelf met een vleugje optimisme. Dankzij deze aanpak behoudt hij het evenwicht en dat is wel zo prettig voor de lezer.

Smith en Haig komen elkaar tegen in hun visie op sociale media en het behoud van bibliotheken. In het eerste geval komen ze elkaar letterlijk tegen wanneer Haig Smith interviewt: “Ik gebruik mijn telefoon veel vaker dan Smith, maar desondanks – of misschien juist daardoor – deel ik haar zorg op veel punten.” En beiden pleiten ze voor een bibliotheek in elke stad, zoals Smith het zo mooi verwoordt: “Wat een goede bibliotheek te bieden heeft [is] niet makkelijk elders te vinden: een overdekte publieke ruimte waar je niets hoeft te kopen om er te mogen verblijven.”

Maar waar Zadie Smith je kan verwonderen met haar intelligente beschouwingen, daar is het boek van Matt Haig een prettig leesbare compositie die je al snel weer vergeet. Zo pakken twee boeken die op het eerste gezicht hetzelfde lijken, toch heel verschillend uit.

 

Voel je vrij                                    Planeet paranoia
Auteur:
Zadie Smith                     Auteur: Matt Haig
Uitgever: Prometheus                 Uitgever: Lebowski
Prijs: 25,99                                     Prijs: 19,99
ISBN: 9789044636147                  ISBN: 9789048845262
Beoordeling: 4 sterren                Beoordeling: 3,5 sterren

                

Kunst / Expo binnenland

Zoeken naar Rembrandt

recensie: Alle Rembrandts

Wie dezer dagen onvoorbereid het Rijksmuseum bezoekt wacht een teleurstelling. De tentoonstelling Alle Rembrandts is namelijk alleen toegankelijk voor wie een tijdslot heeft gereserveerd. Ook de titel is overdreven: de tentoonstelling laat niet alle Rembrandts zien, maar alleen die het Rijksmuseum altijd al had. De eerste indruk is dan ook van een nogal gehypet evenement, een goedkope marketingtruc van het Rijksmuseum.

Als het echter gelukt is binnen te komen blijkt niets minder waar. Alle Rembrandts is een mooi vormgegeven tentoonstelling die met tweeëntwintig schilderijen, zestig tekeningen en ruim driehonderd etsen een uniek beeld geeft van de geniale kunstenaar die Rembrandt was.

Zelfportret met de onderarm leunend op een stenen dorpel, 1639

Rembrandt de BN’er

Het Rijksmuseum wil met deze tentoonstelling vooral een  beeld geven van de mens Rembrandt. Dat is lastig, want over zijn leven is vrij weinig en over zijn persoonlijkheid vrijwel niets bekend. Dat Rembrandt een gewoon mens was is minder bijzonder dan zijn buitengewone talent als kunstenaar. Gewone mensen zijn er genoeg en daarvoor staat niemand in de rij. Voor het genie Rembrandt is dat wel de moeite waard. Toch lijkt het in dit Rembrandtjaar vooral te gaan om de man. Zo zijn er tentoonstellingen over Rembrandt als minnaar in Leeuwarden, als netwerker in het Rembrandthuis. Zelfs de stem van Rembrandt is gereconstrueerd. Zo weten we nu dat hij schilderij uitsprak als skilderai.

Jonge vrouw (Saskia?) zittend bij een raam, ca. 1638

Rembrandt werd al in de 19de eeuw, toen zijn verering als grootste Nederlandse schilder begon, voorgesteld als familieman en overal in zijn werk werden zijn naasten herkend. Zo werd de oude vrouw die een geliefd model was, niet alleen van Rembrandt, maar ook van Jan Lievens en Gerard Dou, gebombardeerd tot Rembrandts moeder. Die aanduiding is jaren geleden wegens gebrek aan bewijs al van de tekstbordjes verdwenen, maar keert nu voorzichtig terug in het Rijksmuseum. Steeds wordt op de bordjes gesuggereerd dat het wel eens zijn ouders of zijn vrouw zouden kunnen zijn die model zouden hebben gestaan, zonder dat daar bewijs voor is.

Rembrandt de kunstenaar

De prachtige vormgeving van Irma Boom, met wanden in koningsblauw en grijs, schept de perfecte sfeer voor optimale concentratie, ondanks de vele medebezoekers. Dat is nodig want al in de eerste zaal zijn de meeste werken niet veel groter dan een postzegel. Hier zien we meteen de kunstenaar aan het werk alsof we over zijn schouder in de spiegel kijken. Op tientallen zelfportretjes kijkt hij verbaasd, grimast, fronst, lacht of heeft hij zich verkleed. Het zijn geen selfies, het gaat niet om de man, maar het zijn studies in het weergeven van emoties en onderzoek naar het effect van licht en schaduw.

De drie kruisen, 1653

De tentoonstelling waaiert dan uit: via zogenaamde tronies en allerlei figuren uit de buurt, naar portretten, stadsgezichten en landschappen. De tentoonstelling eindigt met Rembrandt als verhalenverteller. Mythologische en vooral Bijbelse scènes laten zien hoe hij steeds exact het goede moment uit een verhaal koos om de grootste emotionele zeggingskracht te bereiken.
De grootste schoonheid bereikte Rembrandt door met scherpe blik de lelijkheid te kiezen als motief. Bedelaars zijn interessanter dan mooie jonge mensen, een half ingestorte schuur een beter onderwerp dan een paleis. Door het grote aantal werken wordt ook de onvermoeibare experimenteerlust van Rembrandt goed zichtbaar. Van sommige etsen zijn meerdere versies te zien, in andere heeft hij de Rembrandteske schaduwwerking zover doorgevoerd dat een vrijwel geheel zwarte prent overbleef.

Alle Rembrandts is een eenmalige en niet te missen tentoonstelling die een uniek en vrijwel compleet beeld geeft van Rembrandt als kunstenaar. Rijksmuseumdirecteur Taco Dibbits zei in NRC: ’Het doel van Alle Rembrandts is om de mens achter de kunstenaar te laten zien’. Of dat gelukt is is de vraag. Gelukkig laat de tentoonstelling vooral de genialiteit en de reikwijdte van Rembrandts kunstenaarschap zien. En daar gaat het tenslotte om.

 

Kunst / Expo binnenland

Een wild oeuvre

recensie: Jan Sluijters: de Wilde Jaren

‘Zoo’n kunstreis is toch onbetaalbaar. Je leert hier wat je niet moest leeren en verleert wat je geleerd hebt. Prachtig.’ De eigenzinnige kunstenaar Jan Sluijters had duidelijk geen hoge pet op van de academische kunstwereld, en dat is maar goed ook. Zijn vroege, experimentele oeuvre vormt het onderwerp van de tentoonstelling Jan Sluijters: de Wilde Jaren in het Noord-Brabants Museum.

Prix de Rome

De Wilde Jaren begint in 1904, wanneer de Brabantse Sluijters de befaamde kunstprijs Prix de Rome wint voor zijn schilderij De profeet Elisa en de zoon der Sunamitische vrouw. Hoewel de jury Sluijters’ toets wat te grof vond en zijn kleurgebruik te fel, voldeed het klassieke werk volledig aan de traditionele academische waarden. Het winnen van de Prix de Rome betekende dat Sluijters een aantal jaar op kunstreis door Europa mocht. De eerste zaal van de tentoonstelling toont werk uit de tijd die Sluijters doorbracht in Italië en Spanje. Hij had echter – tot frustratie van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten – veel meer interesse in Parijs, dat zich tot het centrum van de moderne kunstwereld had ontwikkeld. Uiteindelijk verruilde Sluijters Spanje dan ook voor Frankrijk en werd zijn studiebeurs stopgezet. Deze strubbelingen tussen Sluijters en de academie worden mooi geïllustreerd door enkele tentoongestelde brieven.

Kubistisch Damesportret, 1914, c/o Pictoright Amsterdam 2019

Ontwikkeling en context

De tentoonstelling is chronologisch ingedeeld en legt de nadruk op de ontwikkeling die het werk van Sluijters tussen 1904 en 1914 heeft doorgemaakt. Die ontwikkeling is groot: zo beginnen we bij de eerdergenoemde, haast classicistische Profeet Elisa en eindigen we bij abstracte werken als Composition de fleurs, een kleurrijk bloemenspektakel met duidelijke invloeden van Vassily Kandinsky. Sluijters’ invloeden komen sowieso ruimschoots aan bod; er vallen namen als Mondriaan, van Gogh, Picasso en Braque en er wordt werk van leeftijdgenoten Kees van Dongen en Leo Gestel, die een vergelijkbare ontwikkeling doormaakten, naast dat van Sluijters gehangen. De Wilde Jaren biedt zo een ijzersterke context voor Sluijters’ vroege oeuvre.

Bal Tabarin, 1907, c/o Pictoright Amsterdam 2019

Afwijzing

Sluijters’ experimentele beginjaren zorgden ervoor dat hij vaak in de clinch lag met de gevestigde orde en hij moest veel afwijzingen incasseren. Zo ook voor wellicht een van zijn mooiste schilderijen, Bal Tabarin. Voor dit werk nam Sluijters de moderne verlichting als onderwerp en de felle lampen die hij boven de dansende menigte schilderde spatten dan ook van het doek af. Staande voor het schilderij, met het toegevoegde detail van de achtergrondmuziek in de audiotour, voelt het voor de bezoeker bijna alsof je je daadwerkelijk in de Parijse danszaal begeeft. In 1907 was het Stedelijk Museum echter minder enthousiast, en het werk werd geweigerd voor de tentoonstelling Levende Meesters. Verderop in de zaal is te zien hoe Sluijters dit soort afwijzingen heeft verbeeld in het aquarel Geweigerd. We zien de kunstenaar zittend in een stoel, zijn hoofd steunend op zijn hand, het toonbeeld van ontmoediging. Naast hem staat zijn schilderij Femme qui s’embrassent, dat door de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae was geweigerd en niet lang daarna van zaal werd gehaald in het Stedelijk. Later maakte Sluijters nog een tweede versie van Geweigerd, waarin hij zichzelf vergeleek met Vincent van Gogh, maar deze is helaas niet te zien in De Wilde Jaren.

Jan Sluijters: de Wilde Jaren is simpel opgezet. De thema’s zijn chronologisch ingedeeld, de vormgeving is rustig en het einde is wellicht iets abrupt: zonder al te veel conclusie of afsluiting sta je ineens tussen de werken van Jeroen Bosch. Er is echter niet veel nodig om het veelzijdige werk van Sluijters tot zijn recht te laten komen. Het Noord-Brabants Museum laat de kunst veelal voor zichzelf spreken en biedt daarbij een sterk opgebouwde context. Het resultaat is een prachtig overzicht van de beginjaren van een toonaangevend modernistisch kunstenaar.

Theater / Voorstelling

Roeland Fernhout maakt indruk als feeks

recensie: Het temmen van de feeks - Toneelschuur Producties

De aanstormende jonge regisseur Nina Spijkers gebruikt Het Temmen van de Feeks van William Shakespeare als uitgangspunt om seksisme te onderzoeken. Dat levert een mooie Katherina op.

Katherina, de feeks, is zelfstandig, superslim en wordt door iedereen vanwege haar scherpe tong gevreesd. Niemand wil echter met haar trouwen. Haar jongere zus Bianca daarentegen wordt omringd door aanbidders. Vader Baptista heeft besloten dat Bianca niet mag trouwen voordat Katherina een bruidegom heeft gevonden en hij van haar af is. Hij hoopt dat Bianca’s aanbidders daarom hun best zullen doen een kandidaat te vinden voor Katherina en voilà, het werkt. Petruchio is de naam.

Mysogynie of liefde?

De scène waarin Katherina en Petruchio elkaar voor het eerst ontmoeten is flitsend met rappe dialogen vol seksuele toespelingen. Het is hun allereerste verbale duel en het eindigt in gelijkspel. De scène in de hier besproken Feeks kan overigens nog wel wat snelheid en vuur gebruiken. Petruchio wordt Katherina de baas op een manier die bij veel mensen, zeker feministen, weerzin opwekt vanwege de veronderstelde vrouwenhaat. Er zijn ook andere opvattingen: Ivo van Hove bijvoorbeeld interpreteerde wat er tussen beiden gebeurde in zijn bewerking als liefde. Misschien niet een liefde die voor iedereen te begrijpen is, maar wel perfect passend bij deze in hun gemeenschap als buitenbeentjes geldende mensen. Zijn opvatting leverde een prachtige, krachtige Temmen van de Feeks op.

Spijkers is een vrouw die leeft in het #MeToo-tijdperk. Zij wil onderzoeken waarom de vrouw altijd als slachtoffer van de man gezien wordt. Kan dat ook anders? De man als slachtoffer? Bij haar spelen de vrouwen de mannenrollen en omgekeerd.

De actrices lopen in kekke pakken en nemen stoere mannenhoudingen aan, de acteurs dragen korsetten en nepborsten. Helaas voor de vrouwen vind ik de mannen, Roeland Fernhout als Katherina en Xander van Vledder als Bianca, het interessantst. Dat heeft niets met sekse te maken maar alles met hun acteren. Astrid van Eck als Petruchio is koud en wreed maar heeft de rol nog niet helemaal te pakken. Ze overschreeuwt zichzelf soms en is eigenlijk op haar sterkst als ze bij de huwelijksvoltrekking een prachtige bruidsjurk draagt. Een grotere hak had ze Katherina niet kunnen zetten.

Ontroerend

Fernhouts Katherina maakt de meeste indruk. Zij is razend, maar ook bedroefd, logisch als je vader je niet ziet staan. Fernhout is ouder en forser dan de andere spelers. Hij heeft een grijzende baard en loopt te wankelen op zijn hakken, maar zijn uitstraling ontroert. Je kan niet anders dan met hem meeleven in zijn eenzame strijd.

Aan het einde van de voorstelling zien we de controversiële slotmonoloog waarin Katherina mannen op een voetstuk plaatst op bijzondere wijze vormgegeven, onmiddellijk gevolgd door een heftige laatste scène waarmee Spijkers feministen ongetwijfeld gelukkig maakt.

Desalniettemin loopt deze Feeks nog niet soepel. De toch al overvolle plot wordt nog drukker door talloze zijsprongen. Sommige daarvan zijn echter wel origineel. Vooral de keuze om vader Baptista door drie mannen tegelijk te laten spelen is erg geestig. Trouwens, als er iemand in dit stuk een vrouwenhater is, is het wel pa Baptista. Had die niet wat steviger aangepakt mogen worden?

Bezoekers bij de Vorkurs van Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.
Kunst / Expo binnenland

De blijvende invloed van Bauhaus

recensie: Nederland Bauhaus: Pioniers van een nieuwe wereld
Bezoekers bij de Vorkurs van Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Zoals haast elke hippe tentoonstelling in modern museumland begint ook Nederland <-> Bauhaus: Pioniers van een nieuwe wereld met een onderdompelende ervaring. Zelf ervaren blijkt echter niet alleen populair in de eenentwintigste eeuw (met zijn overprikkelde millennials en hun korte spanningsbogen). Nee, ook in 1919 was ervaring hot.

Bij de oprichting van het Bauhaus, een kunstopleiding in Duitsland tussen 1919 en 1933, geloofde een groep vooruitstrevende creatievelingen dat studenten optimaal leerden als zij al het voorgaande vergaten en simpelweg ervoeren. Alleen door een ‘Vorkurs’ waarin niet kennis, maar juist de ontdekking centraal stond konden zij onbevooroordeeld creëren.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

En zo begint ook de bezoeker met een gesimuleerde ‘Vorkurs’ zijn reis door het museum. In de eerste drie zalen ligt de focus op de ervaring van kleuren, materialen en vormen. Er is een lichtgevende driehoek die van kleur verandert als je hem aanraakt. Er is een tafel waar je scala aan materialen voelt. Ook zijn er houten figuren die je van een plat vlak de diepte in kunt toveren. De ‘Vorkurs’ veroorzaakt veel speelplezier.

Na deze ervaring komt toch ook de klassieke informatie. De introductiefilm legt de relatie tussen Bauhaus en Nederland bloot. Kernfiguren komen aan bod en er wordt ingegaan op de communicatiemiddelen tijdens het interbellum. De film biedt een overzichtelijke introductie op het ogenschijnlijk chaotische vervolg van de tentoonstelling.

Hart van de tentoonstelling

Het hart van Nederland Bauhaus bevindt zich in de ruime Bodonzaal. Bij binnenkomst overvalt een wirwar van vitrines, kriskras geplaatste wanden met schilderijen, vloertekeningen en uithangborden je. Tekst op de wand maakt het helderder: de tentoonstellingen is opgedeeld in 26 ‘knooppunten’. Drie knooppunten staan centraal: Bauhaus I, – II, en – III.

Bauhaus I gaat over de begindagen van de opleiding. Eromheen vind je voorlopers. Dat is soms verrassend, want hoewel de strakke lijnen en primaire kleuren een belangrijke rol zouden gaan spelen, was bij de start vooral het ambachtswerk belangrijk. Dat zie je bijvoorbeeld terug in het glas in loodraam de Geboorte van Christus uit 1911/12 van Johan Thorn Prikker. Hier is ook relatief veel werk uit de eigen collectie van Boijmans te zien, waaronder het topstuk Lyrisches (1911) van Wassily Kandinsky.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

In Bauhaus II verliest het ambacht de centrale positie en verschuift de aandacht naar de relatie tussen kunst en techniek. Hier staan veel bureaulampen en gestroomlijnde buisstoelen. Grappig is dat je dit soort interieur ook nu nog regelmatig tegenkomt. Ook opvallend is een filmpje van een aan Bauhaus gelieerd ballet (Triadisches Ballett van Oskar Schlemmer) waarin een danseresje in geometrisch gevormd kostuum ronddanst.

In Bauhaus III wordt tot slot de groeiende aandacht voor architectuur en stedenbouw benadrukt en benoemd dat de opleiding er twee richtingen bijkreeg: fotografie en reclameontwerpen. In dit gedeelte van de tentoonstelling vind je een hoop affiches en posters. Hoewel de ontwerpen nog steeds aantrekkelijk zijn, zijn de onderwerpen veranderd. Zo zie je aanlokkelijk gepresenteerde plaatjes van sigaretten.

De rest van de knooppunten zijn, hoewel ze misschien minder centraal staan, niet minder interessant. In een tentoonstelling over het Bauhaus in Nederland kunnen de banden tussen de opleiding en de Nederlandse De Stijl natuurlijk niet ontbreken. Er zijn werken van Mondriaan opgesteld en we zien een aantal Rietveld meubels.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Kracht en zwakte

Eigenlijk wordt elk aspect van het Bauhaus, elke verbinding en elke afgeleide belicht en daarin schuilt zowel de kracht als de zwakte van de tentoonstelling. Nederland Bauhaus maakt de bezoekers bewust van de enorme verspreiding van het Bauhaus gedachtegoed en de esthetiek zonder daarin kunstmatig te definiëren. Het toont herkenbare objecten en beelden en slaat zo een verbinding tussen toen en nu en de ‘Vorkurs’ is een ware vondst die je meteen meesleept.

Tegelijkertijd is het door de chaotische opstelling in het hoofdgedeelte soms moeilijk een rode draad te ontwaren en is een uitleg van de vormentaal en principes van het Bauhaus beperkt. Verder is de informatie ruim voldoende. Hoewel de makers van de tentoonstelling adviseren om een tablet met extra informatie mee te nemen is dat eigenlijk niet nodig.

Toch blijft Bauhaus je bij. Hopelijk is de herinnering nog zeven jaar helder, want dat is hoe lang Boijmans Van Beuningen de deuren sluit voor een grootschalige verbouwing. We zullen dit kunstwalhalla missen.

Theater / Voorstelling

Als gouden bergen uitblijven

recensie: De Nationale Opera: Girls of the Golden West

Peter Sellars’ en John Adams’ antiwestern Girls of the Golden West heeft een duidelijke boodschap, maar het gefragmenteerde verhaal weet minder te prikkelen dan de muziek.

Girls of the Golden West is de openingsvoorstelling van het Opera Forward Festival, een initiatief van De Nationale Opera dat in het teken staat van nieuw werk en nieuw talent. Peter Sellars en John Adams, respectievelijk in de zestig en zeventig, zijn weliswaar niet meer de jongsten, maar hebben zowel individueel als samen de operawereld vernieuwd met gewaagde eigentijdse opera’s met een vaak maatschappijkritische insteek. Ook in Girls of the Golden West, over de Californische gold rush in het midden van de negentiende eeuw, zijn de parallellen met de actualiteit niet te missen.

Goud zonder glans

Het idee van Girls of the Golden West kreeg Sellars toen hij gevraagd werd voor de regie van Puccini’s La Fanciula del West. In deze opera wordt een romantisch beeld geschept van de Californische goudkoorts. Het Californië van Adams en Sellars is echter weinig idyllisch. Bij aankomst blijkt voor de meeste mijnwerkers al dat er hier vrij weinig te halen is. Er ontstaat een gewelddadige ad-hocsamenleving, met als belangrijkste faciliteiten saloons en hoerenkasten. De frustratie en teleurstelling over het uitgebleven goud slaat om in een dictatuur, waarbij de mijnwerkers hun woede afreageren op de minderheden – vrouwen, mensen met een Afrikaanse of Latijns-Amerikaanse achtergrond en de oorspronkelijke bevolking van Amerika. Deze laatste groep is niet vertegenwoordigd in de personages, maar wordt wel benoemd: er stierven immers in een klein decennium honderdduizenden Indianen aan de kolonisering van Californië.

De muziek van Adams is stuwend en dynamisch, een staalkaart van de verschillende technieken die hij de afgelopen vijftig jaar heeft gebruikt. Er is een sterk contrast tussen de monotone koorpassages – bijna spreekkoren – en de lyrische melodielijnen van de eenling. Adams grillige klanken passen goed bij de hectische, explosieve groei van de mijnwerkerssteden en worden daarbij nog eens krachtig gespeeld door het Rotterdams Philharmonisch Orkest, onder leiding van Grant Gershon.

Onttoverd

Even eclectisch als Adams’ muziek is het libretto van Sellars, waarbij hij zich heeft laten inspireren door tal van bronnen. Krantenberichten worden geplaatst naast mijnwerkersliedjes, activistische toespraken en passages uit Macbeth. Een belangrijke rol is toebedeeld voor de dagboekfragmenten van Dame Shirley, een welgestelde vrouw uit New Jersey die de goudkoorts uitvoerig heeft beschreven. Maar waar de muzikale variatie wervelend werkt, vertelt het samengestelde libretto een fragmentarisch verhaal. De personages zijn archetypisch en weinig complex – de onderdrukte individuen als slachtoffer van een briesende, anonieme mijnwerkersmassa – waardoor de opera in psychologisch opzicht niet erg spannend wordt.

Het is duidelijk dat Sellars en Adams de ontreddering van de goudzoekers willen spiegelen aan de teleurstelling van de huidige witte middenklasse, die omslaat in woede jegens zondebokken. Deze boodschap wordt gebracht met prachtige muziek, fonkelende decors en levendige, groots opgezette groepsscènes. De potentie is er, alle elementen lijken aanwezig, maar door het gebrek aan frictie boet Girls of the Golden West aan urgentie in.

Erwin Olaf, Palm Springs, The Kite, 2018. © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Kunst / Reportage / Reportage
special: Erwin Olaf – I Am
Erwin Olaf, Palm Springs, The Kite, 2018. © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Overdonderende dubbeltentoonstelling

Het Gemeentemuseum en het Fotomuseum in Den Haag brengen een eerbetoon aan de Nederlandse fotograaf Erwin Olaf (1959), die dit jaar zestig jaar wordt. De overzichtstentoonstelling is opgesplitst in twee delen. Het Fotomuseum toont werk uit zijn beginjaren (1980-2000) en het Gemeentemuseum vanaf 2000 tot 2018.

“Wat ik het liefst wil laten zien, is een perfecte wereld met een barst erin. Ik wil het beeld verleidelijk genoeg maken om mensen mijn verhalen in te trekken, en dan een klap uitdelen.”

Erwin Olaf, Chessmen, XVII, 1988 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Erwin Olaf, Chessmen, XVII, 1988 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Dit zijn woorden van Erwin Olaf zelf. En als bezoeker zul je dat zelf ervaren. Zijn portretten, scenes, installaties en filmpjes hebben allemaal een diepere betekenis, die voor iedereen anders kan zijn. Dat is zo intrigerend in zijn werk. Zijn werken vertellen verhalen en roepen daarmee veel vragen op. Je kunt je eigen verhaal erbij verzinnen of het ‘verklarende’ bordje naast de foto lezen. De foto’s zijn perfect; alles is tot in het kleinste detail geënsceneerd.

De beginjaren

Als Olaf tweeëntwintig jaar is maakt hij zijn eerste studio opnames. Op de School van Journalistiek in Utrecht kiest hij fotograferen, omdat hij dat leuker vindt dan schrijven. Hij is geïnteresseerd in mensen, maar ook in de schilderkunst, met name het effect van licht en donker. In zijn serie Ladies Hats (1985-94) is zijn bewondering voor Rembrandt overduidelijk. Olaf begeeft zich in het uitgaansleven van Amsterdam. Hij is zelf homoseksueel en fotografeert het theatrale van het nachtleven.

Een paar jaar na zijn afstuderen maakt hij in opdracht de serie Chessmen (1987-88). Hij kiest als uitgangspunt het schaakspel met tweeëndertig foto’s. Inhoudelijk kiest hij voor macht en onderdrukking in een sadomasochistische entourage. De foto’s in het Fotomuseum zijn voor een groot deel in zwart-wit en gemaakt met een Hasselblatt camera. Naast de foto’s van Olaf zelf, heeft hij ook een galerij ingericht voor zijn inspiratiebronnen zoals: Man Ray, Robert Mapplethorpe Tineke Dijkstra en Hans van Manen. Maar Olaf blijft zichzelf ontwikkelen; van analoog werkende fotojournalist naar digitale beeldmaker en verhalenverteller.

Erwin Olaf, Keyhole #6. 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery.

Erwin Olaf, Keyhole #6. 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery.

De meester

De digitale fotografie heeft Olaf veel meer ruimte gegeven. Hij kan zijn foto’s naar eigen idee op esthetisch, politiek en sociaal maatschappelijk niveau manipuleren en vormgeven. Ook integreert hij zijn foto’s in bewegende beelden en installaties, zoals Keyhole (2012-13), waarbij je als toeschouwer door twee sleutelgaten kunt kijken en je afvragen wat zich daar nu daadwerkelijk afspeelt.

Rond 2012 besluit Olaf een drieluik te maken over de steden Berlijn, Shanghai en Palm Springs. Het is zijn meest recente werk. Hij geeft door middel van zijn intrigerende foto’s zijn visie over de mensen op deze plaatsen.

Berlijn, 2012

Het Interbellum is een periode waar Olaf door wordt gefascineerd. In het Berlijn van de jaren twintig zijn de mensen euforisch na de Eerste Wereldoorlog, maar er is ook een teloorgang te zien van waarden. Het schilderij Der Salon I, 1921 van Otto Dix is zijn uitgangspunt voor de foto Clärchen’s Ballroom, Mitte. Hij ziet ook een strijd tussen oud en jong en vindt dat het kind in de Westerse samenleving steeds meer macht krijgt. Hij fotografeert dan ook kinderen die macht uitstralen op een allesbehalve prettige manier. De foto Portrait 05 toont een jong meisje met blonde vlechten geheel gekleed in perfect zwart leer en zwarte rijglaarzen. Zij zit op een veel te hoge stoel en kijkt met een strakke verkilde blik de ruimte in. Op de foto Masonic Lodge, Dahlem, zie je een blank jongetje in een zwart pak, met leren handschoenen aan, wijzen naar een prachtige donkere man. Deze draagt alleen een soort badpak dat behangen is met onderscheidingen. Hij staat op een karretje met vier wielen en ziet eruit alsof jij een pop is.

Erwin Olaf, Berlin, Freimaurer Loge Dahlem, 22nd of April, 2012, 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Erwin Olaf, Berlin, Freimaurer Loge Dahlem, 22nd of April, 2012, 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Midden in de zaal staat een carrousel. Je ziet een geknielde en geblinddoekte clown, die er triest uitziet. Daaromheen draaien kinderpoppen zonder hoofd met allerlei verschillende kostuumpjes aan in de rondte terwijl ze een liedje zingen. Je krijgt er een onbehaaglijk gevoel bij.

Shanghai, 2017 en Palm Springs, 2018

Terwijl Shanghai de stad van de toekomst zou moeten zijn volgens Olaf, portretteert hij een aantal jonge vrouwen in bewegende beelden (Shanghai). Ondanks het feit dat hun uiterlijk perfect is, is hun gemoedstoestand vreselijk triest. Ze lijken te smeken om hen te verlossen van hun verborgen eenzaamheid. Deze serie spreekt boekdelen! Alles wat zo mooi lijkt, is fake!

Hoewel Palm Springs een in de woestijn gelegen stad in Californië creëren de mensen daar hun eigen paradijzen. Olaf stelt in zijn verhalende foto’s de vraag of ze daar gelukkig zijn. Op de foto At the Pool, zie je op de voorgrond een gezette dame die naar een jong knap meisje aan de rand van het zwembad kijkt. Wat is hun relatie? Beide zien er niet echt gelukkig uit. Olaf geeft een hint met het boek Lolita van Vladimir Nabokov dat open op de terrastafel ligt.

Erwin Olaf, Shanghai, Huai Hai 116, Portrait #2, 2017 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Erwin Olaf, Shanghai, Huai Hai 116, Portrait #2, 2017 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Op de foto The Kite zie je aan de ene kant een donkere vrouw en een klein halfbloed meisje. Ze staan op een ruw terrein, waar ze aan het picknicken zijn. De vlieger van het meisje (de vlag van de VS) is aan de andere kant, in een park met windmolens in een verdorde boom gekomen en gescheurd. Ook hier vraag je je af wat er aan de hand is.

Aanrader

Dit is met recht een overdonderende tentoonstelling. Het vele werk dat is te zien laat aan de ene kant zijn technische ontwikkeling zien, maar ook zijn kracht om zichzelf steeds te vernieuwen. Bovendien weet hij de toeschouwer steeds te aan te zetten om zijn eigen fantasie te gebruiken. Terugkijkend op zijn werk komt er eigenlijk maar een overkoepelend thema ter sprake: vrijheid en hoe die vrijheid op allerlei manieren wordt onderdrukt of beperkt. Zelfs zijn foto’s van de Koninklijke familie dragen dit gevoel uit.

Theater / Voorstelling

In gesprek met een nette nazi

recensie: Bo Tarenskeen - SPEER

In SPEER vervolgt Bo Tarenskeen zijn onderzoek naar het kwaad. Nadat hij eerder al voorstellingen maakte over Adolf Eichmann, Henry Kissinger en Martin Heidegger, staat in SPEER Hitlers hofarchitect Albert Speer centraal.

Speers architectuur was de bouwkundige uitdrukking van de nationaalsocialistische totalitaire ideologie. En de uitdrukking van Hitlers megalomanie: alles moest groot, groter, grootst. Speer ontwierp gebouwen waarin het individu moest verdwijnen om te transformeren tot een bewonderend subject, of liever nog: een bewonderende massa. Speers bouwprojecten strookten niet alleen met Hitlers esthetische voorkeuren, hij wist ze ook buitengewoon snel en efficiënt te realiseren – wat hem  in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog de ministerspost voor bewapening opleverde. In die functie wist hij een allang verloren oorlog nog jaren te rekken, met miljoenen doden tot gevolg.

Interview

Voor zijn aandeel in de oorlog heeft Speer twintig jaar in de gevangenis gezeten. Dat zijn straf zo laag uitviel, heeft er mee te maken dat hij zijn rechters kon overtuigen dat hij geen hartstochtelijke nazi was. Eerder een ambitieuze, maar naïeve kunstenaar en getalenteerd manager die per ongeluk in een schurkenkabinet verzeild was geraakt. Verder nam hij als een van de weinige nazi-kopstukken verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden van het Derde Rijk, maar beweerde hij ook van de Holocaust niets af geweten te hebben. Zo creëerde hij de mythe van een ‘nette nazi.’ Een mythe die na zijn dood overigens hard onderuit gehaald is. Onder meer in een recente biografie van historicus Magnus Brechtken

In SPEER wordt Albert Speer (Bo Tarenskeen) in een naoorlogse setting geïnterviewd door een architectuur-critica (Laura Mentink). Haar outfit refereert naar het Bauhaus, de door haar geprefereerde architectuurstijl waarin alles draait om functionaliteit en dienstbaarheid aan mensen – het tegenovergestelde van alles waar Speer voor staat. Achter hen doemt het nooit gerealiseerde Pantheon van wereldhoofdstad ‘Germania’ op, verreweg het meest megalomane project waar Hitler en Speer zich voor enthousiasmeerden: een koepel vier keer zo groot als zijn inspiratiebron in Rome. Verder is het decor kaal, het lichtplan simpel en het spel bedachtzaam.

De menselijke maat

In die rust ontstaat een gesprek over architectuur en wat architectuur voor mensen kan of moet betekenen. Staat het in dienst van de mensen of dient het de mensen op te voeden? Moet de menselijke maat aangehouden worden of dien je daar juist ver bovenuit te stijgen? En, hoewel veel implicieter, in hoeverre kan architectuur leiden tot kwaadaardigheid? Tarenskeen zet met overtuiging een bedachtzame en gecultiveerde Speer neer die erbij blijft dat hij geen boze schurk was. Hij noemt zichzelf ‘extreem neutraal.’ Goed gekozen woorden omdat Speer hiermee impliciet toegeeft wel degelijk een extremist te zijn geweest.

Minder overtuigend is Mentink als het personage van de interviewende architectuur-critica. Haar speelstijl is weifelend en zoekend, misschien om daarmee te contrasteren tegen de zelfverzekerde Speer – maar het werkt niet goed. Het irriteert zelfs een beetje, omdat het onduidelijk blijft hoe dit personage zich verhoudt tot de architect naast haar. Wat wil ze van deze man? Die onduidelijkheid wordt verder gevoed door enkele merkwaardige regie-keuzes. Ergens op de helft van het stuk loopt de interviewer plotseling van het toneel af en laat haar gast alleen. Waarom? En even later komt ze weer net zo plotseling terug en gaat pardoes op de grond liggen. In een minimale setting zoals die van SPEER zijn dit soort momenten drastische breuklijnen waarvan je verwacht dat ze betekenis hebben. Die betekenis blijft echter uit, waardoor een gevoel van willekeurigheid ontstaat.

De Bijlmer

Dat neemt niet weg dat SPEER wel een aantal interessante ideeën uitwerkt. Zo wordt er gewezen op de ironie dat weinig van Speers grote bouwwerken die het duizendjarige rijk moesten overleven, tegenwoordig nog overeind staan. En juist een ander icoon uit de nazi-architectuur, dat nooit bedoeld was om gezien te worden, laat staan indruk te maken, wordt heden ten dage door honderdduizenden mensen per jaar bezocht: Auschwitz.

Ook wordt er  meerdere malen een link gelegd met de Bijlmer. De Amsterdamse wijk waar de architectuur-critica is opgegroeid en warme herinneringen aan koestert. Ze sympathiseert met de filosofie waarop de Bijlmer is gebouwd. Een filosofie waarin de mens centraal staat, wat in de praktijk betekent: veel rust, groen en autowegen die door de lucht zweven zodat er op de grond alle ruimte is voor bewoners. Wederom het tegendeel van Speer. Althans op eerste gezicht, want net zo goed haalt ze troost uit het bekijken van de eentonige en identieke flats tegenover de hare. In elke flat beziet ze weer tientallen ruiten, en achter elke ruit speelt zich telkens één leven af. Een leven dat gereduceerd is tot een vierkant en waar zijzelf niets mee te maken heeft. Zo lijkt de menselijke maat ook in de Bijlmer even ver weg.

Film / Films

De doofpot als dagelijks gereedschap

recensie: The last son (vod/dvd)

The last son is een parabel voor de politiek in tijden van Trump, gegoten in de vorm
van de reconstructie van een historische doofpotaffaire. Nauwgezet laat de film zien hoe in 1969 een nieuwsgebeurtenis wordt geframed en feiten er ook toen al niet toe deden.

Het heet de vloek van de Kennedy’s. Er waren eens vier broers uit een invloedrijk politiek
geslacht. Het kwartet leek voorbestemd voor hoge posities totdat het noodlot keer op keer toesloeg. Broer 1, Joe, sneuvelde in 1944 als piloot in de oorlog. Broer 2, John F., bracht het tot president maar werd in 1963 in Dallas omgelegd door Lee Harvey Oswald. Broer 3, de presidentskandidaat Robert, werd in 1968 buiten een hotel in Los Angeles neergeschoten door Sirhan Sirhan.

Broer 4, het nakomertje Teddy, leek de gedoodverfde opvolger als president, totdat hij in 1969 naar een besloten feestje voor campagnemedewerkers gaat op het eilandje Chappaquiddick, vlakbij het elitaire vakantie-eiland Martha’s Vineyard aan de Amerikaanse oostkust.

Te water

Teddy verlaat ‘s nachts het feestje met in zijn auto medewerkster Mary Jo Kopechne. Onderweg naar het strand gaat het mis. De auto raakt bij een brug te water. De aangedane en gewonde Teddy vlucht weg van de plaats van het ongeval. Samen met zijn vrienden keert hij terug om Kopechne te redden, maar hij verzuimt de politie te waarschuwen. Na een vergeefse zoektocht, sluit hij zich op in zijn hotel. De volgende dag treft de politie de gekantelde auto en het ontzielde lichaam van Kopechne aan.

Het ‘Chappaquiddick-incident’ is in de film slechts de aanloop naar alle pogingen van Teddy en zijn adviseurs om de laffe daad te verhullen en schade aan zijn politieke carrière te voorkomen. Aanvankelijk vertrouwt de labiele Teddy nog de adviezen van zijn neef Joe, maar dan begint zijn dominante vader zich met de affaire te bemoeien en begint er een spel van liegen, draaien, spinnen en framen. Dat leidt tot fascinerende politieke machinaties waarbij waarheid, feiten en uiteindelijk de moraal steeds verder uit beeld verdwijnen en alles draait om beeldvorming. Hoe herkenbaar in deze tijd van Trump en fact free politics.

Cynisch

The last son is een verhaal met cynische, opportunistische en huichelachtige personages. De kijker kan zich eigenlijk alleen identificeren met neef Joe, die tijdig afstand neemt van het amorele lobbywerk. Door zijn ogen volgen we een deel van de ontwikkelingen.
Verwacht dus geen ontroerend verhaal over noodlot en ongeluk in de belangrijkste politieke familie van Amerika. Acteur Jason Clarke zet Teddy Kennedy neer als een besluiteloze zwakkeling. Wel biedt regisseur John Curran (Tracks, The painted veil) een spannend inkijkje in een vies en vuig politiek bedrijf waar een doofpot tot het dagelijks gereedschap behoort. Dankzij de smaakvolle aankleding en muziek kijkt The last son ook nog eens lekker weg.

 

Theater / Voorstelling

De destructieve kracht van een kunstenaar

recensie: Frascati Producties / Charli Chung - Don Caravaggio

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums, grootse emoties en bijbehorende gebaren. Alles gelukkig met een vette knipoog.

Iedereen is verliefd op Don Caravaggio, zijn vrouw Elvire, bediendes en het boerenvolk. Verliefd op zijn charmes, levenslust, lichaam en talent om te scheppen. En Caravaggio, op zijn beurt, is verliefd op iedereen – niet in de laatste plaats op zichzelf. In Don Caravaggio van Frascati Producties zien we hoe de Italiaanse schilder, die een aantal van de grootste kunstwerken van de wereld op zijn naam heeft staan, voor zijn naaste omgeving vooral een destructieve kracht is.

Regisseur Charli Chung modelleert zijn Caravaggio naar de beroemde hartenbreker Don Juan, zoals Molière hem portretteerde in zijn gelijknamige toneelstuk. Zo voegt Chung twee karakters samen die in ieder geval één gemene deler hebben: de drang om hun levens te leiden zoals ze dat zelf willen; op basis van hun eigen passies en ongeacht sociale conventies en algemeen geldende (zedelijke) normen en waarden.

Centraal in Don Caravaggio staat de liefdesrelatie tussen de Don (Marius Mensink) en zijn muze Elvire (Judith van den Berg). Zijn liefde voor haar is oprecht, maar hij houdt even oprecht van anderen – zoals een pas ontmoet boerinnetje of een schildknaap. In feite zijn ze allemaal zijn muzes. Elvira wordt in eerste instantie neergezet als de archetype van de hysterisch verliefde en volkomen afhankelijke vrouw. Ze heeft vermoedens van de overspeligheid van de Don, maar is onnozel genoeg om na wat sussende woorden en een feestje in haar naam weer gerustgesteld te zijn. En zo lijkt Don Caravaggio zich betrekkelijk zorgeloos een weg door het leven te neuken.

Uitbundig theater

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums en grime. Maar ook theater van grootse emoties en bijpassende grootse gebaren. Met personages die – geïnspireerd op Molière – lange en gestileerde monologen tegen elkaar afsteken in overdreven dictie. Daar moet je van houden. Voor deze recensent hielp het dat het stuk zichzelf niet te serieus neemt. Alles is met een vette knipoog en de karakters zijn zich bewust van hun eigen bespottelijkheid.

Toch is juist het slot, waarin de personages iets minder karikaturaal worden, het sterkste stuk. Elvira betrapt de Don met haar eigen schildknaap in bed. Nu zijn sussende woorden niet meer genoeg. Caravaggio probeert Elvira nog eenmaal mee te nemen in zijn levensvisie en haar ervan te overtuigen dat ze zijn oprechte liefde en bewondering geniet. Maar Elvira, nu eindelijk ernstig geworden, vertelt de Don dat ze helemaal niet door hem overtuigd wil worden. Ze wil dat hij eens naar haar luistert en begrijpt dat ze wat betreft haar kijk op de liefde net zo compromisloos is als de Don zelf. Een confrontatie tussen twee wereldbeelden. De een niet beter dan de ander en geen van beiden minder waar, maar tezamen wel onverenigbaar. Daar zit het drama in deze komedie.