Film / Films

Traag en drassig

recensie: Ten Canoes

De Nederlander Rolf de Heer (1951) emigreerde als achtjarige met zijn ouders naar Australië. Ruim veertig jaar later is de arthouseregisseur nog steeds gefascineerd door de “wilderness”. Ten Canoes is een door Yolngu aboriginals gespeelde film. De Yolngu’s emigreerden in de jaren zeventig van hun land naar het Arafura moeras in het noordoosten van Australië, Arnhem Land. In de daar gestichte gemixte gemeenschap Ramingining wonen ongeveer 15 stammen met verschillende achtergronden, talen en verhalen. Een gecompliceerde gemeenschap die vandaag de dag ook schotelantennes en een supermarkt rijk is. In Ten Canoes, gesproken in eigen taal, komt onder regie van Rolf de Heer en Peter Djigirr hun verdwenen cultuur weer tot leven.

~

De verteller David Gulpilil (die sinds zijn debuut in Walkabout met regelmaat opduikt om een ‘echte’ aboriginal te spelen) voert ons terug naar een tijd waarin de continuïteit van het moeras als een klok het leven bepaalde. Terwijl de vrouwen in het kamp achterblijven trekken de mannen naar het bos om van boombast kano’s te bouwen en het moeras in te trekken op jacht naar ganzen en eieren. Onderweg maken ze schuine grappen, vertellen verhalen en dragen zo hun tradities, wetten en rituelen over op de jongere generatie. Voor Dayindi (Jamie Gulpilil, zoon van David) is dit de eerste jacht. Op weg hoort zijn oudste broer Minygululu (Peter Minygululu) dat Dayindi de wetten van de stam tart. Minygululu besluit de jongen een verhaal over liefde, overspel, oorlog en wraak uit oude tijden te vertellen. De parallelle vertelling fungeert als wijze les voor Dayindi om zo diens begeerte voor de 3e vrouw van Minygululu temmen.

De geur van uitwerpselen

Het verhaal dat Minygululu vertelt is als een boom met vele takken. Vrijwel alle aspecten van het semi-nomadische bestaan van de Yolngu, voor de eerste ontmoeting van de stam met blanken rond 1880, zijn erin verweven. De film staat mijlenver weg van Hollywood amusement; alle acteurs zijn naakt en spelen collectief hun eigen geschiedenis. Het landschap en de verteller dwingen je daarbij tot een organische sloomheid die voor onze concentratie ongewoon is en verzet oproept. Niet vreemd want de verhalen van aboriginals kunnen soms dagen duren. Bovendien; wat heeft de gemiddelde gehaaste westerse kijker nu voor connectie met de geur van uitwerpselen, een oorlog met speren, geesten en een dodendans?

Krokodillen en bloedzuigers

~

Als je echter door de antropologische curiosa en traagheid heen kijkt heeft De Heer een megaprestatie geleverd. Voor de aboriginals en hun cultuur is dit een monument. Een statement waarin hun cultuur wordt vertaald naar een groter publiek vanuit hun perspectief. De gesproken poëzie is dromerig in beelden en acties vertaald. Luchtopnames, portretten en de weidsheid van het landschap. Alles is prachtig langzaam, terwijl de kokette stem van de verteller het ritme van de beelden begeleidt. Het lokt de kijker in het verhaal. Van ontberingen in de mythe lijkt geen sprake. Maar schijn bedriegt. Het dagelijks leven moet moeizaam zijn geweest; ook tijdens de opnames stonden er 12 mannen op wacht wegens krokodillen en werd iedereen gek van de muskieten en bloedzuigers. Dit alles is te zien in de making of (The Balanda and the Bark Canoes) die op het afgelopen IDFA in Europese première ging.

Thomson Time

De nagespeelde mythe is gedraaid in kleur en de beelden van de jacht zijn in zwart-wit. Een onorthodoxe vervreemdende keuze, gemaakt om de “Thomson Time” te markeren. De ganzenjacht per kano is een reconstructie, aan de hand van oude foto’s uit het Thomson archief. De antropoloog Dr. Donald Thomson was de eerste blanke die in 1930 bij de Yolngu’s verbleef. Van zijn foto’s zijn ruim 4000 glasnegatieven bewaard gebleven. Vrijwel iedereen in Ten Canoes is familie van iemand die is vastgelegd in deze historische collectie, die wordt beschouwd als een cultureel erfgoed. Alleen al daarom kan Ten Canoes beschouwd worden als bijzonder; het visuele vervolg op Thomson’s werk met middelen uit onze tijd. Een eerbetoon aan de voorouders die als jager-verzamelaars hun cultuur in stand hielden.

Muziek / Album

Interessante coöperatie

recensie: Sunn O))) & Boris - Altar

Veel rock- en metalbands laten als overgang tussen nummers of als intro hun gitaren nogal eens naar hartelust feedbacken, om zo uit het aanzwellend gebulder en gezoem plotsklaps het nummer erin te slaan. Sunn O))) heeft dit principe zelfs succesvol tot zelfstandige muziekvorm verheven. “Drone” is de doopnaam van deze stroming. De collega’s van de Japanse band Boris passen hetzelfde concept ook toe in hun muziek, zij het gecombineerd met punky en stoner uitspattingen. Samenwerking tussen beide groepen krijgt op het album Altar vorm en levert een zeer interessant resultaat op.

Sterker nog, ik denk dat ook mensen die niet zozeer gecharmeerd zijn van drone, aan deze plaat veel plezier kunnen beleven. Hij biedt namelijk een grote verscheidenheid aan sferen en is voor het genre behoorlijk experimenteel.

Vulkanisch

~


Altar
trapt af met Etna, een nummer dat met zijn gonzende en feedbackende gitaren in eerste instantie behoorlijk aan Sunn O))) doet denken. Interessant wordt het wanneer er ineens roffels van Boris’ drummer Atsuo uit de brij van gitaren naar voren komen. Een vast ritme wordt er niet gespeeld, schijnbaar willekeurig rollen de drumstokjes over de vellen en zo nu en dan komen ze een bekken tegen. De spanning wordt goed vastgehouden, want net als bij de vulkaan Etna lijkt het nummer elke seconde los te kunnen barsten.
Voor je het weet zijn we echter al aangeland in het volgende landschap van gerommel en geruis, wat een heerlijke overgang oplevert naar toch wel het klapstuk van deze samenwerking, The Sinking Belle.

Walvissen

Met de echoënde gitaren, zachte pianoklanken en de prachtige stem van zangeres en songwriter Jesse Sykes, is dit toch eigenlijk wel het meest markante nummer op Altar. Drone moet je niet alleen horen, maar ook voelen en wie daadwerkelijk zijn volumeknop op het juiste aantal decibellen heeft ingesteld komt terecht in een wereld waarin je je middenin een kudde walvissen waant en een betoverende stem je steeds verder de diepte in sleurt.

Wie dan nog adem over heeft zal in de resterende drie nummers zeker nog meermalen de weg kwijtraken in alle geluidsgolven die elkaar steeds maar weer versterken.

Altar
is een sterk album dat niet alleen de fans van beide bands zal kunnen bekoren, maar dat ook voor de leek heel interessant is.

Film / Films

Microkosmos op stelten

recensie: Arthur en de Minimoys (Arthur et les Minimoys)

De Franse meesterfilmer Luc Besson had eigenlijk al afscheid genomen, in juli 2006 kondigde hij zijn pensionering aan. Met Arthur en de Minimoys had hij zijn tiende film en streven gerealiseerd. Laten we maar duimen dat de meester even een dipje heeft gehad en het stokje nog niet overdraagt. Na drie jaar regisseren van achter de computer, met een muis en een nerd die alleen hallo kon zeggen volgens Besson, is het epische sprookje dat actie en animatie combineert eindelijk af.

~

Het megaproject, dat in boekvorm inmiddels drie delen heeft, is geschreven door Besson en Céline Garcia, de bedenker van de Minimoy. Garcia’s vrouw benaderde Besson in 1999 met het idee voor een TV-serie over het milli-volkje maar Besson wilde er een speelfilm voor kinderen en volwassenen van maken.

Arthur is een jongen van tien die opgroeit bij zijn grootmoeder. Daar raakt hij gefascineerd door de overgebleven snuisterijen van zijn grootvader, die op jacht naar een schat is verdwenen. Op de prachtig gestileerde boerderij gaat alles zijn gangetje tot een narrige deurwaarder aanklopt om de achterstallige hypotheek te innen. Met nog achtenveertig uur te gaan beseft kleine Arthur dat alleen de mysterieuze schat uit opa’s aantekeningenboek de boerderij nog kan redden. Hij zal antwoorden moeten vinden op de raadsels die zijn opa Archibald heeft beschreven. Zo vertrekt Arthur naar de wonderlijke wereld van de Minimoys.

Micro-wereld tussen de grassprieten

Vanaf zijn vertrek worden live-actie en animatie versneden. Het minuscule volkje van slechts 2 mm is grappig, spitsvondig en een lust voor het oog. Tussen de grassprieten en ondergronds raakt de tot Minimoy omgetoverde Arthur samen met de stuntelige vriend Bétamèche en de verleidelijke prinses Sélénia al snel verwikkeld in een reeks wervelende avonturen. De queeste van het trio met hun grote ogen, puntoortjes en bizarre kapsel in de wonderlijke micro-wereld leidt door zeven landen naar het verschrikkelijke Necropolis van Maltazard le Maudit. Deze baas van het oorlogzuchtige insectenrijk wil uitbreiden en bedreigt ook het volkje van de Minimoys.

Puur natuur

~

Besson benaderde Pierre Buffin, de Franse special effects specialist van o.a. The Matrix. Zowel Garcia als Besson wilden dat iedereen na de film de tuin in zou lopen om een steen op te pakken, nieuwsgierig naar de Minimoy. Production-designer Hugh Tissandier en zijn team modelleerden de wereld van de Minimoys naar de originele boekillustraties. De computerdesigners waren al drie jaar bezig voordat de modelbouwers aan de slag gingen. De Minimoy-wereld is puur natuur, tot aan de lantaarnpalen in Minimoy stad toe: alle 500 zijn ze gemaakt van gedroogde bloemen. De Necropolis van Maltazard is geheel van steen, metaal en gerecycled materiaal uit de mensenwereld gebouwd.

Franse flair en detaillering

Arthur en de Minimoys is door de Franse flair en detaillering origineel, overrompelend en spannend genoeg voor volwassenen. Sterker nog, de Besson-liefhebber zal hem vaker willen zien om alle wonderbaarlijkheden te ontdekken.
De geweldige ontsnappingsscène van Arthur doet denken aan Taxi, verscholen in het verhaal zitten veel elementen die aan de sage van Koning Arthur refereren en dan zijn er nog tal van visuele elementen die het oog strelen.

De film is rijk, adembenemend en door Besson wederom eigenzinnig gebruikt om een fantasiewereld te scheppen die uniek en zeer persoonlijk is. Besson bewijst dat hij zich ook kan inleven in de kinderwereld. Het sprookje in de microkosmos laat zijn liefde voor esthetiek en fantasie onomwonden zien. Jammer dat de Nederlandse nasynchronisatie verschrikkelijk is, een belediging van het origineel. Wie echt wil genieten is dus gewaarschuwd.

Muziek / Album

Littekenpop

recensie: The Cooper Temple Clause - Make This Your Own

Bands die een metamorfose ondergaan qua geluid nemen een weloverwogen risico. Het Britse The Cooper Temple Clause (TCTC) verruilt de ruige noiserock, waarmee ze in 2002 nog een goed concert verzorgden op Lowlands, voor een commerciële synthrock-stijl. Een opmerkelijke keuze.

Een korte psychoanalyse toont aan dat de band enkele trauma’s heeft opgelopen. Zo vertrok een belangrijk creatief groepslid, de bassist Didz Hammond, naar de hippe concurrentie van de Dirty Pretty Things waardoor de band in een soort vacuüm belandde. Daarnaast werd TCTC in 2004, na twee veelbelovende albums – onder andere het knallende debuut See This Through And Leave uit 2002 – gedumpt door platenlabel RCA om vorig jaar vervolgens weer te worden gecontracteerd door dezelfde maatschappij. Bij zoveel gegoochel met een band slaat de twijfel gewoon toe en ga je geforceerd aan het veranderen. Doodzonde, want het veelbelovende TCTC heeft met het nieuwe album Make This Your Own een dubieuze koerswijziging doorgevoerd.

Zangers in overvloed

~


Vooropgesteld: Make This Your Own is gevarieerd. Allereerst qua stemgeluid. TCTC heeft drie goede zangers in de gelederen, namelijk de twee gitaristen Ben Gautrey en Dan Fisher plus elektronicaman Tom Bellamy. Daarnaast omvat het liedjesmateriaal vele stijlen. Folk in Take Comfort,
Depeche Mode
-achtige liedjes, rocksongs zoals opener Damage en Homo Sapiens en diverse popliedjes zoals What have you gone and done?

Neusboren

Tóch krijg je al snel het gevoel te luisteren naar een plaat van een band die de weg volledig kwijt is. Hier is variatie verworden tot wisselvalligheid. Er is tussen de songs een groot onderling verschil in kwaliteit en het blijft een raadsel hoe een vijfmansband zulke leeghoofdige synthesizerpop kan maken als Head, Connect of de single Waiting Game. Staan er dan drie man uit hun neus te vreten of zo? Nee, TCTC heeft ergens onherstelbare averij opgelopen, ondanks de moedige poging van de band een ander geluid neer te zetten.

Film / Achtergrond
special: Deel 1

IFFR 2007

~

Het grootste filmfestival van Nederland, het International Film Festival Rotterdam, liep dit jaar van 24 januari tot en met 4 februari. Editie 36 bood traditiegetrouw tientallen speelfilms, documentaires, debatten en optredens voor de vele duizenden bezoekers. 8WEEKLY zat daar natuurlijk weer bovenop. Hieronder een mooie selectie verslagen, interviews en updates.

Overzicht verslag IFFR 2007

29 januari

Ode aan de creativiteit
Sketches of Frank Gehry – Time & Tide
Sydney Pollack • USA, 2005

Films waar je echt blij van wordt zijn vrij zeldzaam op het International Film Festival Rotterdam, maar Sketches of Frank Gehry is er zo een. Regisseur Sydney Pollack (They Shoot Horses, Don’t They?, Out of Africa, The Interpreter) maakt een uitbundig portret van zijn goede vriend Frank Gehry, de beroemde architect die o.a. Het Guggenheimer Museum in Bilbao heeft ontworpen. Het afwisselende gebruik van video en film bij de interviews werkt niet helemaal en geeft de documentaire een wat rommelige aanblik, maar inhoudelijk is de film dik in orde.

~

Vriend en vijand leggen uit wat er zo bijzonder is aan de bouwwerken van Gehry, die er veelal uitzien alsof ze van verkreukeld aluminium en in stukken gescheurd karton gemaakt zijn. Aan de hand van de schaalmodellen, die inderdaad van bovengenoemde materialen aan elkaar hangen, en schetsen die niet meer voorstellen dan een krabbel op papier, legt Gehry zijn unieke werkwijze uit.

Gehry en Pollack zijn niet voor niets vrienden, want ze herkennen veel in elkaar. Zo worstelen ze beide om in een statische, conservatieve markt waar een enorme hoeveelheid geld in om gaat, toch een bijzonder product te leveren. Op en top Amerikaans, valt Sketches of Frank Gehry te beschouwen als een inspirerende ode aan de creativiteit – binnen de marges van een commerciële wereld. (Marjolein van Trigt)

Morele verwarring
The Mark of Cain – Time & Tide
Marc Munden • Groot Britannië, 2007

De stroom films over Irak is nog lang niet opgedroogd en je zou onderhand zelfs van een nieuw subgenre kunnen spreken. The Mark of Cain die in Rotterdam in première gaat vormt een van de meest geslaagde voorbeelden hiervan. De film vertelt ons niet veel nieuws maar geeft wel een effectief, realistisch en boeiend beeld van gewone, vaak piepjonge soldaten in oorlogstijd. Zij moeten in ongebruikelijke en veeleisende omstandigheden bepalen wat wel en wat niet moreel verwerpelijk is, terwijl de dienstdoende officieren al lang niet meer gehinderd worden door dergelijke scrupules.

~

The Mark of Cain begint met een beklemmende scène van een opstootje waarbij de Britse soldaten in het nauw gedreven worden door een stenen gooiende menigte. Je ziet de paniek in de ogen van de piepjonge soldaten, terwijl op de geluidsband hun gehijg en geschreeuw te horen is, samen met het subjectieve cameraperspectief zorgt dit ervoor dat de desoriëntatie van de patrouille op een effectieve wijze op de kijker wordt overgedragen. De manier waarop regisseur Marc Munden je zo voortdurend dwingt om je in de personages te verplaatsen vormt een van de sterkste punten van deze film. Het maakt de ambiguïteit en de morele verwarring inzichtelijk waar jongens van achttien en negentien, die nauwelijks weten wat ze overkomt, voor geplaatst worden.

Het centrale thema van The Mark of Cain is – hoe kan het ook anders – de marteling van onschuldige gevangen die gelegitimeerd wordt met de dood van een geliefde officier, omgekomen tijdens een van de patrouilles. Terug in Engeland belanden een aantal foto’s van de martelingen in handen van de politie en de pers. Twee jongen soldaten worden vervolgens opgeofferd om het leger van alle blaam te zuiveren. Het totale gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef van de legerleiding, de cynische wijze waarop de mensen onderaan de pikorde worden afgeschreven en de volstrekt schaamteloze en van moreel besef gespeende manier waarop de lokale bevolking benaderd wordt, geven een schokkend beeld van de zogenaamde ‘bevrijding’ van Irak. Een van de zwakke punten van The Mark of Cain is dat deze thematiek onderhand algemeen bekend is en dat het perspectief van de lokale bevolking buiten beschouwing wordt gelaten. De film is daardoor meer een aanklacht tegen wantoestanden in het leger dan een bijdrage aan de doordenking van de problematiek van humanitaire interventies als die in Irak. (Martijn Boven)

Gebrek aan plotontwikkeling
Rome Rather Than You (Roma wa la n’thouma) – Time & Tide
Tariq Teguia • Algerije / Frankrijk / Duitsland, 2006

De beschrijvingen in het programmaboekje van het IFFR zijn per definitie positief en moeten dan ook met een flinke korrel zout genomen worden. Over Rome Rather Than You staat er bijvoorbeeld dat ‘het gebrek aan plotontwikkeling de film nergens in de weg zit’. Als ervaren festivalganger weet je dan wat je te wachten staat: een lowbudgetfilm met onervaren acteurs die elkaar scènes lang ‘broeierig’ aankijken terwijl de camera trilt alsof de cameraman parkinson heeft. Rome Rather Than You maakt wat dat betreft de verwachtingen meer dan waar.

~

De film gaat over het jonge Algerijnse koppel Kamel en Zina. Kamel wil vluchten naar Italië, Zina twijfelt nog. Voordat ze een besluit nemen, rijden ze in een gammele auto door Algiers. Ze raken voortdurend de weg kwijt, wat dialogen oplevert als: “Hier moesten we toch linksaf” “Nee, rechtdoor volgens mij.” Het is ongetwijfeld allemaal enorm symbolisch, maar het levert vooral een nogal saaie film op. De meligheid neemt dan ook al snel de overhand in de bioscoopzaal:
“Oh, ze gaan weer rijden. Ik hoop dat ze nu wel de weg weten.”
“Zelfs ik weet de weg inmiddels.”
“Zullen we dan maar blijven zitten? Hij is vast bijna afgelopen.”
“Tenzij ze weer verkeerd rijden. Dan zijn we zo weer een uur verder.”
Het enige pluspuntje aan deze film is de soundtrack, die zowel traditioneel Arabisch als modern jazzy klinkt. (Marjolein van Trigt)

28 januari

Shakespeare op de vuilnisbelt
Hamlet – Time & Tide
Aleksandar Rajkovic • Servië, 2007

Er draaien op het IFFR maar liefst vier verfilmingen van William Shakespeares beroemde toneelstuk Hamlet, maar de Hamlet van de Servische regisseur Aleksandar Rajkovic is waarschijnlijk de meest bijzondere van de vier. Rajkovic’ film speelt zich af op de vuilnisbelt van Belgrado en wordt bijna volledig gespeeld door Roma (zigeuners) die bovendien hun eigen taal spreken. De film verrast voornamelijk vanwege het indringende en rauwe beeld dat het geeft van het leven van de Roma. Het alleen wel jammer dat de adaptatie van Shakespeares Hamlet nauwelijks een meerwaarde geeft aan de film, maar er eerder afbreuk aan doet.

~

In Rajkovic’ Hamlet staan twee rivaliserende bendes tegen over elkaar die allebei strijden om de macht over de distributie van het afval. Tegen de achtergrond van deze strijd zet Hamlet alles in zijn werk om zijn vermoorde vader te wreken. Hierbij wordt de rode lijn van Shakespeares verhaal nauwkeurig gevolgd. De geest van Hamlets overleden vaders spookt rond op de vuilnisbelt; een rondreizend gezelschap dat wordt vergezeld door een tamme beer, beeldt in een toneelstuk het verraad van Hamlets oom uit; een fataal duel met vergiftige messen sluit het geheel af.

De toneelstukken van Shakespeare zijn niet onsterfelijk geworden door hun subtiele plot, maar voornamelijk vanwege het prachtige taalgebruik. Als je dan zoals Rajkovic de plot overneemt, zonder het taalgebruik dan blijft er eigenlijk maar een armoedig verhaaltje over. Vooral aan het einde begint dit te irriteren. Bij Shakespeare accepteer je de toevalligheden die ertoe leiden dat alle hoofdspersonen in de laatste scène de pijp uitgaan, maar in een realistisch getoonzette film over Roma valt dit theatrale element volledig uit de toon. Hierdoor doet het geheel ietwat kunstmatig aan. Een gemiste kans, want voor de rest geeft de film een mooie en indringende sfeertekening van het leven van de Roma. (Martijn Boven)

Op zoek naar straf en loutering
Zero Zone (Shoonya) – Time & Tide
Arindam Mitra • India, 2007

Zero Zone, het regiedebuut van de Indiase regisseur Arindam Mitra, is een dynamische psychologische thriller die echter wordt ontsierd door een onevenwichtige stijl en een gebrek aan diepgang. Centraal staat Mahendra Naik (uitstekend gespeeld door Kay Kay Menon) een beroemde Indiase cricketspeler die, samen met het team dat hij aanvoert, meewerkt aan het manipuleren van cricketwedstrijden. Het een en ander komt aan het licht en Naik en enkele van zijn medespelers worden levenslang geschorst.

~

Naik, die zijn hele leven aan cricket gewijd heeft en geen andere passies kent, kampt met depressies en schuldgevoelens die hij probeert kwijt te raken door schuld te bekennen. Zijn behoefte aan straf en verlossing komt echter in botsing met de belangen van zijn gezin, zijn vrienden en zijn opdrachtgevers. Dit stelt hem voor een onmogelijk dilemma. Helaas worden de schuldgevoelens, angsten en twijfels die hiermee gepaard gaan op een nogal conventionele wijze in beeld gebracht via een imaginaire vertrouweling en een alter ego. Hier had Mitra beter terug kunnen grijpen op de visuele effecten (wazige point-of-viewshots, zwart-witbeelden, etc) die hij in de rest van Zero Zone op een ietwat willekeurige wijze rondstrooit. Dit zou de stilistische eenheid van de film versterken en de complexiteit en het irrationele karakter van het dilemma zou zo beter uit de verf zijn gekomen. Zero Zone bewijst echter wel dat Arindam Mitra potentie heeft als regisseur, tenminste als hij zich in de toekomst weet te ontworstelen aan de conventies die de diepgang van zijn film nu nog in de weg staan. (Martijn Boven)

26 januari

De spion die tot inkeer kwam
Das leben der anderen – Time & Tide
Florian Henckel von Donnersmarck • Duitsland, 2006

Dat Das leben der anderen een triomftocht langs de filmschuren en arthousebioscopen tegemoet gaat, lijdt geen twijfel. De Duitse speelfilm laat zeer overtuigend zien hoe het moet zijn geweest om in de voormalige DDR te leven onder een regime dat regeert op basis van wantrouwen.

~

De succesvolle socialistische schrijver George Dreyman (Sebastian Koch) en zijn vriendin, de actrice Christa-Maria Sieland (Martina Gedeck) zijn misschien wel de enige kunstenaars die niet verdacht zijn in de ogen van de Stasi, de Oost-Duitse geheime politie. Toch krijgt Stasi-agent Wiesler (Ulrich Mühe) de opdracht om het tweetal af te luisteren. Hij moet kost wat het kost iets verdachts over hen te weten komen, maar de plichtsgetrouwe bureaucraat wordt zo in de levens van de kunstenaars gezogen dat hij zijn eigen opdracht saboteert.

Das leben der anderen had een verfilmd toneelstuk kunnen zijn. Het scenario van regisseur Florian Henckel von Donnersmarck staat bol van de intelligente dialogen, maar op cinematografisch gebied gebeurt er niet zoveel. De film wordt gedragen door de acteurs, die deze taak gelukkig uitstekend vervullen. Het sprookjesachtige plot over de slechte spion die tot inkeer komt, wordt geloofwaardig gehouden door het sterke spel van Ulrich Mühe, die al verschillende prijzen won. (Marjolein van Trigt)

Het leven in een communistisch dorpje
The Way I Spent the End of the World (Cum mi-am petrecut sfarsitul lumii) – Time & Tide
Catalin Mitulescu • Roemenië, 2006

Eva is een meisje van 17 dat graag haar kont tegen de krib gooit. Ze komt in opstand tegen het schoolsysteem, dumpt haar eerste vriendje en maakt ruzie met haar ouders. Zoals er in de wereld zo veel meisjes van 17 zijn. Maar Eva woont in Roemenië, en het is 1989. In veel Oost-Europese landen wankelt het communisme, maar in Boekarest lijkt Ceausescu nog vast in het zadel te zitten. In opstand komen betekent hier toch net iets anders.

~

Debutant Catalin Mitulescu maakte een mooie coming of age-film tegen de achtergrond van een nakende revolutie. Als Eva (gespeeld door Dorotheea Petre, die in het programma Un certain regard in Cannes de prijs voor beste actrice won) en haar vriendje tijdens een stoeipartij op school een buste van Ceausescu omstoten, beginnen de problemen. Het vriendje, zoon van een gezagsgetrouwe politieagent, geeft het ongeluk direct toe, maar Eva blijft hardnekkig zwijgen. Uiteindelijk komt het tot een schooltribunaal, waar Eva door haar vriend verraden wordt. Ze wordt van school gestuurd. Haar nieuwe school is nog strenger dan ze gewend was: met militair aandoende appels en het eindeloos zingen van het volkslied.

The Way I Spent the End of the World geeft een mooi en soms licht absurdistisch beeld van het leven in een communistisch dorpje, met al zijn feesten, burenruzies en ontluikende liefdes, terwijl even verderop in de grote stad de revolutie uitbreekt. Ook enkele dorpsbewoners, onder wie Eva, leveren hun meer of minder dappere bijdrage, maar de werkelijke gebeurtenissen spelen zich af op de televisie. Het gevoel van bevrijding is er niet minder om. (Marcel van den Haak)

Traag en drassig
Ten Canoes – Time & Tide
Rolf de Heer • Australië, 2006

Ten Canoes is een door Yolngu-aboriginals gespeelde film van Rolf de Heer. De Yolngu’s emigreerden in de jaren zeventig van hun land naar het Arafura moeras in het noordoosten van Australië, Arnhem Land. In Ten Canoes, gesproken in eigen taal, komt onder regie van de Heer en Peter Djigirr hun verdwenen cultuur weer tot leven.

~

Terwijl de vrouwen in het kamp achterblijven trekken de mannen naar het bos om van boombast kano’s te bouwen en het moeras in te trekken op jacht naar ganzen en eieren. Onderweg maken ze schuine grappen, vertellen verhalen en dragen zo hun tradities, wetten en rituelen over op de jongere generatie. Voor Dayindi (Jamie Gulpilil) is dit de eerste jacht. Op weg hoort zijn oudste broer Minygululu (Peter Minygululu) dat Dayindi de wetten van de stam tart. Minygululu besluit de jongen een verhaal over liefde, overspel, oorlog en wraak uit oude tijden te vertellen. De parallelle vertelling bedoeld als wijze les, moet de begeerte van Dayindi voor de 3e vrouw van Minygululu temmen.

De nagespeelde mythe is gedraaid in kleur en de beelden van jacht zijn in zwart-wit. Een onorthodoxe, vervreemdende keuze, gemaakt om de Thomson Time te markeren. De ganzenjacht per kano is een reconstructie, aan de hand van oude foto’s uit het archief van antropoloog Donald Thomson, de eerste blanke die bij de Yolngu’s verbleef. Vrijwel iedereen in Ten Canoes is familie van iemand die is vastgelegd in deze historische collectie, die wordt beschouwd als een cultureel erfgoed. Alleen daarom al is Ten Canoes bijzonder: het visuele vervolg op Thomsons werk met middelen uit onze tijd. Een eerbetoon aan de voorouders die als jagers/verzamelaars hun cultuur in stand hielden. (Antoinette van Oort)

25 januari

Fantasierijke ode aan zwijgende cinema
La Antena – VPRO Tiger Awards Competition
Esteban Sapir • Argentinië, 2007

La Antena is de openingsfilm van het IFFR 2007 en de tweede film van regisseur Esteban Sapir. De film dingt mee naar de jaarlijkse Tiger Award en is gemaakt met financiële ondersteuning van het Hubert Bals Fonds. Ondersteuning die in de toekomst dreigt weg te vallen, omdat armlastige filmmakers vaak niet kunnen voldoen aan de bureaucratische eisen die de Nederlandse overheid als geldschieter stelt. Maar La Antena is “in de eerste plaats natuurlijk een hele mooie film”, aldus IFFR-directeur Sandra den Hamer.

~

Mooi is La Antena zeker. Een lust voor het oog zelfs voor liefhebbers van de zwijgende cinema, in het bijzonder het Duitse expressionisme van F.W. Murnau en Fritz Lang. De expressionistische stijl van beeldcompositie, belichting en perspectief, van surrealisme en symbolisme, vertelt niet alleen een verhaal. Bovenal werd een typerende sfeer gecreëerd en die herleeft in La Antena.

Tegenover Langs Metropolis (1927) staat Esteban Sapirs ‘Stad zonder Stem’, La Ciudad sin Voz. Hier heerst Mr. TV, die alle inwoners hun stem heeft ontnomen. Het symbool van zijn dominantie, een spiraal in de vorm van een doorgeschoten apestaartje, is alomtegenwoordig: op verpakkingen van voedsel, in het straatbeeld en natuurlijk op tv. Voor de megalomane Mr. TV is het nog niet genoeg. Hij wil de inwoners van de stad hun ziel ontnemen door ze te hypnotiseren met het geluid van de enige nog overgebleven stem, zangeres La Voz. Een dappere tv-reparateur komt achter deze snode plannen en zet alles in het werk om ze te verijdelen.

Sapir blaast nieuw leven in oude cinematografische technieken, en voegt er het nodige aan toe. Zo maakt hij gebruik van een ander zwijgend medium – de strip – om woord in beeld te verwerken. Hij projecteert beeld in beeld en speelt effectief met licht en schaduw. Af en toe een surrealistisch element, hier en daar meer of minder duidelijke symboliek (de ratachtige handlanger van Mr. TV, de reparateur) en alles geschoten in sfeervol sepia: het beeld is niet alleen onze bladspiegel, maar wordt ten volle benut.

Fantasierijke allegorie

~

La Antena – de titel verwijst naar een in onbruik geraakte zendmast – spreekt de taal van toen om iets te zeggen over nu. Mr. TV is natuurlijk de personificatie van monopolisering en zelfs totalitarisme (getuige een swastika tegen het einde van de film). De inwoners van La Ciudad lijken er geen probleem mee te hebben dat Mr. TV woord en beeld in zijn macht heeft, zo ver zijn ze al heen. Er spreekt een verlangen naar de wereld van weleer uit, waarin een abstract gevaar als totalitarisme nog min of meer begrijpelijk was, iets waar je je tegen kunt verzetten. Tegelijkertijd stelt Sapir consumentisme en smaakvervlakking aan de kaak, waarvoor de argeloze mensheid als brandstof dient in een voortdenderende productie- en consumptiecyclus van massavermaak.

Geef je ogen goed de kost, lijkt Sapir te willen zeggen met zijn fantasierijke allegorie op de maatschappij van toen en nu. Dat geldt echter vooral voor de beeldschone cinematografie. La Antena is een duister sprookje met een lichte boodschap, maar bovenal een ode aan de zwijgende cinema. (Marjanne de Haan)

Muziek / Album

Variatie in de schaduw

recensie: A Hawk And A Hacksaw - The Way the Wind Blows

Afgelopen zomer debuteerde Beirut met het alom bejubelde Gulag Orkestar, waarop de piepjonge Zach Condon een moderne mix van balkanfolk en klezmer bracht. In de schaduw van Beirut kwam A Hawk And A Hacksaw met hun derde plaat The Way the Wind Blows. Terwijl de vorige platen qua stijl alle kanten opvlogen, komt de wind van A Hawk And A Hacksaw dit keer duidelijk vanuit het oosten, of beter gezegd, vanuit het zuidoosten van Europa. Het is opzwepende Balkan Brass en Klezmer wat het duo dit keer brengt, al dan niet geïnspireerd en met medewerking van diezelfde Beirut.

~

Opvallend is het wel: folk uit Oost-Europa, gemaakt door een tweetal dat deels in het Engelse Enderby en deels in het Amerikaanse New Mexico woont. Tenminste, op het eerste gezicht, want als je iets verder kijkt dan begin je het steeds beter te begrijpen. Voorman Jeremy Barnes woont enkele maanden per jaar in Praag en reist veel naar en door Oost-Europa. In Budapest raakte hij in de ban van de Hongaarse folk, die hij op deze plaat combineerde met verschillende stijlen. Dat deed hij ook al op de andere platen die hij samen met Heather Trost maakte: een mix tussen Kurt Weill, Klezmer, Mariachi, Jazz, Avantgarde en Americana kwam al voor op platen als Darkness at Noon en de titelloze plaat van het duo, maar op The Way the Wind Blows overheerst het geluid van Oost-Europa. Denk hierbij aan de klanken die je kent van de films van Emir Kusturica of van de muziek in de Russendisko.

Verschil

Het verschil tussen het gevierde debuut van die jonge alleskunner Zach Condon en het enigszins onopvallende A Hawk And A Hacksaw is dat de laatste een veel gevarieerder album aflevert: The Way the Wind Blows is een plaat met meerdere stijlen en lagen. De muziek is in een behoorlijk modern jasje gestoken, zonder dat de traditionele klanken gekunsteld overkomen. Dit heeft wellicht te maken met de medewerking van de helden van de Balkan Brass: Fanfare Ciocarlia. Beirut’s Gulag Orkestar kende echter meer gevoel en muzikalere diepgang: dat was muziek die je op verschillende plekken kon raken.

~

Luisteren

Toch valt de wereldmuziek van A Hawk And A Hacksaw behoorlijk in de smaak met stampers als The Sparrow en Gadje Sirba of met het beklemmende Salt Water, dat op een gemiddelde soundtrack niet zou misstaan. Het zijn de vele georkestreerde nummers die de plaat zonder al te veel moeite dragen. Leek opener In the River te veel beïnvloed door de hulp van Condon in dat nummer, de rest van de plaat staat zijn mannetje ook wel op zichzelf. Een mooie plaat voor de liefhebbers van de moderne mix van traditionele klanken. Ga het luisteren en doe dat met de koptelefoon, zoals Barnes en Trost dat graag willen: dan merk je hoe fijnzinnig deze plaat is. Er gaat een wereld aan geluiden, traditie en lagen voor je open en het oostelijke deel van Europa komt tot leven.

Film / Achtergrond
special: De jaren tachtig in films

Van Supertramp tot schoudervulling

Wat hebben Transformers, Magnum P.I. en Teenage Mutant Ninja Turtles met elkaar gemeen? Alledrie zijn het succesvolle tv-series uit de jaren tachtig, en alledrie verschijnen ze wellicht dit jaar in de bioscoop. Anno 2007 lijkt de eighties revival in Hollywood heviger dan ooit (er gaan ook geruchten over verfilmingen van Knight Rider en The A-team), maar vergis je niet: teruggrijpen op de jaren tachtig doen filmmakers al veel langer, en op veel verschillende manieren. Een korte geschiedenis.

<i>Miami Vice</i>
Miami Vice

Het verfilmen van tv-series kan een heikel karwei zijn. Zonder de fans van het eerste uur teleur te stellen moet de regisseur een nieuwe generatie kijkers proberen aan te spreken. Soms maakt hij een duidelijke keus. Zo verwijst regisseur Michael Mann in Miami Vice (2006), gebaseerd op de gelijknamige serie uit de jaren tachtig, nauwelijks naar deze periode. De nostalgische jaren tachtig-iconen die tot je beschikking staan niet uitbuiten, maar gewoon negeren: het lijkt slechts één van de manieren waarop cineasten omgaan met de culturele erfenis van dit tijdperk. Maar laten we beginnen bij het begin.

Simpsons

Krakers, werkloosheid, kernbommen, yuppen, Thatcher, milieuvervuiling, hebzucht: op de een of andere manier hebben de jaren tachtig niet zo’n goed imago als de vriendelijke, hippie-achtige jaren zestig en zeventig. Een slechte voedingsbodem voor nostalgie zou je denken, maar vreemd genoeg treedt al vroeg in de jaren negentig een herwaardering op. Zoals zo vaak vervult de onvolprezen tv-serie The Simpsons ook hier een voortrekkersrol. In de aflevering “I Married Marge”, die in december 1991 op de Amerikaanse beeldbuis verschijnt, blikt Homer Simpson al met weemoed terug op de muziek van Supertramp, de première van The Empire Strikes Back en andere zaken uit, zoals hij het noemt, “that turbulent decade known as the ’80s”.

<i>Hot Shots! Part Deux</i>
Hot Shots! Part Deux

Homers heimwee wordt nog niet algemeen gevoeld. Toch zijn er vroege navolgers op het witte doek. De Hot Shots!-films bevatten met parodieën op Top Gun en Rambo een duidelijke knipoog naar het verleden. Het kapsel van Topper Harley (Charlie Sheen) in Hot Shots! Part Deux (1993) wordt gedomineerd door misschien wel de eerste retro-mat avant la lettre. Ook verschijnen er biopics die zich afspelen in de jaren tachtig, zoals The People vs. Larry Flynt en Basquiat (beiden uit 1996). Films als deze focussen echter vooral op het doen en laten van de hoofdpersonen en gaan niet expliciet in op de periode waarin ze leven. De aanwijzingen naar de jaren tachtig in Basquiat, over het leven van de gelijknamige graffiti-artiest, worden vooral belichaamd door diens vriend en collega Andy Warhol (een rol van David Bowie).

Egoïstische jaren

Advocaat van de Hanen (1996), naar het boek van A.F.Th. van der Heijden, is een van de eerste films die de minder aantrekkelijke kant van de jaren tachtig laat zien. Het verhaal over de yuppie-advocaat Quispel (Pierre Bokma) die in een politiecel getuige is van de dood van een kraker, had zich moeilijk in een ander tijdperk kunnen afspelen. Toch is de film in de eerste plaats een psychologisch drama; de verwijzingen naar het verleden zijn minimaal. Het zal nog twee jaar duren voor de eerste film verschijnt die echt drijft op jaren tachtig-nostalgie. Het simpele verhaal van The Wedding Singer – jongen en meisje zijn verliefd op elkaar maar verloofd met iemand anders – lijkt bijna niets anders dan een excuus voor hoofdpersoon Adam Sandler om als zanger lekker los te gaan op o zo foute muziek.

<i>Advocaat van de Hanen</i>
Advocaat van de Hanen

Na The Wedding Singer is de trend gezet. Steeds vaker dienen de jaren tachtig als inspiratiebron, waarbij ook de negatieve aspecten niet worden geschuwd. Het doen en laten van moordenaar Patrick Bateman in American Psycho (2000) kan niet los worden gezien van de keiharde, onpersoonlijke zakenwereld waarin hij leeft. Of Bateman de brute moorden nu verzonnen heeft of niet, in feite vraagt hij wanhopig om aandacht: iets wat hij in egoïstische jaren tachtig niet krijgt. Een tragedie die zich daarentegen in elk willekeurig tijdperk af zou kunnen spelen is Donnie Darko (2001). Regisseur Richard Kelly doet echter goed zijn best om zijn voorkeur duidelijk te maken: zowat elk jaren tachtig-icoon, van Back to the Future tot Patrick Swayze, passeert de revue.

Anachronismen

Maar zo overduidelijk als in Donnie Darko zijn nostalgische verwijzingen meestal niet. In een aantal films is de scheidslijn tussen nostalgie en de “echte” jaren tachtig juist flinterdun. Als Alexander in Goodbye Lenin (2003) op zoek gaat naar ouderwetse Oost-Duitse Spreewald-augurken en Moccafix-koffie, wordt hij in de supermarkt meewarig aangekeken. Voor zijn Berlijnse moeder, die net uit een coma is ontwaakt en zodoende Die Wende heeft gemist, zijn deze producten echter de gewoonste zaak van de wereld. Zij leeft nog in háár jaren tachtig, vol communisme en smakeloos eten. Ten behoeve van zijn zieke moeder herschept Alexander de voormalige DDR in haar slaapkamer: terwijl buiten de wereld verder draait, creëert hij niet alleen een andere wereld, maar ook een ander tijdperk.

<i>American Psycho</i>
American Psycho

Dergelijke anachronismen zijn ook terug te zien in de hilarische film Napoleon Dynamite (2004). De hoofdrolspeler leeft in de huidige tijd, maar hij en zijn omgeving lijken de jaren tachtig nooit te zijn ontgroeid. Napoleon hult zich in gedateerde kleding en beoefent jaren tachtig-hobby’s, zijn oom Rico praat alsmaar over zijn footballcarrière op de middelbare school (“back in ’82…”) en wil een tijdmachine bouwen om terug te keren. Vaak wordt het verleden op een rare manier gecombineerd met het heden: zo beschikt de erg prehistorische pc van Napoleons broer gewoon over hypermodern internet. Met inbelverbinding, dat dan weer wel.

Herkenbaar

Veel films over de jaren tachtig zijn komisch bedoeld. Al die rare mode-uitingen werken nu eenmaal meligheid in de hand. Misschien is het daarom dat Miami Vice van Michael Mann bijna geen enkele verwijzing naar deze periode bevat (of het moet het haar van Colin Farrell zijn). De bloedserieuze film kan geen schoudervullingen of instappers gebruiken. Miami Vice is rauw, zonder franje en is wat Mann voor ogen moet hebben gehad toen hij destijds de tv-serie verzorgde. Helaas voor hem veroordeelden critici het rammelende verhaal en het gebrek aan chemie tussen de hoofdrolspelers.

Had de regisseur dan toch nog maar wat flamingo’s en foute muziekjes in zijn film moeten stoppen? Misschien wel. Als de aankleding van de film maar genoeg herinneringen aan “vroeger” oproept, doet het verhaal er niet zoveel meer toe, zo lijkt het. Dat geldt niet alleen voor films als The Wedding Singer, maar ook voor films die terugblikken op de jaren zeventig (Starsky & Hutch uit 2004 bijvoorbeeld), of op – wellicht in de nabije toekomst – de jaren negentig. Als het maar herkenbaar is, als het de kijker maar herinnert aan zijn eigen jeugd.

Boeken / Achtergrond
special: Opening Festival Weerwoord en Dichtersmarathon op Gedichtendag in Amsterdam

Dichters dansen niet

Afgelopen donderdag 25 januari was het voor de achtste keer Gedichtendag. Voorafgaand vond woensdagavond in Paradiso het Gedichtenbal plaats, tevens de opening van het Weerwoord-festival. ‘Stilte voor de storm’ was het thema van de avond, waarin eerst aandacht voor ‘de stilte’ zou zijn, daarna gevolgd door ‘de storm’.

De aftrap was een met indringende videobeelden – atoomexplosies, onheilspellende schimmige terreinen – begeleide performance van Dirk van Bastelaere, die hier en daar een wenkbrauw omhoog deed gaan, maar bij vlagen meeslepend was.

Al Galidi
Al Galidi

Vervolgens werden de nominaties voor de VSB Poëzieprijs bekendgemaakt. De genomineerde dichters waren naast weinig verrassende namen als Thomas Lieske, Anneke Brassinga, Joke van Leeuwen en Dirk van Bastelaere, ook de relatieve nieuwkomer Al Galidi, een door de asielzoekerswol geverfde Irakees. In de Nederlandse poëzie is hij met zijn verfrissende poëzie in ieder geval een meer dan welkome aanwinst, soms extreem lyrisch, dan weer aangenaam scherpzinnig. Hij las de titel van een gedicht voor: Op een nacht in de herfst opende Zorro de koelkast. De vla trilde van angst. Zorro voelde de pijn van de vla en zei tegen hem dat hij hem niet op zou eten en alleen wat sap wilde drinken. Voor die vla zong Zorro dit lied. “En nu het gedicht”, vervolgde Galidi droogjes.

Na de bekendmaking van de genomineerden, voorafgaand aan Al Galidi’s optreden, merkte festivaldirecteur Mark Verstappen van Weerwoord, op: “U ziet eruit alsof u toe bent aan een penis.” En penissen (evenals vrouwelijke openingen) kregen we. Niet alleen van Al Galidi’s personage Zorro, maar ook van de Vlaamse dichter Leonard Nolens, die deze avond in het zonnetje werd gezet vanwege zijn zestigste verjaardag en de presentatie van de door hem geschreven gedichtendagbundel van 2007, Een fractie van een kus. De zaal werd met zijn neus bovenop de bezongen vrouwelijkheden geduwd: “met een middenvinger / in haar aars, een wijsvinger strak in haar kut, een duim likkend / aan haar overspannen clitoris / pols ik behoedzaam de schoonheid / van schokeffecten niet te stelpen.”

Andere dichters lazen vervolgens hun hommage aan Nolens voor, onder wie een aangenaam aandeel Vlamingen (Van Bastelaere, Charles Ducal, Geer Buelens). Een van de hommagebrengers was de zichtbaar labiele Rogi Wieg, die emotioneel zo aangegrepen was dat hij niet wist of hij wel in staat zou
zijn het geplande blueslied Trouble in mind op de piano uit te voeren. Hij deed het uiteindelijk toch. Zijn gedicht voor Nolens was gecentreerd rondom de handdruk die hij twintig jaar geleden, als jonge, pas gedebuteerde dichter, van de door hem bewonderde Nolens kreeg.

De vervolgens beloofde ‘storm’ brak maar niet los, en zelfs van een echt ‘bal’ kon je niet spreken. Nadat een aantal dichters hun veejay-act hadden gedaan en in de kelder de ‘Wordscape’-dichters een fusie met muzikanten waren aangegaan, liep de grote zaal na tienen keurig leeg. De eerste tieners en twintigers van het reguliere Paradiso-publiek werden alweer bij de ingang aan hun fouillering ontworpen en dansten nonchalant op muziek uit de tijd dat ze zelf nog in de wieg lagen.

Dichtersmarathon

Leonard Nolens
Leonard Nolens

Terwijl donderdag, op Gedichtendag zelf, het Weerwoord-festival het Leidseplein in een poëtische wurggreep hield, vond elders in de stad in de luwte van het zaaltje van Stichting Perdu een ‘Dichtersmarathon’ plaats. De opzet was simpel: dertig dichters lezen ieder twee gedichten van zichzelf voor en één zelfgekozen gedicht van een buitenlandse collega. Drie blokjes van tien dichters; geen aankondigingen (de naam van de dichter sober op een scherm geprojecteerd), en geen applausjes na ieder gedicht.

En het werkt. Het is vol, het is stil. Gewoon naar poëzie luisteren, daar gaat het om op deze avond. Geen thematische poespas zoals in Paradiso (“vergeet niet je baljurk en balboekje mee te nemen!”), maar dertig dichters met een boekje van een collega onder de arm. Veel minder bekende of onbekende namen, waardoor je als poëzieliefhebber verrast kunt worden. En als het al niet door de dichters zelf was, dan toch zeker door hun keuze van buitenlandse poëzie. Het publiek kreeg – vaak in oorspronkelijke taal voorgedragen – Franse, Engelse, Amerikaanse, Russische, Finse,Turkse, Surinaamse, Zweedse, Zuidafrikaanse, Poolse, Welshe en zelfs Middelhoogduitse poëzie voorgeschoteld. Thomas Möhlmann had ervoor gekozen een fragment uit een Kafka-verhaal te nemen dat hij “iets had aangepast”, las het voor en het werd poëzie.

Perdu schroomt niet om onverwachte gasten uit te nodigen. Zo stond Arthur Docters van Leeuwen (“Ik ben van mening dat je poëzie overal in kunt vinden – ook in mij”), zij aan zij met een in het Québecqois prevelende Canadees, en de zeventienjarige Vicky Francken, die in vloeiend Frans haar Prévert-gedicht voorlas, en eigen veelbelovende gedichten (“Weekendtas voor langer dan een weekend”). Samuel Vriezen deed een hilarische voordracht van twee gedichten van Christophe Tarkos (“Gelukkig is hij dood, dat is helemaal niet erg, dat is er weer eentje minder, dank de dode voor het dood zijn”).

Ergens in het midden zakte het programma een beetje in en begon het publiek wat onrustig te schuiven op de tribune waardoor hier en daar een bierflesje van grote hoogte op de grond kletterde, maar de concentratie in het
publiek herstelde zich en gezien de grote hoeveelheid dichters die in totaal bijna 100 gedichten voorlazen, was het meer dan goed ’te doen’. Ietsje minder dichters had de avond misschien nog strakker gehouden, maar dan is het een ijzersterke formule. Dichters dansen nu eenmaal niet, je moet ze gewoon laten voordragen.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Block Party // Saints Martyrs of the Damned // Les Parrains

.

Block Party

(Michel Gondry, 2005 • A-Film)

~

Block Party is een concertregistratie van een door komiek Dave Chapelle georganiseerde hip-hop optreden in Brooklyn. Chappelle wordt in de film gevolgd terwijl hij voorbereidingen treft voor het feest. De registratie is zonder veel kunstgrepen gefilmd en is in dat opzicht ver verwijderd van Gondry’s gebruikelijke speelse stijl (denk hierbij aan zijn vernieuwende clips voor Björk en The White Stripes). De film ontleent zijn dynamiek voornamelijk door montage waarbij de voorbereidingen en de optredens door elkaar lopen en verbonden worden door Chapelles komische intermezzo’s. De film bevat optredens van Erykah Badu, Jill Scott, The Roots en de speciaal voor het optreden hervormde Fugees. De structuur is soms wat rommelig, maar Gondry weet de sfeer wel goed te vangen. In interviews komt nog eens naar voren dat de muziek vooral in het teken staat van verbroedering. Anti-Bush-boodschappen worden af en toe geuit, zoals in een fragment over de rappers Dead Prez, maar de film wil bovenal vermaken. Als extra’s zijn er nog wat extra concertregistraties, wat filmpjes die achtergrond bieden en een uitgebreide making of.

Saint Martyrs of the Damned

(Robin Aubert, 2005 • De Filmfreak)

~

Saint Martyrs of the Damned is een heus camphorror-spektakel uit het Franssprekende deel van Canada. Maar Auberts film is zo door Amerikaanse tekens overspoeld dat je de regisseur ervan kan beschuldigen dat hij regionale aspecten laat schieten voor het brengen van een hommage aan de bizarre Americana van Carpenter, Lynch en Tarantino. De film volgt sensatiejournalist Flavien Juste die met een collega op pad wordt gestuurd om mysterieuze verdwijningen te onderzoeken in het dorpje Saint Martyrs of the Damned. Daar aanbeland raakt hij al snel zijn z’n partner kwijt en komt hij in contact met vreemde figuren (het stereotiepe trailertrash-volk dat gemeengoed is geworden in films over kleine geïsoleerde gemeenschappen).

Naarmate hij verder op onderzoek uitgaat, komt hij achter een bovennatuurlijk complot dat bestaat uit geheime kloonprojecten, dwalende geesten en corrupte notabelen. Aubert weet visueel te imponeren door goed opgebouwde shots en een strakke montage. Maar Saint Martyrs of the Damned werkt niet als overtuigende horror, doordat de film vanaf het begin al lijkt op een parodie. De film hanteert bizarre elementen die tussen pastiche en echte gruwelijkheid inzitten. Als de ironie opeens serieus wordt doordat Aubert het verhaal een dramatische lading geeft, is het al te laat. Verder heeft de film veel onnodige subplots, waardoor je al snel je interesse verliest. Als extra bevat de dvd een interview met Aubert.

Les Parrains

(Frédéric Forrestier, 2005 • De Filmfreak)

~

Parallel aan de standaard Hollywoodgenres waar iedereen zijn buik vol van lijkt te hebben, lopen er per land stromingen die dezelfde formules uitkauwen, licht aangepast met regionale narratieve kruiden. Neem Frédéric Forrestiers Les Parrains, een misdaadkomedie bedoeld voor de liefhebbers van formulefilms met een Frans tintje. Les Parrains is een heist-film, waar drie ex-criminelen wegens omstandigheden weer worden gedwongen om zich aan een kraak te wagen. Het verhaal gebruikt alle clichés van het genre en je krijgt als snel het idee dat je de plots en narratieve zijwegen (een spannende inbraak, botsende persoonlijkheden en romantische intrige) al van mijlen ver aan ziet komen. Toch verrast Les Parrains op een zeer teleurstellende wijze door bepaalde zaken helemaal niet meer uit te werken. Het is haast alsof Forrestier geen geloof meer had in de platgetrapte paden die Les Parrains aandoet. Hij probeert het tempo erin te houden met een funky soundtrack en een snelle montage, maar de film heeft geen pakkende geintjes en lijdt onder de oncharismatische acteerprestaties van een ongeïnspireerde cast.

De overval waar de film naartoe werkt is een van de saaiste kraken die je je maar voor kunt stellen, terwijl het plot gaandeweg verdwijnt in een einde waar er weer ruimte lijkt te zijn voor een overbodige opvolger. Les Parrains mist de zwarte humor van Guy Ritchie’s misdaadkomedies en de stijl van de Ocean’s Eleven-serie. Maar misschien is dat niet zo gek voor een regisseur wiens voorgaande film een vehikel was voor Zweedse spierbundel Dolph Lundgren. De dvd bevat geen extra’s.

Muziek / Album

Oosterse slaapliedjes

recensie: Putumayo Kids Presents - Asian Dreamland

.

~

Asian Dreamland is de meest recente uitgave van de in 2002 gestarte divisie Putumayo Kids, die cd’s uitbrengt met keuzes van wereldmuziek die speciaal voor kinderen zijn bedoeld. In dit geval gaat het om Aziatische slaapliedjes, die door de etnomusicoloog van het label zijn geselecteerd op “children-friendly lyrics and rhythms”. De ouders kunnen dus gerust zijn, maar het blijft de vraag of het erg veel uitmaakt, aangezien een laag percentage van de kopers het Japans of Tibetaans machtig zal zijn. Wat kindvriendelijke ritmes precies zijn legt niemand hier verder uit, ik zou aan kunnen nemen dat hiermee simpele ritmes worden bedoeld.

Westerse klanken

Opvallend is dat zes van de tien nummers uit Japan afkomstig zijn, een weinig gebalanceerde keuze voor een titel als Asian Dreamland. Daarnaast klinkt veel muziek op deze samenstelling nogal westers, maar dat zou met het toegankelijke en kindvriendelijke karakter van de selectie te maken kunnen hebben. Zo zijn Moon Boat van Shang Shang Typhoon en Dokokade Yoruga Naita van Emme (beide uit Japan), rustige, door vrouwen gezongen liedjes met een basis van respectievelijk piano- en gitaarspel. Het Japanse komt vooral tot uitdrukking in de voertaal, en in mindere mate door de melodieën die worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor het door Kelsang Chukie Tethong in het Tibetaans gezongen Om Ma Nye Bhe Mae Hum, met begeleiding door pianospel, dat doet denken aan de Franse impressionistische componist Debussy.

Shamisen en sarod

~

Spannender is dan het door synthesizers ondersteunde samenspel van de Yoshida Brothers op de shamisen, een Japanse luit die klinkt als een lyrische variant van de banjo. De shamisen speelt ook een hoofdrol in het rustieke Asadoya Yunta van Takashi Hirayasu en Chuei Yoshikawa, dit keer in combinatie met een gewone akoestische gitaar. Een hoogtepunt is de bijdrage Lullaby van Ali Akbar Khan, waarschijnlijk de Indiase musicus die na Ravi Shankar het meest bekend is in het westen. Zijn door tabla, akoestische gitaar en synthesizers begeleide spel op de sarod (fretloze luit) behoort dankzij zijn subtiele glijtonen en stembuigingen tot de top van de hedendaagse Noord-Indiase muziek. Momenten als deze zijn op Asian Dreamland echter zeldzaam. In theorie is een kalme compilatie als introductie op wereldmuziek een leuk idee, maar in de praktijk had dit album wel wat variatie kunnen gebruiken. Meer zou het de moeite lonen een cd van de Yoshida Brothers of Ali Akbar Khan aan te schaffen.