Boeken / Strip

Bloeddorstige striptekenaars

recensie: Diverse auteurs (red. Menno Kooistra) - Bloeddorst

Na het succesvolle Strips in stereo van Gerrit de Jager en Jean-Marc van Tol en Sprookjes in Strookjes van Margreet de Heer is er opnieuw een stripalbum rond een bepaald thema verschenen, waaraan verschillende Nederlandse striptekenaars hebben meegewerkt. Bloeddorst, een opvallend initiatief van striptekenaar Menno Kooistra, is een bundel met korte horrorverhalen, die speciaal voor dit stripalbum zijn gemaakt. Daarmee laat de Nederlandse stripwereld zien dat horror ook in deze kringen een geliefd genre is, ook al zijn er in Nederland op een enkele uitzondering na weinig mogelijkheden om horrorstrips te publiceren, in tegenstelling tot Amerika en Engeland waar het genre al vele tientallen jaren ongekend populair is. Wel zijn Nederlandse stripmakers altijd enorm gecharmeerd geweest van de vrolijke kant van het genre, denk maar aan karikaturaal getekende strips als Tom Poes, Kraaienhove, Joris Jofel, Ambrosius en natuurlijk De vloek van Bangebroek.

Bloeddorst komt precies op het juiste moment, nadat vorig jaar speelfilms als Sl8n8, Woensdag en Doodeind de ‘Nederhorror’ uit zijn graf lieten herrijzen. Het is dan ook meer dan lovenswaardig te noemen dat behalve enkele grote namen uit de Nederlandse stripwereld, zoals Peter Pontiac, Willem Ritstier, Minck Oosterveer en Marcel Ruijters, ook minder bekende striptekenaars en illustratoren in deze uitgave de kans krijgen om hun werk te publiceren. Vrijwel iedere tekenaar laat het beste van zichzelf zien. De bijdragen zijn in feite het ultieme visitekaartje van een hele nieuwe generatie Nederlandse striptekenaars. Omdat alle deelnemende tekenaars een duidelijke eigen stijl hebben, gaat het album geen moment vervelen, iets wat door de toch enigszins beperkte thematiek gemakkelijk had kunnen gebeuren. De tekenstijlen variëren van karikaturaal tot zeer realistisch en van lekker strak tot zeer experimenteel. Dat de strips in zwart-wit zijn gedrukt, draagt bij aan de duistere sfeer van het album.

~

Horrorstrips hebben hun reputatie overigens niet mee. Over het algemeen komt dit genre niet verder dan ’tamelijk spannend’, terwijl het natuurlijk de bedoeling is dat je tijdens het lezen siddert van angst. In Nederland is het genre dan ook nooit echt van de grond gekomen, afgezien van enkele series die het meer van de mystieke elementen moesten hebben dan daadwerkelijk van spanning. Sommige tekenaars hebben met hun strips dan ook voor de veilige weg gekozen en in plaats van een spannende strip juist geprobeerd er iets grappigs van te maken. Gelukkig zijn zowel deze komische als de daadwerkelijk griezelig bedoelde strips geslaagd, wat te danken is aan het enorme enthousiasme waarmee de tekenaars te werk zijn gegaan. En eerlijk is eerlijk, tussen de horrorstrips die de afgelopen veertig jaar in Nederland zijn gemaakt, zitten ook echte klassiekers.

Mysterieus

~

In Bloeddorst leunen de verhalen meer op de griezeligheid van het mysterieuze dan op pure spanning. Niet dat het anders had gekund. Als je als auteur daadwerkelijk spanning op wil bouwen heb je daar de ruimte voor nodig, een pagina of drie voldoet dan niet. Sommige bijdragen moeten het vooral van het laatste plaatje hebben, met de meestal lugubere clou; andere verhalen beginnen juist heel sterk maar stellen vervolgens teleur door een matig einde. De eerste categorie toont aan dat er in projecten als Bloeddorst nog heel wat interessants naar boven kan komen; de tweede categorie laat zien dat de Nederlandse striptekenaars toe zijn aan het maken van lange verhalen, wat in feite geen goed nieuws is. Door de beperkte publicatiemogelijkheden is het bijna niet meer mogelijk in Nederland om een nieuwe avonturenstrip te beginnen, laat staan een horrorstrip met lange verhalen. Alleen om die reden al is het goed dat Bloeddorst er is. Willem Ritstier en Minck Oosterveer zijn van alle stripmakers die aan Bloeddorst hebben gewerkt het meest bekend. Zij maken dagelijks de avonturenstrip Nicky Saxx voor De Telegraaf. En soms verwerken zij horrorachtige elementen in hun verhalen. In Bloeddorst gaan ze een stap verder met de introductie van een nieuw stripfiguur, Trunk, in een kort verhaal. In MYX Stripmagazine is momenteel het eerste lange verhaal over Trunk te lezen.

Ook liefhebbers van horror zullen Bloeddorst de moeite waard vinden. Het is grappig om te zien hoe de tekenaars geprobeerd hebben om op hun eigen manier trouw te blijven aan het thema: sommige verhalen zijn een ode aan bekende horrorfilms, andere zijn weer een parodie op het genre. In feite is het een bloemlezing van de mogelijkheden die het genre kent. Al met al kan worden vastgesteld dat de Nederlandse stripwereld er met Bloeddorst opnieuw een geslaagd project bij heeft, voor zowel de makers als voor het publiek. Volgend jaar zal vermoedelijk een gelijksoortig project worden ontwikkeld, ditmaal rond manga. Dat belooft wat…

Muziek / Album

Luisterliedjes in een bekend jasje

recensie: Silence is Sexy - Everything You Should Know

Het langverwachte debuutalbum Everything You Should Know van de Nederlandse band Silence is Sexy (vernoemd naar een plaat van Einstürzende Neubauten) is een album met twaalf aardige luisterliedjes. Hoewel alle nummers makkelijk in het gehoor liggen en behoorlijk toegankelijk zijn, is er geen enkel nummer dat direct blijft hangen. En dit gebeurt ook niet na een aantal keer luisteren. De band laat wel degelijk hun muzikale kwaliteiten horen, maar Everything You Should Know wordt nooit meer dan een verzameling aardige luisterliedjes.

~

Invloeden

Silence is Sexy werd door de Nederlands pers in het hoekje darkwavepop gestopt, ook al is het darkgehalte van het viertal ver te zoeken en enkel herkenbaar in baslijnen die bekend zijn van Joy Division, Interpol en recentelijk ook Editors. Met name de gitaarintro van Hurt lijkt te zijn weggelopen uit het debuutalbum van Editors, totdat de snik in de stem van zanger Hendrik-Jan de Wolff verraadt dat we hier met een andere band te maken hebben. De vaak vlakke stem van de zanger houdt echter het wavekarakter van de rest van de band vaak tegen. Overigens moet ik De Wolff wel prijzen voor zijn on-Nederlandse manier van zingen, waarin een storende Nederlandse tongval vrijwel afwezig is.

Voorspelbaar


~

This is our Start? klinkt als een belovende start, waar de winnaars van de Grote Prijs van Nederland van 2006 zich met vol overgave in de muziek lijken te storten. Helaas is dit niet terug te horen op de rest van het album. In de meeste nummers lijkt het alsof het viertal te veel zijn best doet en te veel trucjes uit de kast haalt om zo een nummer op een hoger niveau te tillen, zoals het geval is bij de misplaatse backing vocals op Stories yet to Come. Doordat de band geen spanningsboog in het album heeft weten te bouwen en de nummers erg gepolijst overkomen, blijft de plaat te allen tijde braaf klinken. Tegelijkertijd heb ik een gevoel dat als de band van het format van de doorsnee gitaarpopsong afstapte, er wel eens veel spannendere dingen te horen zouden kunnen zijn dan nu het geval is op het debuutalbum.

Boeken / Fictie

Memoires van oorlogskind en Nobelwinnaar Grass

recensie: Günter Grass - De rokken van de ui

Günter Grass, de bijna 80-jarige Duitse Nobelprijswinnaar, heeft lang gewacht om zijn memoires aan het papier toe te vertrouwen. Vreemd eigenlijk, vooral als je beseft dat er over het leven van dit oorlogskind heel wat rijk gevulde en doorvoelde anekdotes te vertellen vallen en dat de schrijver over een legendarisch gretig geheugen beschikt. Maar het (vuistdikke) boek is er nu, en dat geheugen is daarin niet enkel bijzonder behulpzaam, maar ook ontstellend eerlijk gebleken, want zoals de meeste mensen zullen weten wekte Grass, de heraut van de openheid en sociale democratie, een enorme controverse door pas in dit stadium – het einde van zijn leven – het bruine, nationaal-socialistische kantje van zijn jeugd openbaar te maken.

De manier waarop Grass zijn memoires aanpakt, doet denken aan de methode van schrijvers die eveneens de behoefte voelden om uit de herinneringen aan vroeger het ontstaan van een persoonlijkheid en het onontkoombaar besef van een nakend schrijversbestaan te distilleren. Onder meer Jeroen Brouwers (De zondvloed), Imre Kertesz (Ik, de ander) en Tom Lanoye (Kartonnen dozen) deden het Grass voor, steeds volgens hetzelfde stramien: de schrijver graaft diep in zijn verleden en stoot vol verwondering op een kind of jongeman waar hij geen uitstaans meer mee heeft, hoewel hij het onloochenbaar ooit is geweest. Het enige wat de schrijver kan doen, is beschrijven en hier en daar een element oppikken dat verwijst naar de mens die de zinnen aan het neerschrijven is, hijzelf dus.

Verleiding

Ook Grass is zich bijzonder goed bewust van die dubbelzinnigheid tussen ‘ik’ en ‘niet-ik’. Geregeld gebruikt hij aanduidingen als ‘de jongen met mijn naam’ en wisselt hij voortdurend ‘ik’ en ‘hij’ met elkaar af. Sommige dingen van vroeger kan hij begrijpen – dat hij bijvoorbeeld “een meeloper [was], wiens gedachten altijd ergens anders zwierven” – andere dingen stuiten op onbegrip: waarom heeft hij zich in godsnaam laten verleiden om hartstochtelijk en “vanuit een onverstoorde vrageloosheid” de Blut und Boden-ideologie van de Führer toe te juichen in een nazistische jongerenbeweging? Iets waar hij zich overigens niet voor verontschuldigt naar het publiek toe, iets dat hij zelfs niet verantwoordt: “Om de jongen en dus mezelf te ontlasten kan niet eens gezegd worden: ze hebben ons verleid! Nee, we hebben onszelf, ik heb mezelf laten verleiden.”

Het boek omvat de periode vanaf zijn jeugd tot en met het schrijven en verschijnen van zijn debuutroman De blikken trommel, die hem in één klap wereldberoemd maakte. In prachtig, beeldrijk proza vertelt Grass ons waar hij de inspiratie vandaan haalde voor romans als Hondsdagen, De rattenkoning. En uiteraard De blikken trommel, waarvan het hoofdpersonage dat weigerde op te groeien bijzonder veel overeenkomsten vertoonde met de jonge schrijver: “En ook al wist Oskar me geraffineerd te onteigenen, anderzijds gunde hij me de auteursrechten op alles wat er in zijn naam gebeurt.”

Rode wangen

~


Zowel qua vorm als beeldspraak is De rokken van de ui behoorlijk déjà-vu en zelfs oubollig te noemen. Om het verleden en het opzoeken van de anekdotes daarin te omschrijven, maakt Grass gebruik van de ui en haar vele rokken, barnsteen waarin insecten voor de eeuwigheid zijn vervat, leisteen en spons en achteruitkijkspiegel. Niet echt bijster origineel en eigenlijk behoorlijk voor de hand liggend. Van een schrijver van zijn kaliber mag je misschien wel meer verwachten. Ook zijn taalgebruik komt in deze eenentwintigste eeuw, waarin taboes taboe zijn, soms erg gedateerd over. Ter staving: masturbatie is nu niet meer de doodzonde waarover enkel met rode wangen en in omfloerste termen als ‘de wekelijkse verlichting’ wordt gesproken. Zelfs al heb je ’t dan over vroeger.

Maar dat is detailkritiek, want bovenal proeft de lezer dat het allemaal gemeend is, dat Grass een oprechte, eerlijke en zelfs voelbaar moeizame poging heeft gedaan om de wortels van zijn schrijverschap bloot te leggen en een leven, of toch het ontluikende deel daarvan, op schrift te stellen. Bewust gefragmenteerd, net als het leven zelf, want ook daarin vallen slechts achteraf patronen te herkennen. Het bouwproces van een imposant oeuvre en haar schrijver is in De rokken van de ui op bijzonder mooie, zij het klassiek aandoende manier, voor de eeuwigheid bewaard.

Theater / Voorstelling

Circus van de leugen

recensie: Noord Nederlands Toneel - De vrouw met de baard

.

In de regie van Koos Terpstra (hij schreef ook de tekst) heeft het Noord Nederlands Toneel zich verdiept in het circus van de alomtegenwoordige leugen. De voorstelling is het derde deel van een vierluik, over macht, onrecht en verbeelding, waar het gezelschap sinds 2005 aan werkt. In Jeanne d’Arc
(het eerste deel) draait het om puurheid en rechtschapenheid, in dit deel om het tegenovergestelde daarvan, zo lijkt het.

Hooggeëerd publiek

~


Wat hebben de vrouw met de baard, een circusdirecteur, een Zuid-Amerikaan, een postbode, een travestiet, twee politici, een blinde man en nog een aantal figuren met elkaar te maken? Zo op eerste oog helemaal niets, maar schijn bedriegt. De vrouw met de baard is verliefd op de Zuid-Amerikaan, in wiens armen ze gevlucht is na haar mislukte Eerste Grote Liefde. Haar zus houdt een politicus de spiegel voor. Deze politicus, de Baas, steunt een andere politicus niet als hij wordt beschuldigd van onzedelijk gedrag. Zo zijn er nog meer dwarsverbanden aangebracht. In die dwarsverbanden komt steeds een ander facet van de menselijke emoties ter sprake, zoals liefdesverdriet, woede, vriendschap, liefde, wantrouwen en buitengesloten worden. En wij, als publiek, moeten telkens een keuze maken. Daarmee zet Terpstra zijn lijn van actualiserend theater voort. Terpstra biedt geen hapklare brokken, maar zet je aan het denken. Wat moet ik kiezen? Hoe kijk ik er tegen aan? Geloof ik wat ik zie?

Kijken maar

~


Hoewel een voorstelling zonder bedrijven enige gewenning vereist, verloopt het geheel toch soepel. Je concentreert je op de vrouw met de baard (gespeeld door Lotje van Lunteren) en op de Baas (vertolkt door Martijn de Rijk) en de andere acteurs waaieren daar, als het ware, om heen. Het geeft Terpstra niet alleen de kans zijn maatschappelijke betrokkenheid gestalte te geven, maar hij kan zich eveneens van zijn wat meer poëtische kant laten zien. Wederom weet hij met indringende beelden te ontroeren. In de laatste scènes komt dat prachtig naar voren. We zien de vrouw met de baard in een omarming met haar grote liefde, terwijl een prachtig lied over de liefde klinkt. Diezelfde woorden (”Alles wat ik wil dat ben jij”) gelden ook, een scène later, voor de politicus, de Baas. Dat beeld laat een veel wranger gevoel na, want zo’n man wil je helemaal niet en toch is hij verkozen.

Lotje van Lunteren en Martijn de Rijk spelen hun rollen met overtuiging. Van Lunteren vertolkt de hunkering naar liefde van de vrouw met de baard op een mooie en ingetogen wijze. Martijn de Rijk imponeert met zijn drift en koele blik. Ludo Hoogmartens, tenslotte, weet met zijn bijna droogkomische manier van acteren de broodnodige humor aan te brengen. Dat is overigens wel een markant verschil met Jeanne d’Arc. De humor is in deze voorstelling subtieler en wranger. Humor met een naar smaakje waar je eigenlijk alleen besmuikt om kan lachen.

Terpstra en zijn ensemble hebben met deze voorstelling een staalkaart van de menselijke emoties laten zien. Een ode aan de complexiteit van de moderne mens, die een vat vol tegenstrijdigheden is. Je moet achter die emoties kijken en dan een keuze maken, maar het begint en eindigt met kijken.

De vrouw met de baard is nog te zien tot en met 28 april 2007. Klik hier
voor meer informatie en speellijst.

Theater / Voorstelling

Pijnlijk maar prachtig familieportret

recensie: Het Zuidelijk Toneel - De Pelikaan

Olivier Provily neemt bij Het Zuidelijk Toneel afscheid met opnieuw een pijnlijk maar prachtig portret van een getroebleerde familie waarin veel meer speelt dan in eerste instantie het geval lijkt. Zijn enscenering van Jon Fosse’s De nacht zingt zijn eigen lied stond vorig seizoen als een huis. In Stringbergs De Pelikaan benadrukt hij nu nog eens zijn talent om zonder tierlantijnen een tekst over familietrubbels tot leven te brengen.

Nu zijn de teksten niet helemaal vergelijkbaar. De teksten van de nog levende Noor Fosse spreken vooral tussen de regels door. De al in 1912 overleden Zweed Strindberg begint zijn kamerspel De Pelikaan ook geheimzinnig en impliciet. Maar naarmate de voorstelling vordert, ontrafelt zich deze familietragedie behoorlijk uitgesproken; eerst grof, maar uiteindelijk haarfijn. Belangrijkste overeenkomsten in deze – en overigens ook andere – voorstellingen van Provily zijn de voortdurend voelbare pijn in de verschillende menselijke relaties en de koude setting die de kwellingen benadrukt.

Ontmaskeren

~

Middelpunt in De Pelikaan is de moeder, die claimt zich naar haar vogelige voorbeeld te gedragen door zich op te offeren voor haar kinderen. Maar nadat haar man, van wie ze gescheiden leefde, is overleden, komt tussen alle leugens door de akelige waarheid stukje bij beetje naar boven. Mams zorgde vooral dat ze zelf niets tekort kwam. Ze kweekte met haar strenge voedsel- en energieregime twee ziekelijke, labiele kinderen die niet goed terecht kunnen komen. Ze had bovendien iets met haar aanstaande schoonzoon.

De waarheid staat na het uitkomen van de eerste stukjes ervan niet bepaald als een paal boven water – ze schakelt soms een tandje hoger, maar ook af en toe een tandje terug. Steeds als je denkt ‘zo zit het dus’, werpt een van de personages een ander licht op pa of ma. En laat Strindberg zien: het is allemaal een kwestie van perspectief.

José Kuijpers weet van de acteurs die verschillende visies het beste in haar rol van moeder te verwerken. Ze schakelt traploos mee van zeker via afwachtend naar hypernerveus. Marlies Hamelynck zet de toon van de voorstelling door moeder te ontmaskeren en speelt daarna helaas nog slechts voor zwijgende huishoudster. Dochter (Annelien van Binsbergen) laat naar het einde toe ook een interessante meerlagigheid doorschemeren: ze is niet naïef, ze wilde het gewoon allemaal niet weten. Zoonlief (Marcel Osterop) is meelijwekkend zielig, maar vindt desondanks voortdurend de kracht cynisch te zijn. Alleen Jan-Paul Buijs permitteert zich overacting in zijn rol van schoonzoon. Zijn narrengedrag met zwaaiende armen en bijna-revérences is niet erg op z’n plaats in deze subtiele, natuurgetrouwe omgeving.

Afstand

~


In het kale, getweeëndeelde decor is het huis van de familie ontdaan van alle grandeur die het gehad zou kunnen hebben. Niks chaise longue, hoe vaak het woord ook valt. Rechtsachter op de vloer, achter een ruit met jaloezieën zitten de spelers die niet aan het woord zijn op eenvoudige stoelen. Voor het glas ligt de kale toneelvloer, waarop drie schamele houten bankjes staan. Die gaan samen door voor de salon waarin de vrouw des huizes en haar relaties met elkaar praten, steeds in ongemakkelijke houdingen én bijna altijd met afstand tot elkaar. Linksachter op de vloer zien we live een ‘kamerduo’ in actie; acteur Marcel Osterop speelt er piano, celliste Nina Hitz beroert haar snaren naar de sfeer van het moment.

Het kale decor, het overwegend bescheiden spel, de grillige muziek; ze vallen allemaal samen. En benadrukken zo op rake wijze allemaal een en dezelfde nare sfeer die voortkomt uit de – zeker voor zijn tijd – expliciete tekst. Deze mensen zitten gevangen achter horizontale tralies, in dat rare ding dat familieleven heet. Op deze plek zijn ze opgesloten in afwachting van de boedelverdeling van pa’s spullen, schijnbaar symbool voor de teloorgang van alle schone schijn rondom de bindende bloedband.

De voorstelling speelt nog tot en met 31 mei 2007. Kijk hier voor meer informatie.

Film / Films

Een altaar in het bordeel

recensie: Destricted

Destricted is een verzameling van zeven korte films gemaakt door verschillende kunstenaars en filmmakers die allen het spanningsveld tussen pornografie, seks en film proberen te verkennen. De films zijn stuk voor stuk expliciet in hun gebruikte beeldtaal, maar weten tegelijk ook veel zaken ter discussie te stellen.

De grenzen die pornografie als gebied afbakenen van de ‘normale’ cinema worden in Destricted op verschillende wijzen overschreden. De serie bevat beelden die als pornografisch beschouwd mogen worden, maar door subtiele en minder subtiele herplaatsingen en herdefiniëringen worden nieuwe visies op het fenomeen geopenbaard. Voor de meeste pornografie geldt een standaardisatie van verlangen, waardoor veel seksfilms in een vaste structuur gedwongen zijn. De porno-industrie is bij uitstek een commerciëel terrein, waar cinematografische elementen ondergeschikt zijn aan het beoogd effect. Voor de regisseurs die deel uitmaken van Destricted vormt deze kunstmatige, maar tegelijk ook zeer reële, aantrekkingskracht het startpunt voor excursies in een vleselijk en expliciet continent.

Pornografische illusies

Het grensgebied wordt in Larry Clarks Impaled het duidelijkst opgezocht door een stel jongeren te interviewen als auditie voor een pornofilm. Een van de jongens krijgt uiteindelijk de kans om zich uit te leven met een vrouwelijke pornoster, maar de sensuele illusie is dan al door Clark effectief gedeconstrueerd. Clarks film is eigenlijk een verslag van de mentale impact van porno op de belevingswereld van jongeren. De geïnterviewde jongens laten hun seksuele daden bepalen door de fantasieën die worden gezien als de norm. De film roept ook vragen op met betrekking tot de exploitatie van mensen die zich laten lokken door de oppervlakkige verleidelijkheid van de seksindustrie.

<i>We Fuck Alone</i>
We Fuck Alone

Extremer in zijn visie op de impact van tot productgemaakte seks is Gaspar Noé’s We Fuck Alone. De film gebruikt het voor Noé kenmerkende stroboscopisch effect, en toont een man en een vrouw die in verschillende kamers kijken naar een expliciete seksfilm. Ze masturberen beiden in hun eigen gesloten seksuele domein, geïsoleerd in hun genotzucht. De film wordt gaandeweg gewelddadiger als het mannelijke personage zijn opwinding alleen kan vergroten door zijn fantasieën agressiever te maken. Masturbatie is in Noé’s film het ultieme symbool van solipsisme, waarbij de mens gevangen zit in de kooi van zijn eigen verlangen. Noé’s onverbiddelijke visie op de leegheid van seks sluit daarmee aan op zijn pessimistische oeuvre (Irréversible, Seul contre tous).

Seksuele analyse

<i>Balkan Erotic Epic</i>
Balkan Erotic Epic

Van een heel andere aard is Marina Abramovics Balkan Erotic Epic. Abramovic werd vooral bekend als een grondlegger van de performancekunst, waarna zij zich meer is gaan bezighouden met video en film. In Balkan Erotic Epic analyseert ze op een zeer droge en ironische wijze verschillende erotische tradities en rituelen uit de Balkan. De film speelt bepaalde daden na die door Abramovich van nuchter commentaar worden voorzien. Abramovich levert in de film ook een subtiele kritiek op nationalisme en etnische identiteit, zaken die onlosmakelijk zijn verbonden met voortplanting en seks. De slotscène van de film is oncomfortabel en komisch tegelijk. We zien een groep Servische mannen in traditionele klederdracht nationalistische liederen zingen, terwijl hun naakte geslachtsdelen in erectiestand een hommage brengen aan de viriliteit van hun volk.

De films roepen interessante vragen op maar tonen ook dat seksualiteit, en het ongemak of de acceptatie die de kijker ervoor heeft gecultiveerd, gegrond is in de intimiteit die elke persoon opbouwt met het fenomeen. De films werken in dat opzicht allemaal van een rationeel vlak door het seksuele in een context te plaatsen die als basis geldt voor reflectie.

De enige missers zijn naar mijn mening de films van Richard Prince en Sam Taylor-Wood. Prince is in zijn kunst altijd gefascineerd geweest door de verborgen ladingen en boodschappen van de populaire cultuur, en zijn film House Call behandelt die fascinatie door het gebruik van een gedateerde pornofilm. Prince heeft de film groezeliger gemaakt en voorzien van een nieuwe minimale soundtrack, maar deze aanpassingen van het gebruikte materiaal hebben maar een minimaal effect en een gevoel van meligheid overheerst de film.

<i>Death Valley</i>
Death Valley

Sam Taylor-Woods Death Valley is een voorbeeld van de zeer droge en nuchtere stijl die deze Engelse kunstenares hanteert in haar werken. De film toont een man die zich aftrekt in de woestijn, terwijl de zon langzaam ondergaat. De film is door verschillende critici geprezen als een poëtische evocatie die onder andere verwijst naar de bijbelse figuur Onan, Wenders’ Paris, Texas en Antonioni’s Zabriskie Point. Omdat de film niets anders bevat dan de geladen daad, overtuigt Taylor-Woods tactiek om met minimale middelen tot maximale verwijzingen te komen, niet. Maar afgezien van deze pretentieuze uitstapjes is Destricted een confronterende en verrassende serie films die een artistiek altaar plaatst in het bordeel van het huidige pornografische landschap.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Redeemer / Gunaah / Tideland / The Black Dahlia

.

Redeemer (O Redentor)
(Claudio Torres, 2004 • De Filmfreak)

Je kunt tegenwoordig geen dvd uit de schappen lichten, of er staan palm- of maretakjes op: ‘officiële selectie Veenendaals filmfestival’, ‘beste regisseur Oost-Friesland’, ‘beste pastasalade op een second unit‘. Waarschijnlijk zijn de goede mensen van het Cannes filmfestival vergeten hun palmtakjes als merk te deponeren, of vertrouwden ze op de welwillendheid van de kleine distributeurs. Tevergeefs, dus.

~

Op de hoes van Redeemer wordt regisseur Claudio Torres geroemd (inclusief takjes) als beste Braziliaanse regisseur van 2005 – hetgeen ons doet vrezen voor de staat van de filmindustrie in dat land. Als het nauwelijks gekadreerde beeld niet overbelicht is, is het onscherp. In een poging het geheel er hedendaags te laten uitzien, wordt gefreezeframet dat het een aard heeft, en de ‘surrealistische’ special effects lijken met het computerprogramma After Effects in elkaar geflanst.

Journalist Celio Rocha (Pedro Cardoso) krijgt een opdracht van God: hij moet de projectontwikkelaar Octávio Saboía (Miguel Falabella) zover krijgen dat deze al zijn aardse bezittingen overdraagt aan 198 onbetaalde bouwvakkers. Redeemer draait dus om witteboordencriminaliteit en armoede, maar weet de echte problemen van Brazilië razend knap te negeren. Naast het appartementencomplex ligt een krottenwijk van 20.000 zielen. En de cel waarin Celio belandt mag stampensvol lachende negers zitten, vriendschap sluit hij slechts met een oude, trieste blanke. Maar het is allemaal echt gebeurd, zegt Torres in de making of, en dat is toch ook wat waard. (Paul Boon)

Gunaah
(Amol Shetge, 2002 • H.O.M Vision)

Prabha Narayan (Bipasha Basu), rechercheur en ravissante schoonheid, lost misdaden op met een groot pistool en haar hart. Op straat schiet ze op progressieve revolutionairen, op kantoor strijdt ze tegen patriarchale machtsstructuren die de vorm hebben aangenomen van haar corrupte superieur (Irfan Khan). Als ze een zwijgzame maar knappe terrorist (Dino Morea) oppakt, ontstaat er een vreemde driehoeksverhouding die spectaculair ten onder gaat in een alles verzengende vuurzee.

~

We hebben niet heel veel ervaring met het genre, maar dat een Bollywoodfilm er niet flets en schokkerig hoeft uit te zien, meldden we al bij Don en Bunty aur Babli. Die muziek – nou ja, dat schijnt erbij te horen. Maar zelfs als het lukt om ondanks dat alles te blijven zitten, dan nog zijn er voldoende dingen die zelfs de grootste Bolly-fan zouden moeten verbazen.

Als haar dikke, kale hulpje de bekentenis er niet uitgefolterd krijgt, werpt Prabha zich in avondtoilet op de zwijgzame idealist. Wat ziet ze eigenlijk in de koppige en trotse jongeman? Hij spreekt de hele film geen woord en Prabha voelt niets voor zijn idealen, dus meer dan een soort fysieke aantrekkingskracht kan het niet zijn. Zijn dat nu die liefde en gerechtigheid waar ze de mond van vol heeft? Overtuigen doet het dus allemaal niet. En dat ligt evenzeer aan de technische mankementen als aan de geestelijke luiheid van de makers. (Paul Boon)

Tideland
(Terry Gilliam, 2006 • A-film)

Al sinds de jaren van Monty Python neemt Terry Gilliam ons mee naar bizarre en fantasierijke werelden, waar dromen en realiteit botsen. Terwijl hij bezig was met de sprookjesfilm The Brothers Grimm nam hij tijdens een dispuut over de eindmontage ook nog 6 maanden de tijd om Tideland te maken. De film is gebaseerd op het gelijknamige boek dat het schokkende verhaal vertelt over het meisje Jeliza-Rose dat, om aan de gruwelijkheden in haar leven te ontsnappen, een kleurrijke fantasiewereld voor zichzelf schept.

~

Tideland biedt ons een groot aantal tenenkrommende en verschrikkelijke gebeurtenissen, gezien door de ogen van Jeliza-Rose. Hierdoor zijn de dingen die haar overkomen een stuk minder vreselijk en soms zelfs avontuurlijk of bijzonder. Terwijl de vader van Jeliza-Rose geveld door drugs dood in een stoel in het huis zit, sluit zij een bijzondere maar controversiële vriendschap met de geestelijk gehandicapte Dickens. Zijn zus Dell is met haar zwarte imkersluier net een boosaardige heks. Terwijl Jeliza-Rose haar fantasievolle avonturen beleeft vergeten we bijna dat de realiteit om haar heen steeds onhoudbaarder wordt.

De dvd is verrijkt met een documentaire over Gilliam, gemaakt door Vincenzo Natali, een jonge filmmaker en groot liefhebber van Gilliams werk. Hij volgde Gillliam op de set van Tideland en het resultaat is een vermakelijke documentaire over het mysterie dat Terry Gilliam heet. (Anouk Werensteijn)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

The Black Dahlia (Special edition)
(Brian De Palma, 2006 • Dutch Film Works)

Als De Palma goed op dreef is, grijpen zijn films je met pervers genoegen bij je kladden, en stimuleren ze op verschillende niveaus. Deze verfilming van een op feiten gebaseerd boek van James Ellroy toont echter een regisseur op halve kracht.

~

Hollywood, jaren veertig: een politieduo onderzoekt de brute moord op een jongedame en al gauw raakt een van hen verstrikt in een web van intriges. Een dosis technische spielerei (een paar uitmuntende POV-shots, een climactische confrontatie à la Vertigo) en doorlopende verwijzingen naar het echte Hollywood, film noir en cinematechniek in het algemeen duiden erop dat het een veel betere film had moeten zijn.

Aan de tip-top-decors en enscenering en de sprankelende cameravoering van veteraan Vilmos Zsigmond ligt het niet. Het zijn het soms haperende tempo, de foute keuze om een non-acteur als Josh Hartnett de hoofdrol te geven, en het feit dat De Palma’s spelletjes in dienst staan van een wankelend verhaal. Ellroy werd dan ook in Curtis Hansons L.A. Confidential veel pakkender verfilmd – door een mindere regisseur. Deze dure steelbook-uitgave is met slechts een paar zwakke extra’s weer eens gebakken lucht, maar veel erger is dat deze versie maar liefst een vierde van de breedte van het oorspronkelijke beeld mist. Een schandalige uitgave. (Paul Caspers)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Boeken / Achtergrond
special: 18. Filter

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer achttien: Filter.

Het Utrechtse tijdschrift Filter wijdt zich al veertien jaargangen geheel aan vertalen. Zo gek is dat niet, vertalen is al zo ongeveer sinds de uitvinding van het schrift een beladen onderwerp, waarbij een onnoemelijk aantal invalshoeken mogelijk is. Vertalen bestaat ook eigenlijk helemaal niet, een vertaler maakt altijd een nieuwe tekst, die in het beste geval enige gelijkenis vertoont met het origineel en in het slechtste – de Nederlandse vertalingen van Whitman en Finnegans Wake – daar volledig van zijn losgezongen. De naam van het tijdschrift is dan ook goed gekozen.

In het jongste nummer van Filter komt een grote verscheidenheid aan deelaspecten voorbij. Voor de belangstellende buitenstaander met een goed ontwikkelde literaire smaak is een beschouwing over Reve zijn toneelvertalingen interessant. Het stuk maakt bovendien goed duidelijk dat vertalen voor het theater weer een geheel aparte tak van sport is – acteurs zijn immers ook interpretatoren. Verder redenerend kun je dan ook meteen de lezer als integraal onderdeel van het letterkundige verwerkingsproces introduceren, zie ook Borges, van wie – in vertaling – een kort, vroeg essay over het fenomeen is opgenomen.

Besmettelijke ziekte

~


Een vertaling wordt uiteraard pas problematisch na publicatie. Pas dan volgt door de bank genomen niet zelden een stortvloed aan kritiek, wat de vertalers dan weer in het hart raakt. Zij hebben immers hun stinkende best gedaan. Of juist niet, zoals Ger Groot, die na twintig jaar zijn vertaling van Derrida’s Sporen nog eens stevig overdeed. Het artikel laat goed zien, dat vertalen gelijkenis vertoont met een besmettelijke ziekte. Derrida heeft een spoor van vernieling nagelaten waar het gaat om schrijfkundige stijl, en Groot is één van de in het oog springende slachtoffers. De vraag blijft verder, hoeveel zin een nieuwe Derrida-vertaling nog heeft nu de pomo-luchtballon alweer jaren geleden onopvallend is leeggelopen.

Soit, ieder zijn hobby en laat duizend bloemen bloeien, de overpeinzingen van Groot terzijde van de nieuwe publicatie geven in ieder geval een aardig inkijkje in de relatie tussen postmoderne schrijver en dito vertaler. En passant wordt ook de notie onderuit gehaald dat een vertaling zo dicht mogelijk bij het origineel zou moeten blijven, sterker nog: dat de vertaler het idioom van het origineel dient te beheersen. Dixit Groot, na het aanstippen van zijn eigen vertaalkundige onvermogen:

Dat kan dus: een foute vertaling, zoals ook verwijzingen en interpretaties fout kunnen zijn – en na ontdekking kunnen worden verbeterd. Dat is gebeurd en daarom denk ik ook dat deze heruitgave van Sporen beter (misschien zelfs veel beter) is dan de eerste.

Hilarisch (misschien zelfs erg hilarisch). Het blad is de speeltuin van Nederlandse vertalers, gewone mensen mogen ook naar binnen, maar stuiten dan soms op bijdragen die vooral voor vakkenners interessant zijn – hoewel het op zich natuurlijk boeiend is om te lezen hoe Piet Schrijvers aan de ene kant overloopt van bewondering voor de Vergiliusvertalingen van Ida Gerhardt, maar zich toch genoodzaakt ziet tot het uitdelen van enkele corrigerende tikken. Hoe terecht die zijn blijft ongewis, alleen met kennis van de oorspronkelijke Latijnse teksten is een goed oordeel mogelijk, waarmee we zijn aanbeland bij alweer een moeilijk aspect van vertalen en dan vooral het beoordelen daarvan, want je leest een vertaling omdat je het origineel niet kan lezen, dus weet je ook niet of ieder woord wel goed vertaald is of dat de vertaler, volgens de methode-Groot, er vrolijk een slag naar slaat, opdat hij twee decennia later een betere (misschien zelfs veel betere) nieuwe editie kan uitbrengen. En dan hebben we het in dat laatste geval alleen nog maar over een non-valeur als amateurboeienkoning Derrida en niet eens over een serieuze auteur, die alle vertalende aandacht ook echt verdient.

Vertaalbaar of niet, volgende hoofdstuk en jawel: Finnegans Wake. Zoals bekend gebruikte Joyce daarin woorden en zinnen uit veel andere talen, dus wat je daar vertalenderwijze mee aan zou moeten is onbekend. Anders gezegd: de opmerkelijk talrijke vertalingen werpen vanzelf weer een geheel nieuw licht op het fenomeen vertaling. De Nederlandse vertaling van Bindervoet en Henkes mogen we veeleer beschouwen als kanttekeningen bij Joyce, van een heel andere orde van grootte dan de doorsneevertaling, een bewerking die wel weer licht laat schijnen op het merkwaardige boek dat eraan ten grondslag heeft gelegen. Zo kan een vertaling zelfs iets zeggen over literatuur als verschijnsel en praktijk.

Vertalen hoeft ook niet per se van tekst naar tekst, zoals een stuk over novelisation van films en televisieseries laat zien, en is bovendien een integraal onderdeel van de markt die het literatuurbedrijf ook is. Els van der Roost zocht in dit nummer uit hoe de Latijns-Amerikaanse boom gestalte kreeg in de westerse letteren. Nog wat klein grut maakt deze editie van Filter af en het moet gezegd: ook voor de leek is dit periodiek dankzij de brede insteek een waar genoegen. Het verschijnt viermaal per jaar, dus het is nog even wachten, maar we zijn nu al benieuwd.

Filter
– Losse nummers: € 8,-
– Abonnement: € 27,-
– Uitgever: Vantilt
Filter verschijnt 4 maal per jaar, en is verkrijgbaar in de betere boekhandel.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava, 15. Yang, 16. Wahwah en 17. De Parelduiker.

Muziek / Album

Boost van gesteldheid en energie

recensie: yourcodenameis:milo – They Came From the Sun

In november 2006 bracht yourcodenameis:milo hun derde cd Print Is Dead Vol. 1 uit, het eerste album op het V2-label. Hierop werkte de band onder andere samen met Bloc Party en Maxïmo Park, die de opdracht kregen binnen één dag een nummer te schrijven en op te nemen. Slechts drie maanden na dit muzikale project komt nu al het vierde album van de Britten uit onder de titel They Came From the Sun. Haastige spoed is soms goed en het resultaat mag er in dit geval zijn.

De vijf heren uit Newcastle hebben dan wel een onmogelijk bandnaam maar leveren een plaat af waarop ze laten horen dat ze zonder hulp ook een interessant en goed album kunnen maken. Het eindproduct, dat wat doet denken aan een combinatie van het werk van Soulwax, dEUS en hier en daar Weezer, is een verzameling sterke moderne rock ‘n’ roll-liedjes met vleugen electro, epische gitaarpartijen en simpele maar nooit saaie teksten.

Less is just enough

~

yourcodenameis:milo neemt je op They Came From the Sun mee op een plezierig muzikaal reisje van twaalf nummers die meteen blijven hangen zonder dat het album ergens te soepel of te gelikt wordt. Let wel, er is hier geen sprake van heftige muzikale experimenten en in dit geval geldt dat: less is just enough. Het album opent met Pacific Theatre, een stevig nummer waarop meteen de energie van de band te horen is en we direct kennismaken met het snel afwisselende tempo’s en de frisse uithalen van zanger Paul Mullen die zijn karakteristieke fragiele stemgeluid ten volste uitbuit.

Geluidsspelletjes

De gitaren van het openingsnummer zijn echter niet representatief voor het hele album. Waar Pacific Theatre en bijvoorbeeld ook Take to the Floor als alternatieve gitaarrock bestempeld kunnen worden, is de band niet te beroerd om een uitstapje te maken naar het langzame en gevoelige Sixfive. Toch is de band hier niet op zijn best. Dit is wel het geval op I’m Impressed, waar yourcodenameis:milo bekend gitaar- en drumgeluid combineert met een indringend en bijna dwangmatig klavecimbel-geluidsspelletje en zo het beste nummer van het album vormgeeft.

Door deze kleine details is de plaat geen standaard product geworden maar is er juist een extra dimensie bijgekomen. Dit zorgt ervoor dat They Came From the Sun een relaxte en interessante plaat is die met name met mooi weer zorgt voor een flinke boost van gesteldheid en energie. Overigens, mogen we ook YCNI:M zeggen, net zo makkelijk.

8WEEKLY

De Gebroeders Meester on tour

Artikel: 2 Dit zijn doodgewone fabriekswattenstaafjes

De Gebroeders Meester, auteurs van Meesters in de filosofie en Meesters in religie, toeren tijdens de Maand van de Filosofie door het land. Speciaal voor 8WEEKLY beschrijven ze hun ervaringen. Als echte broers zijn ze het altijd roerend met elkaar oneens. Dit keer kibbelen ze over pepermuntjes, wattenstaafjes, Hummers en fair tradeproducten.

Frank: Waarom deel je tijdens onze Verlichtingsdienst toch steeds die pepermuntjes uit?

Maarten: Dat vertel ik toch elke keer: om de god Commercie te bezweren.

Frank: Je bezweert de god Commercie door pepermuntjes uit te delen?

Maarten: “Ik, de koopwaar, ben de Heilige Communie”, zei de Duitse filosoof Peter Sloterdijk in een interview. “Want ik breng in je leven een differentie binnen die zonder de consumptie van mezelf in jou niet bereikbaar was. Je wordt een interessant mens door deze act van consumptie.” Net verlost van het christendom leveren we ons alweer uit aan de commercie. Dat probeer ik te doorbreken. Als ik die pepermuntjes geef, zeg ik er steeds bij dat het een doodgewoon fabriekspepermuntje is, dus niet het lichaam van Jezus of een product dat ervoor zal zorgen dat je een bijzonder mens wordt. Toveren kan nou eenmaal niet. Dat probeer ik de mensen bij te brengen. Ik zie het als een omgekeerde eucharistie of als antireclame.

Frank: Antireclame?

Maarten: Ja. Wie graag stoer wil zijn, koopt Marlboro-sigaretten. Bij het inhaleren trek je de stoere cowboyidentiteit diep naar binnen. Tenminste, dat denken mensen. In werkelijkheid vermoorden ze zichzelf zo, en ze krijgen nog een vieze adem ook.

Frank: En daarom deel jij pepermuntjes uit. Voor een frisse adem?

Maarten: Discussiëren is van fundamenteel belang voor de Verlichtingskerk, en dan is het prettig als je gesprekspartner een frisse adem heeft.

Frank: Dan zou je ook nog wattenstaafjes moeten uitdelen, waarmee mensen hun oren goed kunnen schoonmaken. Want bij discussiëren is het ook belangrijk dat je goed kunt luisteren.

Maarten: Een uitstekend idee, maar dan moet ik er wel bij zeggen: “Dit is een doodgewoon fabriekswattenstaafje”. Het gaat mij er alleen om dat mensen niet in de val trappen van de commercie. Dat ze leren inzien dat hun leven niet radicaal verandert als ze een trui van Calvin Klein kopen. Ik heb de pepermuntjes gekozen omdat ik verschillende tradities wil verenigen. De hostie uit de katholieke kerk is zo droog dat je die moeilijk wegkrijgt, terwijl gereformeerden de mooie gewoonte hebben tijdens de preek pepermuntjes door te geven. Ik hoop dat als mensen uit de dienst komen en in hun auto stappen, ze tegen zichzelf zullen zeggen: “Deze auto is doodgewone fabriekswaar”. En misschien dat diegenen die naar huis gaan in hun Hummer zich opeens belachelijk voelen en de volgende dag een Honda Civic Hybrid kopen.

Frank: Ik denk dat de mens nooit zo verlicht zal worden – en ik hoop het ook niet. Wat een saaie wereld zou dat worden! We zouden allemaal in een overall lopen, uiterst praktisch. Ik heb er juist ontzettend veel lol in om een dure zonnebril op te zetten en daarmee op te vallen. Inderdaad, door de producten die je koopt, maar ook door de grappige combinaties die je maakt, vorm je je identiteit. Door je smaakoordeel – door te zeggen en te tonen wat jij mooi vindt – laat je zien wie je bent. Maar dat hoeft niet altijd tot verspilling te leiden. Ik vind het stoer, en ik weet zeker dat ik daar niet alleen in sta, om te laten zien dat ik fair trade- of ecoproducten koop. Als ik koffie zet voor gasten, loop ik altijd even argeloos de kamer binnen met het pak Max Havelaarkoffie duidelijk zichtbaar in mijn hand.

Maarten: Ik denk dat je niet altijd je eigen ijdelheid op de hele mensheid moet projecteren.

Frank: Ik denk dat jij eens wat eerlijker naar jezelf en je eigen beweegredenen zou moeten kijken. Dan zul je andere mensen beter begrijpen en misschien ook inzien waarom tijdens die vijf Verlichtingsdiensten die we tot nu toe gehouden hebben, nog maar drie mensen een pepermuntje van je hebben willen aannemen.