Muziek / Album

Hapklare Mozart – en anderen

recensie: Mozart e.a.- Gran Partita en andere werken

Mozarts Gran Partita is bekend – zo bekend dat de overige dertig minuten muziek op de cd van het Spaanse houtblazersensemble Moonwinds niet eens op het omslag wordt genoemd. Pas op de achterzijde van het cd-hoesje blijkt dat het werk van Mozart hier is samengevoegd met dat van onbekendere classicistische tijdgenoten Wendt en Martín y Soler. Vijf kwartier hapklare kamermuziek.

Hoewel Mozart al in zijn eigen tijd een superster was, ging hij zelf niet zo ver om dit werk Gran Partita te noemen. Dat is een eerbetoon van een onbekende die deze titel later op de originele partituur heeft geschreven. De Gran Partita was ook niet bedoeld om naam mee te maken; het is een zogenaamd divertimento, een verzameling lichtvoetige stukken bedoeld als luchtige achtergrond- of dansmuziek. Maar ook van pretentieloze achtergrondmuziek maakt Mozarts iets verrassends. Het werk is geschreven voor houtblazersensemble, met een voor die tijd ongewoon uitgebreide bezetting. Ook is de gebruikelijke vierdeling van een divertimento hier een zevendeling geworden. Maar de échte verrassing zit toch in de inhoud. De stukken zijn meeslepend, gelaagd en vol emotie.

~

Toch komt die emotie hier niet helemaal uit de verf. Het ensemble Moonwinds onder leiding van klarinettist Joan Enric Lluna speelt het werk degelijk, maar niet erg sprankelend. Ook het uitgebreide cd-boekje is keurig, op het oubollige af. De historische en muziektheoretische feitelijkheden zijn erg braaf. Net als de vormgeving trouwens. Waarom hebben cd-hoesjes van klassieke muziek toch zo vaak een sfeerfoto van een orkest-met-partituur op het omslag? Zulke standaardbeelden doen je bijna vergeten dat de Gran Partita in zijn tijd diepgaand en vernieuwend was.

Liftmuziek

Het Weense Classicisme van Mozart en consorten levert toegankelijke muziek op. Veel catchy tunes, herkenbaar en prettig in het gehoor liggend. Maar dat is ook meteen het gevaar. Op de cd staat, naast de Gran Partita, ook nog werk van Johann Nepomuk Wendt en van Vicente Martín y Soler, beide tijdgenoten van Mozart. Wendt bewerkte in 1782 acht stukken uit Mozarts opera Die Entführung aus dem Serail. Een aantal belangrijke aria’s en melodieën hieruit is door Wendt omgebouwd tot divertimento voor houtblazersensemble. Het resultaat is, eerlijk gezegd, liftmuziek. Leuk voor mensen die graag een melodietje meefluiten maar plat vergeleken bij de gelaagdheid en subtiliteit van de Gran Partita. Dan blijkt pas hoe inventief de eenvoudig klinkende Gran Partita in elkaar zit; die verveelt geen moment. Misschien dat beide werken ooit geschikt waren om gelegenheden te verluchtigen, maar alleen de Gran Partita stijgt daar bovenuit en kan de aandacht echt vasthouden.

Dansmuziek

Ook het werk van de Spaanse Martín y Soler is, net als dat van Wendt, een bewerking van een opera; Martín y Solers eigen opera Una Cosa Rare. Een deel uit dat werk wordt door Mozart aangehaald in zíjn opera Don Giovanni. Een eerbetoon van Mozart aan tijdgenoot Martín y Soler, die toendertijd even beroemd was als Mozart zelf. Toch slaat ook bij het beluisteren van Solers bewerking je geest snel aan het dwalen. Het is daarmee wel duidelijk waarom alleen Mozart op het front staat.

Alhoewel. Deze muziek was nooit bedoeld om stilzittend aandachtig naar te luisteren – hoewel dat tegenwoordig bij live-uitvoeringen vaak de enige mogelijkheid is. En dat is jammer, want ondanks dat de Gran Partita als enige werk op de cd een echt aandachtige beluistering waard is, zijn álle werken op de cd, na pak ‘em beet twee eeuwen, nog steeds te gebruiken zoals ze ooit waren bedoeld: om lekker op te huppelen, bij weg te dromen en bij te verpozen. Het liefst op een mooie nazomeravond.

Boeken / Fictie

Over Sardijnse mensen, en de levens die voorbij gaan

recensie: Salvatore Niffoi - De legende van Redenta Tiria

Met De legende van Redenta Tiria heeft Salvatore Niffoi een boek geschreven over een dorpje op het platteland van Sardinië. Niet alleen beschrijft hij de levens van de eilandbewoners op een bijna mythologische manier, ook de dood in deze Italiaanse provincie geeft hij een fantastisch randje.

“‘Ajò! Bereid je voor, want je tijd is om!’, meer zegt ze niet! Dan steekt ze een onzichtbare hand uit en neemt ze je mee.” Met deze zin wordt Battista Graminzone door zijn oma ingewijd in de vloek die op hun geboortedorp ligt. In Abacrasta sterft namelijk niemand van ouderdom, maar geven de inwoners, wanneer hun tijd daar is, zich over aan een stem die hen tot zelfmoord overhaalt.

~

Abacrasta is een dorpje in Sardinië, dat “achttienhonderdzevenentwintig zielen telt, negenduizend schapen, zeventienhonderd geiten, negenhonderddertig koeien, tweehonderdvijftien televisies, vierhonderdnegentig auto’s en elfhonderddrieënzestig mobieltjes”, aldus Battista Graminzone. Hij kan het weten, want hij is de zojuist gepensioneerde gemeenteambtenaar van de burgerlijke stand van Abacrasta. Jarenlang heeft hij routineus de overlijdensaktes opgemaakt van de inwoners die zich na het horen van de stem ontdeden van hun riem en de eerste de beste dwarsbalk, eikentak of raamtralie uitkozen om aan te bungelen.

Hemels bestaan

Elke dode had zijn eigen verhaal. Maar wat ze wel allemaal was overkomen, was dat de stem hen had aangespoord hun leven te verkorten. Hier laat auteur Salvatore Niffoi de gepensioneerde ambtenaar aan het woord. Een voor een worden de verhalen voorafgaand aan de zelfmoord uit de doeken gedaan. Pascale Prunizza, die de dood van zijn geliefde paarden beweent; Bernardu Solitariu, die het niet kan verdragen dat het middeltje tegen zijn acne op is; Beneitta Trunzone, die een hemels bestaan verkiest boven een aards in het klooster; of de goeie herdersjongen Candida Vargia, die gestraft wordt omdat tijdens zijn middagdutje een aantal schapen is gestolen.

Niffoi, die zelf uit Sardinië komt, weet de plattelandsverlangens en -angsten trefzeker te verwoorden, en zorgt door het haast symbolische dorpje voor een tijdloze setting. Slechts de af en toe aanwezige mobieltjes verbreken dit historisch uiterlijk. Zoals een mooi gezicht toch die imperfectie nodig heeft om perfect te zijn, heeft ook Alacrasta deze moderne Nokia’s nodig om een legende te schrijven. En deze legende zit nu net in de tijdloosheid van het verhaal, met een thema dat ook nog geldt in de eenentwintigste eeuw. Dit thema is het verlangen van de mens om zonder lijden het leven vaarwel te zeggen. Het verlangen dat bij de naïeve dorpsbewoners, de Sancho Panza’s of de Pascual Duartes van Abacrasta wel heel diep in het hart gesloten is en er weer uit komt wanneer het leven even tegenzit.

Redenta Tiria

En dan duikt de in de titel genoemde Redenta Tiria op. Mevrouw is blind, heeft ravenzwart haar, loopt op blote voeten en weet toevalligerwijs enkele malen op het ultieme moment op te duiken, nog voordat een van de inwoners van Abacrasta de betrouwbaarheid van zijn broeksriem kan testen. Wie is deze vrouw, die tegen het lot van het Sardijns dorpje ingaat? Voor ambtenaar Graminzone hoort op deze vraag wel een antwoord te volgen, want door Redenta is hij zijn baan kwijtgeraakt.

Hiermee is ook de bindende factor tussen de dorpsverhalen een feit. Zonder de overspannende verhaallijn had Niffois boek slechts uit een vijftiental, overigens wel heel mooie, verhalen bestaan. Doordat ze bijeengehouden worden door de relatie van de ambtenaar met de legendarische vrouw komen ze nu beter tot hun recht. Het is de verdienste van de Sardijnse schrijver dat er een verhaal is ontstaan, in de traditie van de klassieke raamvertelling, waarin je niet alleen de korte verhalen wilt lezen, maar ook getrokken wordt de plot van kaft tot kaft te volgen.

Film / Films

Ontdek de ‘lookeys’

recensie: The Boss of it All

De humor om te lachen is in ‘The Boss of it All’, de nieuwe kantoor-komedie van Lars von Trier, op z’n zachtst gezegd alleen te ervaren met van te voren ingenomen, licht stimulerende middelen die de meligheid bevorderen. De inmiddels vijftig geworden verzetsheld van de art cinema kondigde eerder dit jaar in zijn ‘Statement of Relativity’ aan zich te willen ontdoen van de door de professie opgelegde, overdreven verwachtingen en andere nare, lege gewoontes. Von Trier wil zijn oorspronkelijke enthousiasme voor film als medium revitaliseren. Niet langer wil hij onder druk produceren, verplicht opdraven op festivals of aan het werk met een te grote crew en mega-sterren.

De Deense komedie The Boss of it All is zijn eerste productie sindsdien, met een kleine bezetting, en gaat over de medewerkers en directeur van een Deens It-bedrijf dat op het punt staat verkocht te worden aan een IJslandse koper. De humor in de film is ironisch, koel, afstandelijk en vooral moeizaam te begrijpen. Verstoken van visuele slapstick ligt de humor diep verscholen. Ze is slechts af te meten aan de dialogen van de karikaturale personages. De zachtgekookte eigenaar van het IT-bedrijf, Ravn (Peter Gantzler) heeft zijn zes werknemers jarenlang voor de gek gehouden door te doen alsof hij een van hen is. Nu wil hij het bedrijf verkopen. Om zijn gezicht te redden tegenover zijn werknemers en de koper, die alleen met de directeur wil onderhandelen, huurt Ravn een acteur in om de rol van directeur te spelen.

~

De tot dan werkloze Kristoffer (Jens Abinus) is al snel bezeten van zijn rol en zorgt al improviserend voor een massa complicaties. Bovendien raakt hij steeds meer bezeten door zijn goeroe “Gambini”. Ravn ziet zijn snode plannen verwateren door Kristoffers bemoeienissen met zijn a-typische medewerkers, waar hij er een van is. Kristoffer bijsturen is onbegonnen werk met dank aan zijn personeel, dat o.a. bestaat uit een technicus met losse handjes, een chronisch snikkende administratrice en een aan een teddybeer verslaafde trouwlustige secretaresse. Dit maakt The Boss of it all tot een film met vreemde wendingen en bizarre dialogen maar “meligheid” moet de kijker zoals eerder gemeld zelf meenemen.

Stilistische zoektocht

Het probleem met Von Triers films is dat je er altijd over moet nadenken. Zijn principes en/of politieke boodschappen maken spontane emoties haast onmogelijk; beleving komt vrijwel altijd op de tweede plaats. Ook tijdens The Boss of it All is het lastig lachen als je eerst de grap moet doorzien. Toch lijkt Von Trier in deze film een aantal dingen te hebben losgelaten. Zijn passie voor technologie heeft hij overgegeven aan de AUTOMAVISION, een nieuw snufje in cameraland. Na het bepalen van het primaire camerastandpunt en diafragma in een scène biedt dit programma een gelimiteerde vervolgreeks aan shots waaruit gekozen kan worden. Voor controlfreak Von Trier is kadrering altijd al een issue geweest, en in eerdere films ging hij dit middels het gebruik van hand-held camera’s of vaste standpunten uit de weg. Nu heeft hij gekozen voor een computerprogramma om de menselijke invloed op beeld en geluid te minimaliseren. Wat zeker aan het begin voor een vreemde aanblik van de kantooromgeving zorgt.

Dankzij deze automatiek is The Boss of it All dus nogal afwijkend van de gangbare beeldtaal en in zoverre een vervolg op Von Triers stilistische zoektocht. Elke film die hij maakt is qua vorm, onderwerp of techniek afwijkend en alleen al daarom heeft hij al jaren het imago van een provocateur. Von Trier wil mensen iets laten geloven, maar diabolisch genoeg zijn de visuele experimenten vaak zo overtrokken, stilistisch en/of uitvergroot dat ze het tegenovergestelde effect hebben op de onschuldige toeschouwer; ze kunnen gemakkelijk als nep worden ervaren.

Vervreemding

~


Als medeoprichter van Dogma 95 beoogde hij, middels een manifest met 10 principes, terug te keren tot de ultieme film zuiverheid. Aldus verwierp hij in 1995 de gangbare filmconventies, om juist tot de kern van het werkelijke filmen te komen en vervreemding bij het publiek tegen te gaan. Sommige van deze principes lijkt Von Trier weer te hebben opgepakt in The Boss of it All. De locaties en rekwisieten zijn minimaal. Ook krijgt het publiek vooraf te horen dat het naar een onschuldige komedie gaat kijken. Onschuldig maar vilein, blijkt, want het verhaal is erg verweven met de al 400 jaar oude Deens-IJslandse vete. Moeilijk te begrijpen voor ander nationaliteiten maar met verve uitgedrukt in de woede-uitbarstingen van ijslandse koper Finnur (Friðrik Þór Friðiksson).

Lookeys

Wat wil Von Trier ons nu laten geloven? In interviews zegt hij zich meer voor de natuur te zijn gaan interesseren. Verlost van de druk van Cannes kan hij zich nu in mei aan zijn moestuin wijden. Speelt Von Trier de groene onschuld? De oprichting van de productiemaatschappij Zentropa, bedoeld om in meer vrijheid te kunnen spelen (produceren en filmen), en de keuze voor een nieuwe producer hebben er in elk geval voor gezorgd dat, ook al is deze film slechts in vijf weken gedraaid, Von Trier zelve weer plezier heeft.

Aan spel geen gebrek, directeur Kristoffer speelt terwijl hij (toneel)speelt op alle afdelingen. En dan zijn er nog de ‘lookeys’ waarmee de kijker zelf kan spelen. In de film zitten een aantal visuele verstoringen die buiten de context van de film vallen. Aan de kijker om die te ontdekken. De eerste Deense bezoeker die alle ‘lookeys’ in de film wist te vinden kon daarmee een rol als figurant in Von Triers komende horrorfilm Anti-Christ verdienen, plus een geldprijs.

Von Trier mag dan als vijftiger nog dolgraag willen spelen, The Boss of it All reflecteert nog steeds zijn geforceerd complexe benadering van het medium. Voor veel kijkers zal daarom Von Triers dilemma tussen de ‘lookeys’ of de courgette net als veel uit The Boss of it All te abstract zijn, te weinig referentie en ook nog te weinig humor om te lachen bieden.

Muziek / Album

Het syndroom van de moeilijke tweede

recensie: Maxïmo Park - Our Earthly Pleasures

.

Maxïmo Park is één van de velen. Eén van de vele Engelse bands die in het kielzog van Franz Ferdinand het Europese vasteland wisten te bereiken de afgelopen jaren. Een van de velen ook die dit jaar met een tweede cd komen. De Kaiser Chiefs en Bloc Party gingen Maxïmo Park al voor, een aantal anderen – waaronder Editors – zullen later dit jaar volgen.

Our Earthly Pleasures is het tweede reguliere album van de band – de b-kantjes verzamelaar Missing Songs niet meegerekend. Maxïmo Park is een van de exponenten van de huidige – of is het inmiddels al weer vorige – generatie succesvolle Engelse gitaarbands. Al zoekt de band zelf de inspiratie liever in het verleden bij The Smiths en The Smashing Pumpkins. Bij die laatste vergelijking kan overigens een flink aantal vraagtekens gezet worden. Nee, Maxïmo Park is en blijft op en top Brits.

~

Na de hype

Nu het door NME aangevoerde ‘hypecircus’ verder is getrokken, moet Maxïmo Park het op eigen kracht doen. Franz Ferdinand, de Kaiser Chiefs en in mindere mate Bloc Party bewezen al dat ze blijvertjes zijn. Ook Maxïmo Park zal 2007 wel heelhuids overleven. Daarvoor zijn de eerste reacties op de tweede langspeler van de vijf uit Newcastle positief genoeg. En dat is ook wel te begrijpen. De twaalf songs op Our Earthly Pleasures liggen gemakkelijk in het gehoor. De eerste single Our Velocity en Books From Boxes, met heerlijk jengelende ‘Smiths’-gitaarrif, zijn twee lekkere gitaarnummers. Het merendeel van de overige songs is echter voer voor de neuzelende popcriticus uit het intro. Inderdaad: gebrek aan die vermaledijde urgentie en frisheid.

De val

Maxïmo Park loopt namelijk in de val. De val van de moeilijke tweede. Niet de kwaliteit van het songmateriaal ligt hieraan ten grondslag. Het materiaal op Our Earthly Pleasures is van eenzelfde niveau als dat van het debuut A Certain Trigger. Het probleem zit hem, zoals zo vaak bij de lastige tweede, in de productie. Men neemt een gerenommeerde producer en krijgt zo een uitgebalanceerd, net en inwisselbaar geluid. Weg zijn de charmant rammelende bekkens en het orgeltje dat net even te hard in is gemixt. Ze hebben plaatsgemaakt voor dichtgesmeerde en gladgestreken ‘Botox-klanken’. Echte schoonheid zit vaak in dat kleine beetje imperfectie; datgene wat uniek maakt. Het is die imperfectie die ontbreekt op Our Earthly Pleasures.

Als ik dit bovenstaande schrijf voel ik me ook zo’n neuzelende popjournalist die zich gemakzuchtig van zijn taak kwijt. Hoe clichématig het misschien mag zijn; ik kan echter niet anders dan te zeggen dat het allemaal te goed, te vlak en te veilig klinkt op deze plaat. Voor ik ga roepen dat vroeger alles beter was, brei ik dan ook maar gauw een einde aan deze recensie. Maar niet voor geconcludeerd te hebben dat Maxïmo Park is geveld door het ‘moeilijke tweede syndroom’.

Theater / Achtergrond
special: Toneelschrijflente - Gasthuis/Platform Theaterauteurs/Syndicaat

De toneelschrijfkunst bloeit!

De lente is begonnen! Bloemen bloeien, bomen lopen uit en de zon breekt door. Waarom zou je met dit weer dan nog in een donkere theaterzaal gaan zitten? Omdat in verschillende zalen in Amsterdam ook de lente begonnen is. En wel de Toneelschrijflente. De Toneelschrijflente bundelt een aantal initiatieven op het gebied van toneelschrijven. De Toneelschrijfdagen van De Balie, Gastschrijvers van Gasthuis en de Schrijversdagen van het Syndicaat. 8WEEKLY doet (met een glas rosé of een witbier in de hand) verslag.

Toneelschrijfdagen

Leeskamertjes 1: Verse tekst (gezien op 29 april)

Een harde, rauwe pornotekst. Dat is misschien nog de beste omschrijving van de toneeltekst The Bitch van schrijver Enver Husicic. De tekst is een obscene bewerking van de eenakter De Beer van Anton Tsjechov. Heel anders dan de breekbare en emotionele tekst van Parkeerterrein blues van Leen Verheyen of Krab, het futoristisch verhaal van Jannemieke Caspers. Naast The Bitch, Parkeerterrein blues en Krab worden in de kleine kantoortjes op de overloop van de Balie nog zeven andere ‘Verse teksten’ voorgelezen. De readings zijn een vast onderdeel van de Toneelschrijfdagen. Acteurs van onder andere Toneelgroep Amsterdam, TG Monk en TG Alaska presenteren nog onontdekte werk die schrijvers konden inzenden. Het Platform Theaterauteurs ontving dit jaar 48 nieuwe teksten. Een team van zeven lezers selecteerde de tien opvallendste teksten. Enkele van de juryleden zijn onopvallend aanwezig. Zittend op viskrukjes luisteren zij samen met de belangstellenden in de kleine kantoortjes naar de tekst. In drie sessie van twintig minuten worden in de verschillende kamers een tekst voorgelezen. Na iedere twintig minuten hebben de bezoekers de mogelijkheid te wisselen van kamer en tekst of blijven zitten en de tekst in zijn geheel te horen. De wisseling betekende voor enkele teksten dat zij soms geen publiek hadden of juist een kamer vol. Ondanks de belangrijke voetbalwedstrijden en de warmte kon de organisatie toch rekenen op veel belangstellenden. (Mariëlla Pichotte)

MeeMeesteren 3: De bronnen (gezien op 29 april)

foto: Gerard Kogelman
foto: Gerard Kogelman

Terwijl buiten op het Leidseplein de biertentjes, podia en ME-busjes zich opmaken voor Koninginnenacht 2007, schuiven in De Balie een achttal acteurs en drie regisseurs aan tafel. De derde workshop MeeMeesteren gaat over toneelstukken die zijn geschreven op basis van documentaire bronnen en hoe je daar een theatraal verhaal van maakt.

Zo schreef theatermaker Peter van Kraaij het stuk SITTINGS over de Italiaanse Tina Modoti wie, toen ze op haar 44e overleed, drie verschillende levens had geleid. Ze was Hollywoodactrice in stomme films en als fotomodel muze van de fotograaf Edward Weston. Later vertrokken de twee geliefden naar Mexico waar zij zich ook op de fotografie stortte. En uiteindelijk belandde ze als die hard-Staliniste in Moskou, voor ze via Nederland weer naar Mexico vluchtte.
Om Tina Modoti, en de roerige relatie die zij had met Weston, naar het toneel te vertalen, startte Van Kraaij bij haar fotoboek om het wezen van Modoti te doorgronden. Later kwam hij bij dagboekfragmenten, briefwisselingen en foto’s terecht. Het resultaat is een eclectische theatertekst vol overpeinzingen, ontboezemingen en dialogen.

Het tweede stuk dat tijdens de workshop wordt behandeld moet nog in première gaan. Teuntje Klinkenberg en Marcelle Meuleman brengen de voorstelling Het Arabisch/Israëlisch Kookboek naar Nederland. De research en de tekst komen bij Robin Soans vandaan, die naar de Westelijke Jordaanoever trok om mensen van verschillende volken en religies aan het woord te laten. Soans besloot naar iets alledaags en simpels te vragen: eten, waar toch enorm veel belang, traditie en emotie aan kleeft. Uiteindelijk bewerkte Soans de zestig interviews tot een toneelstuk vol korte scènes, waarbij de bewoners van zowel de Arabische als de Israëlische kant praten over gerechten, recepten, het samen eten bereiden. En over die keer dat tijdens het boodschappen doen een bomaanslag werd gepleegd, door een jonge zelfmoordterroriste. Of over het gerecht dat een zoon voor het laatst at, voordat hij, een martelaar, de straat op ging en hij nooit meer terugkwam.

De workshop Meemeesteren is interessant, maar laat vooral de makers aan het woord over de inhoud en de personages (zoals we zo vaak zien en horen), dan hoe het proces van documentaire bronnen naar theatrale tekst verloopt. Niettemin geeft het mooie inzichten in hoe je de werkelijkheid naar het toneel kunt vertalen. De rijke basis die de realiteit je geeft naar eigen inzicht om te mogen vormen, geeft enorme vrijheid. (Ruth van Beek)

Dance of the Holy Ghosts – Marcus Gardley (gezien op 26 april)

foto: Gerard Kogelman
foto: Gerard Kogelman

In de grote zaal van De Balie zitten slechts enkele mensen die het warme weer laten voor wat het is om naar Dance of the Holy Ghosts van Marcus Gardley te komen kijken. Best jammer voor de zes acteurs die helemaal uit de Verenigde Staten komen om deze voorstelling te spelen. Eigenlijk is het nog veel vervelender voor al die mensen die besloten om niet te komen: die hebben toch maar mooi een New Yorks pareltje aan zich voorbij laten gaan.

Op het podium zitten zes Afro-Amerikaanse acteurs op een stoel met voor zich een standaard waar hun teksten op liggen. De verteller, Gardley, begint en schetst de situatie; we bevinden ons in een appartement waar iemand de deur open doet voor een jongeman. De jongen, Marcus G., is op zoek naar zijn grootvader Oscar Clifton. Hij wil het met hem hebben over het verloop van zijn leven en eist verantwoording en verklaringen. Zijn knorrige opa weigert dit en wordt vervolgens bezocht door geesten uit zijn verleden.
Hoewel je door het thema wellicht anders zou kunnen vermoeden, is Dance of the Holy Ghosts een heel humoristisch stuk. Met hun vette Amerikaanse accent, het slang dat ze gebruiken en hun uitgesproken mimiek hebben de acteurs vrijwel continue de lachers op hun hand. Er wordt zelfs gegierd en bij een enkeling is een slappe lach ook onvermijdelijk.
Vooral opa Osar (“who likes to fuck”) en zijn kleinzoon hebben hilarische uitspraken, maar de inhoud is ook heel poëtisch. Opa vergelijkt vrouwen bijvoorbeeld met ballonnen die je moet kopen. Zijn vrouw Viola zegt daarom in een echtelijke ruzie waarin ze meer respect wil: “I look good on your arm. I am your balloon.”
Doordat de acteurs op hun stoel blijven zitten en voorlezen vanaf papier, moeten ze het van hun intonatie en gezicht hebben. Het is echter allemaal zo beeldend dat je het hele verhaal moeiteloos voor je ziet. In je hoofd ontstaat er als het ware een tekenfilm die de mensen op het podium aan het inspreken zijn.

Dance of the Holy Ghosts is een must see. Je hoeft niet te vrezen dat het wellicht niet allemaal te volgen is in het Engels, want al moet je soms een zin aan je voorbij laten gaan, het blijft een heldere, grappige en poëtische voorstelling waarna je met een smile on your face de zaal weer uit loopt. (Diana van der Sluis)

Niemand kan het – Hans Aarsman (gezien op 27 april)

foto: Gerard Kogelman
foto: Gerard Kogelman

“Een foto leren zien in de dingen waarvan je houdt.” In de korte autobiografische lees-voorstelling Niemand kan het zoekt ex-fotograaf Hans Aarsman naar het wezen van de fotografie. En passant geeft hij de toeschouwer antwoord op de vraag waarom hij gestopt is met fotograferen. Maar is hij dat wel?

Een foto van een slaapkamer, twee eenpersoonsbedden tegen elkaar geschoven. Op een volgende beeld een afgedekt lichaam naast het bed, liggend op een brancard. Een derde foto is van de overleden man in zijn nette pak in de kist. Hij kan niet oud zijn, aan het dikke, donkere haar te zien. Wie goed kijkt, kan een deel van het verhaal al uit het beeld halen. Maar ze gaan pas leven als actrice Oda Spelbos het hele verhaal vertelt bij de plaatjes die door Hans Aarsman zelf op de muur worden geprojecteerd. Hoe hij de laatste woorden van zijn vader verkeerd begreep. Hoe hij in ontredderde staat begon te fotograferen. “Weet je je geen houding te geven? Dan fotografeer je dat.” Door Aarsmans persoonlijke verhaal zijn de foto’s geen vergeelde kiekjes meer uit vergane jaren, maar zien we de blijvende herinneringen aan een moeizame vader-zoon relatie.
Als fotograaf zocht Aarsman jaren naar hoe je het leven kunt vorm geven op een foto. In zes opnames of in elf, het onderwerp een beetje naar links of naar rechts, de slagschaduw oplichten… fotograferen is ensceneren en daarna ‘opleuken’. En daar heeft Aarsman na een aantal jaren schoon genoeg van. Het leven is te groot voor een foto.

Dan ontdekt de ex-fotograaf zijn bijzondere talent in het beschrijven en analyseren van het beeld, zodat een foto het leven juist uitvergroot. Aan de hand van kiekjes van asbakken op veilingsite E-bay leert Aarsman de toeschouwer kijken. Een onscherpe asbak wordt het verhaal van een aan lager wal geraakte gokker die alle hotels van Las Vegas heeft gezien. Met zijn toegankelijke tekst reikt Aarsman zijn publiek de essentie aan van fotografie; een kiekje zegt net zoveel over het leven als de prestigieuze beelden van World Press Photo. Misschien wel meer. (Lotje Dercksen)

Leeskamertjes 2: opdracht en gevolg (gezien op 29 april)

De Leeskamertjes vormen een intiem onderdeel van De Toneelschrijfdagen. In de twaalf bescheiden vertrekken waar de medewerkers van De Balie kantoor houden, kun je luisteren naar nieuwe toneelteksten. Bijna bij de acteurs op schoot, luistert het publiek twintig minuten naar een deel van een theatertekst, om daarna hun geluk te beproeven in een ander kamertje.

A girl wrecks boy story is de ondertitel van de monoloog Engst geschreven door Hannah van Wieringen. Een meisje zwalkt na het zoveelste feest de nacht in. Een dode duif die ze van straat raapt moet symbool staan voor haar relatie, dus neemt ze deze mee naar haar vriendje. Wat volgt is een onsamenhangende tekst over angst voor eenzaamheid en het zoeken naar liefde. De monoloog, wat aarzelend gelezen door de jonge actrice Lidewij Mahler, wekt weinig deernis op voor de na-puberende party-girl onder invloed. Een jongen meeslepen in haar val? Het lijkt alsof het meisje het daarvoor veel te druk heeft met zichzelf, en die zelfdestructie wil niet lang boeien.

In Godverdomme van Arnoud Holleman horen we de geestige bespiegelingen van een vrouw wiens man niet wil slagen in het kunstenaarschap. Om de draad op te pikken in dit relaas over de rol van de Tsjechische dichter Rilke en de Franse beeldhouwer Rodin in het leven van de falende kunstenaar, vergt de nodige inspanning. ‘Even inkomen’ is er niet bij als een voorstelling al aan de gang is. Maar het zichtbare plezier dat Maureen Teeuwen heeft in het lezen van de intelligente tekst over Rilke die, “desperate op zoek is naar iemand om naar op te kijken”, trekt je toch mee in de tekst. Op Rilke’s vraag: “hoe moet je leven?”, antwoordt Rodin gevat: “Travailler, toujours travailler”. Of de kunstenaar in kwestie dat ook doet blijft onbekend, want we luisteren nog even een deur verder.

Daar zijn actrices Janni Goslinga en Audrey Bolder als twee oud-studenten aan de Toneelschool die elkaar na een aantal jaar weer zien, net verwikkeld in een fikse ruzie. Ilse en Lonne zijn in Naar van Marcel Lenssen na hun opleiding en overleden vriendschap beiden een andere kant uit gegaan. Lonne is als regisseur onzeker over haar talent. Ilse is naar Kenia vertrokken. Zoals Lonne het beschrijft zit ze “nu dus in het ontwikkelingswerk en laat ze zich naaien door negers.” Deze felle dialoog over oud zeer wordt op ’typisch vrouwelijke’ manier uitgevochten. Elkaar op de kast jagen of erop zitten. Doordat de tekst met zoveel vaart en flair gespeeld wordt is het ontzettend leuk om zo dicht op deze dameskift te zitten. Een stuk van het einde en het begin was ons deel, jammer dat we het middenstuk moesten missen. (Lotje Dercksen)

Gastschrijvers

Deel 2

Na Roest van Jibbe Willems en Reiger ex Machina van Hannah van Wieringen, zijn deze week de presentaties van twee nieuwe teksten van Gastschrijvers aan de beurt.

foto: Annette Kamerich
foto: Annette Kamerich

Twee wat oudere zussen, Eva en Sara, worden in Noach Junior van Marjolein van Heemstra geconfronteerd met de plotselinge aanwezigheid van een onbekende baby in de serre. In hun wereld waarin alles uitsterft en alles in het teken staat van het verleden, bevindt zich ineens een nieuw leven en daarmee zicht op mogelijke toekomst. Onwennig en onhandig halen ze het kind in huis, met een desastreuze afloop. In Noach Junior proberen de zussen te reconstrueren wat er eigenlijk gebeurd is. Ze zitten naast elkaar, gekleed in stijve vestjes en geruite rokken. Samen vertellen blikken ze terug op de gebeurtenissen van die dag en proberen zich ieder detail te herinneren, alsof ze zoeken naar het moment waarop alles misging.

foto: Annette Kamerich
foto: Annette Kamerich

Grip van Willem de Vlam gaat over de laatste ontmoeting tussen de architect en diens opdrachtgever, de manager. Nu het gebouw af is en de klus geklaard, zullen zij elkaar niet meer zien en waarschijnlijk al snel vergeten zijn. Een uitgelezen avond dus om, met veel bier en sigaretten, elkaar de nodige ontboezemingen over dromen en teleurstellingen te doen. In tegenstelling tot de andere drie teksten binnen Gastschrijvers hanteert De Vlam in zijn tekst een wat klassiekere vorm. Grip toont een dramatisch conflict in realistisch geschreven taal en dat conflict wordt met behoud van de vierde wand voor ons uitgespeeld. Conflict is daarbij een groot woord. Nergens wordt echt duidelijk voelbaar wat deze twee mannen op deze laatste avond nou eigenlijk van elkaar willen. Grip is zeker boeiend om naar te kijken en kaart interessante thema’s aan, maar het raakt niet.

Gastschrijvers 2007 is een geslaagde editie. De teksten zijn, hoezeer ze ook van elkaar verschillen, goed geschreven en de presentaties laten de teksten goed uit de verf komen. Laten we hopen dat we nog veel van deze jonge schrijvers zien en horen. (Erica Smits)

Deel 1

Sinds 2003 organiseert Gasthuis Werkplaats en Theater ieder jaar Gastschrijvers, een project waarin beginnende toneelschrijvers ruimte en tijd krijgen om een nieuwe toneeltekst te schrijven. De deelnemers van dit jaar zijn Marjolein van Heemstra, Jibbe Willems, Hannah van Wieringen en Willem de Vlam. Wat Gastschrijvers zo bijzonder maakt is dat de teksten niet alleen geschreven worden en eens een keer voorgelezen worden, maar écht gepresenteerd worden. In een korte repetitieperiode van slechts een aantal weken, werken regisseurs en acteurs aan een enscenering van de toneeltekst. Daardoor wordt de presentatie een bijna ‘affe’ voorstelling.

foto: Annette Kamerich
foto: Annette Kamerich

De presentatie van de eerste twee teksten Reiger ex Machina van Hannah van Wieringen en Roest van Jibbe Willems vond afgelopen week plaats. In Reiger ex Machina zien we drie personages: een jongeman, een jongevrouw en een schrijver. Voor deze gelegenheid nam Marcus Azzini de regie op zich en worden de rollen gespeeld door Antonie Kamerling, Maria Kraakman en Kirsten Mulder. De jongen en het meisje ontmoeten elkaar op een terras. De schrijver zit een eindje verderop en lijkt het ofwel te observeren om inspiratie voor eigen werk op te doen ofwel ze ter plekke te verzinnen. Nooit wordt helemaal duidelijk of de personages hersenspinsels van deze schrijver zijn of niet. Dat komt mede doordat Van Wieringen in haar tekst steeds verwijst naar de werkelijkheid, namelijk dat we met z’n allen in een theater zitten. De tekst springt steeds van het fictieve verhaal naar de werkelijke situatie en weer terug. Dat maakt van Reiger ex Machina een humoristische voorstelling met veel vaart.

foto: Annette Kamerich
foto: Annette Kamerich

In Roest van Jibbe Willems, geregisseerd door Domien van der Meiren, is eenzelfde principe te zien. Jeroen de Man en An Hackelmans spelen een man en een vrouw die elkaar bij hem thuis ontmoeten. Twee onbekenden in een stad die hopen op een echte, romantische ontmoeting, maar de avond verloopt niet perfect. Ook in deze voorstelling wordt gewisseld tussen de werkelijke situatie en het fictieve verhaal. In dit geval lijkt die afwisseling voort te komen uit de speelstijl; de acteurs maken steeds contact met het publiek en leveren door de iets uitvergrote en humoristische speelstijl commentaar op de personages. (Erica Smits)

Boeken / Fictie

Spel van antitheses

recensie: Isabella Santacroce (Vert. Patrizia Zanin) - Kooi

Even omineus als de omslag van Kooi is het imago van de Italiaanse schrijfster Isabella Santacroce (1970). Zoals ze haar lieflijk gezicht verbergt achter het masker van een SM-meesteres, hult ze haar Freudiaanse monoloog in poëtische beeldspraak.

Met de eerste alinea van het boek is de toon reeds gezet, geen moment meer verlaten wij de kooi waarin de gekortwiekte dochter van een gefaald huwelijk gevangen zit. Opgedragen aan L., “omdat ze me haar verdriet heeft geschonken”, vertelt Kooi het verhaal van de verstikkende liefde van haar vader en de kille grillen van haar moeder, die hun dochter en de familie te gronde richten. Vervreemd van de wereld en van haar eigen leven ervaart de dochter een waanzinnige eenzaamheid, doorspekt met constante onzekerheid, waarbij verlangen en afkeer verenigd zijn in het object van haar haat, de moeder. Maar pas wanneer haar vader plotseling overlijdt, verliest zij alle hoop en begint de haat zich in haar gedrag te manifesteren. Tegelijk begint de dochter zich langzamerhand te realiseren dat die enige man in haar leven eveneens een rol heeft gespeeld in haar lijden. Een ontdekking die zich, door middel van kleine sprongen in de tijd, openbaart in onderdrukte herinneringen.

De naamloze hoofdpersoon en vertelster van dit boek is op alle mogelijke manieren geketend aan haar onheil en de onvermijdelijkheid van haar lot wordt sterk neergezet. De conclusie is zo goed als getrokken voordat het verhaal überhaupt begonnen is, hetgeen het geheel van een bijzonder benauwend gevoel doordrenkt en de tekst vormt als de kooi die Santacroce beschrijft.

Kooi in het kwadraat

Dat deze vrouwelijke Oedipus een ideale kandidate is voor intense psychoanalyse is duidelijk, zó duidelijk zelfs dat het lichte irritaties opwekt. Subtiliteit is vaak ver te zoeken en de thema’s zijn reeds eerder verkend. De metafoor van de kooi blijft dan ook niet beperkt tot de titel en wordt dusdanig vaak en hard in het gezicht van de lezer gedrukt, alsof de boodschap echt niemand mag ontgaan. Het is dankzij de beperkte lengte en de intensiteit van het boek dat dergelijke irritaties toch beperkt blijven.

De kracht van het boek ligt voornamelijk in de interactie van de tegenstellingen. Niet alleen de poëtische beschrijvingen, die in schril contrast staan met de duistere inhoud van het verhaal, zijn hiervoor exemplarisch. De kinderlijkheid van de ouders ten opzichte van de volwassenheid van het kind, de gevangenschap van het leven en de vrijheid van de dood, het aantrekkelijke uiterlijk en afstotelijke innerlijk, allen voorbeelden van de role reversal die Santacroce veelvuldig gebruikt. “Ik lach en maak mezelf stuk”, zegt de vertelster. En pas met het verlies van de hoop en drang tot zelfbehoud beleeft ze een relatieve vrijheid, omdat het egoïsme van een moeder die alleen van zichzelf houdt, zich tegen haar blijft keren.

Minder is meer

~

Kooi beschrijft een dramatisch verhaal, maar de dramatiek van het boek voelt enigszins doorgeslagen aan. Is dit de interne belevingswereld van een tiener door een vergrootglas, of het werk van een schrijfster die geen maat kan houden? Het boek leest als een dagboek van een wanhopig meisje dat zich in een vicieuze cirkel bevindt, en in dat licht is de demonisering van de personages en het overtrokken taalgebruik begrijpelijk. Desondanks is het moeilijk voor te stellen dat dit meisje, zelfs in haar labiliteit, haar ouders kan portretteren als de ééndimensionale karikaturen die ze zijn. Het lijkt er echter op dat Santacroce bewust de metafoor van de kooi zo nadrukkelijk centraal stelt en alleen daarmee al genoegen neemt. Deze keuze resulteert in een interessante oefening in stijl, maar leidt niet tot een volwaardig verhaal. De wereld waarin het drama zich voltrekt blijft immers beperkt tot een vlakke weergave van de complexiteit die je in een dergelijke situatie zou verwachten. Ondanks dit gebrek aan verdieping boeit het boek wel en weet het vooral de stemming goed neer te zetten.

Santacroce schrijft benevens haar literaire inspanningen ook teksten voor musici zoals Gianna Nannini, hetgeen de kracht van haar beeldspraak duidelijk heeft geholpen. De boodschap had in dit geval echter niet in drieëneenhalve minuut duidelijk hoeven te zijn.

Film / Films

Van camp vamps tot stereotypes

recensie: 20 Centimeters / Love, Prozak and Other Curiosities

Wie graag kijkt naar Spaanse vrouwen in alle soorten en maten kan terecht bij twee Spaanse films die recentelijk op dvd zijn verschenen. De titel van de ene, 20 Centimeters (20 centímetros – Ramón Salazar, 2005), duidt letterlijk op een bepaalde maat; die van het mannelijk geslachtsdeel van de inmiddels grotendeels vrouwelijke Marieta.

<i>20 Centimeters</i>
20 Centimeters

Marieta is hard aan het sparen om haar overtollige centimeters te kunnen laten verwijderen, en lijkt met haar baan in de betaalde liefde goed op weg te zijn. Ware het niet dat ze aan narcolepsie lijdt. Tijdens haar ‘slaapaanvallen’ loopt ze dan wel inkomsten mis, maar het leven in haar dromen is eigenlijk veel leuker. Daar is ze op en top vrouw (meestal een echte vamp of een klassieke schoonheid) en de aantrekkelijke mannen liggen aan haar voeten. Haar kleurrijke dromen draaien om muziek; ze variëren van klassieke Hollywoodmusicals tot MTV-videoclips, inclusief uitgebreide make-up, kostuums, sets en choreografieën. Haar echte leven ziet er een stuk grimmiger uit; het leven als prostituee is niet altijd een pretje, een gewone baan vinden én houden is bijna onmogelijk, en haar liefdesleven is ook niet zonder problemen. Toch is de algehele toon van de film optimistisch, en hoewel de droomscènes soms de grens van camp vér overschrijden en de rest van de film uit z’n voegen barst van absurde typetjes en situaties, kun je bijna niet anders dan sympathie opvatten voor de onstuitbare Marieta. Dit is ook te danken aan het overtuigende acteerwerk van Monica Cervera, die in Piedras (Stones), de vorige film van regisseur Salazar, ook al indrukwekkend was als het zwakzinnige meisje met de knalgele sportschoenen. Dit is een actrice die niet bang is om zich kwetsbaar op te stellen, lelijk te zijn, of om de meeste liedjes in de film zélf te zingen. Ook als ze niet altijd goed bij haar stem passen.

<i>Love, Prozak and Other Curiosities</i>
Love, Prozak and Other Curiosities

Zo kleurrijk en ongewoon als de vrouwen in 20 Centimeters zijn, zo stereotiep zijn ze in een andere recente Spaanse film, Love, Prozak and Other Curiosities (Miguel Santesmases, 2001). Deze verfilming van een boek van Lucía Etxébarriá toont de levens van drie zussen die van elkaar vervreemd zijn, maar die via een gemeenschappelijk geheim uit het verleden weer met elkaar in aanraking komen. De drie zussen lijken aanvankelijk als dag en nacht van elkaar te verschillen, en het zijn vooral hun kapsels en kleding die ons dit duidelijk moeten maken. Dus is de jonge en promiscue Pilar voorzien van een enorme bos donkere krullen en onthullende kleding, is Silvia (de ‘huismoeder’ van het stel) getooid met een brave boblijn en gekleed als een dame, en draagt de ‘carrièrevrouw’ Rosa eigenlijk alleen pakken en zit haar haar altijd strak naar achteren. Ergens wordt wel gesuggereerd dat deze vrouwen misschien ook eigenschappen bezitten die hun stereotypische overkomen tegenspreken, maar dit wordt nooit echt uitgewerkt. Ook de dialogen zijn af en toe wel érg bedacht, en de feministische oneliners die zo nu en dan voorbij komen zijn eerder lachwekkend dan bemoedigend. Waar het geheim en het (melo)drama zich redelijk langzaam uitvouwen, is de oplossing opeens vrij snel en gemakkelijk gevonden, en daarmee dient het einde van de film zich nogal abrupt aan.

Gek genoeg is het met deze conventionelere vrouwen veel moeilijker meeleven. Van deze twee films is 20 Centimeters de meest verrassende, hoewel sommige scènes misschien een beetje smakeloos zijn. Toch zullen liefhebbers van films als Todo sobre mi madre van Almodóvar hem zeker kunnen waarderen. De zouteloosheid van Love, Prozak and Other Curiosities is pas echt moeilijk te verkroppen; als je zin hebt in een verhaal met Spaanse vrouwen in alle soorten en maten, met een vleugje feminisme, kun je beter Piedras (nog) een keer bekijken.

Film / Films

Lust voor het oog, niet voor het hart

recensie: Spider-man 3

Aan al het goede komt een einde, zo ook aan de Spider-Man-saga. Na twee succesvolle films probeert regisseur Sam Raimi er met dit derde en afsluitende deel nog een schepje bovenop te doen. Meer actie, meer drama en vooral: meer schurken. Moest ‘Spidey’ (Tobey Maguire) het voorheen steeds opnemen tegen maar één vijand, nu krijgt hij er maar liefst drie achter zich aan.

De drie waar Spider-Man het tegen op moet nemen, zijn ook niet de minsten. De voormalige beste vriend van Peter Parker, Harry Osborn (James Franco) is zijn vader (The Green Goblin uit film 1) achterna gegaan – zoals aan het einde van deel 2 eigenlijk wel duidelijk werd. Ook Sandman (Thomas Haden Church) maakt zijn opwachting. Maar het is vooral de zwarte symbioot Venom (Topher Grace) waar de meeste fans op hebben gewacht – het is de grootste antagonist uit het Spider-Man universum. Raimi heeft altijd gezegd niets met Venom te hebben, maar hij kon er eigenlijk niet omheen in deze trilogie-afsluiter.

Slechteriken

~


Hoewel het hoog tijd werd om Spider-Man wat meer te doen te geven, is het ook meteen het grootste gebrek van de film. Alle slechteriken krijgen van Raimi de tijd om zich te ontwikkelen, niet alleen als eendimensionale schurk, maar ook als volwaardig karakter. Daar gaat domweg teveel tijd in zitten. Natuurlijk moet wel duidelijk worden waar de nieuwe tegenstanders vandaan komen, maar door ze alledrie een grote dosis eigen plot te geven, wordt teveel tijd weggesnoept van waar het eigenlijk om draait: Spider-Man zelf. Het komt daardoor gewoon te geforceerd over, en hoewel het ze misschien wat menselijker maakt, had het flink ingekort kunnen worden. Dan had Raimi misschien toch beter voor een schurk minder kunnen kiezen, hoe geweldig ze alledrie ook mogen zijn om naar te kijken, want dat blijft een feit. Schurken maken het superheldenuniversum, en deze drie zijn zeer zeker beter dan de eerste twee schurken – en die waren al leuk.

Omdat Raimi er zo zijn tijd voor neemt, komt de film maar traag op gang. Daartussenin zit ook nog eens de steeds vervelender wordende romance tussen Peter en Mary Jane Watson (Kirsten Dunst) die helemaal veel tijd in beslag neemt. Zo komt een – ook al geforceerde – driehoeksrelatie met Gwen Stacy (Bryce Dallas Howard in een ondankbare rol), door de vele verhaallijnen die er al zijn, niet uit de verf. Raimi lijkt niet te weten waar hij de focus wil leggen – de relatie van Peter en M.J, de tragiek van Sandman, de verstoorde vriendschap tussen Peter en Harry of het zwarte pak dat Venom heet. Apart is dat alles een gegarandeerd goede verhaallijn, bij elkaar gestopt is het echt teveel van het goede. Zo is het doodzonde dat Venom pas ongeveer halverwege de film zijn intrede doet – een superschurk als deze onwaardig.

Gouden randje

~


Maar natuurlijk zitten er ook heel veel goede dingen in Spider-Man 3. De acteurs doen hun werk prima. Tobey Maguire zit gelukkig nog beter dan tevoren in zijn spinnenpakje en weet de film nog steeds met verve te dragen. De scènes waarin hij een – door zijn nieuwe pak – getransformeerde Peter Parker speelt, zijn hilarisch. Thomas Haden Church en Topher Grace geven hun personages de nodige flair mee en James Franco acteert met de film beter. De bijrollen geven de film een extra gouden randje. J.K. Simmons wordt met de film grappiger als Daily Bugle baas J. Jonah Jameson, en Bruce Campbell (vaste gast in Raimi films) zet een hilarische restauranthouder neer. Ook de CGI-effecten zijn weer tot in de details uitgewerkt, en de actiescènes zijn zoals ze moeten zijn: gaaf, hevig en super.

Slecht is Spider-Man 3 dan ook absoluut niet, maar een waardige afsluiter voor de trilogie is het gewoon niet te noemen. Met veel geluk zit een vierde deel er ergens in de toekomst nog wel in, maar Maguire heeft al gezegd liever niet nogmaals het spinnenpak aan te trekken, en Raimi wil niet filmen zonder zijn ster. Voorlopig dus een laatste Spider-Man. Een zekere grote hit en absoluut een lust voor het oog, maar niet echt voor het hart. Dag Spidey.

Film / Films

Zeepbel

recensie: The Fountain

Er zitten een paar mooie scènes in The Fountain. De extreme close-ups van Rachel Weisz’ huid die gestreeld wordt door Hugh Jackman bijvoorbeeld zijn zeer teder, evenals de statisch aandoende haartjes op de Boom des Levens. Ook de aftiteling is wonderschoon. Maar even zo vaak zijn de beelden volkomen wanstaltig: Jackman in lotushouding zwevend door de nevel van een stervende ster, dat is alleen maar lachwekkend.

The Fountain is de derde film in acht jaar tijd van Darren Aronofsky, overigens ook de verloofde van Weisz. Met zijn lowbudgetdebuut Pi (1998) had hij ook al een mystiek onderwerp in handen (hij verbond de kabbala met Wall Street) maar dit was buitengewoon intrigerend en origineel vormgegeven. De verbeelding van intense hoofdpijnen en paranoia van de hoofdpersoon van Pi kwamen terug in de hallucinaties door drugs en pillen in Requiem for a Dream (2000), dat alleen narratief iets minder overtuigde. Genoeg reden dus om reikhalzend uit te kijken naar Aronofsky’s nieuwste film, The Fountain.

Het eeuwige leven

~

Ditmaal wil hij iets zeggen over het eeuwige leven. “Maakt de dood ons menselijk, en zouden we door onsterfelijkheid onze menselijkheid verliezen?”, vraagt Aronofsky zich af. Deze filosofische vraag had een interessant project kunnen opleveren, maar het wordt een teleurstelling.

Centraal staat de Bijbelse Boom des Levens, waarvan de sappen het eeuwige leven zouden brengen. Er wordt voortdurend heen en weer geschakeld tussen drie tijdperken. In de zestiende eeuw gaat een conquistador in woest Maya-gebied op zoek naar genoemde boom; in het heden vecht diezelfde man als wetenschapper voor het leven van zijn vrouw (in wie we de koningin uit het vorige tijdperk herkennen, wat een reïncarnatie suggereert); en in een verre toekomst reist hij met boom en al in een soort ruimteschip richting een nevel waar volgens de Maya’s de wedergeboorte zal plaatsvinden. De stervende vrouw uit het heden schrijft een boek over het onderwerp en vraagt haar man het af te maken. Verleden en toekomst kunnen dus ook geïnterpreteerd worden als de fantasieën van de beide hoofdrolspelers, wat gelijk een mooi excuus zou zijn voor de vele plot holes. Is het toeval dat het ruimteschip de vorm heeft van een zeepbel?

De dood accepteren

De boodschap van de film, dat je de dood moet accepteren als onderdeel van het leven en dat je beter tijd met je geliefde kunt doorbrengen voor het te laat is, wordt vooral uitgewerkt in het heden. Hoe liefdevol ook, dit gebeurt erg clichématig. In de Maya-tijd zijn alle elementen van de fantasyfilm te herkennen, maar ik betwijfel of de fans van dit genre (waar ik niet toe behoor) onder de indruk zullen zijn van een lelijke opponent met brandend zwaard. De toekomstbeelden zijn dan weer te tenenkrommend etherisch.

~

Kosten noch moeite zijn gespaard om het verleden en de toekomst weer te geven, maar essentiële elementen als karakterontwikkeling of dialogen komen er bekaaid af. Het lijkt er op alsof Aronofsky zijn ziel aan Hollywood heeft verkocht, zoals zo vaak gebeurt bij vernieuwende jonge filmmakers, maar niets is minder waar. Het concept voor de film is door hemzelf bedacht, hij werkte grotendeels met hetzelfde team als in zijn voorgaande films en gebruikte vooral ‘echte’ special effects in plaats van de alomtegenwoordige computer. Wat de teleurstelling eigenlijk alleen maar groter maakt: je kunt niet eens de machtige producenten de schuld geven.

Nee, wie echt iets zinnigs wil horen over de nadelen van het eeuwige leven, kan beter nog eens de Ballade van de dood van het Klein Orkest beluisteren:

Niemand ging dood, geen mens ging verloren,
maar er werden wel steeds meer baby’s geboren.
Het werd alsmaar drukker, men kreeg het benauwd,
er werden zelfs mensen de zee in gedouwd.
En honderd jaar later was de lol er vanaf
en ging men weer verlangen naar de rust van het graf.

Theater / Voorstelling

Babylon: overrompelende spraakverwarring ondanks vormvulling

recensie: Babylon, scènes uit een samenleving

Wat had de wereld mooi kunnen zijn als God er niet een stokje voor had gestoken. Toen de Toren van Babel werd gebouwd was de hele aarde “één van taal en één van spraak”. Wat een eenvoud en begrip moet er in het oudtestamentische Babylon hebben geheerst. Maar helaas, Onze Lieve Heer vond het bouwen van een toren die tot de hemel zou reiken getuigen van hoogmoed. En voor straf verwarde hij de taal zodat de mensen elkaar niet meer konden verstaan en niet meer konden samenwerken.
Best een slimme zet, ware het niet dat de negatieve gevolgen ervan anno nu nog steeds merkbaar zijn. Het Zuidelijk Toneel geeft met de voorstelling Babylon, scènes uit een samenleving een actuele uitleg aan het begrip spraakverwarring. Wat gebeurt er als je contact wil maken maar elkaars taal niet spreekt? De vreemdelingenkwestie, bekeken vanuit uiterst persoonlijke standpunten.

Tot welke idiote, schrijnende, hilarische

~


en
absurde situaties kunnen taalbarrières leiden? Het Zuidelijk Toneel wilde dit onderzoeken en pakte het stevig aan. Regisseur Matthijs Rümke vroeg vijf theaterschrijvers met verschillende
achtergronden zich te verdiepen in menselijke (mis)communicatie. Acht acteurs van diverse pluimage vertolken de uiteenlopende personages. Zoals een godsdienstfanatieke Drentenaar die het liefst de hele dag in ’tongtaal’ spreekt. Door de confrontatie met een Turkse huishoudster komt hij tot het inzicht dat hij niet de enige is met bijzondere ideeën over het einde der tijden. Het is een treffende illustratie van verbondenheid in ondoorgrondelijke maar vergelijkbare denkbeelden. Een innemender personage is de Marokkaanse homoseksuele buurtkapper die door zijn klanten overspoeld wordt met vooroordelen. Wat betreft zijn seksualiteit en persoonlijkheid staat hij echter veel steviger in zijn schoenen dan veel van zijn benepen Hollandse klanten. Hilarisch is de scène waarin een stel hyperactieve Amerikaanse communicatieadviseurs aan een verbijsterde Nederlander uitlegt hoe je in de Verenigde Staten een koffie bestelt. De meest bizarre koffietermen vliegen je om de oren. En gênant is het om een groep nieuwe Nederlanders op taalles geconfronteerd te zien met de benepenheid van hun lerares.

Evenwicht

Behalve de acht acteurs zijn er ook nog eens acht ‘gewone mensen’ op de speelvloer aanwezig. Af en toe wordt één van hen door een acteur geïnterviewd. Ze hebben allemaal hun eigen ervaringen met het communiceren in een andere taal. Een Turkse die in een restaurant werkt vertelt dat ze een vrouw die de smerige handen van haar kind wilde wassen, daarvoor soep bracht in plaats van sop. Een Brabander vertelt hoe hij in het Westen altijd weer zijn best doet om zijn accent te verbergen. De verhalen leveren een mooi ongekunsteld en waarachtig contrast met de soms een tikkeltje geconstrueerde, geschreven scènes. Het verschil in podiumaanwezigheid van de acteurs en de niet-acteurs blijft tijdens de gehele voorstelling opmerkelijk. Soms werkt het goed. Dan worden de bizarre personages wat meer alledaags doordat er hele gewone mensen om hen heen zitten. Soms ook botst de theaterwereld te hard met de alledaagse werkelijkheid en dan delven de niet-acteurs al snel het onderspit. Een precair evenwicht, wat waarschijnlijk bij elke voorstelling opnieuw moet worden gezocht. Helemaal omdat een aantal van de niet-acteurs niet meer is dan beeldvulling. Op een zeker moment begint dat de toeschouwer te vervelen en, getuige de af en toe verslappende aandacht, ook henzelf.

Overrompelend

~


Er wordt gespeeld in een wit decor dat enigszins doet denken aan één van die betonnen sportveldjes in een achterstandsbuurt. Er hangt zelfs een basketbalkorf. De spelers zitten op witte poefjes, ze lopen wat en hangen wat rond. Af en toe verzamelt de groep zich om – als uit één mond – een paar zinnen te zeggen. Maar dit alles is te geforceerd in een beeld gegoten en komt daardoor meestal niet echt aan. Op een lichtkrant boven het speelveld verschijnen steeds weer andere oer-Hollandse spreekwoorden, zoals “Beter een goede buur dan een verre vriend” en “Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is”. Deze zinnen, overduidelijk bedoeld als commentaar op het gepresenteerde, doen wat overdreven aan en de inhoudelijke leegheid ervan overheerst.
Babylon, scènes uit een samenleving heeft dit soort vormvulling helemaal niet nodig. De intrigerende verhalen, al dan niet verzonnen, zijn treffend genoeg. En de bevlogenheid van de vertellers (acteur of niet) is steeds opnieuw overrompelend. Gelukkig dus dat de menselijke maat in de voorstelling steeds voorop staat. Wie door de vormtrucjes heen kan kijken, heeft met het stuk een pakkende theaterervaring. En komt tot de conclusie dat God met zijn spraakverwarring heel wat onnodige ellende heeft veroorzaakt.

Babylon, scènes uit een samenleving wordt nog gespeeld in Breda, Enschede en Heerlen. Klik hier voor de speeldata.