Boeken / Fictie

Een rustig tochtje

recensie: Jonathan van het Reve - De boot en het meisje

De boot en het meisje is de titel van Jonathan van het Reves debuutroman. Een goede titel, want uit veel meer bestaat het verhaal niet. Er is een boot – De potvis genaamd – én een meisje – Rosa. Verder niets. En hoewel dat heel saai klinkt, verveelt deze roman nooit.

Leo heeft een boot gekocht en wil die in het weekend van de huidige ligplaats in Lauwersoog naar Amsterdam varen. In De boot en het meisje leven we samen met Leo vanaf de dinsdag voorafgaande aan dat weekend toe naar deze gebeurtenis. Het betreft een week van het schijnbaar gebruikelijke nietsdoen van Leo. Hij bezoekt eens een feestje, praat en drinkt met z’n buurman, praat en drinkt met z’n collega, maar vooral praat en drinkt hij zoveel mogelijk met Rosa. Dit is de setting van het debuut van Jonathan van het Reve. En ja, dat is familie van..

Stille liefde

Van het Reve heeft een losse, ongedwongen schrijfstijl die doorweven is met afstandelijke subtiele humor. Alle communicatie in het boek zelf is trouwens ook behoorlijk afstandelijk. Je krijgt nooit het idee dat je ook maar enig inzicht krijgt in de psyche van Leo. Hij is de meester van de oppervlakkige conversatie.

Er komen een paar corpsballen binnen. “Kijk daar Rosa, een vent met een rok,” zeg ik. Ze draait zich om. “O, zo’n rok,” zegt ze. “Leuk ja.” Ze buigt zich weer over haar tijdschrift. “Leuk hè?” zeg ik.
“Heel leuk. Dat is geen rokkostuum Leo, dat weet je toch wel? Dat is een smoking.”
“Hoe gaat een rokkostuum dan ook alweer?” Ze kijkt me aan. “Dat is met zo’n kort jasje, met twee punten vanachter, zoals een pianist.”
“O ja,” zeg ik. “En waarom is dit dan een smoking?”
“Omdat hij van die glimmende revers heeft denk ik. En zo’n streep op de broek, net als bij een rok.”
“En hoe heet dat andere, zo’n grijze, met twee lange ronde uitsteeksels vanachter?”
“Een jacquet denk ik dat je bedoelt.”
“O ja, natuurlijk. Wat weet jij soms toch veel zeg, Roos. En hoe heet zo’n pak ook alweer met van die blauwe veren en zo’n gigantische oranje snavel?”

Die oppervlakkigheid is ook een manier voor Leo om zich te verschuilen, zijn gevoelens niet te hoeven tonen. Pas na acht jaar vriendschap durft hij Rosa te bekennen dat hij al die jaren verliefd op haar is geweest. Voor Rosa komt dit als een donderslag bij heldere hemel.

Deze afstandelijke, oppervlakkige communicatie vormt het hoofdbestanddeel van het verhaal. Tot aan de ontknoping in het laatste hoofdstuk en de ontboezeming van Leo in het hoofdstuk daarvoor gaat de conversatie nooit veel dieper dan wat gepraat over koetjes en kalfjes. Maar die worden dan wel weer heel goed gebracht. De gevoerde gesprekken toveren steevast ofwel een glimlach op het gezicht van de lezer, ofwel ze laten je achter met een verbaasd gevoel: ‘Waar ging dat nu weer over?’.

Stijl

De boot en het meisje heeft een zeer eenvoudige structuur. Eerst gebeurt er hoofdstukken lang niets en daarna weliswaar een daverend slotakkoord, maar dat slotakkoord lijkt vrijwel los te staan van het voorgaande. Echt verband zit er niet tussen aan- en afloop. En toch is dit, ondanks de simpele structuur, geen slecht boek geworden. Sterker nog: het is een alleraardigst stuk proza. Ook al vraag je jezelf bij tijd en wijle af waar al die nietszeggende conversatie naartoe leidt, het is zodanig vermakelijk opgeschreven dat je nooit de neiging hebt het boek naast je neer te leggen. Van het Reve schrijft zeer onderhoudend en amusant. Dat verandert in het verder afwijkende laatste hoofdstuk niet.

Leo’s perikelen op zijn nieuw verworven schip zijn helder, spannend, vlot én grappig beschreven. En die schrijfstijl maakt het gebrek aan vaart en de eenvoudige structuur van het boek meer dan goed. Uiteindelijk besef je dat je door een bekwaam schrijver door gebeurtenissen gevoerd bent die op zichzelf misschien niet zo veel zeggen, maar die in hun gehele samenhang een vlot verhaal vormen dat de lezer geen moment gaat vervelen. Het is een kunst om deze kleine alledaagse beslommeringen zo te kunnen verwoorden dat ze een lezer kunnen blijven boeien zonder saai te worden. Van het Reve is daar zeker in geslaagd. Hulde.

Muziek / Achtergrond
special: North Sea Jazz 2007

Kruidenmix smaakt naar meer

De 32ste editie van het North Sea Jazz festival vond dit keer voor de tweede keer plaats in de nieuwe thuishaven Rotterdam. Met de komst van het cruiseschip de Rotterdam, omgetoverd tot een ware jazzcruiser en gevuld met ruim duizend jazzfanatici en diverse artiesten van wereldfaam, begon de stad al te bruisen voor aanvang van het festival. De evenementenhal Ahoy, eigenlijk niet meer dan een betonnen kolos, vormt de vaste grond van North Sea Jazz. Het is de verdienste van de organisatie dat men in staat is deze enorme ruimte gedurende drie avonden en nachten om te toveren tot een sfeervolle en broeierige muziektempel.

Elvis Costello
Elvis Costello

De programmering was dit jaar weer volgens de al jaren beproefde formule: men neme vele oude jazzrotten (onder meer Toots Thielemans, Ornette Coleman, Chick Corea) plus een dosis nieuwe jazzartiesten uit diverse werelddelen plus een flinke snuf kruidenmix bestaande uit alles wat niets met jazz te maken heeft, en klaar is Kees. Oftewel, voor ieder wat wils. Deze programmering garandeert al jaren de komst van een breed publiek. North Sea Jazz staat dan ook gelijk aan genieten van een ongedwongen sfeer, een weldaad aan keuzes tussen topartiesten (er spelen vaak wel tien acts tegelijkertijd) en tradities. Zo kun je naar dit festival nog steeds je eigen koelbox meenemen; een uitstervend fenomeen.

Snoop Dogg
Snoop Dogg

De eerder vermelde kruidenmix bestond dit jaar uit enkele grote namen uit onder meer de hiphop (Snoop Dogg, The Roots), soul (India.Arie), funk (Sly & The Family Stone), blues (Keb’Mo) en ‘kwaliteitspop’ (Steely Dan, Elvis Costello & Allen Toussaint Band, Gino Vannelli), aangevuld met een hele reeks minder bekende ‘niet onder jazz te rangschikken’ artiesten.

Uw 8WEEKLY-verslaggever van dit weekend opereerde alleen op een festival met ruim honderdvijftig optredens. Er moest dus een keuze worden gemaakt in het brede programma. Met een gezonde voorliefde voor niet-westerse muziek (ook wel ‘wereldmuziek’) en het singer-songwriter genre was er van te voren een zorgvuldige route uitgestippeld.

World fusion

De hippe kruising tussen allerlei muziekstijlen, door de North Sea Jazz-organisatie world fusion gedoopt, is populair. Bekende exponent van dit genre is de Spaanse band Ojos de Brujo. Deze groep rond de flamboyante zangeres Marina Abad sloot de vrijdagavond af in de Maas-hal. Met twaalf man op het podium had de band in eerste instantie last van de slechte akoestiek in deze hal en klonk hun mix van flamenco met hiphop en pop nogal rommelig. Tijdens het derde nummer, een rumba catalana, veranderde de sfeer. De uitstekende trompettist Carlos Sarduy gaf een sterke solo. De band uit Barcelona kwam ineens los en trakteerde het publiek op originele theatrale voorstellingen, zoals de ‘battle’ tussen de rapper Maxwell Wright en danseres Sonia. En waar zie je vandaag de dag een drumstrijd tussen twee cajón-spelers en een drummer?

In de intieme Congo-tent vonden op zondagavond twee van de meest memorabele optredens plaats van het festival, allebei passend binnen het world fusion genre. De Spaanse pianist Chano Dominguez, geboren en getogen in Cádiz, in het uiterste zuiden van Andalusië, bracht met zijn nieuwe band New Flamenco Sound een kolkende mengeling van jazz, flamenco en salsa. Het constante handgeklap (palmas) van flamencodanser Tomasito en Blas Córdoba zweepte de muziek op tot grote hoogtes, ondersteund door piano, blazers, vibrafoon, contrabas en drums. Slagroom op het Chano-toetje was het uitdagende schoengeroffel van Tomasito.

Ladino

Het fonkelende optreden van Chano Dominguez kreeg een opvallend sereen vervolg met de Joodse zangeres Yasmin Levy. Haar bijzondere muziek, die ook de roots van de flamenco in zich heeft, combineert de Spaanse volksmuziek met Jiddische tradities. Ze zingt in het Ladino, een bijna uitgestorven taal die ooit werd gesproken door Spaanse Joden. Tijdens de beginjaren van de inquisitie, in de vijftiende eeuw, vluchtten deze Sefardische Joden weer naar de Arabische wereld en later naar Israël. Yasmin Levy, een prachtige vrouw met een loepzuivere stem, bracht haar ballades met een enorme diepgang en begeestering. Het bezwerende geluid van de onalledaagse instrumenten als de zurna (primitieve hobo), de ney (Arabische fluit) en de darbuka trommels zorgden voor een muisstille tent.

Amos Lee
Amos Lee

Singer-songwriters

Het populaire singer-songwriter genre werd deze editie onder meer vertegenwoordigd door de Amerikaanse haantjes Amos Lee en Jason Mraz. De eerste mocht North Sea Jazz op vrijdag openen in de Maas-zaal. Amos Lee uit Philadelphia is doorgebroken dankzij zijn support-optredens voor Norah Jones en heeft intussen een aardige reputatie opgebouwd als vertolker van zwoele ballades en uptempo popliedjes. Met zijn weeïge liedjes en de sexappeal van een augurk op sterk water maakte Lee echter geen indruk. Dit in tegenstelling tot Jason Mraz, die gortdroog meldde dat het de eerste keer was dat hij voor een jazzfestival was uitgenodigd. Mraz is in de Verenigde Staten al een gevestigde naam en toonde zich een rasentertainer met humor. Zijn strakke, funky gitaarspel gecombineerd met zijn schitterende stem, maakten zijn show tot een knap staaltje vakmanschap.

Afrika en Cuba


Africando, de band die de zondag opende op het Maas-podium, biedt ook een mix tussen diverse stijlen. Deze mengeling van Cubaanse en Afrikaanse artiesten die graag de twee Amerika’s met elkaar willen verbinden, zingen in diverse talen zoals het Spaans, het Frans en het Afrikaanse Wolof. Deze band had ook als afsluiter van één van de avonden geboekt kunnen worden want het werd een prachtig salsafestijn met dertien man op het podium.

Een andere Cubaanse zanger is Raul Paz. De in Parijs woonachtige Paz maakte indruk met zijn set vol Cubaanse ritmes afgewisseld met vlotte latinopop. Op zijn vijfde en laatste plaat En Casa keert hij terug naar huis en brengt hij een ode aan het Cubaanse lied. Zijn optreden op North Sea Jazz, ondersteund door een vijfkoppige band, stond in het teken van de roots met een hoofdrol voor de pianist met de langste naam van het festival, José Ramon Cabrera Montes de Oca.

Marcus Miller
Marcus Miller

Terwijl Maceo Parker zaterdagnacht zijn funky jazz ten gehore bracht in de Nile-zaal, nam Lura namens de Kaapverdische eilanden de honneurs waar. Deze dertigjarige zangeres wordt ook wel de opvolgster van Cesaria Evora genoemd. Haar zwierige voorkomen, haar zwoele stem en de Afrikaanse ritmes van haar band (vooral de vele gitaarnoten van Aurélio Borges Dos Santos vielen op) zorgden voor een bijzondere energie waar helaas maar weinig mensen oor voor hadden.
Ook de virtuoze gitarist Lionel Loueke uit Benin, die regelmatig optreedt met Herbie Hancock en Marcus Miller, kon rekenen op een klein publiek. Jammer, want zijn optreden met een trio (contrabas en drums) vlamde van energie en passie.

De laatste Afrika-connectie ligt bij de legendarische hiphop-groep The Roots uit Philadelphia. Deze band walste op vrijdagavond het Maas-podium plat met een zevenmansformatie, die rockte en stoomde aan alle kanten. Terwijl rapper Tariq Trotter zijn woordenbrij de microfoon inknalde en gitarist Captain Kirk er nog maar een riff tegenaan gooide, bezweek een van de bandleden bijna onder zijn loodzware tuba. The Roots maakten hun live reputatie waar, maar hadden wel last van vervorming van het geluid in de holle Maas-hal.

Roemeens elftal wint

Voor de afsluiting van het festival op zondagavond had de organisatie een aantal troeven in handen met Snoop Dogg, Bajofondo Tango Club en Fanfare Ciocarlia. De laatste act liet in ieder geval de hele zaal badend in het zweet achter. Dit Roemeense elftal, bestaande uit allemaal blazers, staat garant voor een ouderwets hoempapafestijn. Met een woordenschat die zich beperkt tot “zenk you ferry muts” en een totaal gebrek aan modieusheid, wist de fanfare een grote club achterblijvers te charmeren. Jammer van de strakke programmering op North Sea Jazz, want er is weinig ruimte voor toegiften of uitloop van de agenda. Met de Fanfare Ciocarlia zou je de hele nacht willen doordansen. De afsluitende treffer was dit jaar voor een Roemeens collectief.

Boeken / Fictie

Verdrinken in de woestijn

recensie: Zoë Ferraris - Zoeken naar Nouf

De zestienjarige Nouf wordt vermist. Ondanks dat ze alles heeft dat haar hartje begeert, denkt haar familie dat ze weggelopen is. Na een zoektocht van een week wordt haar lichaam gevonden in de woestijn. De doodsoorzaak lijkt verbazingwekkend genoeg verdrinking te zijn. Woestijngids Nayir en laborante Katya vertrouwen het niet en gaan op onderzoek uit.

Zoë Ferraris woonde zelf enkele jaren in een conservatieve moslimgemeenschap voordat ze Zoeken naar Nouf schreef. Haar eigen ervaringen in Jeddah vormen het fundament van haar debuutroman, waarin gastvrijheid en hechte familiebanden in schril contrast staan tot behoudzucht en onderdrukking van vrouwen. Zoeken naar Nouf is het eerste internationale wapenfeit van Artemis & Co, een nieuwe uitgeverij die wordt gerund door vrouwen en zich richt op kwalitatief hoogstaande literatuur van en voor vrouwen, waarin actualiteit en engagement vaak een opvallende rol spelen. Nu de kranten weer overlopen van berichten over eerwraak, kun je niet anders dan concluderen dat Zoeken naar Nouf aan al deze voorwaarden voldoet.

Tegenpolen

Ferraris behaalde haar MFA Creative Writing aan Columbia. Haar proza is dat van een goed opgeleid en getraind schrijfster: weldoordacht en constant. De lezer kijkt om beurten mee met de woestijngids Nayir, goede vriend van Noufs pleegbroer Othman, en de laborante Katya, Othmans verloofde. Nayir vertegenwoordigt de conservatieve moslimgemeenschap. Hij gruwt bij de aanblik van blote handen of enkels, en helemaal van een ongesluierd gezicht. Katya staat voor de ‘nieuwe generatie’. Ze is ondanks haar leeftijd (28) nog ongehuwd, heeft een baan, en wil haar eigen weg bepalen. Natuurlijk moeten juist deze twee personages samen onderzoeken wat er met Nouf is gebeurd. Gedurende de zoektocht komt de lezer dan ook niet alleen van alles over Nouf te weten, maar vooral ook over de strijd tussen traditie en vernieuwing die zich afspeelt in de islamitische wereld volgens Ferraris. Nouf heeft enerzijds de beschikking over een eigen jetski waarmee ze rond het privé-eiland van de familie racet, anderzijds hangen er spijkerbroeken en leren jasjes in de kast die het daglicht nooit zullen zien. Ze mag een universitaire studie volgen, maar zal nooit werken.

De scène waar deze botsing van traditie en progressiviteit het best uit de verf komt, is de lunch van Nayir en Katya in een familierestaurant. Ze hebben het een en ander te bespreken over hun onderzoek, maar door samen op straat te zijn riskeren ze problemen met de religieuze politie. Katya stelt voor om naar een nieuw familierestaurant te gaan, waar mannen en vrouwen samen aan tafel mogen zitten. Nayir heeft wel eens van deze gelegenheden gehoord, hij stelt zich erbij voor dat het vooral zedeloze plaatsen zijn waar Amerikanen heengaan en mannen en vrouwen schaamteloos met elkaar flirten. Bij binnenkomst blijkt het echter precies te zijn wat de naam al doet vermoeden: een restaurant waar keurige mannen en vrouwen, vaak vergezeld door hun kinderen, gezamenlijk de maaltijd gebruiken. Nayir fantaseert erover later ook met zijn vrouw en kinderen aan dezelfde tafel te zitten, maar toch voelt hij zich niet op zijn gemak tussen zoveel ongesluierde vrouwen. Hij blijkt uiteindelijk toch niet in staat zijn door traditie ingegeven ideeën los te laten, hoe graag hij dat ook zou willen.

Whodunit

Ondanks dat Zoeken naar Nouf goed geschreven is, leest het verhaal stroef. Dat kan aan de vertaling liggen. Maar ook zijn de personages houterig en voorspelbaar. Nayir verlangt ondanks zijn strenge religieuze opvattingen vooral naar een eigen vrouw, en natuurlijk blijkt Katya ondanks haar rebelse houding bijzonder zedig te zijn. Het onderzoek naar Noufs dood is precies wat je van een thriller mag verwachten; een ongeluk is eigenlijk op de eerste bladzijde al uitgesloten ondanks de pogingen om alles in de doofpot te stoppen. Zoeken naar Nouf is in feite een klassieke whodunit, maar dan in een exotische setting. Juist dit laatste element maakt Ferraris’ roman de moeite waard. Haar beschrijvingen van de warmte, de felle zon en de beperkingen die het klimaat oplegt aan haar bewoners, zijn zo treffend dat je het regenachtige Nederlandse zomerweer spontaan vergeet. Zet een kopje muntthee, draai de verwarming een paar graden hoger, en pak Zoeken naar Nouf erbij.

Muziek / Album

Nog steeds easy, gelukkig

recensie: Buffalo Tom - Three Easy Pieces

Als waren het ‘drie simpele stukjes’ die ze al honderd jaar spelen. Zó vertrouwd klinkt de nieuwe Buffalo Tom. Na het laatste studioalbum Smitten (alweer uit 1998!) kwamen er nog twee verzamelaars (Asides en Bsides) uit, maar toen werd het toch écht stil. De charmante Amerikaanse band uit Boston met dat typische gitaargeluid van (Gibson) humbucker-elementen en die typische stem (Bill Janovitz) leek voorgoed in de stilte verdwenen te zijn. Tóch, ze zijn terug. En na beluistering van het resultaat Three Easy Pieces mogen we daar meteen aan toevoegen: gelukkig.

~

Met Taillights Fade, één van de mooiste alternatieve popsongs ooit op hun conto leek het pad naar eeuwige roem en succes geplaveid te zijn. Vooral de albums Let Me Come Over en Big Red Letter Day werden (Europese) successen, maar eind jaren negentig leek er een onverwachts einde te zijn gekomen aan het eerste leven van deze band. En dat leek triest. Helemaal wanneer onder andere dat prachtige live-optreden tijdens Pinkpop 1992 nog op je netvlies gebrand stond. Toch: na een stilte van negen jaar zijn ze er ineens weer. “This is a classic BT-album” zo meldt de bio. En deze recensent is oprecht nieuwsgierig naar hun tweede leven.

Melancholie

Bad Phone Call zet als compositie even op het verkeerde been. Die typische stem is niet direct te herkennen, dat gitaargeluid blijkt ook verdwenen. Geen slecht nummer, maar toch ook niet direct een Buffalo Tom-alike. Niettemin druipt de melancholie er vanaf. Dat wél. Een kenmerk dat met talloze rollen duct-tape voor eeuwig aan Buffalo Tom vastgeplakt is.

Al bij het tweede nummer gaan we letterlijk terug in de tijd. De titelsong Three Easy Pieces is heerlijk dynamisch en up-tempo. De bronstige humbuckers ronken weer goddelijk. Hetzelfde geluid als voorheen, akkoorden op bijna dezelfde karakteristieke manier aangeslagen. Nostalgie pur sang. Gitaarlagen smeren de nummers vol, her en der klinken prettig krakende en knisperende solootjes. Ook tijdens rustigere nummers zoals Lost Downtown drijft Janovitz’ knappe gitaarspel op een zeer prettige manier naar de oppervlakte. Delay-effectje over de gitaar heen gooien en het totaalgeluid kabbelt heerlijk relaxt van seconde één naar het eind.

Wat ook opvalt: de koortjes tussen Janovitz en bassist Chris Colbourn zijn meer dan ooit een serieus aspect van de muziek. Dat levert met bijvoorbeeld Gravity en You’ll Never Catch Him hemelse resultaten op. Ook in Bad Phone Call valt na een paar keer luisteren ineens het kwartje. Mede door die rollebollende zanglijnen waar Colbourn en Janovitz maar geen genoeg van lijken te krijgen.

Soms zijn de nummers even wat minder pakkend. Renovating bijvoorbeeld, trekt me niet zo. Good Girl en September Shirt zijn van die nonchalant uitgevoerde niemendalletjes. Toch druipt de kwaliteit daar wel vanaf. Pendleton is een werkelijk prachtige pianoballade. Gezongen door Colbourn en en passant ook nog opgeluisterd met een trompetspelende Janovitz. Hearts of Palm is mijns inziens een prachtig en rustig hoogtepunt van dit album. Afsluiter Thrown is eveneens perfect gelukt. Met een hoofdrol voor de pedal steelguitar van gastmuzikant Tim Obetz.

Tja, dat Three Easy Pieces: simpel eigenlijk, hè? Nummer na nummer, keer na keer, kom ik dichterbij het gevoel dat Taillights Fade gaf, dichterbij die nostalgische topalbums van weleer. Het lijkt easy, en zo hoort het ook.

Muziek / Album

Fadista met toekomst

recensie: Ana Moura - Para Além Da Saudade

.

De nog jonge fadista Ana Moura is half Portugese, half Angolese en brengt met Para Além Da Saudade haar derde soloplaat uit. Moura’s interpretatie van de fado blijft trouw aan het origineel, met klassieke begeleiding van Portugese gitaar (guitarra), klassieke gitaar en basgitaar. Haar zwoele, loepzuivere altstem geeft de plaat kracht en bezieling.

Opnieuw ontdekking Fernando

~

Deze mooie zangeres uit het hart van Portugal, Santarem om precies te zijn, begon in haar puberjaren met het zingen van rock en pop, maar werd gaandeweg haar muzikale loopbaan ontdekt als oorspronkelijk fadotalent. Eigenlijk is Jorge Fernando de ontdekker van Ana Moura. Deze fadogitarist van het eerste uur en begeleider van de legendarische fadista Amalia Rodrigues is de laatste jaren vooral bekend geworden door zijn fijne neus voor talent. Zo lanceerde hij de internationale carrières van Mariza, de vertolkster van de ‘muzikale fado’ met inbreng van meerdere stijlen, Dulce Pontes (moderne fadista) en Camané. Met Ana Moura heeft hij een talent onder zijn hoede dat kan uitgroeien tot een wereldster. Hij produceerde haar nieuwe plaat en arrangeerde meerdere nummers. In feite is Ana Moura al geen onbekende meer, want ze is dit najaar te bewonderen in zowel Cuijk en Roermond, als Praag en New York.

Rijke melodieën Portugese gitaar

Wie de fado niet met de paplepel kreeg ingegoten is al snel geneigd te denken dat de songs wel erg veel op elkaar lijken. Fado mist een beetje de extra jus die flamenco heeft. Flamenco, de Andalusische tegenhanger van de fado, kent geschreeuw, geklap, voetgestamp en getrommel. De fado is meer naar binnen gericht. Toch hoor je bij meerdere luisterbeurten de variaties qua tempo en de fraaie gitaarmelodieën die de nummers verrijken. De muziek van Ana Moura leent zich voor een melancholische stemming. De bijgeleverde dvd toont enkele clips van haar songs, opgetekend in beelden die bij haar muziek passen: sober, zonder veel opsmuk, maar eerlijk en recht voor zijn raap. Para Além Da Saudade behoeft enkele geconcentreerde luisterbeurten om te kunnen groeien tot wat het is: een bijzondere ervaring, vol gepassioneerde momenten.

Film / Films

Terug bij Le cinéma du papa

recensie: Ensemble, c'est tout

Wie denkt dat de Franse cinema per definitie artistiek is of valt binnen het kamp van de gewaagde cinema, gaat voorbij aan het feit dat er ook zoiets bestaat als een algemene Franse filmindustrie. In Frankrijk worden net zo goed films gemaakt voor een groot publiek, waarbij feelgoodformules en genreconventies op gestandaardiseerde wijze worden uitgekauwd. Claude Berri’s Ensemble, c’est tout valt overduidelijk binnen die categorie.

~

De personages die de kijker krijgt voorgeschoteld aan het begin van Berri’s Ensemble, c’est tout lijden allen aan een vorm van angst of emotionele verwaarlozing. Audrey Tautou (uit Amélie) is als Camille een kwetsbare schoonmaakster die een slechte relatie heeft met haar moeder en daarnaast lijdt aan anorexia. Ze ontmoet de neurotische Philibert (Laurent Stocker) die in hetzelfde huis woont en lijkt op een wereldvreemde dandy. Hij stottert en heeft dwangneurosen, terwijl hij tegelijk erg beleefd maar ook verlegen is. Hij woont samen met Franck (Guillaume Canet uit Jeux d’enfants) die werkt als kok. Op het eerste gezicht is Franck een stoere macho met een gevoelig temperament. Dat hij een klein hartje heeft wordt duidelijk als hij voor zijn oma moet zorgen nadat zij een ongeluk heeft gehad. De film volgt de samenkomst van deze personages en de manier waarop ze een houvast vormen voor elkaar. Natuurlijk laat de liefde ook niet op zich wachten en de film bevat wat onverrassende romantische verwikkelingen tussen deze zoekende personages, waarna het al snel eind-goed-al-goed is.

Voorspelbare tradities

Claude Berri zit al een tijdje in het vak. Hij begon als acteur en werd vervolgens producent en regisseur. Een van zijn vroege films heet Le cinéma de papa (1970) en de titel verwijst naar een oudere term die interessant inzichtmateriaal biedt op Berri’s manier van filmen. De term Le cinéma de papa werd door de nieuwe generatie Franse filmcritici in de jaren vijftig gehanteerd voor de films die zij zagen als verouderd en conservatief. Als een reactie op deze cinema ontstond de nouvelle vague, die zich afzette tegen de voorgaande generatie.

~

Berri lijkt zich als regisseur meer thuis te voelen bij de traditionele cinema die door de nieuwe lichting werd bekritiseerd. Met het succes van zijn films Jean de Florette (1986) en Manon des sources (1986) in de jaren tachtig liet hij zien dat er nog altijd plaats was voor conventionele publieksfilms binnen de Franse cinema. Daarmee werd hij een van de boegbeelden van de meer traditionele film die het moest hebben van gedegen vakmanschap en vertrouwde genreconventies.

Ensemble, c’est tout is ook pure cinéma de papa in zijn ambitie en uitwerking. En met de film heeft Berri zich definitief verankerd in de rol van formulefilmer. Zo moet de film het niet hebben van opvallende cinematografie, complexe plotwendingen of schokkende statements; het is allemaal vrij onpretentieuze feelgoodcinema die genoegen lijkt te nemen met het voorspelbare als een middel om het vertrouwen van de modale kijker voor zich te winnen. En Ensemble, c’est tout is feelgood in zijn meest voorspelbare vorm.

Angsten

De acteurs spelen niet slecht, maar de personages zijn makkelijk te vatten en niet complex. Het is alsof Berri het dramatische bereik bewust klein heeft gehouden voor zijn simpele verhaal. De obstakels waar een goed plot zijn spanning uithaalt zijn in de film ook zo overwonnen, waardoor geluk een makkelijk te vangen gemoedstoestand lijkt te zijn. En de film heeft, afgezien van zijn tegeltjeswijsheid over liefde en vriendschap, geen diepere boodschap. De voornaamste boodschap wordt natuurlijk al door de titel prijsgegeven. Samen sta je sterker dan alleen, vooral als je je angsten moet overwinnen.

~

Met een beetje fantasie zou je Berri’s film kunnen zien als een politiek statement over het huidige Frankrijk en de noodzaak van een brede sociale consensus. Philibert is van adel, terwijl Camille en Franck van lagere klassen zijn. Samen staan ze sterk ondanks hun verschillen. Ook moeten bejaarden niet worden verwaarloosd en het gezin vormt in de film de spreekwoordelijke hoeksteen van de samenleving. Als men de film zou zien vanuit die visie is het niets meer dan een cinema van gemakkelijke geruststelling, waarbij een probleemloze terugkeer naar gemeenschappelijke waarden de oplossing lijkt voor onzekere personages en een verdeeld Frankrijk. Maar voor de toeschouwers die genieten van deze simpele boodschap blijft er een film over die niet verrast en door zijn clichématige uitwerking uiteindelijk niet weet te overtuigen.

Film / Films

Begrafenis op stelten

recensie: Death at a Funeral

Tijdens de geanimeerde openingssequentie van Death at a Funeral zien we een doodskist over een plattegrond rijden. Onderweg worden afslagen gemist, de kist rijdt een paar keer de verkeerde kant op en maakt enorme omwegen, maar uiteindelijk vindt het toch nog de juiste bestemming: het huis van de overledene. De film begint dan echt, en we zien hoe de doodskist door doodgravers op z’n plek wordt gezet. Als deze geopend wordt, blijkt echter dat de verkeerde persoon erin ligt. De toon is gezet voor Death at a Funeral.

Het is een typerend begin van een dag waarin alles mis lijkt te gaan voor Daniel (Matthew Mcfadyen), een zoon van de overledene. Zo zeurt zijn vrouw de hele tijd aan zijn hoofd omdat ze eindelijk wel eens wil verhuizen uit het huis van haar schoonouders. Ondertussen arriveren steeds meer familieleden en aanhang voor de herdenkingsdienst. Hieronder nicht Martha en haar verloofde Simon (Alan Tudyk), die bloednerveus is omdat zijn toekomstige schoonvader hem absoluut niet ziet zitten. Onderweg hebben zij neef Troy opgehaald, die redelijk bedreven is in het maken van designerdrugs.

~

Natuurlijk gaat ook daarmee het een en ander mis, maar de situatie loopt pas echt uit de hand als de mysterieuze bezoeker Peter (Peter Dinklage) zijn ware bedoelingen kenbaar maakt. In ruil voor een flink geldbedrag van de broers wil hij op de begrafenis zijn mond wel houden over een geheim van hun overleden vader.

Zwarte komedie

De setting en de situaties in Death at a Funeral lenen zich uitstekend voor een zwarte komedie. Een begrafenis is altijd een ongemakkelijke aangelegenheid, en in deze film worden aan dat ongemak drugs, een groot geheim, meerdere personages met ieder hun eigenaardigheden, en allerlei familieverwikkelingen toegevoegd. Goede ingrediënten dus, maar die worden door scenarist Dean Craig en regisseur Frank Oz (de man die voor eeuwig met de Muppets vereenzelvigd zal worden) niet ten volle benut. De dialogen zijn weinig verrassend of sprankelend, en alles is vlak in beeld gebracht. Als zwarte komedie (noch als klucht) overstijgt de film het niveau van de middelmaat. Het is allemaal net wat te braaf en de situaties die grappig zouden moeten zijn, zijn te schaars.

Ensemble

~


Dat de film toch nog wel enigszins aardig is om naar te kijken is voornamelijk op het conto van het, grotendeels Britse, ensemble te schrijven. Zij doen erg hun best, waarbij het opvallend is dat het juist twee Amerikanen zijn die de meeste aandacht naar zich toe trekken. Alan Tudyk (Firefly) kan al trippend qua mimiek alle registers open trekken, en blijkt daar erg bedreven in te zijn. Peter Dinklage (de dwerg uit Living in Oblivion en The Station Agent) speelt zijn chanterende personage alsof hij eigenlijk zelf ook verbaasd is over de positie waarin hij zich gemanoeuvreerd heeft. Een bijzondere vermelding ten slotte verdient de onuitstaanbare filmmuziek. Wat begint als een soort slapsticksalsa ‘ontwikkelt’ zich gaandeweg de film tot een Mediterraan-achtige muzak. Werkelijk verschrikkelijk.

Boeken / Non-fictie

Woede tussen vernietiging en strijdvaardigheid

recensie: Peter Sloterdijk (Vert. Hans Driessen) - Woede en tijd. Een politiek-psychologisch essay

Sinds de neoconservatieve stroming in de VS voet aan de grond heeft gekregen mag er in de filosofie weer over thumos nagedacht worden. Peter Sloterdijks Woede en tijd zou wat dat betreft wel eens een belangrijke bijdrage kunnen zijn: met dit boek waagt nu ook het meer progressieve kamp zich aan een bespiegeling van dit thema.

In het verlengde van het werk van hun leermeester Leo Strauss wordt het Griekse begrip thumos, dat vertaald kan worden als trots, karakter, moed, vurigheid of vastbeslotenheid, door menig Straussiaan van stal gehaald. Het in 2006 verschenen, geruchtmakende boek Manliness van Harvey Mansfield is de meest recente uitwerking van de conservatieve thymologie. Mansfield interpreteert trots, karakter en moed als vormen van mannelijkheid en daarmee dreigt het thumos-begrip ingelijfd te worden in een wel heel opzichtig phallogocentrisme.

Wraakbank

Sloterdijk laat met het begrip thumos zien hoe de twee belangrijkste politieke ideologieën uit het verleden van Europa, christendom en communisme, gekenmerkt werden door een vermogen om zogenaamde ‘woedekapitalen’ aan te spreken en ‘woedeverzamelplaatsen’ te stichten. Geïnspireerd door Nietzsches analyses van het ressentiment stelt Sloterdijk dat het christendom het idee ontwikkelt van een ‘metafysische wraakbank’. Sloterdijks beschrijving van het goddelijke geheugen doet denken aan wat iedereen in zijn kindertijd als ‘het boek van Sinterklaas’ heeft leren vrezen: alles wat je gedaan hebt staat in dit boek opgetekend en iedereen zal worden afgerekend op zijn of haar daden. Aan zo’n boek moet je denken als Sloterdijk spreekt over een woedeverzamelplaats: in het goddelijke geheugen wordt elk onrecht bewaard, zodat aan het eind der tijden de gramschap en de wraak voltrokken kunnen worden.

Bij deze analyse van het christendom kunnen twee kanttekeningen gemaakt worden. Allereerst plaatst Sloterdijk tegenover het idee van een ‘wraakbank’ of ‘woedeverzamelplaats’ de ideeën van vergeving, genade en gave. Deze ideeën impliceren dat er geen vergelding is. Dus tegenover de bewaarplaats van het goddelijk geheugen staat de vergeving die het geheugen uitwist en niet op wraak uit is, maar de schuldigen een nieuw begin biedt. Sloterdijk stelt dat hij deze notie van vergeving aan denkers als Nietzsche en Bataille ontleent. Dat mag zo zijn, maar dit laat echter onverlet dat dit begrip door en door christelijk is en op z’n minst als tegenwicht in het christendom tegen het idee van een wraakbank moet worden aangemerkt. In de tweede plaats laat Sloterdijk nergens zien waarom het goddelijk geheugen rancuneus zou zijn. Niet elk bewaren is een verzamelen van rancune. Dit is gemakkelijk te illustreren met religieuze en politieke voorbeelden: met het oprichten van grafstenen en monumenten richten we gedenkplaatsen in en daarmee bewaren we de gedachte aan een geliefde, of staan we stil bij een verschrikkelijke geschiedenis die zich niet herhalen mag. De christelijke uitleg van het (goddelijke) geheugen gaat niet alleen over rancune, maar ook over bewaren, bewaken en gedenken. Deze twee punten laten zien dat Sloterdijks analyse van de christelijke wraakbank vooral eenzijdig is: hij vergeet de christelijke herkomst van de vergeving in zijn verhaal te betrekken en vergeet de veelzijdigheid van het (goddelijke) geheugen te denken. Aldus reduceert hij het christendom tot een rancuneus denken dat zich laat leiden door een Sinterklaaslogica.

Het uitstel van genoegdoening

~

De christelijke wraakbank ontpopt zich volgens Sloterdijk zelfs tot een vernietigingsmachine wanneer ze haar geseculariseerde gestalte aanneemt in het communisme. Daarin vormt niet langer god, maar het ‘militante subject’ het nieuwe rancuneuze geheugen. Omdat de geseculariseerde wraakbank niet op de eeuwigheid kan wachten voor haar genoegdoening, ontaardt de woedehuishouding van het communisme in een ongekende vernietigingsdrang. De retoriek van de klassenstrijd zou na Stalin en Mao zelfs niets anders zijn dan een vernietigingsperformatief:

Wie na Stalin en Mao nog over klassen spreekt, doet een uitspraak over de dader- en slachtoffergroep in een potentiële of actuele (klassen)genocide. […] Wie het affirmatief, en eo ipso performatief gebruikt, doet uiteindelijk een uitspraak over wie onder welk voorwendsel mag uitroeien.

Hier tekent zich een belangrijke cesuur af tussen de christelijke en de communistische woedehuishouding, waar Sloterdijk wel op wijst, maar die hij niet voldoende doordenkt. In verwijzing naar de tweede-eeuwse theoloog Tertullianus betoogt Sloterdijk dat de genoegdoening die de christelijke wraak wordt gekenmerkt door uitstel: al kan de mens zijn vijand verwensen en vervloeken en hem of haar de grootste kwellingen in het hiernamaals toebedelen, de wraak zelf komt de mens niet toe. Daarmee is de ‘metafysische wraakbank’ fundamenteel verschillend van de seculiere: wanneer religieuze of metafysische wraakbanken in staat zijn de genoegdoening uit te stellen, zijn verwensingen en vervloekingen van religieuze zijde geen aanzet tot geweld, maar feitelijk een geweldloze wijze van omgaan met de eigen trots, woede en rancune. Temidden van de actuele discussies over religie zou het interessant zijn waar Sloterdijk de islamitische religie zou positioneren: aan de zijde van de metafysische of de geseculariseerde wraakbank. Zijn verwensingen van islamitische zijde gewelddadig of vormen ze juist onderdeel van een feitelijk ongewelddadige wraakbank? Deze voor de hand liggende vraag laat hij liggen.

Eros versus thumos

Sloterdijk gebruikt thumos echter niet alleen om de woedehuishouding van christendom en communisme te beschrijven. Thumos biedt hem ook de mogelijkheid om onze hedendaagse postmoderne samenleving te bekritiseren. De afgelopen decennia is onze samenleving niet langer thymotisch, maar door en door erotisch: we laten ons niet langer door trots, moed of rancune laten leiden, maar door begeerte naar de spullen en de partner van de ander. De zorg die spreekt uit Sloterdijks actualiteitsanalyse is vooral een aanklacht tegen de linkse progressieve beweging:

Kennelijk zijn de traditionele linkse partijen een tikkeltje te dom voor hun eigen ambities, als ze al niet te laks zijn om er zoiets als ambities op na te houden. […] Als er iemand met echte ambities aan het woord komt, heeft hij wel belangrijker dingen te doen dan zich om vernederden en vertrapten te bekommeren.

Juist links is ten prooi gevallen aan de apathie die voortvloeit uit de begeerte. Deze apathie betekent voor Sloterdijk dat het ons ontbreekt aan een gemeenschappelijk doel en bovenal aan een gemeenschappelijke woede over bijvoorbeeld de onrechtvaardige verdeling van rijkdom of de milieuproblematiek. Tegen de achtergrond van de thymotische herkomst van links, laat deze linkse apathie zien hoezeer de progressieve beweging woede en trots heeft verkwanseld. En dit is zeer kwalijk volgens Sloterdijk, want ook al kan woede ontaarden in ongebreidelde vernietiging zoals de geschiedenis leert, toch zijn trots, vurigheid, woede en strijdvaardigheid de ingrediënten die de hedendaagse apathie kunnen overwinnen en van de politiek weer een strijdtoneel met een inzet maken. Zoals we al zagen: de neoconservatieven hebben de strijdvaardigheid en vurigheid die het thumos-begrip herbergt ontdekt. Nu de progressieven nog.

Rijk en banaal

Woede en tijd is een zeer grillig boek geworden dat heen en weer slingert tussen vele, prachtige inzichten en analyses enerzijds en nauwelijks interessante clichés anderzijds. De inleiding en de conclusie illustreren deze grilligheid. De inleiding is een meesterlijke ouverture waarin Sloterdijk laat zien hoe de toorn al in de Ilias van Homerus een hoofdrol speelt. De conclusie is daarentegen teleurstellend. De lezer wordt hierin getrakteerd op nietszeggende uitspraken zoals: “Balanceren betekent: noodzakelijke strijd niet ontwijken en overbodige strijd niet provoceren.” Over de wezenlijke vraag welke strijd dan noodzakelijk is, en welke overbodig, meldt de conclusie alleen dat we moeten worden geleid door ‘een rationaliteitscultuur, die gebaseerd is op waarnemingen van de tweede orde’. Dit betekent, aldus Sloterdijk, dat ‘men zichzelf steeds met de ogen van de anderen [moet] leren zien.’ In zo’n gemeenplaats is niets meer te vinden van de zinderende opening van het boek. Niettemin is het boek lezenswaardig. Sloterdijk schrijft erg vermakelijk en vaak ook erg goed. Hij durft in hoogdravende termen een beeld te schetsen van de Europese politieke geschiedenis. Daarbij wordt de nuance steevast uit het oog verloren, maar dit is niet bezwaarlijk: hierdoor krijgt de lezer een provocerend boek voorgeschoteld waar hij of zij zich op het ene moment met hand en tand tegen verzet, en op het andere instemmend van geniet.

Film / Films

Verstikkende moederliefde

recensie: Mon fils à moi

‘Julien! Julien!’ Het is een dwingende lokroep waarmee de moeder voortdurend haar positie doet gelden in relatie tot haar zoon. Het klinkt moederlijk bezorgd, maar al gauw ontgaat je de onverbiddelijke en bezitterige ondertoon niet meer in Mon fils à moi. Die titel is veelzeggend, en omdat de film begint met het einde, is de thematiek meteen duidelijk en de plot weinig verrassend. Dat is geen gemis, integendeel: alle aandacht gaat uit naar de manier waarop dit verhaal over verstikkende moederliefde wordt neergezet. Daarmee wint de film slechts aan overtuigingskracht.

~

Julien (debutant Victor Sévaux) is een jaar of dertien en bevindt zich in dat fysieke en emotionele schemergebied tussen kind en adolescent; tussen kneedbaar en vertederend enerzijds, en eigenzinnig en seksueel anderzijds. Op school en bij oma heeft hij een vriendinnetje en een hippe coupe, thuis draagt hij een keurige scheiding en danst hij met zijn moeder op oubollige muziek. De overdreven aandacht van Maman (Nathalie Baye) lijkt Julien weinig te deren, al is zijn dubbelleven op den duur niet houdbaar; opgroeien zal hij toch. Moeders halsstarrige onwil dat in te zien levert enkele pijnlijke scènes op. Ronduit gênant is het als Maman Julien dwingt zijn handen voor zijn kruis weg te halen, omdat ze ‘dat toch al zo vaak’ heeft gezien.

Escalatie

Na een opeenstapeling van incidenten en de ontdekking dat haar zoon een vriendin heeft (je zou bijna zeggen: op iemand anders dan háár verliefd is) slaat de moeder door. De psychologische oorlogvoering tussen moeder en zoon op zichzelf overtuigt, dankzij het voortreffelijke spel van Baye en Sévaux en de onheilsspellende sfeer binnenshuis. Julien wordt in het nauw gedreven en verzet zich op klassieke kinderwijze: door zijn bord niet leeg te eten.

~

De gezinssituatie is minder sterk. Een afwezige, immer werkende vader die zich verlaat op zijn (huis)vrouw is nog tot daaraan toe en waarschijnlijk als typisch Frans bedoeld. Maar dat Papa het nogal sullig laat afweten als de waanzin van zijn vrouw escaleert, irriteert en wringt een beetje. Een mogelijke verklaring voor het gedrag van Maman ontbreekt jammer genoeg. De film drijft op de toenemende spanning tussen moeder en zoon, maar omdat je het einde al weet, was enige psychologische verdieping welkom geweest. Als gedragsstudie van een situatie die ongetwijfeld meer voorkomt dan we kunnen bevroeden, is Mon fils à moi dankzij uitstekende hoofdrolspelers absoluut de moeite waard.