Kunst / Achtergrond
special: documenta 12

Veel vragen, weinig antwoorden

Eén keer in de vijf jaar staat Kassel (Duitsland) in het teken van de documenta, een grote, honderd dagen durende manifestatie van hedendaagse kunst. Afgelopen edities lag de eindverantwoordelijkheid onder anderen bij Rudi Fuchs (documenta 7), Jan Hoet (documenta 9), Catherine David (documenta X) en Okwui Enwezor (documenta 11). Dit keer is de beurt aan het echtpaar Roger-Martin Buergel (freelance curator, docent aan de Universität Lüneburg) en Ruth Noack (kunsthistorica). Op hun gezamenlijke c.v. staan spraakmakende exposities als Be what you want but stay where you are (Witte de With, Rotterdam, 2005) en The Government (onder andere in Kunstraum der Universität Lüneburg en Museu d’Art Contemporani de Barcelona, 2003-2005). Het zijn exposities die een theoretisch kader koppelen aan maatschappelijk engagement. documenta 12 is hierop geen uitzondering.

Anatoli Osmolovsky, Serie: Hardware, 2006 © Anatoli Osmolovsky; Foto Roman März / documenta GmbH, Courtesy Stella Art Foundation
Anatoli Osmolovsky, Serie: Hardware, 2006 © Anatoli Osmolovsky; Foto Roman März / documenta GmbH, Courtesy Stella Art Foundation

De documenta is een opzichzelfstaand fenomeen, een media-evenement en toeristische trekpleister in een, qua grootte en impact alleen vergelijkbaar met andere grote kunstmanifestaties als de Biënnale van Venetië. Naast de vele honderden kunstwerken zijn er op het documenta-terrein tal van lezingen. Ook buiten het terrein is er het nodige te doen; iedere dag wordt er een speciaal geselecteerde film vertoond in de dichtstbijzijnde bioscoop, terwijl je op weg daarnaar toe in tramlijn 4 kunt luisteren naar Inner Voice Radio van Kirill Preobrazhenskiy. Omdat we weinig tijd hebben, beperken we ons tot de vier hoofdlocaties: het Fridericianum, de documenta-Halle, Park Karlsaue met het Aue Paviljoen en de Neue Galerie. In het Fridericianum kan het publiek een vergelijking maken tussen conceptuele kunst uit de jaren zeventig en hedendaagse kunst. Ondertussen geeft het Aue Paviljoen de ruimte aan hedendaagse – en zeer veel niet-westerse – kunstenaars en is er in de documenta-Halle politiek geladen werk te zien. In de Neue Galerie komen vrijwel alle thema’s aan bod.

Peter Friedl, The Zoo Story, © Peter Friedl Courtesy the artist; International Academy of Art Palestine, Ramallah, Foto: Egbert Trogemann / documenta GmbH
Peter Friedl, The Zoo Story, © Peter Friedl Courtesy the artist; International Academy of Art Palestine, Ramallah, Foto: Egbert Trogemann / documenta GmbH

Waslijst aan vragen

Voordat Buergel en Noack zijn gaan selecteren, hebben ze een theoretisch kader opgesteld. Het werk van de ongeveer honderd kunstenaars die een uitnodiging kregen, moest ingaan op één van de volgende vragen: Worden onze hedendaagse cultuur en maatschappij nog steeds geregeerd door de modernistische idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap? Een tweede pijler: Wat is het gewicht van de politieke dimensie op ons alledaagse leven, in het bijzonder op de seksualiteit? Tot slot: Wat is het belang en wat zijn de mogelijkheden van opvoeding en bewustwording van de kunst? Een hele waslijst aan vragen. Toch geeft het goed aan waar Buergel en Noack heen willen. Kunst kan niet los gezien worden van de maatschappelijke realiteit. Bovendien zijn ze benieuwd hoe oudere idealen en vormen terugkomen in de hedendaagse kunst en merken ze op dat het modernisme werd opgepikt buiten Europa en de Verenigde Staten. Dat is veel informatie, misschien wel te veel. In de praktijk is het niet zo bijster interessant om te zien dat niet-westerse kunstenaars zich jaren later met dezelfde materie hebben beziggehouden als westerlingen destijds. De vraag of onze hedendaagse cultuur en maatschappij nog steeds worden geregeerd door oude idealen is spannender. Helaas laat zo’n vraag zich beter beantwoorden in een epistel dan in een tentoonstelling. En daarnaast, over welke ‘oude idealen’ hebben we het eigenlijk? De vraag is zo abstract geformuleerd dat je er in de praktijk alle kanten mee op kunt.

Dan de tweede pijler die handelt over de impact die de politiek heeft op ons leven. Waarom Buergel en Noack dit koppelen aan het thema seksualiteit is een raadsel, maar vermoedelijk gaat het ze om de doorwerking van het feminisme. De reden waarom ze hieraan aandacht besteden in ‘hun’ documenta? Waarschijnlijk omdat het tegenwoordig weer kan en mag, zoals bijvoorbeeld op een expositie als If I Can’t Dance I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution – Feminist Legacies and Potentials in Contemporary Art Practice in De Appel, Amsterdam (2006). In de praktijk speelt het feminisme nauwelijks een rol van betekenis op documenta 12. Alleen bij Trisha Brown, Lee Lozano en Mary Kelly klinkt hiervan in de verte een echo door.

De laatste pijler is erg abstract. ‘Wat zijn de mogelijkheden van opvoeding door de kunst?’ Die zijn uiteraard gering. We vragen ons af wat in deze context wordt bedoeld met opvoedkundige waarde, en hoe je de opvoedkundige waarde van kunst kunt vaststellen. Ook hier geldt dat het meer stof is voor een theoretische verhandeling, niet voor een expositie. Daarnaast blijven nagenoeg alle kunstenaars die Buergel en Noack selecteerden keurig binnen de lijntjes. Afgezien van de in Chili geboren schilder Juan Davila geen rauwe, right-in-your-face kunst, schreeuwende statements en ongecontroleerde woede-uitbarstingen in Kassel. Het echtpaar geeft duidelijk de voorkeur aan een sophisticated, theatrale setting en poëtische beeldtaal, een voorkeur die niet direct te herleiden is tot de centrale thema’s. Zonder het uit te spreken werd blijkbaar gescout met het oog van de dichter. Het moest er vooral mooi uitzien.

Annie Pootoogook, Mother falling with child, 2003/04, Courtesy Feheley Fine Arts, Toronto, © Dorset Fine Arts, Toronto
Annie Pootoogook, Mother falling with child, 2003/04, Courtesy Feheley Fine Arts, Toronto, © Dorset Fine Arts, Toronto

Giraffe in paniek

Een voorbeeld is het werk van kunstenaar Anatoli Osmolovsky. Zijn kleine, glimmende bronzen tanks (Museum Fridericianum) fonkelen dat het een lieve lust is. Eenmaal oog in oog met de sculpturen ga je pas nadenken over de inhoud van het werk. Die blijkt een stuk minder mooi dan de buitenkant. De tanks – Osmolovsky spreekt van ‘sociale abstracties’- verwijzen naar de politieke werkelijkheid. Ook Peter Friedl en Sanja Ivekovic refereren aan de hedendaagse realiteit. Friedl is present met The Zoo Story (documenta-Halle), een opgezette giraffe die leefde in een dierentuin op de West Bank. Toen Israëlische troepen tijdens de tweede Intifada de stad binnenvielen, rende het beest in paniek tegen een ijzeren hek, stootte zijn hoofd en viel. Sanja Ivekovic beeldt op haar beurt de politieke situatie uit met rode en paarse papavers (Friedrichsplatz). Het ziet er prachtig uit, een soort poëtische performance van de natuur. De bloemen zijn te vinden op het plein waar tijdens het nazi-regime boeken werden verbrand en waar de Duitse troepen zich voorbereidden. Dit is ook de plaats waar de Duitse kunstenaar Joseph Beuys naderhand zijn eerste eikenboom plantte; als reactie op de oorlog gaf Beuys het leven terug aan de plek waar de ‘vernietigers’ samenkwamen. Naast de bloemen van Ivekovic klinken uit de luidsprekers revolutionaire liederen, gezongen door Afghaanse vrouwen die strijden tegen het fundamentalistische geweld. Het is een directe verwijzing naar de situatie in Afghanistan, waar de teelt van papaver sinds de oorlog tegen de Taliban een enorme groei doormaakt.

Eleanor Antin is het schoolvoorbeeld van een modernistische kunstenaar. Met Blood of the Poet (1965-1968), onder andere een verwijzing naar de gelijknamige film van Jean Cocteau uit 1930, presenteert zij een verzameling bloeddruppels van dichters. Dan zijn er nog de kunstenaars die terugvallen op de idealen en de beeldtaal van het modernisme. Louise Lawler is van hen de allergrootste. De Amerikaanse fotografeert al jaren kunst in de omgeving waar het is te aanschouwen (museum, huis van de verzamelaar, opslagruimte, galerie, grote onderneming etcetera). Haar werk kan worden opgevat als appropriation art (het toe-eigenen van bestaande kunst), maar gaat ook over institutionele kritiek. Ze richt haar pijlen op de kunsthandel die de prijs van kunst steeds verder opdrijft.

Saâdane Afif © Saâdane Afif, foto: Jens Ziehe / documenta Gmbh
Saâdane Afif © Saâdane Afif, foto: Jens Ziehe / documenta Gmbh

Niet bij de tijd

documenta 12 toont veel werk van kunstenaars waar we nog nooit van hadden gehoord. Op zich spannend, maar leg je het werk onder de loep, dan valt het toch wat tegen. Het waren vooral de betrokken video’s van Johanna Billing, Yael Bartana en Simon Wachsmuth, de duistere schilderijen van Xie Nanxing, de ongrijpbare installatie van Cosima von Bonin, de kinderlijke tekeningen van Annie Pootoogook, de poëtische performance van Lin Yilin, de mysterieuze video van James Coleman en de foto’s van Zofia Kulik die indruk maakten. Ook opvallend is dat Noack en Buergel zijn afgehaakt bij de meest recente ontwikkelingen. Mediakunst, netkunst en geluidskunst schitteren op documenta 12 door afwezigheid. Bovendien vroegen we ons af en toe af waarom sommige werken bij elkaar in één ruimte hingen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de abstracte schilderijen van Lee Lozano en het portret van Gerhard Richter. Navraag aan een van de studenten die waren ingehuurd als informatiemedewerker leerde ons dat de kleur de bindende factor was. Niet heel erg sterk.

Een volgend punt: er zijn weinig afwijkende vormen te zien. Wat dat betreft ben je oprecht blij als je in het Aue Paviljoen tegen de installatie van Saâdane Afif aanloopt: dertien zwarte gitaren ingeplugd in zwarte versterkers. De gitaren staan in verbinding met een computerprogramma en spelen beurtelings duistere akkoorden. Ook de ruimtevullende buizeninstallatie van Iole de Freitas is een verademing. De Freitas laat zich niet weerhouden door de zaalruimte en gebruikt zelfs de buitengevel voor haar installatie.

Tot slot werkt ook het theoretische kader niet mee. De vragen die Buergel en Noack opstelden zijn over het algemeen te abstract. Met een beetje wringen past ieder willekeurig kunstwerk binnen de context. Bovendien verwordt de kunst door die vele probleemstellingen al snel tot een illustratie. Je gaat zoeken welk werk handelt over welk thema. De detective in ons heeft aan documenta 12 absoluut een goeie.

Film / Films

Ontwrichting en verminking

recensie: Gone / Wolf Creek

“Wat zou het toch fijn zijn om met mijn backpack lekker onbezorgd door Australië te trekken”: welke avontuurlijke jongere heeft deze gedachte nog nooit in zijn hoofd gehad? Mocht je deze gedachte ook hebben opgevat voor deze zomer, misschien is het dan verstandig om de dvd’s Gone en Wolf Creek nog even in de kast te laten staan. Deze Australische horrorfilms zijn nu te koop, en zullen je misschien wel doen inzien dat kamperen op de Veluwe zo gek nog niet is.

Op de cover van Wolf Creek prijkt al onmisbaar het dreigende zinnetje “Based on true events“. Hoe “true” zullen we misschien wel nooit weten, maar het is genoeg om in elk geval voor eventjes aan te nemen dat het op de Australische vlakte vast niet pluis is. Na eerdere vakantievreugde-vergallende kaskrakers als The Hills Have Eyes en Hostel is het nu de beurt aan de Australiërs om hun land af te schilderen als een prachtige, uitgestrekte woestenij met een onnatuurlijk hoog psychopatengehalte. Absoluut geen geschikte plek voor vrolijke vakantiegangers. Gone (Ringan Ledwidge, 2006) en Wolf Creek (Greg McLean, 2005) lijken wel een strategische zet van de overheid om de overdadige toestroom aan backpackers een halt toe te roepen.

Van kwaad tot erger

Gone: de mildste van de twee
Gone: de mildste van de twee

Gone is van deze twee films nog de mildste. Het verhaal heeft zoals het een goede horror betaamt vrij weinig om het lijf. Britse vakantiegangers Alex (Shaun Evans) en Sophie (Amelia Warner) stappen in de auto bij de charmante maar schimmige Taylor (Scott Mechlowicz) en dat hadden ze beter niet kunnen doen. Drama volgt. Dorre landschappen, brandende zon, stoffige wegen en veel aangereden kangoeroes zetten gelijk de zinderende toon van de film. Hoewel dat trucje keer op keer werkt, is de originaliteit ervan ver te zoeken. Waarin de film zich dan weer wél onderscheidt van zijn soortgenoten, is dat er hier voor de verandering niet binnen afzienbare tijd psychopaten lopen te zwaaien met motorzagen en ander martelgerei.

Dit in tegenstelling tot Wolf Creek, door Quentin Tarantino bestempeld als een van de beste horrorfilms van de afgelopen vijfentwintig jaar en dat wil wel wat zeggen. Wolf Creek overstijgt werkelijk alle verwachtingen van een horrorfilm. Je kunt het zo ranzig niet bedenken of het komt erin voor. Het verhaal heeft dezelfde insteek als Gone. Drie jonge vakantiegangers beginnen aan de trip van hun leven, maar stranden al snel met autopech in de woestijn. Ze worden gered door een man met een pick-up truck (een geniale rol van John Jarratt), maar dat blijkt geen aardige Aussie. Dus ook hier kort samengevat: drama volgt.

Vervreemding versus verminking

Wolf Creek: voor de echte horrorfanaten
Wolf Creek: voor de echte horrorfanaten

Toch zijn er ook duidelijke verschillen tussen beide films te ontdekken. Gone heeft een veel tragere opbouw en legt sterk de nadruk op vervreemding en de ontwrichting van vriendschap onder extreme omstandigheden. Schuld en twijfel voeren de boventoon. De film is daardoor vooral onderhuids erg aangrijpend. Het is een horrorfilm die een loopje neemt met de emoties van de kijker. Wie is de sympathieke? Wie kun je niet uitstaan? Wie kun je wel vertrouwen en wie niet? Als kijker blijf je in zo’n geval geboeid, omdat je simpelweg wilt weten ‘hoe het zit’. Wat dat betreft heeft Gone, ondanks het gebrek aan originaliteit, in 85 minuten zijn intentie goed bereikt. Wolf Creek legt meer de nadruk op angst gepaard met creatieve vormen van verminking; het verhaal is tamelijk ondergeschikt aan de schrikwekkende beelden van de steeds verder aftakelende vakantiegangers. In vergelijking is Wolf Creek voor de echte horrorfanaten dan ook best de moeite van het kijken waard. Misschien een goede troost voor de thuisblijvers deze zomer?

Muziek / Album

Tweede album Fuck the Writer spannende mix van pop, folk en americana.

recensie: Fuck the Writer - Keeping the Aspidistra Flying

Het seizoen 2006/2007 kan wat mij betreft de popencyclopedie in met de woorden: comeback van de Nederlandse singer-songwriter. In het kielzog van Grote Prijs winnaar annex OOR-favoriet Lucky Fonz III en Djurre de Haan (Awkward I), doet ook Fuck the Writer de laatste tijd goede zaken. De man achter dit agressieve pseudoniem is Emil van Steenwijk, een 26 jarige Rotterdammer met Groningse roots. Onlangs verscheen van Van Steenwijk het spannende tweede album Keeping the Aspidistra Flying (Subroutine Records), vernoemd naar het gelijknamige boek van George Orwell. Het moet raar lopen wil Fuck the Writer daarmee niet aan de vooravond staan van een doorbraak in de Nederlandse muziekwereld.

~

In George Orwells epistel geeft een succesvol copywriter zijn veilige carrière op om het schrijven van gedichten na te jagen, zijn lang gekoesterde droom. Liever de onzekerheid dan blijven hangen in die goed betaalde, maar oninteressante job. Romantischer zul je het niet snel tegenkomen. Ook Fuck the Writer is niet wars van romantiek, hoewel die bij Van Steenwijk wel gepaard gaat met een flinke dosis melancholie, zie titels als Love you still en Miss her. Muzikaal kun je met de Rotterdammer werkelijk alle kanten op; van Belgenpop tot alt.country, folk, elektronica, lo-fi indie, psychedelica en Amerikaanse rootsmuziek. Van Steenwijk draait er zijn hand niet voor om. De akoestische basis wordt ingekleurd met samples, speelse ritmes en hemelse zang.

Brutale mix

Muzikaal verkeert Van Steenwijk in goed gezelschap. Om je een idee te geven hoe het klinkt: denk aan een brutale mix van Will Oldham, Tom Waits, Tunng, Eels, The Dandy Warhols, Beck en dEUS. Het is popmuziek gemaakt door blanke mannen die het moeilijk hebben. Moeilijk met de liefde en het leven in het algemeen. Fuck the Writer mag dan nog jong zijn, het kan niet anders of hij heeft een oude ziel. Met zijn gelaagde teksten en prachtige, eigenwijze muziek zal hij niet eens een slecht figuur slaan tussen al die gevestigde namen

Vergelijk Keeping the Aspidistra Flying met Fuck the Writers bijdrage aan de Subroutine sampler, en je hoort meteen dat de muziek van zijn nieuwe album beter gearrangeerd is. Ook dat arrangeren kun je met een gerust hart aan Van Steenwijk overlaten, zie de manier waarop hij elektronica integreert in rustieke, dEUS achtige popliedjes als The River en Miss her. Nergens krijgen machinale ritmes de overhand, nergens wordt het klinisch en kil. Ook instrumenten als trombone en cello zijn bij Fuck the Writer en diens kompanen in goede handen, zie wederom The River. Tegenover die gedetailleerde knip-en-plak pop staat de eenvoud van kleine, ingetogen gitaarliedjes als Your Hands en London Pleasures.

Talent

De rust die Keeping the Aspidistra Flying uitademt doet vermoeden dat Fuck the Writer er al een heel leven als muzikant op heeft zitten. Het gemak waarmee Van Steenwijk componeert, musiceert, arrangeert en filmpjes maakt (te bewonderen op YouTube) illustreert dat we te maken hebben met een begenadigd talent. Afgezien van cello, trombone en wat gastvocalen heeft hij alles zelf ingespeeld. Inderdaad een talent, dat met Keeping the Aspidistra Flying een behoorlijk spannend visitekaartje aflevert.

Muziek / Album

Ze liegen dat ze barsten

recensie: Velvet Revolver - Libertad

Velvet Revolver. Tjonge, jonge wat was ik aangenaam verrast door hun debuut Contraband. Die samengebalde energie van de Guns-’n-fuckin’-Roses-zonder-Axl-band en prachtzanger Scott Weiland. ’t Was song na song heerlijke, compromisloze uptempo hardrock-’n-roll die de nieuwe band uitspuwde. Compleet met simpele, doeltreffende fuck you-attitude. Zo fout dat het weer goed was. En daar kon ík in ieder geval geen genoeg van krijgen. Het nieuws dat deze band met een tweede plaat kwam, werd door mij minstens zo enthousiast begroet als dat langs denderende openingsnummer van Contraband, Sucker Train Blues. Maar toen ik het tweede album beluisterde? Tja… toen wist ik het even niet meer.

~

Het onlangs uitgekomen Libertad, dus. Want daar gaat het hier over. Libertad staat voor de “total search for freedom” zo meldt Weiland ergens in de documentaire die toegevoegd is aan het album. Welnu, waren ze die zoektocht maar nooit begonnen. Was het maar ‘gewoon’ bij die dampende, eendimensionale rock-’n-roll gebleven. Nee hoor, het vijftal moest ineens “the best record we’ve all made” afleveren. Laat mij het u vertellen: ze liegen dat ze barsten. ’t Is een ronduit saaie bedoening geworden.

Boomstamdik wordt flinterdun

Allereerst dat geluid. Het klinkt overal zo verschrikkelijk klef, dat ik ineens denk met een compleet andere band te maken te hebben. Neem die boomstamdikke Slash-gitaar van weleer. Die is op Libertad een flinterdunne eenheidsworst geworden. Duff McKagans bas is praktisch weggemixt, de rol van tweede gitarist Dave Kushner is nu helemaal niet duidelijk meer en Weiland zingt nergens écht alsof z’n leven er van afhangt. Velvet Revolver is zo’n band geworden waar het kratje spa blauwflesjes steevast 7 graden Celsius koel in de oefenruimte staat. Nu is daar niets mis mee, begrijp me niet verkeerd. Maar van deze rauwe, stoere knakkers verwacht ik gewoon iets anders. Een ander geluid, een ander image.

~

Ik wil die naakte vrouw met pistolen in haar hand in plaats van brave echtgenotes met baby’s op de arm. Deze zeer onverwachtse omwenteling heeft direct haar invloed op de composities op Libertad. Let it Roll? She mine? Ze vallen dan wellicht onder de noemer hardrock, maar ze hebben geen pit, geen angel. Ze klinken té geproduceerd, te lief, te braaf, te Maja de Bij. She Builds quick Machines? The last Fight? Mary Mary? American Man? De Stone Temple Pilots (STP) revisited. Met dat essentiële verschil dat het nu helaas wél ondermaatse composities zijn. In retrospectief blijken de songs van alle STP-albums betere composities te zijn.

Doordat alle Libertad-liedjes nu ook nog eens zeer ondermaats (zucht: Just sixteen, For a Brother, Spay) zijn, vraag je je echt af waarom deze gasten dit hebben afgeleverd. Echt niet omdat ze “true en honest” zijn aan zichzelf, zoals ergens in de eerder genoemde documentaire boven komt drijven. En ook niet omdat ze “zo verschrikkelijk blij met elkaar zijn”. Als dít de muzikale definitie van Libertad moet zijn, dan ga ik hierbij persoonlijk op zoek naar een stelletje smerige terroristen die de boel bij Velvet Revolver weer wat op scherp gaan zetten.

Dit tweede album kortom, valt heel erg tegen. Helemaal als je zo genoten hebt van hun debuut. Libertad zorgt er eigenlijk in één klap voor dat de band Velvet Revolver nu zo fout is, dat de band écht fout blijkt. Gauw Contraband opzetten; voordat het goede gevoel bij Velvet Revolver voorgoed verdwenen is…

Boeken / Fictie

Elke overtuiging een gevangenis

recensie: Sam Harris (vert. Meile Snijders) - Van God los

Auteur Sam Harris is in Amerika een bekend en berucht ongelovig filosoof, die sinds kort ook een doctoraat in de neurowetenschappen najaagt. Op die manier wil hij gegevens als geloof, ongeloof en onzekerheid linken aan zuiver menselijke impulsen. Harris moet dus niet veel hebben van (georganiseerde) religie, in die mate zelfs dat zijn teksten de allure van een heksenjacht krijgen. Hoe interessant en uitdagend Van God Los (oorspronkelijke titel: The End Of Faith) ook is, het gevoel van een afrekening schemert iets te vaak door. Daarnaast trapt de auteur in de val die hij zelf voor de religies opstelt.

Op 12 september 2001, daags na de verschrikkelijke aanslagen op het hart van New York, zette Sam Harris zich neer om aan dit boek te beginnen. Het haalde nummer 4 op de bestsellerlijst van de New York Times en bleef er in totaal 33 weken vertoeven. Om maar te zeggen dat mensen een verklaring nodig hadden, een houvast of op zijn minst toch enige helderheid zodra de stofwolken van de neergehaalde torens waren gaan liggen. Harris vertrekt vanuit de meest voor de hand liggende vraag: hoe heeft het zover kunnen komen? Het antwoord staat voor hem buiten kijf en komt hem voor in de vorm van de drie grote religies die allen de irrationaliteit prediken: christendom, islam en jodendom. Hij legt ze stuk voor stuk op het hakblok.

Cultus van de dood

De aanslagen van 11 september zijn het culminatiepunt van een religie die eigenlijk, aldus Harris, een ‘cultus van de dood’ is. Uitgebreid citeert hij de Koran, waarin wordt opgeroepen geen ongelovigen in leven te laten en op een uiterst agressieve manier de boodschap te verkondigen. Het grote verschil met het christendom is dat deze laatste tenminste de verlichting heeft doorgemaakt, waardoor kerk en staat gescheiden konden worden en de arrogantie van de macht een duik nam. De islam heeft een dergelijke evolutie nooit meegemaakt, en als klap op de vuurpijl beschikt ze nu over de middelen om de wereld te vernietigen – dat was in de middeleeuwen wel even anders. Harris verwoordt het als volgt: “het is alsof een poort in de tijd is geopend en er veertiende-eeuwse hordes onze wereld binnenstromen. Ongelukkigerwijs hebben ze nu de beschikking over eenentwintigste-eeuwse wapens”. Het mag dan ook niet als een verrassing klinken dat het boek bij verschijning behoorlijk controversieel was.

Heilig Boek

Sam Harris
Sam Harris

Ondanks de hierboven vermelde verlichting krijgt ook het christelijke en joodse geloof er flink van langs. Harris heeft het uitgebreid over onder meer de inquisitie, de vervolging van heksen, de Holocaust en andere uitwassen van een samenleving die volgens de auteur is opgebouwd rond een ‘Heilig Boek’. Met talloze citaten toont hij aan dat het Oude Testament krioelt van oproepen om geen ongelovigen in leven te laten (bijvoorbeeld Deut. 13: 10: “Gij zult hem stenigen, zodat hij sterft, omdat hij getracht heeft u af te trekken van de Here, Uw God”) en het Nieuwe Testament van velerlei antisemitische uitspraken (Joh. 8: 44: “Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen”). Daarmee vertelt hij eigenlijk niets nieuws, maar de verbetenheid waarmee hij het verwoordt, maakt het, nou ja, aangenaam leesbaar.

Het probleem is echter dat door die aanpak Harris zowel de Bijbel als de Koran bijzonder eenduidig en karikaturaal voorstelt. Wat bijvoorbeeld met de talloze verhalen over naastenliefde, de oproepen om rechtvaardig te zijn en vergeving van hen die in de fout zijn gegaan? Je merkt met andere woorden dat Harris echt wil afrekenen met religie, omdat hij het ziet als een vorm van collectieve verbijstering. Zijn uitgangspunt is dat iets pas echt is en ernstig mag worden genomen als het bewezen kan worden. Deze stelling wordt hem echter zelf fataal wanneer hij op vrij onbegrijpelijke wijze een pleidooi begint te houden voor ethiek in plaats van religie, voor mystiek in plaats van geloof en voor liefde in het algemeen. Maar het komt niet bij hem op dat al die zaken evenmin kunnen worden bewezen. Waarom zou hij daar dan wel waarde aan hechten en er zelfs een manier van leven aan verbinden?

Harris is een boeiend verteller, en daarom lezen zijn overzichten van de verschillende ontstaansgeschiedenissen en historische gegevens vlot weg. Maar aan de andere kant is hij ook een vurig pleitbezorger van zaken die welbekend zijn (religie heeft in de loop van de geschiedenis veel schade aangericht) en ontwikkelt hij eenzelfde vorm van onverdraagzaamheid jegens gelovigen die hij henzelf verwijt. Een in wetenschappelijke taal geschreven persoonlijke kruistocht is dus, zeker in het geval van Van God Los, geen al te goed idee. Als rabiaat ongelovige zie ik dit boek dan ook grotendeels als een gemiste kans.

Theater / Achtergrond
special: Parade 2007

’s Lands leukste zomerterras op de serieuze toer

De geestelijk vader van ’s lands leukste zomerterras is
er dit jaar niet meer bij: na zestien jaar Parade heeft Terts
Brinkhoff de fakkel overgedragen aan Nicole van Vessum. Maar ook
zonder de boomlange Brinkhoff trekt het jaarlijkse bontgekleurde
theatercircus weer twee maanden langs de vier grote steden in de
Randstad, waar het volk zich kan laven aan kunst, literatuur, de
Stille Disco, de (eigenlijk gruwelijk dure) hapjes, de niet aan
te slepen flessen wijn en waarschijnlijk de nodige traditionele
regenbuien. Een onverminderde succesformule.

Lees nu
recensies van:

Mario, ga eens opendoen, er wordt gebeld<br> Foto: Erik Meijers
Mario, ga eens opendoen, er wordt
gebeld
Foto: Erik Meijers

Toch wil van Vessum het langzaam over een andere – serieuzere –
boeg gooien. De hippe roséliefhebbers (met name in
Amsterdam te vinden) moeten niet alleen de terrasbanken bij de
tapasbarretjes bezet houden, maar wat vaker de tenten in. Het
imago van een vrijplaats waar je collectief kunt flaneren en en
passant een voorstellinkje bezoeken, moet worden omgebogen naar
dat van een culturele broeiplaats waar je cultuur
óók met een hoofdletter C mag schrijven. Vrolijk,
maar met inhoud, liet van Vessum in De
Volkskrant weten
. Verjonging en meer diepgang.

Waar kijken wij naar uit? Kassa!
van de Paardenkathedraal en Koud Meisje van Orkater, waarvan
de première inmiddels heeft plaatsgevonden op het Festival
Over het IJ (van 5 tot 15 juli in Amsterdam).
Andere tips: Spinvis, Laura van Dolron en Carver Special Edition.
Traditionele Parade-klanten zoals Van Houts en de Ket, de Ashton
Brothers en natuurlijk de Levende Jukebox.

Eerder gezien door 8WEEKLY: Het Spreekuur van De
Varkensfabriek, Diespace van
PIPS:lab,?Design
God
van Space, View-o-rama van Stichting Diepte,
Lieve
Buren
van De Glazen Kin, Flater van De Vogelfabriek en
Sirene van De Bus.

De Parade zal zijn tenten opslaan in:
Rotterdam (Museumpark/NAi) van 22 juni t/m 1 juli,
Den Haag (Westbroekpark) van 6 t/m 15 juli,
Utrecht (Moreelsepark) van 20 t/m 29 juli en
Amsterdam (Martin Luther Kingpark) van 3 t/m 19 augustus.

Kijk voor meer informatie op : www.deparade.nl

De Stratenmaker op Zee – Solo met
Gasten

Gezien: 24 juli 2007, Moreelsepark,Utrecht

Foto: Karel van Zeeland
Foto: Karel van Zeeland

Bijna de helft van de toeschouwers op deze dinsdagavond was zo
jong dat ze nog niet geboren waren toen De
Stratemakeropzeeshow
voor het eerst werd uitgezonden. Toch
kregen de muzikanten de zaal zo enthousiast dat iedereen de
laatste twee liedjes hardop meezong. En toen bleek dus ook meteen
dat iedereen, jong of oud, de teksten toch kende. Het laat goed
zien hoe houdbaar sterke liedjes zijn.
Ja, het veelvuldige gebruik van vieze woorden heeft een
liberaal-opvoedkundige ondertoon uit de jaren zeventig (‘kijk
ons een progressief zijn, je mag best ‘pies’
zeggen’), maar het gegniffel van het publiek toont aan dat
vijfentwintig jaar na dato deze vrijheid nog steeds niet helemaal
in de praktijk is doorgedrongen. En dus werken de teksten nog
steeds.

De uitvoering van de nummers is ook erg sterk. De
arrangementen zijn modern en pittig. De muzikanten hebben
duidelijk erg veel lol in wat ze doen en dat klinkt door in hun
speelstijl. De vocalisten brengen alledrie hun eigen kwaliteiten
mee, waardoor het concert tegelijkertijd heel afwisselend is en
erg in balans.
Michiel Flamman ziet er in zijn glittercolbert uit alsof hij zo
is weggelopen uit de oorspronkelijke show. Zijn stem is zuiver en
vol en hij articuleert en beklemtoont de woorden zo, dat de
teksten voor alle leeftijden goed te volgen zijn. Maurits
Westerik brengt een moderne kijk op de liedjes in. Hij benadert
ze met veel humor, speelt met de woorden en de klanken zoals
popmuzikanten dat tegenwoordig doen. Hij plaatst de muziek zo in
een historisch kader. En met haar jonge manier van zingen en
bewegen zorgt Roos Rebergen er tenslotte voor dat we niet
vergeten dat de liedjes over kinderen gaan.
Hoewel ik nog steeds niet zeker weet of ik het mooi vind wat ze
doet, is wel duidelijk dat ze goed is. Heel goed. Ze weet precies
wat een lied nodig heeft aan intonatie, heeft een originele kijk
op de tekst en legt daarbij een muzikaliteit aan de dag waar je u
tegen zegt.
Maar eigenlijk is dat allemaal bijzaak. De
Stratenmaker op Zee
(toen nog zonder ‘n’, maar nu
mèt) is gewoon feest. (Lidewij van Bakel)
terug naar boven

WéérALARM –
Vrienden van de Dansmuziek

Gezien: 21 juli 2007, Moreelsepark,Utrecht

Foto: Bregje van den Berg
Foto: Bregje van den Berg

Op de avond van hun oprichting, in 2005, lieten de Vrienden van
de Dansmuziek al zien dat ze verschillende disciplines van de
podiumkunsten onder de knie hadden. Met WéérALARM tonen deze makers nu
opnieuw dat ze meer kunnen dan alleen goed spelen. Ze dansen, ze
zingen, mimen en maken daarbij ook nog eens enorm mooie
beelden.
Niet ieder van hen is op elk punt even sterk. Zo hebben ze
bijvoorbeeld niet allemaal een echt goede zangstem. Maar dat is
helemaal niet erg. De spelers zijn goed op elkaar ingespeeld en
ieder krijgt de ruimte om te laten zien wat hij kan, om zo
tegelijkertijd de rest mee te trekken. In een andere scène
springt er dan weer iemand anders uit. Bovendien is het
enthousiasme van de acteurs zo groot, dat het publiek ze met alle
liefde de paar valse noten of verkeerde danspassen vergeeft.
De voorstelling bestaat uit een aantal losse scènes met
als verbindend thema de klimaatverandering. Hoewel dat inmiddels
wellicht wat afgezaagd en droog klinkt, is WéérALARM dat absoluut niet. De
makers zorgen juist voor veel afwisseling in de manier waarop ze
in verschillende scènes het onderwerp benaderen.
Zo zien we een ijsberenechtpaar zonnebaden op een ijsschots,
horen we een lied over de hysterie in de weersvoorspellingen en
wordt er gediscussieerd over de beste manier om mensen bij het
klimaatvraagstuk te betrekken.
Daarbij komt dan ook nog dat de acteurs de scénes met veel
humor inzetten. Zelfs de te voordehandliggende grappen worden
gewoon gemaakt. Met een vette knipoog om ze nog eens extra aan te
zetten. Ja, de Vrienden kunnen er wat van, van theatermaken. Deze
voorstelling is het ultieme compromis tussen de idealen van de
huidige en die van de voormalige artistiek Paradeleider: kundig,
intelligent vermaak. (Lidewij van Bakel)
terug naar boven

De Sjoerd Vollebregt Show – Eric
de Vroedt en Joeri Vos

Gezien: 21 juli 2007, Moreelsepark,Utrecht

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

In het echte leven is Sjoerd Vollebregt topman bij Stork. Je weet
wel, van de JSF. Dat zijn die straaljagers. In de Sjoerd Vollebregt Show is hij Chief Executive
Officer (directeur heet dat, in gewoon Nederlands) van Klink
Klaar Solutions. En niemand weet waar die eigenlijk van zijn.
Joeri Vos schreef deze tekst die de absurditeit van het corporate
management aan de kaak stelt. Sjoerd is een blaaskaak die zich
enkel uit in tsjakkataal en geen idee heeft wat zijn werknemers
nou eigenlijk precies doen.
De avond voordat 8WEEKLY deze voorstelling bezocht, werd hij voor
de tweede keer gespeeld. En dat was te zien. Behalve de actrice
die de rol van de Indiase stagiaire speelde, voelde geen van de
acteurs zich nog echt zeker in de absurdistische speelstijl. De
kleding uit de jaren tachtig en het uitgeleefde kantoormeubilair
passen goed bij het onderwerp. Maar in combinatie met de
ongemakkelijkheid van de spelers doet de voorstelling daardoor
nogal amateuristisch aan. En dat is zonde. Want eigenlijk maken
Vos en De Vroedt met deze satire een wezenlijk punt over een
actueel onderwerp, maar dat komt nu nog niet zo goed uit de verf.
(Lidewij van Bakel)
terug naar boven

Donald Duck & de
Gelukszoekers – Suver Nuver

Gezien: 14 juli 2007, Westbroekpark, Den Haag

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Met slapstickgeluiden, een stemvervormer en oranje Crocs is hij
tot mens geworden: Donald Duck. Een vrachtwagen vol verhuisdozen
moet hij uitladen volgens een ingewikkeld systeem waarvan
gelukkig een tekening beschikbaar is. Onhandig als hij is,
struikelt hij telkens op dezelfde plek. ‘Ooink!’ horen
we.
So far, so good. Dit belooft wat.
Er verschijnen drie bruiden en daar wil Donald wel iets mee. Hij
doet zijn best en de bruiden ook. Maar de voorstelling ontaardt
in rommelig, flauw gedoe. Het Suver Nuver-charisma is nergens te
bespeuren. Daar kunnen de kekke kostuums en het gebruik van
miniscootertjes niks aan veranderen.
Desondanks gaat het publiek helemaal mee als de
‘Gelukszoekersshow’ begint. Fanatiek worden de deelnemers
aangemoedigd. Het lijkt wel alsof dit is waar de mensen voor
gekomen zijn: kritiekloos vermaak. En ja, waarom zou je dan je
energie verspillen aan het maken van een steekhoudende
voorstelling?
(Annemarike Ruitenbeek)
terug naar boven

Windmolenwonderland 2 – Tina de
Bruin en Eva van der Gucht

Gezien: 14 juli 2007, Westbroekpark, Den Haag

Foto: Birger van Severen
Foto: Birger van Severen

De rood-wit-blauwe was hangt voor de Nederlandse vlag.
Aangekondigd door koningin Beatrix herself komen ze op: twee
’tevredesactivistes.’
Goedbedoelende braveriken die in het kader van hun missie door
Nederland zijn getrokken om de tevredenheid te peilen alsmede te
bevorderen. Ze zijn er niet vrolijk van geworden. Aan de hand van
hun reisverslag komen we terecht in achtereenvolgens Steenwijk,
Rotterdam en Eindhoven.Meesterlijk switchen Tina de Bruin en Eva
van der Gucht van Drents breezersletje naar Rotterdamse
huisvrouw. Hilarische scènes worden afgewisseld met
liedjes met rake teksten.
De dames zingen prachtig en krijgen het publiek waar ze het
(niet) hebben willen: vrolijk meeklappend met een heel foute
‘centrumrechtse’- carnavalskraker.
De tevredesactivistes hebben het best goed gezien, het gaat niet
helemaal goed in Nederland. Gelukkig weten zij hoe het wèl
moet. Muzikaal verpakt verkondigen ze hun boodschap. Opdat we er
allemaal beter van worden.
Windmolenwonderland 2 is een swingende
voorstelling gemaakt door twee razendknappe, goed op elkaar
ingespeelde actrices die bovendien ijzersterk kunnen zingen.
(Annemarike Ruitenbeek)
terug naar boven

Paljas – Annechien Koerselman
i.s.m. Theater aan het Spui

Gezien: 14 juli 2007, Westbroekpark, Den Haag

Foto: Rikie Gorissen
Foto: Rikie Gorissen

In een echte oude Fiat 500 komt ze het podium oprijden, de
ruziënde Italiaanse familie. Oudere man in zwierig kostuum,
dame met zonnebril en sjaaltje om het hoofd en jongeman met
bretels. Op verrassende wijze voegt een vierde speler zich bij
dit drietal.
Een zinderend drama ontvouwt zich. Boven op het Fiatje zingt de
felle Elena (Jacqueline Boot) in haar rode jurk. De drie mannen
doen een lullig dansje. Het hele verhaal samengevat in
één beeld.
Paljas, de echtgenoot (Bart Klever), Tonio de minnaar ( Abel
Nienhuis) en Giovi de derde liefhebber (Steyn Leeuwe) zijn
overgeleverd aan hun gevoelens voor deze vrouw.
Vurige liefdestaferelen worden afgewisseld met bloederige en
verrassende vechtscènes. Dan weer wordt er prachtig
Italiaanse opera gezongen. En midden in dit hartverwarmende drama
stappen de acteurs regelmatig uit hun rol. Om elkaar aanwijzingen
te geven, om even in de tekst te kijken wat er ook al weer gezegd
moest worden of omdat ze de passie echt te hoog vinden oplopen.
Want waar ligt de grens tussen echt en spel?
Paljas is losjes gebaseerd op de opera
I Pagliacci van Ruggiero Leoncavallo.
Regisseur Annechien Koerselman maakte er een lekker gespeeld
over-de-top drama van. Gehuild wordt er, geschreeuwd, gevochten
en gevloekt en dat allemaal om de liefde. Ze hebben er zin in
deze spelers. (Annemarike Ruitenbeek)
terug naar boven

Kassa! – De
Paardenkathedraal

Gezien: 14 juli 2007, Westbroekpark, Den Haag

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Kassajuffrouw worden. De droom van ieder meisje. Ook van Bettina
(Eva van de Wijdeven), de ijverige caissiére uit
Kassa! Leergierig ondergaat ze de
strenge drills van haar chef ( Henk Elich). Evenals de niet al te
snuggere winkelmedewerker Tonny (David Cantens). Braaf proberen
ze beiden aan de belachelijke voorschriften van de chef te
voldoen. Soms ontaardt dit in een plezierig lied met dito
dansje.
Petticoats, suikerzoet licht en Amerikaanse reclameposters sieren
dit minisupermarktje dat voornamelijk bestaat uit een kassa met
lopende band en een mooie ouderwetse weegschaal. Bij het
onderdeel ‘omgaan met moeilijke klanten’ leven de acteurs
zich uit door de mafste types te spelen met als komische
uitsmijter David Cantens’ ‘Bobby’.
Kortom een hoogst aangename voorstelling zonder pretenties. In al
zijn idioterie overtuigend gespeeld door de acteurs en gelardeerd
met goede muziek en veel humor. (Annemarike Ruitenbeek)
terug naar boven

Mikado: Magische Manga Momenten
door Eva en Wiebe Vorsselmans – Alix Adams en Finn
Poncin

Gezien: 7 juli, Westbroekpark Den Haag

Foto: De Tijd is Rijp
Foto: De Tijd is Rijp

Als we de tent binnenkomen is Wiebe, gekleed in een geisha –
achtig kostuum, al bezig de ‘groep’ toe te spreken.
‘Wij gaan zo even die hoofden lekker leegmaken. Begin maar
vast voor jezelf.’
Wiebe verdwijnt weer en we kijken naar een projectie van het op
het podium aanwezige aquarium waarin een amechtige goudvis naar
adem hapt. Aan weerszijden hiervan staan schermen waarop
hallucinerende lichtcirkels die later in de voorstelling hun werk
zullen doen.
We schijnen te zijn beland bij een sessie van…tja van wat
eigenlijk? Een groepsgebeuren in elk geval. Die groep zijn wij,
het publiek.
Eerst een opwarmronde. We gaan allemaal staan en zakken een
beetje door de knieën, we doen ‘Huh!huh!’. ‘Leg
je hand op de buik van je buurman of -vrouw!’ Het publiek
doet enthousiast mee. Een kinderhand is gauw gevuld.
Dan worden we aangesproken als zijnde ‘waterdragers’. De
reden daarvan wordt uitgelegd aan de hand van projecties op de
achterwand. Wiebe en Eva, we kennen ze nog uit Hertenkamp, zijn
namelijk helemaal into een Japanse goeroe. Deze Japanner heeft
schitterende theorieën over het communiceren met het water
waar wij tenslotte ook voor 70 procent uit bestaan. Eva en Wiebe
mogen na een bezoek aan deze goeroe Nederland ‘doen’.
Blij zijn ze en dat stralen ze ook uit alle macht uit, maar
ondertussen opereren ze behoorlijk langs elkaar heen.
En ja hoor, lang hoeven we niet te wachten op trouble in
paradise. Na een bloederige Mangascene blijkt dat het
waterritueel is verziekt doordat Wiebe misstappen heeft begaan
tijdens onder andere Erotisch Breien op Texel. ‘Heb jij met
je lingam in de yoni van dat meisje gezeten!’ verhoort Eva
hem genadeloos. Ontsmetten zal ze hem, tot op de blote
billen!
Gelukkig komt alles na dit reinigingsritueel weer helemaal goed
en we doen nog een fijne ‘warming-out’ op de klanken van
degene die Duitsland ‘doet’:’Was wir allein nicht
schaffen, das schaffen wir zusammen’.
Mikado: Magische Manga Momenten is een
echte Paradevoorstelling; niet te ingewikkeld, met vaart en humor
en publieksparticipatie. Een voorstelling gemaakt om te scoren.
(Annemarike Ruitenbeek)
terug naar boven

Safety First – Hendrick-Jan de
Stuntman

Gezien: 7 juli, Westbroekpark Den Haag

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Gelukkig, ze zijn er weer. Na een mislukte stunt, meerdere
botbreuken en acht maanden revalidatie zijn de heren van
Hendrick-Jan de Stuntman terug in het festivalcircuit.
Safety First is een voorstelling als
vanouds, met gevaarlijke ‘veiligheidsmaatregelen’,
geestige filmpjes en de welbekende lichtkrant vol onzinnige
teksten.
Vooral de introductievideo ’theaterkijken’ voor het
publiek is hilarisch. Met eenvoudige middelen, de meest
stompzinnige waarschuwingen (‘ga niet op de voorste rijen
zitten bij dansvoorstellingen, dat verhoogt de kans op
zweetdruppels van de artiesten en daarmee gepaarde
schimmelinfecties’) en perfect getimede slapstick is het een
ijzersterke opening. Helemaal als ze direct daarna een bouwwerk
vol rotjes de zaal induwen, met een melig showbizz-muziekje op de
achtergrond.
Daarna zakt de voorstelling een klein beetje in. De filmpjes zijn
vermakelijk en de acties van beide heren op het podium zorgen
weliswaar voor een brede glimach op het gezicht, maar de vaart is
er wat uit. Niettemin is de droge humor voldoende om drie
kwartier puik Parade-theater op te leveren, al was het maar
vanwege de sympathie die de festival-oudgedienden opwekken. In de
laatste scène ‘begint’ de voorstelling pas echt.
Tot dan toe ging Safety First vooral
om de security-checks van twee techneuten. Nu gaat het een wat
serieuzere kant op: we zien ingewikkelde bouwwerken van witte
plastic buizen en er vliegen wat vlinders in de lucht. Het
belooft een spectaculaire finish te worden, maar dat pakt anders
uit. Safety First heeft daarmee een
anticlimax van jewelste. Of dat de bedoeling was, dat is niet
helemaal duidelijk. Het zou wel prima passen in het
‘klunzige’ format van Hendrick-Jan de Stuntman. (Ruth van
Beek)
terug naar boven

Mario, ga eens opendoen, er wordt
gebeld – Theater Proletariaat i.s.m. tg
Casco

Gezien: 7 juli, Westbroekpark Den Haag

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Achter op het toneel een bandje met twee drummers. De vloer is
een bouwtekening van de benedenverdieping. Erop staan onder
andere de woorden ‘kast’, ‘deur’ en
‘buren’. Mario zit in de leunstoel in de
‘woonkamer’ te roken. Vera scharrelt hoogzwanger
rond.
De loodgieter in oranje overall komt op en gaat aan het werk. Dat
wil zeggen: hij zet de boormachine aan en legt hem op de grond:
‘Tegenwoordig gaat dat allemaal automatisch hè’
Hij spreekt met een Vlaams accent evenals de andere acteurs
waaronder onvervalste Hollanders als Marian Luif en Dick van der
Toorn. ‘Mario en Vera nodigen iedereen van harte uit bij de
geboorte van hun eerste kiendje. Het begint om vier uur.’
Voordat het zover is zijn er nog wat komisch bedoelde
verwikkelingen, monologen, een vertelling en er wordt meerstemmig
gezongen. Dan horen we de koekoeksklok vier uur slaan. Daar zijn
de gasten met hoedjes, toeters en vlaggetjes. De bevalling kan
beginnen. De genodigden kijken toe hoe Vera haar best doet met
baren.
Sommige oneliners zijn grappig en het meerstemmig zingen is ook
goed te doen. Maar wat de triestige vertelling van Marian Luif
toevoegt is onduidelijk. Dat geldt ook voor de en masse barende
vrouwen en het diarreedrama.
In de voorstelling zelf noemen de spelers dit vijftien jaar oude
muziektheaterstuk van Kamagurka ‘absurdistisch’. Daar
moet je van houden wil je deze voorstelling ten volle kunnen
waarderen. Voor de liefhebber dus. (Annemarike Ruitenbeek)
terug naar boven

Tucht – Carver Special
Edition

Gezien: 7 juli, Westbroekpark Den Haag

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Van die tafels met blankhouten en stoelen met een blauw gebogen
frame. Het geklooi onderling achterin de klas en twee vingers
opsteken als je naar de plee moet. Het spanningsveld tussen het
collectief en de juf of meester, die solo de hele klas in het
gareel moet houden. Herinneringen aan de schooltijd roepen
beelden en gevoelens van lang vervlogen tijden op, maar kijkend
naar Tucht van theatergroep Carver
(Special Edition) kun je die tijd zonder moeite weer voor de
geest halen. Alleen was je meester vroeger waarschijnlijk niet
zo’n sukkelaar als Bram Coopmans hier speelt; een man die het
in zijn broek doet voor de joelende, schreeuwende massa buiten op
het schoolplein en die zich, in zijn zenuwachtige poging resoluut
over te komen prompt verslikt in een stuk appel. Dergelijke
verslappingen worden door een klas vol kinderen direct
afgestraft, en zijn hoestbui komt hem dan ook op een mooi
kuch-concert van zijn leerlingen te staan.
In Tucht laat Carver het teksttheater
weer even voor wat het is en zien we een sterk en erg grappig
staaltje mime en beweging.

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Onder leiding van Beppie Melissen improviseerden Coopmans, Bas
Hoeflaak (o.a. Droog Brood, Mighty Society) en vier studenten van
de mime-opleiding een voorstelling bij elkaar. Het resultaat is
een geestige machtsstrijd tussen scholieren en leraar, met een
puike choreografie en vooral Hoeflaak die de spijker op zijn kop
slaat als klunzig jongetje. In Tucht
blijft de brug tussen de klas en de meester van begin tot eind
onoverbrugbaar. De kleuters die onder geen beding het lokaaltje
in willen en later het afgezaagde aap-noot-mies blèren –
hun leraar lijkt er geen grip op te hebben. En als de koters
opgroeien wordt het gat alleen maar groter, want terwijl zij de
meest wetenschappelijke oraties houden, blijft hij nog steeds
alleen maar die sukkelige meester van groep 5. (Ruth van
Beek)
terug naar boven

Noga –
Spinvis

Gezien: 7 juli, Westbroekpark, Den Haag

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Voordat Spinvis zaterdag de Utrechtse Museumnacht opluisterde met
een optreden, stond de zanger en componist eerst in het
Werkteater op de Parade. Zijn voorstelling Noga is een klein, ietwat treurig sprookje dat
begint en eindigt met twee cavia’s. Tussen begin en eind
horen en zien we een verhaal dat ontzettend mooi is vormgegeven
en voorzien van sprankelende muziek.
Met zijn kenmerkende stemgeluid voert Spinvis het publiek langs
de tijdbalk van de hoofdpersoon, vanaf die ene keer dat hij terug
kwam van zomervakantie en zijn cavia’s niet meer leefden.
Terwijl we op het eerste gezicht lukraak uitgekozen momenten uit
dat leven te horen krijgen, blijft één element
steeds terugkomen: Noga, het getekende
meisje uit de Noga-reclame dat hij op de zijkant van de tramhalte
zag toen hij met een stomdronken vriend weer terug naar huis ging
na een feestje. Ze fluistert, maar hij verstaat haar niet. En dat
blijft zo, tot hij oud en versleten is.
Zonder zelf ook maar een seconde de theatrale kant op te gaan,
heeft Spinvis zich omringd met een bijzonder gezelschap, dat
elkaar perfect aanvult. Een zeskoppige band speelt de muziek, die
bij vlagen dromerig is en dan weer naar een climax gestuwd wordt.
Links zit een doventolk – het programma voor doven en
slechthorenden werd goed ontvangen vorig jaar – die de golvende
maat van de muziek met haar handen vertaalt. Er is een zingende
zaag, een erotische, feeërieke danseres èn dichter
Simon Vinkenoog kruipt uit het levensgrote boek dat als decor
dient voor een poëtisch intermezzo.
Zo heeft Spinvis een uitgebalanceerde, geestige, maar vooral erg
mooie voorstelling gemaakt. Diepgang, humor, muziek; er is niets
morsigs aan dit muziekstuk, waardoor je zou denken dat Noga
eigenlijk niet op een festival als de Parade hoort. Maar we zijn
blij dat ze er is. (Ruth van Beek)
terug naar boven

Film / Films

Humor met homo’s

recensie: I Now Pronounce You Chuck and Larry

Chuck en Larry zijn echte mannen. Stoere brandweerlieden die niet bang zijn een brandend gebouw in te rennen. Ook privé gaan ze voor elkaar door het vuur. Zozeer zelfs dat ze – voor ze er erg in hebben – als getrouwd stel door het leven gaan. Het is het uitgangspunt van het nieuwe Sandler-vehikel I Now Pronounce You Chuck and Larry, waarbij de kijkers zelfs een heuse boodschap mee naar huis krijgen.

Larry (Kevin James) redt op een dag het leven van zijn beste maatje, de notoire rokkenjager Chuck (Adam Sandler). Weduwnaar Larry heeft een zoon en een dochter om voor te zorgen, maar hij kan alleen zijn kinderen tot wettelijke erfgenamen maken als hij hertrouwt. Hij komt vervolgens met een list: als hij en Chuck nou eens een geregistreerd partnerschap afsluiten? Chuck staat bij Larry in het krijt, en bovendien is hij de enige die hij echt vertrouwt. Vanaf dat moment is er geen weg meer terug: toegeven dat ze geen echt stel zijn en dus fraude plegen betekent namelijk gevangenisstraf. Ze worden gedwongen om steeds dieper in hun rol op te gaan en stuiten daarbij op vooroordelen waarmee homo’s geconfronteerd worden. Het wordt nog gecompliceerder als Chuck als een blok valt voor hun advocate (Jessica Biel, wiens rol er voornamelijk op neer komt zo lekker mogelijk te zijn – en daar met vlag en wimpel in slaagt).

Clichés

~


Ondertussen krijgen we een hele bak homograppen en -referenties over ons heen. Natuurlijk is komedie vaak spelen met stereotypen, maar we kennen het clichébeeld nou wel dat homo’s van ABBA en George Michael houden. En dat ze zich te buiten gaan aan schoonheidsproducten. En dat ze zich verwijfd gedragen en oversekst zijn. Soms is dat ronduit vervelend, zoals de scène dat überpatser Fred Duncan (Ving Rhames, Marsellus Wallace uit Pulp Fiction) aan Chuck opbiecht ook homo te zijn – en zich vervolgens ontzettend verwijfd gaat gedragen. Maar soms wordt de typering zó doorgetrokken en grappig in beeld gebracht, dat het weer leuk wordt. Zoals de scène waarin alle brandweermannen (ook “homo’s” Chuck en Larry) gezamenlijk onder de douche staan en er eentje – tot afgrijzen en paniek van iedereen – per ongeluk zijn stukje zeep op de grond laat vallen. En dat alles in slow motion. Of Rhames die in diezelfde doucheruimte opeens poedelnaakt uit volle borst I’m Every Woman begint te zingen. Of de naar liefde hunkerende postbode (die óók al uit de kast komt); nooit geweten dat posttermen zo dubbelzinnig konden zijn!

~

Adam Sandler en Kevin James (The King of Queens) zijn uitstekend op elkaar ingespeeld en het kost niet veel moeite om met hun personages mee te leven – of om ze te lachen. Maar voor die mensen die allergisch zijn voor Sandler: laat ook deze film maar zitten. Hierin speelt hij namelijk het personage dat hij eigenlijk in al zijn films speelt. Een niet onaardige gozer met een dead pan-gelaat en een eeuwige blik die vooral onnozelheid verraadt. En ja, ook Rob Schneider is weer van de partij. Dit keer speelt hij geheel onovertuigend een Japanse huwelijksvoltrekker (die de ‘r’ als een ‘l’ uitspreekt! Hilarisch!).

Vingertje

~

De film kun je opvatten als een pleidooi voor tolerantie. Mocht die boodschap bij de kijker niet helemaal duidelijk zijn overgekomen, dan krijgen we die er aan het eind nog even ingeramd. Want het maakt namelijk helemaal niet uit wat je seksuele voorkeuren zijn. En bovendien: “Het woord faggot is kwetsend en moet je niet gebruiken”, zegt Chuck op het eind. Het ontbreekt er nog maar net aan dat hij in de camera kijkt en vermanend zijn vingertje opsteekt.

Film / Films

Een ET-gevoel met tanden en tentakels

recensie: The Host (Gwoemul)

Het mag gezegd worden: voor een bepaalde groep mensen is The Host de beste monsterfilm sinds E.T.: The Extra-Terrestrial. Sinds de film uitkwam in Zuid-Korea in 2006, is The Host bezig aan een gestaag vorderende, maar onmiskenbare zegetocht door alle uithoeken van de wereld. Met een budget van pakweg tien miljoen dollar, wat niet veel lijkt in vergelijking tot de 147 miljoen van Transformers, is een instant Koreaanse culthit neergezet. Overtuigende special effects hebben een vaginaal ogend monster gecreëerd dat Seoul terroriseert, maar uiteindelijk zijn meerdere moet erkennen in een gezin vol antihelden. Een feest voor het oog, een feest voor het hart, en een feest voor het verstand: The Host is eindelijk in Nederland, en heeft voor iedereen wat in petto.

In de openingsscène bevinden we ons in een laboratorium op een legerbasis aan de Han-rivier. Een assistent-laborant wordt opgedragen formaldehyde weg te gieten in de gootsteen, omdat de stof over datum is. Formaldehyde in de rivier, rivier naar de hoofdstad Seoul, en zes jaar later heeft Zuid-Korea te kampen met een twintig meter groot monster dat uitstekend gedijt in water en op het land. Het monster is, evenals de film, een unieke combinatie van bekende factoren: tentakels, een Alien-achtige en met seksuele connotaties geladen bek, en een glibberige reptielachtige huid vol pukkels en zweren.

~

Aan de rand van de eerdergenoemde rivier is Park Heui-bongs verkoopstalletje te vinden, dat gerund wordt door zijn slungelige luie zoon Gang-du. Samen met Gang-du’s jonge dochtertje Hyeon-seo kijkt de familie naar het boogschieten (een smoking gun) op televisie, aangezien Gang-du’s zus Nam-ju hierin een groot talent is. De status-quo, en hiermee het rustige begin van de film, wordt op krankzinnige wijze onderbroken door het gigantische beest. In deze memorabele sequentie maakt de kijker voor het eerste kennis met het monster. Vanaf dit punt in de film gaat het, om het populair te zeggen, helemaal los: we zien hoe de familie sterker is dan in eerste instantie leek, we zien hoe het Amerikaanse leger op autoritaire wijze probeert de zaak in goede banen te leiden, waar het monster huist en wie uiteindelijk een antwoord heeft op zijn wreedheden.

Welkome bijdrage

~


Onevenwichtig? Soms. Maar dat maakt deel uit van de charme van deze film, en draagt bij aan de eerdergenoemde maar lastig te omschrijven cultstatus die aan deze film wordt toegeschreven. Een recensent omschreef de film als een Little Miss Sunshine van het horrorgenre, en dan met name de monsterfilms. Hij zit er niet ver naast; The Host leidt tot schaamteloos plezier bij de toeschouwers. Voorwaarde is dat men open staat voor een ietwat van-de-hak-op-de-tak-springende film. Maar wat is onevenwichtig in deze dagen, waarin horrorfilms meestal niet meer zijn dan voorspelbare massaproducten die in enkele maanden worden uitgepoept om studio’s een paar centen op te leveren? Echte liefhebbers kijken al jarenlang uit naar Aziatische kwaliteitsproducten van nieuwe Oosterse meesters, voor wie genres eerder een uitdaging vormen dan een beperking.

The Host doet precies dit. Aan de oppervlakte is het een eenvoudig ogende monsterfilm, maar dieper zoeken levert meerdere lagen op. Het is geen toeval dat in de openingsscène de chemische stof op bevel van een Amerikaan in de gootsteen wordt gegoten, en dat diezelfde Amerikanen (op arrogante, blinde wijze en met geheven wapens) trachten de situatie onder controle te krijgen: ontegenzeggelijk een nauwelijks gemaskeerd commentaar op de situatie in het Midden-Oosten, maar ook op Zuid-Korea’s houding ten aanzien van de jarenlange Amerikaanse dominantie in hun land.

Mensen en monsters

Hiernaast vallen de acteerprestaties in positieve zin op, en dan met name de aandacht voor familiebanden. Regisseur Joon-ho Bong, maakte eerder het uitstekende Memories of Murder, een klassiek verhaal over een massamoordenaar. Net als in deze eerdere film vergeet hij niet dat om een indruk achter te laten, het publiek in de eerste plaats een relatie dient aan te gaan met de hoofdrolspelers. Het geterroriseerde gezin overtuigt in The Host, ondanks de aanvankelijk wat naïeve en karikaturale portrettering. Hele jonge kinderen in films irriteren vaak. Zoniet het jonge dochtertje Hyeon-seo dat door het beest wordt opgeslokt, naar zijn hol wordt getransporteerd, uitgebraakt en bewaard voor later. Haar band met haar grootvader en haar klungelige vader Gang-du ontroert, en vormt een overtuigende afwisseling met de van actie vervulde scenes. Tot aan de zinderende climax.

De special effects zijn, tot slot, gecreëerd door het Amerikaanse bedrijf The Orphanage onder leiding van Kevin Rafferty. Dit is een naam die wellicht niet veel zegt, maar de man was eerder verantwoordelijk voor Star Wars: Episode I — The Phantom Menace.

Film / Films

Ongelijk spel

recensie: Crónica de una fuga

Doelman Claudio Tamburrini is jong, sportief, student en heeft geen interesse in politiek. Hij heeft geen idee van het wrede machtsspel dat in Argentinië achter de façade van het militaire regime wordt gevoerd. Tot hij wordt gekidnapt. Argentijnse militairen grijpen in 1976 de macht en beginnen tegenstanders op te pakken. Speciale eenheden in burger ontvoeren vakbondsleden, studenten en intellectuelen om de oppositie de mond te snoeren. Tamburrini wordt afgevoerd naar een oude villa in de buitenwijk van de stad Morón (in de suburbs van Buenos Aires), het detentiecentrum Seré Mansion. De villa is een van de vele ondergrondse locaties waar het regime met folteringen en andere vuile praktijken zogenaamde tegenstanders knevelt. In totaal worden van 1976 tot 1983 bijna 30.000 mensen opgepakt. Onschuldig en zonder proces, verdwijnen de meesten in een naamloos graf of worden ze bruut vanuit vliegtuigen aan de haaien gevoerd. Claudio Tamburrini is een van de weinigen die samen met drie anderen weet te ontsnappen. Gebaseerd op zijn boek ‘Pase libre – la fuga de la Mansion Seré’ maakte Israel Adrián Caetano een claustrofobisch relaas van deze “vuile oorlog” waaraan een politieke generatie is blootgesteld.

Voetbal is heilig en de opening van de film kan haast niet treffender. De beelden van de amateur-wedstrijd waarin Tamburrini speelt zijn korrelig, rauw en gebleekt. Het voedt de herinnering aan de jaren zeventig. De sympathie voor Tamburrini, gespeeld door Rodrigo de la Serna en eerder bekend geworden door The Motorcycle Diaries is meteen gewekt. Het plezier van die herkenning vervaagt al gauw als Tamburrini vlak voor zijn huis wordt gekidnapt. De ongure types geven de film voorgoed een andere wending. Het realistische voorspel verandert in een beklemmend psychologisch drama. Tamburrini wordt afgevoerd naar Mansion Seré en komt terecht in een groteske wereld. Naakt, vastgebonden, onderhevig aan de absurde regels en martelingen van de bewakers probeert hij te overleven. Afgesloten van de buitenwereld, geketend en machteloos kunnen Tamburrini en zijn medegevangenen niets anders dan de grillen, sadistische luimen en wreedheden ondergaan. Met de dood voor ogen besluiten vier van hen een poging tot ontsnapping te wagen.

Alles is interieur

~

Regisseur Adrián Caetano (1969) heeft de dictatuur niet bewust meegemaakt. Wel groeide hij op binnen de invloedssfeer van het regime. Scholen, boeken en media stonden onder controle en waren onderhevig aan censuur. Pas in 1983 kwam hier een eind aan. Caetano is vooral geïnteresseerd in de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de psychologie van de daders (hoewel dit laatste minder nadrukkelijk uit de verf komt). Binnen het sobere décor van de villa laat Caetano met licht en schaduwen de horror van de gevangenen tot leven komen. De neo-realistische vormgeving en het contrast tussen de naakte gevangenen en de bewakers voedt de verbeelding in ijzingwekkende scènes. De acteurs krijgen een extra dimensie door het gebruik van close-ups met in de achtergrond hun tegenspelers, waardoor de kijker zich steeds bewust is van de context. De door Caetano gebruikte trukendoos versterkt de beklemmende dimensie en voert de spanning op. De ontsnappingscène waarin vier naakte mannen, middenin een storm, angstig de gewone wereld binnenstruikelen is onvergetelijk.

Sierlijke bevlogenheid

~

Caetano legt niet alleen de vinger op een pijnlijke plek in de geschiedenis van Argentinië, maar belicht ook het verzet door de onmacht en absurditeit te vangen binnen het frame van een geslaagde ontsnapping. Dat mag gerust onrealistisch genoemd worden want er zijn slechts twee geslaagde pogingen geweest. Het siert Caetano dat hij dicht bij de ervaringen van Tamburrini blijft, die nu als filosoof de ethiek van sport onderzoekt in Zweden. Dankzij de vormgeving en de overtuigende acteerprestaties is het is een fraai eerbetoon aan hen die verdwenen. Dat die geschiedenis levend is heeft Caetano in elk geval goed begrepenen. Zo is Cronica de una fúga een tot de verbeelding sprekend voorbeeld van de moderne Zuid-Amerikaanse cinema.

Film / Films

Hersenloos zomervermaak

recensie: Fantastic Four: Rise of the Silver Surfer

Het is niet gemakkelijk om een superheld te zijn. Zeker niet als de hele wereld je identiteit kent. Dat blijkt wel als leden van de Fantastic Four Mr. Fantastic/Reid Richards en The Invisible Woman/Sue Storm willen trouwen. Niet alleen komt de roddelpers massaal opdraven, ook is de bruiloft van de eeuw al meerdere malen uitgesteld omdat het bruidspaar de wereld moest redden.

Dan hebben Batman of Spider-Man het toch beter bekeken met hun geheime identiteit. Maar het maakt de leden van de Fantastic Four wel de meest menselijke superhelden, die hun leven met de media en het publiek moeten delen. Twee jaar na hun eerste, matige, filmoptreden zijn de vier terug om de wereld opnieuw te redden. Ditmaal van de illustere Silver Surfer, een galactische boodschapper met nogal wat planeetvernietigende trekjes. Die bruiloft moet maar weer eens wachten.

Grappen en grollen

~

Hoewel de eerste film zeker niet de beste in zijn genre was werd het wel een grote hit, en dat gaf regisseur Tim Story de kans om ook een tweede deel te maken. Nu de karakters geen introductie meer nodig hebben is er meer ruimte voor het overkoepelende verhaal, en de al bekende grappen en grollen. De vier lachen weer wat af. Dat komt soms erg leuk over, Johnny Storm (Chris Evans) is bijvoorbeeld weer lekker op dreef, zeker wanneer er iets mis blijkt te zijn met zijn krachten. Ook The Thing is weer leuk om terug te zien. Soms gaat het echter ook faliekant mis, zoals wanneer Reid Richards (Ioan Gruffudd) een enorm flauw dansje laat zien tijdens zijn vrijgezellenfeest. Gelukkig hebben de leuke grappen de overhand.

Silver Surfer

~

De acteurs zitten duidelijk lekkerder in hun supervel dan de vorige keer, met uitzondering van Jessica Alba (Sue Storm) die in elke scène wazig uit haar ogen kijkt en niet meer lijkt te kunnen acteren. De terugkeer van Victor Von Doom (Julian McMahon) was ook niet echt een goed idee; in de eerste film was hij al geen leuke slechterik, en dat is er nu niet beter op geworden. De titelfiguur maakt echter een hoop goed. De Silver Surfer is echt prachtig vormgegeven. Met dank aan de ervaren stand-in Doug Jones, die al eerder vreemde wezens neerzette in Hellboy en Pan’s Labyrinth. Ook de kunstjes die hij kan (enorme gapende gaten in de aarde maken, om maar iets leuks te noemen), zijn mooi gemaakt. Zijn persoonlijke verhaal is daarnaast ook nog eens het interessantste uit de film, en het is voor de fans van de comics natuurlijk erg fijn om een van hun favoriete personages zo mooi op het witte doek te zien.

Meer actie, meer humor en meer aandacht voor het verhaal maakt dat de film beter verteerbaar is dan het eerste deel, maar ook hier blijft het niet meer dan anderhalf uur hersenloos zomervermaak. The Fantastic Four is nog steeds de minste in zijn soort, tussen alle goed geslaagde superheldenfilms. Daar kan een Silver Surfer niets aan veranderen.