Theater / Achtergrond
special: Festival Cement

Onverwachte verrassingen én tegenvallers op Festival Cement

.

Zondag 25 maart

After the end – Domien Van Der Meiren

Foto: Carry Gisbertz
Foto: Carry Gisbertz

Zij wil dolgraag geloven in de goedheid van de mens, in de schoonheid van de wereld. Hij vertrouwt niets of niemand en wil het meisje voor zichzelf alleen. In zijn hoogstpersoonlijke schuilkelder hebben de collega’s en ‘vrienden’ Louise en Marc voor het eerst gelegenheid om echt met elkaar te praten. Het leidt slechts tot desillusies.
After the end. De ruimte is kaal, zoals het een schuilkelder betaamt. De vloer is bedekt met lichte matrassen, in de hoek staat een po, in de andere een kist. Wat dekens, een paar lampen, da’s al. Zij vraagt hem in de openingsscène te vertellen hoe het ging; eerst redelijk nuchter, maar steeds meer geërgerd herhaalt hij hoe de wereld in elkaar stortte na een atoomaanval en hoe hij haar met gevaar voor eigen leven door de puinhopen naar zijn huis droeg. Daar zitten ze nu, in afwachting van het afnemen van de radioactiviteit.
De sterke tekst van Dennis Kelly laat de toeschouwer vanaf moment één twijfelen aan de werkelijkheid van deze gebeurtenissen zonder dat hij er helemaal zijn geloof in verliest. Een tikje onzorgvuldigheid in de voorgestelde feiten, een snufje onzekerheid bij het meisje, een toenemend gevoel dat Marc haar vooral niet gunde aan de rest van de wereld. Maar het laat allemaal genoeg ruimte voor allebei de mogelijke gruwelijke waarheden.
Deze ingrediënten zijn ruim voldoende voor een akelige belevenis. Die bevat overigens de nodige humor, al is die meestal gitzwart. Acteurs Lien de Graeve en Mark Kraan spelen de eerste laag van hun personages – hippe, maar nadenkende griet tegenover intelligente, maar poetszieke hopeloze sukkel – overtuigend en meeslepend. Ze laten helaas wel onvoldoende doorschemeren wat ze tussen hun talloze beleefdheden door werkelijk voelen jegens elkaar. Mag Louise hem echt of is ze gewoon zo’n meisje dat iedereen z’n bestaan gunt, inclusief gekkigheden?
Hoe dan ook: Louise is overduidelijk de ontvoerde prinses en Marc de griezelige en gevaarlijke draak – al gaat zij met zichtbare tegenzin mee in het spelen van zijn favoriete spelletje Dungeons and Dragons. Hij gaat steeds verder om haar te breken, maar zij laat zich niet erg makkelijk vangen door de man die tot – bijna – aan het eind zowel haar belager als haar beschermer zou kunnen zijn. (Moon Saris)

Zaterdag 24 maart

Het begin van het einde van het begin – Madeleen Bloemendaal

Het kan niet anders of Madeleen Bloemendaal heeft alle toeschouwers aan het denken gezet in haar nieuwste voorstelling Het begin van het einde van het begin. Terwijl de witte magiër het zojuist in zijn zwart-witte wereld belande paarse meisje ondervraagt over wat ze deed voor ze kwam aankloppen, zoekt de hele zaal beslist met haar mee naar de antwoorden. Hoe was mijn laatste fietstocht? Wat was mijn laatste feestje? Wanneer at ik mijn laatste pannenkoek?
Bloemendaal eindigt haar drieluik over ieders zoektocht naar zijn of haar plek in de wereld met de dood van een jonge vrouw, gespeeld door haarzelf. Aan de poort, of eigenlijk naast de put, treft ze een man (Simon Versnel) die haar aan de hand van zijn eigen anekdotes afscheid laat nemen van haar jeugdige, maar jachtige leven.
De schrijfster/regisseuse/actrice pakt dit zware onderwerp op haar eigen luchtige en lievemeisjesachtige maar toch serieuze manier op. Bijvoorbeeld door te beginnen met een verbijsterend openingsgesprek – gevoerd via een rode telefoon. Door het handgeschreven doelijstje – de duizend taken die je beslist moet afhebben voor je doodgaat. Door het ietwat te laat opgemaakte testament – van die dingen waar je simpelweg niet bij stilstaat als je jong bent. Door het inventariseren van wat ze belangrijk had gemaakt in haar leven – maar wat het eigenlijk toch niet was.
Ondanks de bijzondere intentie van de voorstelling en de intrinsieke intensiteit van de aangekaarte onderwerpen is het Het begin van het einde van het begin geen heel spannende voorstelling. Dat heeft veel te maken met de acteurs, die in het geraffineerde decor met hun wat houterige spel en niet bepaald spetterende interactie allebei niet echt weten te overtuigen. En er wringt nog wat. Blonk Bloemendaals deel twee, Lied van een vreemde, uit in associatieve kracht en subtiel gebruik van het gesproken woord, in dit slot worden bovengenoemde juweeltjes omringd door een veelheid aan concrete, gesproken vingerwijzigingen. Werkten de verstilde bewegingssequenties in de vorige voorstelling heel sterk, hier vallen ze dan ook een beetje in het niet bij al het geklets uit de mond van die gekke goochelaar die het meisje haar welverdiende rust helaas pas na een heel uur gunt. (Moon Saris)

Zo is mijn hand een pistool – Jef Van gestel

Foto: Carry Gisbertz
Foto: Carry Gisbertz

Games en wat ze in (jonge) mensen losmaken. Dat is het thema van Zo is mijn hand een pistool van de Vlaamse theatermaker Jef Van gestel. De jonge regisseur/schrijver is niet in de valkuil getrapt zijn voorstelling vol te stoppen met beeldschermen. Een pakkende tekst, drie aansprekende Vlaamse acteurs, een handvol accessoires en een spectaculair lichtplan blijken genoeg om drie kostschoolkids en hun spannende belevenissen van, zeg, een week over het voetlicht te brengen. En niet te vergeten als bonus de half vervallen Ridderbrouwerij, die inderdaad makkelijk het decor zou kunnen zijn van een hippe game.
Het was een riskante onderneming, een stuk maken dat is ingegeven door het vreselijke fenomeen van moordende jongeren die zeggen geïnspireerd te zijn door films en spelletjes. Van Gestels voorgaande twee, Chocorammekes met boto en Tuttefrut, waren twee bescheiden portretjes van vreemde vogels – maximaal opzienbarend, maar niet bepaald bruut. Dit keer leidde zijn verwondering over bijzonder menselijk gedrag tot een fantasierijke schets van kids die de weg helemaal kwijt zouden kunnen raken. Maar dat gelukkig niet doen, omdat ze zich slechts laten meeslepen tot de grens van menselijkheid – en niet erover.
Van Gestel speelt slim met de verwarring die ontstaat als fictie en realiteit door elkaar lopen. Met een fikse dosis humor in woord én beeld (mijn god, die kabouters!) laat hij zijn clubje hartveroverende acteurs (Peter Vandemeulebroecke, Tom Ternest en Saar Vandenberghe) verzeild raken in steeds grimmiger wordende fantasieën over de good guys en bad guys van het witte doek en de spelcomputer. Met geloofwaardige personages, verhoudingen en ontwikkelingen, een verrassende wending en een spectaculair happy end raakt het stuk goed aan de leefwereld van de schoolkinderen van vandaag. Alleen, zullen zij zich net als de grote mensen afvragen wie toch die rokende vrouw is die het vosje komt ophalen? (Moon Saris)

Vrijdag 23 maart

Vous Permettez? – Anabel Schellekens

Foto: Zjuul D.
Foto: Zjuul D.

Twee mooie mensen gunnen twintig gewone mensen een kijkje in hun dagelijks leven. De man en vrouw zijn het middelpunt, het publiek zit op allerlei verschillende stoelen en krukjes tegen de muren van de huiskamer gedrukt. Niet alleen boven de haard, maar ook boven de bank en op alle andere muren hangt moderne kunst. Niet zo gek, want deze kamer bevindt zich in een Maastrichtse galerie en is voor de gelegenheid het podium van een bescheiden dansvoorstelling.
In Vous permettez? zitten de performers bijna op schoot van het volk en wordt het soms zelfs soms – een tikje onhandig, dat wel – betrokken bij wat er in hun leventjes gebeurt. Desondanks komt de voorstelling nergens echt heel dichtbij. Ook de beelden op de tv kunnen daar niet aan bijdragen, die zijn goeddeels onbegrijpelijk en vanaf de achtermuur ook niet bepaald goed te zien.
Niet zo erg, het kijken naar deze twee langlijvige dansers is ook zonder dat een genoegen. Heel rustig en sereen bewegen Anabel Schellekens en Thomas Devens over de vloer; zij heel vloeiend en klassiek, hij met wat meer showgevoel in de benen. Ze zoeken elkaar in vloeiende bewegingen en gebruiken daarbij bijzonder vaak hun armen. Af en toe lijken ze elkaar te vinden, maar de puzzelstukjes die ze vormen, passen niet helemaal.
Zo kruipt de tijd voort en laat het stel het publiek aan de hand van kleine bewegingen in en rond de huiskamer merken dat het niet altijd koek en ei tussen hen is. Toch stralen ze rust uit, doordat ze onder al die verschillende (emotionele) omstandigheden op ongeveer dezelfde manier blijven dansen. Alleen de afstand varieert.
Dat verandert pas tegen het eind, wat misschien een beetje te lang op zich laat wachten. Dan eindelijk passen de puzzelstukjes in elkaar en komt er een synchrone pas de deux van beider slanke lijven. Een mooie climax, die het niet nodig heeft te worden ‘ondersteund’ door hardere, chaotische muziek en wildere passen. Dat verstoort de kabbelende stroom die juist zo prettig was voor oor en oog. (Moon Saris)

Iets, dat moeten wij zijn – Twan van Bragt & Suzanne van der Horst

Foto: Joep Lennarts
Foto: Joep Lennarts

Kou en kilte in de Timmerfabriek overheersen de voorstelling Iets, dat moeten wij zijn. Niet alleen is het verschrikkelijk fris in het pand, ook de relatie tussen de twee geliefden op de vloer wordt steeds killer. Tegen de kou in het pand liggen op enkele stoelen dekens. De kouder wordende relatie tussen Twan van Bragt en Suzanne van der Horst zorgt voor lekker veel cliché en is voorspelbaar, maar toch heerlijk om naar te kijken. Mensen zijn van nature voyeurs en nu mogen we ruim een uur genieten van hun simpele huiselijk geluk. Rode draad in de voorstelling is het nummer I want you van Elvis Costello, dat een paar keer wordt herhaald op de cd-speler. Het gaat over een man die zijn vrouw wil, ook al weet hij dat ze vreemdgaat. Dit geldt niet voor de relatie tussen Twan en Suzanne. Zij verlaat hem en ook hij verlaat uiteindelijk de ruimte. Toppunt van de kou in de relatie is wanneer tegen het einde verschillende grote ventilatoren aan gaan in de toch al koude ruimte. Iets, dat moeten wij zijn is voor de spelers een fysiek intensieve voorstelling. Geen minuut staan ze stil op de vloer. Ze dansen, rennen en rollen over elkaar heen. Geen wonder dat zij de kou niet voelen. Doordat het duo vaak laag bij of op de grond speelt, is het voor het publiek hoger op de tribune niet altijd even makkelijk om alles te volgen. De tribune is iets te schuin gebouwd. De enige manier om alles te kunnen volgen is even te staan, maar met een deken op je schoot is dat niet handig. Ondanks de clichés, de voorspelbaarheid en de kou is dit stuk een aanrader om een keer op een warmere locatie te bekijken. (Mariëlla Pichotte)

Sirene – Theatergroep De Bus

Bij het naar binnen kruipen door de baleinen van de stadsbus hoor je het gevoel te hebben dat je in de maag van een walvis terecht bent gekomen. De drie meiden van theatergroep De Bus willen dat de toeschouwers een totaal andere wereld ervaren als ze de bus binnenkomen. Desillusie is hun deel.
Het begint bij het uitrekken van je schoenen voordat je de bus in mag. In ruil voor onze schoenen krijgen we een lampje dat we met een band op ons hoofd moeten vastzetten. We worden gedwongen om de geur van stinksokken meteen te negeren. Waarom een paar bezoekers wel hun lampje aan mogen houden, is niet duidelijk. In de bus is het niet donker genoeg voor extra verlichting.
De stoelen zijn uit de bus gehaald en de vloer is helemaal bedekt met groene gymzaalmatrassen. Het publiek zit achter in de bus langs de zijkanten te wachten. Zonder dat we er erg in hebben, rolt uit het niets vanaf de voorkant van de bus een meisje in een gele zuidwester. Als ze ontwaakt, vallen uit het noodluik van de bus achter elkaar een geel theeservies, een goudkleurig tafeltje en een kroonluchter. Ze maakt het gezellig, tot er een stapel vissen uit het luik valt en de voorstelling net zo plotseling is afgelopen als die begon.
Het programmaboekje omschrijft de voorstelling als ‘een beeldende, zintuiglijke voorstelling waarmee de makers een theatraal, alarmerend geluid geven aan de onrust van de wereld om ons heen’. Niks in de ruimte en het spel doet hieraan denken. Het blijft een onduidelijke performance, die door de slechte zitplaatsen en het onduidelijk zicht op ‘de vloer’ weinig om het lijf heeft. Misschien voert De Bus verbeteringen door die op komende festivals leiden tot iets beters, maar op Festival Cement stond de titel Sirene eerder voor een alarm dat de bezoekers moet waarschuwen voor een onduidelijke performance. (Mariëlla Pichotte)

Donderdag 22 maart

Micro-video in majeur etude 2 “Rosalie” – Linda Savelkouls

Het beeld is meisjesachtig mooi. Een kamer met bloemetjesbehang en stippelpaadjes in het blikveld. Een sfeervol dakraam met prettig daglicht als je over je schouder kijkt. Een oudere vrouw en een jonge vrouw, beiden stijlvol gekleed. Een kleine bal, een grote bal, knikkers. En dat alles in slechts twee kleuren: rood en blauw.
Maar voor de meeste toeschouwers zal Micro-video in majeur etude 2 “Rosalie” veel te abstract en inhoudsloos zijn. Alleen bij iemand die het echt wil zien, zal binnenkomen dat het meisje en de vrouw met de pasjes die ze gedurende de korte ‘performance’ zetten hun levenslijnen bewandelen en langzaam van rol wisselen. Op zich een mooi gegeven, maar niet concreet genoeg uitgewerkt om te vallen.
Het gaat bovendien allemaal net iets te traag, er is net iets te weinig geluid, de twee dames (Linda Savelkouls en Resie Savelkouls) zijn samen net iets te uitstralingsarm. En dan is er nog dat verdomd irritante blauwe brilletje dat je moet opzetten voor je de kamer binnengaat. Het zit in de weg, vertroebelt je beeld en voegt niks toe. Zeker niet als je het de hele tijd ophoudt, want dan is de hele wereld de hele tijd paars en dat kan niet de bedoeling zijn. (Moon Saris)

Zolderval – Jochen Stechmann

Foto: Ole Kloss
Foto: Ole Kloss

Na een uur voorstelling, als de slaap uit de ogen is gewreven, blijft er eigenlijk maar één ding hangen van Zolderval: wat is dat decor waanzinnig mooi en goed gemaakt. Een meterslang bootachtig kunstwerk bestaande uit flexibele planken dat door de afgeronde onderkant in vrijwel alle richtingen kan ‘rollen’. Een beetje jammer dat de twee mensen erop er zo verdomd weinig mee doen. En dat dan een uur lang.
Het gegeven van de voorstelling is op zich wel interessant: Japanse jongeren die zich maanden, soms langer, isoleren van de buitenwereld en de tijd doden met gamen. In dit geval zijn het een jongen en een meisje (choreograaf Jochen Stechman en danseres Kate Olsen) die zichzelf hebben opgesloten op de zolder.
Dat is voor de goede verstaander af te leiden uit het gedrag van de twee mensen die op ‘het dek’ staan – maar het zouden ook twee dodelijk verveelde echtelieden kunnen zijn die elkaar in de weg zitten. De dansers hangen verveeld wat rond, treiteren elkaar, houden elkaar aan het lijntje, tuimelen wat om de steunbalken. En hangen verveeld wat rond. Heel af en toe wordt de verveel-ban doorbroken. Soms doordat een van de twee iets door de microfoon zegt; mumbo jumbo die helaas niet echt te relateren valt aan wat je verder ziet. Een paar keer doordat wél de flexibiliteit van de vloer op een spannende manier wordt benut. Af en toe doordat op de achterwand een antieke computergame verschijnt van een mannetje dat, net als de betreffende kids, voortdurend tegen de muren oploopt.
Hoewel: zonder dat ze door het luik afdalen, komen de twee toch van hun zolder af. Op de helft van de voorstelling stappen ze zonder omhaal op de zwarte vloer, of eigenlijk: in het niets, daarmee het toch al onbegrijpelijke nog cryptischer makend.
Het kijken naar deze hopeloze pogingen tot het doden van de tijd verveelt. Als dat het punt was, is het geslaagd. In alle andere gevallen mag dit bewegingsexperiment met zeker tweederde worden ingekort om nog enigszins tot de verbeelding te kunnen spreken. (Moon Saris)