Theater / Achtergrond
special: Het Amsterdams Fringe Festival

Een stortvloed aan vernieuwing

Van donderdag 30 augustus tot en met zaterdag 8 september vindt de tweede editie van TF-2, het Amsterdam Fringe Festival plaats. Als tegenhanger van TF-1 waarin de succesvolle voorstellingen van afgelopen seizoen te zien zijn, brengt TF-2 theater, muziektheater en performance voor de avontuurlijke toeschouwer die graag op de hoogte wil blijven van de allernieuwste ontwikkelingen in theaterland. De organisatie van het festival stelt geen artistieke criteria, voor Fringe geldt: wie het eerst komt die het eerst maalt.

Deze open inschrijving leidde tot een stortvloed aanmeldingen. Meer dan 60 gezelschappen krijgen dit jaar de kans om hun werk te presenteren. De Fringe-voorstellingen zijn door de hele stad te vinden. In de bekende kleine zalen zoals De Engelenbak en De Balie en op minder voor de hand liggende locaties zoals clubs en huiskamers. Voor een aantal van de voorstellingen geldt ‘language no problem’ en je kunt nagenoeg overal voor minder dan een tientje naar binnen. TF-2 is dus toegankelijk, maar zeker niet conservatief.

De komende week doet 8WEEKLY verslag van het festival en zal blijken welke voorstellingen een succes worden en welke wat minder geslaagd blijken.

~

Eerder gezien door 8WEEKLY: Twee van Aan Tafel, Haast of de Kokadrielje van Artemis, Surrender van the Glasshouse, The Bigg Chill van de Heiploeg, Mobil van Van Deuten en De Goeij, Naar van Gosling & Schaminee en Bloedzusters! van Drieons.

Lees hier de recensies van:
Play the beat – De Mannen |
Lichaamswerk – Bernhard Christiansen |
Na jizz upon that sofa – De Maan |
Le nu perdu – Le Nu Perdu |
Bonanza – Berlin (TF-4) |
De Huilende Kers-Ian Bok en Maarten Heijmans |
Loof-Het monsterverbond |
Het Bollywoodmysterie – Gerry Arling & Mondriaan Kwartet |
Death Kit – Branoul |
Isa – Theatergroep Nooduitgang |
The Smile off Your Face – Ontroerend Goed |
Romeo of Julia – De Ketering |
Nachtvizier – Judith Nab/Theatre Espace |
Union Suspecte – We people|
Uptijd – Norfolk & Theater Artemis |
Staat van het Theater – Ronald Plasterk (TF-3)|
Grond – Boukje Schweigman & Theun Mosk |
Meisjes van weleer-Theatergroep Tweelicht |
Priemgeval- Artemis |
De saaiheid is te snijden – Susies Haarlok

Lees ook de recensies van TF-1-voorstellingen: Wie is er bang voor Virginia Woolf?, Kentering van een huwelijk, De geschiedenis van de familie Avenier 1 en 2, Zijde, Richard III, Mightysociety 4, Vielfalt, Een totale Entfuhrung, Phaedra’s love, Mefisto for ever, Mug inn, Kentering van een huwelijk (boek), Who’s afraid of Virginia Woolf (dvd).

De saaiheid is te snijden – Susies Haarlok
gezien: 6 september, Studio K

Susies haarlok is een vrij nieuwe theatergroep die de gelegenheid krijgt om bij Orkater voorstellingen te maken onder de noemer Nieuwkomers. Orkater ondersteunt jonge theatermakers bij de ontwikkeling van hun voorstellingen. In de gloednieuwe locatie Studio K, speelt susies haarlok De saaiheid is te snijden.

De voorstelling gaat over de poëzie van alledaagse saaiheid. Er vallen lange stiltes en er worden belachelijk saaie conversaties gevoerd die door hun gortdroge inhoud en tragische herkenbaarheid ontzettend grappig zijn. Dit alles gebracht door vijf jonge mannen in pak die zich tijdens de voorstelling regelmatig uitleven in rockende elektropunk.

De saaiheid is te snijden bestaat uit tal van geestige maar ook pijnlijke scènes. Soms herkenbaar, zoals eerder genoemde saaie gesprek en soms lekker gek, zoals wanneer de jongens met een bezempje in een kringetje achter elkaar aan lopen en een ritmisch klankspel brengen. Surrealistisch hoogtepunt is de levensgrote cavia die in het Engels verhaalt over hoe het is om een guinea pig te zijn. Hoe hilarisch het grote beest ook is, hij is op een bepaalde manier ook ontroerend. Door de kalme manier van vertellen en de bewegingen van het knaagdier, is zijn relaas niet alleen ontzettend grappig, maar ook aandoenlijk.

susies haarlok mag dan een nieuwe theatergroep zijn en de voorstelling bij bezichtiging slechts een try-out, er is absoluut hard gelachen, ademloos gekeken en met veel plezier naar de muziek geluisterd. Een mooi geheel over verveling, die voor de bezoeker alles behalve saai is. (Diana van der Sluis)

Priemgeval – Artemis
gezien: 7 september, Gasthuis

Elf is een echte tussenleeftijd. Een priemgetal dat nergens bij hoort. Alles gaat veranderen of is al aan het veranderen, maar op welke manier en hoe je daar me om moet gaan, dat is een groot vraagteken. Over hoe het is om elf jaar te zijn, gaat de voorstelling, Priemgeval, die jeugdtheatergroep Artemis presenteerde tijdens TF-2. Gespeeld door acht oud-studenten van de Toneelacademie in Maastricht die deze voorstelling maakten in 2005, tijdens hun laatste jaar op de opleiding. Herinneringen aan die leeftijd en een focus op groepsgedrag waren hun uitgangspunten.

Nat en bibberend staan ze in hun zwemkleren. De giebelende meisjes, het buitenbeentje, de jongens die stoer proberen te doen. Stil en verlegen. Dan, schijnbaar zonder aanleiding, barst een spel los. Een ongericht balspel, veel duwen, trekken, rennen en vooral gillen, heel hard gillen. Verlegen, stuurse meisjes kruipen samen onder een handdoek. Het lelijke eendje van het stel wordt buitengesloten, een schrijnend herkenbare en tegelijk hilarische scène. Ze glimt van blijdschap als ze toch een hand krijgt en vriendschap sluit met het stoerste meisje van de klas. Vriendschap is het wel, gelijkwaardig zeker niet. Want niets is leuker dan het naïeve kind af en toe eens lekker op stang te jagen. Midden op het speelvlak staat een grote rechthoekige, doorzichtige doos. Dit object biedt de mogelijkheid gelijktijdig meerdere locaties en scènes te spelen. De doorzichtige wanden lenen zich bijvoorbeeld uitstekend om tongzoenen op te oefenen. Een scène waarin een overenthousiast jochie wordt uitgefoeterd door een gemene badjuffrouw wint aan sterkte in de geluiddempende plexiglazen box. Ook kun je er lekker iemand in opsluiten, gewoon om te pesten. Priemgeval is in eerste instantie vooral een aaneenschakeling van herkenbare, voor kinderen van elf uiterst cruciale situaties. Woedeaanvallen, met z’n allen tegen één, verliefdheid, depressie, jaloezie, seksualiteit, alles komt voorbij. Later zien we de kinderen als volwassenen, als mensen die het nog steeds allemaal niet weten, het kind nog duidelijk herkenbaar in hun doen en laten. Het is toneelspel met een bijna gênante directheid, soms te schrijnend om aan te zien. De jonge acteurs brengen dit alles met zoveel overgave en overtuiging, met zo’n respect ook voor het kinderleven, dat je niets anders kunt dan kijken, lachen, gruwelen en ontroerd raken. Priemgeval werkt als een lachspiegel, confronterend en bevrijdend. (Sara van der Kooi)

Klik hier voor meer informatie.

Meisjes van weleer – Theatergroep Tweelicht
gezien: 6 september, Brakke Grond

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

De meisjesgroepen nemen het deze zomer over in theaterland: Uptijd van Artemis/Norfolk, Het Syndicaat/LAB met Drie keer is rendier, Boogaerdt en Van der Schoot met Tsjechov bij de bushalte en nu ook Theatergroep Tweelicht met Meisjes van Weleer. Wat ze gemeen hebben: absurdisme. Maar dat bereiken ze wel allemaal op een heel andere manier. Tweelicht doet dat met hyperrealistische clichés, doorbroken met maffe maar mooie bewegingssequenties.
De première van de voorstelling moet nog komen, later deze maand in Theater Kikker. Maar het materiaal zit er bij de dames Maruja Bobo Remijn, Josje Bruinsma, Martha Nuhoff en Els Willems al vrijwel feilloos in. Ze nemen het generatierijke publiek tijdens deze uitverkochte lunchvoorstelling zonder moeite mee terug naar de spruitjeslucht van de jaren vijftig, toen ieder middenstandsgezin gelukkig was – althans: voor de buitenwereld.
Het theekransje is een terugkerend ritueel in Meisjes van weleer. Vier brave huisvrouwen, gestoken in kuise knierokken en getooid met opgestoken kapsels, keuvelen in keurig Nederlands over koetjes en kalfjes: de prachtige trouwdag, gezellige verjaarspartijtjes, het veelomvattende huishouden. Ze leven voor echtgenoot en gezin; de enige die nog niet getrouwd is, smacht ernaar het te zijn.
Maar het glanzende laagje op de levens van deze dames vertoont barstjes. Dat begint met wat onschuldige frivoliteiten. De een wil graag eens wat voor zichzelf doen, de ander gaat ze voor in de opschudding veroorzakende rock & roll. Verder is de muziek in de Meisjes van weleer vooral soft: Shadows-achtige presurf, easy tune. Af en toe staren de jonge vrouwen oncomfortabel mensen in het publiek aan of ins blaue hinein; een van hen wankelt al in een vroeg stadium op haar benen, en dat blijkt niet per ongeluk. In hun geesten spelen zich heel andere dingen af dan ze vertellen – langzaam maar zeker zoeken de onzekerheden en de ontevredenheden van deze desperate housewives avant la lettre zich een weg naar buiten. Dat gebeurt tegen een decor van een kale, kastloze keuken met alleen wat stoelen, emmers en een sussend strijkijzer als accessoires en in een afwisseling van hyperrealistische, zeer geloofwaardige scènes en tamelijk abstracte, schijnbaar rustgevende, maar stiekem onrustbarende bewegingssequenties. Tot alle illusies tijdens een wilde dansexplosie als zeepbellen uiteen spatten.
Was ook toen al het gezin niet werkelijk de hoeksteen van de samenleving, was het slechts een keten om wat los zat bijeen te houden? Zaten er al tientallen jaren emancipatoire vrouwen in het keurslijf, klaar om uit te barsten? Spelen zich soortgelijke taferelen nu ook nog af, maar misschien behoofddoekt? Theatergroep Tweelicht stelt de vragen maar geeft gelukkig geen kant-en-klare antwoorden. Wel suggereert ze met slechts ‘mis’lukte echtgenotes/moeders in deze meeslepende, gevarieerde voorstelling dat toen niemand oprecht gelukkig was met haar gezin én dat alle vrouwen uit die tijd suffe tutjes waren die pas in uiterste nood voor zichzelf durfden op te komen; niet erg hoopvol. De romantische ziel ziet liever de conclusie: toen was geluk net zo ongewoon als nu, je moet het bevechten en het vooral koesteren als je het hebt. (Moon Saris)

Grond – Boukje Schweigman & Theun Mosk
gezien: 5 september 2007, Frascati

Slechts weinig substanties zijn zo betekenisrijk of tot de verbeelding sprekend als aarde, grond. Bron van leven maar ook dat waar je naar terugkeert als je sterft. Vruchtbaar, vertrouwenwekkend, basaal maar ook onberekenbaar, vies en soms zelfs griezelig. De voorstelling Grond heeft dit materiaal als uitgangspunt. Theatermakers Boukje Schweigman en Theun Mosk maakten Grond (samen met acteur Jaap Flier) drie jaar geleden als locatievoorstelling. Toen al voor liefhebbers van vernieuwend beeldend bewegingstheater een ‘must see’. Nu, ruim drie jaar later, bewerkten Mosk en Schweigman Grond tot een reisvoorstelling. De try-outs en première vinden plaats tijdens TF-2.
Een trage tocht door de – deels pikdonkere – krochten van theater Frascati leidt naar een schaars verlichte tribune. De ruimte lijkt eindeloos, zo donker is het. Alleen een groot, grijs en bultig vierkant van aarde met daarachter een soort oranjerode rots, een zwevende steen. Boven het veld met aarde hangt een katrol aan dikke touwen en op het veldje ligt iets ronds, door het zwakke licht onmogelijk te herkennen. Als na een (veel te lange) tijd eindelijk al het publiek zit, stijgt de lichtgevende rots op als een zon en wordt de aarde verlicht. Zacht klinken krakende geluiden. Dan, een stukje huid. Een hiel. Een voet. Een paar vingers. Langzaam, naar het licht toe groeiend, komen ze uit de aarde tevoorschijn. Waar eerst niets te zien was, kronkelen nu ledematen als jonge plantjes stukje bij beetje omhoog. Een grappig en adembenemend mooi schouwspel. Als het meisje zich ten slotte uit de aarde omhoog heeft geworsteld, begint ze als een spinnetje aan de katrol te trekken. Ze kromt haar tenen om de touwen en trekt met haar hele gewicht. Ineens krijgt het ronde ding vorm. Het is het hoofd van een oude man. Het meisje trekt de man aan zijn knieën uit de aarde omhoog. Wat volgt is een krachtig samenspel over verlangen naar vernieuwing en het trouw blijven aan je basis. Het meisje zit vol levensenergie en wil nieuwe ervaringen, de man wil haar behoeden voor de pijn die daaraan verbonden is. De man wil liefst stil op en in de aarde, de basis, liggen; het meisje ziet hierin het gevaar van vastroesten en trekt hem eruit. Ze ergeren zich misschien aan elkaar maar kunnen ook niet zonder elkaar. Het lijkt misschien wat eenduidig maar niets is minder waar. Bewegen met en in de zwarte aarde geeft een bijzondere kwaliteit aan de op zichzelf al fascinerende handelingen van de twee spelers. Het contrast tussen het energieke, stevige meisjeslijf en het wat stramme, pezige danserslichaam van de man geeft kippenvel. De perfect ondersteunende contrabasmuziek en de bijna onaards mooie (licht)vormgeving vormen de andere elementen tot een geheel en tillen ze naar een esthetisch hoger niveau. Schept de traditionele publieksopstelling misschien wat afstand, heel erg is dat niet. Want boven alles gaat Grond over het leven. Mooi, stil, integer, soms droef en uniek. (Sara van der Kooi)

Klik hier voor meer informatie

De Staat van het Theater – Ronald Plasterk (TF-3)
3 september, Stadsschouwburg Amsterdam

De verwachtingen waren hooggespannen. Heel gezaghebbend theaterland – de Amsterdamse incrowd althans – had zich maandagavond verzameld in de Stadsschouwburg. Want een toespraak over de toekomst van het Nederlandse theater, uitgesproken door minister van Cultuur Ronald Plasterk himself, daarin hoopte menigeen een houvast te vinden in deze onzekere theatertijden. De Staat van het Theater is de traditionele openingsspeech van het Theaterfestival, voorheen met de licht cynische titel ’the State of the Union’. Ieder jaar wordt een belangrijke figuur uit de theaterwereld gevraagd om (meestal) zijn visie (het is toch een mannenwereldje) te geven op de huidige staat van het theater in Nederland. In het verleden heeft zo’n toespraak wel eens wat stof doen opwaaien. Zo ook vorig jaar, toen Toneelgroep Amsterdam-directeur Ivo van Hove fel van leer trok tegen het volgens hem visieloze theater, de versnippering van talent over kleine, onbeduidende groepjes en pleitte voor de herinvoering van stadsgezelschappen, opererend vanuit een ‘eigen huis’. Waarmee hij enerzijds nogal wat mensen op de kast joeg, anderzijds het debat over de vernieuwing van het theaterbestel stevig aanzwengelde.
Nu, terwijl het stof van vorig jaar wat is gaan liggen, er her en der frisse tegengeluiden klinken en aan de horizon een nieuwe Cultuurnota gloort met daarin een nieuwe verdeling van gelden en een herstructurering van fondsen, hoopte menigeen dat Plasterk zijn licht in het duister zou laten schijnen en een paar verlossende, intelligente woorden zou spreken. Zijn reputatie als scherpzinnig denker en columnist wierp een lange schaduw vooruit. Maar het viel wat tegen. Natuurlijk, de minister zou wel gek zijn om juist nu zijn visie op het theaterbeleid prijs te geven, hij houdt tot de presentatie van het nieuwe kunstenplan zijn pijlen liever nog even op de boog. Hij stak dus maar een wat nietszeggend verhaal af. Riep theatermakers op om toch vooral zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun positie, zich af te vragen waar hun eigen kracht ligt. “Vraag niet wat het land voor een gezelschap kan doen, vraag wat het gezelschap voor het land kan doen”, zo klonk het retorisch. Juist in het huidige klimaat van maatschappijbetrokken theater een dooddoener. Daarna zei hij dat de nieuwe subsidieregeling, waarbij sommige gezelschappen door het ministerie van OC&W en een groot gedeelte door fondsen zal worden onderhouden, geen kwaliteitsoordeel impliceert. Het verlenen van subsidie door het ministerie aan een gezelschap betekent dat het naast een artistieke ook een politieke waarde heeft, aldus de minister. Het wil echter niet zeggen dat andere, door een fonds gesubsidieerde, makers minder belangrijk zijn, verzekerde hij. Een lovenswaardig uitgangspunt maar of het in de praktijk ook echt zal werken, valt nog te bezien. Status kan immers aan de vreemdste dingen worden ontleend. Ten slotte kwam het belang van onafhankelijke deskundigheid voor de subsidiebesluitvorming naar voren. Mensen die niets van theater weten zouden er ook geen oordeel over mogen vellen, dit in tegenstelling tot sommige leden van de vroegere Raad voor Cultuur. Dat is natuurlijk waar. Maar opzienbarend, nee. Bovendien was zijn oproep tot samenwerking en het delen van de verantwoordelijkheid voor vernieuwing van het theaterveld, hoewel oprecht, niet erg realistisch in dat kleine, volle wereldje waarin de grote ego’s heersen. (Sara van der Kooi)

Uptijd – Norfolk & Theater Artemis
gezien: 3 september, Gasthuis

Tropical Heat is de naam van het relaxcomplex dat voor ontspanning moet zorgen. Een niet-alcoholische cocktail, eucalyptusgeur en kabbelende muziek zijn hiervoor belangrijke elementen. Alleen dit ‘moeten’ zorgt bij de gasten en de medewerkers voor steeds meer spanning en hoe harder de vrouwen in het relaxcomplex proberen te relaxen, hoe minder goed dit lukt. De voorstelling Uptijd is ontstaan uit een samenwerking tussen Theater Artemis en het jonge theatercollectief Norfolk. Norfolk bestaat uit vijf actrices die in 2003 en 2004 afstudeerden aan de Toneelacademie Maastricht en theatervormgeefster Lidwien van Kempen. Voor hun tweede voorstelling Uptijd werden ze gecoacht door Floor Huygen, artistiek leider van Theater Artemis.

In een schitterend, levensecht decor met kluisjes, zwembad en sauna spelen de vijf actrices afwisselend de gasten en medewerkers van het relaxcomplex. Door het uitvergroten van realistische situaties geven ze de scènes een absurdistisch karakter. De medewerksters zijn grappig met hun overdreven gebaren, onnatuurlijke poses en een altijd aanwezige glimlach. Hannah van Lunteren is leuk als nieuwe, maar onzekere gastvrouw en ook Loes Haverkort als saunaverslaafde is prettig om naar te kijken. Echter op het moment dat je als toeschouwer de voorstelling te leuk gaat vinden, wordt er afschuw opgewekt door knakkende vingers, broekplassen of kokhalzen. Dit zorgt voor de juiste afstand om te kunnen blijven reflecteren. Jammer is alleen dat de voorstelling enigszins in dezelfde soort scènes blijft hangen en het hierdoor wat traag aan gaat voelen. Desondanks laten de meiden van Norfolk zien dat ze veel in hun mars hebben en dit maakt nieuwsgierig naar hun volgende project. (Suzanne Groenland)

Union Suspecte – We people

gezien: 31 augustus, de Brakke Grond

Op scène staan een compleet uitgebrande auto en een piano. Achter de piano zit een pianist in kostuum, die klassieke muziek speelt. Een man, verkleed als kabouter, komt op met een emmer en een handdoek. Hij draagt een witte onderbroek, een wit hemd en bretels. De kabouter trekt zijn schoenen uit en begint te bidden. Dit doet hij geknield en in een Arabisch klinkende taal. Het publiek lacht om de biddende kabouter. De lach wordt nog harder wanneer een tweede kabouter opkomt en precies dezelfde handeling verricht. Dan ontdoen de acteurs zich van hun baarden en mutsen. We zien dat de acteurs, Zouzou Ben Chikha en Mourade Zeguendi, van Marokkaanse afkomst zijn. Zij schieten in een leren jackje en een spijkerbroek. Nu ontstaat er een geheel ander beeld van beide mannen. Waren de biddende kabouters nog erg grappig, deze mannen geven ons een gevoel van onbehagen. Door het frame voor de toeschouwer te veranderen, wordt de toeschouwer zich ervan bewust hoe hij als westerling tegen de Marokkaanse man aankijkt.
De mannen, die één personage lijken te vertolken, vertellen verhalen over hun jeugd en het leven als allochtoon. Dat gaat soms op een zeer agressieve manier. Ze vloeken en schreeuwen, smijten met dingen. Veelal verwijzen ze daarbij naar actuele gebeurtenissen, zoals de rellen in de Parijse buitenwijken. Zijn deze mannen boos over wat hen hier in het westen overkomt? Hun vader had een fijne baan, maar werd ontslagen. Hij vond ander werk, als kabouter in een pretpark, maar werd door iedereen uitgelachen. Er was geen eer te behalen aan het leven dat hij leefde, dus beroofde hij zichzelf ervan.
Af en toe worden er existentiële vragen het publiek ingeworpen. Wat is geluk? Of eer? En waarom zijn westerlingen zo materialistisch? Deze mannen zijn op zoek naar hun eigen identiteit en worden hier in het westen overmand door een onbestemd gevoel. De vervreemding die zij lijken te voelen krijgt vorm in een scène waarin zij Arabisch zingen, terwijl de pianist met zijn pianospel de klassiek westerse cultuur vertegenwoordigt. De klanken botsen, harmonie wil niet ontstaan.
De mannen blaten als schapen, als reactie op de vele vragen die hun gesteld worden als jonge Marokkanen. Zij moeten een mening hebben over integratiekwesties, de toestand in Irak, de verrechtsing in de politiek. Als allochtoon kun je maar het beste acteur worden, zo vinden zij. Dan vindt iedereen je leuk. (Nina Slagter)

Nachtvizier – Judith Nab/Theatre Espace
gezien: 1 september, foyer Stadsschouwburg

~

Judith Nab maakt installaties en performances. Meestal zijn deze acteurloos, omdat het haar met name gaat om de relatie tussen toeschouwer en ruimte. Nachtvizier is zo’n installatie, waar maar één toeschouwer per keer in kan. Nachtvizier ziet eruit als een zwarte machine, waarop een klok is bevestigd die aftelt. De toeschouwer is namelijk precies zes minuten binnen. Eenmaal aan de beurt moet de toeschouwer eerst een telefoon opnemen. Een stem vertelt over het experiment dat gaat plaatsvinden. Dat gebeurt in een kleine, donkere ruimte, waar een stoel klaarstaat. Daar aangekomen raakt de toeschouwer gedesoriënteerd door middel van licht, geluid, projecties, spiegels, camera’s en trillingen. Er wordt een vraag opgeworpen: hoe nemen wij onszelf waar? Er gaat een zuigende en angstaanjagende werking van deze machine uit, waarin de toeschouwer helemaal op zichzelf wordt teruggeworpen. Na precies zes minuten zakt de pols en mag de toeschouwer weer naar buiten. (Nina Slagter)

Romeo of Julia – De Ketering

gezien: 1 september, Melkweg

Toneelgroep de Ketering waagt zich op het Fringe Festival aan Shakespeares Romeo en Julia. Niet het klassieke stuk zoals iedereen het kent, maar een geheel eigen interpretatie ervan. Vaders Capulet en Montague brengen in Romeo of Julia een reconstructie van wat er tussen Romeo en Julia is voorgevallen. Een pianist begeleidt hen met muziek van Prokofjev. Beide mannen vertellen hun eigen versie van het verhaal en beelden daarnaast een aantal bestaande scènes uit. De pianist helpt hen daar af en toe bij.
Cees van der Burght zet Montague neer als een verstandige, maar eerzuchtige man. Guillaume Thelissen vertolkt de rol van Capulet op een ietwat jolige, onhandige manier. Het samenspel verloopt wat stroef, maar de mimescènes op muziek zijn fraai. Zo wil vader Capulet zijn rivaal vergiftigen met een drankje. Hij druppelt wat gif in het glas van Montague. Deze laatste heeft dit echter door en de mannen verwisselen continu van glas. Dat gebeurt op een steeds originelere manier. Er ontstaat een welhaast elegante dans tussen beide spelers.
Naarmate de voorstelling vordert, komen de rivalen Montague en Capulet nader tot elkaar. Zij willen een schuldige aanwijzen om hun verlies te kunnen verwerken. Pater Laurence wordt het doelwit van beide mannen. Volgens hen is hij de katalysator van de dood van Romeo en Julia. Nu is dat op zich een conclusie die vaker voorkomt in de literatuur over het toneelstuk. Maar Montague drijft door en maakt een dodenlijstje van alle mogelijke schuldigen, om zo bij zichzelf en Capulet uit te komen. Dan besluiten de mannen dat een waardige begrafenis zal volstaan om de dood van hun kinderen goed te kunnen verwerken.
Er is een belangrijke rol weggelegd voor de pianist, Martijn Smits. Hij speelt lange stukken, waardoor de voorstelling het midden houdt tussen een concert en een theaterstuk. Bovendien is er film in de voorstelling verwerkt; het achterdoek bestaat uit een enorm wit scherm waarop zo nu en dan de twee geliefden te zien zijn. Een jongen en een meisje, gekleed in het wit, voeren een dans uit in de entourage van een oude loods. Dat levert de voorstelling een mooie vorm op. (Nina Slagter)

The Smile off Your Face – Ontroerend Goed
gezien: 3 september, de Brakke Grond

De voorstelling, of beter gezegd: de ervaring The Smile off Your Face valt eigenlijk niet te beschrijven. De bezoeker ondergaat de voorstelling alleen en grotendeels geblinddoekt en dat zorgt ervoor dat iedere toeschouwer iets anders ervaart. Voor de ingang van de Expozaal van de Brakke Grond word je in een rolstoel gezet, krijg je een blinddoek om en worden ten slotte je handen aan elkaar vastgebonden. Dan begint de reis langs de acteurs van theatergezelschap Ontroerend goed. Je hoort van alles: muziek, stemmen, het tikken van een klok. Je ruikt van alles: parfum, wierook, gestampte muisjes. Je voelt van alles: een gezicht, een pruik en de handen van een onbekende op je gezicht. Na deze tocht langs alle zintuigen word je achtereenvolgens op een bed gelegd voor een goed gesprek, als een misdadiger tegen de muur geduwd terwijl er een foto van je wordt genomen en heb je een gesprek over zoetigheid, wortels en zwarte mensen. Na al deze zintuigelijke indrukken, volgt een gesprek met een man over de ervaringen uit het afgelopen kwartier. Het is meest ontroerende en intense deel van de voorstelling. Dan word je weggereden en is de droom voorbij. Is het allemaal wel echt gebeurd of heeft het zich goeddeels in je hoofd afgespeeld?

Het Vlaamse gezelschap Ontroerend Goed ontving voor deze voorstelling een First Fringe Award en een Total Theatre Award op het Fringe Festival in Edinburgh. Het is zeer uitzonderlijk dat op dit festival met meer dan 2000 voorstellingen allebei deze prijzen naar een en dezelfde voorstelling gaan. Maar als het Fringe Festival Amsterdam ook prijzen zou uitreiken, dan kreeg The Smile off Your Face ze ook allemaal. (Sophie Janssen)

Isa – Theatergroep Nooduitgang
gezien: 3 september, Bitterzoet

~

“Er valt niks te vertellen”, luidt de laatste zin van de voorstelling Isa. En dat terwijl er juist zo veel verteld wordt. Er worden herinneringen opgehaald, om precies te zijn. Theatergroep Nooduitgang maakt ons getuige van een verhoor. Een rechercheur verhoort een vrouw en man over een zekere Isa. Isa gekleed in een rode jurk, zien we ook door de ruimte dwalen, maar wordt eigenlijk vermist. Gevraagd of ongevraagd vertellen de man en de vrouw verhalen over haar. Over hoe ze was en wat ze met haar hebben meegemaakt. Tijdens de ondervraging komen ze erachter dat ze beiden een relatie hadden met de vrouw. Als in een competitie roepen ze om het hardst hoe goed ze Isa kenden en wat Isa allemaal voor hen deed. Hoe meer ze vertellen, hoe verdachter de rechercheur ze vindt. Ondertussen leert het publiek Isa een beetje kennen als iemand die niet weer wat ze met zichzelf en de wereld aan moet. Die indruk wordt versterkt door hysterisch gezwaai met allerlei kledingstukken die aan een waslijn langs de tribune hangen.
De sfeer van de verhoorkamer wordt goed verbeeld met kil neonlicht en de zwarte vloer en wanden. Ook de duistere muziek draagt daaraan bij. Maar de acteurs wekken met hun verhalen nergens spanning of sympathie op. Het wordt niet duidelijk waarom Isa nou zou bijzonder is, waarom de man en de vrouw om haar vechten en waarom de rechercheur ze zo verdacht vindt. Het simpele gegeven van de vermissing is enkel aanleiding voor de verhalen en zorgt helaas niet voor een spanningsboog in de voorstelling. (Sophie Janssen)

Death Kit – Branoul
gezien: 2 september, de Engelenbak

Het genre literaire triller is de laatste jaren voornamelijk bekend van bestsellerauteurs als Simone van der Vlugt en Saskia Noort. Maar de voorstelling Death Kit, naar een roman van Susan Sontag, laat zien dat het genre ook uitermate geschikt is voor op het toneel. Julia van de Graaff en Ellik Bargai hebben beiden al veel ervaring als acteur en dat is te merken. Net als de derde acteur in de voorstelling, Christina Flick, zijn ze een genot om naar te kijken. Met z’n drieën spelen ze, alsof het ze geen greintje moeite kost, het verhaal over zakenman Diddy en de blinde Hester, die elkaar ontmoeten in een trein waarna Diddy een schijnbare misdaad begaat.
De voorstelling komt overtuigend over, net als een geslaagde literaire triller. De dialogen zijn scherp en zorgen ervoor dat het publiek op het puntje van zijn stoel zit, net als bij een pageturner razend benieuwd hoe het verhaal verder zal gaan. Voor Van de Graaff is dit de eerste voorstelling waarvoor ze de vertaling en bewerking voor haar rekening nam. Maar die onervarenheid is nergens aan af te zien, het plot zit perfect in elkaar.
Hoewel de eerste tien minuten van de voorstelling in stilte verstrijken, is het duidelijk dat de tekst het uitgangspunt van de voorstelling is. De scènes volgen elkaar in hoog tempo op en bestaan voor het grootste deel uit dialogen. De dictie van de acteurs voorkomt gelukkig dat de tekst een grote brei wordt. De verhaallijn en de overpeinzingen van de personages blijven heel goed te volgen. En dat terwijl de twee actrices heel regelmatig van personage wisselen. De conversaties vinden plaats in een eenvoudig decor dat bestaat uit een bed met wat lampen eromheen. Het ene moment is de plaats van een handeling een hotelkamer, dan weer een treinwagon of een ziekenhuiskamer. Met de kleinste aanpassingen weet je als toeschouwer meteen waar de scène zich afspeelt. Wat betreft de vormgeving is deze Fringe-voorstelling dus niet zo vernieuwend, maar aan spanning en ontroering geen gebrek! (Sophie Janssen)

Het Bollywoodmysterie – Gerry Arling & Mondriaan Kwartet
gezien: 1 september, NDSM-werf

Acht muzikanten in witte pakken in een witte ruimte. Vier strijkers, een toetsenist, een gitarist, een sitarspeler en een percussionist. Achter hen hangt over de volle breedte van de muur een projectiescherm. Ze zijn zo serieus, dat je onwillekeurig verwacht dat er een sessie moderne piep-knormuziek over je zal worden uitgestort. Gelukkig, niets blijkt minder waar. Wanneer de film start, beginnen ook de muzikanten met spelen. Eerst nog vrij zacht en afwachtend maar al snel meer en meer opzwepend klinken Indiase tonen bij de Indiase beelden. Gedurende ruim een uur wordt het publiek ondergedompeld in een bruisende, prikkelende mix van exotische beelden en geluiden.
Componist en beeldeditor Gerry Arling heeft in Het Bollywoodmysterie westerse (klassieke) melodieën tot meeslepende composities ‘verindiaast’. In combinatie met een geweldige collagefilm, bestaande uit ontelbare Bollywood-fragmenten, levert dit een erg humoristische en verrassend goed uitgebalanceerde performance op. Het mooie aan Bollywood-films is dat ze van iconische beelden aan elkaar hangen. Ieder shot bevat wel een verwijzing naar een of andere beroemde Hollywood-tegenhanger. Iedere acteur is op zijn manier een Indiase kopie van een James Bond of een Doris Day. Geen enkele scène staat op zichzelf, of het nou een achtervolging op een trein is of een romantische filmkus. Steeds heb je een gevoel van herkenning, originaliteit is totaal niet van belang. Maar Arling gaat, heel knap, een stap verder. Door grote hoeveelheden vergelijkbare scènes aan elkaar te plakken maakt hij een nieuwe film met een eigen dynamiek. Hiermee dringt hij niet alleen door tot de kern van Bollywood-films, hij maakt tegelijk een boeiende en hilarische clip bij zijn eigen heerlijke composities. Citaten uit de klassieke muziek (Ravel en Purcell komen voorbij) vermengt hij moeiteloos met oosterse klanken. De sublieme muzikanten van diverse pluimage brengen bovendien een sterk staaltje samenspel ten gehore. Zoals de Bollywood-film de Hollywood-klassiekers citeert, citeren de Indiase klanken hier de westerse klassiekers. En het werkt als een trein, stilzitten wordt bijna onmogelijk. Voor film- en muziekliefhebbers die wel van een geintje houden is Het Bollywoodmysterie een heerlijke ‘feel good’-ervaring. (Sara van der Kooi)

Loof – Het Monsterverbond
gezien: 1 september, NDSM-werf

Wie zich in deze cynische tijden aan een sprookje waagt, moet over een flinke dosis lef beschikken. Het Monsterverbond getuigt hiervan door tijdens TF-2 de voorstelling Loof te presenteren. Loof is een bewerking van Italo Calvino’s verhaal Il barone rampante over baron Cosimo, die na een belofte aan zijn jeugdliefde Viola zijn verdere leven in de bomen doorbrengt. Bewegend van tak tot tak maakt hij zich de bomenwereld eigen. Hij leert de mensen kennen en ontwikkelt zich tot een non-conformistisch politiek denker. Zijn ideeën zijn scherpzinnig maar omdat hij nooit een voet op de grond zet, wordt hij door niemand serieus genomen. Wanneer, na lange tijd, Viola terugkeert en Cosimo nog steeds in de bomen vindt, worden ze opnieuw verliefd op elkaar. Het is een grote, allesoverheersende liefde. Maar dit sprookje kent geen ‘nog lang en gelukkig’-einde. Voor Viola is echte liefde volledige overgave aan de ander en ze eist daarom van haar minnaar dat hij de bomen verlaat. Aan die eis kan Cosimo niet voldoen; hij kan niet leven met een liefde waarin hij niet zichzelf kan zijn. En dus verliezen de geliefden elkaar. Cosimo verliest ook zijn verstand en sterft, overigens zonder ooit een voet aan op grond te hebben gezet.
Dit rake en ontroerende verhaal, bewerkt door Andreas Vonder, heeft regisseur Luca Andrea Stappers op een eenvoudige en doeltreffende manier geënsceneerd. In een van de grote NDSM-loodsen vormen een tafel en drie verrijdbare bomen het decor. Stevig genoeg om in te klimmen en aan te hangen, flexibel genoeg om elke beweging spannend te houden. Hoewel het enthousiaste spel van het ensemble hier en daar wel wat gekunsteld aandoet – vooral het gevolg van de verhalende teksten en de soms wat al te naïeve spreektoon – wordt dit ruimschoots gecompenseerd door de prachtige beelden die met de grote takken worden gecreëerd. Niet alleen wordt er in de takken gelopen en geklommen, er wordt ook gedanst, verleid en gespeeld. Hoogtepunt is de stormachtige liefdesscène waarin Viola en Cosimo ruzie maken om elkaar uiteindelijk, ondanks hun liefde, toch kwijtraken. De takken zwiepen over het speelvlak en zo wordt de liefdeswanhoop mooi invoelbaar gemaakt. Onmogelijk om je door deze beeldcomposities, de livemuziek, het integere verhaal en het zichtbare spelplezier niet te laten meeslepen. Loof verdient het gezien te worden. (Sara van der Kooi)

De Huilende Kers-Ian Bok en Maarten Heijmans
gezien: 31 augustus, Compagnietheater

Tijdens de vijfde dynastie van Fuong Kee maakte een artistiek boevengilde Japan onveilig met een dodelijke combinatie van krijgskunst, circustheater en overvallen. Ian Bok en Maarten Heijmans kruipen in de huid van deze zogeheten tsukurimasta’s en brengen de oeroude legende van de Huilende Kers tot leven. Met deze Eigen Werk-productie studeerden zij af aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunst Academie, en wonnen ze de Its Award, de publieksprijs van het Internationaal Theaterschool Festival. Achter op het toneel galmen de sonore stemmen van twee samoerai. In diepe concentratie betreden zij neuriënd het podium. Wanneer zij elkaar treffen voor hun eerste zwaardgevecht is de inzet meteen hoog: een gehalveerde banaan die met smaak wordt verorberd. Wat het publiek hier krijgt voorgeschoteld is een absurdistische martial arts-film in de Japanse traditie, inclusief special effects en een commercial break voor sushi.
Het dramatische verhaal van strijder Anaki en de ‘white samurai’ wordt met zoveel overtuiging gebracht dat het publiek moeiteloos wordt meegevoerd in deze in vloeiend nep-Japans gebrachte kitsch. De afwisselende mimiek van de acteurs en hun uitgekiende timing werken goed in de gekke scènes die elkaar in hoog tempo opvolgen. Een flirterige concubine die, beledigd door haar minnaar, hem alle hoeken van de Kung Fu-kamer laat zien of twee strijders die postuum hun eigen dramatische dood bezingen in een musicallied; deze productie hangt van slapstick en maffe wendingen aan elkaar.
De Huilende Kers kan geplaatst worden binnen het visuele cabaret; de nadruk ligt op een fysieke spelvorm met veel aandacht voor mimiek. Samen met het succes van theatergroep The Ashton Brothers of cabaretduo Schudden lijkt er in Nederland een nieuwe theatertraditie te ontstaan. En die smaakt naar meer. (Lotje Dercksen)

Bonanza – Berlin (TF-4)
gezien: 1 september, de Brakke Grond

Naast TF-1, de selectie van succesvolle voorstellingen van het afgelopen seizoen en TF-2, de Fringe, is er ook nog een TF-3 en een TF-4. TF-3 is het randprogramma, gevuld met workshops en debatten. TF-4 presenteert in Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond een vijftal van de voor het Vlaamse zuster-theaterfestival geselecteerde voorstellingen. Bonanza van de Antwerpse groep Berlin is er een van. Verwacht geen theaterbewerking van de bekende Amerikaanse westernsoap. Bonanza is een documentaire film in theatrale setting over het gelijknamige piepkleine stadje in Colorado, USA. Met de nodige soapelementen, dat dan weer wel. Het voormalige mijnstadje, gelegen in de prachtige bergen van Saguache County, bestaat uit zeven permanente inwoners, wonend in vijf huizen. Zij vormen de harde kern. Verder is er nog een handvol ‘buitenmensen’, die in de zomer in hun ‘cabin’ komen genieten van rust en ruimte. Zij komen in de film vrijwel niet aan bod, hoewel hun wel een behoorlijke macht wordt toegedicht. Maar Bonanza draait in eerste instantie om de dagelijkse verwikkelingen van de permanente inwoners, hoe ze bezig zijn met hun eigen leven en natuurlijk dat van hun buren. “Don’t believe anything you hear and only half of what you see.” Met dit credo van inwoner Mark wordt vanaf het eerste moment de blik van de toeschouwer gestuurd. Het blijkt al snel geen overbodige waarschuwing te zijn. Deze bijzondere mensen met hun vreemde ideeën en buitenissige bezigheden zijn bijna zonder uitzondering erg goed in één ding: een mening hebben over hun buren zonder ze daadwerkelijk te kennen. Het levert een bizar maar o-zo-menselijk relaas op van kleine geesten in een wijds landschap, vol intriges en zwartmakerij. Berlin presenteert zijn film in een prachtig theatrale vorm. Op vijf schermen wordt door middel van scherpe editing het verhaal afwisselend vanuit een of meerdere standpunten getoond. Soms tonen alle schermen hetzelfde beeld, maar vaker zien we de vijf huizen en hun inwoners apart van elkaar. Boven de schermen is een maquette van het stadje geplaatst. Op een heuvelachtige ondergrond van zink staan de tot in detail nagebouwde huizen aan weerszijden van de hoofdwegen. Een paar bomen en een rijtje postbussen maken het pittoreske geheel af. Met eenvoudige maar doeltreffende belichting wordt vervolgens sfeer aan het beeld toegevoegd. De huizen en geïnterviewden worden aan elkaar verbonden en de onderlinge relaties krijgen vorm, subtiel en helder tegelijk. Berlin geeft met Bonanza een prachtige schets van kleinmenselijke en kleinstedelijke besognes; universeel, herkenbaar, schrijnend en hilarisch. (Sara van der Kooi)

Klik hier voor meer informatie.

Le Nu Perdu – Le Nu Perdu
gezien: 1 september, Frascati

~

Een onderzoek naar de zachtheid van theater. Dat lijkt het uitgangspunt te zijn geweest voor de makers van Le Nu Perde. In een half uur krijgen maximaal zes toeschouwers een performance aangeboden waarin alles zacht is. Met een zachte blinddoek voor je ogen neem je plaats op een fluwelen kussen terwijl in de warme ruimte lieflijke muziek klinkt. Als de blinddoek eenmaal af mag, bewegen in de schaarse belichting drie performers introvert en teder met elkaar, zichzelf en de toeschouwer. Zelfs de stortbui op het dak doet denken aan een milde zomerbui. Kortom, alles heeft een prettig zachte, intieme gevoelskwaliteit. In deze sfeer wil Le Nu Perdu, zoals ze zelf zeggen, ‘grote zaken’ aan de orde stellen. In de flyer benoemen ze de grote intermenselijke thema’s die ze willen aansnijden. Maar soms werken flyerteksten een beetje averechts. Dan wordt een voorstelling er te veel mee ingekaderd en worden te hoge verwachtingen geschapen. Een dergelijk gevaar ligt hier op de loer. Le nu perdu is namelijk bij uitstek een ervaringsvoorstelling die je gewoonweg moet ondergaan. Natuurlijk zijn alle genoemde conceptuele elementen aanwezig, maar de rationele vaststelling hiervan doet al snel afbreuk aan de ervaring. Niet de flyer lezen dus. Dan blijft Le nu perdu (op een paar kleine schoonheidsfoutjes na die je graag voor lief neemt) een prettig intieme, niet-pretentieuze performance over menselijk contact, met een fijne soundscape en met mooie beelden. Le nu perdu schakelt het denken uit en prikkelt de zintuigen. (Sara van der Kooi)

Klik hier voor meer informatie.

Play the beat – De Mannen
gezien: 31 augustus, Perdu

“Alles is heilig! De neus is heilig! De ziel is heilig! Ieder mens is een engel!” Het cynisme druipt van de computerschermen waarachter De Mannen staan en hun teksten spuien. Na elke voorgedragen zin gaat de pagina door de papierversnipperaar. Drie acteurs en een regisseur, aan elkaar verbonden als De Mannen, maakten de voorstelling Play the beat. Onderwerp is de beatgeneratie, een in de jaren vijftig invloedrijke, controversiële Amerikaanse literaire stroming die zich kenmerkte door jazz, seks, geweld en drugs. De bekendste vertegenwoordigers, Kerouac, Burroughs en Ginsberg, vormden de basis voor deze voorstelling, die als een drieluik is opgezet. De rauwe, vaak hardvochtige teksten denderen over de speelvloer. Bloed, zaad, verslaving, hallucinaties, beschrijvingen van de alledaagse stadse waanzin, het wordt in een stortvloed over het publiek uitgespuwd. Doorsneden met prikkelende jazz brengen de mannen de beatpoëzie zowel in het Nederlands als het Engels. De strijd tegen het establishment en het kapitalisme, het verlangen naar verslaving, naar een vol en meeslepend leven, alles komt voorbij. Maar het meeste komt niet aan. De oorzaak hiervan is niet eenduidig. Aan de ene kant is er de overvloed. De woordenstroom heeft een versnipperd karakter en lijkt eindeloos, zodoende aan kracht verliezend. Aan de andere kant kun je je afvragen of deze teksten wel zo geschikt zijn voor het theater. Jazeker, de beatpoëzie kende performanceachtige trekken. Maar slam poetry is geen theater, evenmin als een voorgedragen stuk proza dat is. Bovendien dringt zich constant het gevoel op dat deze teksten eigenlijk te heftig zijn voor deze zachtaardige, oer-Hollandse mannen. Ze zijn ‘zichzelf’ op het podium, hebben stuk voor stuk een prettige aanwezigheid maar weten (daardoor?) het beatgevaar niet tastbaar te maken. Heel af en toe, spelend met cynisme of een gek personage, word je even verrast en krijgen de woorden betekenis. Zo is de scène van de dokter die met een roestig sardineblikje een blindedarmoperatie uitvoert een verademing. En beklijft een op romantische toon vertelde verkrachtingscène. Maar meestal blijven ze op de achtergrond, letterlijk en figuurlijk. Jammer. Want passie voor taal en theater kan De Mannen niet ontzegd worden. (Sara van der Kooi)

Lichaamswerk – Bernhard Christiansen
gezien: 31 augustus, Ostadetheater

foto: Diana Wildschut
foto: Diana Wildschut

“Vrijheid is ergens je arm op kunnen leggen zonder dat je voet er af wordt geschoten.” Het is helemaal niet zo vanzelfsprekend dat je, als je arm moe is, hem zomaar ergens op kunt leggen. Of het wel mogelijk is om een voet er helemaal netjes van een been af te schieten is dan een volgende kwestie. Bernhard Christiansen, schrijver, performer en theatermaker, gaat in zijn voorstelling Lichaamswerk in op lijfelijke ervaringen en betekenissen. “Lichaamswerk”. De titel van Bernhard Christiansens voorstelling roept associaties op met zweverige zelfonderzoek cursussen. Die associaties lijken even waarheid te worden tijdens een plechtige introductie met wierook en een zweverig-meditatieve fantasie. Maar dan neemt de scène (gelukkig) al snel een onverwachte wending en wordt de toeschouwer op het verkeerde been gezet. Een verwarrende mengeling van poëtische voordrachten, liedjes en sketches volgt. Geen cabaret, geen poëzie, geen theater maar een mengelmoes met af en toe verrassend mooie momenten. In de vorm van een theatrale lezing, met subtitels als ‘ichaamsverschijnselen’, ‘lichaam en leiderschap’ of ‘de toekomst van het lichaam’, probeert Christiansen, laverend tussen absurdisme en hyperrealisme, het menselijke lichaam van allerlei kanten te belichten. Hij heeft hiervoor aantal sterke vormen gevonden. Prettig confronterend is het meezinglied over de warme en zachte baarmoeder waarbuiten alles stuk gaat. Aandoenlijk het gedicht waarin hij een mooi meisje op Oost-Europese wijze verwent met Bulgaarse yoghurt en Slowaakse danspasjes. Ontregelend is het om als toeschouwer als ‘schrijnend geval’ te worden bestempeld. Op die momenten grijpen Christiansens onconventionele en in zekere zin tijdloze taalconstructies je naar de strot. Zijn naturelle podiumaanwezigheid en ietwat schutterige presentatie werken dan in zijn voordeel. Bovendien heeft hij een tweetal scherpe muzikanten die hem hier prima ondersteuning in bieden. Maar dan, plotsklaps, is het een beetje te veel van het goede. De bedeesdheid gaat tegen hem werken en het absurdisme van de teksten verliest aan scherpte. Zijn gereserveerde houding, eerst nog innemend, verzandt in een wat zangerige, zeurderige verteltoon. In plaats van op de toeschouwer te vertrouwen, wil Christiansen naarmate de voorstelling vordert (onbedoeld) steeds meer benadrukken dat er achter iedere scène een diepere laag ligt. En dat gaat op den duur een beetje jeuken. Toegegeven, het valt niet mee om met slechts acht man in de zaal een voorstelling te spelen waarbij je het publiek zo direct aanspreekt. Christiansen slaat zich er dapper door heen. Maar met iets meer dynamiek in zijn podiumaanwezigheid en wat meer stilistische scherpte in zijn teksten zou hij echt ruim een uur boeiend poëtisch cabaretesk theater kunnen maken. Het is te hopen dat hij hierin verder zoekt. Dan kan Bernhard Christiansen met zijn lichtvoetige en ontregelende woordkunst een echte verrijking vormen voor het Nederlandse theaterlandschap. (Sara van der Kooi)

Klik hier voor meer informatie.

Na jizz upon that sofa – De Maan
gezien: 31 augustus, Compagnietheater (kleine zaal)

Vlak voor aanvang van de voorstelling Na jizz upon that sofa werd duidelijk dat er maar zes toeschouwers waren. Omdat met zo weinig publiek de kleine zaal van het Compagnietheater toch wel weer erg groot is, werd het publiek verzocht om plaats te nemen aan de lange tafel op het speelvlak. Deze nieuwe publieksopstelling was duidelijk niet gerepeteerd en dat zorgde voor een grote worsteling van armen en benen op de tafel. Terwijl het publiek zijn best moest doen om niet in lachen uit te barsten, bleven de acteurs, twee mannen en twee vrouwen, verrassend serieus. En dat terwijl de situatie behoorlijk lachwekkend was. Doordat de afstand zo klein was geworden, kon je als toeschouwer nauwelijks de performance rustig over je heen laten komen. De meeste aandacht ging uit naar het ontwijken van handen en voeten. De onsamenhangende teksten waren daardoor heel slecht te volgen. In de aankondiging vermeldt het kunstenaarsinitiatief De Maan dat de voorstelling over Andy Warhol gaat. Maar afgezien van de witte pruiken en pakken van de acteurs zijn de verwijzingen waarschijnlijk alleen te begrijpen door de kenners. Een mini-monoloog waarin Andy de nadelen van allerlei kunststromingen opnoemt in tegenstelling tot zijn Popart is een van de schaarse momenten die inhoudelijk interessant zijn. Het overgrote deel van de krappe dertig minuten bestaat uit losse handelingen zoals het in brand steken van een kat van suikerblokjes en het rollen door aardbeien. Toen de kilo’s geplette aardbeien ten slotte ook de kleren van de toeschouwers besmeurden, was het gelukkig tijd om de zaal te verlaten. (Sophie Janssen)

Muziek / Album

Gemiste kans

recensie: Putumayo Presents Americana

Muziekstromingen definiëren is een lastige bezigheid. Wat is ‘Americana’ en wat niet? Het persbericht van Putumayo dat de nieuwe sampler Putumayo Presents Americana vergezelt, rept van “a range of diverse cultural influences that have combined to form what is now called Americana music. Sometimes called ‘alternative country’, it’s a genre whose parameters are broad enough to include bluegrass, folk and traditional country with occasional elements of blues, jazz and others thrown in”. Een erg brede definitie, die zou kunnen leiden tot een spannende selectie van artiesten uit het genre.

De Putumayo-samenstellers hebben de pijlen ditmaal echter gericht op een rijtje traditionele artiesten, die allemaal hun metier beheersen maar niet betrapt kunnen worden op ook maar enige vorm van vernieuwing. Zo kun je jezelf afvragen waar de keus vandaan komt om een ruim vijf minuten durende cover van House of the Rising Sun door Tim O’Brien op te nemen op deze sampler. Met alle respect, maar wie zit daar op te wachten?

Old Crow Medicine Show (foto Danny Clinch)
Old Crow Medicine Show (foto Danny Clinch)

Vernieuwing?

Het accent bij Putumayo Presents Americana ligt op de country (Robert Earl Keen, Old Crow Medicine Show, Terri Hendrix), folk (Josh Ritter, RobinElla, Mulehead, Ruthie Foster) en bluegrass (Alison Brown), maar men vergeet volledig de meer ‘alternatieve country’. Jammer, want de Americana-stroming bevat in de beleving van vele muziekliefhebbers toch zeker ook relevante en meer vernieuwende artiesten zoals Ryan Adams, of bands als Richmond Fontaine, Calexico, Wilco of Iron & Wine? Een gemiste kans, want hoewel aan de artistieke kwaliteit van deze sampler niets valt af te dwingen, is het eindresultaat een wel zeer verantwoorde en daardoor belegen plaat geworden.

Muziek / Album

Saaie muziek in een divers jasje

recensie: Elektrons - Red Light Don't Stop

Ze zijn met z’n tweeën, ze komen uit Manchester en ze heten Elektrons. De afgelopen jaren maakten ze onder namen als The Unabombers en Electric Soul Soundsystem al naam met dj-sets en remixes. Na de succesvolle release van de vorig jaar verschenen ep Get Up verschijnt deze zomer het debuutalbum Red Light Don’t Stop.

Luke Cowdrey en Justin Crawford, zo heten de heren, laten op hun debuutplaat een mix horen van funk en soul uit de jaren zeventig, hiphop uit de jaren tachtig, en voorzien dit van een 21ste eeuwse dancebeat. De Britse pers heeft Red Light Don’t Stop inmiddels met vele hosannarecensies overladen. Het album zou met afstand het beste dancealbum van het jaar zijn en Elektrons worden de redders van de Britse dance genoemd. Welnu, als dit de redding moet zijn, mogen we vrezen voor het ergste.

Soulstem

Het Britse duo laat zich ondersteunen door verschillende vocalisten. Vijf nummers worden gezongen door Pete Simmons, een man met een erg mooie, heldere soulstem met een groot bereik. Twee vrouwelijke MC’s, Eska Mtungwazi en Tor, doen met hun rauwe rappen, kreunen en hijgen een beetje denken aan M.I.A. Ook Holly Backler, een soultante met een dijk van een stem, en Jurassic 5 rapper Soup geven acte de présence. Door dit bonte en heterogene gezelschap heeft Red Light Don’t Stop een sfeer van diversiteit over zich af weten te roepen.

~

Qua vocalen, en ook qua tempo, zit er dus aardig wat variatie in de nummers, maar het gros daarvan heeft ook een gemene deler, namelijk een gebrek aan muzikaliteit. Driekwart van de nummers zijn saaie nu-soultracks met een dancebeatje. Ongeïnspireerde, voor de hand liggende akkoordenschema’s, weinig melodie, weinig instrumenten. De songs bestaan bijna alleen uit drumsecties en vocalen. Op de achtergrond is nog wel regelmatig een pianootje aanwezig, maar hier komt vaak niet veel meer uit voort dan onsamenhangende, loze riedeltjes, die je tevergeefs doen zoeken naar iets muzikaals.

Crossover

Britse danceartiesten als Groove Armada en Basement Jaxx laten allebei al een handvol cd’s lang een geslaagde crossover van Britse urban en dance horen, regelmatig opgesierd met soulvolle vocalen. Beiden onderscheiden ze zich in muzikale spanning, kwaliteit, diversiteit en originaliteit, maar de muziek van Elektrons scoort op die onderdelen bij lange na niet zo hoog als hun landgenoten. De enige echte uitzondering is Dirty Basement, dat op single wordt uitgebracht maar absoluut niet representatief is voor de hele cd. Dus bestel niet direct de cd als je deze lekkere single hoort, maar beluister eerst de rest van het album. Dat zou je namelijk weleens tegen kunnen vallen.

Theater / Voorstelling

Een prettig oordeelloos seksweekend

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Een soort van mooi

Twee jonge mensen brengen het weekend door in bed, bij haar thuis. Ze seksen wat, eten wat, drinken wat en… wandelen met het hondje van de buurvrouw. Mocht dit klinken als een redelijk saaie bedoening, de enscenering doet daar nog een schepje bovenop: een stel op een stoel aan een minuscuul bartafeltje, punt. En dat bijna een uur en een kwartier lang. Toch is Een soort van mooi allesbehalve saai. Marcel Osterop en tegenspeelster Constance Kruis slepen de kijker in een sterke afwisseling van inhoudelijke monologen en tamelijk lege dialogen in een dik uur door alle ‘opwindende’ facetten van een relatie.

~

Een paar grote filmlampen schijnen in een krappe cirkel om de jongen en het meisje. Ze zeggen: het wereldje van deze twee mensen bestaat op dit moment uit elkaar, de rest doet er even niet toe.

Zij bijt het spits af. Op bijna dweperige toon schetst ze wat hij voor haar betekent. Voor haar, de doemdenker die niet goed voor zichzelf zorgt. Al in haar eerste monoloog schemert door: zij maakt zich graag afhankelijk van hem, heeft hem nodig. Als hij begint te vertellen, blijkt al snel dat hij, de zonnigere van de twee, haar ook nodig heeft. Of misschien: het nodig heeft dat zij hem nodig heeft. Of zoiets. Want liefde, nee, dat is het niet, al zou je het soms wel bijna denken. Het is een noodoplossing. Maar wel een goede. Hij glimlacht slechts subtiel als zij aan het woord is – en andersom. Ze kijken nauwelijks naar elkaar, zijn ook schijnbaar afwezig bij het verhaal van de ander, gezien de ontboezemingen die ze over het voetlicht brengen. Dat roept een prettige, intieme spanning op, opmaat naar het voyeurisme van komende scènes.

Boswandeling

~

Na vier monoloogjes is ongeveer duidelijk hoe de vlag erbij hangt en komt de eerste dialoog zo goed als uit de lucht vallen. Van een maf raadspelletje slaat die om in nonchalant geklets over blote dozen c.q. bevers en prittstiften c.q. joekels. Zonder er een erotische lading aan te geven, spreken de jonge acteurs – ook later in het stuk – hele pornoboekjeszinnen uit. Achteloos, in het voorbijgaan, vanzelfsprekend. Mooi.

De toeschouwer krijgt door het (afwezige) open raam een kijkje in het leven van dit stelletje, zo maar een stelletje. Al is daar eigenlijk niets te zien, bestaat de interactie uit gezichtsuitdrukkingen en bescheiden gebaren, verstrijkt de tijd door een korte stilte en spelen zelfs de bedscènes en de boswandeling met Keesje zich louter in woorden – en dus in de hoofden – af.

Osterops levendige tekst, zijn eerste ooit, is uit het leven gegrepen en in prikkelende spreektaal. De woorden krijgen de aandacht die ze verdienen; de ultrakale enscenering van Olivier Provily eist in ieder geval niet de aandacht op, houdt hooguit de blik gericht. Ook het genuanceerde, gedoseerde spel van Oosterop en Kruis geeft de inhoud bijval. De twee houden je erbij, geholpen door voldoende plotselinge, maar terloops gepresenteerde scèneovergangen en de snelle ontwikkeling in hun relatie (sommigen doen daar jaren over…).

 Het allermooist aan Een soort van mooi is dat het zo prettig oordeelloos is. Geen van beiden heeft gelijk of ongelijk. Ze wekken geen uitgesproken sympathie of antipathie op. Oké, ze zijn een beetje depri en afhankelijk of een beetje vrolijk en dwingend. Dat mag. Sterker, dat moet. Want juist daarom werkt deze noodoplossing zo goed.

Een soort van mooi is nog tot 13 oktober 2007 te zien. Kijk hier voor meer informatie.

 

Boeken / Fictie

Zijn pik is een aandoenlijk, aaibaar haasje

recensie: Elsbeth Etty - Maak jezelf maar klaar

Er was er een jarig en dat zullen we weten ook. De grootvorst der Nederlandse letteren Harry Mulisch bereikte op 29 juli jongstleden de (zoals dat dan heet) respectabele leeftijd van tachtig jaar. Aanleiding voor zijn uitgever De Bezige Bij om een zestal novellen te publiceren die allemaal op eigen wijze werk van Mulisch centraal stellen. Meest verrassend is Maak jezelf maar klaar, het fictiedebuut van literatuurcriticus Elsbeth Etty.

De feestreeks werd ingezet door Abdelkader Benali met De eeuwigheidskunstenaar, over een schrijver die de eeuwige jeugd verkrijgt. Daarmee verwees hij vooral naar Mulisch zelf. Dat kan ook gezegd worden van De eerste jaren van Doeschka Meijsing. In haar novelle beschrijft ze eenzelfde soort jongen als Mulisch in De pupil, maar het “hadden heel goed de eerste jaren van Harry Mulisch kunnen zijn”, verklaart de uitgever zelf. Minder gericht op de jarige schrijver is Marcel Mörings Een vrouw. Möring gaat verder waar Mulisch’ Twee vrouwen ophield en beschrijft het leven van hoofdpersoon Laura vijfentwintig jaar later. Jessica Durlacher is met Wat gebeurde er met Cathy M? zichzelf en schreef in slordig Nederlands ook haar bijdrage aan het feestgedruis. A. F. Th. (van der Heijden) schreef onverstoord door aan zijn cyclus ‘Homo Duplex’ en voegde er met Mim alweer het tweede tussendeeltje aan toe; als hij zo doorgaat komt er zeker geen einde aan de reeks. En dan is er nog Elsbeth Etty.

Feministisch evangelie

De lezer van De ontdekking van de hemel zal bij de titel van Etty’s boek direct terugdenken aan een van de sleutelscènes van Mulisch’ grote roman. Vlak voordat Max Delius samen met Onno het dossier van zijn gefusilleerde vader gaat inkijken, vrijt hij met Ada. Als Onno aanbelt, stapt Max uit bed en zegt hij tegen Ada: ‘Maak jezelf maar klaar’. Hiermee is voor Ada de vriendschap over, waarna ze de vrouw van Onno wordt. Bij Etty wordt de zin nog vele malen belangrijker. Etty’s Ada is niet geschokt door de botheid van Max, maar weet zich hierna seksueel bevrijd. En daarmee verliest ze de naïeve status van heilige vrouw die in De ontdekking Gods laatste gezant op aarde moet baren.

Maak jezelf maar klaar bestaat uit de dagboeken die Ada bijhield, voor- en nagegaan door aanvullende ‘feiten’ van Ada’s moeder Sophia Brons. Het boek verhoudt zich dan ook tot Mulisch’ De ontdekking van de hemel als het evangelie van Maria Magdalena tot de vier canonieke evangeliën. Etty’s boek lijkt bedoeld te zijn als een speelse verwijzing naar feministische literatuur die mannelijke verhalen door de ogen van een vrouw vertellen. Het is een aardige vondst en daar heeft Elsbeth Etty er nog een aantal van. Jammer is wel dat ze zelf zo opgetogen van haar ideetjes is geraakt, dat ze ten overvloede worden uitgewerkt. Ada is eenzijdig geportreteerd en in haar dagboeken valt ze veel in de herhaling, vooral over haar omgang met mannen.

Wansmakelijk

Volgens Ada zijn Max en Onno een paar aanstellers die een gezamenlijke Mariafantasie delen. Haar eerste indruk is dat ze “twee homo’s zijn die samen een kind willen en op zoek zijn naar een baarmoeder, zoiets.” Ada blijft benadrukken dat de twee op een wel erg verwijfde manier met elkaar omgaan. Zo plaatst Etty ‘de heilige maagd’ Ada tussen de innige vriendschap van Onno en Max en blijft er van de mythische vrienden uit De ontdekking slechts een tweetal kinderlijk speelse jongetjes over. Het machismo van Max wordt tot letterlijk tot kleine proporties teruggebracht als Ada in haar dagboek noteert dat Max’ pik “een aandoenlijk, aaibaar haasje” is.

Doordat voor Ada na Max’ opmerking een nieuwe seksuele wereld opengaat (Ada beseft dat jezelf klaar maken überhaupt mogelijk is), verwijst Etty ook op een andere manier naar het feminisme, de zogenaamde tweede feministische golf, die zich vanaf de jaren zestig voltrok. Ook leuk bedacht, en het levert ten opzichte van De ontdekking van de hemel soms zelfs degelijke literatuur op. Daarom is het jammer dat Etty’s proza op seksueel vlak volledig ontspoort. Ada is niet alleen de seksueel bewuste vrouw die heel goed weet wat voor masculien spelletje Max en Onno met haar spelen en die weigert zomaar de rol van een tweede Maagd Maria te vervullen bij de verwekking van hun beider zoon, ze is ook een seksueel gefrustreerde vrouw. Hierdoor is haar dagboek helaas een kliederboek vol neuken en zelfbevrediging. Zeker als Ada naar aanleiding van de geboorte van prins Willem-Alexander tot haar gruwel ontdekt dat Beatrix ‘dus óók geneukt’ heeft, verwordt het goede idee tot een wansmakelijke flauwiteit.

Valkuilen

Toch blijft het de moeite waard om door Ada’s lichaamssappen heen te bladeren, omdat Elsbeth Etty verder lang niet slecht schrijft en het uiteindelijk weinig afbreuk doet aan haar feministische variant van De ontdekking. Zelfs andere opzichtige foutjes kunnen haar wel vergeven worden. Zo stinkt Etty in een paar valkuilen die een dagboekroman altijd in petto heeft. Teveel informatie bestemd voor de lezer vijftig jaar later, maar die iemand destijds nooit zou opschrijven. Of het citeren van een gedicht dat de dagboekschrijfster uit het hoofd kent en dus helemaal niet op hoeft te schrijven om duidelijk te maken wat ze voor zichzelf bedoelt. Alle begin is moeilijk, daar verandert jaren literatuurkritiek blijkbaar niets aan.

Het beste is echter de zakelijke afronding van het verhaal door Sophia Brons, als zij probeert na te gaan wat er met de spoorloos verdwenen Quinten is gebeurd. De scheppingsdaad van Harry Mulisch – God die zich afkeert van de wereld en Quinten geboren doet worden om de benodigde stenen tafelen der wet naar de hemel terug te brengen – kan natuurlijk niet overtroffen worden. Maar Etty weet met haar bestemming voor Quinten dat grote gebaar wel te benaderen. Het aardige aan deze en de andere knipogen naar Mulisch’ werk is dat Etty zowel bij de fervente fans als haters van Mulisch in de smaak kan vallen. Voor de jarige zelf zal dat allemaal niets uitmaken. Mulisch beziet al tachtig jaar alles wat ter meerdere ere en glorie van zijne grootsheid gedaan en gezegd wordt (of wat daar verbeten afbreuk aan wil doen) met dezelfde verheven (of arrogante) houding.

Film / Films

Sterk eind aan superieure trilogie

recensie: The Bourne Ultimatum

Aan deze door vervolgen gedomineerde filmzomer komt met The Bourne Ultimatum, het derde deel in de Bourne-trilogie, een einde. Net als het tweede deel werd ook deze film, over de getroebleerde en opgejaagde ex-geheim agent Jason Bourne die naarstig op zoek is naar zijn identiteit, geregisseerd door de Brit Paul Greengrass. Het levert een van de enerverendste en intrigerendste actiefilms van dit jaar op.

~

Net als in The Bourne Identity en The Bourne Supremacy, draait het in The Bourne Ultimatum (wat zijn die titels toch lastig uit elkaar te houden) uiteindelijk om twee parallel lopende zaken. Allereerst wordt Jason Bourne nog steeds geplaagd door geheugenverlies en wil hij meer weten over zijn identiteit. Daarnaast wordt hij steeds weer geconfronteerd met schimmige overheidsdiensten die Bourne zien als een los eindje dat afgehandeld (lees: uit de weg geruimd) moet worden. Het levert Bourne naast een hoop hoofdbrekens en veel hachelijke situaties weer flink wat gereis op, want de speurtocht brengt hem dit keer van Moskou, via Parijs, Londen, Madrid en Tangiers, naar New York.

Paul Greengrass (United 93) voert na Supremacy ook bij Ultimatum weer de regie en zijn hand is vanaf de eerste seconde herkenbaar. Zijn kenmerkende stijl van alleen maar handcamerawerk en extreem korte shots lijkt hier zelfs een nieuw hoogtepunt te vinden. Doet dit je in het begin soms smachten naar een statief of een shot langer dan vier seconden, op een gegeven moment word je er toch steeds verder door in de film gezogen. Zeker als de actie een paar versnellingen hoger gaat, zoals in de fantastische achtervolging in het labyrintachtige Tangiers of de orgie van autobotsingen in New York.

Grimmig

Aan het voorafgaan van Identity werd nog menig wenkbrauw gefronst dat ‘knulletje’ Matt Damon de rol van Jason Bourne zou gaan vertolken. Na drie films kunnen we wel stellen dat hij zich dit karakter zo eigen heeft gemaakt dat iemand anders in die rol moeilijk voor te stellen is. Zijn ingetogen acteerstijl past uitstekend bij de ‘droge’ Bourne-stijl. Wat hierbij opvalt, is de afwezigheid van zelfs maar een greintje tongue-in-cheek of een zweem van ironie (en daarmee het ontbreken van quotebare oneliners). Daarmee steekt het schril af bij andere actiefilms en krijgt het direct een grimmiger, realistischer karakter. Dat neemt niet weg dat er soms toch nog wat gaatjes in het script zitten, maar tijd om daar over na te denken krijg je door het moordende tempo toch nauwelijks.

~

Als actievehikel stijgt de film al ver boven de middelmaat uit, maar wie door de dikke laag adrenaline-actie heenkijkt kan in de loop van de film ook nog eens een mooie parabel van het post-9/11-tijdperk ontwaren. Want niet alleen speelt de film duidelijk in op de angst voor misbruik van bijvoorbeeld het Echelon-netwerk of het aftappen van elektronische systemen (van beveiligingscamera’s tot bankgegevens) om werkelijk iedereen wereldwijd te kunnen bespioneren.

Het toont tevens een parallel tussen het bedrog dat Bourne voelt en die waar het (Amerikaanse) volk de laatste jaren mee geconfronteerd wordt. Het motief van Bourne om zich destijds aan te bieden als vrijwilliger was namelijk ‘om Amerikaanse levens te redden’. Wat er gebeurde was dat hij juist levens kapotmaakte – waaronder vele Amerikanen. Hoe meer hij te weten komt over zijn achtergrond, des te meer hij zich verraden en misbruikt voelt door de overheid. Hij was slechts een instrument (beter gezegd: wapen) in handen van machtsgeile overheidsdiensten. Overheidsdiensten die bovendien vaak drukker waren met het elkaar de loef afsteken dan een gezamenlijk doel in de gaten houden – is dat niet iets dat we in de aanloop naar de invasie van Irak ook zagen?

Geëngageerd

Natuurlijk zijn achterhoedegevechten tussen overheidsdiensten, de geheime agent als pion in een wereldwijd schaakspel en het misbruik van ultramoderne snufjes om de burger te bespioneren standaardingrediënten in spionagefilms. Maar het rauwrealistische karakter van de film en de angst voor een leugenachtige en Big Brother-achtige overheid maken dat de film – wie dat wil zien – in handen van een politiek-geëngageerde regisseur als Greengrass meer is dan alleen plat vermaak.

~

Het maakt The Bourne Ultimatum eerder het eenentwintigste-eeuwse neefje van paranoiathrillers uit de jaren zeventig als The Parallax View en The Conversation, dan een familielid van de James Bonds en Die Hards van deze wereld. Of hier nog een vierde deel aan toegevoegd wordt blijft de vraag. In ieder geval kunnen we concluderen dat na drie ijzersterke delen visueel en gevoelsmatig de cirkel rond is, maar dat Jason Bourne – pardon: David Webb – weer een beter mens is geworden.

Film / Films

Lollige kerstboom met nadrukkelijke boodschap

recensie: SEXTET

“Het is in Nederland niet aan de vrouw om zich zedig te kleden, maar aan de man om zijn poten thuis te houden.” Subtiliteit is niet de sterkste kant van SEXTET, de tweede film van het drieluik dat filmmaker Eddy Terstall maakt over de Nederlandse samenleving. SEXTET is weliswaar in de woorden van de regisseur een ‘vrolijke kerstboom’, maar dan wel een kerstboom met een nadrukkelijke boodschap.

De film bestaat uit zes losse verhalen, die verbonden worden door een raamvertelling. Een leraar op een Vlaamse filmacademie laat de film aan zijn leerlingen zien om ze te leren hoe het niet moet. Hij zet keer op keer de projector stil om te wijzen op inconsistentie in de filmstijl, goedkope grappen of overbodig bloot. Terstall lijkt zijn critici te slim af te willen zijn, door vooraf al zijn stilistische uitspattingen van negatief commentaar te voorzien. Zo verandert een zwart-wit beeld in kleur op het moment dat iemand opmerkt dat “je het allemaal niet zo zwart-wit moet zien”. Terstall heeft er duidelijk lol in.

Vooral veel lol

~

Het lijkt erop dat iedere acteur die iets voorstelt in Nederland maar wat graag met de regisseur wil werken. De cast, crew en facilitaire bedrijven zagen af van een honorarium om de film, met een budget van 67.000 euro, van de grond te krijgen. Wat ze ervoor terugkregen was vooral veel lol. Jan Mulder laat zich in een bijna geheel in het Gronings gesproken verhaallijn verleiden door jong blaadje Esmarel Gasman. Dieuwertje Blok mag met de borsten bloot met Katja Schuurman in bed liggen, en Erik Sauers is een metroman die door het lesbische koppel uit zijn vriendenkring gevraagd wordt de vader van hun kind te worden, omdat halfbloedjes nu eenmaal langer leven. Een hele neger vinden ze dan weer minder geschikt, “want die hebben van die trekken… Niet dat jij dat hebt, hoor!”

Er is nauwelijks een bevolkingsgroep te bedenken die zich niet beledigd zou kunnen voelen door SEXTET. Grappen over negers, moslims, Christenen, lesbo’s, Gooise vrouwen en mooie meisjes vliegen je om de oren. Politiek incorrect zijn ze altijd, leuk gelukkig meestal ook. Ondertussen worden vooroordelen onderuit gehaald en weer opnieuw in elkaar gezet.

Vrouwenliefhebber

~

Minder leuk wordt het eigenlijk pas als de verhaallijnen serieuzer worden. SEXTET is in eerste instantie een komedie, maar Terstall wil er nadrukkelijk een moraal in kwijt. Daarom zitten de lesbische vrouwen topless in het park over de onderdrukking van moslima’s te praten en is de leraar met zijn afkeer van naaktscènes zelf de grootste viezerik.

Vervelender is de zinloze verhaallijn, waarin Dirk Zeelenberg verliefd wordt op het ‘monsterlijke meisje’, Terstalls nieuwe protégee Esmarel Gasman. De verhaallijn dient geen ander doel dan Gasmans niet te betwisten schoonheid eindeloos in beeld te brengen en van commentaar in de voice over te voorzien. Dan is het niet langer provocateur Terstall die de film regisseert, maar neemt vrouwenliefhebber Terstall het over, en die is helaas heel wat minder kritisch ten opzichte van zijn eigen film.

Lees hier een interview met Eddy Terstall over deze film.

Film / Films

Liefde in tijden van genocide

recensie: A Sunday in Kigali (Un dimanche à Kigali)

In A Sunday in Kigali brengt de Canadese journalist Bernard Valcourt heel wat uren door aan de rand van het zwembad van Hôtel des Milles Collines in Kigali, Rwanda. Alleen of (meestal) in het gezelschap van vrienden, altijd een fles bier op tafel. En als hij niet op het terras zit, kijkt hij neer op het azuurblauwe water vanaf zijn balkon. Speurend naar de mooie serveerster Gentille, een glimlach met haar uitwisselend.

~

Het zijn flashbacks uit gelukkiger tijden, zo blijkt al snel. In andere scènes heeft de opgewekte opwinding plaatsgemaakt voor een grimmige, grauwe sfeer. In de stilte na de storm van moord en angst die in 1994 over Rwanda raasde, is Bernard op zoek naar Gentille. Dat wekt aanvankelijk irritatie op: een blanke kerel die blijkbaar ontsnapte aan de hel en nu als een bezetene overlevenden ondervraagt, terwijl hij maar weinig aandacht heeft voor hun leed. Het is echter vooral de verwarrende structuur van de film die daar debet aan is. Omdat het verhaal vóór en het verhaal na de genocide tot het einde toe door elkaar lopen, duurt het lang voordat de relatie tussen Bernard en Gentille tot wasdom komt en je begrip kunt opbrengen voor zijn wanhoop.

Blanke hoofdrol

~

Want A Sunday in Kigali, gebaseerd op het boek Een zondag aan het zwembad in Kigali van Gil Courtemanche, draait om liefde in tijden van genocide. De relatie tussen Bernard en Gentille ontvouwt zich tegen een achtergrond van polariserende verhoudingen tussen Hutu’s en Tutsi’s, en toenemend geweld in Kigali. Om de gruwelijkheid van de genocide in beeld te vatten concentreert de film zich op het liefdesdrama, met een blanke hoofdrol om een brug te slaan naar de Westerse kijker. Het is een begrijpelijke scenariokeuze en gelukkig is Bernard bepaald geen glamourheld, maar een morsige journalist die teveel drinkt, stijfkoppig het naderende gevaar niet wil zien en (als het te laat is) machteloos moet toekijken. Persoonlijk drama uitvergroten als metafoor voor het anonieme massageweld kan effectief zijn, mits het niet misplaatst is. En daar wringt het enigszins in A Sunday in Kigali. Het lot van Gentille is verschrikkelijk en Bernards leed daardoor immens, maar weegt het zwaarder dan de gruwelen die andere personages moeten doorstaan?

Het is jammer dat de makers van de film menen dat de kijker Bernards perspectief nodig heeft om te begrijpen wat er gebeurt, en de lotgevallen van andere personages naar het einde toe duidelijk daaraan ondergeschikt zijn. Zo is het uiteindelijk te weinig een film over de genocide en teveel een film over een koppige man met eeuwige spijt.

Film / Films

Opgesloten in een lichaam

recensie: The Diving Bell and the Butterfly (Le Scaphandre et le papillon)

Als Jean Dominique Bauby (Mathieu Amalric) na een beroerte gedesoriënteerd wakker wordt in een streekziekenhuis, blijkt hij te lijden aan het locked-in-syndroom: hij is geheel verlamd en kan enkel nog zijn oogleden bewegen. Als zijn rechteroog het toch niet zo goed blijkt te doen, wordt die voor het gemak maar even dichtgenaaid. “Dat voorkomt ontstekingen”, legt de dokter enthousiast uit. “Rot op!”, roept Bauby, maar niemand hoort hem. Met het ene oog dat hem nog rest, ziet hij zich genoodzaakt contact te maken met de wereld.

The Diving Bell and the Butterfly is de derde film van de New Yorkse kunstenaar Julian Schnabel. Eerder maakte hij Basquiat (1996) over de gelijknamige schilder, en Before Night Falls (2000) over de Cubaanse dichter Reinaldo Arenas. Voor het onderwerp van zijn nieuwe film koos hij wederom een personage dat echt bestaan heeft: Elle-hoofdredacteur Jean Dominique Bauby. Ondanks het locked-in syndroom, kreeg deze het toch voor elkaar een boek te schrijven. Tien dagen na publicatie overleed hij. Schnabel won met zijn film dit jaar de prijs voor de beste regie in Cannes.

~

De film doet sterk denken aan Mar adentro (2005) van Alejàndro Amenábar die ook totale verlamming tot onderwerp heeft. Maar waar die sober van stijl is en vooral euthanasie als thema behandelt, is The Diving Bell and the Butterfly een uitbundige, kleurrijke en heel grappige film geworden die in zijn rijke associaties een aanmoediging is tot leven en liefhebben.

Knipperen

Het verhaal wordt voor het grootste deel van de film verteld vanuit het perspectief van Jean-Dominique. Door zijn ogen zien we de wereld om hem heen. Was dat voorheen de hippe, snelle modescene van Parijs (in een halve seconde als herinnering in beeld gebracht), nu is het zijn ziekenhuiskamer en de balustrade met uitzicht over zee, waar hij bezoek ontvangt. Als Bauby met zijn oog knippert, gaat het beeld een fractie van een seconde op zwart. Als hij tranen in zijn oog heeft, is het onscherp of mistig. Als hij in paniek raakt, gaat de camera alle kanten op. Het is een geniale vondst. Nergens wordt de film statisch. Met zijn cynische voice-over voorziet Bauby de beelden van commentaar en word je als kijker deel gemaakt van zijn beleving.

Kasplant

~

Bauby’s nieuwe identiteit als kasplant doet hem vervallen in contemplaties. Gekluisterd aan zijn bed komt hij erachter dat hij dan weliswaar geleefd heeft, maar dat hij zijn aandacht enkel heeft besteed aan oppervlakkigheden: vrouwen, roem, status. Juist dat hij de dierbaren die hij voorheen verwaarloosde (zijn ex-vrouw, zijn kinderen) nu niet meer kan aanraken, frustreert hem oneindig. De immer positief ingestelde ziekenhuisstaf probeert hem aan te moedigen tot communicatie. Logopediste Henriette noemt met engelengeduld de letters van het alfabet op. Bauby moet met zijn oog knipperen als hij de letter hoort die hij wil gebruiken. “Ik wil dood”, knippert hij.

Levenslust

Dit dieptepunt bereikt hebbende, besluit Jean-Dominique op een dag zijn zelfmedelijden aan banden te leggen en te genieten van de twee dingen die hij nog heeft: zijn herinneringen en zijn fantasie. Met zijn herwonnen kracht besluit hij zijn levenverhaal vast te leggen. Zijn uitgever stuurt een medewerkster die de taak wel aandurft. Knipperend met zijn oog dicteert hij haar een heel boek. Verleden, heden en fantasieën lopen door elkaar heen als een associatieve beeldenbrij met Bauby’s voiceover als gids. Zijn rijke, eloquent geformuleerde binnenwereld staat in schril contrast met zijn verlamde, vrijwel levenloze buitenkant. Het is aangrijpend, en als kijker kan je niet anders dan samen met het ziekenhuis personeel hopen op een wonder.

Muziek / Album

Een logisch vervolg

recensie: The New Pornographers - Challengers

De vierde plaat van de vaak als indie-supergroep bestempelde The New Pornographers is een feit. Voornaamste songschrijver en bandleider Carl Newman verdween een jaar geleden uit Vancouver (Canada) zonder een woord te zeggen, om vier maanden later weer op te duiken in Brooklyn. Met een mysterieus litteken en een nieuwe verzameling nummers die zijn verhaal van de afgelopen twee jaar vertelt.

De term indie-supergroep vond ik altijd sterk overdreven. Toegegeven, The New Pornographers wisten een aantal zeer aardige powerpop-platen te maken met puntige liedjes met een dikke sixties tic (Beatles, Beach Boys), maar een supergroep is het zeker niet. Niet in kwaliteit althans, wel in het feit dat het een erg bezige band is. Veel bandleden houden er hun eigen projecten op na: veteraan Carl Newman heeft zijn soloproject, waarvan binnenkort weer een nieuwe plaat verschijnt en ook Dan Bejar (Destroyer), Neko Case en de andere bandleden hebben hun sporen ruimschoots verdiend (Limblifter, Age of Electric).

Foto Steven Dewall
Foto Steven Dewall

One-trick pony

In vergelijking met voorgangers Mass Romantic (2000), Electric Version (2003) en het alom bejubelde Twin Cinema (2005) is de nieuwe plaat Challengers erg rustig. Alleen de nummers All The Things That Go to Make Heaven And Earth en Mutiny, I Promise You doen herinneren aan het eerdere werk, dat uitblonk in spingerigheid en puntigheid. Is dat erg? Ja en nee. Ja, omdat deze twee nummers door hun meer uitgesproken karakter wel behoren tot het beste dat de plaat te bieden heeft. Sterker nog: beiden zijn heerlijke nummers. Aan de andere kant kan ik de vraag ook met ‘nee’ beantwoorden, aangezien aan de oude werkwijze voor mij ook nadelen kleefden. Het bracht een melodieuze vlakheid met zich mee die vaak te nadrukkelijk aanwezig was. De rustigheid van deze plaat heeft in ieder geval de ruimte geschapen om meer met melodie en sfeer te doen. De invulling daarvan had echter helaas veel beter gekund. Powerpop-bands zijn nu eenmaal vaak one-trick ponies en er is altijd het gevaar dat je blijft zitten met (te) slappe pop als je de power wegneemt. En dit is zeker het geval met dit nieuwe album. Challengers is een erg grillige groeiplaat en fans van de band zullen wel wat meer hun best moeten doen om zich deze plaat eigen te maken. En het is zeer de vraag of The New Pornographers er uiteindelijk nieuwe zieltjes mee gaan winnen; daarvoor mist de plaat toch inhoud. De songs zijn niet sterk genoeg om zonder power overeind te blijven.

Verdieping

De kalmte van de plaat is niet het enige dat opvalt. Op een tweetal andere manieren werd geprobeerd om verdieping in de muziek aan te brengen. Naast Carl Newman heeft Dan Bejar ook een aantal nummers bijgedragen aan dit album, waarbij hij eigenlijk alleen met Entering White Cecilia het niveau van zijn solowerk met Destroyer weet te halen. Myriad Harbour en The Spirit of Giving kunnen mij in ieder geval niet bekoren. Daarnaast kregen de vocalen van Kathryn Calder een grotere rol toebedeeld, zo blijkt in Failsafe en Adventures in Solitude. Haar stem mixt beter met de muziek dan de stem van Neko Case, maar mist hier en daar wel de scherpte van de laatsgenoemde. Beide veranderingen vallen dus niet onverdeeld positief uit. In de vernieuwingsdrang verliest de band behoorlijk wat van het oospronkelijke geluid en de urgentie die het in het verleden had, en dat is jammer. Maar misschien is het onwennigheid met de nieuwe werkwijze en zal de band zich op een volgend album weer revancheren. Challengers lijkt een logisch vervolg voor een groep die al een tijd meedraait en die zich niet tot in den treuren wil blijven herhalen. Je moet er als band echter wel voor zorgen de essentie van je muziek in het oog te houden.