Boeken / Fictie

Over het verschil tussen neuken en liefhebben

recensie: Aristide von Bienefeldt - Leer mij Walter kennen

Het woord ‘neuken’ is misschien wel een van de fascinerendste woorden van de Nederlandse taal. Het is in staat om in een oogwenk zowel vooroordelen als nieuwsgierigheid op te roepen, en trekt op zijn minst altijd de aandacht. Aristide von Bienefeldt strooit in zijn roman Leer mij Walter kennen kwistig met het woord en zijn synoniemen. Maar achter de soms stuitende platheid schuilt een bijzonder en intelligent geschreven boek.

Want er wordt heel wat afgeneukt in het boek, en flink expliciet ook. Heel verrassend is dat niet als je weet dat de naamloze ik-persoon van het verhaal een prostituee is die een even zorgeloos als bandeloos leven leidt en een aantal vaste klanten in Londen en Parijs bedient. Ooit heeft hij een kortstondige affaire gehad met Piolyne Couture-Pees, die hem destijds vooral gebruikte als ‘spermaleverancier’, zoals hij het zelf noemt. Als haar ouders omkomen bij een auto-ongeluk spoort ze hem weer op en nodigt ze hem uit voor het verjaardagsfeest van haar zoon Walter, om hem de volgende dag te kunnen introduceren als Walters biologische vader. De ik-figuur herkent zijn minnaar direct van de foto’s die zij hem toont, en staat dan voor een keuze: de vaderrol op zich nemen of vluchten. Dat is een onverwacht lastige beslissing, want:

Ik wist niet – ervaring met verhoudingen had ik niet of nauwelijks – dat je, als je elke dag seks hebt met dezelfde persoon, je aan die persoon gaat wennen, en dat je van alles van die persoon wilt weten wat je onder andere omstandigheden niet wilt weten.

Bindingsangst
Meer dan zomaar een affaire dus, maar het minnaarschap laat zich slecht verenigen met een vaderrol. Om zijn gedachten te kunnen ordenen, besluit de hoofdpersoon om zijn relatie met Walter en de familie Couture-Pees vast te leggen op zijn laptop. Hij schetst met veel korte tijdsprongen de achtergronden van zijn eigen bindingsangst en de complexe geschiedenis van Walters familie, zodat zijn uiteindelijke beslissing om te blijven of te vluchten begrijpelijk, maar daarom nog niet minder pijnlijk wordt.

Von Bienefeldt maakt er een goed geconstrueerde en overwegend vrolijke roman van, met veel vileine humor en verschillende verhaallijnen die subtiel in het boek verweven zijn, en die hun samenhang vaak pas prijsgeven bij herlezing. Dan blijkt bijvoorbeeld hoe de ‘vliegtuigen’ als een rode draad door het verhaal lopen, vanaf de Eerste Wereldoorlog tot aan 9/11, en welke invloed dat thema op de levens van de personages uitoefent. Zo blijkt de hoofdpersoon, neergezet als een erudiete maar doelloze levensgenieter, naarmate we hem beter leren kennen eigenlijk al zijn hele leven op reis te zijn, veelal in vliegtuigen. Parallel daaraan is Walter vernoemd naar een piloot die in de Eerste Wereldoorlog op het land van Walters grootmoeder landt. Zijn grootmoeder heeft de rest van haar leven rondgelopen met de vraag waar die piloot naar op weg was, net zoals de hoofdpersoon dat nu is. En zo zijn er meer cirkels in het verhaal aan te geven. De doelloosheid van de ik-figuur wordt gevoed door de vele momenten van ontluistering in zijn leven, die zijn bindingsangst niet alleen verklaren maar ook billijken. Uiteindelijk heeft hij niets of niemand nodig, of, zoals de hoofdpersoon het zelf zegt: “whores travel light.”

Ongegeneerde beschrijvingen
In deze derde roman van Aristide von Bienefeldt komen verschillende thema’s uit zijn eerdere werk terug: Londen en Parijs als belangrijke decors van het verhaal, de homoseksualiteit van de hoofdpersonen en de ongegeneerde beschrijvingen van de seksuele avonturen die de hoofdpersonen beleven. Die beschrijvingen laten niet veel aan de verbeelding over:

Wild brommend (…) jaagde hij zijn roede, opgeruimd ogend en ontdaan van overbodige vellen als een ontvelde makreel, mijn aars binnen.

Op die momenten heeft Von Bienefeldt moeite om zijn onmiskenbare talent mooie zinnen te bouwen in te tomen, en in enkele nog explicietere passages verdwaalt hij in de regionen van de literaire onderbroekenlol. De grofheden, die voornamelijk de vaart uit het verhaal halen, worden evenwel afgewisseld door prachtige zinnen waarin met heel weinig woorden glasheldere karakterschetsen worden neergezet, bijvoorbeeld als een oerburgerlijke Canadese klant familiekiekjes toont alvorens hij de hoofdpersoon bestijgt:

En natuurlijk scheen de zon. In sommige landen wordt alleen gekiekt als de zon schijnt. Canada is zo’n land.

Een beter dosering zou het verhaal goed doen; één grap over het botoxhoofd van Pauline Couture-Pees schetst een goed beeld van de persoon, maar er drie keer achter elkaar op doorhameren komt knullig over. Toch is Leer mij Walter kennen op de minder smaakvolle passages na een vlotte roman en een bizarre, maar ook bijzondere familiekroniek voor iedereen die het woord neuken kan lezen zonder daar een arsenaal vooroordelen bij te mobiliseren.

Muziek / Achtergrond
special: "Succes kan me weer neerhalen"

Begin van ‘cleane’ carrière voor Beth Hart

.

Het zou zo goed zijn voor zangeres Amy Winehouse als ze eens op de thee zou gaan bij collega Beth Hart. Laatstgenoemde kan namelijk als geen ander meepraten over de overweldigende ervaring van succes en hoe dat je naar de rand van de afgrond kan brengen. En Hart kan als geen ander vertellen over de lange weg naar volledige recovery en de angsten waarmee ze nu haar carrière nieuw leven inblaast. 8WEEKLY sprak de Amerikaanse zangeres, bekend van L.A. Song, vlak voor haar Nederlandse tour die volgende week begint.

~

Ze neemt je volledig in beslag met haar grote helblauwe ogen, die je doordringend aankijken vanonder een baseballcap en haar brede stoere vrouwenlijf, bedekt met tattoos. Toch voel je aan alles dat hier een kwetsbare vrouw zit, zij het met een heftig randje. Daarom gaat de vergelijking met Amy Winehouse op. Winehouse die niet komt opdagen bij optredens, aangehouden wordt met drugs op zak; het zijn herkenbare zaken voor Beth Hart. Het enige verschil is dat Hart haar destructieve patroon heeft doorbroken en een nieuwe start maakt. Met alles. Hart: “Ach weet je, het is zo zielig allemaal. Ik kon een jaar lang helemaal niets. Niet lopen, niet praten, zelfs shoppen ging niet en dat is toevallig wel een van m’n grote hobby’s, haha. Maar dramatischer was nog dat zelfs zingen me niet lukte. Ik voelde me een plant. I messed myself so up. Dat was de situatie. Ik moest het van heel ver halen om ergens licht aan de horizon te zien.”

Scott

Om de haverklap verwijst Beth naar de strohalm in haar leven, haar man Scott, die verderop aan de bar zit. Het is al vroeg in het gesprek duidelijk dat ze zonder hem hier niet zo goed als volledig genezen verklaard zat. Hij kwam als een engel haar leven binnengezeild en heeft een cruciale rol gespeeld bij de omslag, zoveel is duidelijk. Hart: “Het belangrijkste dat ik heb geleerd van hem, en dat sleept me door alles heen, is eerlijkheid. Ik was niet eerlijk tegenover mezelf, tegenover anderen. Ik deed me beter voor dan ik me voelde. Deed alsof het succes dat ik kreeg, vooral nadat L.A. Song eind jaren negentig een megahit werd, me gelukkig maakte. Maar ik kon het gewoon niet aan. Dat was fucking moeilijk toe te geven. Scotty hielp me daarbij.”

~

Hart is een gevoelige dame en in combinatie met haar stoere gedrag maakte haar dat juist nog kwetsbaarder. Hart: “Ik wilde altijd een mannelijke rockster worden. Robert Plant en John Fogerty waren mijn muzikale voorbeelden. Maar ondertussen waren Vincent van Gogh, Jezus, Beethoven en Janis Joplin mijn echte helden. Allemaal hypergevoelige mensen, die enorm geleden hebben en niet al te prettig aan hun einde zijn gekomen.” Hippie-icoon Janis Joplin is op het favorietenlijstje van Beth Hart een geval apart.  Beider stemmen bleken zoveel overeenkomsten te hebben – de uithalen, de schurende klank – dat ze gevraagd werd voor een hoofdrol in een off-Broadway show rondom Joplin. En in feite was dat de nekslag voor Hart. Hoewel ze al af en toe in het geheim dronk, ging ze zich door haar rol zo identificeren met Janis Joplin dat ze zich aan het einde van het liedje elke dag lazarus zoop. Hart: “De show werd veel te realistisch voor me.” 

37 Days

~

Nu ze van de drugs en de alcohol en zelfs de sigaretten verlost is, vult Hart haar leven met gezonde hobby’s. Hart: “Ik sta vroeger op dan ooit, ga dan joggen rond het meer bij ons huis in Los Angeles. Ik voel de zon, de lucht, ik hoor de vogels en voel me gelukkiger dan ooit.” Het lijkt er af en toe op dat de zangeres zichzelf met haar woorden nog moet overtuigen van de keus om haar destructieve leventje te laten voor wat het was.
Hoe het ook zij, in de praktijk is Beth Hart een nieuwe, cleane episode in haar leven begonnen en de eerste voor het publiek zichtbare vrucht daarvan is de recent verschenen cd 37 Days. Hart: “Het snelst opgenomen album uit mijn carrière. In 37 dagen was het gedaan inderdaad. Een niet te ingewikkelde titel, bovendien zijn de drie en de zeven en opgeteld de tien de krachtigste cijfers uit de numerologie.”

Bush-regime

Ook het nieuwe album staat weer vol met de zielenroerselen van Hart, al is 37 Days logischerwijs optimistischer dan voorganger Leave the Light On, ten tijde waarvan ze nog zwaar onder druk stond van publiek en pers. Hart: “Er straalt positiviteit van deze plaat uit, al trek ik in Sick en Face Forward Son nog wel van leer tegen het Bush-regime. Ik vind dat ik dat moet doen, met zo’n ’total fucking asshole’ als leider. Ik zou hersendood zijn als ik niet zou protesteren tegen dergelijke machtige personen. Maar dit is al met al het eerste album waar ikzelf graag naar luister.”

Met het uitkomen van dit nieuwe album ‘dreigt’ natuurlijk het succes ook weer om de hoek te komen. Hart: “Ik ben daar heel bang voor, het wordt een zware uitdaging voor mij. De afgelopen jaren ben ik weer in een relatieve anonimiteit beland, wat ik heerlijk vind. Dat kan nu weer veranderen. Maar ik word nu omringd door liefdevolle mensen, waarvan Scott de belangrijkste is. We zullen zien wat de toekomst gaat brengen. Ik heb in elk geval de zin in optreden weer terug en daar ga ik eerst maar eens enorm van genieten.”

~

Het album 37 Days is uitgebracht door Universal. Beth Hart toert de komende weken door Nederland. De meeste concerten zijn al uitverkocht (Haarlem, Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Tilburg, Groningen). Er zijn nog wel kaarten te verkrijgen voor de concerten in Lucky & Co (Rijssen) op 8 november, en in de Harmonie (Leeuwarden) op 13 november.

 

 

 

Theater / Voorstelling

Jeroen Brouwers zelf

recensie: 't Arsenaal - Kroniek van een karakter

.

De schrijver Jeroen Brouwers is onlangs de Grote Prijs der Nederlandse Letteren toegekend en hij heeft deze vervolgens geweigerd. Volgens hem is er een te groot verschil tussen het geldbedrag dat verbonden is aan deze prijs en de prijs zelf. Bij zo’n grote prijs mag je toch wel wat meer verwachten. Deze weigering zal hem niet in dank worden afgenomen.

Maar dat zal hem waarschijnlijk weinig kunnen schelen. Jeroen Brouwers heeft wat dat betreft een reputatie van een einzelgänger te zijn: ongestoord en onverdroten schrijft Brouwers voort aan zijn oeuvre, dat romans, verhalen, essays en brievenboeken bevat.

Genadeloos zelfportret

~

Naar eigen zeggen is Jeroen Brouwers trots op het brievenboek Kroniek van een karakter. Het is een genadeloos (zelf)portret en geeft een goed beeld van wat Brouwers bezighoudt: literatuur, vrouwen, drank en de Dood. Uit de gebeurtenissen die in de vele brieven worden beschreven, kozen acteur Tom Van Bauwel en dramaturg Johan Vandenbroucke enkele verhaallijnen. Het resultaat is een tijdloze monoloog van een gelouterd man in zijn dertiger jaren. De voorstelling begint met het vertrek van Jeroen Brouwers uit België om zich te vestigen in Exel, in de Achterhoek. Zijn vriendin, later zijn tweede vrouw, Josefien, accepteert een baan bij een psychiatrisch centrum en hij verhuist mee. Dan wordt zijn vrouw zwanger. Van de door hem gewilde abortus, wil zij niets horen en ze krijgen een dochter, Anne. Ondanks de moeilijke start ontstaat er toch een band tussen vader en dochter.

Het decor van de voorstelling is eenvoudig, maar precies goed. Een tafel, een stoel, een cd-speler en wat flessen, waar waarschijnlijk water in zit. In het boek is het zeker jenever. Voor en achter zijn werktafel verkondigt Tom Van Bauwel wat Jeroen Brouwers in zijn brieven aan vrienden en kennissen heeft geschreven.

Ontroerende schoonheid

~

Met dit verhaal en dit decor wordt een prachtig beeld geschetst van Jeroen Brouwers. Doordat Tom Van Bauwel en Johan Vandenbroucke voor een selectie van de brieven hebben gekozen, verloopt de voorstelling in een prettig tempo. Bijkomend voordeel van deze methode is dat zij de stijl en toon en zelfs de letterlijke teksten in tact hebben gelaten, hetgeen maar weer eens Jeroen Brouwers’ vakmanschap bewijst. Brouwers opent alle stijlregisters om al zijn gedachten openhartig met ons te delen. Op het ene moment is hij boos op zijn moeder, wier begrafenis hij niet wil bezoeken, omdat zij hem toch ook in de steek gelaten heeft. Vervolgens is hij zo vertederd door zijn dochter dat hij moet wegkijken uit angst in huilen uit te barsten. Maar laten we niet alleen de loftrompet over Jeroen Brouwers’ schrijfkunsten steken.

Tom Van Bauwel verdient onze waardering voor het feit dat hij het weerbarstige en melancholische karakter van de schrijver zo prachtig, bijna sereen, weet te vertolken. Op een kalme, maar gedecideerde, wijze stuwt hij de voorstelling voort zonder een moment van hapering, hetgeen, gezien de grote lappen tekst, al een prestatie op zich is. Nu behoort een acteur zijn tekst natuurlijk ook te kennen, maar niet alle acteurs weten de juiste toon aan te slaan. Hij laat echter zien dat hij nergens over heen gelezen heeft, elke nuance wordt gespeeld, alsof het Jeroen Brouwers zélf is die daar op het podium staat.

‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’ is een van de meest prachtige zinnen uit de voorstelling. Alles raakt elkaar, alles is met elkaar verbonden. Een prachtig beeld voor het oeuvre en leven van de schrijver, maar geldt eveneens voor deze voorstelling.

Kroniek van een karakter van ’t Arsenaal is nog te zien tot en met 11 december 2007. Klik hier
voor meer informatie en speellijst.

Muziek / Album

Rock uit een pakje

recensie: Daughtry - Daughtry

Eigenlijk is Daughtry, de band van Chris Daughtry, alweer oud nieuws. In 2006 deed Chris (nu 27 jaar) mee aan het vijfde seizoen van American Idol. Hij eindigde als vierde, maar werd desondanks direct aangespoord om een band te vormen en een cd te maken. Zijn debuutalbum (eveneens Daughtry genaamd) kwam in november 2006 in de USA uit en werd daar een ongekend succes. Zo kwam het album direct op 1 binnen in de Billboard 200. Europa heeft een jaartje op Chris en zijn band moeten wachten. In augustus 2007 bestormde hij de Europese hitlijsten met It’s Not Over, hetzelfde nummer als zijn eerste single een jaar eerder in de USA. In de herfst van 2007 mogen we dan eindelijk ook zijn hele album beluisteren.

De muziek, het stemgeluid en de teksten van Daughtry doen bij beluisteren direct denken aan bands als Nickelback en 3 Doors Down. Niet zo verwonderlijk, want Chris zou voor het schrijven van enkele van zijn nummers met Brad Arnold van 3 Doors Down hebben samengewerkt. Deze nummers staan echter niet op dit album. Wel vinden we bekende namen als Mitch Allan (SR-71), Slash (Guns N’ Roses), Ben Moody (Evanescence) en daarnaast een hele rits reguliere co-writers in de credits. Het album werd geproduceerd door Howard Benson die eerder onder andere voor My Chemical Romance, Hoobastank en The All-American Rejects produceerde. Al deze invloeden zijn overduidelijk aanwezig bij Daughtry. Het etiket mainstream rock behoeft dan ook weinig discussie.

Het hart van Chris Daughtry

~


Volgens de biografie op de officiële website van Daughtry zou hij met zijn ‘pure, intense en bezielde’ muziek het ‘bijna uitgestorven ras’ van de rockmuziek ‘zijn hart hebben teruggegeven’. Dat is nogal een statement. De vraag is dan ook waar we dat hart op het album precies kunnen terugvinden. Hoewel Chris goed kan zingen en zijn lange rockuithalen goed beheerst, is de muziek niet heel bijzonder of origineel. De teksten zijn eveneens niet erg vernieuwend en hebben vrijwel allemaal een vergelijkbaar dramatisch thema: Chris heeft het moeilijk met het leven en deze wereld. Ze gaan voornamelijk over voorbijgaande liefde (Used to, Gone, Over You), maar ook over kinderen die gekidnapt worden (All These Lives) en over doorzetten als het tegenzit (It’s Not Over). Deze emotionele onderwerpen worden over een windkanon van rock met af en toe tergend catchy haakjes door Chris zijn krachtige stem ten gehore gebracht.

Maar om nu te zeggen dat hij het rockgenre van de dood gered heeft, is op zijn zachtst gezegd ietwat overdreven. Zijn moeizame ervaringen met het leven maakt hem ongetwijfeld extra aantrekkelijk voor hiervoor gevoelige vrouwen en is een garantie voor vele fans van het schone geslacht. De uitvoering is echter wel heel erg perfect, gelikt en afgestemd. Geen noot is ergens waar hij niet zou moeten zijn en de pure rauwheid die je van echte rock mag verwachten is ver te zoeken.

Mainstream rock of gewoon commercieel?

Rock of niet, het commerciële gehalte van Daughtry is onmogelijk over het hoofd te zien. Ze zijn ondergebracht bij Simon Fuller van 19 Management, die zowel de zaken van Kelly Clarkson als eerder van de Spice Girls behartigde. De band bestaat niet uit leden die Chris zelf heeft uitgezocht, maar werd voor hem gevormd. De hoeveelheid bekende en grote co-writers is voor een debuutalbum wel erg groot. Dit alles maakt Daughtry een in de USA regelmatig voorkomende fusion tussen ‘serieuze’ rock en pure commerciële exploitatie. Als je daar geen problemen mee hebt is Daughtry best heel aardig. Maar het blijft rock uit een pakje.

 

Film / Films

Verplichte kost voor onwetenden

recensie: Trade

.

Meer dan 800.000 mensen worden jaarlijks tegen hun wil grenzen over gesmokkeld. Het merendeel is nog kind en wordt als seksslaaf verkocht aan pedofielen. Dat beelden meer zeggen dan cijfers moet het idee achter Trade geweest zijn. De film is gebaseerd op een artikel (2003) van Peter Landesman in de New York Times, over de verborgen wereld van de seksslavernij in Mexico, de VS en Europa. Weinig mensen weten wat er op eigen bodem plaatsvindt, en dat maakt Trade ondanks het feit dat het geen ijzersterke film is, eigenlijk tot verplichte kost voor onwetenden.

~

Jorge woont in Mexico-City, ‘verdient’ zijn geld met het oplichten van argeloze toeristen, en hangt verder de hele dag rond met zijn foute vriendjes. Niet bepaald een rolmodel voor zijn 13-jarige zusje Adriana, ook al geeft hij haar een fiets voor haar verjaardag. Als hij daar plotseling een ander op ziet fietsen, en blijkt dat zijn zusje is ontvoerd, komt zijn ware aard boven. Hij had beter op haar moeten letten, en zijn schuldgevoel drijft hem dan ook tot het uiterste, tot over de vrijwel onoverbrugbare Amerikaanse grens, om Adriana terug te krijgen.

Internetveiling

Zij is, samen met de naïeve Poolse moeder Veronica (Alicja Bachleda-Curus) en een paar andere slachtoffers, in een vrachtwagen geladen. De criminelen nemen de meisjes mee op een helse tocht de Amerikaanse grens over. Natuurlijk wordt ook onderweg geld verdiend door de smokkelwaar op louche parkeerplaatsen aan pedofielen te verhuren. De eindbestemming is New Jersey, alwaar ze één voor één geveild zullen worden via internet. Jorge achtervolgt ze, maar kan alleen maar hulpeloos toezien hoe zijn zusje wordt mishandeld. Gelukkig kruist bij toeval de stugge Texaanse agent Ray (Kevin Kline) zijn pad, en hoewel ze niet bepaald soepel functioneren als duo heiligt het doel hier de middelen en gaan ze samen op oorlogspad.

Hoewel het verhaal als geheel goed in elkaar zit en de meeste bioscoopgangers zal aangrijpen, rammelt er helaas wel het een en ander aan Trade. Dat Jorge toevallig iemand op zijn zus’ fiets ziet rijden, en tot de conclusie komt dat ze ontvoerd moet zijn is nog tot daar aan toe (hoewel de film de indruk wekt dat het ieder meisje overkomt), maar dat hij haar vervolgens tijdens een wanhopige zoektocht door de stad ook toevallig ziet staan is wel erg vergezocht.

~

Ook de ‘band’ tussen de bijdehante Mexicaan en de terughoudende Amerikaan is onwaarschijnlijk en helaas behoorlijk clichématig. Natuurlijk is Ray de puurheid zelve, heeft hij altijd zijn gordel om in de auto en hoef je bij hem niet bang te zijn voor welke vorm van misbruik dan ook, terwijl Jorge geen manieren kent en flink wat discipline nodig heeft. Ray heeft zo zijn eigen redenen om de jongen te helpen, en die subplot had nog wel beter uitgewerkt mogen worden.

Overdreven sentimenten

Het acteerwerk op zich is goed te noemen, iets dat vooral interessant is omdat het merendeel van de acteurs onervaren is. Ook de missie van de makers is duidelijk, soms zelfs té. Het tonen van bijna onmenselijke wreedheden is lastig als je toch de balans wilt behouden, en met Trade slagen ze deels: bij tijd en wijle trekt de film met overdreven sentimenten net iets teveel tranen.

Maar Trade dient evengoed gezien te worden, vooral door de mensen die zich niet realiseren dat dit soort wreedheden ook in – bij wijze van spreken – de eigen achtertuin gebeuren. In Nederland is mensenhandel big business, vooral vanuit Afrika en diverse Oost-Europese landen. Deze film zou toch wat ogen moeten openen, bij voorkeur in de politieke regionen.

Muziek / Concert

‘The Cold War Kids are cool, too!’

recensie: Patrick Watson / Cold War Kids

Het gebeurt bijna nooit meer dat een cd van het kaliber Close to Paradise er een jaar over doet om de Grote Vijver over te steken. Vooruit, compleet onbekend was Patrick Watson niet toen hij zondag 19 augustus aan het begin van de middag het India-podium betrad, maar voor mij kwam dat optreden op Lowlands net te vroeg. Letterlijk en figuurlijk, want ik stond toen geloof ik net onder de douche op de camping. Dat dit een historische vergissing was bleek al de maandag daarop toen mijn vriendin, die het festival via de televisie had gevolgd, me enthousiast vroeg of ik Patrick Watson wel had gezien? Het optreden werd namelijk vrijwel unaniem uitverkoren tot een van de betere van Lowlands dit jaar, en sindsdien is Patrick Watson hot in Nederland.

~

Dat die plotselinge bekendheid zijn management ook enigszins overviel, werd duidelijk door de programmering van het concert van dinsdag 30 oktober. Niet Patrick Watson, maar Cold War Kids was de headliner, de status van onze nieuwste indie-prins gereduceerd tot voorprogramma van een ‘onbekende’ band. Zo moeten velen het gevoeld hebben, getuige de wisseling van het publiek tussen de twee optredens, want ik heb zelden zoveel mensen weg zien gaan tijdens het hoofdprogramma, of een support act zo op eigen kracht bezig gezien en zelfs een toegift (!) spelen. Toch was die scheve verhouding een anomalie in de rangorde tussen de twee bands die gezamenlijk Europa doortrekken. De Cold War Kids doen het beter in de Verenigde Staten, en hebben al opgetreden met de White Stripes, Editors en Clap Your Hands Say Yeah! Een goed beeld van de juiste hiërarchie is het aantal bezoekers op MySpace: de Kids genereren ruim tien keer zoveel plays (bijna vier miljoen bezoekers in totaal) als Patrick Watson. In Amsterdam waren de rollen echter omgedraaid, zozeer dat Patrick Watson zich verplicht voelde om ons na afloop van zijn concert te verzekeren dat “The Cold War Kids are cool too“.

Anticiperend op de Hollandse voorliefde voor de Canadezen leek het voorprogramma uitgebreid tot een miniconcert, waarbij de cd Close to Paradise centraal stond. De heren zetten direct in met een bekend element van hun muziek: een dikke geluidsdeken die het intro vormt van het openingsnummer Close to Paradise. Ter plekke realiseerde ik me dat ik had verwacht dat de band veel groter was, maar alle warmte en drukte van de plaat wordt door slechts vier heren gevormd. Daarbij is Patrick zelf, maar vooral gitarist Simon Angell verantwoordelijk voor de sferische elementen. De laatste oogde nog het minste als een muzikant met zijn geschoren gezicht en korte haar, maar naar mate het concert vorderde bleek hij een wolf in schaapskleren te zijn, die met behulp van een arsenaal aan effecten de muziek door de verscheidene genres loodste die de band de avond doorkruiste.

Muziek staat centraal

~


Patrick Watson zelf is de schuchtere voorman tegen wil en dank: verscholen onder een petje en met de ogen veelal dicht kruipt hij het liefst achter de piano. Als hij dan toch even alleen de microfoon tussen hem en het publiek heeft, houdt hij een simpel delay-pedaaltje vast, waarmee hij de karakteristieke blikkerige galm maakt die ook op de cd is te horen. Het is typerend voor de band: niet zij zelf maar hun muziek staat centraal, iets dat bij het optreden van de Cold War Kids soms minder duidelijk was. Het publiek beloonde die bescheidenheid met groot enthousiasme en de sfeer was uitermate ontspannen en vrolijk. Watson bedankte ons ook vaak en gemeend, vooral voor het feit dat Nederland het eerste Europese land is waar ze doorgebroken zijn. Lof die er natuurlijk als gesneden koek in ging bij een ‘gidsland’ (sic) als het onze.

De climax van de intieme verhouding tussen band en publiek kwam toen de heren afdaalden naar het midden van de zaal om geheel akoestisch het nummer Man Under the Sea te spelen. Vooruit, dat deden ze in Paradiso een maand eerder ook, in de Ekko in Utrecht deze zomer ook, en in Leuven de dag erna ook; maar op dat moment voelde iedereen zich speciaal. Slechts één nieuw nummer lieten de heren overigens horen, en dat was meteen het hoogtepunt van een prima optreden. De muzikale overvloed die Close to Paradise naar mijn smaak soms iets te wijdlopig maakte werd in dit nummer beter gecontroleerd, waardoor een prachtig afgeslankt popliedje ontstond. Wat de band hier inleverde aan sfeer kreeg het dubbel terug aan dynamiek, en daardoor lijken ze de beperkingen van hun laatste album ontstegen te zijn. Hopelijk is het een belofte van wat gaat komen.

Ego’s en onrust

~


Ook de Cold War Kids leken iets te voelen van het bijzondere concert dat aan hun optreden vooraf was gegaan. De eerste paar nummers maaiden ze flink op hun instrumenten en joegen ze onrustig heen en weer over het podium alsof het op Patrick Watson veroverd moest worden, maar van samenspel was weinig sprake. Het contrast tussen de bands is ook wel erg groot, en je kan je afvragen of het een geslaagde combinatie is om die twee samen te laten toeren. De zaal had ondanks de ruime pauze meer tijd nodig om aan dit muzikale geweld te wennen en liet aanvankelijk alle Sturm und Drang die de Kids tentoon spreidden onaangedaan over zich heen storten. Vooral de bassist – wiens taak in de band ook niet bijster ingewikkeld is – liep een beetje vol van zichzelf heen en weer zonder veel energie of overgave te tonen. Langzamerhand werd die richtingsloze explosiviteit onder aanvoering van zanger Nathan Willett gelukkig gestroomlijnd, en kwam er een band tevoorschijn.

De Cold War Kids zijn groot geworden door de muziekblogs, de internetgemeenschap die wel vaker een jonge band heeft opgeworpen als the next big thing. Het is misschien wat te simpel geredeneerd, maar het lijkt alsof ook de Cold War Kids naar de hoogste regionen van de muziekwereld gekatapulteerd zijn vóór ze goed en wel weten wat ze daar komen doen. De ingrediënten voor succes zijn reeds aanwezig: jeugdige bravoure, post-modern eclecticisme en intellectuele teksten, geen wonder dat ze een gevoelige snaar raken bij de progressieve rockintelligentsia. Maar de band leek te geobsedeerd met ‘er zijn’, optreden, om te kunnen overtuigen. Het gigantische spandoek achter hen bevatte zowel verwijzingen naar de Koude Oorlog (duh) als naar een boek van Gabriel Garcia Marquez. Leuk, maar wel erg cryptisch en een beetje overambitieus. Ik vermoed dat deze heren zich verder voeden met Nietzsche en Joy Division, een goed dieet voor jonge honden maar wel wat eenzijdig.

~

De beste nummers (waaronder Hang me up to Dry en We Used to Vacation) zijn het toonbeeld van efficiënte songwriting: een eenvoudige baslijn draagt een couplet van twee of drie akkoorden, dat wordt ingevuld door galmende gitaren en piano. Het geheel wordt werkelijk tot leven gebracht door de indringende zang van Willett, wiens stemgeluid wel wat wegheeft van een schorre Jack White. Scherper nog dan op plaat werden de nummers hard en intens gespeeld. Techniek en nuance vormden – in tegenstelling tot eerder op de avond – geen hoofdmoot, het was typerend dat drummer Matt Aveiro in een kleine gastrol bij Patrick Watson had laten zien dat hij er wat van kan, maar tijdens zijn eigen optreden niet meer dan een kil geraamte leverde. Die bewuste terughoudendheid werkte doeltreffend, maar toch voelde het een beetje alsof de heren in een keurslijf zitten. Er leek wel meer te gebeuren in de muziek dan in eerste instantie te horen is (de heren doen in ieder geval goed alsof), maar ik krijg mijn vinger er niet achter.

Contrast was het grote thema van de avond. Zowel qua muziekstijl als act leken de bands van een andere planeet te komen, en het feit dat de aandacht van het publiek voor beide vrijwel even groot was droeg daar alleen maar aan bij. Waar de ene band uitblonk in introverte filmische muziek, had de ander spartaanse viriliteit en extravertheid als belangrijkste pijlers. Het was leuk én verwarrend om zulke verschillen op één avond te zien.

 

Film / Films

Wispelturige fascinaties en een ambigue auteur

recensie: Louis Malle Collection 2

Het dvd-oeuvre van Louis Malle is na de uitgave van onder meer Zazie dans le métro en Au revoir les enfants weer uitgebreid met vijf films. De nieuwste box bevat een verrassende selectie uit zijn werk, variërend van een zelfingenomen, pretentieus experiment tot stilistisch beheerste karakterstudies. De serie toont wederom dat Malle als regisseur veel cinematografische gedaantes heeft en als ambigue auteur tot de verbeelding blijft spreken.

Lacombe Lucien

De box bevat onder andere Lacombe Lucien en Atlantic City, die beide artistieke en commerciële successen waren. Lacombe Lucien (1974) is een kille registratie van een jongen op het Franse platteland die tijdens de Tweede Wereldoorlog besluit om te collaboreren met de Duitsers. In de film komt hij in aanraking met een ondergedoken joods gezin en doet hij mee aan acties tegen verzetsstrijders. Gaandeweg wordt duidelijk dat de scheidslijn tussen goed en kwaad moeilijk te trekken is. Malle weet dit duidelijk vorm te geven door een subtiele zeggingskracht die is opgebouwd uit lange observatieshots en minimale dramatische middelen. Lacombe Lucien geeft de kijker de ruimte om collaboratie als complex fenomeen te analyseren, zonder gelijk te vervallen in een simpele morele dichotomie.

Atlantic City
Atlantic City

Atlantic City

Atlantic City (1980) was Malle’s onverwachte Amerikaanse hit. De film heeft iets weg van een neo-noir, waarbij de genres opnieuw zijn gedefinieerd voor een ander tijdperk en met een vleugje ironie. Burt Lancaster speelt een aan lager wal geraakte crimineel die zijn sensuele buurvrouw (Susan Sarandon) bespiedt. Als zij haar ex-man moet helpen nadat hij een lading cocaïne heeft gestolen, ontstaan er plotontwikkelingen die verraad en intrige in werking zetten tussen de verschillende personages. Malle filmt het Atlantic City uit de titel als een stad met een sfeervolle, vergane glorie, waar de vele casino’s de enige afleiding bieden. De film gaat vooral over de wensbeelden van de personages en de manieren waarop ze willen vluchten van de werkelijkheid of vast zitten in het verleden. Lancaster zet een geloofwaardige oude sjacheraar neer die iets pathetisch heeft in de wijze waarop hij zijn criminele leven romantiseert. Malle weet goed menselijke aspect uit alle personages te halen, waardoor ze meer zijn dan kale noir-karakters.

Black Moon
Black Moon

Black Moon

Zonder enige twijfel is Black Moon de meest pretentieuze film uit Malles oeuvre. Stijlvol in beeld gebracht door Bergmans vaste cameraman Sven Nykvist volgt de film een puberend meisje dat terechtkomt in een wrede oorlog tussen de seksen. Ze vlucht naar een mysterieus landhuis, waar dieren kunnen praten en waar ze een zwijgzame jongen ontmoet (gespeeld door Joe Dallesandro, bekend uit de films van Andy Warhol). Black Moon lijkt het meest op een soort Alice in Wonderland verplaatst naar een grauwe toekomst.

Ondanks dat interessante gegeven heeft de film allerlei elementen die de pretentiemeter op hol doen slaan. Zo kan men zich al zorgen maken bij het zien van een pratende eenhoorn die opeens opdoemt. Daarnaast zijn er Jungiaanse verwijzingen in de vorm van slangen en wapens (fallussen), gevolgd door naakte puti-achtige kinderen (onschuld) die plotseling muziekfragmenten uit Wagners Tristan en Isolde (hoge kunst) beginnen te zingen. Malle geeft dit alles weinig mee qua helder plot. Het geheel vervalt daarmee in een droomlogica die banaal is in zijn verouderde symboliek en ook niet tot analyseren aanzet. Malle’s symbolisme en zijn archetypen irriteren daarom des te meer door hun onverschilligheid naar de toeschouwer toe. Dit vanity-project kan deels worden verklaard door Malle’s spirituele wedergeboorte na een reis naar India, gekoppeld aan zijn wens om wat jeugdherinneringen en dromen te verwerken tot een experimentele film. Ondanks dit persoonlijke gegeven weet de film, afgezien van wat mooi gefilmde surrealistische scènes, niet te overtuigen in zijn artistieke ambitie.

Le Souffle au Coeur
La Souffle au Coeur

Le Souffle au Coeur

De twee films die het meest opvallen in de serie tonen twee polen binnen Malle’s oeuvre, Le Souffle au Coeur en Le Feu Follet. Le Souffle au Coeur (1971) geeft een tijdsbeeld van het Frankrijk uit de jaren vijftig. De film speelt zich af in Dijon en heeft de onzekere puber Laurent als hoofdpersonage. Malle heeft er een onsentimentele en licht nostalgische coming-of-age-film van gemaakt en voor francofielen bevat de film leuke Gallische details. Zo luistert de onstuimige Laurent naar Charlie Parker, terwijl hij stiekem Gauloises rookt. Hij leest Albert Camus en Joris Huysmans, terwijl hij als goede katholieke misdienaar zijn zonden moet opbiechten. Deze opvoeding wordt gecontrasteerd met voldoende uitstapjes naar het goede leven. Zo wordt Laurent door zijn nonchalante broers het bordeel ingesleurd om zijn maagdelijkheid te verliezen.

Malle heeft verder een goed oog voor het haute bourgeoisie milieu waar Laurent in verkeert en toont dit in al zijn glorieuze tegenstrijdigheid. Malle is tegenover deze burgerlijke achtergrond echter maar deels subversief. Hij verwerkt in het verhaal de incestueuze relatie tussen Laurent en zijn sensuele moeder. Dit gegeven wordt niet getoond als een schokkende daad, maar als een teder spel. Le Souffle au Coeur vertoont in zijn aanpak veel gelijkenissen met het latere Milou en Mai (1990), waar de bourgeoisie wederom op een ironische wijze geportretteerd wordt.

Le Feu Follet
Le Feu Follet

Le Feu Follet

Het Gallische joie de vivre van die films staat in schril contrast met Le Feu Follet (1963), naar mijn mening de beste en meest verrassende titel van de box. De film is gebaseerd op het boek van Pierre Drieu La Rochelle over een man die gekweld peinst over zelfmoord. Malle gebruikt voor de film verschillende stilistische middelen. Hij doet dit zonder gekunsteld over te komen en het spel van acteur Maurice Ronet (die eerder speelde in Ascenseur pour l‘echafaud) vult Malle’s regie overtuigend en onsentimenteel aan. De minimale en precieze uitwerking die waarschijnlijk is beïnvloed door de cinema van Robert Bresson (voor wie Malle kort als assistent werkte), wordt op de juiste momenten afgewisseld door de pianostukken van Erik Satie.

Verder is Malle’s regie schatplichtig aan de Nouvelle Vague. Dit is te zien in scènes van een weemoedig maar realistisch Parijs. Ronets personage doolt door de stad op zoek naar zingeving, terwijl hij vrienden en oude geliefden tegenkomt. De film is eerlijk in de conclusies die worden getrokken over leven en dood en daarmee is Le Feu Follet een krachtig en onverouderd portret van een man aan de rand van de afgrond. Het is te hopen dat de film weer de status krijgt van klassieker van de Franse film. Deze dvd-collectie is zonder twijfel een stap in de goede richting.

‘Louis Malle Collection 2’ bevat Le Feu Follet, Le Soufflle au Coeur, Lacombe Lucien, Black Moon en Atlantic City en zijn op Le Feu Follet en Black Moon na ook afzonderlijk te koop. De dvd’s bevatten afgezien van wat trailers geen extra’s.

Boeken / Strip

Een stevige bries

recensie: Serge Baeken, Daan&Gerard, Sam De Buysscher (e.a.) - Hic Sunt Leones #2

Bries is een van de Vlaamse uitgeverijen die, what’s in a name, met haar fonds een nieuwe wind wil doen waaien in het Vlaamse striplandschap. Omdat de bedoeling van Bries heimelijk ook is om internationaal door te breken, brengt deze kleine uitgeverij onder de titel Hic Sunt Leones een staalkaart uit van wat er aan jong Vlaams illustratie- en striptalent te vinden is. Het tweede deel van de serie is inmiddels verschenen.

Sinds Hic Sunt Leones # 1 een paar jaar geleden verscheen, is er weinig veranderd. Het jonge talent dat door de samensteller van het tweede deel wordt aangedragen entertaint, maar nog altijd op een geheel vrijblijvende manier. Alle verhalen zien er jolig uit, maar weinige maken echt indruk. De wat stuntelige inleiding is dan ook op het misplaatste af. Daarin wordt immers erg gewichtig gedaan over de nieuwe generatie striptekenaars en bovendien wordt deze selectie van de samensteller als volledig gezien, hoewel een vluchtige blik op het striplandschap duidelijk maakt dat er ook heel wat talent is ontsnapt aan Hic Sunt Leones oog.

~

Karl Lagerfeld

Los van deze kritische noot is er echter heel wat moois te vinden in deel twee. Het korte verhaal van Reinhardt, een persiflage op de legendarische strip van Edgar P. Jacobs, Blake en Mortimer, is alvast een goede opener. Twee agenten van de ‘aesthetische politie’ trekken in dit verhaal ten strijde tegen de wansmaak in Burberry-kostuums. Hun opdrachten krijgen ze van een Karl Lagerfeld-achtige figuur.

Knap zijn ook de twee prenten van Sam Vanallemeersch, een tekenaar die zich van niets lijkt aan te trekken en op eigen houtje na kantooruren in zijn griezelige universum duikt. Ook het korte verhaal van Randall C., over de tekenaar en zijn werk, is zeer de moeite van het lezen waard. In een speelse zwart-witte lijnvoering tekent hij een breekbaar, verstild verhaal over de tekenaar die tekent. IJverig, geconcentreerd, soepel, onophoudelijk. Randall C. toont dat het niet altijd nodig is ver in de absurditeit te duiken om een goede strip te maken, maar dat het ook kan met gewone, alledaagse thema’s. Zijn stijl en zijn taal zijn gerijpt en hij brengt één van de mooiste bijdragen aan dit album.

Mooie voldoende

Dan is er nog Philip Paquet, die een Japanse versie van Doornroosje brengt. Hoewel dit een zeer mooi verteld en getekend verhaal is, maakt de laatste pagina de sfeer wat kapot. Te vermelden waard zijn ook de prenten van Jan Van der Veken en het genante Wachten op Robbie van Brecht Evens.

Door de bank genomen is er zeer veel kwaliteit aanwezig in de nieuwe Hic Sunt Leones. Een aantal inzendingen is wat extreem, maar de gemiddelde score is zeker voldoende. Minpunt zijn vaak de scenario’s. Er wordt te snel gebruik gemaakt van clichés en weinig inzendingen zijn écht grappig of ontroerend, maar toch is het een album dat de liefhebber in de kast moet hebben.

Film / Films

De schrijfster en de gedoemde geliefden

recensie: Atonement

.

De soundtrack van Atonement begint met het getik op een typmachine. Dit geluid wordt op ingenieuze wijze gebruikt als muzikaal thema tijdens de rest van de film en het vormt een veelzeggend detail. Atonement is gebaseerd op Ian McEwans gelijknamige boek en de hoofdpersoon is ook een schrijfster. Zij leert gaandeweg hoe het interpreteren van gebeurtenissen en de inherente complexiteit van taal misleidend kunnen zijn.

~

Het verhaal volgt de dertienjarige Briony (een goed gecaste Saoirse Ronan) die leeft op een groots Brits landhuis. Briony weet al dat ze schrijfster wil worden en ze heeft net een bescheiden toneelstuk geschreven. Ze observeert aandachtig haar oudere zus Cecilia (Keira Knightley) die bevriend is met Robbie (James McAvoy), de zoon van een van de bediendes. Hij heeft van de rijke familie de kans gekregen om te studeren, zodat hij zijn simpele komaf kan ontstijgen.

James McAvoy zet overtuigend dit personage neer die aanvoelt dat hij tussen de bovenlaag en onderlaag inzit en daardoor een outsider is. Hij wordt goed bijgestaan door Keira Knightley die in haar rol plotseling wisselt van uppercrust snobisme naar plotselinge kwetsbaarheid, als ze merkt dat ze meer voor Robbie voelt dan alleen vriendschap.

Geladen door lust

De gebeurtenis die alles in werking zet is een mooi voorbeeld van een sluimerende coup de foudre die subtiel gewekt wordt. Als Cecilia en Robbie praten bij een fontein op het landgoed, ontstaat er een incident, waarbij Cecilia impulsief de fontein inspringt. Briony neemt de gebeurtenis op afstand waar en interpreteert het als een vreemde ruzie die ze niet helemaal kan plaatsen. Als Cecilia uit de fontein stapt heeft ze voor Robbie een sensuele aura gekregen. De intimiteit tussen de personages is vanaf dat moment geladen door lust, maar ze handelen nog niet naar dit gevoel.

~

Een scène na dit voorval toont Robbie die op zijn typmachine een brief probeert te schrijven aan Cecilia. Zijn gevoelens zijn duidelijk aangewakkerd door het incident, maar de juiste woorden laten nog op zich wachten. Wright monteert zijn schrijfpogingen met beelden van Knightley als de muze van zijn brief, terwijl er muziek uit Puccini’s La Boheme te horen is. Hier ontstaat het eerste communicatieprobleem dat leidt tot een fatale fout van Robbie. Nadat er ook nog eens een ander incident plaatsvindt, wordt Robbie, nadat Briony haar observaties over hem kenbaar heeft gemaakt, gezien als een potentiële verdachte. Cecilia weet dat hij onschuldig is, maar Robbie wordt uiteindelijk meegenomen door de politie en schuldig bevonden.

Atonement heeft gelijkenissen met The English Patient en een gastrol van regisseur Anthony Minghella is een duidelijke referentie aan die film. Met die vergelijking valt Atonement in het genre van de grootse romantische melodrama’s gebaseerd op boeken. Het oeuvre van McEwan is in dat opzicht gewild bij filmmakers, ook al valt het niet altijd binnen dat genre. Eerdere filmbewerkingen waren het opmerkelijke The Cement Garden (1993) en Paul Schraders macabere filmversie van The Comfort of Strangers (1990).

Sierlijk vervelen

Atonement heeft in vergelijking met die bewerkingen meer het karakter van een publieksfilm in zijn combinatie van intimiteit en grootsheid. De eerste helft is het beste, omdat de spanning tussen Robbie en Cecilia mooi tot zijn recht komt en Wright ook een goed gevoel voor detail heeft. Het Engelse landhuis met een landgoed waar geen eind aankomt en waar rijkeluiskinderen zich op sierlijk kostelijke wijze vervelen, zorgt voor een sfeer van typisch Britse ennui. De plotselinge romantiek komt daardoor sterker over.

~

Het tweede gedeelte lijdt meer aan dramatische voorspelbaarheid en moet het vooral hebben van historisch spektakel. Een grootse scène die duidelijk gemaakt is om te imponeren, toont het strand van Duinkerken bezaaid met Britse soldaten, terwijl de camera de personages volgt in een lang shot. Het effect doet sterk denken aan de stationsscène uit Gone with the wind (1939), waar het individuele leed verdrinkt in de maalstroom van grootsere historische krachten. Maar in andere gevallen kiest Wright voor de geijkte paden, vooral als het gaat om het gebruik van muziek bij tragische of emotionele scènes. Het toont de moeilijke taak om van grootse zaken boeiende en aangrijpende cinema te maken, zonder te vallen in de valkuilen die door voorgangers gemaakt zijn.

Pluspunt is wel dat de film in zijn einde een mooie kritiek levert op het nut van kunst als troostmiddel. We zien Briony dan nog een keer, vertolkt door Vanessa Redgrave, als bejaarde vrouw, terwijl ze vertelt over wat echt en wat fictie is. Wat de kijker wenst en wat hij krijgt van de makers is niet altijd de werkelijkheid. De film is daarmee zelfreflecterend op zijn methodes, zonder het grote publiek daarbij compleet te vervreemden.

Film / Films

Om te lachen zo slecht

recensie: Rogue Assassin

.

Zelfs voor de liefhebber van de slechte film is Rogue Assassin, het speelfilmdebuut van muziekvideoregisseur Philip G. Atwell, misschien iets te veel van het goede. Of beter gezegd, te veel van het slechte. Een oncharismatische leadingman (Jason Statham) die maar niet kan besluiten of hij Vin Willis of Bruce Diesel is, alle clichés over de Chinese en Japanse mafia die je kunt bedenken achter elkaar geplakt, en teksten in de trend van “Als ik jou was lag ik lekker te beffen op South Beach” geven het niveau van de film wel een beetje weer. Zelfs Dr. Dre kwam bij het componeren van de soundtrack niet verder dan tweederangs beats.

FBI-agent Jack Crawford (Jason Statham) zint op wraak. Drie jaar terug werd zijn partner samen met vrouw en kind op brute wijze vermoord door de mysterieuze Rogue Assassin (Jet Li). Zijn handelsmerk: het achterlaten van titanium kogelhulzen. Nu maakt deze huurmoordenaar San Francisco opnieuw onveilig door de twee machtigste families van de onderwereld tegen elkaar uit te spelen: de Chinese Chang en de Japanse Shiro familie. Waarom? Niemand weet het. Maar Crawford zet alles op alles om erachter te komen en de degens persoonlijk met deze Rogue Assassin te kruisen.

Videoclips

~

Debuterend regisseur Philip G. Atwell maakte naam met het regisseren van videoclips voor ondermeer 50 Cent, Dr. Dre, Eminem en Snoop Dogg. In zijn loopbaan won hij maar liefst acht MTV Music Video Awards. Dat een videoclip niet hetzelfde is als het regisseren van een speelfilm, wordt bij het zien van Rogue Assassin pijnlijk duidelijk. De film bestaat uit een reeks aan elkaar geplakte actiescènes, waar het verhaal met de haren is bijgetrokken.

Veertienjarige jongens

~

Atwell lijkt vooral veertienjarige jongens te willen plezieren (dezelfde doelgroep als van zijn videoclips, wellicht?) dus wordt vrouwelijk bloot afgewisseld met obligate motor- en autoraces. Niets dat we niet al kenden van The Fast and the Furious: Tokyo Drift en daar was tenminste duidelijk waar het om te doen was. Want dat is wellicht het meest storende aan Rogue Assassin, dat het voor de kijker tot aan de laatste minuten onduidelijk blijft wat Jet Li’s personage toch in godsnaam motiveert. De ene zinloze afslachtscène na de andere, en sprankelen doet het nooit. Door maffiabazen ondertussen semi-betekenisvolle uitspraken te laten doen als “Zij die veranderen overleven” of “Op elk moment in de wereld veranderen dingen”, en daar quasi-diepzinnig bij te kijken, wordt geprobeerd nog een extra laag te suggereren die er natuurlijk helemaal niet is.

Parodie

Jason Statham is een naam om snel weer te vergeten, maar zelfs Jet Li lukt het niet om in deze ellende overeind te blijven. Acteren is natuurlijk nooit zijn expertise geweest, maar ook een vechtheld heeft richting nodig. Omdat de film op actiegebied zo teleurstelt, begint dat bordkartonnen acteerwerk danig te storen. Soms is het zo slecht, dat het wel een parodie lijkt. En dat is dan, naast een leuke vondst met een bankpasje als moordwapen, misschien het enige positieve puntje aan deze film: het is om te lachen zo slecht.