Boeken / Strip

Du Perron als striptekenaar

recensie: Eddy du Perron - François Charpèt en andere beeldverhalen

De reeks Uitgelezen Boeken (katern voor boekverkopers en boekenkopers) van de Amsterdamse uitgeverij De Buitenkant is in de elf jaren van haar bestaan bekend geworden bij een kleine maar enthousiaste schare liefhebbers. De Buitenkant presenteert de reeks als het serieus nemen van ‘de rafelranden van het boekenvak’. En richt zich met de reeks op ’ten onrechte vergeten schrijvers, illustratoren of uitgevers’. Zo kent Uitgelezen boeken veel collectors items – zoals bladwijzers en boekhandelszegels – en onbekend werk van roemruchte schrijvers.

Van dat laatste is zeker ook sprake bij de recente uitgave van Uitgelezen Boeken, een bundeltje beeldverhalen, getekend door de als letterkundige bekend geworden E. du Perron (1899-1940). Zoals elke schrijver werd ook Eddy du Perron beïnvloed door de lectuur die hij in zijn jeugd tot zich nam. En zoals bij velen leidde dat ook bij hem tot de eerste schuchtere pogingen zelf verhalen te schrijven. Bij Du Perron bleef het echter niet bij schrijven, hij illustreerde zijn verhalen ook. En soms schreef hij er zelfs niets bij en is er sprake van een verhaal dat louter uit beelden bestaat. Du Perron waagde zich kortom in zijn jeugd aan het maken van stripverhalen. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat het gaat om verhalen en tekeningen van een twaalfjarige. Hoewel de verhalen en de tekeningen van een ontwapenende eenvoud zijn, laten ze tegelijkertijd zien dat het de jeugdige Du Perron ernst was en dat hij talent had voor het bedenken van spannende verhalen.

~

Jeugd

Het boekje is in tweeën gedeeld. In het eerste deel leidt Du Perron-biograaf Kees Snoek, hoogleraar aan de Sorbonne te Parijs, ons in de jeugd en de lectuur van Du Perron in. Hoewel hij dat zorgvuldig doet en vele schrijversnamen en boektitels noemt, komt er geen antwoord op de vraag of Du Perron ook beeldverhalen las. Dat hij geïllustreerde kinderboeken las, wordt tot in extensie uit de doeken gedaan. En welke boeken de inspiratie waren voor de beeldverhalen leren we eveneens. Maar of Du Perron strips las? Snoek vraagt het zich niet eens af. De informatie over de lectuur van Du Perron is ongetwijfeld uit de vele geschriften van de schrijver te destilleren. En Du Perron was doorgaans openhartig in zijn geschriften over wat hij las en wat in die zin van invloed op hem was. Kunnen we het niet weten en ontbreekt daarom alle informatie erover, of is de vraag eenvoudigweg niet gesteld of strips tot de lectuur van Du Perron behoorden?

Ondanks die kleine omissie is Eddy du Perron, François Charpèt en andere beeldverhalen & acht bladwijzers een heerlijk boekje om door te bladeren. De reproducties zijn van grote klasse, de inleiding eveneens. De acht bladwijzers die er als verrassing, als ’toemaatje’, aan zijn toegevoegd, maken het boekje nog meer een hebbeding dan het voor de liefhebber toch al zou zijn. Zelfs de enveloppe waarin het boekje wordt verstuurd, hoort echt bij dit verrassingspakket, want hij werd speciaal ontworpen voor deze aflevering van Uitgelezen Boeken.

<p>Uit besproken boek</p></td><td>

Uit besproken boek

 

 

Boeken / Fictie

Sprookje voor volwassenen

recensie: Keith Donohue (vert. Jeannet Dekker) - Het wisselkind

.

Henry Day besluit om weg te lopen. Op dat moment is hij zeven jaar oud. Hij verstopt zich in een holle boom, waar hij in de avondschemering uit wordt getrokken door een groep vreemd uitziende kinderen. Dat is het begin van een avontuur dat ruim dertig jaar zal duren. “Dit is geen sprookje, maar het ware verhaal van mijn dubbelleven dat ik daar heb achtergelaten waar het allemaal is begonnen, voor het geval ik ooit weer wordt gevonden.”

De wissel

In de eerste twee hoofdstukken van Donohues debuut wordt op zeer realistische wijze een zeer ongeloofwaardig verhaal neergezet. Henry Day is door de oudste van een groep ‘wisselkinderen’ uitgekozen voor een wissel. Op de dag dat hij van huis wegloopt, wordt hij een van hen gemaakt door middel van een bruut ritueel dat hem bijna het leven kost. Het wisselkind, dat zijn uiterlijk kan manipuleren en letterlijk Henry’s gezicht heeft gekopieerd, neemt zijn plaats in. De ‘oude’ Henry Day heet nu Aniday en wordt geen dag ouder. Hij moet leren jagen om te overleven, zich door de kleinste openingen heen te wringen, en het kleinste geluid op te vangen. Het wisselkind, de ‘nieuwe’ Henry Day, probeert zijn leven in het woud juist te vergeten. Hoe minder hij opvalt, hoe kleiner de kans dat iemand de wissel opmerkt. Alleen zijn nieuwe vader is wantrouwig, want Henry blijkt van de een op de andere dag een talentvolle pianist. En dan is er nog de vrouw die Henry herkent als de jongen die korte tijd daarvoor in het woud een aangereden hert nieuw leven heeft ingeblazen.

Realistisch sprookje

De hoofdstukken wisselen telkens van perspectief, zodat de lezer de ontwikkelingen in de levens van Henry en Aniday tegelijkertijd kan volgen. En het verhaal mag dan ongeloofwaardig zijn, Donohue zet Henry Day en Aniday neer als twee volwaardige karakters. Het wisselkind Henry moet na honderd jaar in het woud ineens relatief snel ouder worden, en het kost hem moeite om zich na een jarenlange stilstand zo haastig te ontwikkelen. Hij groeit niet meer uit zichzelf, en moet zijn botten dwingen om te groeien. Hij herinnert zich bovendien steeds vaker gebeurtenissen die voor zijn tijd in het woud plaatsgevonden moeten hebben, waaruit hij opmaakt dat hij ook ooit een normaal kind is geweest dat op zijn beurt ook ten prooi is gevallen aan wisselkinderen. Net als een ‘gewone’ puber vraagt Henry zich dus af waar hij vandaan komt, en wie hij eigenlijk is.

~

In de andere hoofdstukken lees je tegelijkertijd hoe Aniday in rap tempo voor zichzelf moet leren zorgen. Samen met de andere wisselkinderen leeft hij op een verborgen plek in het woud, waar de jaren verstrijken, in afwachting van een nieuwe wissel. De zomermaanden voelen aan als lange vakanties maar de wintermaanden zijn guur, donker, en worden getekend door een constant gebrek aan eten. Aniday wordt verliefd op een van de andere wisselkinderen, Speck, maar kan geen uiting geven aan deze gevoelens, opgesloten als hij is in zijn zevenjarige kinderlichaam. Terwijl de ‘nieuwe’ Henry Day zijn kindertijd niet los kan laten, is de ‘oude’ Henry Day erin gevangen tegen wil en dank.

Mythe

Keith Donohue heeft zich voor dit wonderlijke verhaal laten inspireren door een mythe die eeuwenlang gebruikt werd door ouders die zich wilden ontdoen van een van hun kinderen, omdat het zich geestelijk of lichamelijk niet naar behoren ontwikkelde. Het betreffende kind zou dan waarschijnlijk een wisselkind zijn, een soort kobold of elf die was verwisseld met een mensenkind. Dit was in de middeleeuwen een vrijbrief om dergelijke kinderen te vondeling te leggen, of nog erger: te verdrinken. Het thema van de wisselkinderen is vooral door fantasyschrijvers al vaak gebruikt, wat tot de onjuiste conclusie zou kunnen leiden dat Donohue eigenlijk niets nieuws heeft gedaan. Het wisselkind stijgt echter zowel stilistisch als thematisch ver boven deze fantasyboeken uit. Donohue heeft een onconventionele, maar desalniettemin sterke Bildungsroman geschreven.

Het lijkt dus alsof er een nieuw ster aan het literaire firmament staat. Donohue heeft inmiddels een miljoenendeal gesloten voor twee romans. “The first of the two books, called Angels of Destruction, is about a nine-year-old girl who may or may not be an angel”, is te lezen in de New York Observer. Hopelijk wordt dat opnieuw een roman met een flauwe flaptekst die uiteindelijk tóch een juweeltje blijkt te zijn.

Film / Films

Een zuipende Odysseus in de sneeuw

recensie: Slumming

.

Slumming betekent zoveel als het doelloos ronddolen van rijke jongelui door die delen van de stad die beneden hun sociale bereik liggen, en waarbij ze zonder schroom de ingeving van het moment volgen. In de gelijknamige film maken Alex en Sebastian afspraakjes met internetdates wiens kruis ze vanonder tafel fotograferen, volgen ze opdringerig voorbijgangers en trachten hun bestaan hardop te ontrafelen, en schuimen ze ’s nachts kroegen af (smijtend met geld) om zo in contact te komen met een wereld die normaliter ver van ze afstaat. Alex is de realist van de twee en wordt nog enigszins in toom gehouden door zijn geweten. Sebastian is de schaamte al lang voorbij. Geen enkele actie gaat hem te ver, en hij balanceert daarbij gevaarlijk op de grens van baldadigheid en criminaliteit.

Parallel met de avonturen van de jongens loopt het verhaal van Kallman, een zwervende dichter die al zuipend en schreeuwend tegen alles wat er mis is met de mensheid het centrum van Wenen onveilig maakt. Hij is teleurgesteld in het leven en lijkt op weg naar een enkeltje hel als je het fanatisme ziet waarmee hij zichzelf in de vernieling tracht te helpen. Financieel zit hij uiteraard aan de grond, maar hij schijnt er niet echt mee te zitten. Hij weet af en toe wat geld – al dan niet hardhandig – af te troggelen van mensen die zijn pad kruisen, door ze een gedicht of een ander vreemdsoortig voorwerp te verkopen.

~

Dat geld wordt vervolgens met spoed omgezet in alcohol, en af en toe investeert hij het in een al even laveloze vriendin waar hij toch een speciale band mee lijkt te hebben. Na weer een dag vol van dit soort hoogtepunten, en na een volle fles rum in luttele momenten verzwolgen te hebben, stort Kallman ineen op een stadsbankje. Waar hij wordt aangetroffen door de naar kicks zoekende Sebastian, met een aan de rem trekkende Alex die het vermoeden heeft dat zijn immorele metgezel nu wel eens echt te ver zou kunnen gaan.

De stunt (in de ogen van Sebastian dan) die de twee vervolgens uithalen leidt tot het ontwaken van de ontredderde Kallman in een hem vreemde wereld. Terwijl hij zijn weg terug tracht te vinden wordt Sebastian voor het eerst in zijn leven emotioneel geraakt door een vrouw. Pia is een wereldwijze lerares die hem eindelijk wat tegenwicht kan brengen, en onder het mom van ‘eerlijkheid is belangrijk in een echte relatie’ vertelt hij haar dan ook prompt van zijn laatste actie. Zij kan er echter niet om lachen, zet hem hardhandig aan de kant en gaat op zoek naar de ronddolende Kallman.

Parallellen

Glawogger maakt doeltreffend gebruik van parallelmontage en weet zo de ervaringen van de jongens aan de ene en Kallman aan de andere kant te spiegelen, waarbij duidelijk wordt dat er grote verschillen zitten tussen deze uitersten, maar waarbij ook de symmetrie opvalt. De zich God wanende Sebastian wordt door niets geraakt en is op zoek is naar een louterende emotionele ervaring, en Kallman probeert juist met de moed der wanhoop los te komen van zijn gevoelens in een oceaan van drank.

~

De gedwongen catharsis van Kallman, getoond als een hellevaart door een witte en lege wereld, is een odyssee. Hij moet op zoek naar zijn Ithaka en Penelope, en zich onderweg zien te ontdoen van allerlei obstakels. Tegen alle verwachtingen in gaat dit hem goed af en hij weet zich wonderwel aan te passen aan de reis. Kallman verpersoonlijkt Dantes La Divina Comedia, en zijn tocht leidt hem vanuit de Hel, door het Vagevuur, naar het Paradijs. Daartegenover staat de ontredderde Sebastian die na zijn breuk met Pia zo van de kaart is dat hij in een ingeving naar de andere kant van de wereld vliegt om te trachten haar te vergeten. Over wiens lot we ons zorgen moeten maken lijkt alleszins duidelijk.

Michael Glawogger levert een sterk fictiedebuut af met een film die ambitieus en zeker ook pretentieus is, maar wonderwel licht en compact aanvoelt. Met zijn poetische beeldtaal weet hij een maximum te halen uit de besneeuwde wereld waarin de personages – al dan niet letterlijk – ronddwalen.

Muziek / DVD

Ode aan het vaderland

recensie: Sigur Rós - Heima

.

De meeste IJslanders geloven in dwergen, elfjes en trollen. En eigenlijk verschillen ze zelf niet eens zoveel van deze mythische wezentjes, als je naar Heima kijkt. Waar Sigur Rós de tenten ook opslaat in het onherbergzame en kale IJsland, de toeschouwers lijken soms gewoon uit de struiken of een spelonk tevoorschijn te komen. Als je beter kijkt zie je even verderop een rijtje landrovers en jeeps staan, en eigenlijk ook een compleet dorpje, maar het beeld is mooi.

Sigur Rós sloot in de zomer van 2006 met een tweeweekse tour langs vijftien locaties in IJsland, een glorieuze en tegelijkertijd vermoeiende periode af. Over de hele wereld gaven zanger Jón Þór c.s. uitverkochte concerten en bewezen ze nog maar eens het populairste exportproduct te zijn van dit Noord-Europese land. En nu waren ze thuis en hadden ze er nog geen genoeg van. Er is natuurlijk wel een groot verschil tussen een stadion en een optreden op de flanken van een berg in Snæfell – op een schiereiland ten noorden van Reykjavik. Sigur Rós koos ervoor deze gratis toegankelijke concerten, en niet de wereldtour, te gebruiken voor een documentaire, en dat blijkt een gouden greep. Het heeft ongetwijfeld een van mooiste muziekdocumentaires van de laatste jaren opgeleverd.

Surrealistische beelden

~

Het begint al bij de aanpak. Een 40-koppige crew was betrokken bij de totstandkoming van Heima (’thuis’), dat volgens het persbericht een ode aan de liefde maar daarbovenop ook een ode aan IJsland is. Aan liefde voor je vaderland. Die liefde spat van het scherm en wordt benadrukt in elk shot, of het nu een kabbelend riviertje is of een kleuter in het publiek die een pakje appelsap leegknijpt. De tournee door IJsland was een happening van nationaal formaat. Meestal waren de locaties nog redelijk bereikbaar voor de plaatselijke bevolking – een dorpshuis of een dorpsplein- maar hier en daar moest het publiek toch best moeite doen om een optreden bij te kunnen wonen. Zoals in Djúpavik, in het geïsoleerde noordwesten, waar vrijwel alle bewoners zijn vertrokken na de teloorgang van de visserij, waardoor het nu een spookstadje is. Mensen verdringen zich in deze scène rond een verroeste vistank om een akoestische set van Sigur Rós te zien. Hiervan is het nummer Vaka op de dvd terechtgekomen. En zo barst de film van de surrealistische beelden. Het concert voor het mysterieus blauw uitgelichte kerkje van Seyðisfjörður heeft voor altijd een plekje in je hoofd. Dauðalagið eindigt als zoveel Sigur Rós-nummers in een geluidsdeken van elektrische gitaren, drums, violen en als een vlijmscherp mes de ijle stem van Jón Þór. In het totaalshot van het plein zie je op de voorgrond een kind een verlicht winkeltje binnenstappen. Een meesterlijk filmische scène.

Plaatselijke fanfare

Heima is een dubbel-dvd en voor de volledige performances moet je direct de tweede schijf in je speler doen. Die bevat de registraties uit alle optredens die Sigur Rós in die twee bijzondere weken in de zomer van 2006 gaven. Veelal zijn het de meer bekende nummers van de vier albums die voorbij komen, maar dan in een meer dan bijzondere setting. In Sé lest werkt de plaatselijke fanfare van Isafjordur mee en Olsen Olsen wordt akoestisch gespeeld op een bergflank in ‘the middle of nowhere‘. Middels een navigatiemenu op een oude landkaart van IJsland weet je gelijk waar dat ‘middle of nowhere zich bevindt.

Orgasme van geluid en licht

Op de eerste dvd zijn de optredens versneden met interviews en ontmoetingen van de bandleden met zonderlinge landgenoten, waarvoor je in IJsland nooit ver hoeft te zoeken. Met de afgelegen wonende man die van een hol soort hout (rhubarb) een xylofoon heeft gemaakt, spelen drie bandleden een ontroerend stukje in een grot en van de man die in zijn eigen huis een museumpje over muziek heeft ingericht (‘Memories of Melodies‘) krijgen ze een rondleiding. Tot op het aanrecht in zijn keuken staan de memorabilia opgestapeld. Opvallend is dat Sigur Rós overal wordt ontvangen alsof het de buren zijn. De ontmoetingen blijken van een verbluffende nuchterheid. Een benadering die de bandleden bevalt. In de interviews benadrukken ze hun afkeer van het gedweep met hun sterrenstatus en noemen ze IJsland een “safe haven“, een plek waar ze volledig ongestoord hun gang kunnen gaan. Dat ze die nuchtere IJslandse attitude ook werkelijk bezitten toont het slot van de dvd. Het is het laatste concert van de tour, in Reykjavik. De kijker ziet een van de meest intense finales van een liveconcert ooit. Sigur Rós speelt Popplagið. Een orgasme van geluid, licht en snelle beelden vult het podium. Als het nummer is afgelopen komt zanger Jón Þór in beeld met een anekdote. De oma van een van de bandleden was naar dat slotoptreden gekomen, speciaal om haar kleinzoon te zien maar ging naar huis omdat ze het geluid te hard vond. En bovendien kon ze het thuis verder volgen op tv. Eenmaal op de bank dacht ze dat het toestel stoorde door de felle verlichting en maffe beelden en heeft ze ‘m maar uitgezet. Jón Þór grinnikt: “Dat vond ik grappig.”

Kunst / Expo binnenland

Onder water

recensie: Zeger Reyers - De Ouborg Prijs 2007

Het is wel even wennen. In plaats van overweldigd te worden door een intense vochtgeur of door kippenvel, veroorzaakt door een met paddenstoelen overwoekerde kamer, wacht er in het Gemeentemuseum Den Haag een lege zaal. Wie zich er op verheugd heeft getuige te zijn van mysterieuze groeiprocessen en geconfronteerd had willen worden met een veelheid aan organisch materiaal, komt wat bedrogen uit. Niets meer dan een enkele projectie is wat de winnaar van de Ouborg Prijs 2007, Zeger Reyers, voor de bezoeker van het Haagse museum in petto heeft.

Maar wie gaat zitten op een van de bankjes in de grote zaal en zich laat meevoeren door de deinende ritmes in het beeld is deze lichte teleurstelling snel vergeten. Het is moeilijk te bepalen wat het is dat je voor je ziet, maar dat het om water gaat, is duidelijk. Golvende bewegingen van links en rechts in grijzen en witten worden onderbroken door rimpelingen en kleine witte schuimbelletjes. Hoe langer je kijkt, hoe dieper je lijkt te worden meegezogen onder water. Zo zeer zelfs dat je bijna naar adem moet happen bij het plotseling ontstaan en verdwijnen van de zwarte gaten en je alsnog kippenvel krijgt bij de suggestieve contouren van slangachtige, kronkelende wezens.

Vergankelijkheid

Zonder titel (brandslang), uit de serie 'Hortus Conclusus', 2004, print van grootbeeld negatief, 0,90x1 m. Fotografie: Bob Goedewaagen
Zonder titel (brandslang), uit de serie ‘Hortus Conclusus’, 2004, print van grootbeeld negatief, 0,90×1 m. Fotografie: Bob Goedewaagen

Zeger Reyers (1966) installeerde Aqua Boogie II ter gelegenheid van het winnen van de Ouborg Prijs, een Haagse stadsprijs voor beeldende kunst genoemd naar kunstenaar Pieter Ouborg (1893-1956). De prijs bestaat naast de tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag, uit een geldbedrag van 4.750 euro en de publicatie van een boek. Een groot magazine-achtig boek in dit geval, vormgegeven door Renate Boere. Naast heel veel beeldmateriaal bevat het teksten en een uitgebreid interview gedrukt op kwetsbaar, krantachtig papier. De vergankelijkheid van dit soort papier ligt volledig in de lijn van Reyers’ werk. Want eigenlijk blijft daar over het algemeen weinig tot niets van over.

Culture versus nature

Hardwater, 2003, installatie (wit Mosa porselein), 4 x 3,20 x0,70 m. Fotografie: Rob Kollaard
Hardwater, 2003, installatie (wit Mosa porselein), 4 x 3,20 x0,70 m. Fotografie: Rob Kollaard

Zeg Zeger Reyers en ik zie een radio voor me waaruit een prachtige roze oesterzwam groeit. Een onbestemde vrolijkheid en een diep ontzag over zoveel overlevingsdrang maakt zich daarbij altijd van me meester. Een fantastisch beeld waarin een dood object, met organisch levend materiaal is gecombineerd en techniek en biologie op een niet functionele manier bij elkaar zijn gebracht. Reyers creëert voortdurend situaties waarbij uiteenlopende levende organismen op onverwachte plekken groeien. Dat begon al bij zijn eindexamenwerk Paddestoel (1995). Geïnspireerd door paddenstoelen die de achterbank van een auto van een vriendin hadden uitgekozen om zich te ontwikkelen, liet Reyers op diverse ouderwetse zitkamerstoelen oesterzwammen groeien.

De confrontatie die Reyers in dit soort werk opzoekt tussen natuur en cultuur, voelt bijna als een soort krachtmeting, waarbij de natuur steeds glorieus lijkt te overwinnen. Terwijl de stoelen wegrotten in de vochtig gehouden omgeving, werkt de begroeiing zich onverstoord naar een weelderig hoogtepunt toe.

Aqua Boogie

Ook water heeft een grote aantrekkingskracht op Zeger Reyers. Naast een werk als Drumstel(2004), waarin Reyers een stel oliedrums voor de kust tot roestens toe in de zee liet deinen, is Aqua Boogie II het vervolg op het in 2004 in de kelder van het naastgelegen GEM gerealiseerde Aqua Boogie, een titel refererend aan de in die tijd voor veel geld aangekochte Vicotory Boogie Woogie van Mondriaan. Dankzij Aqua Boogie zijn de wanden van die ruimte tot op de dag van vandaag nog steeds zwart. Ook daar werd, net als bij Aqua Boogie II, een spanningsveld opgebouwd tussen de rustgevende aanwezigheid van water en de grillige, angstaanjagende bewegingen van zwarte karpers. Reyers zette voor de eerste Aqua Boogie de laaggelegen zaal daadwerkelijk onder water en plaatste horizontale en verticale loopplanken waarop het publiek zich kon voortbewegen boven een moeilijk peilbare en onvoorspelbare diepte. Net als met de oesterzwammen creëert Reyers een nieuwe biotoop in een vreemde omgeving en ook hier wijst Reyers ons op de relatieve onbeduidendheid van menselijke aanwezigheid en technische oplossingen vergeleken met de kracht van natuurlijke processen; “Als de pompen in de kelder niet zouden werken, zou deze kelder na enkele regenbuien onderlopen, net als een groot deel van Nederland.”

Eten en gegeten worden

Verwijzing naar Aquaboogie II, 2007
Verwijzing naar Aquaboogie II, 2007

Wat bijna naadloos past tussen primaire zaken als water, groei en verval, is koken en eten. En misschien zijn dit wel de meest belangrijke fascinaties van Zeger Reyers. Zeker gezien zijn werkwijze; Reyers werkplek heeft meer weg van een keuken dan van een atelier. Ik weet niet hoe het gaat aflopen met Aqua Boogie II, maar de tentoonstelling van de eerste eindigde met een bijzonder feestmaal: de Mosselstoeldie Reyers in 2001 in de Oosterschelde had geplaatst werd geoogst en bereid; in een speciaal gemaakte pan stonden de Parijse terrasstoeltjes te stomen om het tentoonstellingspubliek van heerlijke verse mosselen te voorzien. Bij dit werkt lijkt het er voor een keer op dat de mens de natuur, in ieder geval voor éven onder de duim heeft.

Film / Films

Verloren generaties en onmogelijke keuzes

recensie: 4 maanden, 3 weken en 2 dagen

Roemenië was nog geen twintig jaar geleden een gesloten land in de nadagen van een dictatoriaal regime. Anno 2007, als jonge lidstaat van de Europese Unie, lijkt de natie met één voet in de beloftes van de toekomst en met de andere voet in een nog onverwerkt verleden te staan. Uiteenlopende verzoeningsprocessen van Roemeense filmmakers met hun geschiedenis bereiken het Europese witte doek. Een van die talenten is regisseur Cristian Mungiu (1968). Met 4 maanden, 3 weken en 2 dagen, bekroond met onder andere een Gouden Palm in Cannes, creëert hij zijn aangrijpende subjectieve visie op het verleden.

De film is gesitueerd in de jaren tachtig, in de studentenflat van de huisgenoten Gabita en Otilia. Politiek beladen en tegelijkertijd gedistantieerd vertelt de regisseur het ondraaglijke verhaal van generaties van vrouwen. Wanneer in het kader van de voorziening van toekomstige arbeidskrachten onder het Ceauþescu-bewind abortus is verboden en voorbehoedsmiddelen geen optie zijn, is het dilemma evident. Wat te doen bij een ongewenste zwangerschap? Bijdragen aan een generatie ongewenste kinderen? Of kiezen voor een risicovolle illegale abortus? En hoe ver ga je in uitzichtloze situaties? Door het gebrek aan expliciete stellingname bereikt Mungiu dat de problematiek de Roemeense landsgrenzen overstijgt. De herkenbaarheid van de benarde posities, onmogelijke keuzes en ethische vraagstukken laat je van begin tot eind met ingehouden adem en een brok in je keel ongemakkelijk in je stoel zitten.

Geloofwaardigheid

Mungiu weet in zijn drama te balanceren tussen keiharde waarheid en hoop. Door een lichtpunt te bieden in de opstapelende narigheid maakt hij de ellende draagbaar. Dit lichtpunt is Otilia, subtiel en zeer natuurlijk vertolkt door Anamaria Marinca. Otilia is de motor van het verhaal. Zij vertegenwoordigt de mogelijkheid keuzes te maken en consequenties te dragen. Daarentegen komt het personage van Gabita (Laura Vasiliu) door gebrek aan achtergrond en buitenproportionele naïviteit minder goed van de grond. Dit doet echter dankzij de geloofwaardigheid van de acteerprestaties niet af aan de kracht van de film.

~

Grauw en grijs, star en kil en een ogenschijnlijke rechtlijnigheid zijn de krachtige kenmerken van Mungiu’s subjectieve wereld. Van steriele gangen in studentenhuizen en donkere hotelkamers tot vervallen torenhoge flats – niets biedt troost. Met kil kleurgebruik en strakke kadrering schetst de maker een hermetisch afgesloten wereld. Een wereld waarin geen andere uitweg mogelijk lijkt dan omkoperij, bedrog en keiharde maar noodzakelijke vluchtroutes. Met statische long shots en realistische dialogen wordt de situatie nog beklemmender. Pijnlijke stiltes maken de onontkoombaarheid voelbaar, maar bieden tegelijkertijd ook de ruimte tot ontsnapping. Het is maar net hoe je het bekijkt.

In 4 maanden, 3 weken en 2 dagen laat Mungiu verloren generaties aan het woord. Zij die niet geboren zijn, zij die heimelijk hebben geleden en zij die in stilte hebben toegekeken. Met een ongemakkelijke en meeslepende film toont de Roemeense cineast de beklemming van een regime en de mogelijkheid binnen de beperkingen je eigen keuzes te maken. De morele vraagstukken liggen op tafel, het oordeel is aan jezelf.

Film / Films

Met een documentaire in de tegenaanval

recensie: Documentairemakers hebben het op Moore en Gore voorzien

.

De documentaire is een machtig wapen om actuele maatschappelijke kwesties op de agenda te zetten. Niemand weet dat beter dan Michael Moore, de meester van de manipulatieve documentaire. Ook Al Gore speelde met An Inconvenient Truth met veel succes in op de gevoelens van het publiek. Geen wonder dat hun tegenstanders eveneens naar het medium van de documentaire grijpen. De belangrijkste vraag is natuurlijk: hoe overtuigend is de tegenaanval?

~

Aan het begin van Manufacturing Dissent – Uncovering Michael Moore (2007) stellen de regisseurs (Debbie Melnyk en Rick Caine) dat ze uit bewondering aan een film over Michael Moore begonnen. Vanaf de eerste scènes komen er echter bekenden van Moore aan het woord die hem zonder al te veel argumentatie zwart proberen te maken. Moore zou een zwendelaar zijn, die alleen maar uit is op zijn eigen naamsbekendheid en geldelijk gewin.

Uit het verband gerukt

Melnyk en Caine hanteren dezelfde stijl als Moore, maar ze doen dat zo weinig effectief dat je het gevoel krijgt dat je naar een parodie zit te kijken. Beschuldiging blijven zonder toelichting, beelden worden uit hun verband gerukt of krijgen in de voice-over een negatieve lading mee. Zo wordt Moores weigering voor een interview aangegrepen om hem op zijn promotietour voor Fahrenheit 9/11 te achtervolgen. Als de camera niet ingeplugd mag worden bij een van zijn speeches, concludeert Melnyk dat Moore het Canadese documentaireteam boycot. Haar pogingen om hem toch voor haar microfoon te krijgen zijn zo hysterisch dat je zowaar met Moore begint te sympathiseren.

Het stomme is dat Manufacturing Dissent best een aantal goede argumenten tegen Moores werkwijze boven water krijgt. Roger and Me, zijn veelgeprezen documentaire, draait bijvoorbeeld om zijn mislukte pogingen om Roger Smith, de directeur van General Motors, te spreken te krijgen. Uit Manufacturing Dissent blijkt dat Smith wel degelijk met Moore in gesprek is gegaan, maar dat het Moore beter uitkwam om dat uit zijn film weg te laten. Ook de manier waarop Moore de groene presidentskandidaat Ralph Nader heeft laten vallen – ten gunste van de democraat John Kerry – zou voor een serieuze documentairemaker genoeg mogelijkheden bieden om een zinnige aanklacht uit te brengen. Melnyk en Caine weten echter zoveel onzinnige desinformatie op te stapelen dat ze hun geloofwaardigheid ruim voor tijd al hebben verloren.

The Great Global Warming Swindle
The Great Global Warming Swindle

Dan pakt Martin Durkin het heel wat beter aan. The Great Global Warming Swindle (2007) is een professioneel gemaakte documentaire die moet aantonen dat de opwarming van de aarde niet veroorzaakt wordt door de mens, maar door de zon. De film bindt de strijd aan met Al Gore’s An Inconvenient Truth, maar Durkin speelt niet op de man. De naam Gore valt zelfs niet één keer. In plaats daarvan laat Durkin wetenschappers aan het woord, die met behulp van grafieken beargumenteren waarom het veel meer voor de hand ligt dat de zon het klimaat verandert. De verandering van het CO2-gehalte hangt bijvoorbeeld samen met veranderingen in de kracht van de zon, maar het CO2-gehalte loopt daar soms wel achthonderd jaar op achter. En hoe machtig is de mens nu helemaal in vergelijking met de zon?

Voorgelogen

De wetenschappers beschouwen de broeikaseffecttheorie als een nieuwe religie. Iedereen die er tegenin gaat wordt monddood gemaakt, betogen zij. Zelfs een sceptische leek wordt na verloop van tijd aan het twijfelen gebracht. Kan het zo zijn dat The Great Global Warming Swindle gelijk heeft, en dat we met z’n allen worden voorgelogen? Uit Het grote klimaatdebat van KRO Reporter, dat aan de dvd is toegevoegd, blijkt dat de meeste experts wel van het broeikaseffect overtuigd zijn, maar dat er nog onduidelijkheden bestaan, die door Gore zijn weggemoffeld.

~

Durkin en Gore manipuleren beiden het bewijsmateriaal en zijn stellig over zaken die voor de wetenschap nog helemaal niet bewezen zijn. Als één ding uit het debat duidelijk wordt, is het dat documentairemakers altijd overdrijven en de feiten in hun eigen voordeel presenteren. Het is dan ook te hopen dat er nog veel documentaires en tegendocumentaires gemaakt worden, maar ook dat ze met de nodige scepsis worden bekeken.

Boeken / Fictie

Verleden tijd

recensie: Guillaume Musso (vert. Saskia Taggenbrock) - Het grote gemis

.

Guillaume Musso (1974) geniet in zijn thuisland Frankrijk grote populariteit. Op zijn tiende wist hij al dat hij schrijver wilde worden, maar voordat Het grote gemis (oorspronkelijke titel: Seras-tu là?) zijn internationale doorbraak betekende, studeerde hij economie en werkte als docent. In Frankrijk publiceerde hij onder andere de boeken Sauve-moi  en Parce que je t’aime.

Toekomstig verleden

Het verhaal begint in 2006 in Cambodja, waar de zestigjarige dokter Elliott Cooper een jongen red van verstoting door hem aan een hazenlip te opereren. Als dank hiervoor krijgt hij een flesje met tien goudkleurige pilletjes, waarmee hij terug zou kunnen in de tijd. Al dertig jaar worstelt hij met het verdriet om de dood van zijn grote liefde Ilena en dus grijpt hij deze kans, hoewel hij sceptisch is wanneer hij eenmaal terug is in Amerika. Teruggaan in de tijd kan immers niet. Toch probeert hij het. De pilletjes lijken te werken, maar omdat de overgang in zijn slaap plaatsvindt, is Elliott bij de eerste poging niet overtuigd. Het zou net zo goed een droom kunnen zijn. Dan vindt hij een servetje in zijn zak, waarvan duidelijk is dat het uit 1976 komt. Is hij echt derig jaar teruggegaan in de tijd?

Hij probeert het nogmaals en dit keer is hij ervan overtuigd dat de pilletjes werken. Hij komt oog in oog te staan met zijn dertig jaar jongere ik. Elliott doet zijn best om aan zijn jongere ik uit te leggen wat hij komt doen en wie hij is, maar zijn jongere ik denkt voornamelijk dat hij gek aan het worden is. Na een aantal verdere ontmoetingen kan de jonge Elliott niet meer onder de waarheid uit; de persoon tegenover hem is zijn oudere ik. En als de oude Elliott dan eindelijk ilena terugziet en aan zijn jongere ik vertelt dat Ilena binnenkort zal overlijden, dwingt de jonge Elliott de oudere om haar te redden. Samen maken ze een plan waarmee ze Ilena kunnen redden, zonder dat dit ten koste gaat van Elliott’s dochter Angie. De oudere Elliott stelt echter wel als voorwaarde dat zijn jongere ik niets aan zijn beste vriend Matt mag vertellen, omdat er zo min mogelijk geknoeid moet worden met het verloop van de tijd. Maar welk toekomstig verleden komt er voort uit hun poging Ilena te redden?

Clichés

Musso’s uitgangspunt is leuk: wat zou je doen als je je verleden kon veranderen? En welke gevolgen heeft dat voor de toekomst? Maar zijn uiteindelijke verhaal is één en al cliché. Zelfs zijn personages zijn de personificaties van clichés, waardoor je niet alleen de personages niet serieus kunt nemen, maar ook Musso als schrijver niet. Matt is de typische ‘leuke klootzak’ die de typische ‘spottende’ opmerkingen maakt, zoals goed duidelijk wordt in onderstaand citaat:

‘Wat hebt u nou eigenlijk precies gedaan?’ vroeg Matt, steeds minder overtuigd.
Terwijl hij de doos in de gaten bleef houden sloeg Malden een belerende toon aan.
‘De chemische naam voor de Super Glue is cyaanacrylaat…’
‘Wat een fantastisch nieuws,’ zei Matt spottend.

Musso’s verhaal leest als iets dat geschreven is door een kind van dertien met veel ambitie in het schrijversvak, maar dat nog lang niet genoeg geleerd, geschreven en gelezen heeft om een verhaal te kunnen schrijven dat gebouwd is op eigen karakters en eigen sfeer. Hij overtuigt niet, waardoor ook zijn personages niet overtuigen. Hij láát ze ook niet overtuigen, want als hij een karaktereigenschap neerzet, haalt hij diezelfde eigenschap nog geen twee pagina’s later onderuit. Bijvoorbeeld wanneer Elliott een hond aanrijdt: eerst rijdt hij door, want hij heeft een hekel aan dieren, en twee pagina’s later is hij ineens gehecht aan de hond. Om nog maar te zwijgen van Musso’s irritante gewoonte om veel zinnen te eindigen met drie puntjes, ook waar dat niet van nut is. Al met al is het beste aan Het grote gemis het idee, maar mist er heel wat in de uitwerking hiervan.   

Muziek / Album

Geen punk, wel progressief

recensie: Dirty Projectors - Rise Above

Creativiteit wordt aangewakkerd door beperking; juist langs de grenzen van mogelijkheden ontstaat innovatie. Maar liefst 139 afleveringen MacGyver zijn gewijd aan dit oerthema: een ontploffing is immers nóg boeiender als hij is veroorzaakt door de juiste mix van suiker, zout en onkruidverdelger (aflevering drie, seizoen een). David Longstreth, het brein achter Dirty Projectors, voert de beperking op tot een bizar hoogtepunt: slechts gewapend met een herinnering aan een album dat hij in zijn jeugd luisterde – Damaged, van Black Flag – probeerde hij die muziek te ‘hercreëren’. Longstreth liet de punkklassieker uit de cd-speler en richtte zich in plaats daarvan op het reconstrueren van de essentie van de muziek zoals die zich in zijn geheugen had genesteld. Het resultaat, Rise Above, bewijst voor sommigen enkel dat zijn geheugen niet al te best is, maar laat degene die er voor open staat zien hoe Longstreth dankzij die beperking de muzikale conventies ontstijgt.

~

Toegegeven, het conceptuele aspect van Rise Above is nogal postmodern; ‘gezocht’ dekt de lading wellicht beter. Door een door tijd aangetaste herinnering aan zo’n bekend werk nadrukkelijk als basis te nemen voor een cd zet Longstreth de luisteraar eigenlijk op het verkeerde been. Dat hij juist Damaged gekozen heeft wekt ten onrechte bepaalde verwachtingen, zeker uit de hoek van doorgewinterde punkers, die met Rise Above van een koude kermis thuis komen. Dat Longstreths interpretatie nogal van het origineel afwijkt is namelijk zacht uitgedrukt, het is alsof je een bosneger met een spoedcursus Engels Shakespeare laat reciteren. Waarschijnlijk is het zelfs beter als je die cd nooit hebt gehoord (of je er zoals ik ooit slechts doorheen gegrasduind hebt). Rise Above is dan ook absoluut geen coveralbum, het is misschien nog het meest een reis in de voetsporen van Black Flag door een landschap dat dankzij eeuwenlange beschaving onherkenbaar is veranderd. Dirty Projectors covert iets dat niet bestaat, en zo vreemd vernieuwend is de muziek ook.

Verticale vernieuwing

Hoewel Longstreth op Rise Above voor het eerst met een band in de archetypische rockformatie (drum, bas, gitaar en zang) werkt, is zijn klassieke benadering, die eerder werk als Slaves, Graves & Ballads (2005) kenmerkte, nog duidelijk hoorbaar. De muziek heeft meer ritme dan voorheen – ‘horizontaler’ noemt Longstreth het zelf – maar de kracht van de muziek is nog steeds de compositie, het ‘verticale’. Veel meer nog dan uit akkoorden en structuur is de muziek namelijk opgebouwd rond zeer experimentele ideeën van consonantie en harmonie. Dit komt het meest naar voren in de gitaren en zang, die haast onbegrijpelijk stuurs en hoekig zijn. Hoewel die intensiteit mij direct wist te boeien, vraagt de complexiteit van de composities zeker om veel luisterbeurten. In die ‘verticale’ vernieuwing ligt de aantrekkingskracht van Rise Above, en eigenlijk is dit album meer nog ‘klassieke muziek met popinstrumenten’ dan een popalbum, laat staan punk.

Exotische intensiteit

~

Sowieso is Rise Above een walhalla voor muzikale omnivoren: folk, blues, klassiek en Afrikaanse invloeden geven de muziek een uitheems karakter, dat wordt versterkt door de haast onaardse klanken die Longstreth uitstoot. Zijn springerige falset staat onmiskenbaar centraal en bindt, geflankeerd door tweede stemmen van de bassiste en gitariste, alle muzikale uitspattingen samen. Door het hele album heen gebruikt Dirty Projectors een vraag-en-antwoordspel tussen de gitaren, met veelvuldig gebruik van Noord-Afrikaanse speeltechnieken zoals die van het snaarinstrument de krak. Gimme Gimme Gimme is een hoogtepunt, met een continu verloop van gebroken gitaar- en zangpatronen die over elkaar struikelen en op onnavolgbare wijze in elkaar vallen. De keuze om alle instrumenten erg kaal te houden in de mix pakt zeer goed uit, want het legt een rauwe energie en dynamiek bloot die met geen effect is na te bootsen.

Dirty Projectors is een vernieuwende band met een unieke klanktaal, die elke muziekliefhebber een kans moet geven. Schenk geen aandacht aan het postmoderne kader van Rise Above, maar laat je verrassen en verrijken door het unieke en onvoorspelbare talent van David Longstreth. Geloof me, het lijkt nergens op.

Film / Achtergrond
special: Deel 1 - Operation Homecoming

IDFA 2007

deel 1 | deel 2 | deel 3

Lijnrecht tegenover het dit jaar uitgelichte thema ‘de liefde’ staan de verhalen van de veteranen uit Irak en Afghanistan. In Operation Homecoming: Writing the Wartime Experience, de openingsfilm van het festival, beschrijven militairen hun ervaringen in het veld. De film is de moderne broer (in vorm en tijd) van Dear America – Letters Home from Vietnam (USA 1987) waar het eerste IDFA in 1988 mee opende en die nu ook weer te zien is.

| deel 3

Lijnrecht tegenover het dit jaar uitgelichte thema ‘de liefde’ staan de verhalen van de veteranen uit Irak en Afghanistan. In Operation Homecoming: Writing the Wartime Experience, de openingsfilm van het festival, beschrijven militairen hun ervaringen in het veld. De film is de moderne broer (in vorm en tijd) van Dear America – Letters Home from Vietnam (USA 1987) waar het eerste IDFA in 1988 mee opende en die nu ook weer te zien is.

~

Het boek, dat al eerder verscheen, en de film zijn het resultaat van een project wat het Amerikaanse National Endowment for Arts in 2004 opstartte. In workshops – onder begeleiding van schrijvers – werden militairen en hun families geholpen hun ervaringen op papier te zetten. Regisseur Richard Robbins gebruikte een selectie van tien van die korte verhalen, brieven en dagboekervaringen in de film. De verfilmde verhalen zijn geanimeerd, in scène gezet of voorzien van archiefmateriaal, en ze verbeelden de ervaringen uit de eerste hand. De ervaringen worden voorgelezen door acteurs en zijn soms versneden met het commentaar van de schrijvers zelf. Allemaal even bescheiden geven ze een kleine stem aan een wereldgebeurtenis.

Het oogmerk van het project was om op deze manier het verwerkingsproces van de militairen en het begrip van buitenstaanders te verbeteren. Want met de grote lijnen die de media ons voorschotelen is het moeilijk identificeren. Die zeggen niets over de persoonlijke beleving, de angst en de emoties waarmee de militairen zich ter plekke geconfronteerd zien. Door alle verschillende verhalen worden de in het veld te nemen beslissingen ingekleurd, en krijgen de ethische dilemma’s een gezicht.

Een schoenendoos voor later

De moderne soldaat, hoe goed uitgerust of getraind deze ook is, ziet zichzelf niet als dader en de tegenstander niet als slachtoffer. Hij is daar ook niet op voorbereid. Of zoals een van hen sprekend zegt “je doet alle gebeurtenissen die opspelen in je hoofd, in een schoenendoos voor later”. Geconfronteerd met geweld is er geen tijd voor een second opinion. In deze autobiografische en veelal poëtische verhalen staan dan ook twijfel, overlevingsschuld (survivor’s guilt) en verdriet centraal. Geheel andere emoties dan de liefde voor het vaderland zijn leidend in deze zeer persoonlijke reflecties. De liefde voor het leven maakt de emoties universeel, de soldaten van vlees en bloed en vol menselijkheid. Zo overstijgt in Road Work van Jack Lewis het verdriet van een Irakese vader alle vijandigheid. En is in het aangrijpende dagboek van Ed Hrivnak (een verpleegkundige in de luchtmacht) de onderlinge kameraadschap onvergetelijk.

Verleden versus heden

~

Operation Homecoming legt in de tegenwoordige tijd de ziel van de frontsoldaat open. De gekozen vormgeving dient daarbij als een vergrootglas. Die ‘inbedding’ maakt van elk verhaal een hoofdstuk, maar tegelijkertijd schept de kunstzinnige vorm afstand. Zeker de animaties werken een surrealistische beleving bij de kijker in de hand. Bovendien zijn de verhalen verstoken van enige politieke of recente historische context. Daarmee staat deze film lijnrecht tegenover Dear America, de openingsfilm van 20 jaar geleden. Die geeft vanuit dezelfde thematiek – keihard, rockend, bloedend en naar munitie ruikend – de Vietnamoorlog een plek. Voor de kijker nog steeds ongemakkelijk om te zien. Afgezet tegen elkaar laten beide films goed zien hoe filmmakers niet alleen aan mode onderhevig zijn, maar ook hoe zij een beeldtaal gebruiken die de tijdgeest reflecteert. Maar wat Dear Amerika twintig jaar geleden en Operation Homecoming nu allebei duidelijk zeggen: oorlog is emotioneel een verloren strijd. Alleen al als illustratie van een tijdsbeeld is het de moeite waard om beide films te gaan zien.