Film / Films

Net niet legendarisch

recensie: I Am Legend

Racen door de straten van New York City, een golfballetje slaan vanaf een straaljager, alle dvd’s kijken die er bestaan. Dat klinkt niet als een slecht leven. Toch is het dat wel voor Robert Neville (Will Smith); hij is namelijk de laatste man op aarde. Terwijl hij probeert niet gek te worden van eenzaamheid probeert Neville andere overlevenden te vinden, en om van een klein ander probleem af te komen. Samen met zijn hond, dat dan weer wel.

Door een menselijk gemaakt virus is de hele wereldbevolking uitgeroeid. Wat begon als medicijn tegen kanker, liep uit op een ramp met apocalyptische gevolgen. Nu is daar alleen nog Robert Neville. Nou ja, Neville en alle nachtinwoners van New York. Zijn ‘kleine’ probleem bestaat namelijk uit gemuteerde vampierzombies die ooit mensen waren en niet stierven aan of, zoals Robert, immuun waren voor het virus. Het is Roberts levensdoel om een geneesmiddel te vinden dat de vampiers weer in mensen laat veranderen, maar tot dusver leverde hem dat vooral veel dode ratten op.

Beklemmende sfeer


~

Het begin van I Am Legend is verbluffend. New York City is verlaten, overal groeit onkruid en alles wat de mensheid ooit heeft opgebouwd begint te verdwijnen. Het is een uiterst realistische weergave van hoe deze wereldstad er écht zonder inwoners uit zou kunnen zien. De beklemmende sfeer is meteen gezet, en je voelt gewoon de eenzaamheid van Neville. Iedereen in zijn plaats zou ook met etalagepoppen gaan praten. In korte, duidelijke flashbacks wordt uitgelegd hoe New York werd geëvacueerd en hoe zelfs alle toegangswegen en bruggen werden vernietigd. Het mag een wonder heten dat Neville niet krankzinnig is geworden in zijn drie jaar als verplichte kluizenaar in een voormalige miljoenenstad. Het verhaal van Richard Matheson, al geschreven in de jaren vijftig, is verbluffend goed overgezet naar deze tijd.

Will Smith geeft gestalte aan de eenzame man die niet alleen wil zijn. Een film als I Am Legend valt of staat met de hoofdrol, en wat dat betreft staat Smith hoog en droog. Hij zet Neville neer als complex personage zonder dat hij daar veel woorden voor nodig heeft. Van briljant wetenschapper tot plunderaar, van rouwend echtgenoot en vader tot militair – hij geeft Neville de diepgang die zo’n solitair karakter nodig heeft. Zijn interactie met de etalagepoppen en eenzijdige ‘gesprekken’ met zijn hond laten hem zijn menselijkheid behouden. Eén blik kan soms meer zeggen dan duizend woorden, en het kijken naar Smith leert dat hij op die manier perfect de nodige emoties over kan brengen. Zodat je als kijker de nodige sympathie krijgt voor Neville, een belangrijk aspect voor een film over één man.

Vampierzombies


~

Na ongeveer tweederde van de film gaat het echter mis. Na een erg ongeloofwaardige plotwending waarin er toch nog twee overlevenden bij Neville aankloppen (alle toegangswegen tot New York zijn weggevaagd, dus hoe zijn zij daar ooit gekomen) is alle logica zoek, en blijkt dat de kracht van de film inderdaad zat in de eenzaamheid en het niet praten van de personages. Opeens komen er vage gesprekken op gang over God en de zin van het leven, die alle spanning uit het verhaal halen. De uiteindelijke en onvermijdelijke confrontatie met de – waanzinnig lelijke – computer geanimeerde vampierzombies kan daar zelfs niets meer tegen doen. De sfeer die zo goed gezet was is weg.

Door het zeer teleurstellende laatste stuk is de film niet het spektakel dat het beloofde te zijn. Het eerste deel is echter zo goed, dat het regisseur Francis Lawrence (Constantine) redelijk vergeven is. Maar een legende? Dat is het niet geworden.

Boeken / Fictie

Een overbodig uitstapje

recensie: Amos Oz (vert. Hilde Pach) - Verzen van het leven en de dood

.

Een verhaal van liefde en duisternis was een ambitieus autobiografisch project, waarin de schrijver terugkeek op een jeugd in een troebele gemeenschap, de band met zijn ouders en het ontluikende schrijverschap. Lovende recensies waren zijn deel en hier en daar werd de 67-jarige Oz zelfs getipt als Nobelprijswinnaar, omdat hij samen met David Grossman de joodse literatuur terug op de wereldkaart had gezet.

Met deze gegevens in het achterhoofd de opvolger Verzen van het leven en de dood lezen, ontlokt de vraag: waarom een verhaal van ondraaglijke lichtheid? Waarom een boekwerkje met daarin niet één relevante zin? Waarom al die clichés? En vooral, waarom die over pagina’s uitgesmeerde (ingebeelde?) seksscène, die nu al kan worden bijgezet in het pantheon van meest tenenkrullende erotische passages uit de wereldliteratuur?

~

Reservedoelman
Het uitgangspunt is nochtans veelbelovend: een naamloze schrijver zit in een café om zich voor te bereiden op de lezing die hij later die avond moet geven in het nabij gelegen culturele centrum. Hij observeert de klanten en serveerster en tracht elk van hen een voorgeschiedenis te geven, die hij vervolgens uitwerkt in zijn hoofd: zo wordt de serveerster de minnares van Charlie, de reservedoelman van Bne Jehoeda, maar niet voor lang, want Charlie beslist om terug te keren naar Lucy, die tweede wed bij de verkiezing van Waterkoningin.

Wanneer tijdens de lezing zelf de schrijver wordt ingeleid door een kenner van de letteren, laat die zijn blik over het publiek glijden en kiest hij er enkele markante koppen uit, die hij opnieuw van een achtergrond voorziet. Daarbij speelt Oz een voortdurend spelletje met de tijden – ‘hij zal vanavond..’, ‘zij heeft verleden week…’ – en het perspectief. Zo heeft hij het de ene keer over ‘de schrijver’ (“De schrijver maakt een rekensom en komt tot de conclusie dat de dichter vast en zeker allang is overleden”), dan weer spreekt hij hem rechtstreeks aan (“Welke functie vervullen je verhalen, àls ze al een functie vervullen?”). Maar nooit krijgt de lezer de indruk dat dit zijn nut heeft, dat het ergens heen gaat of zelfs origineel is – lees bijvoorbeeld Als op een winternacht een reiziger van Italo Calvino als je houdt van échte experimenten met perspectief.

Slappe lid
Het grootste deel van de aandacht van ‘de schrijver’ gaat echter naar het meisje dat tijdens de lezing enkele passages voorleest uit diens laatste boek. We weten niet of hij haar na het gebeuren écht achtervolgt, we weten ook niet of hij écht haar dakappartement mag betreden, maar wat we wel weten, is dat de beschreven liefdescène zwart op wit staat en dus onherroepelijk is. Des te erger, want verzonnen of niet, het lijkt wel of een auteur van boeketreeksboekjes hier even het roer heeft overgenomen:

Daarbij ontwaakte er in haar ook een vrouwelijke vastberadenheid, begeleid door een gevoel dat ze nu verplicht was, maar dan ook echt verplicht, om hem te helpen, en ze overwon haar verlegenheid en likte aan haar vingers en legde ze om zijn slappe lid heen en beroerde het, met aarzelende aanrakingen die niet ervaren waren maar wel rijk aan toewijding, enthousiasme en genegenheid en als het ware druipend van mirre die van haar vingers vloeide.

En zo gaat het meer dan vijftien bladzijden door, één tiende van de gehele roman dus. Het lijkt wel of Oz hier een censuurcommissie heeft willen behagen: een lid beroeren? Sinds wanneer mogen de dingen niet meer gezegd worden zoals ze zijn?

Heel af en toe duikt in het boekje een rake typering op (“De schrijver zal een geur van zweet en zeep opvangen, de geur van een vermoeide vrouw”), maar dat kan niet beletten dat Verzen van het leven en de dood een ontstellende indruk van overbodigheid geeft. Het is te hopen dat dit een zijstapje was, een struikelblokje, een versje van een heel klein beetje leven en een ijskoude, 150 bladzijden tellende dood.

Theater / Voorstelling

Bubbling Brown Sugar: sugarcoated Harlem

recensie: Mark Vijn Theaterproducties - Bubbling Brown Sugar

.

Een titel als Bubbling Brown Sugar schept bepaalde verwachtingen en voor een deel wordt daar ruimschoots aan voldaan. Als toeschouwer word je meegenomen op een muzikale trip langs de geschiedenis van de New Yorkse wijk Harlem en ondergedompeld in het bruisende nachtleven dat pulseert op de gesyncopeerde ritmes van de jazz. Bubbling Brown Sugar swingt dus de pan uit, maar ontkomt niet aan een stereotype portrettering van de bewoners en schetst geen realistisch beeld van het harde leven in deze zwarte wijk.

~

Het decor is mooi en simpel: silhouet van de skyline van New York en twee trappen met gekleurde lichtjes die zowel dienst kunnen doen als verlaten metro als wervelende nachtclub. Met zo’n minimalistisch decor en weinig andere technische trucjes, wordt de voorstelling dan ook gedragen door de cast. Deze bestaat, al is de hele voorstelling in het Engels, voornamelijk uit Nederlanders die niet onder doen voor de Amerikaanse spelers in de voorstelling. Vrijwel iedereen danst en zingt met iedere vezel van zijn lichaam en het is de professionaliteit van de acteurs, in combinatie met de swingende muziek, die van Bubbling Brown Sugar een bruisende show maakt.

Geen diepgang

Ook van het verhaal moet Bubbling Brown Sugar het absoluut niet hebben, want dat is flinterdun. Zoals bij zoveel voorstellingen tegenwoordig, worden de nummers niet gebruikt om diepgang te geven aan het verhaal, maar wordt het verhaal gebruikt om de verschillende liedjes aan elkaar te praten. Zowel de personages als het verhaal zelf missen diepgang. Het leven in Harlem in de jaren ’20 en ’30 ging niet over rozen. Veel zwarte mensen werden verplicht zich in Harlem te vestigen met zijn torenhoge huren en in verval rakende buurten. Discriminatie vierde nog steeds hoogtij waardoor de zwarte bewoners van Harlem geen toegang hadden tot de clubs waar zijzelf hun muziek maakten voor de blanke jazztoeristen. Bovendien hadden ze het geld niet om de hoge entreeprijs te kunnen betalen. De enige verwijzing naar dit harde leven is de zogenaamde house-rent party die het gezelschap bezoekt, een feestje waarbij iedere bezoeker entree betaalt zodat de bewoner aan het eind van de maand zijn huur op kan hoesten. Hierdoor geeft Bubbling Brown Sugar een vertekend beeld van een harde realiteit en wordt de toeschouwer bevestigd in zijn beeld van een happy-go-lucky samenleving waar alles draait om een vrolijk en bruisend nachtleven.

~

Swingende cast

De reden waarom vrijwel alle toeschouwers enthousiast de zaal verlaten, is vanwege de kwaliteiten van de cast en de opzwepende muziek. Cindy Belliot en Gino Emnes zetten mooie rollen neer als Ella en Jim, het moderne stel van het verhaal, en hun enthousiasme werkt ontwapenend. De komische noot is voor Sven Tummeleer die gestalte geeft aan de onbeholpen blanke toerist Charles Pendleton III. Caroline Dest, Ivan cameron en Omar Hester zijn de gidsen van het gezelschap en verantwoordelijk voor een groot deel van de songs. Alledrie spelen zij overtuigende rollen en zijn het charismatische verschijningen met een mooie zangstem. Het personage John Sage (Omar Hester) lijkt echter direct uit een ouderwetse minstrel show te komen en voldoet aan alle stereotypische en racistische kenmerken van deze nu zo gehate vorm van vermaak. Het geeft een erg onbehaaglijk gevoel dat dergelijke stereotypen anno 2007 nog steeds niet zijn uitgebannen en dat kleurt een belangrijk deel van de voorstelling. Voor iemand die zich hier niet aan stoort, is Bubbling Brown Sugar echter zeker de moeite waard. De liefhebbers van gospel, blues en jazz kunnen hun hart ophalen aan de professionele vertolking van beroemde nummers als I Got it Bad van Billie Holiday en Duke Ellingtons Take the A Train en aan de meeslepende choreografie. Verwacht een swingende feel-good avond met een rits van bekende jazznummers, maar zonder al te veel realisme en diepgang.

Bubbling Brown Sugar is nog te zien in verschillende theaters in Nederland t/m 17 maart 2008. Voor een gedetailleerde speellijst zie www.bubblingbrownsugar.nl.

Boeken / Non-fictie

De kolonisten van de vrije markt

recensie: Naomi Klein (vert. Dick Lagrand en Marjolijn Stoltenkamp) - De shockdoctrine: De opkomst van rampenkapitalisme

.

Tsunami

De voorbeelden die Klein noemt zijn legio. De tsunami van december 2004 werd door de regering van Sri Lanka gebruikt om eindelijk de vissersdorpen aan de kust te kunnen ontruimen en de grond te verkopen aan projectontwikkelaars uit de toeristische industrie. De instabiliteit in Rusland en Polen na de val van het communisme stelde nieuwe regeringen in staat om de economie te hervormen tot een radicale variant van het kapitalisme. En, natuurlijk, de aanslagen van 11 september 2001 gaven de regering-Bush een vrijbrief om Irak om te toveren tot een paradijs voor het Amerikaanse bedrijfsleven.

Klein vergelijkt deze praktijken met de shocktherapie die in de jaren vijftig bij wijze van psychiatrisch experiment op patiënten werd toegepast. Wetenschappers als de Amerikaanse psychiater Ewen Cameron probeerden electroshock op hun patiënten uit om ze eerst volledig af te breken, om als het ware een “schone lei” te creeëren, en ze daarna steen voor steen weer op te bouwen. Het probleem bleek echter dat Cameron er weliswaar uitstekend in slaagde zijn patiënten af te breken, maar dat er van wederopbouw weinig terecht kwam. De shocktherapie was vooral veel shock en weinig therapie.

Schone lei

Ook de economen van het rampenkapitalisme zijn op zoek naar deze ‘schone lei’, waarop ze onbelemmerd verder kunnen bouwen aan hun neoliberale visioenen. Geen beter middel daartoe dan de shocktoestand, want alleen in tijden van ellende en verwarring zijn bevolkingen bereid “hun bittere marktmedicijn te slikken”. Als aartsvader van deze gedachte voert Klein de beroemde econoom Milton Friedman aan, een van de meest invloedrijke voorvechters van het neoliberalisme van de twinigste eeuw.

De morele erfenis van Friedman laat zich het best omschrijven door de Latijns-Amerikaanse schrijver Eduardo Galeano: “De theorieën van Milton Friedman hebben hem de Nobelprijs bezorgd; ze hebben Chili generaal Pinochet bezorgd.” Friedmans radicale ideeën vonden in de jaren zeventig een gewillig oor bij autoritaire regimes in Latijns-Amerika, die er niet voor terugdeinsden om zware middelen in te zetten om hun ideeën te verwerkelijken. Met martelingen, liquidaties en aanslagen werden alle obstakels op het pad van het neoliberalisme uit de weg geruimd.

Achtbaanrit

Kleins De shockdoctrine leest als een achtbaanrit langs de misstanden van het onbeteugelde kapitalisme. In duizelingwekkende vaart voert ze de lezer langs orkaan Katrina, Abu Ghraib, het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede, staatsgrepen in Chili en Argentinië, het einde van de apartheid in Zuid-Afrika en de economische triomfen van Halliburton en de Carlyle Group in Irak.

Af en toe vliegt het achtbaankarretje van Klein uit de bocht. Zo schrijft Klein dat de Amerikaanse regering er na de Tweede Wereldoorlog voor ‘koos’ om Duitsland in tweeën te verdelen, omdat “zo veel Duitsers zich tot het socialisme aangetrokken voelden”. In werkelijkheid viel er voor de Amerikanen niet zo veel te kiezen. Niet de politieke voorkeur van de verslagen Duitsers, maar het feit dat Stalins Rode Leger tijdens de oorlog diep tot in Duitsland was binnengedrongen én de Westerse vrees voor Sovjet-Russisch expansionisme dwongen de Amerikanen om eieren voor hun geld te kiezen. Ook de aantrekkingskracht van het socialisme op de Duitsers moet niet overdreven worden. Het merendeel van de (Oost-) Duitsers werd aangetrokken door het socialisme zoals een marionet aangetrokken wordt door de poppenspeler. Van een keuze was weinig sprake, het was slikken of stikken.

Linksbuiten

Soms ook doet Kleins betoogtrant denken aan de acties van een linksbuiten op het voetbalveld – de tegenstander is allang gepasseerd, maar toch wil Klein er per se nog een paar mooie, maar overbodige passeerbewegingen uitgooien. Klein maakt haar punten niet één keer, maar tien keer, waardoor ze meer pagina’s nodig heeft dan eigenlijk nodig is. En zo nu en dan struikelt ze daarbij alsnog over haar eigen benen.

Toch ben je als lezer bereid om Klein deze missers te vergeven. Want Klein mikt hoog, erg hoog en verdient alleen daarom al onze bewondering. Er zijn genoeg boeken die ons het verleden doen begrijpen, maar slechts weinig boeken verklaren de tijd waarin we zelf leven. Historici zijn over het algemeen langzame artsen: tegen de tijd dat ze een diagnose stellen is de patiënt allang begraven. Zo niet bij Klein. Dat we na het lezen van De shockdoctrine onze eigen tijd een beetje beter begrijpen, is een grote prestatie.

Film / Films

Kunstmatige diepgang

recensie: Breaking and Entering

.

Vijftien jaar geleden bedacht Anthony Minghella een scenario over een ontwricht huwelijk, zo vertelt hij op het audiocommentaar van Breaking and Entering. Hij had het nog even te druk met het regisseren van o.a. The English Patient en Cold Mountain, maar uiteindelijk kwam hij er toch aan toe om zijn eerste eigen scenario sinds zijn debuut Truly, Madly, Deeply te verfilmen. Als dat geen verwachtingen oproept…

~

Werkelijk alles heeft een symbolische betekenis in Breaking and Entering. De titel verwijst naar de twee inbraken die het nieuwe architectenbureau van Will (Jude Law) en Sandy (Martin Freeman) in de Londense wijk Kings Cross krijgt te verduren. Alle hippe Apple computers worden buitgemaakt door een atletische jongeman, die zich met acrobatische toeren toegang tot het kantoor weet te verkrijgen. Maar ook in Wills relatie met de Zweedse Liv (Robin Wright Penn) vallen er letterlijk en figuurlijk scherven. Liv is depressief, niet in de laatste plaats omdat haar dochter Bea (Poppy Rogers) weigert te slapen en te eten en dwangmatig turnoefeningen doet.

Bij de achtervolging van de jonge inbreker Miro (Ravi Grafon) komt Will erachter waar die woont. Miro blijkt over een charmante moeder (Juliette Binoche) te beschikken. Deze Amira is getraumatiseerd door de oorlog in haar geboortestad Sarajevo. Ze geeft zich dan ook niet zonder slag of stoot gewonnen als Will haar leven binnendringt.

Wilde vos in keurige yuppentuin


~

De parallen tussen de twee families kunnen de kijker niet ontgaan. Twee moeilijke kinderen zonder vader, die zich alleen kunnen uiten door hun bewegingen. Twee buitenlandse moeders die sterk aan hun kind gehecht zijn, maar niet in staat blijken om het in de hand te houden. Daarnaast is Breaking and Entering het verhaal van Kings Cross, een armoedige, multiculturele wijk die herontwikkeld wordt door het architectenbureau van Will en Sandy. Ondanks hun goede bedoelingen dreigen ze het leven uit de buurt weg te zuigen, legt een wijze straathoer aan Will uit. Om de symboliek compleet te maken, wordt hij geteisterd door een wilde vos die zijn keurige yuppentuin tiranniseert.

Blindstaren op spitsvondigheden


Een intelligent plot, grootse acteurs, een beroemde regisseur, genoeg budget, een sterke crew en een soundtrack van Underwold… Al met al had Breaking and Entering een intellectueel arthouse-meesterwerkje moeten worden. Dat de film toch niet bevredigt ligt aan het scenario van Minghella. Alle parallellen en symboliek ten spijt, een boeiend verhaal levert het scenario niet op. De dialogen zijn geforceerd, de karakters ondoorgrondelijk. Van de gesloten Will en Liv kom je te weinig te weten om met ze mee te leven. Amira is dan weer het andere uiterste, als de vrolijke, gevoelige Bosnische vol levenslust. Minghella heeft een sterke voorkeur voor stereotypen. Je kunt aan de haar- en huidskleur al aflezen of het personage koel- dan wel warmbloedig is.

~

Met name Binoche en Grafon spelen of hun leven ervan afhangt, maar ook zij kunnen de plotselinge lachbuien (altijd een heikel punt in een film) niet verkopen. Minghella staart zich blind op zijn eigen spitsvondigheden. Hij vergeet dat je eerst aangetrokken moet worden door het verhaal voordat je de architectuur van de set bewondert. De film eindigt met een vergezochte goede afloop, maar eigenlijk maakt dat al niet meer uit. De kijker is lang voor die tijd afgehaakt.

Kunst / Expo binnenland

You’ve got the power

recensie: Jacqueline Hassink - The Power Show

Je hebt goede foto’s en je hebt goede projecten. The Power Show van Jacqueline Hassink valt absoluut onder de tweede noemer. Van eind 2007 tot begin 2008 zullen haar kwalitatief hoogstaande projecten van middelmatige foto’s te zien zijn in Rotterdam en Amsterdam. Zowel in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam als in Huis Marseille in Amsterdam zijn tentoonstellingen van Hassinks werk te bezichtigen in deze donkere maanden rondom kerst.

~

De in New York woonachtige Nederlandse fotografe Jacqueline Hassink heeft na een omweg, ze studeerde onder andere textiele kunst, ondertussen een naam gevestigd als fotografe van internationale allure. Voor haar fotografieprojecten reisde zij de hele wereld rond en legde op diverse wijze de machtsstructuren in deze wereld vast. Twee voorbeelden van deze projecten zijn Car Girls en Arab Domains. Hassink fotografeerde voor Car Girls wereldwijd op autobeurzen de lieflijke dames die bij de auto’s poseren en wier uiterlijk is afgestemd op de uitstraling van het desbetreffende automodel. Voor Arab Domains portretteerde zij het werkdomein van Arabische vrouwen met topfuncties in achttien Arabische landen, zowel in hun bedrijf als bij hen thuis.

Terwijl het Nederlands Fotomuseum de Car Girls in installatievorm laat zien, toont Hassink haar Arabische serie in Huis Marseille. Beide tentoonstellingen worden aangevuld met andere recente werken. In het Nederlands Fotomuseum is naast Car Girls ook de serie Table of Power te zien. De series die in Huis Marseille te zien zijn: Arab Domains, View, Kyoto en Haute Couture Fitting Rooms, Paris. Tevens is een boek met een overzicht van haar werk verschenen onder de titel The Power Book en dit boek bevat naast uiteraard foto’s ook essays van Frits Gierstberg en Els Barents.

Som

8WEEKLY bracht een bezoekje aan het Nederlands Fotomuseum en schafte het boek aan om voor jullie uit te zoeken of dit alles de moeite van het bekijken waard is. Wij kwamen, zagen en Jacqueline Hassink overwon. In Rotterdam wordt je allereerst geconfronteerd met een simpel schematisch overzicht van foto’s uit de Table of Power serie. Niet alleen de gefotografeerde boardrooms zijn hier zichtbaar, ook de boardrooms waar Hassink niet mocht fotograferen worden vertegenwoordigd door zwarte foto’s die tussen de rest in hangen. Hassink stopt veel tijd en research in haar projecten en dat blijkt onder meer uit de bijschriften bij de foto’s. Naast bedrijfsnaam en een tekening van de opstelling in de boardroom vinden we er ook korte beschrijvingen van opmerkelijkheden en vooral leuk bij de zwarte foto’s: de redenen van afwijzing en de manier waarop dat gebeurde.

~

Uit dit soort kleine aantekeningen bij de foto’s blijkt al snel hoeveel aandacht Hassink besteedt aan de documentatie van haar werk. De achtergrond van de foto is misschien wel belangrijker dan de foto zelf. Soms laat ze betrokkenen hele vragenlijsten invullen om zo tot een juiste inschatting en indeling te kunnen komen van haar fotomateriaal. Dit maakt de soms technisch beduidend minder geslaagde foto’s toch altijd uitermate interessant. Het gaat meer om het verhaal dat de foto’s in hun totaal vertellen dan het afzonderlijke beeld van iedere foto op zichzelf.

Dit blijkt nog meer bij de installatie van de serie Car Girls. Hassink heeft op de diverse grote autoshows op de wereld de promotiedames vastgelegd en daarbij allerlei tags aan de foto’s gehangen. Zo kan er uit de vele foto’s snel een selectie op thema gepresenteerd worden. Er kan gesorteerd worden op automerk, kleur auto, uitvoering auto, haarkleur model, kledingkleur model, kledingstijl model en ga zo maar door. Door al deze onderlinge verbanden ontstaan verrassende combinaties van foto’s die wederom op zichzelf staand weinig indruk zouden achterlaten.

Inkijk

Hetzelfde doet opgeld voor het boek The Power Book. Het is de combinatie die de meerwaarde oplevert. Niet alleen krijgen we een dwarsdoorsnede van Hassinks werk gepresenteerd, we krijgen ook een mooi inzicht in haar werkmethode. In het boek worden namelijk ook 144 pagina’s van haar notitieboeken gepubliceerd en dat geeft ons een unieke kijk in de fotografische projectkeuken van Jacqueline Hassink.

Al met al vormen tentoonstelling en boek en mooi beeld van de projectmatige aanpak van een fotografe met een visie. Hassink weet wat ze wil en werkt dat vervolgens tot in de puntjes uit. Misschien schiet de fotografie hier en daar technisch dan nog wel eens te kort; het totaalbeeld schiet eigenlijk altijd raak.

The Power Book
Jacqueline Hassink, Els Barents
Uitgever: Chris Boot, London
192 bladzijden
ISBN13 9781905712076

Theater / Voorstelling

Weinig interactie in realitycomputertheater

recensie: Theater Artemis - Simmen

.

Artemis brengt het populaire ‘reality’ computerspel The Sims tot leven in Simmen (voor 7+). In een prachtige, strakke vorm wandelen drie acteurs als plastic poppen doelloos door hun nogal gewone leventjes. Een treffende parodie op de hedendaagse mens, geïnspireerd op een zogenaamd realistische kopie van de hedendaagse mens. Helaas heeft de toeschouwer geen console op schoot om zelf wat pit, snelheid of spanning aan de personen en gebeurtenissen toe te voegen.

Het spel The Sims werd al in de eerste helft van de jaren negentig ontwikkeld door Will Wright. Zijn idee van een ‘virtueel poppenhuis’ waarin de karakters van de poppen en hun omgeving worden bepaald door de speler werd met scepsis ontvangen. Vooral omdat niemand dacht dat het technisch mogelijk zou zijn zo’n ingewikkelde simulatie te draaien. De techniek ging met sprongen vooruit en na zijn verschijning rond 2000 verwierf The Sims razendsnel een plek tussen de snelle races, complexe quests en harde oorlogen die de gamewereld tot dan toe – en nog steeds – voornamelijk bevolkten. Grootste verschil met alle andere spellen: je hoeft geen einddoel te bereiken. In The Sims speel je vanachter je console een beetje God, doordat je levens schept en deze richting geeft.

Blijblijblij

~

In de versie van Artemis heeft de kijker niks te vertellen. Het was gastregisseur Ted Keijser die bepaalde wat voor Sims tot leven zouden komen. Hij gaf het Droste-effect een nieuwe draai door een kopie van het leven te introduceren in het echte leven, om misschien weer gekopieerd te worden door een van de bezoekertjes als ie weer achter de pc zit.

En wat voor een kopie van het leven zien de kijkers? Als er iets blijft hangen na een uur en een kwartier Simmen is het wel dat deze plastic mensen met hun voortdurende, onechte blijblijblij – de intuïtieve, schreeuwende baby uitgezonderd – in vaste patroontjes leven en niet in staat zijn tot echte interactie. Ze wandelen en leven in onlogische banen langs elkaar heen. Kakelen goeddeels onverstaanbaar Simlisch, vermengd met wat Engels en Nederlands, en communiceren daarmee niet bepaald effectief. Een pessimistische kijk op de vervlakkende mensheid.

Vormtechnisch is Simmen prachtig. Witte briefjes met woorden erop spelen voor wc, koelkast, eettafel of bank. De acteurs richten er in een handomdraai hun huis, een zwarte doos met verlaagd plafond, mee in, door ze op zwarte stoelen en zwarte muren te plakken. Gek genoeg laten ze dat in latere scènes goeddeels achterwege. Hun kleurrijke kleding die kittig knipoogt naar vintage springt er lekker uit in dit zwart-witte wereldje. Het trio acteurs speelt drie scènes die uit het dagelijkse simmenleven gegrepen zijn en zet met enkele artificiële maskers en uitstekende mimische vaardigheden samen ongeveer een dozijn fake figuren neer. Hun vertraagde, overdreven bewegingen en loopjes doen je af en toe bijna geloven dat je echt in een spelletje zit.

Gesimmetjes

~

Na een kwartier heb je dat trucje wel door en na een dik half uur is het allemaal niet meer erg nieuw, grappig of interessant. En dan biedt de platte, trage verhaallijn van simpele familietjes met eenvoudige gebeurtenissen weinig vertier meer. Of je The Sims nou dagelijks speelt, van horen zeggen een beetje kent of er nog nooit van hebt gehoord. Je veert af toe nog op als het over bijvoorbeeld knuffelen, kussen of zelfs vrijen gaat; kids reageren daar vanzelfsprekend heftig op. En je voelt je nekharen overeind gaan staan als die vreselijke reuzenbaby weer als een idioot krijst.

Maar verder zou je al vrij snel willen dat je een controler had en een beetje mee kon regisseren. Dan zou je het saaie bestaan van deze drie ‘gesimmetjes’ wat leven inblazen. Of op escape drukken, want je ziet van verre aankomen dat dit non-interactieve systeem hartstikke gaat vastlopen.

Kijk hier voor meer informarie over de voorstelling.

Boeken / Non-fictie

De heksenjacht op consumenten

recensie: Benjamin Barber (vert. P. Diderich) - De infantiele consument

.

Het consumentenkapitalisme maakt van kinderen onbaatzuchtige monsters en van volwassenen drammende kinderen. Het sloopt het kapitalisme zoals het volgens Barber hoort te zijn, namelijk doorspekt met protestants ethos. Benjamin Barber, ex-adviseur van Bill Clinton en bekend van de bestseller Jihad vs McWorld, laat in zijn nieuwste boek De infantiele consument geen spaan heel van het huidige consumentenkapitalisme. “Onenightstands zijn immoreel, net zoals computerspelletjes,” aldus Barber, die na het lezen van het boek meer weg heeft van een conservatieve boer Koekoek die met een streng christelijk vingertje wijst naar de ondeugden van het leven, dan van de liberale ex-adviseur van de voormalige democratische president Bill Clinton.

In zijn nieuwe boek De infantiele consument omschrijft Barber, hoogleraar politicologie aan de universiteit van Maryland, hoe het huidige kapitalisme zichzelf ten gronde richt door meer nutteloze goederen en diensten te produceren dan voor een mens goed kunnen zijn. Als uitgangspunt hiervoor neemt Barber de protestantse arbeidsmoraal, die aan het kapitalisme van de Verenigde Staten ten grondslag ligt. Naarmate het boek vordert, trekt de schrijver eigen conclusies uit verschillende constateringen. Zo zou de opkomst van animatiefilms als Shrek en van filmmakers als George Lucas en Steven Spielberg aan volwassenen een vorm van kinderlijkheid opdringen. Barber begrijpt heel goed dat consumenten vrij zijn om eigen keuzes te maken, maar veroordeelt desondanks de keuze wanneer deze zonder maat en reden gemaakt wordt. In dit boek is het Barber die de regels opstelt en de mate en de redenen bepaalt. Computerspelletjes zijn dan ook uit den boze, net zoals communitywebsites (Orkut) en iPods – overbodige producten die volgens Barber geen enkel maatschappelijk doel dienen.

De activistische burger

Bekende Amerikaanse merken zouden zich in alle Europese gelederen genesteld hebben om vervolgens hun producten door de strot van de consument te rammen. Een nadeel van globalisatie, zegt Barber, die zich hiermee mengt in de discussie over vervlakking en massacultuur, waar ook de Canadese journaliste Naomi Klein over schrijft in No Logo. Maar daar waar Klein scherp uithaalt naar de bedrijven zelf, sabelt Barber de consument neer omdat deze zich laat leiden door diezelfde bedrijven. De observaties in het boek van Barber zijn niet nieuw. Het consumentengedrag is inderdaad doorgeschoten en bedrijven schuwen geen enkel middel om zoveel mogelijk zinnige en onzinnige producten te slijten aan iedereen die maar in staat is een product te kopen.

Als alternatief biedt Barber de lezer het kritische consumentisme en het bedrijfsburgerschap, waarbij hij de activistische consument een warm hart toedraagt. Het boycotten van producten en merken werpt volgens Barber zijn vruchten af. Hij haalt hiervoor voorbeelden aan, zoals het geval van de Deense producten die door moslims werden geboycot nadat een Deens dagblad spotprenten van de profeet Mohammed had geplaatst. Consumenten die een politiek punt wensen te maken moeten hun hand op de knip houden. Niet alleen zal dit volgens Barber het buitensporige van consumentisme tegengaan, het zal ook de democratie hervormen. Burgers moeten zich als consument uitspreken, “Produceer wat wij willen, anders kopen we het niet!”

Permanente onvolwassenheid

Ook de overheid komt in het boek niet ongeschonden uit de strijd. Deze zou immers gebruik maken van dezelfde marketinginstrumenten als de grote bedrijven. Door zoveel mogelijke publieke goederen te privatiseren, verzaakt de overheid zijn taak: het waarborgen van de democratie. Verschillende (politieke) keuzes in het leven van de consument worden vandaag de dag bepaald door bedrijven met de meeste overtuigingskracht. De prijs die de consument vervolgens betaalt is een vorm van permanente onvolwassenheid, waarbij bijvoorbeeld het stemmen op een presidentskandidaat niet meer weloverwogen is, maar wordt bepaald door de meest overtuigende acteur, de kandidaat met de grootste campagnekas of degene met de meeste steun van bekende Amerikanen.

Barber maakt in zijn eerste hoofdstuk zijn punt duidelijk: Het consumentenkapitalisme is een feit en de gevolgen kunnen ernstig zijn. Maar het is vooralsnog niet aan Barber om te bepalen wat consumenten wel of niet mogen kopen en wat een goede of slechte aankoop is. Ook begeeft de schrijver zich op het terrein van de sociologie door bepaald gedrag te typeren als ‘infantiel’. Om zijn beweringen en conclusies met betrekking tot het consumentenkapitalisme te staven, haalt Barber verschillende sociologen en filosofen aan, waaronder Max Weber, die tot vervelends toe de revue passeert. Benjamin Barber slaat met dit boek de spijker op zijn kop. Het consumentengedrag heeft buitensporige vormen aangenomen en tal van aankopen zijn onnodig, waaronder dit boek van Benjamin Barber. De infantiele consument komt uiteindelijk neer op een commerciële kopie van Max Webers boek De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme.

Muziek / Album

Volledig ‘gekk’ van niet te genezen ‘bietmuziekte’

recensie: The Madd - Ongeneeslijk beat

.

Goed, dat was nummer een van een album dat welgeteld 20 minuten en 59 seconden duurt. En daar blijft het niet bij. Serieus, die twintig minuten blijken stuk voor stuk heerlijk misselijkmakende ‘bietmuziekte’. Elf kneiters, zogezegd! Inclusief snerpende Rickenbacker, stuiterende, ruw rollende orgelloopjes en ronde, donkere bastonen. Niet te vergeten: de gortdroge snaredrum die de biet onweerstaanbaar voortstuwt. En wie die originele uitvoerenden van deze nummers zijn? Wat maakt het eigenlijk nog uit? Sterker, ik wíl het al niet eens meer weten! Voor mij zijn deze elf songs vanaf heden van The Madd. Ik verdenk hen er zelfs van dat ze in een aankomend interview zullen melden de nummers zelf geschreven te hebben, en dat de orginele uitvoerenden, zoals vermeld in het boekje, verzonnen zijn. Net als de namen van de bandleden.

~

Wat meer over die andere 19 minuten. De biet die nummers als Her Big Man of Sad Boy herbergen? ’t Klinkt zo ongelofelijk als de vroege Beatles dat je er alleen maar oprechte bewondering voor kan hebben. Jump Now! en I Want You, Need You, Love You hebben de angstig vrolijke vibe die bands als Supergrass en The Hives vaak ook laten horen. Ook geen slechte vergelijking, lijkt me. The Madd klinkt wat mij betreft op een krankzinnige manier heel erg vitaal en van deze tijd, maar heeft tegelijkertijd een ongelofelijke sixties feel. De ooooeeeehoe’s en nananananaa’s zijn niet van de lucht. Om over de come on’s! (o.a. Her Big Man en Come On) en de let me hear you, say yeah’s (I Say Abba) maar te zwijgen. De teksten gaan veelal over de liefde en zijn gelukkig her en der ook nog eens van de nodige humor en meligheid voorzien. Roughy bijvoorbeeld handelt over een gelijknamige kapper, ook wel The Beatlesman genoemd. Die Roughy meet iedereen gewoon steevast een jaren zestig bloempotkapsel aan. Je zou bijna naar hem toe gaan voordat je The Madd live gaat zien, iets dat zal zeker gaan gebeuren. En met dat fris geknipte hoofd, meet je jezelf natuurlijk en passant nog even een (tweedehands!) maatpak aan. Inclusief die stropdas (mocht je niet weten hoe je die moet strikken, de cd-hoes vermeldt een zesstappenplan, inclusief tekeningen).

Ik ben ervan overtuigd dat velen zeer binnenkort zullen lijden aan de ‘bietmuziekte’. The Madd gaat het live ongetwijfeld ontzettend goed doen. Helemaal tijdens de festivalletjes. En ik eet persoonlijk mijn zorgvuldig gestrikte stropdas op als het optreden tijdens Noorderslag niet een van de hoogtepunten van de 2008-editie gaat worden. Dit is zó ’tweeduizend-acht’! Ik ben d’r ‘gekk’ van! Volledig ‘gekk’ van die niet te genezen ‘bietmuziekte’.

Film / Films

Bijbelse plagen in horror-jasje

recensie: The Reaping

Als hedendaagse boeken niet genoeg materiaal meer bieden voor jouw horror-project, waarom zou je dan niet terugvallen op een van de oudste boeken: de Bijbel? In The Reaping wordt een klein en zwaar religieus stadje in de Verenigde Staten geteisterd door wat niet anders verklaard kan worden dan de tien bijbelse plagen. Een rivier van bloed, vee dat onverklaarbaar sterft en een indrukwekkend in beeld gebrachte sprinkhanenplaag; het zijn zo even drie voorbeelden die in The Reaping naar voren komen. Professor Katherine Winter (Hilary Swank, Million Dollar Baby) wordt gevraagd de voorvallen te onderzoeken. Deze scepticus heeft al tientallen ‘wonderen’ weten te ontkrachten dankzij haar wetenschappelijke denkwijze. Maar natuurlijk is nu er meer aan de hand.

Waarschijnlijk was The Reaping direct op dvd verschenen als tweevoudig Oscar-winnares Hilary Swank niet aan het project had meegedaan. Het is een dertien in een dozijn film met een weinig origineel plot en weinig spanning of schrikmomenten. Het zal de vloek van de Oscar-winnaars wel zijn, want hoe vaak is het wel niet voorgekomen dat na het winnen van de prestigieuze filmprijs de acteurs veel mindere projecten kiezen. Denk bijvoorbeeld aan het abominabele Catwoman van Halle Berry. Natuurlijk kan Swank prima acteren en ze doet dan ook haar best deze film nog enigszins te redden.

Cliché

~


Wat Swank daarbij in de weg zit is de verschrikkelijk clichématige achtergrond die haar personage heeft meegekregen. Dat ze niet gillend van het lachen haar script in de prullenmand heeft gegooid zegt veel over haar doorzettingsvermogen. Het is ook erg jammer dat het verhaal maar niet op gang komt. In een te lange proloog worden Winter en haar collega geïntroduceerd, en ook de aankomst in het stadje neemt teveel tijd in beslag. Volgens de dorpsbewoners worden de plagen veroorzaakt door een klein meisje Loren (AnnaSophia Robb, Bridge to Terabithia). Het is erg jammer dat deze Loren weinig in beeld in beeld is gebracht. Ze heeft namelijk een lekker creepy uitstraling, en wat meer van haar verschijning had de sfeer van de film veel goed gedaan.

Priester

Natuurlijk is er, zoals bij zoveel films over het geloof, ook nog tijd om het christendom een flinke pluim in de reet te steken. Winter blijkt een voormalige priester en wordt met de nek aangekeken in het kleine plaatsje omdat ze het geloof de rug heeft toegekeerd. Maar gelukkig is er nog de bevriende ex-collega (Stephen Rea in een ondankbaar kleine rol) die haar met raad bij staat.

Gelukkig was er nog budget over om de plagen mooi in beeld te brengen, waarbij de sprinkhanenplaag er met kop en schouders bovenuit steekt. Uiteraard zit de spanning ook in de vraag of het mysterie opgelost gaat worden voordat ieders eerstgeborene zal sterven. De clou komt alleen te laat om de film nog te kunnen redden. Voor een horror of thriller zijn er gewoonweg te weinig echt enge momenten. The Reaping wordt dan ook nergens echt eng, hooguit angstaanjagend slecht.