Muziek / Album

Grappig, maar niet onderscheidend

recensie: The Futureheads - This is not the World

Springerig als The Jam, ritmisch als Franz Ferdinand, punky als de Buzzcocks, zo zou je The Futureheads in het kort wel kunnen duiden. Toch ontbreekt het ook op hun derde album weer aan composities die zich echt kunnen onderscheiden.

Toegegeven, opener ‘The Beginning of the Twist’ doet anders vermoeden. Een prachtig nummer dat zeer terecht tot tweede single (na ‘Broke Up the Time’, die ruim voorafgaand aan het album uitkwam) gebombardeerd is. Ook de derde pas uitgekomen single ‘Radio Heart’ is catchy en ‘Sale of the Century’ heeft een lekkere groove. Toch is het verder allemaal net te magertjes voor deze Engelse band, willen ze zich kunnen meten met bovengenoemde acts. ‘Walking Backwards’ is na een paar keer luisteren ronduit vervelend. ‘Think Tonight’ heeft wel een grappig onverwachts ritme maar is qua compositie een beetje inhoudsloos. ‘See What You Want’ is zwak en ‘Hard to Bear’ is…. Afijn, de titel zegt het al.

~

De band verklapt in de meegestuurde biografie dat This is not the World in drie zomerse weken opgenomen is in het Spaanse Andalusië. Na het titelloze debuut uit 2004 en News and Tributes (2006) had dit album de doorstoot naar het grote succes moeten worden. De band maakt het niet waar. Wellicht had die opnamestudio wat langer afgehuurd moeten worden. En dan niet in zonnige oorden maar juist in het regenachtige, troosteloze thuisoord Sunderland. Misschien was de juiste vechters-vibe dan wel ontstaan.

Eerlijk is eerlijk: vrolijk word je er echt wel van en een optreden van deze band zal zeker een feestje opleveren. Maar die echte euforie, die echte roes? Die duurt niet lang. Dit is grappige muziek, niet meer dan dat. En van zo’n predikaat moet je als band balen, want al zeer snel verlangen luisteraars dan naar dat duivelse debuutalbum van Franz Ferdinand, naar The Gift van The Jam, of naar Love Bites van The Buzzcocks.

Muziek / Album

De zwanenzang van Madrugada

recensie: Madrugada - Madrugada

.

De zesde en laatste plaat van de Noorse band Madrugada. Vorige zomer overleed gitarist Robert Burås, en hoewel de overige bandleden toen doorgingen met optreden en met het opnemen van een nieuw album, besloot frontman Sivert Høyem niet meer verder te willen onder de naam Madrugada. Voor mij ligt dus een afscheid, een afscheid van dertien jaar inspirerende Noorse rockmuziek. Dat zou genoeg reden kunnen zijn voor de band om verdrietig en melancholisch te gaan doen. Gelukkig is Madrugada geen soppig en oversentimenteel zielig liedjesalbum geworden. Sterker nog, het is een zeer waardig afscheid. Misschien toch wel een beetje zwaar op de hand, maar dat is Madrugada eigen.

~

Alle nummers op de plaat zijn simpelweg goed, al lijkt de afsluiter ‘Our time won’t live that long’ gezongen door Burås een beetje een vreemde eend in de bijt. Maar goed, een veelzeggend afscheid van de laatste plaat is het wel. In de andere acht nummers is de warme, donkere stem van Høyem overheersend zonder dwingend te zijn, perfect om alle verhalen over te brengen. Vanaf de eerste noten die uit zijn keel komen zit je vast in het nummer en moet je haast wel verder luisteren. Vaak klinken de nummers als mysterieuze, muzikale sprookjes en verhalen, zoals sommige nummers van Nick Cave of Neil Young zo verhalend kunnen zijn. Soms worden ‘special effects’ gebruikt die de nummers net iets extra’s geven, bijvoorbeeld de achtergrondzang van Ane Brun in ‘Honey Bee’ of het klavecimbel in ‘What’s on your mind’. Overigens heeft de band deze effecten niet per se nodig, ze kunnen het ook prima op eigen kracht.

Hoogvliegers

Twee nummers springen er echt uit. Ten eerste het eerder genoemde ‘What’s on your mind?’ Høyems langzame zang in combinatie met slidegitaar en altviool zorgt voor kippenvel. Vooral als zangeres Ingrid Olava de achtergrondzang inzet gaan de haren in je nek recht overeind staan. De emotie in Høyems stem als hij zingt ‘What’s on your mind / when you’re lost in time’ druipt door de speakers naar buiten. De combinatie van een ogenschijnlijk rustig en beheerst liefdesliedje met het dramatische van de zang in met name het couplet is heel mooi.

Het andere hoogstandje is ‘Look away Lucifer’, een episch nummer dat je geen moment loslaat. De indringende laagste noten die een akoestische gitaar kan produceren begeleiden het relaas van Høyem bijna anderhalve minuut, terwijl de tamboerijn hen vergezelt. Na twee minuten komt de elektrische gitaar erbij en het nummer wordt langzaam opgebouwd. Op ruim twee minuten haalt de zanger uit en barst het nummer los. Basgitaar, piano en drums worden ingezet. Dan opeens is het weer alleen de akoestische gitaar en de stem van Høyem. Zo worden meer dan vijf minuten lang tempowisselingen en instrumentwisselingen gebruikt om het dramatische betoog kracht bij te zetten zonder dat het nummer ergens langdradig of pretentieus wordt.

Afsluiter

Gewoonlijk neemt de band veel meer materiaal op dan dat uiteindelijk op de plaat verschijnt. Soms zoveel dat er tijdens de opnames voor een nieuwe plaat bijna een soort schaduwalbum ontstaat. Sivert Høyem en bassist Frode Jacobsen zijn de twee overgebleven originele leden van de band. Hoewel zij hebben aangegeven dat ze muziek zullen blijven maken maar wel een andere weg in gaan slaan, hoop ik dat er over een paar jaar toch nog ergens zo’n schaduwalbum opduikt en wordt uitgebracht. Toch nog een beetje melancholie, maar afscheid nemen valt nu eenmaal zwaar.

Concerten Madrugada in België:

19 juli 2008 Gentse Feesten, Gent
20 juli 2008 Dour Festival, Dour

Kunst / Achtergrond
special: Irene Faber, hoofd collectiebeheer vertelt over de tentoonstelling Hendrik Werkman: De Blauwe Schuit

Mooie verhalen van, door en over Werkman

.

Grafisch kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman (1882-1945) verzorgde tijdens de Duitse bezetting clandestien drukwerk. Hij deed dit met een kleine groep gelijkgestemden, De Blauwe Schuit genaamd. In het Joods Historisch Museum zijn voorstudies te zien die hij stuurde aan zijn vriend en mede-oprichter vanDe Blauwe Schuit August Henkels. Het zijn kleurrijke, schilderachtige druksels, die blijk geven van Werkmans liefde voor het drukkersmateriaal en zijn loyaliteit aan de Joden tonen.

In 1976 ontving het Joods Historisch Museum (JHM) deze verzameling druksels van de weduwe van August Henkels, samen met de briefwisseling tussen Werkman en Henkels. Dit werk werd tentoongesteld, maar bleef vervolgens dertig jaar in het depot. Het nieuwe prentenkabinet van het museum biedt de mogelijkheid om het werk van de Groningse drukker opnieuw tentoon te stellen. Hendrik Werkman: De Blauwe Schuit is het resultaat.

Irene Faber, hoofd collectiebeheer van het JHM is trots op de collectie druksels: ‘Deze voorstudies zijn vaak mooier dan de uiteindelijke werken.’ De tentoonstelling betreft alleen werk dat Werkman tijdens de bezettingsperiode maakte voor De Blauwe Schuit.

De Blauwe Schuit

De Blauwe Schuit bestond uit de vier ‘schippers’ August Henkels, Ate Zuithoff, Adri Bruning en Hendrik Werkman. Zij wilden bibliofiele uitgaven verzorgen waarmee men bedekte kritiek op de Duitse bezetters kon leveren. De samenwerking begon met het drukken van het gedicht Het jaar 1572 van Martinus Nijhoff, dat Buning als krantenknipsel had bewaard. Het onderwerp van het gedicht, de Spaanse overheersing, diende als metafoor voor de toenmalige oorlogssituatie.

De illustratie hierbij wilden Henkels, Zuithoff en Buning laten maken door Jan Wiegers, die evenals Werkman lid was van de Groningse kunstenaarsvereniging De Ploeg. Via Wiegers kwamen ze bij Werkman terecht voor het drukwerk. Zo vormde de uitgave Het jaar 1572 het begin van een vruchtbare samenwerking.

H.N. Werkman, Reizang van burgers, terugkerend uit de ballingschap, 1944. JHM/coll. Henkels
H.N. Werkman, Reizang van burgers, terugkerend uit de ballingschap, 1944. JHM/coll. Henkels

Faber benadrukt dat het werk van De Blauwe Schuit geen expliciete kritiek betreft op de Duitse bezetter. Het was bedoeld om steun te geven en hoop te bieden in een tijd waarin de vrijheid van de mens beperkt werd. De drukwerken bevatten, zowel in tekst als in beeld, verborgen boodschappen als loyaliteit, vriendschap en liefde.

Jodendom en chassidisme

Werkman groeide op in Groningen in een niet-religieuze omgeving. Wanneer Werkman door zijn werk voor De Blauwe Schuit de verhalen leest van filosoof en zionist Martin Buber raakt hij echter meteen geïnspireerd. Werkman schreef hierover aan Henkels: ‘Als ik zulk een verhaal lees komt op een gegeven moment een beeld voor ogen dat door geen ander verdrongen wordt.’

Het zijn verhalen uit het boek Die legende des Baalschem, die Buber opschreef uit mondelinge overlevering. Die legende des Baalschem vertelt over de daden en uitspraken van Baal Schem-Tow. Hij gaf Poolse joden in de eerste helft van de achttiende eeuw weer vertrouwen in henzelf en in hun geloof. Baal Schem-Tow was tevens grondlegger van het Chassidisme, een joodsorthodoxe leer die zijn oorsprong in Oost-Europa vindt.

H.N. Werkman, De tocht naar Jeruzalem, uit: 'Jeruzalem', Chassidische legenden (Suite I-6), 1941. JHM/coll. Henkels
H.N. Werkman, De tocht naar Jeruzalem, uit: ‘Jeruzalem’, Chassidische legenden (Suite I-6), 1941. JHM/coll. Henkels

Werkman maakte in 1942 en 1943 een serie prachtige prenten bij verhalen uit het boek Die legende des Baalschem. In de serie, die Chassidische Legenden wordt genoemd, komt Werkmans liefde voor de troostrijke verhalen van het orthodoxe jodendom het meest naar voren. Elke prent laat een door Werkman zelf gekozen scène zien. Voor elke pagina verrichtte Werkman tientallen handelingen. De druksel waren dan ook zelden in een dag klaar. De Chassidische Legenden werden gedrukt in twee suites van tien prenten in een oplage van twintig stuks. Faber: ‘De prenten zijn niet slechts illustraties bij de verhalen, maar vertellen de verhalen als het ware opnieuw.’

Faber doet afstand van de soms genoemde uitspraak dat Werkman een joods hart zou hebben ‘veel te sentimenteel!’ ‘Maar je ziet wel dat hij grote solidariteit heeft met de Joden en dat hij troost vindt in hun optimistische, mystieke verhalen.’

Als eerste uiting van Werkmans affiniteit met het jodendom ziet Faber Pesach 1936, een omslag van drie gedichten. De bruine inkt op geelbruin krantenpapier toont de afbeelding van een Oost-Joodse rabbi met ‘Sjabbesdeckel’.

Brieven

Onderdeel van de schenking van de weduwe van Henkels aan het JHM waren veertien schriften met daarin de levendige briefwisseling van Henkels en Werkman. Deze brieven zijn het uitgangspunt geweest voor de publicatie Hendrik Nicolaas Werkman. Brieven rond De Blauwe Schuit 1940-1945. In deze twee boeken is het briefcontact van Werkman met ‘schippers’ August Henkels en Ate Zuithoff verzameld, maar ook brieven aan Willem Sandberg, toen directeur van Stedelijk Museum Amsterdam, en Paul Guermonprez, docent aan de Haagse academie en voormalig student van het Bauhaus, met wie Werkman goede contacten onderhield. Van een eventuele briefwisseling tussen Werkman en Adri Buning, de derde ‘schipper’, is geen overlevering.

H.N. Werkman, Gebed om vrede, 1943. JHM/coll. Henkels
H.N. Werkman, Gebed om vrede, 1943. JHM/coll. Henkels

De twee boeken die in totaal meer dan 1000 pagina’s tellen, geven inzicht in de innemende persoon die Werkman was, leveren achtergrondinformatie bij zijn werk en tonen een persoonlijk tijdsbeeld. Werkman verstuurde veel voorstudies aan zijn vrienden vergezeld van brieven. In de boeken zijn de brieven compleet ontsloten met een namen- en werkenregister, waardoor de beschreven druksel terug te vinden zijn. De publicatie is een prachtige aanvulling op de tentoonstelling.

Mooie verhalen

Het werk Kleuren-geluids-signaal valt binnen de expositie enigszins buiten de toon, omdat het niets met De Blauwe Schuit van doen heeft en niet behoort tot de schenking van Henkels. Irene Faber legt uit dat zij het werk toch in de presentatie wilde opnemen omdat er zo’n prachtig verhaal bij het werk hoort. Eigenlijk is dat de beste bewoording bij alle getoonde werken: ‘Het gaat om mooie, soms droevige, maar vooral hoopgevende verhalen.’ Faber vertelt het verhaal bij Kleuren-geluids-signaal.

R.B. Stern, een Joodse vriend van Sandberg uit Amsterdam, wilde graag werk kopen van Werkman. De Duitsers hadden echter te kennen gegeven dat er een verbod voor Joden zou komen om te reizen. De dag voor dit verbod van kracht werd, reisde Stern naar Groningen om uiteindelijk Kleuren-geluids-signaal en drie andere werken aan te kopen. Werkman schrijft hierover op 3 mei 1942: ‘Hij kwam om 5 uur met de trein en wilde haastig wat zien en koopen en meenemen naar Amsterdam met de trein van 6 uur. Dat was natuurlijk onmogelijk, ik heb hem mee naar huis genomen waar we rustig konden praten.’ Hij schrijft verder dat hij een aantal dagen vol emoties achter de rug heeft. Dit kwam door een ontmoeting met Sandberg, die Werkman had uitgenodigd te komen kijken in de kluis van het Stedelijk Museum in Castricum en het bezoek van Stern. Werkman sluit zijn brief af met: ‘Geen wonder ook, dat ik na deze dagen weer opgewekt voort ga werken aan BS [De Blauwe Schuit, red.] en eigen werk!’

Stedelijk

Deze zomer opent ook Stedelijk Museum Amsterdam een tentoonstelling over Werkman. ‘Daar zal ander werk te zien zijn,’ aldus Faber ‘maar zeker niet van een andere kwaliteit. De voorstudies die wij bezitten zijn qua helderheid en kleurgebruik uniek.’

Boeken / Fictie

Het noodlot is een escargotvorkje

recensie: Elke Geurts - Het besluit van Dola Korstjens

Elke Geurts (1973) was de eerste winnaar van de verhalenwedstrijd Duizend Woorden. Ze volgde de opleiding Dramaschrijven aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en schreef tot nu toe toneelstukken en hoorspelen. Het besluit van Dola Korstjens, een bundel met tien verhalen, is haar prozadebuut. Een erg sterk debuut, dat smaakt naar meer.

Wezenge, de Afrikaanse werkster die sportschoenen draagt met oplichtende zolen; Sweety, een Aziatische importbruid in roze skipak; Elwin – ADHD, kort lontje en dol op chocomel direct uit het pak. Je sluit ze meteen in je hart, de personages van Elke Geurts. Ze zijn kwetsbaar, aandoenlijk, irritant, tragisch en komisch tegelijk. En stuk voor stuk hebben ze moeite met de mensen uit hun omgeving. Ze voelen zich tot hen veroordeeld, maar kunnen ook weer niet zonder. Zoals Marja, uit het eerste verhaal ‘De ontmaskering van de zin van het leven’. Ze krijgt op haar vijftiende een broertje, van wie ze houdt alsof het haar eigen kind is, maar die haar tegelijkertijd zo tot wanhoop drijft dat ze hem bijna achterlaat in een open graf op het kerkhof.

Een geur van mislukking steeg op uit het bakje. De verpleegster nam deze alleen maar mee nu ze toch die kant op liep, hield Marja zichzelf voor. Zoals je ook een vuilniszak meeneemt als je toch naar buiten gaat. ‘Elwin heet hij,’ zei vader. Even later lag Elwin Gooren in haar armen en viel meteen stil. Alsof de stekker eruit ging. Hij opende zijn ogen. Het allereerste wat hij van de wereld zag, was het gezicht van zijn zus.

Obesitasbaby

De karakters lijken hun omgeving als vervreemdend en absurdistisch te ervaren. Alsof ze naar hun leven kijken en zich afvragen hoe ze er in hemelsnaam in terecht gekomen zijn. ‘Alsof er een gordijn tussen hen en de rest van de wereld hangt dat niet opgetrokken kan worden,’ zo omschrijft een van de figuren het. Het is het verbindende element tussen de verhalen: het onvermogen contact te maken met de wereld om je heen. Net als het verlangen om eraan te willen ontsnappen, aan het ondraaglijke alledaagse bestaan. Ook Wilmud Wans uit ‘Afgezien van alles’ zou het liefst in het niets oplossen. Met zijn vrouw en Mariska, ‘de obesitasbaby’, is hij in de IKEA. Zijn vrouw loopt watertandend langs de kasten, hun oudste dochter wacht in de ballenbak.

‘Stella Wans wil opgehaald worden uit het kinderparadijs,’ werd er omgeroepen. ‘Stella Wans kan wel van alles willen.’ Daniela streelde haar Hemnes-spiegelladekast en praatte over de aanschaf ervan alsof het om de aanschaf van een geliefde ging. ‘Stella Wans wil opgehaald worden uit het kinderparadijs.’ ‘Stella Wans moet gewoon even wachten,’ zei ze, ‘zoals alle kindjes.’

Een leus op de muur, ‘IKEA daagt je uit je eigen leven in te richten’, inspireert Wilmud tot het nemen van een besluit. Hij spreekt af met een vrouw die hij op het internet heeft ontmoet.

Hun virtuele karakters zaten samen op het bankje bij de metershoge fontein. Ze pakten elkaar vast, keken elkaar in de digitale ogen. Zij trok kort aan zijn staartje.
WILMUD: In het echt heb ik ook een paardenstaart.
ELSE: Zelfs als de hele wereldbevolking voor me staat, pik ik je er zo uit, Wil. Met of zonder paardenstaart.
WILMUD: Ik ben ook wel ietsje dikker.
ELSE: Ja, ja, dek je maar vast in. Je bent monsterlijk.
WILMUD: Meer dan honderd kilo.
ELSE: Zolang je maar komt.
WILMUD: Ik val altijd meer tegen.
ELSE: Natuurlijk. Maar wel komen, hè?
WILMUD: Ja.

Lange reeks

Maar er is meer dan tragiek, humor en vervreemding: Elke Geurts voegt aan haar verhalen een thrillerelement toe. Onheil ligt in alle verhalen op de loer. Een fles wc-reiniger in een winkelwagentje wordt later aan een vrolijk babymondje gezet. Als broer Elwin op zijn kleine nichtje gaat passen, vóél je dat het mis gaat. Ook het escargotvorkje doet het ergste vrezen. En ja hoor, het wordt ingezet als instrument bij een abortus. Het noodlot geeft de verhalen een extra dimensie. Ze zijn spannend om te lezen. Maar de bottomline is niet vrolijk. Dola, de hoofdpersoon uit het titelverhaal, wil ontsnappen aan haar dagelijkse leven, maar komt niet ver. Wilmud Wans uit ‘Afgezien van alles’ keert, nadat hij zijn prachtige virtuele vriendin in het echt heeft gezien, toch maar weer terug naar zijn eigen leven, naar zijn gezin en zijn hond. Er is geen ontsnappen aan. Vluchten kan niet meer, dat is wat Elke Geurts ons lijkt te willen zeggen. Maar de manier waarop ze het zegt smaakt absoluut naar meer. Op haar website staat over Het besluit van Dola Korstjens: ‘Naar verluidt het begin van een lange reeks.’ Laten we het hopen.

 

 

Boeken / Fictie

Wilders’ nachtmerrie

recensie: Leon de Winter - Het recht op terugkeer

Het jaar 2024. De nachtmerrie van Geert Wilders is werkelijkheid aan het worden. De fundamentalistische moslims hebben flink terrein gewonnen, er zijn bomaanslagen overal ter wereld, er is een nieuwe islamitische staat gevestigd, in delen van Nederland wordt de sharia ingevoerd en Israël is op sterven na dood. Dat is de achtergrond waartegen Het recht op terugkeer van Leon de Winter zich afspeelt. Een spannend boek, waarin een duivels plan tegen Israël ontdekt wordt.

In De Winters roman heeft de islamitische wereld zich ontwikkeld tot een acuut gevaar voor Israël en de rest van de wereld. De moslims hebben de overhand gekregen omdat ze zich razendsnel vermenigvuldigen. Bovendien zijn ze eensgezind in hun streven overal ter wereld de islamitische regels onverdund in te voeren. Tegenover deze categorale voorstelling van zaken staan weinig tegengeluiden. De held, die aanvankelijk nog een en ander relativeert, wordt op het eind met zijn neus op de feiten gedrukt. De haviken in het boek hebben het bij het rechte eind.

Kwaadaardigheid
Deze what if-omstandigheden springen in het oog. Juist omdat ze direct aansluiten op het actuele debat over de islam als bedreiging voor het vrije westen – toch een van de populairste ondergangsideologieën van dit moment. Wie de opiniestukken van De Winter in bijvoorbeeld Elsevier kent, moet wel concluderen dat De Winter zo’n visie deelt. Het lijkt er dan ook op dat hij dit boek ook als vehikel voor zijn opvatting heeft gebruikt. Helaas legt hij het er al te dik bovenop.

Vergelijk de roman met Het complot tegen Amerika (2004) van Philip Roth. Ook een what if-boek – wat als de antisemiet Charles Lindbergh in de jaren ’30 president van Amerika was geworden? – maar Roth’s boek overtuigt omdat hij de binnenwereld beschrijft van enkele joodse Amerikanen in die periode en niet blijft hameren op de kwaadaardigheid van de antisemieten. Dat in tegenstelling tot De Winter die geen gelegenheid voorbij laat gaan om met een nieuw voorbeeld te komen van het islamitische gevaar.

Numerologisch onderzoek
Ook de plot staat geheel in dat teken. Bram Mannheim, historicus van Nederlandse afkomst, werkt enige tijd aan een Amerikaanse universiteit. Nadat op een dag zijn zoontje spoorloos verdwijnt, trekt hij als semi-dakloze door Amerika om te proberen hem aan de hand van numerologisch onderzoek terug te vinden. Zo moet hij zich bevinden op een plaats die aangegeven wordt met cijfers die ook voorkomen in de datum van zijn verdwijning. Dat lukt niet. Jaren later en terug in Israël heeft hij een bedrijfje dat verdwenen joodse kinderen opspoort. Hij is bevriend met het hoofd van de veiligheidsdienst, een man die ooit vredesakkoorden met de Palestijnen ontwierp, maar met de jaren een keiharde lijn is gaan volgen. Via hem komt Bram erachter wat er werkelijk met zijn zoontje is gebeurd en daarmee ook op het spoor van een weerzinwekkend complot. Mannheim zet alles op alles om de uitvoering ervan te voorkomen.

Dit deel van het boek is een thriller. Je moet misschien van het genre houden om het te waarderen. Er zijn aanwijzingen in de vorm van betekenisvolle getallen (huisnummers, data) en symbolen (slangen). Er zijn wel erg toevallige ontmoetingen die achteraf beslissend blijken te zijn. De Winter heeft het kundig in elkaar gezet, al zijn de elementen die hij hanteert soms wat sleets. Zoals het hondje dat pienter, koddig en trouw door het verhaal scharrelt en op strategische momenten ingezet wordt om een gevoelige snaar te raken. Samen met de opvattingen die niet oorspronkelijker zijn dan die op menig internetforum, is Het recht op terugkeer daardoor een boek geworden dat arm is aan originaliteit en literaire brille.

Muziek / Album

Uitzonderlijk groots

recensie: Joan as Policewoman - To Survive

Joan Wasser, alias Joan as Police Woman, zet met To Survive een zeer gedegen tweede album neer. Niet velen kunnen rekenen op medewerking van David Sylvian en Rufus Wainwright op een en hetzelfde album, maar ook zonder medewerking van deze sterren zou dit album staan als een huis. Joan weet prachtige luisterliedjes te componeren en spannend uit te voeren op een zeer hoog niveau.

Op haar debuut waren het Antony Hegarty van Antony & the Johnsons en Joseph Arthur die hun kenmerkende stemmen toevoegden aan twee songs. De klassiek geschoolde Joan die als violiste speelde bij Lou Reed, Sparklehorse, Antony & the Johnsons en niet te vergeten Rufus Wainwright, weet zich ook nu met bekende namen te omringen. To Survive is een heel persoonlijk werkstuk geworden met als thema’s pijn, strijd, liefde en vertwijfeling. Geen wonder als je weet dat in de tijd dat Joan aan dit album werkte, haar moeder vocht tegen kanker en deze ongelijke strijd verloor.

Liefde inspireert

~


Het was haar voormalige broodheer, Rufus Wainwright, die Joan Wasser een paar jaar geleden aanzette om niet alleen viool te spelen maar vooral te gaan zingen. Dat Rufus dat goed gehoord heeft hebben we op het debuut Real Life mogen ervaren. Naast het zingen behoort ook het schrijven van prachtige composities tot de talenten van Miss Joan, iets dat we opnieuw kunnen ervaren op To Survive. Luister naar liedjes als ‘To be Loved’, waarin ze het geluk bezingt dat je ervaart als de ander je liefheeft en je daardoor helpt je zelf te vinden, of naar ‘To be Lonely’, dat ingaat op de eenzaamheid die ontstaat als de ander – de geliefde – er even niet is. Omdat het de ware is, vecht je tegen het alleen zijn. Een ander voorbeeld is ‘The Start of My Heart’, waarin het hart ontwaakt en je wordt thuisgebracht door die ene liefde. Wat kan de liefde toch een mooie bron van inspiratie zijn, vooral in moeilijke tijden.

Prachtig triest

De gastzangers dragen meer bij dan alleen hun stem. Zo lijkt ‘Honor Wishes’ geïnspireerd door de muziek van David Sylvian zelf; als dit een song van Brilliant Trees geweest was, had niemand daarvan staan te kijken. De stemmen kleuren heerlijk bij elkaar en dragen een prachtig triest lied over het nemen van afscheid. Dat haar inspirator Rufus Wainwright in ‘To America’ zijn stem laat klinken is niet alleen een eer maar levert ook een herkenbaar lied op. Ook hier laat Joan haar gast tot zijn recht komen met een compositie die voor hem op maat is gemaakt. Het titelnummer ‘To Survive’ klinkt bij eerste beluistering als een slaapliedje, dat zich ontvouwt als een verstilde reflectie over het overleven na een periode van angst en het uiteindelijk alleen achterblijven.

Joan Wasser zet met To Survive een soms treurig, doorleefd en altijd zeer onderhoudend album neer, dat nog maar eens bewijst hoe men in moeilijke tijden in staat is om de mooiste dingen te schrijven. Een album dat je ondersteunt en dat door zijn herkenbare thematiek nog lang zal naklinken. De conclusie kan niet anders zijn dan dat we hier te maken hebben met een uitzonderlijk groots album.

Boeken / Fictie

Alles behalve paradijselijk

recensie: Richard Milward (vert. Jaap Sietse Zuiderveld) - Appels

Appels is de debuutroman van Richard Milward. De Brit schreef de roman, waarin jongeren op eigenzinnige wijze aan het woord zijn over hun gewone en ongewone problemen, rond zijn twintigste levensjaar. Genoeg redenen voor de Britse pers om hem te vergelijken met J.D. Salinger en Irvine Welsh.  Vraag is echter of de vergelijking ook opgaat wat betreft schrijftalent.

, waarin jongeren op eigenzinnige wijze aan het woord zijn over hun gewone en ongewone problemen, rond zijn twintigste levensjaar. Genoeg redenen voor de Britse pers om hem te vergelijken met J.D. Salinger en Irvine Welsh.  Vraag is echter of de vergelijking ook opgaat wat betreft schrijftalent.

De appels zijn een rechtstreekse verwijzing naar het Paradijs, net zoals de namen van de hoofdrolspelers, Adam en Eve. Maar zij wonen in alles behalve het Bijbelse Hof van Eden. In de achterbuurten van de stad Middlesborough, ook Milwards geboortestad, hebben zij dagelijks te maken met drugs, drank en criminaliteit. Vooral Eve gaat op in het foute wereldje en gaat zich te buiten aan alles wat God verboden heeft. Met een paar vriendinnen struint ze het ene na het andere feestje af, gaan de pillen er in als M&M’s en drinkt ze haar problemen weg met goedkope alcoholica. En problemen heeft ze te over, Eve groeit op zonder vader, maar met een hardwerkende moeder bij wie kanker is geconstateerd. Adam, een schoolgenootje van Eve, heeft het niet veel makkelijker. Hij is een verlegen dwangneuroticus wat hem weinig populair maakt bij zijn leeftijdsgenootjes. Daarbij heeft hij een vreselijke crush op Eve die hem niet lijkt te zien staan.

Straatleven

Het verhaal wordt voor het merendeel verteld door Adam en Eve zelf maar Milward biedt ook verrassende vertelperspectieven, zoals een ongeboren kind, straatlantaarns en een vlinder die uiteindelijk wordt opgegeten. Milward experimenteert met vertelvormen, zo is er een geheel achterstevoren geschreven fragment, verteld door een dyslectisch meisje. Daarbij blijkt Milward een goede vertolker van het straatleven waar zelfs de gruwelen van verkrachting en moord met vlotgebekte nonchalance worden verteld. Deze wijze van omgang met de dagelijkse realiteit verafschuwt de lezer misschien nog meer dan de gebeurtenissen zelf, tegelijkertijd maakt deze stijl het lezen over het leven van Eve en Adam dragelijk.

Desondanks verdient Appels niet enkel lof. Waar Milward veel te bieden heeft op bovenstaande punten, schiet hij met de beschrijving van de personages te kort. Zelden worden de relaties tussen dochter en moeder of die tussen Eve en haar vriendinnen verdiept tot een geloofwaardige band tussen vrouwen. Ook de beschrijvingen van het verlegen personage Adam passen niet helemaal. In het snelle wereldje van Eve hoort hij duidelijk niet thuis maar desondanks wordt hij vooral daarin beschreven. Daarnaast kan de climax van het verhaal, waarin beide personages tot inzicht komen, alleen maar teleurstellen.

Milward lijkt alleen het snelle leven te willen tonen, met als gevolg dat hij een stuk interactie en interrelationele verdieping mist die de jongeren tot hun gedrag drijft. De taalbeheersing en stijl die de debutant in huis heeft, blijken niet genoeg om de vergelijking te laten opgaan tussen hem en zijn, door de Britse media genoemde, voorgangers Salinger en Welsh. Zij vielen weliswaar in de categorie ‘jonge auteurs’ maar waren met hun 32 en 35 jaren toch al volwassen toen hun eerste roman uitkwam. Het verschil met de adolescent Milward is dan ook te groot, maar hij heeft nog vele jaren om tot het hetzelfde niveau te komen. Zijn debuut is daarbij een veelbelovend begin.

Theater / Achtergrond
special: Zomerfestival van internationale hedendaagse dans

Noodzakelijke dans op Julidans 2008

.

Artistiek directeurs Jaap van Baasbank en Luuk van Eijk hebben voor deze editie van het festival gekozen voor een lovenswaardige benadering. Dans is bij Julidans niet vrijblijvende nietszeggende mooidanserij. Julidans wil dans brengen mét inhoud. Dans die voortkomt uit een rauwe emotionele noodzaak. Het festival toont divers internationaal werk. De makers leveren met hun werk commentaar op hun eigen specifieke culturele achtergrond. Ondanks deze verschillen blijft beweging toch herkenbaar menselijk, juist door de universele rauwheid en intensiteit. Julidans toont dans die cultuuroverstijgend is. Dat is in deze tijd van geforceerd nationalisme en cultureel navelstaren zeer te prijzen. Geen reden om te bezwijken aan het festivalbombardement. We moeten het met open armen ontvangen. (Daniël Bertina)

Inhoud van dit artikel: Bahok | While going to a condition & Accumulated layout | ISA | The Left Cheek | Uprising/In Your Rooms

Klik hier voor een verslag van Cinedans, het internationaal dansfilmfestival, dat dit jaar tegelijkertijd met Julidans plaatsvindt.

Taalbarrière voorbij
Bahok – Akram Kahn Company / National Ballet of China
Gezien op 11 juli 2008 • Stadsschouwburg, Amsterdam

Acht mensen wachten in een vertrekhal van een vliegveld op hun vlucht. Acht individuen met ieder hun eigen verhaal en bagage die ze met zich meedragen op de weg naar huis. Daar waar hun lichaam is.

fotograaf: Liu Yang

fotograaf: Liu Yang

In Bahok, Bengaals voor ‘drager’, laat de Brits-Bengaalse choreograaf Akram Khan zijn Akram Khan Company samenwerken met het Nationale Ballet van China. Het resultaat is een komische en emotionele voorstelling die je in je hart raakt. De vertrekhal is de samenleving in het klein. Mensen leven naast elkaar, maar proberen zich soms zo min mogelijk met elkaar te bemoeien. Maar aan de andere kant is er in die kleine samenleving tijdens het wachten ruimte om samen te lachen, naar elkaar te luisteren en zo nodig ook elkaar te helpen. Een groot berichtenbord, waar normaal de tijden en status van de vluchten wordt aangegeven, geeft nu steekwoorden aan als delayed, fire, earth en water. Het inleidende woord voor een persoonlijk verhaal van een van de dansers. Iedere danser vertelt via zijn of haar bewegingen waar thuis is. Voor de een is thuis in de schoenen van haar vader, voor de ander zit thuis verborgen in de papieren en briefjes die ze bij haar draagt. De persoonlijke verhalen worden afgewisseld met gebeurtenissen op het vliegveld tussen de wachtenden. De komische noten zitten in de wijze waarop de dansers soms met elkaar of met hun situatie omgaan. Wanneer een van de Chinese ballerina’s tijdens het wachten slap tegen haar buurman aanvalt, probeert hij haar op alle mogelijke manieren overeind te houden. Maar doordat ze steeds tegen hem aanvalt of dreigt om te vallen, wordt de scène een slapstick.

Met Bahok bewijst Khan dat de taal van bewegingen verder gaat dan de taal van het spreken. De dansers hebben onderling een flinke taalbarrière door hun verschillende afkomst. Maar via de dans hebben zij die overwonnen, vertelden ze in het nagesprek. Het samenspel van de gracieuze Chinese ballerina’s met de moderne dansers uit het gezelschap van Khan ziet er natuurlijk uit. De klassieke bewegingen van de ballerina’s vloeien naadloos over in de bewegingen van de moderne dansers. De twee dansvormen versterken elkaar en tillen elkaar naar een hoger niveau. De balletpassen verliezen het klassieke schilletje en krijgen een modern velletje. De moderne dansen nemen een deel van de gracieuze uitstraling van de balletpassen over. Bahok is een voorstelling die kijkt als een trein en je laat nadenken over de plek die je zelf thuis noemt. (Mariëlla Pichotte)
Terug naar boven

Overdaad aan kabaal en lichteffecten
While going to a condition & Accumulated layout – Choreografie: Hiroaki Umeda
Gezien op 10 juli 2008 • Melkweg, Amsterdam

Heel langzaam wennen ogen aan het donker. Midden op de speelvloer staat Hiroaki Umeda in een neutrale houding. Traag kruipt het licht over hem heen. Zijn schaduw verschijnt links en rechts op de witte zijmuren, als twee kloons die hem de rest van de voorstelling zullen achtervolgen. Op de achterwand zien we een projectie van witte banen licht. Er ontstaat een strakke, kleine beweging vanuit de voeten, aangestuurd door minimalistische elektronische beats. Na dit prachtige, serene begin is het gedaan met het subtiele spel. De rest van de combinatievoorstelling While going to a condition & Accumulated layout is een bruut audiovisueel bombardement waar geen ontsnappen aan is.

De Japanse kunstenaar Hiroaki Umeda is van veel markten thuis. Na een fotografieopleiding stortte hij zich op klassieke dans en hip-hop en in 2000 vormde hij zijn gezelschap S20. De voorstelling die hij op Julidans toont is een samenvoeging van een vroeg werk (While going to a condition uit 2002) met een recenter stuk (Accumulated layout). Beide stukken zijn eenmansprojecten: Umeda deed de choreografie, ontwierp het geluid en licht en danst solo. While going to a condition bestaat uit kleine claustrofobische bewegingen waarbij hij bijna niet van zijn plaats komt, terwijl hij zich in Accumulated layout vrijer over een groter, door licht afgebakend vierkant heen beweegt. Energie lijkt in het recentere werk minder gevangen te zitten in het lichaam, en slaagt erin een uitweg te vinden in grotere, meer vloeiende bewegingen. De dans kent in beide stukken veel herhaling en gaat door het gebrek aan variatie in tempo, intensiteit en ontwikkeling van beweging snel vervelen.

Fotograaf: Dominique Laulanné

Fotograaf: Dominique Laulanné

Hij verkrampt, schokt en trilt alsof hij geëlektrocuteerd wordt. Umeda ondergaat de stroomstoten als een op hol geslagen cyborg uit een Japanse anime tekenfilm. Machteloos laat hij de trilling door zijn lijf naar buiten vloeien. Futuristische electric boogie met een minimalistische Zen benadering, onderworpen aan geluid. White noise, machinaal gebeuk, sirenes, piepjes en gekraak worden op een dusdanig hard geluidsniveau door de zaal geblazen, dat het getoonde met vingers in de oren moet worden gadegeslagen. Daarnaast maakt Umeda gretig gebruik van migraineopwekkende stroboscoopeffecten. Dit maakt de voorstelling tot een onaangename, ontoegankelijke ervaring.

Theatrale marteling kan vaak louterend werken als het getoonde uiteindelijk toch een zekere schoonheid bevat, of op een andere manier de kijker confronteert met een interessante thematiek en zo tot denken aanzet. Helaas overheerst het compromisloze kabaal en geflits, wat ervoor zorgt dat While going to a condition & Accumulated layout voornamelijk pijn doet. (Daniël Bertina)
Terug naar boven

Totaalbeleving
ISA – T.R.A.S.H.
Gezien op 8 juli 2008 • Bellevue Theater, Amsterdam

In een monochroom en etherisch landschap, tussen de hoge witte muren en ramen van een verlaten huis, ontvouwt zich de Scandinavische legende van ISA, de ijskoningin. Langzaam komt een kleine danseres met verwilderde haren op. Ze citeert een Duitse tekst en gooit zich op een stoel en tegen de grond. Vanaf dat moment is de toon gezet. Als de overige vijf dansers ook opkomen begint de voorstelling pas echt. Wat direct opvalt is dat de danseressen hakken aanhebben en dansers op blote voeten staan. De dansers beginnen rustig en synchroon met passen die beïnvloed lijken door de Flamenco. Het zestal kijkt het publiek niet aan en stampt op de maat tot ze plotseling, alsof ze door de bliksem zijn getroffen, over de vloer rennen, rollen en elkaar over de vloer trekken.

fotograaf: Ernest Potters

fotograaf: Ernest Potters

Wie een voorstelling van T.R.A.S.H. bezoekt moet bedacht zijn op een rauwheid die zijn oorsprong vindt in de Tilburgse underground rockscene. Het gezelschap T.R.A.S.H. staat bekend om zijn dynamische dans door krachtige fysieke, bijna gewelddadige bewegingen. De bewegingen van de dansers zijn rauw, energiek en shockerend. Maar ook poëtisch, eigentijds en liefdevol. Door een blessure van één van de dansers spelen zes dansers de voorstelling in Bellevue. Vanwege de persoonlijke invloed en verhalen die de dansers in hun deel van de voorstelling verweven kunnen ze onmogelijk de rol van de geblesseerde, zevende danseres overnemen. De inbreng van een persoonlijk verhaal is typerend voor de voorstellingen van T.R.A.S.H. Net als de samenwerking met live musici. Voor deze voorstelling werkte choreografe Kristel van Issum samen met een cellist, violiste en zanger.

De strak gecoördineerde chaos van T.R.A.S.H. voldeed opnieuw aan de verwachtingen. De dansers gebruikten elke centimeter van de vloer om hun inbreng in het verhaal te vertellen. Toch klonken de klappen dit keer minder hard en vaak dan we van het gezelschap gewend zijn. Desondanks hadden de lichamen van de dansers weer fysiek veel te verdragen. Van Issum heeft dit keer niet gekozen om de teksten rauw en haast grommend op het toneel te brengen. De teksten van de dansers zijn duidelijk verstaanbaar. Het leek voor de twee dames in het gezelschap een verkleedshow. Voor bijna elke scène droegen ze een nieuwe gekleurde jurk of rok. De mannen hielden het bij hun grijze en zwarte broeken en shirts. Het gezelschap mag dit keer minder gewelddadig en rauw overkomen, toch zorgden de dansers in ISA opnieuw voor een totale beleving die je niet snel zult vergeten. (Mariëlla Pichotte)
Terug naar boven

Lost in meditation
The left cheek – Regie: Zuhe Niao (Niao collectief), Zhang Xian
Gezien op 6 juli 2008 • Theater Bellevue, Amsterdam

Hij maalt koffiebonen. Geluidskunstenaar Yin Yi van de Chinese theatergroep Zuhe Niao zit op zijn knieën te midden van laptop, trommel, fluit, gong, sitar, keyboard, sampler, schaaltjes en koffieapparaat. Zo schept hij de soundscape. Later biedt hij de overige spelers een kopje koffie aan. Als verzoeningsritueel.

fotograaf: Zuhe Niao

fotograaf: Zuhe Niao

The Left Cheek is een collage van losse meditatieve beelden die op zichzelf allemaal spannend zijn. De speelvloer ligt bezaaid met proppen krantenpapier die aan de kant worden geveegd om ruimte te maken voor het spel, en die tot slot weer alles bedekken. Een speler verscheurt de kranten, de ander leest ze. Op een wit vierkant vlak in het midden van de speelvloer bewegen drie tengere vrouwen, gehuld in zwarte monnikspijen. Hun dans is afwisselend angstig en agressief, langzaam en explosief, krachtig gestileerd op een manier die intensieve wushu training verraadt. Het lijf van een van de acteurs is beschilderd met karakters, wat associaties oproept met Masaki Kobayashi’s spookfilm Kwaidan / Hoichi the Earless. Langzaam wordt hij door de anderen schoongeboend. Kalligrafie, videoprojectie, soundscape, traditionele en elektronische muziek spelen allemaal een rol in dit bewegingstheater. Dans is slechts één van deze elementen en naar verhouding zelfs minder dominant. Het stuk toont beelden die beklijven, maar zich moeilijk laten verklaren.

Zuhe Niao is een Chinees kunstenaarscollectief uit Shanghai. Na een tijd van repressie kon choreograaf Zhang Xian in de huidige periode van behoedzame openheid weer theater maken. The Left Cheek behandelt de beeldenstorm van de Chinese culturele revolutie die leidde tot een fetisj met alles wat letterlijk en figuurlijk links was. Het stuk wil laten zien dat deze specifieke thematiek ook universele waarde heeft. Elke samenleving heeft immers haar eigen irrationele onbespreekbare obsessies. Een prachtig concept. Helaas komt deze thematiek niet helder naar voren doordat elke handeling even betekenisvol wordt uitgevoerd. Het is onduidelijk waar de nadruk ligt.

Op de vloer worden karakters geschilderd die voor de leek onleesbaar zijn. De tekens die met lichtprojectie wél met hun vertaling worden getoond scheppen juist verwarring: wat te denken van de combinatie van het karakter voor oor en hart, dat samen schaamte vormt. Of driemaal het karakter voor vrouw, dat samengevoegd ontucht betekent. Willen de makers aantonen dat er geen logisch verband bestaat tussen gedachte en woord? Dat een concept van de idealistische heilstaat in de toepassing kan doordraven tot een repressief regime? Misschien is dat te ver gezocht. Het is allemaal vrijblijvend. Toch biedt The Left Cheek stof tot nadenken en verdient hun inzet en durf respect. (Daniël Bertina)
Terug naar boven

Dans met woede
Uprising/In Your Rooms – Choreografie: Hofesh Shechter
Gezien op 1 juli 2008 • Stadsschouwburg, Amsterdam

We zien eerst alleen hun dreigende silhouetten. Zeven mannen stappen vanuit het duister in het licht. Ongeschoren sterke kerels. Achter hen brandt op ooghoogte een horizontale rij felle lampen. Een industriële dreun doet de schouwburg trillen. Dit is geen kinderspel, dit is mannenwerk. Dit is Uprising.

fotograaf: Dee Conway

fotograaf: Dee Conway

Ze gaan elkaar te lijf, als jonge alpha-male wolven die vechten voor hun rang binnen de groepshiërarchie. Ze sleuren elkaar naar de grond, springen wild om elkaar heen en smijten zichzelf tegen de andere aan. Technisch messcherp, in adembenemend vloeiende bewegingen. Net zo plotseling als ze elkaar aanvallen lijken ze opeens hun rivalen te smeken om vergiffenis. Ze aaien en omhelzen elkaar, lijken uit te huilen, om de ander dan meteen weer een woeste klap te geven. We horen het geluid van hevige regen. Het prachtige lichtontwerp schept een levensechte illusie van een stortbui. Verkrampt liggen ze op de grond. Met een wanhopig gebaar proberen ze zichzelf naar boven te klauwen. Ze klimmen op elkaar als een groep extatische revolutionairen en wapperen trots met een klein rood vlaggetje: een kinderachtige overwinning. De Israëlische choreograaf Hofesh Shechter maakt een helder statement: aan elke revolutie ligt een gruwelijke interne strijd ten grondslag, en de behaalde overwinning is eigenlijk volkomen belachelijk. Het heftige maar korte Uprising maakt de weg vrij voor de voorstelling In Your Rooms, samen vormen deze twee stukken de opening van Julidans 2008.

In Your Rooms laat zich qua thematiek minder goed duiden als Uprising, maar is poëtischer en indrukwekkender. Een fragmentarische droom waarin beweging uiting geeft aan onbenoembare gevoelens van onbehagen. Naast de mannen uit Uprising schitteren nog vier vrouwen, die qua intensiteit, kracht en zuivere, expressieve beweging het spel naar een nog hoger plan trekken. In Your Rooms is een ambitieus project. Live muziek en voiceover vormen een integraal deel van de voorstelling. Linksboven de speelvloer lijken de vijf muzikanten – viool, cello, bas, percussie – in het luchtledige te zweven. De wederom geniale belichting en effecten scheppen enorme diepte in het toneelbeeld.

De dans komt in flarden. Plotseling duikt het op uit vanuit het niets, het licht maakt het even zichtbaar, en het fragment verdwijnt weer als een beangstigende gedachte die snel wordt weggedrukt. Fel en woedend, en dan weer kalm. Ook in de grote groepsbewegingen is er altijd iets boeiends te zien, doordat verschillende sequenties door elkaar heen worden gedanst. Het gevaar bij een dergelijke aanpak is dat alles ontaardt in grote chaos. Het talent voor theatrale compositie van Hofesh Shechter zorgt ervoor dat alles goed gedoseerd, herkenbaar en spannend blijft. Er is nergens sprake van overkill. Prachtig. Julidans is sterk begonnen. (Daniël Bertina)
Terug naar boven

Film / Films

Castro van binnenuit

recensie: Comandante

.

In 2002 reisde Oliver Stone af naar Cuba om de Cubaanse leider Fidel Castro te interviewen. Van de marathonsessie die drie dagen duurde maakte Stone in 2003 de politieke documentaire Comandante, die in de VS alleen op het Sundance festival dat jaar te zien was. Onder druk van de anti-Castrolobby en de actualiteit, die op dat moment uitgebreid verslag deed van een golf van repressie op Cuba, besloot de televisieketen HBO dat de film niet kritisch genoeg was en wilde de film niet uitzenden.

~

Stone werd gevraagd zijn film te herzien en keerde woedend terug naar Castro om hem uit te horen over de mensenrechten en democratie. Daarnaast moest hij gesprekken voeren met de tegenstanders van het regime. Maar in plaats van het nieuwe materiaal te integreren in Comandante kwam hij in 2004 met een tweede documentaire Looking for Fidel. Die beviel het televisieconcern beter, maar het gevolg is dat Stone’s visie op Castro in Comandante volledig overeind bleef. Die film is in Amerika dan ook nog steeds niet te zien.

De controversiële Oliver Stone (1946) had aan het begin van zijn carrière meer succes met zijn scenario’s dan met zijn films. Zo won hij in 1978 een Oscar voor het scenario van Midnight Express en van zijn hand is het ook het scenario van Brian de Palma’s Scarface uit 1983. In 1986 kreeg hij enige bekendheid als regisseur van Salvador met daarin James Woods als Amerikaans verslaggever in de Salvadoraanse burgeroorlog. Zijn doorbraak volgde kort daarop met Platoon, waarin hij een schokkend en realistisch beeld geeft van wat er met de Amerikaanse soldaten in Vietnam gebeurde. Platoon ontving een Oscar voor beste regie en film. In de jaren daarop zal zijn reputatie als dwarsligger met een zeer persoonlijke visie op de Amerikaanse hedendaagse geschiedenis met films als Bourne on the Fourth of July (1989), The Doors (1991), JFK (1991) en Natural Born Killers (1994) steeds weer blijken.

Kat en muis

~

Stone’s uitstapje naar Cuba kwam op het moment dat de digitale revolutie net was ingezet en hij na Any Given Sunday (1999) te uitgeput was om zich op een groter project te storten. Het interview met de bebaarde, op Nike’s lopende Fidel (1926) heeft Stone verweven met archiefmateriaal en een kunstig versneden collage van Castrobeelden, afkomstig uit het mini-circus aan dv-camera’s dat het tweetal voortdurend omgeeft. Stone, die zelf ook vaak in beeld is, probeert Castro alle kanten op te masseren met een eindeloze variatie aan vragen die vaak ver van de politieke arena afstaan. Dat maakt de documentaire levendig en Castro menselijk, maar niet minder alert. Hoe geduldig, openhartig, verbaasd, geliefd en vitaal hij ook mag lijken, zelfs op leeftijd is Castro nog immer de rationele zelfbewuste revolutionair die het venijn van het argument nog niet heeft verloren. Een mooi moment in de film is dan ook het beeld waarop Oliver, even moe van het spel, alleen in een hoek zit te schrijven. Wat zijn dan zijn afwegingen, wat worden de volgende vragen?

De volgende provocatie?

~

Afgemeten aan het tumult rondom de vertoning en Stone’s reputatie kun je makkelijk concluderen dat Comandante tegenvalt. Maar tegenover die afweging staat een andere interpretatie. De verborgen kracht van Comandante, en dat maakt het tot een uniek tijdsdocument, zijn Fidels reacties op alle door Stone ingeslagen zijpaden. Achterin de krappe dienst-limo, naast zijn vertaalster en al sportend in zijn kantoor of kuierend onderweg.

Ook al is Oliver Stone de laatste jaren minder succesvol, hij blijft een van de toonaangevende regisseurs van deze tijd die dingen ook durft te laten zoals ze zijn. In november 2008, op het hoogtepunt van de presidentiële verkiezingscampagne, staat de release van zijn nieuwe film W, eerder genaamd Bush, gepland. De grote vraag is natuurlijk hoe een provocateur als hij daarin alle puzzelstukken van de Bushbiografie zal gaan verbeelden?

Muziek / Album

Aritmisch

recensie: Vinkenoog/Spinvis - Ritmebox

.

Simon Vinkenoog is in juli tachtig jaar geworden. Reden voor Spinvis om een eerbetoon aan deze dichter te brengen. Hij doet dat in de vorm van Ritmebox, een uitgave in boekvorm met een bijbehorende cd. 8WEEKLY beluisterde alvast de cd van deze gelimiteerde uitgave.


Ritmebox beoogt een collage van muziek en geluid te zijn. Samengesteld uit vele uren archiefmateriaal. Gemonteerd en op muziek gezet door Spinvis. Of zoals Spinvis het zelf noemt:

Maar wellicht dat Spinvis dan nog iets toe te voegen heeft? Heeft het op muziek zetten van dit archiefmateriaal dan een extra dimensie toegevoegd aan de poëzie? Heeft het ‘zorgvuldig en liefdevol monteren en op muziek zetten’ door Spinvis een even zo liefdevolle ode opgeleverd? Op al die vragen moeten we helaas antwoorden met een volmondig ‘nee’.

De geluidsfragmenten lijken lukraak gekozen te zijn. Naar enige onderlinge samenhang blijft het gissen. De minimale muzikale toevoegingen lijken los te staan van de teksten. De teksten worden dan ook nergens echt door de muziek ondersteund. Zonder de muziek zouden de woorden waarschijnlijk veel krachtiger overkomen. Nu leidt het gepingel op de achtergrond eerder af. Ritmebox lijkt zo eerder op een lukraak bijeengeraapte verzameling fragmenten in plaats van een zorgvuldig gekozen selectie uit het oeuvre van de dichter. Voor een liefdevolle ode komt het juist erg ongeïnteresseerd over.

Gelukkig ook gratis

Misschien dat het bijbehorende boek interessant leesvoer is, de cd is in ieder geval geen kostelijk luistervermaak. Spinvis biedt een gedeelte van het album gratis aan via de site van de platenmaatschappij. Als je écht heel nieuwsgierig bent, ga dan naar de site van Excelsior Recordings en downloadt daar wat nummers. Daarmee bespaar je jezelf de teleurstelling van een tegenvallend album en hou je centjes over voor een beduidend significantere aanschaf. En met deze cd in het achterhoofd kan dat dus echt álles zijn.