Muziek / Album

Profeet van de dance lijkt uitgeblust

recensie: Cerrone - Love Ritual

.

Er zijn weinig producers van dance die kunnen zeggen dat ze al ruim drie decennia meegaan. Jean-Marc Cerrone, beter bekend zonder zijn voornaam, is een van de weinigen. In de tweede helft van de jaren zeventig liet hij voor het eerst van zich horen met zijn succesvolle debuutalbum Love in C Minor. Samen met Giorgio Modorer creëerde hij een nieuw genre: de elektronische dance, gebaseerd op de funky disco uit de jaren zeventig. De grote Franse dansscene uit de jaren negentig met Daft Punk en Cassius als voorbeelden, werd gebouwd op de fundamenten die Cerrone heeft gelegd, en rond de eeuwwisseling werd het werk van Cerrone gulzig geadopteerd door discodance acts als Modjo, Moloko en Madison Avenue. Ook Amerikaanse en Britse producers als Armand van Helden en Joey Negro behoren tot Cerrone’s discipelen. Zijn invloed is dus enorm, maar is een album van Cerrone anno 2008 nog steeds actueel of klinkt het belegen?

Bij het beluisteren van Love Ritual is het overduidelijk waarom Franse producers als Modjo en Bob Sinclair verklaarden dat Cerrone een van de grootste invloeden op hun werk is geweest. De muziek van Love Ritual klinkt namelijk vrijwel hetzelfde als de muziek ten tijde van de doorbraak van deze producers. Bij haast elk van de veertien nummers krijg je een flashback naar de dance van een jaar of acht geleden. Na elk nummer verwacht je een track als ‘Groovejet’ van Spiller of Modjo’s ‘Lady’.

New Age

~

De hele cd is doordrenkt met muzikale invloeden van een decennium geleden. Overal hoor je veel synthesizers, ritmische gitaartjes en hoge, meerstemmige vocalen ondersteund door een elektronische variant van een drumpartij uit de disco van de jaren zeventig. Ter accentuering van Cerrone’s invloeden uit vergane tijden is zelfs het gitaartje van ‘Without Love’ van The Doobie Brothers van stal gehaald. Ook is er een aantal flashbacks te horen naar de in de jaren negentig populaire kruisbestuiving tussen dancemuziek en new age muziek. ‘X-XEX’, dat gemaakt lijkt te zijn als achtergrondmuziek tijdens een pornofilm, doet samen met ‘Women in Love’ sterk denken aan new age klassiekers als Era’s ‘Ameno’ of ‘Sadeness’ van Enigma.

Tien jaar te laat

Het is natuurlijk niet verboden om muziek te maken in een genre dat al ruim over zijn hoogtepunt heen is. Niet alles kan vernieuwend of revolutionair zijn. Maar de producties voegen niets toe aan wat er al is, elk van de veertien nummers klinkt volstrekt overbodig. Ze zijn niet eens slecht bedacht of ondermaats geproduceerd, ze zijn alleen tien jaar te laat gemaakt. Bovendien is het vuur en de energie die Cerrone in klassiekers als ‘Striptease’ en ‘Give me Love’ wist te stoppen volledig verdwenen. De woorden ’tijd voor pensioen’ klinken respectloos, zeker voor iemand die zo veel heeft betekend voor de ontwikkeling van elektronische muziek. Maar stiekem denk je het wel…

Film / Films

Waarom zo serieus?

recensie: The Dark Knight

.

De overweldigende openingsscène, snoeiharde achtervolgingen door de tunnels en straten van Gotham City, een nieuwe Batsuit met nog ingenieuzere toepassingen, wervelende helikoptershots en een gigantische truck die als een ballerina over de kop door de lucht suist. The Dark Knight, Christopher Nolans tweede Batmanverfilming, is letterlijk een overdonderende ervaring. Dat is niet alleen te danken aan de actie en weergaloze productie. De nieuwe Batman steekt boven zijn genre uit vanwege het ensemble van goede acteurs en de mild-intrigerende kwesties die de film opwerpt. Het blijft Hollywoodspektakel, maar dit is Hollywood op zijn best.

~

The Dark Knight gaat verder waar Batman Begins eindigde: Wayne Manor brandde tot de grond af en jeugdliefde Rachel Dawes gaf Bruce Wayne alias Batman de bons, althans zolang hij een dubbelleven leidt. Wayne heeft inmiddels met butler Alfred een gigantisch penthouse betrokken midden in Gotham City. En Dawes gaat nu met de nieuwe officier van justitie, Harvey Dent. Batman, de strijdvaardige Dent en de integere hoofdinspecteur van de politie Jim Gordon vormen een driemanschap om de maffia in de stad aan te pakken. Dat lijkt goed te gaan, totdat de Joker ten tonele verschijnt.

‘Criminelen zijn niet gecompliceerd,’ zegt Bruce Wayne (Christian Bale) nadat je al een reeks stereotiepe maffiosi voorbij hebt zien komen. Maar dat blijkt (uiteraard) een misvatting. De Joker is een uiterst onberekenbare tegenstander: hij levert geen strijd om macht en geld, maar ondermijnt deze juist. De overeenkomst met het hedendaagse terrorisme, ook zo’n onzichtbare vijand, kan niet toevallig zijn.

~

Gotham City is het decor van Jokers spel, de bewoners zijn slechts pionnen. Hij wil niets anders dan chaos creëren, wanorde scheppen, totale anarchie veroorzaken. Om vervolgens toe te kijken hoe zijn slachtoffers hun principes opzij zetten en onmogelijke keuzes moeten maken. The Dark Knight is zijn feestje en Heath Ledgers personificatie van de Joker is fenomenaal. Hij is lichtvoetig en duister tegelijk, eng, vermakelijk en ongrijpbaar.

Houdbaarheid

De strijd tegen de Joker roept de vraag op hoe houdbaar het heldendom is, en voor de toeschouwer hoe leuk een held eigenlijk kan zijn. Batman is nogal een moraalridder, die weliswaar buiten de wet opereert, maar wel zo zijn principes heeft. Erg sprankelend is hij noch Bruce Wayne nou niet. De Joker steelt daarentegen de show. ‘Waarom zo serieus?’ klaagt hij over de angstige blikken om zich heen.

Toch is de scheidslijn tussen held en verguisde misdadiger in The Dark Knight niet zo helder. Niks geen simpel eind goed al goed in Gotham: de verjaagde criminelen laten een vacuüm achter dat weer nieuwe misdadigers aantrekt. Dat doet het niet best in de publieke opinie: voor je het weet valt de held van zijn voetstuk, het is net de echte wereld. En hoe lang is het überhaupt vol te houden? Batman heeft geen bovennatuurlijke gaven. Hij bestaat bij de gratie van zijn vertrouwelingen Alfred (Michael Caine) en uitvinder Lucius Fox (Morgan Freeman); zij hebben niet het eeuwige leven. Al ligt het er dik bovenop, dit dilemma geeft de heldenfilm een dramatische twist.

~

Batman ziet in Harvey Dent (Aaron Eckhart) zijn opvolger, iemand die er binnen de wet succesvol in slaagt de criminaliteit aan te pakken: een nieuwe held. Maar Dent, op het oog rechtsschapen, is niet helemaal te duiden. Geen overzichtelijk held-versus-slechterik(en)-verhaal dus, maar een driehoeksverhouding tussen Batman, de Joker en Dent. En de Joker heeft de touwtjes onbetwist in handen: hij tart Dent en Batman tot het uiterste. Net zolang totdat ook zij geconfronteerd worden met hun duistere kant. Wie wint?

Boeken / Fictie

Wat de dood overhoop haalt

recensie: Patrick Gale (vert. Sophie Brinkman) - Bijschriften

.

Er wordt spanning opgebouwd, maar de weg naar de uiteindelijke (enigszins te geconstrueerd aandoende) ontknoping is een lange. Op die weg wordt uitgebreid kennisgemaakt met de levens van Rachel zelf, haar echtgenoot, kinderen, aanhang, vrienden en passanten. Ieder hoofdstuk begint met een ingekaderd bijschrift: zo’n toelichting die in musea terzijde van een schilderij hangt. Roman en bijschriften blijken elkaar steeds meer te overlappen.

Oppervlakkig

Onmiskenbaar wil Gale een verhaal schrijven dat er toe doet, maar zijn stijl lijkt op die van een verzorgd jeugdboek voor volwassenen. Dat Gale daarbij bepaald geen vrolijke onderwerpen kiest, kan dat idee niet wegnemen. Immers ook in een beetje eigentijds jeugdboek worden je de oren gewassen met schizofrenie, familietwist, depressies, dood en verderf. Het risico is dat een opeenstapeling van narigheden ietwat geforceerd kan aandoen, zeker als de schrijver er een opgeruimde stijl op na houdt.

Die stijl is mede daardoor aan de oppervlakkige kant, wat er vooral voor zorgt dat de driehonderd bladzijden een hele zit worden. Het verhaal heeft zeker vaart, er is afwisseling genoeg en de beschrijvingen zijn uit het leven gegrepen, ook al doen ze er verhaaltechnisch niet stuk voor stuk toe. De dialogen hebben vaak iets gemeenplaatserigs, maar, denk je dan, zo praten mensen kennelijk door de bank genomen. Gale is een vaardig verteller, maar de ongetwijfeld beoogde diepgang reduceert hij door de vele woorden die al te makkelijk uit zijn pen vloeien.

Oploskoffie

Het zou de raadselachtigheid in het verhaal ten goede zijn gekomen als het wat meer was ingedikt. Voordat de lezer zich iets afvraagt krijgt hij de antwoorden al ingepeperd. Gale is een alwetende verteller in het kwadraat. Op driekwart van de roman doen twee Canadese zussen plots hun intrede en gelijk worden ook hun hele doopcelen gelicht.

Dat Rachels echtgenoot een Morris 1000 Traveller rijdt zullen we een flinke alinea weten. ‘Hij was zo oud dat hij richtingaanwijzers had die er aan de zijkanten uit floepten’, en dan volgt ten overvloede: ‘in plaats van te knipperen’, waarna dan ook nog eens: ‘zoals bij normale auto’s’. Veel zinnen zijn enigszins plat informatief, zoals: ‘Ze vond hem heel aantrekkelijk, maar de seks was aanvankelijk geen groot succes doordat hij onervaren was, wat haar weer remde.’

Ergens wordt oploskoffie gedronken: ‘Heb je er suiker in gedaan?’ ‘Twee klontjes.’ ‘Geroerd?’ ‘Natuurlijk.’ ‘Maak er morgen dan maar drie van.’ Of neem de broodnodige informatie van een zin als: ‘De parkeerplek bij het huis was door iemand anders in bezit genomen, dus moest Hedley terugrijden naar de boulevard om de auto daar neer te zetten.’ Op die boulevard volgt niets van enige betekenis. Bijschriften had veel baat gehad bij meer verdichting en verstilling.

Kunst / Expo binnenland

Ah Xian, verbluffende schoonheid, verbazingwekkend knap

recensie: Ah Xian

.

In de recente stortvloed van al wat met China te maken heeft, verdient het Haags Gemeentemuseum een eervolle vermelding. Tot 7 september exposeert de Chinees-Australische kunstenaar Ah Xian (1960) daar met unieke bustes en figuren van porselein, lakwerk, jade, bot en brons. Alle van oorsprong traditionele Chinese beeldende technieken en materialen. Op een geheel eigen wijze schept Xian met deze klassiekers eigentijdse en moderne kunst. Hiermee draagt hij bij aan het discours rondom Chinese kunst in relatie tot het Westen.

De expositie biedt een interessant perspectief tussen alle andere Chinatentoonstellingen. In tegenstelling tot de meeste exposities is dit niet afkomstig uit China, maar uit het buitenland. Interessant is het om te zien hoe deze Chinese migrantenkunst zich verhoudt tot de Chinese en westerse kunst. Ondanks de grote migratie van Chinezen, is er in de galeries, musea en op kunstbeurzen veel minder aandacht voor dit interessante aspect.

Human, Human, 2001 Bladgoud, lak met landschap, 44 x 45.5 x 27 cm
Human, Human, 2001 Bladgoud, lak met landschap, 44 x 45.5 x 27 cm

Ah Xian maakte in China schilder- en installatiekunst (soms geëngageerd). In 1989 ging hij naar Sydney en bleef er. Het zou een omwenteling in zijn kunstenaarschap betekenen. Tijdens zijn verblijf kwam hij in aanraking met het porselein. Hij werd zich er bewust van de Chinese identiteit en geschiedenis van het porselein. Een serie bustes heet China, China, verwijzend naar het land van herkomst en het Engelse woord voor porselein. Porselein werd al ontdekt tijdens de Tangdynastie (618-907 n. Chr.), maar in de moderne kunst speelt het tegenwoordig een marginale rol. Xian verdiepte zich na het porselein in andere traditionele materialen om er een moderne beeldtaal mee te vormen. Zijn werken zeggen ook iets over het overleven van het klassieke China. Ondanks Mao Zedongs verwoede pogingen om tijdens de Culturele Revolutie in de jaren ’60 het klassieke China te vernietigen heeft het overleeft. Ah Xian groeide toen zelf op, maar via zijn werk geeft hij de traditie zelfs door.

Dualisme in de kunst
Xian maakt niet alleen mooie beelden, het zegt ons ook iets over zijn dualisme als Chinees kunstenaar. Xians beelden zijn gebaseerd op familie en vrienden, toch worden ze nergens persoonlijk. Doordat de gezichten totaal omsloten zijn door gedecoreerde vormen, uit harde en koude materialen bestaan en bovenal gesloten ogen en monden hebben, behouden zij een afstand tot de beschouwer. Xian brengt het portret terug tot een formeel principe, het individuele verdwijnt. Dit wordt versterkt, doordat hij de beelden niet signeert. Hiermee lijkt het te verwijzen naar massaproductie.

China, China, Buste 35, 1999, Porselein met bloem- en vogelmotieven in kobaltblauw onderglazuur, 34 x 39,5 x 22 cm
China, China, Buste 35, 1999, Porselein met bloem- en vogelmotieven in kobaltblauw onderglazuur, 34 x 39,5 x 22 cm

Enerzijds is er afstand tussen het publiek en de beelden, anderzijds moet men ze van dichtbij en rondom kunnen bekijken om ze volledig te ervaren. Ook de gekozen vorm van de buste is een voorbeeld van dualisme. De buste is een van oorsprong Europees concept, het begon al bij de Romeinen, maar de decoraties zijn weer klassiek Chinees. Door hiervoor te kiezen verwijst Xian weer naar het contrast tussen oost en west.

De Stijlkamers
De kunstwerken hadden zich geen betere presentatie kunnen wensen dan in de 17e eeuwse en 18e eeuwse stijlkamers. Ze gaan de dialoog aan met hun omgeving. Zo staat bijvoorbeeld de buste met lakwerkdecoraties in de Chinese kamer, tussen de lakwerkantiquiteiten. De meeste beelden staan tegenover elkaar opgesteld, zodat er onderlinge zichtlijnen ontstaan. Door de gesloten ogen ontstaat er een bijzonder effect. Het geheel lijkt op een soort van installatie. Door de subtiele belichting in de donkere kamers, de opstelling en het uiterlijk van de beelden, heerst er een bijna meditatieve sfeer.

Het geheel wordt verstoord door de tussengang. In een nietszeggende witte, lichte en kale ruimte staan plots twee beelden in een vitrine. Ook zijn er vier fotoportretten van Chinese vrouwen, gemaakt door iemand anders. Dit geheel doet afbreuk aan de harmonie. Goed is dat men in de vitrine een servies toont met soortgelijke beschilderingen. Hierdoor kan men zien hoe de beschilderingen voortkomen uit de toegepaste kunst en hoe Xian deze grenzen opheft door ze te gebruiken bij beeldende kunst. Ook dit is kenmerkend voor Azië versus het Westen. Traditioneel gezien kent men geen strikte scheiding tussen toegepaste en beeldende kunst zoals in het Westen.

Overwoekerde gezichten
Indruk maakt de in rood-zwartlakwerk uitgesneden vrouwenfiguur in de Chinese stijlkamer, ook hier komen het Oosten en Westen weer samen. Lakwerk heeft men via de VOC vaak naar Europa vervoerd en men ging het imiteren. Maar ook de houding is een verwijzing, de vrouw staat in de contra-posthouding. Een bij uitstek klassieke Europese pose. Opvallend zijn ook de in goud- en zilverpoeder opengewerkte porseleinen bustes. Gezichten zijn overwoekerd door draken, bloemen en feniksen. Het geeft het geheel een surrealistische schoonheid. Net als in communistisch China wordt het individu bij Xian overwoekerd en heeft het de (kritische) mond gesloten.

Wat tot slot opvalt, is het ontbreken van technische verwijzingen. De curator wilde niet dat men alleen maar borden zou lezen. Wat te prijzen is, alleen techniek speelt een grote rol en de meeste bezoekers hebben geen voorkennis en dit doet het geheel tekort.

 

Boeken / Fictie

Een verdwijningsmysterie

recensie: Catherine O'Flynn (vert. Jeannet Dekker) - Wat verloren is

.

t mysterie van haar verdwijning te onderzoeken.

In Groot-Brittannië werd het debuut van O’Flynn met open armen ontvangen. De roman werd genomineerd voor de Man Booker Prize, de Orange Broadband Prize for Fiction en Guardian First Book Awards. Bovendien won het de Costa First Novel Award. De roman werd geprezen als een beschrijving van de tijdgeest van het postindustriële Groot-Brittannië die door O’Flynn beschreven is als een maatschappij van vergane glorie en eenzaamheid. Niet dat de personages om medemensen verlegen zitten, het winkelcentrum Green Oaks loopt elke dag vol, maar de protagonisten worden niet gezien. Dit is tekenend voor de levens van Kurt en Lisa die even stil zijn als het winkelcentrum na sluitingstijd.

Ook de tienjarige Kate is erg teruggetrokken en heeft weinig vriendjes. Haar ‘onzichtbaarheid’ in het drukke winkelcentrum komt haar goed uit, ze kan hierdoor de bezoekers van Green Oaks gemakkelijk schaduwen. Hoewel de beschrijvingen van Kates leven vaak voorspelbaar aandoen weet O’Flynn in Kates observaties veel humor te gebruiken. De teksten uit haar aantekeningenboek zijn origineel gevonden en met veel inlevingsvermogen in het leven van een tienjarige geschreven.

Winkelcentrum

Na Kates verdwijning maakt O’Flynn een tijdsprong van twintig jaar. In het tweede gedeelte is Kate alleen als herinnering en geest aanwezig. De enige die haar ziet is Kurt, de verschijning is voor hem aanleiding om samen met Lisa de verdwijning te onderzoeken. Helaas lukt het O’Flynn niet de spanningsboog die het verdwijningmysterie belooft op te bouwen. Ze verliest zich te veel in de levens van Kurt en Lisa die zich kenmerken door hun uitgesproken saaiheid.

O’Flynn gebruikt haar verteltalent liever voor de bezoekers van het winkelcentrum. In enkele korte hoofdstukjes die her en der tussen de beschrijvingen van Kurt en Lisa geplaatst zijn schetst O’Flynn de innerlijke monologen van een bezoeker of werknemer van Green Oaks. Fascinerend is de gedachtewereld van een jonge junkie die op het dak van het centrum een winkelwagentje met zijn vrienden erin uit zijn handen laat glijden. Het resultaat is even gruwelijk als meeslepend beschreven. Of de notities van een oversekste ‘mysteryshopper’ die op lachwekkende wijze verslag doet van zijn ervaringen, waarbij hij na een paar goedgeplaatste seksistische opmerkingen ‘efficiënt’ door het winkelpersoneel wordt weggevoerd.

Feelgood

Hoewel de korte teksten niet direct met het plot te maken hebben zijn ze onmisbaar in het geheel van de roman. De gruwelijke gedachten waarmee de bezoekers rondlopen zijn een perfect contrast met de commerciële feelgood atmosfeer die een winkelcentrum tracht weer te geven. De desolate sfeer die zo opgebouwd wordt, biedt een geloofwaardig decor voor de meest huiveringwekkende gebeurtenissen, waaronder de verdwijning van Kate.

Het kan ook niet anders dan dat Catherine O’Flynn zelf in een winkelcentrum heeft gewerkt. In een interview met de Britse krant The Independent meldt ze dat ze tijdens haar werkzaamheden notities maakte van het reilen en zeilen van het winkelcentrum. Jammer genoeg deden zich geen mysterieuze verdwijningen voor tijdens deze periode, het had de debuutroman een stuk spannender kunnen maken.

Boeken / Fictie

Quod erat demonstrandum

recensie: Willem Jardin - Monografie van de mond

Een verhandeling over één onderwerp, een monografie. Willem Jardin (1964), docent in de kunsten en historicus, laat zijn wetenschappelijke ambities overlopen in zijn debuutroman. De mond staat centraal, zij het verticaal, op de kaft en in het verhaal. Dat de twee protagonisten Paul en Frank Heineman, broers in een familiecrisis, zich maar ten dele willen lenen voor dit concept is daarom des te spijtiger.

De koppigheid van de twee erudiete broers en de veelheid aan geloven binnen één familie leek al een recept voor een flinke crisis, maar de ziekte en het uiteindelijk overlijden van hun vader, de tandarts, brengt de reeds instabiele familierelaties verder aan het wankelen. Paul, die in Amsterdam woont, lijkt echter het hardst te worden getroffen door het verlies. Op obsessieve wijze begint hij aan een vrij letterlijke reconstructie van zijn verleden. Hij duikt de archieven in en bouwt een maquette van het abattoir van zijn grootvader. De beschrijvingen van deze plek, waar ziektes ook altijd op de loer lagen, is grafisch op een schilderachtige en bizarre wijze.

‘Het warme water waarin varkens broeiden deed denken aan een Romeins badhuis. Huiden waren verhit, haren kwamen los, het was, als je rondliep, alsof hete varkens je in het gezicht sloegen, Bach uit een varken, Brahms uit een koe, in een orkest kwamen zoveel dieren bij elkaar, zoveel harmonie in het ingewand, zoveel trillingen met het strijken van haren, er was zoveel muziek in het abattoir, zoveel muziek in het hoofd.’

Dat zijn broer hem bij het aanschouwen van de maquette uitmaakt voor antisemiet, is verrassend gezien hun Joodse afkomst, maar niet geheel ondenkbaar. Beelden van de jodenvervolging mengen zich met de reconstructie die Paul uitvoert en deze symboliek blijft door het gehele boek een rol spelen.

Wetenschappelijke ambities
Frank, die lesgeeft aan de prestigieuze universiteit Columbia in New York, is ogenschijnlijk minder aangeslagen door de dood van zijn vader. Dit betekent echter niet dat hij zich minder obsessief weet te gedragen. In zijn geval is het Naomi Harper, één van zijn studenten, die hem het hoofd op hol brengt. Jardin presenteert haar als de klassieke muze, slim, mooi en wispelturig, een beeld dat Frank leidzaam weerspiegelt, tot lichte afgunst van zijn broer. Zijn lezing over de relatie tussen Hannah Arendt en Martin Heidegger wekte haar interesse. Waarover zullen ze tussen de lakens over hebben gesproken? Filosofie als afrodisiacum tussen twee grote denkers. Zonder schaamte lijken Frank en Naomi zich in deze vergelijking te willen storten. Dat Heidegger uiteindelijk lid werd van de Nazi-partij en zijn beide Joodse maîtresses, Arendt en Blochmann, tijdelijk aan de kant schoof komt daarbij gemakshalve niet ter sprake.

Het boek, op haar beurt, pretendeert een wetenschappelijk werk te zijn. Begin, midden en einde vormen een quasi-wetenschappelijk drieluik zowel in vorm als in schrijfstijl. Een monografie van de mond, met uitstapjes naar huid en haar. Enig aanvullend speurwerk leidt de lezer al snel tot de persoonlijk website van Jardin, waarmee hij leesclubs en andere geïnteresseerden aan de hand neemt langs de verschillende thematieken. Lezers van een meer cynische insteek zullen bij het voorgaande echter geneigd zijn om het woord ‘handje’ in te vullen.

De laatste hap
Het vormexperiment dat Jardin hanteert, inclusief foto’s, formules en bijpassende bronvermelding, is lovenswaardig maar werkt uiteindelijk vervreemdend. Waar het verhaal in het begin nog aanhaakt bij de theorie en verscheidene referenties maakt naar de mond, is dat verband in latere delen ver te zoeken. De mond leidt tot de tong, leidt tot het woord, de taal en gaandeweg de filosofie. De verbanden worden dun. Het feit dat Jardin zich halverwege genoodzaakt ziet om binnen de zogeheten monografie uit te wijken naar organen en zodoende zijn eigen spelregels te breken, doet vermoeden dat hij zich hier van bewust was. De mond op zich bood blijkbaar onvoldoende materiaal om de wetenschappelijke exercitie te verheffen tot een volwaardig roman.

Waar de theorie slechts gedeeltelijk raakt aan de verhaallijn, sijpelt het wetenschappelijk vocabulaire op ongelukkige wijze door in de verdere tekst. Interessante beschrijvingen van het klinische, die goed tot hun recht komen in het kille abattoir, slaan als een tang op een varken binnen de slaapkamer. Latere pogingen tot licht poëtisch taalgebruik wekken dan ook de vrees op dat Jardin zich heeft verslikt in de laatste hap.

‘Er was alleen maar de vergankelijkheid, het vertrek, het afscheid, de trilling, de pijn, de koude, de nabijheid, de voelbaarheid, de tastbaarheid, de liefde en de haren die je ten berge rezen als je eenmaal bij elkaar kwam, je eraan begon de handen in de kleren te schuiven, onder de kleren in die nauwe ruimten, waarin mythologische duisternis geheimen herbergde, toegankelijk, vergankelijk.’

Het slotakkoord biedt zo ook symbolische scheerpartijen achter gordijnen van velours, onder muzikale begeleiding van Brahms. Een vrij ongewoon afscheid tussen twee geliefden. Jardin wijst al eerder op de ‘culturele emancipatie’ van huid en haar van hun organismen en spreekt zijn hoop uit dat dit proces de hogere doeleinden van industrie en religie zal dienen. Dat hij vlak daarvoor nog vertelt over ‘het publiekelijk kaalscheren van de zogenaamde moffenhoer’, maakt de boodschap van de geliefden echter niet duidelijker. Bijzonder is het wel.

Losse eindjes
Tussen het symbolisch en stylistisch geweld vergeet Jardin helaas de ‘losse eindjes’ aan elkaar te knopen. Merkwaardige oom Salvador en de afvallige moeder van de broers komen nooit tot volledige wasdom en hun introductie leidt af van het verdere verhaal. Ook de verdere ontwikkeling van de muze blijft steken in beschrijvingen en rechtvaardigt daarmee niet de ongeïspireerde verhouding tussen een leraar en zijn studente. In de woorden van Jardin:

‘Je kon er een diagram van maken, kronkelende curves voor een verschijnsel dat Naomi heette.’

De schilderachtige taal die Jardin hanteert is helaas op verschillende plekken lelijk uitgelopen. Wetenschappelijke ambities worden al snel pretenties in het ‘mystieke engagement’ waarmee hij, volgens de uitgevers ‘de grote thema’s’ zou aansnijden. Jardin vertelt hierin veel, maar laat weinig zien, tenzij het zijn uitgebreide woordenschat is. Een veelbelovend en toch bijzonder begin van Jardins debuut kantelt daardoor in de rust en loopt in de verlenging uit op een klein debacle.

Film / Achtergrond
special: The Dirty Harry Collection

Waar gehakt wordt vallen spaanders

.

Met de release van Dirty Harry in 1971 werd ook een van de meest memorabele karakters uit de filmgeschiedenis gelanceerd. Deze Harry Callahan, gewapend met zijn trouwe .44 Magnum, was het filmische antwoord op een veranderende samenleving die geteisterd werd door stijgende criminaliteit. Clint Eastwoods vertolking van de zwijgende Callahan, die vooral goed was in intimiderend staren en het afleveren van memorabele oneliners, bleek een soort verlenging van zijn karakter in de westerntrilogie van Sergio Leone.

~

Dirty Harry kreeg vier vervolgfilms en werd permanent deel van de hedendaagse cultuur. Het origineel is een weliswaar zeer gewelddadige maar ook intelligente politiethriller die ook nu nog weet te verrassen. Voor de anderen geldt dat minder, maar het karakter van Harry Callahan is nog steeds relevant. De cyclus is vooral de erfenis van Clint Eastwood en het legendarische karakter dat hij wist te creëren. Gewelddadig, vastberaden, recht door zee, meedogenloos, overtuigd van zijn eigen gelijk. Een baken van helderheid en eenvoud in een complexe samenleving waarin niets zwart-wit is.

Dirty Harry (1971)


Dirty Harry is, naast een politiethriller, ook een karakterstudie van een man die verstrikt is geraakt in een systeem dat hij veracht. Voor Harry Calahan zijn alle criminelen gelijk en het gaat hem er slechts om ze te stoppen: hoe dan ook. Hij leeft in een eigen ethisch universum met aan de ene kant dat van de criminaliteit en aan de andere kant dat van de politiek. Hij ontdoet de samenleving van criminelen en hij verwacht daarin steun van die politiek. In de praktijk vecht hij daarmee echter net zo’n strijd als met de criminelen. Zijn positie en de resultaten die hij boekt suggereren dat de samenleving mensen als hij, die de grenzen van de wet opzoeken, nodig heeft. Harry Callahan is een nihilist, maar wel een die ons confronteert met onze eigen nihilistische kanten. De film idealiseert een amorele maniak die ons hoop biedt op verlossing van nog ergere amorele maniakken.

~

De confrontatie in het lege stadion vormt de sleutelscène van de film. Een vermoeide en gewonde Harry weet Scorpio eindelijk te vloeren, waarna hij op diens bloedende been gaat staan om zo een bekentenis af te dwingen over de verblijfplaats van het meisje dat die heeft ontvoerd. De locatie illustreert op magnifieke wijze de analogie met de Romeinse gladiatorengevechten waarbij een bloeddorstige menigte meebeslist over leven en dood, terwijl de onderliggende partij smeekt om genade (en een advocaat). De schreeuw om gerechtigheid van de kijker is van ver te horen, en de film speelt hier in op een zeer oude karaktertrek van de mensheid: oog om oog, tand om tand. Dirty Harry vertolkt een breed gevoelde afschuw voor een systeem dat moordenaars laat lopen vanwege procedurele fouten, en opteert in plaats daarvoor voor een eigen afweging over goed of kwaad, onschuldig of schuldig. Dat daarbij slachtoffers vallen – waar gehakt wordt vallen immers spaanders – is onvermijdelijk. Harry en Scorpio vormen twee kanten van dezelfde psychopathische medaille: beiden worden gedreven door driften die ze niet onder controle hebben en beiden zijn in hun strijd niemand verantwoording schuldig. Harry weet dat er voor Scorpio honderd andere psychopaten klaar staan, maar hij kan niet anders dan de strijd aan gaan. Als hij op het eind dan toch zijn politiepenning de rivier in gooit is de vraag of het niet te laat is eigenlijk al beantwoord.

Dirty Harry is gevuld met memorabele actiescènes en prachtige landschapsshots waarin Callahan als een soort wraakengel afgezet wordt tegen de skyline van San Francisco. De stad lijkt hier een inferno waarin slechts een persoon redding kan brengen, een koppeling die vooruit lijkt te lopen op de manische gedrevenheid van Travis in Taxi Driver. De wens van het publiek om politiebescherming, die ver mag gaan om de veiligheid te garanderen, wordt gepareerd in een meesterwerk dat politiek incorrect is tot op het bot.

Magnum Force (1973)


~

Opkomende scriptschrijvers John Milius en Michael Cimino (die later samen The Deer Hunter zouden maken) bedachten een film die het personage van Callahan een totaal nieuwe richting opstuurde. De maatschappelijke kritiek op de handelwijze van Dirty Harry was groot, en in Magnum Force werd een groep antagonisten geïntroduceerd die als bliksemafleider voor zijn methodes fungeerden. Topcriminelen worden door een groep motoragenten vermoord nadat ze zijn ontsnapt aan justitiële vervolging, en Harry moet een onderzoek instellen. Volgens de logica van de eerste film zou hij achter deze acties moeten staan, maar hij doet dat niet. Hoe afkerig hij soms ook is van de wet en het systeem waarin hij opereert, het werken binnen dat systeem is in Magnum Force de enige optie. Grenzen opzoeken mag, maar eigen rechter spelen is een stap te ver.

Magnum Force mag in de keuzes van Callahan dan een moreel meer verantwoorde en minder nihilistische toon hebben dan zijn voorganger, maar de breder geschetste visie is veel donkerder. De film toont een postapocalyptische wereld waarin recht en orde plaats hebben gemaakt voor executies op klaarlichte dag. Waar de desillusie in Dirty Harry in Callahan zelf zat, komt die hier van in zwart leer gevatte (fascistische) agenten. Regisseur Ted Post houdt een krachtige spiegel voor aan dat deel van de samenleving dat wel instemde met de boodschap van Dirty Harry

The Enforcer (1976)


~

Na de twee uitersten van Dirty Harry en Magnum Force moest voor de vervolgfilms de keuze worden gemaakt welk uiterste te volgen. In The Enforcer is dat, net als in de twee latere films, het thematische pad van de eerste. Een groep terroristen met vage linkse doelen bedreigt ditmaal de vrede. Belangrijker hier is de keuze om Callahan aan een vrouwelijke partner te koppelen, een antwoord op de feministische roep om de opkomende seksegelijkheid in de maatschappij ook in film een plaats te geven. Harry wil geen nieuwe partner, en zeker geen vrouwelijke. Deze inspecteur Moore (Tyne Daly, van latere Cagney & Lacey-faam) is een kantoorfunctie gewend en heeft nog nooit iemand gearresteerd.

The Enforcer is een veel luchtiger film dan de eerste twee en moet het meer van het spel tussen Eastwood en Daly hebben dan van de strijd met de terroristen of van de morele kwesties van zijn voorgangers. De schijnbaar liberale keuze voor de vrouwelijke partner en de groeiende waardering van Callahan voor haar optreden, krijgt nog een extra lading in de climax op Alcatraz. Regisseur James Fargo’s losse aanpak werkt goed voor de man-vrouwconflicten, maar uiteindelijk schiet de film tekort juist vanwege die luchtigheid. Harry Callahan is veel zwaarder weer gewend, en de kwesties van The Enforcer kan hij met een hotdog en een koffie in de hand nog wel oplossen.

Sudden Impact (1983)

~

Sudden Impact volgde na een hiaat van zeven jaar en veel was in de tussentijd veranderd. Zo had Eastwood zelf een respectabele regiecarrière opgebouwd, en ditmaal zat hij dan ook op die stoel. Harry Callahan is echter nog steeds zijn oude botte zelf. Wegens zijn onorthodoxe methodes wordt hij tijdelijk op een zijspoor gerangeerd. Hij moet in het kleine San Paulo onderzoek doen naar een in San Francisco gepleegde moord waarvan de sporen terugleiden naar het stadje. Al snel raakt hij verwikkeld in een serie moorden met allemaal dezelfde modus operandi.

Sudden Impact is een formulefilm die gered wordt door het personage van Harry. De introductie van een vrouwelijke moordenaar die wraak neemt op haar verkrachters is op het eerste oog inventief, maar het doodse spel van Sondra Locke doet de interesse in haar al snel vervagen. De film is interessant vanwege de nadruk waarmee Harry in een vroege scène tijdens een door hem verijdelde overval de regel ‘Go ahead, make my day‘ uitspreekt. Ronald Reagan gebruikte de quote later in een toespraak, en de uitspraak liep vooruit op de in 1985 ingevoerde Castle Doctrine (ook wel de ‘Make My Day‘-wet genoemd). Hierin staat dat een bewoner het recht heeft een indringer, waarvan vermoed wordt dat die een misdaad gepleegd heeft of zal plegen, met passend geweld mag stoppen. Uiteindelijk lijkt de boodschap toch vooral cynisch te zijn. Sudden Impact lijkt zichzelf af te vragen waarom hij is gemaakt, en vooral waarom iemand hem zou willen zien. De actie is meer van hetzelfde en de tegenstanders zijn zo mogelijk nog eendimensionaler. Door Clint wordt het echter toch een onderhoudende ervaring.

The Dead Pool (1988)

~

Callahan en zijn crew worden nog eenmaal ontdooid voor dit laatste deel. Alle ambities om een relevante film te maken worden in The Dead Pool overboord gegooid en de makers hebben een standaard actiefilm gemaakt met wat extra peper in de vorm van Harry. De gestoorde filmregisseur Peter Swan (Liam Neeson) is in een spel verwikkeld waarin voorspeld moet worden wie van een lijst met beroemdheden dat jaar zal sterven. Als de personen van Swans lijst onder mysterieuze omstandigheden echt de dood vinden start Harry een onderzoek. Een onderzoek dat een extra laag krijgt omdat zijn eigen naam ook op de lijst blijkt te staan.

Het hoogtepunt van de film is een hommage aan (of parodie op) Bullitt, waarin Callahan achtervolgd wordt door een op afstand bestuurd autootje gevuld met explosieven. Het zegt iets over de verdere kwaliteiten van deze mislukking, en het is jammer dat The Dead Pool nu de afsluiting vormt voor een cyclus die als geheel toch wel legendarisch genoemd mag worden. Nog sterker dan Sudden Impact is The Dead Pool een zoektocht naar de oorsprong van Callahans populariteit. Hoe kan het zijn dat het publiek een zo cynisch karakter als Harry adoreert, een personage dat nog veel gewelddadiger is dan al zijn tegenstanders bij elkaar? Dat er twintig jaar na dit laatste deel nog steeds geruchten zijn rond een mogelijke terugkeer is veelzeggend.

De dvd’s

Alle films zijn voor deze nieuwe uitgave opgepoetst, en het beeld en geluid mogen er zijn. Waar deze versies echter vooral in uitblinken zijn de extra’s. Verspreid over de vijf films is er zo’n vier uur aan oudere (bij de oorspronkelijke release gemaakte) en nieuwere documentaires, en samen geven die een uitstekend beeld van het personage, de morele kwesties rondom de films, het geweld en de carrière van Clint Eastwood. Een selectie van de titels schetst een goed beeld van het spectrum: The Long Shadow of Dirty Harry, Clint Eastwood. The Man From Malpaso, A Moral Right. The Politics of Dirty Harry, A Hero Cop. Yesterday and Today, The Business End. Violence in Cinema, Harry Callahan/Clint Eastwood. Something Special in Films. Daarnaast kreeg elke film een nieuw ingesproken audiocommentaar waarin nog veel meer achtergrondinformatie aan bod komt, en zijn er nog korte individuele interviews en trailers.

Kunst / Expo binnenland

Verrassend vergelijkend warenonderzoek

recensie: diverse kunstenaars - Kunstcollectie Isala klinieken - Met zorg verzameld

De Zwolse Isala klinieken jubileren dit jaar. Reden voor de kunstcommissie van deze instelling om ook de buitenwereld kennis te laten maken met hun collectie. Een selectie van honderd werken wordt de komende tijd getoond in Museum De Fundatie. Voor de commissie is het een spannende gebeurtenis, want de werken zijn aangekocht voor specifieke locaties in de kliniek en erg divers. Niemand wist zeker of er voldoende samenhang zou zijn voor een museale presentatie. Deze vrees bleek ongegrond. Niet alleen was het mogelijk om met enkele thema’s te gaan werken – erg handig voor de verschillende zalen – maar met name de kwaliteit van de werken is een aangename verrassing die de toets der kritiek met gemak doorstaan.

Daniel Verkerk, Europees parlement, 1999, olieverf op doek, 108 x 225 cm
Daniel Verkerk, Europees parlement, 1999, olieverf op doek, 108 x 225 cm

De thema’s die zijn terug te vinden in de zalen zijn grofweg onder te verdelen in de categorieën mens, dier en landschap (of leefomgeving). Fotograaf Anne Kreiter heeft zelfs bijna een geheel eigen zaal. Deze indeling laat tevens voor een deel zien hoe de commissie opereert. Enerzijds geen moeilijke of confronterende kunst, dat gaat simpelweg niet goed samen met een ziekenhuisomgeving, en anderzijds langer lopende contacten met kunstenaars die kunnen leiden tot meerdere aankopen. Het aardige is dat de diversiteit van de werken binnen deze indeling overeind blijft en ook dat de verschillende uitingsvormen elkaar niet bijten.

Vakmanschap

Het is verrassend om bijvoorbeeld de twee grote verticale elementen van de Belg Mark Swysen, bestaande uit een verkoold stuk hout dat met wit is beschilderd en een verroeste ijzeren plaat, vlak bij de technisch zeer verfijnde en fotografisch aandoende houtsneden van Siemen Dijkstra te hangen. Maar het kan omdat je in beide gevallen met je neus op de werken moet gaan staan om daadwerkelijk de kwaliteit te kunnen zien.

Carolein Smit, Kind met Hazenoren, 2004, h 56 cm
Carolein Smit, Kind met Hazenoren, 2004, h 56 cm

Dat geldt overigens ook voor Kind met hazenoren van Carolein Smit in dezelfde zaal. Deze aandoenlijke keramieken sculptuur lijkt geheel te zijn opgebouwd uit bloedvaten, wat een monnikenwerk moet zijn geweest. Het fijnste detail zit hem hier in de wimpers, die een voor dit materiaal haast onmogelijke fijnheid bezitten. Het is onder andere dit detailniveau dat de kwaliteit van de werken duidelijk maakt. Materiaalbeheersing en vakmanschap zijn dan ook de bindende factoren in deze samenstelling.

Het is overigens best bijzonder dat er een werk van iemand als Carolein Smit in deze collectie aanwezig is. Datzelfde kun je ook zeggen van Ruud van Empel, Anutosh en Frank van der Salm. Allemaal namen waarvoor op de afgelopen Art Amsterdam toch al behoorlijke prijzen werden gevraagd en die momenteel buiten het budget van de kliniek vallen. De commissie heeft blijkbaar een antenne ontwikkeld voor talent in een vroeg stadium. De frequentie waarmee zich dit manifesteert bewijst dat het geen toevalstreffers zijn geweest.

Anneke Wilbrink, Zonder titel, olieverf op doek, 2002, 170 x 200 cm
Anneke Wilbrink, Zonder titel, olieverf op doek, 2002, 170 x 200 cm

Zo is een schilderij (en een enorme pentekening) aangekocht van de Zwolse kunstenares Anneke Wilbrink. Haar schilderijen kennen vaak geen perspectief, maar bestaan uit een grote hoeveelheid van lijnen en vlakken, waarbinnen zich soms een realiteit voordoet. Enerzijds werd de aankoop gedaan omdat lokale en regionale kunstenaars een aandachtsgebied vormen, anderzijds vanwege de kwaliteit van het werk. Dat bleek, want in 2006 wist zij de Koninklijke prijs voor vrije schilderkunst in de wacht te slepen.

Gebonden door de randvoorwaarden die nu eenmaal samenhangen met een ziekenhuis, is een collectie van zeer goede kwaliteit ontwikkeld en deze museale presentatie benadrukt dat gegeven. De gehanteerde thema’s vormen geen onderdeel van het verzamelbeleid, dat is puur gericht op het verkrijgen van een betere omgeving in de ziekenhuizen. Volgens commissielid Maurice van Leeuwen komt wel een ander essentieel kenmerk goed naar voren. De werken zijn stuk voor stuk in staat om iets op te roepen bij de kijker en bieden hen de ruimte zelf een verhaal te vormen. Heb je zin om je eigen oordeel te vormen of hoor je graag meer achtergronden? Grijp dan je kans bij één van de drie rondleidingen die gedurende de expositie worden gegeven.

Muziek / Album

Internationale allure

recensie: Bart Oostindie - Welcome to the Costume Ball

.

Bart Oostindie is voor velen een onbekende. Voor ingewijden draait deze sympathieke Limburger echter al weer een tijdje mee als (sessie-)muzikant. Drie jaar geleden deed hij van zich spreken met zijn eerste solo-ep Grandson. Deze eerste proeve van bekwaamheid krijgt nu een vervolg met zijn debuutalbum Welcome to the Costume Ball. De vergelijking met Nick Drake dringt zich direct op als je naar dit aangename album luistert.

~

Bart Oostindie studeerde gitaar aan het conservatorium in Maastricht en Amsterdam. Na zijn opleiding speelde hij in een aantal bandjes voordat hij zijn geluk ging beproeven als soloartiest. Op het debuut van de band Mo’Jones uit 2002 speelde Bart niet alleen gitaar maar zong hij ook. Later speelde hij ook in de lounge/funk-formatie Down South. Als sessiemuzikant vind je hem regelmatig terug bij artiesten als Sherry Dyanne en Arno Adams. Verder maakt hij deel uit van het duo Swingkings.

Belofte waargemaakt
In 2005 wint Bart met zijn Grandson de Alfa Award, een competitie van het programma De Muziekfabriek van L1 TV (de lokale tv-zender van Limburg). Door de jury wordt hij overladen met superlatieven als ‘prima muzikaal verhaal in alle opzichten’, ‘mooie gevoelige zuivere stem’ en ‘overtuigend gebracht’.

Met Welcome to the Costume Ball beperkt Bart zich niet alleen tot het singer-songwritergenre en de stijl van Nick Drake. Invloeden uit roots, folk, jazz en blues sieren dit debuut. Heel af en toe klinkt ook een snippertje Steely Dan door. Een met strijkers ondersteund ‘Little Lullaby’ geeft zelfs een beetje een kamerorkest-gevoel. De belofte die Bart was ten tijde van Grandson maakt hij met dit debuutalbum waar; hij biedt een afwisselend palet van sterke, overtuigende composities.

Kwaliteit

Foto: Joost Festen

Foto: Joost Festen

De oud-labelgenoot Shannon Lyon kennen we onder andere van zijn prachtige albums dHarma en Wandered. Hij is het die met zijn karakteristieke stem het ruwe randje verleent aan de song ‘Nothing More’. Het brengt de compositie net even wat meer onder de aandacht van de luisteraar. Een onvermijdelijk cover van Nick Drake krijgen we met ‘Day Is Done’. Niet onverdienstelijk, maar het zet het origineel niet in de schaduw. Dat is ook geenszins de bedoeling, het is meer een eerbetoon aan Drake en een erkenning van de invloed van deze grote singer-songwriter. Een gooi naar een echt Drake-nummer doet Bart zelf met de openingssong ‘I Long’. Je hoort als het ware de meester doorklinken in de leerling. Het hierop volgende ‘Welcome to the Custome Ball’ is gewoon een heerlijke behaaglijke song en de terechte drager van de albumtitel. Het behoort door zijn pakkende tekst tot een van de herkenningspunten van het album en nodigt uit tot meezingen. Net als de single ‘1,2,3’ met het zinnetje ‘1,2,3 I’m in Love‘.

Welcome to the Custome Ball is een album dat door zijn afwisseling niet snel zal vervelen en na zo’n vijftien draaibeurten nog steeds boeiend te noemen is. Vooral dat laatste verraadt de kwaliteit van de plaat. Bart Oostindie verdient het om verder gehoord te worden dan binnen het Limburgse land. Welcome to the Costume Ball heeft voldoende internationale allure om tot ver over de landsgrenzen beluisterd te worden.

Theater / Voorstelling

Trage muurtjesafbrekerij

recensie: Polly Maggoo - Het Weerzien

De voorstellingen van Polly Maggoo gaan altijd écht ergens over. Bovendien is de muziek altijd naadloos geïntegreerd in de voorstelling, als was het een hoofdrolspeler. Maar in hun laatste voorstelling, Het Weerzien, komen beide intenties niet voorbij de goede bedoeling die er onmiskenbaar achter steekt.

~

Schrijver en regisseur Matthijs Verboom volgt in Het Weerzien een ouder Duits stel in het heden, met flashbacks naar het verleden. Hoofdthema is de muur, en die komt op diverse manieren terug: in het toneelbeeld, waar een grijs ‘betonnen’ object opzichtig de show steelt, maar vooral ook in de relatie tussen Helmut en Betty. Hun huwelijk zit sinds een onfortuinlijke gebeurtenis aan de – toen – net gebouwde Berlijnse muur behoorlijk op slot en wordt tijdens een reis naar de – nu – nog vrij nieuwe muur tussen Palestijnen en overige Israëli in Ramallah, langzaam maar zeker geopend.

De aard, oorzaak en oplossing van Helmuts probleem worden slechts zeer summier aangestipt, waardoor zijn verwarde gedrag, zijn vrouws kregele reactie erop en de passerende gebeurtenissen niet erg goed te plaatsen zijn. Tel daarbij op dat tijdens deze première op de Karavaan in Alkmaar het spel nog bepaald stroef, wat houterig en hakkelig is en de kans is klein dat het beperkt ingewijde festivalpubliek de bedoeling van het stuk volledig meekrijgt.

~

Dat publiek heeft het waarschijnlijk ook al moeilijk met de trage opbouw, waarin aanvankelijk nogal nadruk ligt op de fantastische, eclectische, maar freejazz-achtige en niet bepaald toegankelijke muziek van het vierkoppige, multi-instrumentalistische combo. Drie acteurs zitten lange tijd aan de kant, terwijl de band speelt en ‘Helmut’ in bescheiden licht een monoloog houd en zwijgt, veel zwijgt. Ook middenin de voorstelling zijn lange intermezzi van zwijgzaamheid gevuld met muziek, maar die spreekt niet zo sterk dat ze de ruimte met inhoud weet te vullen. Behalve dan misschien de radiofragmenten over de val van de muur, de geluiden die doen denken aan luchtalarm, een – letterlijk – wakkerschuddende knal en de liederen die de twee andere spelers ten gehore brengen. Dat koppel bestaat uit de Joodse Sarah en de Palestijn Hassan – hun namen zijn helaas niet de enige clichés die te bespeuren zijn in Het Weerzien.

Het mocht allemaal wat sneller, minder fragmentarisch en vooral ook (tekstueel) meer de diepte in. Nu stipt het slechts aan en suggereert het op z’n best. Het is een aardig stuk over een reis langs gebouwde muren om het eigen muurtje af te kunnen breken, maar het lost niet de intrinsieke belofte in om groot- en kleinmenselijke problemen op een pakkende manier voor het voetlicht te brengen.