Boeken / Non-fictie

Over ontkerking en overbevissing

recensie: De ontdekking van Urk - Matthias M.R. Declercq

Geen enkele gemeente in Nederland is zo gelovig als Urk: maar liefst 98% van de inwoners is ingeschreven bij één van de vijfentwintig kerken. In De ontdekking van Urk probeert Matthias de Declercq grip te krijgen op dit voormalige eiland.

Tegenwoordig komt Urk vooral in het nieuws als coronabrandhaard. Tien jaar geleden was het een gruwelijke moord die journalisten naar het Flevolandse plaatsje bracht. De veertienjarige Dirk was er met zevenenveertig messteken om het leven gebracht door zijn vriendje. Het was een van de eerste klussen voor de kersverse journalist Declercq en het lukt hem niet goed om een voet tussen de deur te krijgen bij de lokale gemeenschap, die als vrij gesloten te boek staat. Al bij het reserveren van een hotel valt hij door de mand: het is niet in Urk, maar op Urk: een overblijfsel van de eilanddagen. Toch blijft het vissersdorp Declercq ook na zijn bliksembezoek bezighouden. Zodoende keerde hij in 2019 voor enkele maanden terug. Zijn missie: grip krijgen op dit fenomeen.

Op hoop van zegen

Niet alleen voor de Vlaming, maar ook voor de meeste Nederlanders vormt Urk onbekend terrein. Het dorp werd in de jaren ‘40 ingepolderd, maar echt verbonden met de rest van Nederland werd het nooit. In het mini-universum dat Urk is staat God op de eerste plaats, zo getuigt het duizelingwekkend aantal kerkgenootschappen. Grofweg zijn ze in te delen in lichte en zware kerken. Een minuscuul interpretatieverschil van de Bijbel vormt genoeg aanleiding om een nieuwe kerk te beginnen.

Wat de gelovigen dan weer verenigt, is het bidden voor vermiste zeelieden. De visserij is van oudsher een belangrijke inkomstenbron voor het dorp, zij het niet zonder gevaren. Declercq hoort talloze tragische verhalen aan van families die hun geliefden verloren op zee. Niet enkel vroeger, maar ook tijdens het verblijf van Declercq wordt een vissersboot met twee opvarenden vermist. In de gemeenschap heerst even nog een sprankje hoop: misschien zijn de mannen in een luchtbel terecht gekomen. Maar het duurt niet lang of wrakduikers maken ook aan die illusie een eind.

Schaduwzijde

Met de komst van de Afsluitdijk werd Urk voorgoed van de Zuiderzee afgesloten. Vanuit Urk kan enkel nog in het IJsselmeer gevist worden. Wie in zoutwater wil vissen, moet eerst een paar uur met de auto naar het noorden. Ook de Europese regelgeving rondom visquota maakt het voor de jongere generatie geen vanzelfsprekendheid om het werkende leven op zee door te brengen.

Declercq vervlecht de schijnbare tegenstrijdigheden van Urk moeiteloos en laat ook de schaduwzijde niet onderbelicht: de visfraude, de zuipketen en zelfs de cocaïnehandel. Nooit is hij neerbuigend of spottend naar zijn onderwerp en dat siert hem. Het vergt toewijding om chocola te maken van deze naar binnen gekeerde gemeenschap, maar Declercqs doorzettingsvermogen heeft zijn vruchten afgeworpen.

Bekijk hier de boektrailer.

Film / Achtergrond
special: Levensritme in de film Notturno en het hoorspel Lilian

De cultuurstekker

Plug een boek in een film of een album in een boek. In onze rubriek De cultuurstekker brengen we cultuuruitingen met elkaar in contact. Als gevaarlijk experiment, snelle energieopwekking of mysterieuze reactie. In deze editie bespreekt redacteur Els van Swol de film Notturno (2020) van regisseur Gianfranco Rosi en het hoorspel Lilian (2020) van de componiste Kasia Głowicka.

Het thema van zowel de film als het hoorspel is oorlog. In de film gaat het over de oorlog in het Midden-Oosten, in het hoorspel over de oorlog in Libië. Of, liever: het gaat over wat een oorlog met mensen doet, over de gevolgen ervan. En uiteindelijk ook over glorende hoop.

De linking pin tussen de film en het hoorspel is het ritme van beide kunstvormen. In de film die van de opeenvolgende beelden, in het hoorspel die van de opeenvolgende geluiden, spraak en muziek. En stilte, veel stilte in zowel de film als het hoorspel.

Notturno

De film begint met een korte beeldtekst over het Midden-Oosten na de Tweede Wereldoorlog en de ontstaansgeschiedenis van de film, die in de afgelopen drie jaar is opgenomen langs de grenzen van Irak, Koerdistan, Syrië en Libanon. Daarna volgt het beeld van een bataljon, soldaten die kreten uitslaan terwijl de dag naakt. De kreten volgen elkaar met korte tussenpozen ritmisch op. Dit is de intro tot de film.

We zien een desolaat landschap met een verlaten fort, een gevangenis. Zwijgende vrouwen lopen er rond. In klank en beeld de tegenhanger van de kreten van de mannen. Eén van de vrouwen treurt al zingzeggend om haar dode zoon. Ze voelt zijn aanwezigheid wanneer ze de muur aanraakt. De andere vrouwen vetrekken en zij blijft alleen achter. Met een paar foto’s van haar zoon, de muur aaiend, maar hij is weg.

Zo volgen de beelden elkaar op, als verzen van een gedicht. Dialectisch ook: man-vrouw, haat-liefde, kreten-zwijgen. Er wordt sowieso weinig gesproken in de film, maar in de stilte hoor je de echo van de oorlog in deze gebieden. Zie je soldaten doodstil op de uitkijk staan, het geweer, de verrekijker en walkie talkie in de aanslag. Zie en hoor je psychisch verwonde mensen in een ziekenhuis, zie je vluchtelingenkampen.

Vijf mensen repeteren een toneelstuk, zoals er aan het begin van de film vijf mensen mee rouwden met de vrouw in het verlaten fort. Ook hierin zit een terugkerend ritme.
Vier soldaten staan op wacht. Vijf min één; het beeld spreekt voor zich. Show, don’t tell.

Het toneelstuk gaat over het verzet, de martelaren die stierven voor het vaderland. Over donkerte die afsteekt tegen het nakende licht, ‘een lente van puin en duisternis’, zegt een van de psychiatrische patiënten/toneelspelers, die door een arts/regisseur wordt opgejut zijn tekst sneller uit te spreken, zijn ritme te versnellen. Als een mitrailleur.

Het is het ritme van het leven in een door oorlogen verscheurd gebied, waar de alledaagse routine doorgaat: een vrouw ruimt de matrassen op waarop het gezin in het eenkamerhuis sliep, ze roert in een pan op het vuur. Een man doet een dutje, de vrouw maakt de bedden weer gereed voor de nacht. Het is het terugkerende ritme van dag en nacht.

De weg marcherende militairen van het begin worden tegen het eind van de film gespiegeld door een groep in oranje overalls geklede IS’ers, die de luchtplaats van een gevangenis oplopen en zich verspreiden, alleen, met z’n tweeën of in een groepje. Na afloop van het kortdurende luchten gaan ze weer naar binnen, de handen op elkaars schouders. De honderdtachtiggradenregel wordt dit filmtechnisch genoemd: shot-tegenshot.

Een man met een geweer, zittend in een kano, duikt weer op. Hij kwam eerder in beeld, maar nu vaart hij terug. Is het misschien gewoon een eendenjager, en heeft hij niets met de oorlog te maken? Het leven gaat door. Op het ritme van alledag.

Lilian

Het hoorspel van Kasia Głowicka begint met piepjes. Het is het geluid van een sms’je dat een Eritrese man, Tesfay, die in Libië gevangen zit in het Zitan Detention Centre, stuurt aan Lilian, professor mensenrechten. Hij vond haar nummer in een gsm die hij had geleend. Lilian zit op dat moment te ontbijten en je hoort de dagelijkse geluiden daarvan op de achtergrond. Rammelende bordjes geven een ritme aan alsof het slagwerkinstrumenten zijn. Je hoort een man herhaaldelijk roepen dat het tijd is, gevolgd door stilte, want ook in dit hoorspel zit veel stilte, dodelijke stiltes, zware stiltes, hier gevolgd door elektronica en pianoklanken. Deze geluiden vormen samen de ouverture, gelijk Notturno een intro kent. Daarna komt ook hier het verhaal op gang.

Weer hoor je piepjes, maar dat kunnen nu ook die van een hartbewakingsapparaat in het ziekenhuis zijn; het geluid is even dubbel als het beeld van de man in de kano in Notturno. Je hoort een vrouwenstem: ‘How are you?’ De ontvangst stoort. Weer klinkt elektronica, je hoort stemmen. En weer: ‘How are you?’ van Lilian aan Tesfay. Er volgt een stilte en vervormde pianoklanken. En dan: ‘How is she today? How was the night?’ Het gaat over de dochter in het ziekenhuis. De klanken van de muziek zijn donker, als de nacht in Notturno.

Lilian gaat fluisterend verder tegen Tesfay. Hij vertelt haar, dat alle vluchtelingen huilen, worden geslagen en dat sommigen worden verkracht. Opnieuw klinken ritmisch piepjes, als in een echokamer opgenomen. De piepjes van de sms’jes en de hartbewakingsmachine lijken zich met elkaar te vermengen. Op leven en dood.

Lilian en Tesfay praten verder. Tesfay is ten einde raad en wil naar Nederland komen, naar Lilian en haar gezin om te trouwen met een van haar verwanten. De verpleegster zegt tegen Lilian, dat zij naar huis moet gaan om te slapen, maar ze blijft en wil de hand van het kind vasthouden. En misschien in gedachten ook die van Tesfay, zo ver weg zonder dat ze veel voor hem kan doen. Het hoorspel is ten einde.

Het hoorspel duurt iets meer dan vierentwintig minuten, maar het leven, het overleven, gaat door. Vierentwintig uur per etmaal. Toch blijft ook de hoop levend, zoals de nakende dag in Notturno. Hoop op genezing, op overleven, op contact, op mensen die met elkaar meeleven en voor elkaar willen instaan. Dat houdt mensen op de been.


Componiste Kasia Glowicka

Meer informatie

De film Notturno is de opvolger van Fuocoammare, de vorige film van de in Ethiopië geboren Italiaans-Amerikaanse  regisseur Gianfranco Rosi (1964). Hij reisde voor deze IDFA-documentaire drie jaar lang door het Midden-Oosten. Notturno betekent ‘beeld van de nacht’.

Het hoorspel Lilian is gebaseerd op driehonderdvijftig pagina’s tekstberichten die in handen kwamen van Kasia Głowicka (1977), een van origine Poolse componiste die in Nederland woont. Het waren berichten die een jonge vluchteling in Libië gedurende achttien maanden heeft gestuurd aan de Nederlandse hoogleraar Mirjam van Reisen van de Universiteit Leiden. De componiste/dramaturge verwerkte deze berichten in haar nieuwe werk, haar eerste hoorspel dat ze schreef in opdracht van Warsaw Autumn. Het ging in 2020 in première en werd later op de Poolse radio uitgezonden. Het is geschreven voor stemmen, piano en elektronica. De stemmen zijn die van stemkunstenaars uit Europa en Afrika.

Muziek
special: Muzikaal jaaroverzicht 2020

Alleen genieten van muziek

In vele opzichten is 2020 een bijzonder jaar geworden. Het coronavirus heeft een enorme impact gehad op ons leven. Muzikaal heeft het virus zijn sporen nagelaten in de uitgekomen muziek maar ook zeker hoe we muziek konden beleven. Het delen van muziek kreeg een heel andere dynamiek. Muziekredacteuren Karen, Roelof, Jorien en Joost blikken ieder op een eigen manier terug op hun muzikale ervaringen uit 2020. Karen had een vrij stil muziekjaar, Roelof beschrijft die ene muziekavond in februari, Jorien leerde waarom ze juist graag concerten bijwoont en Joost heeft een top 10 van zijn favoriete albums uit 2020 gemaakt.

Karen: 2020 was een stil jaar

“Heel eerlijk: 2020 was voor mij heel stil. Het was een jaar waarin ik weinig muzikale plannen had, of welke plannen eigenlijk ook. Maar in de tussentijd heb ik toch voort kunnen teren op muziek die ik al door en door kende. Op mijn dagelijkse fietstocht naar het werk, middenin deze bevreemdende periode, hield ik me bijvoorbeeld vast aan de vertrouwde moederstemmen van Israëlisch-Amerikaans multitalent Noa, de Portugese zangeres Sara Tavares en Vlaamse heldin Trixie Whitley. Of aan de stemmen van Becca Stevens en Ane Brun, waar ik ook twee lovende recensies over schreef. Het bracht me troost én energie om hun inspirerende muziek naast me te hebben. Natuurlijk kijk ik er erg naar uit om dat idolenlijstje verder uit te breiden in 2021.

Uiteindelijk probeerde ik vanaf september de stilte weer op te vullen door zélf creatief aan de slag te gaan. Enerzijds startte ik hier als (eind)redacteur bij 8WEEKLY en anderzijds haalde ik mijn songwritingskills weer lekker boven in een naschoolse academie.”

Roelof: februari lijkt een eeuwigheid geleden

“Maandagavond, drie februari 2020: Folk en klassiek komen samen in voorstelling rondom componist Charles Ives, luidt de kop boven een gezamenlijke voorstelling van pop-lector Leo Blokhuis, folk-muzikant Sam Amidon en violiste Diamanda La Berge Dramm. Drie februari 2020 op de zolder van de Tivoli: Club Nine, wat zaten we dicht op elkaar.

Ik herinner me: een beetje knullig lachen met het koppel voor me, op nog geen halve armlengte afstand. Over de hoeveelheid trappen naar Club Nine. Dat we onze workout er al op hadden zitten vandaag. Ik herinner me: Leo Blokhuis, in een correct blauw pak, nerveuzig recht-staand bij de ingang. In de zaal, nog geen veertig zielen. Ik herinner me: hoe ik en mijn drie meegenomen vrienden Blokhuis’ toespraak opnamen als een spons. Hoe gretig ik luisterde. En even later: hoe ik mijn hoofd brak over het muzikale carnaval van Ives. Hoe we onze hoofden braken. En beproefd werden. En lachten, en nadien twee drankjes. 

Het wegstervende, welhaast engelachtige gefluister van de laatste compositie Shining Shore bleek de veel te voorbarige slot-hymne van een verder volledig ontregeld 2020. Wat volgde voelt, achterom kijkend, als een uitgestrekte, grauwe zee. Alle dagen, weken, maanden op één grauwe, ellendige hoop van zeewater en tijd. Vaarwel bleke kust. En afdrijven. Vooral thuiswerken. Zoommeetings. Teamsmeetings. Soms in joggingbroek, soms zonder tandenpoetsen.

Op de vrij recent uitgebrachte plaat van Sam Amidon, het gelijknamige Sam Amidon, staat een vrij traditionele bewerking van het in de  jaren 20 neer-gepende Time has made a change:

Time has made a change in the old home place /

Time has made a change in each smiling face /

And I know my friends can plainly see /

That time has made a change in me.

Ik wist dat ik oud zou worden dit jaar, maar minder oud dan dat ik me nu voel, terugblikkende op 3 februari 2020, een eeuwigheid geleden.”

Jorien: het grote gemis van livemuziek

“2020 moest een geweldig jaar vol langverwachte concerten en musicals worden en gelukkig begon het ook goed. Ik trapte het jaar af met verschillende theaterbezoeken, onder andere aan de musical We Will Rock You met zangeres Anastacia in de hoofdrol, ik ging ook naar Showponies 2 en Anastacia de musical. Ook hoorde ik Floor Jansen (zangeres van Nightwish) de sterren van de hemel zingen in haar soloshow en zag ik de spetterende show van Apocalyptica en Sabaton, voordat alle live evenementen werden stopgezet.  Op de planning stond nog veel meer: allerlei musicals, verschillende festivals en concerten van onder meer Rammstein, Within Temptation en Evanescence, Epica en Nightwish.

Nu kon ik even teren op de liveshows die ik gezien had, maar al snel begon het weer te kriebelen. Gelukkig bedachten veel artiesten creatieve manieren om via livestreams shows op te voeren en werden er allerlei filmopnames van musicals gestreamd op Youtube. Online zag ik allerlei musicals en woonde ik diverse live livestreams  (ja er bestaan ook vooraf opgenomen livestreams) van concerten bij , zoals van Apocalyptica, Corvus Corax, Rapalje, maar toch mist er iets… Het live ervaren van de muziek, zorgt ervoor dat je direct geraakt wordt, de emoties stromen direct binnen en het geeft een fijne energie. Uitleggen waarom je ergens live bij móet zijn, vind ik nog steeds lastig, maar ik heb dit jaar geleerd dat dit echt essentieel is voor mijn muziek- en theaterbeleving.

Gelukkig kwamen er dit jaar wel wat albums en singels uit waarvan ik, en menig metalfan, heb kunnen genieten en die het noemen waard zijn. Apocalyptica bracht het instrumentale Cell-0 uit, een mooi en rustig instrumentaal album waarop ik af en toe wel wat gastvocalen mis. Nightwish betoverde 2020 met Human.:II:Nature, een album dat je laat wegdromen naar wandeltochten door Midden-Aarde en waarop de artistieke input van Floor Jansen duidelijk te horen is. Within Temptation en Evanescence waren ook op dreef met een aantal singles die ze uitbrachten en ze lieten weten dat hun duo-concerten verschoven werden en niet geannuleerd. Tenslotte bracht System of a Down na jaren weer een paar singles uit (om aandacht te vragen voor de situatie in Armenia) waarop hun unieke stijl altijd vertrouwd is.“

Joost: 2020 heeft ook veel moois gebracht

“Op 5 maart van dit jaar kwam er plots een einde aan de echte concertbelevingen. Na de show van Johan Derksen met Malford Milligan, Jack Hustinx, Erwin Jawa en Hilde Vos is er geen groots concert meer mogelijk geweest. Wanneer het weer kan weten we met z’n allen niet! De cultuursector viel zo goed als stil. Velen durfden ook niet naar de kleine concerten met maximaal dertig gasten in de zaal. Veel artiesten zochten hun heil in het geven van onlineconcerten. Maar dit komt geenszins overeen met een echt concert. Het is leuk voor erbij maar je mist heel veel. We genoten die avond van 5 maart met volle teugen nog niet in de wetenschap van wat ons allemaal boven het hoofd hing! Hoe zouden we die avond beleefd hebben als we wisten dat het daarna nog heel lang ging duren?

Muzikaal heeft het jaar 2020 ons veel moois gebracht. Natuurlijk zullen we nooit weten wat er uitgekomen zou zijn als we niet zo’n bijzonder jaar hadden meegemaakt. Of hoe we de muziek zouden ervaren hebben, want we zijn misschien wel heel anders naar muziek gaan luisteren in deze vreemde maanden.

Mijn top-10 van het jaar ziet er als volgt uit, enkele albums hieruit vind je terug in recensies op onze cultuursite:

  1. Dan Penn – Living On Mercy
    Dit album van Dan Penn lijkt de kroon op zijn werk. Luister naar het slotlied ‘One Of These Days’. Dat liedje komt zo stevig binnen als je de tekst tot je laat doordringen. Laten we hopen dat Penn nog meer moois voor ons in petto heeft.
  1. Greg Copeland – The Tango Bar
    Voor mij kwam dit album uit de lucht vallen. Het bleek het derde album van Greg Copeland te zijn. Zijn vorige album was al een miskend meesterwerk. Deze lijkt dat ook weer te worden.
  1. Sevdaliza – Shabrang
    Het Nederlandse talent Sevdaliza blijft zich maar verder ontwikkelen! Maar in ons land krijgt ze nauwelijks voet aan de grond.
  1. Jonathan Hultén – Chants From Another Place
    Dit album is een verborgen schat. Een folkalbum uit Zweden van een voormalig metalbandlid.
  1. Ásgeir – Sátt
    De IJslandse versie van het album van Ásgeir is net als zijn debuut het fraaiste.
  1. Bill Fay – Countless Branches (Deluxe Edition)
    Bill Fay blijft bij het verstrijken van de jaren steeds mooiere albums maken. Vele decennia hoorden we niet van hem en nu horen we juist met relatief hoge regelmaat van hem.
  1. Diana Jones – Song To A Refugee
    De stem van Diana Jones en haar liedjes zijn voor de liefhebber niet te versmaden.
  1. Bruce Springsteen – Letter To You
    Voor het eerst weer een album met de E-Street band. En wat voor één!
  1. Eivør – Segl
    Segl van Eivør stond gepland om met een grote tournee ondersteund te worden. Daar kwam net als bij vele andere artiesten niets van terecht. Maar het album staat als een huis. Met medewerking van reeds genoemde Ásgeir.
  1. The Apartments – In And Out Of The Light
    Het duurde vijf jaar voordat The Apartments weer wat van zich laten horen. Het album verscheen ook nog heel erg onder de radar. Maar het is wederom wonderschoon! Daarom sluit het de TOP10 van 2020 af.”

 

Muziek / Album

Diversiteit troef

recensie: Pop/Rock update volume 2: Eva Auad, Greyhounds en Samantha Martin
Albumhoezen pop/rockalbumhoezen van elke artiest

Deze tweede editie van de pop/rock update is twee jaar na de eerste. In die tijd is er natuurlijk genoeg in het genre uitgekomen. Net als bij muzikanten die na lange tijd nieuw werk uitbrengen, hoopt 8WEEKLY dat jullie reikhalzend hebben uitgekeken naar deze nieuwe editie waarin we drie pop/rockartiesten bespreken. Deze worp is heel divers: van poppy tot retro-soul, rock en een tikje blues.

Een genre met een hek eromheen is niet spannend. En net als bij andere genres is het ook bij pop/rock moeilijk om deze in één hokje te stoppen. De drie besproken acts vallen onder de genoemde groep maar zijn toch allen heel verschillend. We starten bij Eva Auad, die misschien wel de lichtst verteerbare is van dit drieluik. Greyhouds neemt ons vervolgens mee naar Texaanse invloeden, maar schuurt al richting soul met lichte invloeden van reggae. Samantha Martin, die met haar vorige album stevig in de blues zat, gaat nu meer richting de retro-soul, rock en een tikje blues.

Eva Auad

De Nederlandse Eva Auad heeft met Like No Other een album van internationale allure gemaakt. Het album wordt volgens de begeleidende tekst van de platenmaatschappij tot de popmuziek gerekend. Toch weet Auad de luisteraar regelmatig aan de hand te nemen richting de jazzinvloeden om vervolgens ook richting een Broadwaymusical-gevoel te kruipen. Als je denkt bij een liedje dat je Eva Auad wel in één hokje kunt vatten, dan ontglipt die gedachte je bij een volgende song net zo makkelijk weer. Met andere woorden: je kan stellen dat Auad maar één ding goed kan en dat is kwaliteit vasthouden. Want daar ontbreekt het absoluut niet aan in het dozijn liedjes dat we terugvinden op dit derde album van deze dame. De muziek klinkt spannend genoeg om te blijven boeien bij iedere draaibeurt. Hopelijk weet Auad nu wel een groter publiek aan te boren met haar talent van liedjesschrijven en uitvoeren dat ze al sinds haar 12e jaar schijnt te doen.

Op zoek gaan naar pareltjes op het album Like No Other is niet zo moeilijk. Die zijn er in overvloed en in alle kleuren van de muzikale regenboog. Natuurlijk is het titelnummer al snel één van kandidaten met de in het oor-springende intro met een paar seconden stilte. Daarna ontvouwt zich een liedje dat makkelijk onder de hersenpan gaat zitten. Een lekkere drive en zang die je laat zoeken in je muzikale geheugen op wie deze pittige dame wel lijkt. Eén van de eerste namen die opkomt is Madonna uit haar goede tijd van Like a Virgin. Als dat niet als een compliment mag klinken dan kunnen we altijd op zoek gaan naar een linkje in de jazzwereld. Ik nodig de lezer uit om die link zelf te gaan ontdekken.

Greyhounds

Het album Primates van Greyhounds verscheen reeds in de vreemde zomer van dit jaar, toen we al midden in de crisis zaten. Het is een album dat niet de aandacht kreeg die het verdiende, doordat de eraan gekoppelde tournee verschoven is naar 2021. Maar het is nooit te laat om goede muziek in de schijnwerpers te zetten. Het Texaanse duo Andrew Trube en Anthony Farrell huurde niemand minder dan Steve Berlin in voor de productie. Berlin kennen we van Los Lobos en het wat minder bekende Deer Tick.

De referenties die we horen waaieren naar Rare Earth, The Doobie Brothers en de stem van Gregory Porter. Wie op bijvoorbeeld All Music Guide kijkt, ziet zelfs een referentie naar Hall & Oates en ZZ Top. Het album luistert vaak heerlijk loom weg. Sommige liedjes groeien en kruipen onder je huid, zoals de albumafsluiter ‘Omon’i’ waar het duo compositorisch hulp kreeg van Sam Greyhorse uit Austin. Feitelijk is dit liedje een buitenbeentje op het album, maar heeft het een prettige afdronk en nagalm, die je doet verlangen om het album weer opnieuw te spelen. En daar is dan ook helemaal niets mis mee!

Samantha Martin & Delta Sugar

Het collectief Samantha Martin & Delta Sugar komt uit Canada en nomineerde met de voorganger Run To Me zelfs voor een JUNO Award naast een aantal Maple Blues Award nominaties voor hun werk. Met The Reckless One tappen ze echter veel meer uit de retro-soulhoek, wat niet verwonderlijk is als we kijken naar de enorme lijst van gastbijdragen. We horen invloeden van Mavis Staples, Sharon Jones, Booker T en Otis Redding, om er maar een paar te noemen. De Bob Dylancover ‘Meet Me In The Morning’ heeft stevige referenties naar Ike & Tina Turner, maar ook Janis Joplin horen we erin terug. Wie verder luistert naar het dozijn aan liedjes komt vanzelf uit bij ‘Pass Me By’, waar we duidelijk invloeden horen van Bruce Springsteen, maar ook van de vroege Southside Johnny & The Asbury Jukes. Als lezer gaat het waarschijnlijk nu al duizelen van de vele namen.

Bij dit album is zeker het luisteren de ‘proof of the pudding’, want ondanks dat het misschien onwaarschijnlijk lijkt: Samantha Martin maakt van dit alles een kolkende cocktail van jewelste, die swingt van de eerste tot de laatste noot en een enorme puist aan energie ten toon weet te spreiden. Als we in de bijgaande releasesheet lezen dat dit album in de coronatijd tot stand is gekomen, kunnen we alleen maar concluderen dat deze dame alle energie, die ze op de planken gebracht zou  hebben, nu heeft samengebald in dit album. Het maakt The Reckless One tot een album dat je zeker even moet draaien als je er eens helemaal doorheen zit van al dat thuiszitten. Je bouwt dan eenvoudigweg met je paar huisgenoten en een klein handje visite toch even lekker je eigen retro-soulfeestje. Afstand houden is evenwel een lastig dingetje als je opgezweept tot dansen zou komen!

Boeken / Non-fictie

Alexander was altijd op zoek naar meer

recensie: Adrian Goldsworthy - Philippus en Alexander. Wereldveroveraars uit Macedonië.

Alexander de Grote (356-323 v. Chr) is de geschiedenis ingegaan als de veroveraar van Perzië en de verspreider van de hellenistische cultuur. De Britse historicus Adrian Goldsworthy (1969) stelt in zijn nieuwste boek dat Alexander die prestaties nooit had kunnen bereiken zonder de militaire innovaties van zijn vader Philippus II (382-336 v. Chr).

Goldsworthy, bekend van prachtige biografieën van Caesar en Augustus, beschouwt zichzelf op het gebied van de studie van de vierde eeuw als een buitenstaander. Daardoor kijkt hij met een frisse blik naar de opkomst van Philippus en Alexander. Hoewel bij leven genoeg over Philippus en Alexander is geschreven, is niets intact bewaard gebleven. Fijntjes merkt Goldsworthy op dat al het contemporaine of bijna-contemporaine bewijs waarover we beschikken, wordt gevormd door kleine snippers die vaak eeuwen later door historici als Plutarchus (ca. 50-120 n. Chr.) zijn opgeschreven. Een echte biografie schrijven is bijna onmogelijk, omdat we niet weten welke gedachten, emoties en opvattingen Philippus en Alexander hadden.

Desondanks heeft Goldsworthy een bijzonder fraaie biografie geschreven, waarbij hij noodgedwongen veel aandacht besteedt aan de politiek- en de militaire campagnes, simpelweg omdat tijdgenoten die gebeurtenissen de moeite waard vonden om op te schrijven. Nergens komt Goldsworthy in de verleiding om lacunes in het bronnenmateriaal met eigen interpretaties op te vullen. Een valkuil waar veel historici voor hem wèl in zijn gevallen.

Militaire innovaties

In Macedonië leverden de Argeaden van oudsher de koning. Toen Phillipus in 359 na een machtsstrijd kwam bovendrijven, stond het land er door de nederlaag tegen de Illyriërs militair gezien zwak voor. Wel was het land rijk aan vruchtbare grond en schreef de filosoof Theophrastus ‘Het beste hout dat voor het gebruik van de timmerman in Griekenland binnenkomt, is Macedonisch.’

De cavalerie van Macedonië had een goede reputatie, maar de infanterie stond bekend als los zand dat bij de minste tegenstand uiteenviel. Philippus reorganiseerde zijn infanterie tot de gangbare opstelling van de antieke wereld, de falanx. De manschappen kregen voortaan soldij, werden uitgerust met een sarissa, een 4,8-5,5 meter lange lans met een grote ijzeren punt, en een klein schild. De Macedonische falanx was waarschijnlijk acht rijen diep en bedoeld om frontaal aan te vallen. Een Romeinse generaal noemde een Macedonische falanx in de aanval het meest angstaanjagende wat hij ooit zag.

Goldsworthy is op zijn best als hij het verloop van militaire campagnes weergeeft, die door verschillende kaarten goed worden geïllustreerd. Hij beschrijft nauwgezet hoe Philippus eerst buurlanden als Illyrië en Thracië versloeg. Daarna nam hij de Griekse stadsstaten één voor één te grazen. De sluwe Philippus gebruikte diplomatie én het sluiten van huwelijken om zijn doelen te bereiken. Over het algemeen behandelde hij verliezers mild, maar hij schuwde list en bedrog zeker niet als dat zo uitkwam. In 338 versloeg hij de Atheners en Thebanen in de slag bij Chaeronea. Philippus werd hegemoon van de Korinthische Bond. Bij de eerste vergadering stelde hij een oorlog tegen Perzië voor als straf voor de vernietiging van de Griekse heiligdommen in 480-479. Het plan werd aangenomen. Tijdens een festival werd Philippus echter door een voormalige jaloerse minnaar, Pausanias, in 336 vermoord.

Alexander werd aangewezen als de nieuwe koning. Alexander, die bij Aristoteles een liberale Griekse opvoeding had genoten, was permanent op campagne om zijn steeds verder uitdijende leger met nieuwe buit tevreden te stellen. Net als zijn vader vocht hij in de wintermaanden door en was hij alleen bereid om aan te vallen als er kans op snel succes was. Maar Alexander was ook buitengewoon inventief op het gebied van belegeringswerken. Bovendien waren tijdgenoten verbaasd hoe snel het Macedonische leger zich kon verplaatsen.

Halfgod

In 333 versloegen zijn ervaren troepen bij Issus het onervaren Perzische leger van Darius III (381-330 v. Chr). Toen de satraap Batis Gaza niet wilde opgeven, belegerde Alexander de stad, waarbij hij gewond raakte. Na de val van de stad werden de mannen vermoord en de rest als slaaf weggevoerd. Batis werd, net als Achilles met Hektor in de Illias had gedaan, achter een strijdwagen gebonden. Nadat Darius in 331 ook de slag bij Gaugemela verloor, had Alexander Perzië voor het grijpen.

Ondertussen was Alexander in Egypte enthousiast ontvangen. Hij kreeg er de status van halfgod en stichtte er de stad Alexandrië, dat uitgroeide tot een centrum van Griekse cultuur. In de rest van Perzië rezen naar hem vernoemde steden als paddenstoelen uit de grond (ook vernoemde hij een stad naar zijn overleden paard Bucephalas).

Alexander liet steeds vaker de plaatselijke elite zitten. Deze laatste ontwikkeling stuitte de Macedonische metgezellen van de koning tegen de borst, omdat zij daarvóór steeds de belangrijkste posities hadden gekregen. Het Perzische gebruik om zich voor de vorst in het stof te werpen gevolgd door een kus, de proskynese, vonden de aan vrijheid en eer gewende Macedoniërs en Grieken helemaal belachelijk. Maar hoe dichter Alexander bij India kwam, hoe exotischer hij zich gedroeg en kleedde.

Een rivier te ver

Zijn drang om in 327 India te veroveren kwam voort uit de behoefte om iets te presteren wat niemand vóór hem had gedaan. Het leger van Alexander was echter niet gewend aan de moessonregen, die vechten onmogelijk maakte. Zijn manschappen waren na tien jaar van onafgebroken oorlogen schatrijk, hadden heimwee en weigerden bij de rivier de Hyphasis om hem verder te volgen. Alexander trok zich terug in zijn tent, maar ook na drie dagen mokken bleven de troepen bij hun standpunt. De grote veroveraar keerde noodgedwongen huiswaarts.

Op de terugtocht veroverde hij nieuwe steden of versloeg die op meedogenloze wijze. Goldsworthy verklaart de tocht door de Gedrosische woestijn vanuit Alexanders behoefte om iets onmogelijks voor elkaar te krijgen. Het zou de zwaarste beproeving voor Alexander en zijn manschappen blijken. In 323 plande Alexander een aanval op Arabië. Na verschillende drinkgelagen kreeg Alexander eind mei 323 hevige koorts. Op 10 juni 323 stierf de man die verschillende verwondingen en moordcomplotten had overleefd, vrij plotseling. De bloedlijn van de Argeaden werd uitgemoord. Uiteindelijk ontstonden er drie koninkrijken: de Antigoniden in Macedonië, de Ptolemaeën in Egypte en de Seleuciden in het Oosten. Wat bleef was de vermengde Griekse cultuur, die door Alexander in elke stad was geplant: het hellenisme. Door de veroveringen van de Romeinen werd die cultuur als het ware opgehaald en verder ontwikkeld.

Boeken / Fictie

Eindelijk herwaardering voor Shirley Jackson?

recensie: Shirley Jackson - We hebben altijd in het kasteel gewoond

In een sfeer van de gothic horror, niet algemeen als literatuur beschouwd, schreef Shirley Jackson (1916-1965) haar romans en verhalen. Stephen King kent iedereen, maar vingers opsteken wie háár naam echt iets zegt.

Van We hebben altijd in het kasteel gewoond (2017) verscheen al in 1963, een jaar na de Amerikaanse uitgave, een vertaling van Ellen Warmond, onder de licht verradende titel Bramen met arsenicum. De roman speelt zich voornamelijk af in een groot huis bij een nabijgelegen dorp. Daar doet de 18-jarige Mary Katherine Blackwood, die samen met zus Constance en oom Julian het huis bewoont, met grote tegenzin haar boodschappen: de dorpelingen haten de Blackwoods.

Over de reden voor die haat wordt geleidelijk meer bekend en om diezelfde reden barricadeert Constance, even getraumatiseerd als haar zus spooky is, zich in het huis. Niemand komt daar binnen, op een enkele niet vijandig gezinde buurvrouw na die op de thee mag komen, ook al beijvert die zich ervoor dat Constance haar hermetisme gaat opgeven.

Sterke schrijfstijl

De roman paart uitgewogen spanning aan een sterke schrijfstijl, wat te lang door critici niet is opgemerkt. Jacksons woordkunst getuigt zelfs verrassenderwijs van enig gevoel voor poëzie, zonder in dichterlijk volzinnen te vervallen. In feite componeert ze strakker dan Stephen King, haar gothic collega die veel meer pagina’s nodig heeft en met zijn horror nogal eens over de top gaat, hoe bedreven hij dat ook doet.

In haar ghost story heeft Jackson patent op scherp psychologische, ook op even wrange als grappige observaties, ogenschijnlijk meestal tussen neus en lippen her en der toegevoegd. Verbazingwekkend is hoe ze zelfs de allergewoonste dialogen een subtiele lading van dreiging weet te geven. Opvallend is ook hoe ze op een onderhuidse manier met haar schepselen begaan lijkt te zijn, ook al manipuleert ze die eigenhandig in angstige richtingen.

Smaakt naar meer

Na Het kasteel wil je meer van Jackson lezen. In 1948 debuteerde ze met haar eerste van zes romans en met De loterij, waarschijnlijk het beste van haar talrijke verhalen. Het kasteel is haar laatste werk en is inmiddels verfilmd. Van 1963 dateert de geroemde verfilming door Robert Wise van het ook vertaalde De geesten van Hill House, The Haunting genaamd. Zelf is Jackson titelpersonage in de recente speelfilm Shirley. Door overgewicht en kettingroken werd de dood over haar afgeroepen.

Boeken / Fictie

Cluedo versus Sherlock

recensie: Joël Dicker - Het mysterie van kamer 622

In de nieuwste roman van de Zwitserse auteur Joël Dicker, Het mysterie van kamer 622, raken werkelijkheid en fictie met elkaar verweven. Het belooft een bloedstollende zoektocht te worden, waarin Dicker als ´detective´ in een Cluedo-achtige setting een moord oplost.

Boem, pats. Op de eerste bladzijde van het verhaal is het meteen raak: er ligt een lijk op het tapijt van kamer 622 in het hotel Palace de Verbier in de Zwitserse Alpen. Twintig jaar later, op zaterdag 23 juni 2018, gaat ´De schrijver´, zoals Joël Dicker na het verschijnen van zijn succesvolle werken De waarheid over de zaak Harry Quebert, Het boek van de Baltimores en De verdwijning van Stephanie Mailer steevast door zijn lezerspubliek wordt genoemd, naar dit hotel om van een welverdiende vakantie te genieten.

Lopend naar zijn hotelkamer met de piccolo in zijn kielzog, valt hem op dat de nummers oplopen van 620, 621, 621 bis tot 623. Hoogst opmerkelijk, denkt de schrijver, en hij klimt acuut in de pen. Dit geheim moet ontrafeld worden! Gelukkig staat er meteen een andere hotelgast, de charmante Scarlett Leonas, paraat om hem te helpen op zijn zoektocht naar de waarheid. In haar gezelschap geeft de auteur zich meteen bloot: Dicker ´herstelt´ niet alleen van zijn verbroken relatie met Sloane, maar ook van het verlies van zijn uitgever Bernard de Fallois (1926-2018).

Verschillende verhalen

De verhaallijn over het leven van de auteur zelf, lijkt een bewust gekozen manier om het verdriet van zich af te schrijven én om in lovende woorden te spreken over de man die van Dicker de schrijver heeft gemaakt die hij vandaag de dag is. De door Dicker zo gekoesterde herinneringen aan zijn leermeester, de gevierde, Parijse uitgever, laten de diepte van hun gesprekken zien en een welgemeend wederzijds respect voor de ander en diens ambacht.

Al die kleine anekdotes over de ontmoetingen tussen Dicker en De Fallois zijn een eerbetoon op zichzelf. Toch draait niet het gehele boek hierom. Dicker heeft niet voor niets een hotelgast laten ´sterven´ in de Zwitserse Alpen. Dicker neemt de lezer mee op een reis terug in de tijd en laat het verhaal beginnen op zondag 9 december, zeven dagen voor de moord. Vanaf die bladzijde leert de lezer het hoofdpersonage van de andere verhaallijn kennen: Macaire Ebezner.

Na het overlijden van zijn vader Abel, wacht hij op het grote moment om te worden uitgeroepen tot de voorzitter van Banque Ebezner. Een positie die altijd van vader op zoon is overgegaan. Die traditie is echter, na zijn vaders laatste ademtocht, met Abel mee het graf ingegaan. In Abels laatste wilsbeschikking staat het zwart op wit: de Bankraad kiest tijdens het Grote Weekend in hotel Palace de Verbier – telkens aan het einde van ieder jaar – een nieuwe voorzitter. Die woorden zijn nog maar net bij Macaire binnengedrongen of zijn leven stort in elkaar: niet alleen zijn langgekoesterde droom lijkt uiteen te spatten, maar ook zijn vrouw Anastasia ontglipt hem. En dan is er nog zijn grote concurrent, het ´wonderkind´ Lev Levovitch, die er met het voorzitterschap vandoor lijkt te gaan… Dit belooft maar één ding: herrie in de keuken, uh, hotel.

Vastgekluisterd

Het moge duidelijk zijn dat Dicker wederom een roman heeft neergepend, die alle elementen bevat om je als lezer aan het boek vast te kluisteren. Het is knap hoe Dicker keer op keer met onverwachte verrassingen blijft rondstrooien en hoe je dus telkens op het verkeerde been wordt gezet. Om het, naast de hoeveelheid personages en plotwendingen, nóg complexer te maken, hupt Dicker van het heden naar het verleden (met een tussenpoos van twintig jaar) én daaraan voorbij (naar vijfendertig jaar geleden).

Aan het begin van het verhaal wordt er heel wat gebabbeld tussen de personages en vraag je je af wanneer het nu écht spannend gaat worden. Naar het einde van het verhaal toe wint het boek steeds meer aan kracht. Vooral door de laatste paar hoofdstukken (van de in totaal 74), word je naar het puntje van je stoel gedreven. Het plot is zó onverwacht en tegelijk zo geniaal, dat je het meteen wilt herlezen als je het uit hebt. De drang is groot om in de voorgaande hoofdstukken te zoeken naar aanwijzingen voor deze spectaculaire uitkomst. Het doet denken aan de ontmaskeringen in het boek Harry Potter en de Relieken van de Dood: een ongekend einde dat de lezer verbijsterd achterlaat. De persoonlijke noot van de auteur in het allerlaatste hoofdstuk laat inzien welke magie kan voortvloeien uit de fantasie van de auteur.

Daarmee eindigt de lofzang nog niet. Dicker bezit namelijk over iets waar de meeste schrijvers in spé alleen maar van kunnen dromen: zijn grote, stilistische vernuft. Hij geeft precies de juiste dosis details om het verhaal tot de verbeelding te laten spreken. Iets in zijn verteltrant maakt dat je wilt blijven lezen, ook al is de tekst wars van dialogen. Voor ieder die houdt van intrige à la Sherlock Holmes – of simpelweg (nog) niet is uitgekeken op het ouderwetse spel Cluedo – likt bij Dickers roman zijn vingers af.

Boeken / Non-fictie

Poëzie lezen moet je leren

recensie: Dit gaat niet over grasmaaien – Ellen Deckwitz

Ellen Deckwitz is dichter en docent. Met Dit gaat niet over grasmaaien – Hoe lees je poëzie legt ze uit hoe je gedichten zou kunnen lezen. Maar vooral neemt Deckwitz de lezer mee in het beleven van poëzie. Na het lezen van dit boekje herken je wat een gedicht met je kan doen.

Wie heden ten dage een boekwinkel in loopt moet op zoek gaan naar de kast(en) waar poëziebundels staan. Vaak is die kast haast onvindbaar. Bij navraag bij de boekverkoper wordt al snel duidelijk hoe dat komt: “Poëzie verkoopt momenteel (haast) niet! We kunnen alles voor u bestellen maar de voorraad in huis is heel beperkt.”

Pandemie stuurt naar poëzie

Gedichten zijn van alle decennia, maar het lezen van gedichten lijkt op en af te gaan als we kijken naar de belangstelling die blijkt uit de boekverkoop. Gedichten maken in het leven tevens een golfbeweging mee. Er is volgens de schrijfster haast geen tiener die geen gedichten schrijft, hoe klein ook, in een bepaalde periode onderweg naar het volwassen worden. Maar poëzie neemt daarna een beperkt deel in van de aandacht van het lezende publiek.

Met COVID-19 lijkt de belangstelling voor de dichterlijke teksten weer toe te nemen. Niet alleen om ze te lezen, maar ook – nu de mens meer op zichzelf is aangewezen en meer naar binnen is gekeerd – ontstaan er weer teksten, die aandacht verdienen bij het lezen. Het zijn tekstuele uitingen die de lezer aan het denken zetten. Teksten die de eigen belevingswereld oproept om de inhoud de duiden, te versterken, uit te vergroten en vooral zijn eigen leven te laten leiden. Dit gaat niet over grasmaaien is tot stand gekomen in de periode van de pandemie die dit jaar over de wereld raast.

Gedichten kunnen voor de ene lezer een heel andere lading en uitleg geven dan voor de andere. Wie dit al zo ervaart zal in het boekje van Ellen Deckwitz bevestiging vinden. Voor wie gedichten lezen lastig vindt is het boekje Dit gaat niet over grasmaaien – hoe lees je poëzie een mooie handleiding of inleiding om gedichten meer te laten pakken. Het boek stelt je vragen, maar geeft je ook een inkijk in de wereld van een dichter, maar vooral in de eigen wereld van de lezer.

Lezen is ontdekken

Dat Deckwitz lerares is steekt ze niet onder stoelen of banken. Als lezer word je bij de hand genomen in de lesbanken, waar vaak haar leerlingen zitten. Zo toont ze haar ervaringen in het leren lezen, begrijpen en vooral waarderen van poëzie. Aan de hand van voorbeeldgedichten laat Deckwitz de lezer vooral zien wat een stuk poëzie anders te bieden heeft dan proza. Zo leer je dat poëzie voor de ene lezer wat anders kan betekenen dan voor de ander. Maar ook dat een gedicht de ene keer lezen een andere laag opent voor je dan op een andere dag. Ook kan een gedicht voor jou als lezer wat anders betekenen dan de schrijver bedoeld heeft, dat is allemaal goed! De voorbeelden die worden gebruikt, zijn niet de meest voor de hand liggende stukken uit de grote historie van de dichtkunst. Het leuke van dit handzame boekje is dat de schrijfster voorbeelden uit alle tijden laat zien en spreken.

In eenentwintig hoofdstukjes in de beperkte omvang van het boek krijgt de geïnteresseerde lezer, die zich ook student van Deckwitz zou kunnen noemen, een college in het lezen van poëzie. Wie na het lezen van Dit gaat niet over grasmaaien nog steeds het gevoel heeft dat het lezen van dit soort teksten niet voor hem of haar is weggelegd, zal niet snel nogmaals een poging wagen. Wie het college, al is het niet verplicht, toch heeft gevolgd tot de laatste letter kan haast niet ontsnappen aan het op zoek gaan naar de poëzie die bij hem of haar past.

De taal die de schrijfster gebruikt in combinatie met de stijl van het boekje is een grote uitnodiging aan elke lezer om vooral door te lezen in dit boek en vervolgens zelf gedichten te ontdekken. Papier is de beste keuze, lezen we ook in dit boekje, waar wordt geschreven dat je eigenlijk bij het lezen altijd een pen bij de hand zou moeten hebben! Een pen om je eigen gedachten, verklaringen of markeringen aan te brengen die je uitnodigen tot herlezen.

Muziek / Album

Ane’s yin en yang

recensie: Ane Brun - How Beauty Holds The Hand Of Sorrow en After The Great Storm

Omdat ze zo veel songs bijeen geschreven en opgenomen had, bracht Ane Brun in 2020 uiteindelijk twee full albums tegelijkertijd uit: How Beauty Holds The Hand Of Sorrow en After The Great Storm. En wat voor albums! Opgesplitst in twee complementaire werelden, als dag en nacht, als yin en yang.

Sinds haar vorige album When I’m Free in 2015 dook Ane Brun in 2019 opnieuw in de studio samen met producers Martin Heredos en Anton Sundell. De Noorse zangeres en singer-songwriter weet je met haar bescheiden, bezwerende gezangen vaak te betoveren, maar toont zich ook van andere kanten met deze duorelease.

Deinen op levensvragen

Als luisteraar is het aangeraden om je eerst onder te dompelen in de meest dynamische plaat van de duorelease: After The Great Storm. Ruim een uur lang kun je meedeinen op de beats van haar nieuwe hits ‘Honey’, ‘Crumbs’, ‘Take Hold of Me’ of titeltrack ‘After The Great Storm’. Het lijkt wel een moderne mantra van levensvragen: hoe gaan we om met liefde, rouwen, eenzaamheid, mentale gezondheid en andere menselijke zorgen? Thema’s die vandaag de dag meer dan ooit spelen, vermengt Ane Brun hier allemaal in haar muziek.

Denkbeeldige film

How Beauty Holds The Hand Of Sorrow had zo in z’n geheel de aftiteling kunnen zijn van een film die je doodgraag zou gezien hebben. Pakkend, tragisch en toch sereen, maar vooral ook van hoge klasse. Luisteren naar dit album is als zwaar blijven plakken in de cinemazetel, een traantje wegpinkend, bekomend van een onvergetelijk verhaal. Zeker bij ‘Closer’, ‘Trust’ of ‘Breaking the Surface’ bijvoorbeeld. Of misschien wel een Noors sprookje, want hoe feeëriek laat ze het niet klinken? Vanaf het begin van dit album wordt de toon gezet met zacht getokkel op een gedempte piano, aanzwellende strijkers en daarbij komt dan de streling van haar fijne stem.

Vrees niet, vrienden

Een tour zal er niet meteen in zitten, maar niet gevreesd: we zijn wel even zoet met deze twee waardevolle albums in ruil. Beide albums zijn verbonden door de sterke single ‘Don’t Run & Hide’, opnieuw gebracht in twee verschillende versies, met piano versus volle bezetting. De tekst van het nummer illustreert opnieuw heel mooi hoe Ane menselijke gevoelens kan beschrijven en bezingen:

Fear is a choice

A lonely exile

It’s a cloud

Dimming the landing lights

When you find

Yourself between reality and dreams

Accept and breathe

Over and over and over and over

 

Boeken / Non-fictie

Uit liefde voor goed eten

recensie: Nigella Lawson - Koken, eten, leven

Nee, we hebben het niet over het vervolg op Eten, bidden, beminnen. In Nigella Lawsons nieuwste publicatie Koken, eten, leven (2020) combineert ze haar recepten met essays over ingrediënten, bereidingswijzen en koken.

Naast haar landgenoten Ottolenghi en Jamie Oliver is Lawson al decennialang een van de bestverkopende kookboekenschrijvers, zowel in het Verenigd Koninkrijk als ver daarbuiten. Lawsons boeken kenmerken zich door haar bevlogenheid; voor haar is koken geen middel maar een doel op zich. Niet verwonderlijk dus dat ze het ditmaal over een andere boeg gooit en de ruimte neemt om uitgebreid te reflecteren op haar kookgewoonten. Koken, eten, leven verschijnt op een goed moment; coronatijden geven ons de mogelijkheid bewuster met eten bezig te zijn en de tijd te nemen om uitgebreid te koken.

Betoog voor ansjovis

De grens tussen essay en recept is voor Lawson nauwelijks bestaand. Veelal beginnen haar essays met persoonlijke overtuigingen, zoals haar liefde voor rabarber en haar hekel aan guilty pleasures. Al gauw ontaardt zo’n betoog in één of meerdere recepten. Bijvoorbeeld in haar essay over ansjovis. Ze breekt een lans voor dit zoute visje dat door veel mensen gemeden wordt.

Uitermate jammer, zo redeneert Lawson. Het veelzijdige visje is een niet te evenaren smaakmaker. Ze steekt een vurig betoog af in een poging zieltjes te winnen en al snel vliegen de bereidingswijzen je om de oren. Het hoeft helemaal niet ingewikkeld te zijn. Besmeer gewoon eens een boterham met een dikke laag boter en leg daar ansjovis van goede kwaliteit op. Naar het schijnt een goddelijke ervaring!

Atypisch

Verwacht geen gebalanceerd kookboek met een evenwichtig aantal voor-, hoofd- en bijgerechten, een zorgvuldig uitgekiende verdeling tussen vlees en vegetarisch of überhaupt een indeling in type gerecht. Naar verhouding kent het veel recepten voor zoetigheden en juist weinig vegetarische recepten. Al lezende worden Lawsons intenties duidelijker. Ze reageert in haar stukken vooral op tendensen die ze om zich heen ziet, zoals dat bruin voedsel tegenwoordig minder gewaardeerd wordt omdat het niet zo Instagrammable is.

Het pleit voor Lawson, die het als haar roeping ziet om iets te doen aan dergelijke doodzonden. Toch is het geheel te eclectisch om een volwaardig kookboek te zijn. Lawsons schrijfstijl is daarnaast erg associatief, wat de leesbaarheid niet altijd ten goede komt. Tegelijkertijd is Koken, eten, leven uniek en recht uit het hart geschreven. Haar enthousiasme werkt aanstekelijk en dat maakt veel goed.