Muziek / Album

Klasse muziek uit de indie

recensie: Indie-update volume 4: Adrian Crowley, Ryley Walker & Love On Drugs

In deze vierde editie van de indie-update gaat onze aandacht naar het nieuwe album van Adrian Crowley, The Watchful Eye Of The Stars, Course In Fable van Ryley Walker en een verrassend album van Love On Drugs, meLODies. Allemaal klasse muziek!

Evenals het americana-genre, waarvan regelmatig een nieuwe update verschijnt op 8WEEKLY, beslaat het indiegenre welhaast net zo’n breed spectrum. Veel muziekuitingen kunnen in deze genreomschrijving hun plaats vinden. Ook in deze editie gaat het weer alle kanten op.

Adrian Crowley

Het album The Watchful Eye Of The Stars is het negende studioalbum van Adrian Crowley. Deze singer-songwriter weet andermaal te verbazen met zijn bijzondere stijlenmengsel. De stem van Crowley is natuurlijk zijn handelsmerk, maar met de soms bijzondere invulling van zijn composities boeit hij de luisteraar en nodigt hij je vooral uit tot deep listening om alle facetten van zijn liedjes tot je te kunnen nemen. Een achteloze luisterbeurt zal nog niet alle schoonheid blootgeven, maar als het geluk met je is word je wel uitgenodigd tot een aandachtige luisterbeurt.

Het album heeft een broeierige sfeer waarbij de stem van Crowley direct herkenbaar is. De sfeer nodigt uit om vaker dit album een draaibeurt te geven om zo de parels te ontdekken. Uitbundig wordt het nergens, maar wel ontvouwt het album zich langzaam maar zeker als een bloem die opengaat.

Op het album spelen leden mee van het Crash Ensemble uit Dublin. Het zijn onder andere de strijkers die we horen in ‘Northbound Stowaway’, dat Crowley, zo gaat het verhaal, schreef in de nachtelijke uren in Dublin, zodat het ensemble ze de volgende morgen kon inspelen.

Ryley Walker

Ryley Walker heeft, als we even naar zijn carrière achteromkijken, nog geen slecht album gemaakt. Met Course In Fable doorbreekt hij deze traditie gelukkig niet. Voor de muziekliefhebber die houdt van een hapklare brok is de muziek van Ryley waarschijnlijk snel een brug te ver. Deze muzikant vraagt de nodige aandacht om zijn muziek te doorgronden, maar wie hem die aandacht gunt zal verrast worden door de lagenstructuur en de schoonheid van zijn liedjes.

Dat is overigens kenmerkend voor alle muziek die Ryley tot op heden aan ons wist te schenken en als liefhebbers kunnen we dan ook blij zijn dat hij daar niet van is afgeweken. Dit negende album sinds zijn debuut All Kinds of You uit 2014 zou zomaar na vele luisterbeurten kunnen uitgroeien tot zijn beste album tot nu toe. Volgens kenners viel die eer tot op heden ten deel aan zijn album SpiderBeetleBee uit 2017, dat hij samen met Bill MacKay maakte. Echt solo is het album Primrose Green, dat net boven het maaiveld van allemaal viersterren-albums uit wist te steken.

Met Course In Fable hebben we opnieuw een folk-, rock- en experimenteel mengsel in handen dat voor vele uren luistergenot zal zorgen. De muziek verder duiden of in één hokje stoppen is echt onbegonnen werk! Het laatste nummer op dit album, ‘Shiva With Dustpan’, roept in de verte zomaar de herinneringen op aan een band als The Doors. Verwacht niet de charismatische zang van Jim Morrison, maar wie door zijn oorharen heen weet te luisteren met deze muziek in gedachten zal mogelijk dezelfde ervaring voelen opkomen.

Love On Drugs

Deze Scandinavische one-man-band Love On Drugs is feitelijk Martin Lillberg. Wel krijgt hij op dit derde album, dat de titel meLODies heeft meegekregen, hulp van anderen. Zo horen we ook Ted Russell Kamp en Jenny Lundin in de achtergrondvocalen, het bas-spel van Robert Olssen en nog een aantal andere gastmusici.

Een gast als Ted Russell Kamp is een verrassing, als we bedenken dat Love On Drugs veel meer aan de pop/rock-kant opereert en Russell Kamp vooral in de americana zijn wortels heeft. Met name het soms wat stevigere gitaarwerk op het album meLODies neigt meer naar pop/rock van The Cure dan naar de americana. Wie luistert naar de track ‘Let The Banner Wave’ en een groot muzikaal geheugen heeft, kan klanken van The Rumour uit 1979 ten tijde van het album Frogs, Sprouts, Clogs And Krauts nauwelijks onderdrukken. Maar hiermee duiken we wel heel ver terug in de pophistorie. Laten we bij deze vergelijking vooral niet denken dat Love On Drugs gedateerd klinkt.

Wat overblijft na de vergelijkingen is een afwisselende plaat, die met gemak en met regelmaat genoten kan worden. meLODies is van een makkelijke en vooral comfortabele snit, die Love On Drugs in je brein plaatst met een vinkje voor fijne muzikale beleving.

Boeken / Fictie

De onlogica van de plottwist

recensie: De anatomie van dromen - Chloe Benjamin

Van een boek dat door TIME wordt betiteld als ‘veelbelovend’, verwacht je veel. Héél veel. En toch slaat de debuutroman De anatomie van dromen van Chloe Benjamin niet in als een bom. Hoewel Benjamin een echte verhalenverteller is, komt haar verhaal niet echt tot leven. Jammer, want de titel (en kaft!) alleen al, maken dit tot een onvergetelijk boek voor in je boekenkast.

In medias res

Ironisch genoeg werd eerst het tweede boek van deze Amerikaanse schrijfster vertaald: De onsterfelijken verscheen in januari 2019 op Nederlandse bodem en viel op door de sterke plot en de verrassende ontknoping. Nu is daar een eveneens opvallende roman. Al was het maar om de voorkant, waarop allerlei kleurrijke planeten prijken. Het verhaal is ook zeker opmerkelijk te noemen, hetzij dat het plot iets ingewikkelder en onduidelijker is dit keer.

Opvallend is de start van dit verhaal. Als lezer word je zo het verhaal ingeworpen: oftewel een typisch voorbeeld ‘in medias res’. Het is 1998. Ik-verteller Sylvie Patterson is 21 jaar en wordt weer geconfronteerd met de vleesgeworden liefde van haar leven: Gabriel, kortweg ‘Gabe’, een wel erg knappe jongen met een fikse bos krullen. In het laatste jaar van hun eindexamen was dit voormalige vriendje ineens spoorloos verdwenen en nu duikelt hij op terwijl ze zich als een brave studente keihard inzet voor haar tentamens. De liefde laait weer op tussen de twee. Vervolgens worden er telkens onverwachte tijdsprongen gemaakt. Zes jaar later verkassen de geliefden van Eureka (Californië) naar Madison (Wisconsin) – het is de niet in geografie geïnteresseerde lezer om het even. In hun huurhuis aan de East Main Street in de buurt Atwood zullen zich gebeurtenissen gaan afspelen, die Sylvie en de mensen om haar heen voor het leven zullen tekenen…

Afwijkingen van de dagelijkse sleur

Hoe kan het ook anders met de twee opmerkelijke Finnen die Sylvie haar buren mag noemen: Thomas en Janna. In Sylvies ogen ‘afwijkingen’ van de dagelijkse sleur waarin ze vastzit. Niet dat Sylvie er geen interessant leven op nahoudt. Sylvie en Gabe zijn beiden experts in dromen. Ze werken voor hun oude schoolhoofd dr. Adrian Keller, hun leidinggevende in de universitaire slaapkliniek, waar Sylvie en Gabe routinematige taken verrichten.

Dit houdt in dat ze samen met Keller talloze patiënten observeren die te kampen krijgen met slaapproblemen. Niet van het niveau ‘ik was al om 5:00 wakker en kon niet meer slapen’ of – zoals Sylvie het zelf zegt – ‘huis-tuin-en-keukenproblemen’. Nee, de patiënten die zij voor hun kiezen krijgen, worden buitensporig agressief of seksueel opgewonden terwijl ze al slaapwandelend door het huis sprinten. Ze lijden aan parasomnie-overlappingsstoornis of een remslaapgedragsstoornis en beelden hun dromen letterlijk uit door uit bed te springen en aan het slaapwandelen te slaan.

Luciditeit als oplossing

Extreme gevallen dus, van wie ze fysiologische opnames maken om na te gaan hoe het zit met hun bewustzijn tijdens de nachtrust en hun remcycli (verwijzingen naar Freud verzekerd!). Door middel van luciditeit proberen ze de patiënten eraan te herinneren dat ze dromen (bijvoorbeeld: “Als ik mijn hand zie, dan droom ik“).

Erkenning krijgt Keller niet met zijn onderzoek dat op alle vlakken uitzonderlijk lijkt. Sylvie betwijfelt dan ook vaak of haar inbreng wel zo van belang is en of ze niet haar studie moet gaan afronden (die ze voor deze baan zomaar aan de kant schoof en waar hij ouders om treuren). Die vertwijfeling weet Benjamin prachtig te stileren:

                                                       “Het voelde alsof we bezig waren in geleende tijd.”

Nog meer van dit soort metaforische verwijzingen zorgen ervoor dat je de eerste hoofdstukken alleen maar geniet van de combinatie van Benjamins schrijftalent én de kennis die ze tentoonspreidt over dromen. Meerdere malen is de link naar films als Inception – een scifi-thriller waarin de werkelijkheid en dromen met elkaar verweven raken – van regisseur Christopher Nolan makkelijk gelegd.

Twee slaappatiënten blijven drie ‘dromenonderzoekers’ bij: dat is het kleine jochie Jamie die geteisterd wordt door nachtmerries nadat hij vrijwel zijn gehele familie ziet verongelukken en Anne March, een veelbelovend doch verwaande jonge vrouw die het de onderzoekers behoorlijk lastig maakt om haar te onderzoeken. Zij staat enkele maanden later op de voorpagina van de San Francisco Chronicle, waarin staat dat ze in haar droom haar familieleden heeft afgeslacht.

Opeens komt het hele onderzoek van Keller op losse schroeven te staan en blijkt dat Keller heel veel voor Sylvie heeft achtergehouden. Zo ontdekt ze dat Kellers eerste vrouw ook verbonden was aan de slaapkliniek, totdat zij zelfmoord pleegde. En nee, dát is bij lange na nog niet de grootste plottwist die dit boek in petto heeft. Daarbij verbleken zelfs de uitgebreide seksdromen die Sylvie heeft over haar buurman, kortweg ‘Thom’…

Topje van de ijsberg

De tijdsprongen in het begin van het boek wekken enige ergernis op. Wellicht wil de auteur de lezer zo gewend laten raken aan de figuren die zijn ontsprongen uit haar fantasie, maar daarin slaagt ze niet helemaal. Het begin is volkomen verwarrend. Je krijgt het gevoel dat je je hebt verslapen en informatie gemist hebt: wie is wie, waarom en wanneer is wie? Ook is het erg lastig om je zonder voorgeschiedenis te identificeren met de hoofdpersonen. De focus had zo nu en dan iets minder op de technische kant van het verhaal mogen liggen en meer op de karakterontwikkeling.

Er lag zoveel potentie in het uitschrijven van complete dialogen tussen Gabe en Sylvie en hun Finse buren, met wie het stilaan minder goed lijkt te boteren. Of het prijsgeven van de ware emoties en prikkelende gedachten van Sylvie, die zich continu hardop afvraagt of haar werk ethisch verantwoord is, maar uiteindelijk toch een behoorlijk stijve en afstandelijke protagoniste blijft. Daarentegen krijg je wel medelijden voor haar oogverblindende liefde voor Gabe, die net als Keller een al even leugenachtig type blijkt te zijn.

Slaapverwekkend?

Het boek is niet heel goed te volgen, maar dat kan haast niet anders met zo’n onbetrouwbare ik-verteller als Sylvie. Aan het einde van het boek kom je erachter dat je al die tijd maar het topje van de ijsberg hebt geweten. Door de vlotte verteltrant en prachtige schrijfstijl blijf je gemotiveerd om door te lezen, maar op een gegeven moment dreigt het verhaal slaapverwekkend te worden. Je vraagt je na een x aantal pagina’s ineens af waar het verhaal nog helemaal heen moet gaan. Het antwoord zal waarschijnlijk uitpakken als één grote teleurstelling voor je. Het lijkt alsof de schrijfster op het einde geen zin meer had om haar pen in de inkt te stoppen. De afloop van dit verhaal is bovendien vrij abrupt.

De roman kent een zeer interessant thema: lucide dromen en het gevaar dat op de loer ligt als je wroet in andermans nachtmerries. Ondanks de eerdere kritische opmerkingen, mag gezegd worden dat dit boek een plek verdient op die boekenplank vol prachtige exemplaren, die je liever niet uitleent aan je vrienden en familie. Het is een mooi en verrassend boek, beeldend genoeg om je als een onderzoeker à la Sylvie te wanen in een slaapkliniek vol verontrustende dromen.

Boeken / Fictie

Een droom van vernieuwing

recensie: Het meesterwerk – Émile Zola

Het boek noch de vertaling ervan komen vers van de pers, maar dat deert bij een klassieker als Het meesterwerk (1886) van Émile Zola niet. Sterker nog: al lezend over nachtelijk Parijs doemen beelden op van een film uit 2011: Midnight in Paris. Zó actueel is en blijft de roman.

Een roman over – meldt de flaptekst – ‘het leven [dat] wordt opgeofferd voor de kunst’. Het hoofdpersonage, Claude Lantier, werkt aan een groot schilderij, geïnspireerd door Christine, een meisje dat hij na een enorme treinvertraging in een onweersbui onderdak voor een nacht bood. Het was een doek dat ter inspiratie zou dienen voor Manets beroemde Le déjeuner sur l’herbe (Musée d’Orsay, Parijs). Het was, schrijft Zola, ‘de toekomst die heimelijk in hem ontlook’. De toekomst die bekend zou worden als het impressionisme, of zoals Claude – nog niet op de hoogte van die term – zou zeggen: ‘Je moet het voelen, moet léven! Zonder de foefjes en slappe sausjes van de École des Beaux-Arts’.

Édouard Manet – Le Déjeuner sur l’herbe (1863)

Vrienden

De schilder is onzeker over zijn talent en leeft pas op te midden van zijn vrienden: vier kameraden van allemaal zo’n twintig jaar, die de straten van Parijs onveilig maken. Onder hen de schrijver Pierre Sandoz, waarin Zola trekken van zichzelf verwerkte. Sandoz (en Zola) werken aan ‘een serie boeken, (….) episodes die met elkaar samenhangen, maar elk hun eigen kader hebben’. De lezer herkent hierin Zolas Rougon-Macquartserie, waarvan Het meesterwerk de veertiende van de twintig romans is.

Zoals Sandoz trekken van Zola vertoont, zo is Claude het amalgaam van verschillende schilders, waaronder Paul Cézanne, die na het verschijnen van de roman met zijn vriend Zola brak. Twee andere vrienden, architectuurstudent Louis Dubuche en beeldhouwer Mahoudeau (waarin je Maillol herkent) maken de kring compleet. Wat mist is tussen twee haakjes een componist, hoewel bekend is dat Zola van muziek hield, met name die van Richard Wagner, die in het toenmalige Parijs op veel weerstand kon rekenen.

Het meesterwerk is dus nauwelijks een kunstenroman te noemen, waarin bijvoorbeeld de hiërarchie van de kunsten centraal staat. Het is wel een kunstenáársroman en deels ook sleutelroman. Alle kunstenaars die ten tonele worden gevoerd, leven met dezelfde droom: vernieuwing, in het verlengde van de ‘volgende eeuw van wetenschap en democratie’.

Claude en Christine

De scènes over de voorzichtige toenadering tussen Claude en Christine en later het uiteendrijven ervan – dat als een spiegelbeeldig proces wordt beschreven – behoren tot de hoogtepunt van de roman. De houding van Claude wordt door een vrouw die graag model voor hem had willen staan, omschreven als de ‘onbeholpen schuwheid van een groot kind’, wat raak getroffen is. Een groot kind dat er steeds meer van overtuigd raakt dat hij het grote publiek op z’n minst wil opvoeden, zo niet choqueren.

Samen met Christine verhuist Claude naar Bennecourt, waar hij vooraleerst niet aan schilderen toekomt. Bennecourt is overigens de plaats waar Claude Monet in 1868 zijn bekende Au bord de l’eau (Art Institute of Chicago) schildert. Christine raakt in verwachting en Claude begint weer te schilderen. Jacques, hun zwakke zoontje, bekijkt hij ‘alleen maar met een kunstenaarsoog, als onderwerp voor een meesterwerk’.

Claude Monet – Au bord de l’eau (1868)

De Salon

Ook met zijn vrienden ontstaat een zekere verwijdering, die later uit zal lopen op een breuk. In de tijd dat hij in Bennecourt woonde, alvorens dat Christine, Claude en Jacques naar Parijs verhuizen, zijn de vrienden verbitterd, afstandelijk, egoïstisch en koeler geworden. Met uitzondering van Sandoz. Claudes schilderijen worden stelselmatig door de Salon geweigerd, maar dit weerhoudt hem er niet van nieuwe studies van het licht te maken ‘en hoe dat uiteenviel, heel exact waargenomen, maar indruisend tegen alles wat het oog gewend was, door blauwe, gele, rode accenten te leggen waar niemand gewend was die te zien’. Het impressionisme was met andere woorden geboren. En hoewel in de openlucht schilderen door de uitvinding van de verftube al bestond, overvallen driftbuien Claude, wanneer deze techniek niet zo wil vlotten. En op het laatst eigenlijk niets meer. Een Werdegang die zich goed laat volgen.

Het schilderen wordt een gevecht en het kwam Christine voor dat ‘er een derde bij hen was ingetrokken, alsof hij een maîtresse in huis had gehaald, die vrouw die hij naar haar evenbeeld schilderde’. Zijn vrienden kwamen steeds minder langs, nog steeds met uitzondering van Sandoz. Claude, Christine en Jacques verloederen. Jacques sterft en Claude maakt een tekening van het dode kind dat hij naar de Salon stuurt. Na veel gesteggel wordt het door de jury toegelaten om vervolgens door het publiek ofwel te worden genegeerd ofwel uitgelachen. Het was Sandoz die hem erop moest wijzen hoeveel invloed zijn zonniger schilderijen en thematiek hadden verworven. Het verdriet Claude, die authentiek wil zijn, net als Sandoz, die zijn eigen boeken omschrijft als lezen we een beschrijving van Zolas naturalisme: ‘Mijn gedurfde taal, mijn fysiologische personages, die evolueren onder invloed van hun milieu’.

De pers moet er evenmin wat van hebben als van Claudes schilderijen. Sterker nog: Claudes vroegere vrienden beginnen hem er de schuld van te geven dat hij ze kapot heeft gemaakt, van hun originaliteit heeft beroofd. Christine zegt tegen haar man dat als hij ‘geen groot schilder kan zijn, [dat] er dan altijd nog het leven is’. Maar zelfs dat blijkt er niet meer te zijn. Claude gaat ervan uit dat hij geen meesterwerk heeft geschilderd. Wij mogen als lezers concluderen dat Zola met zijn prachtig vertaalde roman er wél een heeft geschreven.

Muziek / Album

Als een ijzig takje in de sneeuw

recensie: Winterreise, Franz Schubert
Creative Commons

Het gaat goed met Franz Schubert. Altijd eigenlijk wel, maar nu verschijnen opnames die een actuele laag aan zijn werk toevoegen. Bijvoorbeeld aan zijn liedcyclus Winterreise. De een nog spectaculairder dan de ander. Om nog maar te zwijgen over de nieuwe biografie over hem van de hand van Robert Joost Willink, die de componist in Beethovens schaduw belicht.

Om te beginnen eerst iets over de vroeg-romantische Winterreise zelf. Het is een cyclus van maar liefst 24 liederen op tekst van Wilhelm Müller, die Schubert in 1827 schreef voor een niet nader aangeduide, naar eigen keuze in te vullen zangstem en piano. De cyclus vormt achter elkaar gezongen het verhaal van een man die door zijn geliefde is verstoten en vol liefdesverdriet de winter instapt. Hij zoekt zielenrust en vindt die op het eind, wanneer hij op een bevroren meer een man met een draailier (de dood) tegenkomt.

Martijn Cornet

Het begon met een opname door de bariton Martijn Cornet met het Ragazze Quartet. Een strijkkwartet, terwijl het origineel voor piano is gecomponeerd? Ja, maar niet in de zin van pianobegeleiding; de piano heeft een verre van ondergeschikte rol, en als je het goed doet, biedt de klank van het strijkkwartet soms zelfs een meerwaarde. Die strijkers kunnen door de mogelijkheid om aan de kam te spelen (sul ponticello) bijvoorbeeld méér geven dan een piano kan doen, namelijk een ijzige, winterse sfeer oproepen. Ook de draailier mag er zijn, met de doorgaande toon in de cellopartij. De bewerker van de pianopartij, de inmiddels 92-jarige Wim ten Have – zelf strijker –, heeft dit begrepen en ten volle uitgebuit, zonder ook maar ergens over de schreef te zijn gegaan met klankschilderingen.

Joyce DiDonato

Toen kwam er een opname van de Amerikaanse mezzosopraan Joyce DiDonato met Yannick Nézet-Seguin aan de piano, de man die wij kennen als de chef-dirigent die onlangs afscheid nam van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Nu is de vraag: mezzosopraan in plaats van bariton? Is het niet lang traditie geweest dat een lage mannenstem deze liederen over een verlaten man zingt, zoals vrouwen traditiegetrouw Frauenliebe und -leben van Robert Schumann uit dezelfde tijd op hun repertoire hebben? Ja, en dat is nu het spannende, hoewel het niet opeens iets van deze tijd is, want de Duitse, inmiddels 81-jarige mezzo-sopraan Brigitte Fassbaender ging haar bijvoorbeeld al in 2004 voor.

DiDonato ziet de Winterreise als het dagboek van een verlaten geliefde. Na zijn dood blikt de vrouw die hem de laan uit had gestuurd terug op zijn tocht door het winterse landschap. Zij is nu degene die deze reis als het ware beleeft, doorleeft. Soms neemt ze een iets rustiger tempo; ‘Der Lindenbaum’ duurt bij haar vijf minuten, bij Cornet ruim vier. Een opvallend verschil zit bijvoorbeeld in ‘Der Leiermann’, waar het kwartet hun partijen meer dóórzingt en accenten geeft op toonafstanden die Nézet-Seguin niet aaneengebonden, maar los neemt.

Verder zingt DiDonato soms al bijna net zo ijl als de strijkers van het Ragazze Quartet. Neem bijvoorbeeld het lied ‘Auf dem Flusse’, waarin ze op een gegeven moment zó zacht zingt, dat haar stem lijkt te breken. Als een ijzig takje in de sneeuw.

Twee verschillende opnames van een prachtige liedcyclus. Twee verschillende opvattingen, allebei afwijkend van wat we kennen en meer dan de moeite waard.

Boeken / Non-fictie

Lofzang op het werken met de handen

recensie: In de vingers. Filosofie van de vaardigheid – Louw Feenstra V

Mensen zijn makers. Hoewel we vaak spreken van een tegenstelling tussen doen en denken, is de evolutie van onze handen en ons hoofd gelijk opgegaan. In In de vingers. Filosofie van de vaardigheid verkent wetenschapsfilosoof Louw Feenstra V manieren om na te denken over de unieke relatie tussen de makende mens en zijn omgeving.

Van filosofische beschouwingen tot de ervaringsdeskundigheid van een glasblazer: Feenstra belicht de praktische vaardigheid vanuit allerlei perspectieven. In vier delen, Lijnen, Ontwikkelingen, Systemen en Knopen volgen we de totstandkoming van zijn inzichten in het werken met de handen.

Umwelt

In de vingers is duidelijk gestructureerd, met in- en uitleidingen van de hoofdstukken en informatieve kaders. Feenstra begint dan ook met het afbakenen van de belangrijkste begrippen, waaronder Umwelt: de omgeving waarin en waarmee de mens creëert. Het gaat daarbij niet zomaar om de fysieke omgeving, maar om de manier waarop de mens deze zélf waarneemt via de zintuigen. Een belangrijk verschil, zo zal later blijken.

In Ontwikkelingen verkent de auteur de verhouding tussen kunde en weten. Hij gaat onder andere in op de vraag wat precies creativiteit is. Dat is namelijk nogal een geheimzinnig en paradoxaal fenomeen: het berust op onvoorspelbaarheid en een oplossing waar veel creativiteit voor nodig is kan achteraf juist heel logisch lijken. Ook bespreekt Feenstra wonderkinderen: waarom worden sommige kinderen heel bedreven in één ding? Het wordt duidelijk dat de relatie tussen wereld en maker veelzijdig en complex is.

Wij zijn niet ons brein

Ook een maatschappelijke dimensie komt aan de orde. In Systemen wordt duidelijk dat denken in termen van lichaam en Umwelt een interessant alternatief vormt op het denken over cognitie van neurowetenschappers, die zich volgens Feenstra beperken tot een verhaal over de input en output van hersenen. ‘Een ontspoord, vakblind brein houdt zelfs vol dat een mens zijn brein is!’

In plaats daarvan kunnen we ook nadenken over hoe de mens naast een biologische entiteit, ook een cultureel product is: ‘Het lichaam, inclusief geest, ziel, mind, vormt en hervormt zich continu tijdens het leven, door de ingebakken groeimogelijkheden en onder invloed van continue veranderingen in zijn Umwelt.’

Volgens de filosoof is het geheel van lichaam en geest sterk verbonden met de omgeving en zijn de grenzen daartussen onscherp. ‘Als we bijvoorbeeld tijdens het denken papier en potlood gebruiken, dan worden die onderdeel van ons denkproces,’ schrijft Feenstra. Denkbeelden en materie vormen een doorlopend geheel. We kunnen ons afvragen in hoeverre wij niet alleen de dingen om ons heen gebruiken, maar deze ook hun uitwerking hebben op de mens.

Inzichtelijk

In de vingers is een overzichtelijk werk met veel voorbeelden uit de praktijk. Het beweegt zich door verschillende vakgebieden en is gestoeld op ervaringen uit allerlei walks of life, wat het erg inzichtelijk maakt.

De duidelijke, stapsgewijze benadering van de stof geeft In de vingers een educatieve kwaliteit. Dat het daardoor soms wat schools en weinig meeslepend is, draagt tegelijkertijd bij aan de betrouwbaarheid van de auteur en de fijne, solide feitelijkheid van dit heldere boek.

Boeken / Fictie

Dramatischer wordt het niet

recensie: Het geheim van Silvermoor - Tracy Rees

Het klinkt toch allemachtig, verdomde duister: Het geheim van Silvermoor. De titel van de nieuwe roman van Tracy Rees, een laatbloeier in de schrijverswereld, maakt de lezer benieuwd naar dé grote ontknoping. De dramatiek druipt van de bladzijdes af en de schrijfstijl is onmogelijk zoet, maar genieten doe je als liefhebber van romans à la De zeven zussen alsnog.

Een geschiedenis van kolen en roet

Na haar debuutroman Mijn zomers aan zee uit 2018, komt Rees op de proppen met een eveneens zeer dramatisch verhalende roman, waarin uiteindelijk de romantiek de grootste spil is. Deze nieuwe roman draait om Tommy Green en Josie Westgate, die beiden opgroeien in een mijnwerkersgezin. Ze komen uit twee rivaliserende dorpen. Tommy uit Grindley en Josie uit Arden. Dorpen die behoren tot het grotere landgoed van de eigenaren van de mijnen. De mijnwerkers uit Arden werken onder de wreedaardige Barridges, die vanaf hun landgoed Heston Manor iedereen betuttelden totdat hun oudste zoon op dat landgoed verongelukte en hun heil elders zochten. De koempels uit Grindley werken daarentegen voor de goedhartige graaf Sedgewick, die woonachtig is in de villa Silvermoor. Hoe aardig deze graaf ook mag zijn, zin om voor deze hoge pief te gaan werken heeft de veertienjarige Tommy niet.

Aan het begin van de zomer, in het jaar 1897, lopen Tommy en de iets jongere Josie elkaar tegen het lijf tijdens een wandeling. Er bloeit al snel een hechte vriendschap tussen de twee verdoemde kinderen, die hun leven lang hard zullen moeten werken. Tommy is een leven tussen de kolen beschoren, maar zou het liefst verder willen leren, leren, leren. Zijn meester Latimer weet deze droom al snel in de kiem te smoren en confronteert Tommy met het verleden van zijn familie: generatie na generatie hebben de Greens onder de grond gewerkt in de mijn de Crooked Ash en Tommy moet het niet in zijn hoofd halen om zijn eigen plan te trekken. Zelfs een ongeval in de mijn, waarbij een broer van Tommy om het leven komt, zet Tommy’s vader niet op andere gedachten: Tommy zal de familietraditie voortzetten.

Rooskleuriger gaat het er bij Josie thuis zeker niet aan toe: zowel haar vader als haar moeder geven haar bij het minste of geringste een draai om de oren. Gelukkig ontfermt de dappere buurvrouw Dulcie Embry, die hoge ogen gooit als ze als vrouw de winkel van haar overleden oom overneemt, zich met enige regelmaat over de kleine meid. Josie, die met haar lange, rode lokken een vreemde eend in de bijt is in de familie, is ook een kind dat van een betere toekomst droomt. Als ze op een dag de nicht van graaf Sedgewick, juffrouw Coralie, redt van een stel belagers, kan ze zich eindelijk ontdoen van haar troosteloze thuissituatie. Ze wordt namelijk het nieuwe kamermeisje van de knappe juffrouw, die eveneens golvend rood haar heeft… Vanaf dat moment lijken de kansen zich voor de ‘vrienden’ Josie en Tommy op te stapelen, gezien de vele privileges die Josie geniet in haar nieuwe functie.

Tommy weet overigens maar al te goed tot wie hij toenadering moet zoeken. Na een feest op landgoed Silvermoor, waar alle mijnwerkers voor één keer welkom zijn, wordt hij dikke maatjes met de jonge graaf in spé Walter Sedgewick, met wie hij er een lange briefwisseling op nahoudt. Deze prille vriendschap opent de ene na de andere deur voor Tommy. En dit zijn bij lange na nog niet eens alle lijntjes die Rees heeft uitgezet. Als Tommy en Josie ’s avonds op de vlucht zijn en per toeval op het verlaten landgoed Heston Manor belanden, krijgen ze de schrik van hun leven als ze daar op een gestalte met een lang, wit kapsel stuiten. Is die persoon dan de verwezenlijking van het geheim van Heston Manor, uh, Silvermoor?

Luisterrijk verhaald

Het verhaal wordt luisterrijk verteld; woorden komen Rees niet te kort als ze vertelt over de liefdesgeschiedenis van Tommy en Josie die bol staat van de tragiek en dramatiek (en alle andere woorden die eindigen op -iek). Het hele gevoelswezen van haar twee jonge hoofdpersonages komt naar voren. Hiervoor leent de vertelinstantie zich ook voor. In het ene hoofdstuk is Tommy de ik-verteller en Josie in het andere. De twee stemmen wisselen zich voortdurend af. Toch laat dit ook veel ruimte over voor erg overdreven reacties en gevoelens. Het doet af en toe wel erg grotesk en theatraal aan. Zozeer, dat het boek niet bepaald aan geloofwaardigheid wint. Integendeel, de schrijfstijl benadrukt alleen maar hoe onrealistisch en overdreven het verhaal is. En langdradig, zo nu en dan. Er gebeurt ontzettend veel in het boek en er komen vele personages voorbij, zonder dat het je begint te duizelen, maar toch blijft Rees soms wel erg hangen in hoe zus en zo zich voelde bij dit en dat moment etc. etc. De dialogen die de personages onderling met elkaar voeren, zijn niet altijd even logisch te noemen. Vooruit, misschien spraken ze omstreeks 1900 net iets chiquer en met een meer beladen stem, maar dat vrijwel geen enkel personage wordt gestuurd door ratio, is weinig aannemelijk.

Milieu ontstegen

Toch moet gezegd worden dat Rees haar personages laat opbloeien. Slechts in 416 pagina’s zie, hoor en voel je welke karakterontwikkeling Tommy en Josie doormaken. Van twee onschuldige dorpskinderen, veranderen ze in twee ambitieuze, geharde jongvolwassenen die hun tijdsgeest ontstijgen én voornamelijk hun milieu. Een milieu dat wél waarheidsgetrouw wordt weergegeven, want je kunt je helemaal voorstellen hoe armoedig en armetierig het leven van mijnwerkers geweest moet zijn. Geen mijnwerker die het in zijn hoofd haalde om te protesteren voor een hoger loon om zijn familie te kunnen voorzien van voedsel. Voor jou tien anderen. Dat doorvoel je als lezer. Die angst en die onzekerheid liggen uiteraard ten grondslag aan de argwaan die de families van Tommy en Josie hebben ten aanzien van hun dromen.

Deze roman leest uiteindelijk weg als een kostuumdrama. Het leent zich voor een glansrijke serie over het wel en wee in het leven van een gemiddelde mijnwerker. Het gaat naast liefde, ook over de moed van de jonge protagonisten. Een van hen weet zich letterlijk vanuit een diep dal op te werken. Een roman voor iedereen die er niet voor terugdeinst om te worden overladen met clichématige uitspraken, onrealistische uitlatingen over de liefde en ongeloofwaardige voltrekkingen van het lot.

Boeken / Fictie

Onder het juk van Big Tech

recensie: Ondertussen in Dopamine City - DBC Pierre (vertaald door René Kurpershoek)

Booker Prize-winnaar DBC Pierre maakt het de lezer niet makkelijk in Ondertussen in Dopamine City. De lezer laveert tussen twee tekstkolommen: links het doorlopende verhaal en rechts een constante feed van dystopische nieuwsberichten.

Zijn zelf aangenomen naam vormt een blijvende herinnering aan Pierres verslavingsverleden: DBC staat voor Dirty But Clean. De scherpe randjes vinden we voortaan enkel terug in zijn werken, waarin hij met grove maar rake streken geheel eigen universums schept. De soms tegen stream-of-consciousness-aanschurkende vertelstijl in combinatie met excentrieke personages verraden dat dit het werk is van een bezetene, iemand die weinig opheeft met conventies. Pierres verhalen knallen van de pagina. Dat is hem ook in zijn nieuwe roman gelukt; zijn aanklacht tegen Big Tech is even eigenzinnig als treffend.

Geest uit de fles

Weduwnaar Lon Cush verdient zijn kost als rioolwerker, tot hij van de ene op de andere dag wordt vervangen door een robot. Ook op het thuisfront loopt het niet op rolletjes: Lon dreigt de voogdij kwijt te raken over zijn ‘kettertjes’: de twaalfjarige wat teruggetrokken Egan en de vroegwijze negenjarige Shelby. Waar hij zich lange tijd afzijdig kon houden van de snel veranderende wereld – door zijn tijd letterlijk onder de grond door te brengen – wordt hij in één klap geconfronteerd met de technologische ontwikkelingen die bezit hebben genomen van de wereld om hem heen.

Zo wist Lon tot voor kort smartphones buiten de deur te houden, maar de kinderbescherming dwingt min of meer af dat het gezin gebruik gaat maken van hun app. Vooral Shelby weet niet hoe gauw ze de tijd waarin haar een telefoon werd onthouden moet inhalen en slaat als een bezetene aan het vloggen. Ook Lon zelf zwicht uiteindelijk voor de technologische mogelijkheden, wanneer die hem in staat stellen opnieuw tijd door te brengen met zijn overleden vrouw. In een handomdraai wordt een levensechte ‘rep’ – ofwel een digitale kopie – van haar gemaakt.

Verdeelde aandacht

We leven in een wereld waar grote techbedrijven met de dag bedrevener raken in het opeisen van onze tijd en aandacht. Pierre zet ons een spiegel voor en geeft fysiek vorm aan die voortdurende afleiding. De vaak krankzinnige maar ook grappige nieuwsberichten in de rechter tekstkolom creëren niet enkel een passende context maar wedijveren tegelijkertijd met het eigenlijke verhaal.

Als lezer dien je zelf een leesvolgorde te vinden. Het is een vermoeiende oefening, maar wel effectief in het bewustmaken van een leesgewoonte die we vandaag de dag vaak al hebben. Gewend als we zijn aan schakelen tussen telefoon, computer, tabbladen en apps vinden we het misschien al niet eens zo raar meer om op deze manier onze aandacht te verdelen. Geen geruststellende conclusie.

Boeken / Non-fictie

Hoe lossen we de klimaatcrisis op?

recensie: Marjan Minnesma en Jan Terlouw – Bezorgde brieven

Er wordt nu alles op alles gezet om de coronacrisis te bestrijden, maar een andere grote crisis lijkt daarbij op de achtergrond te komen. Dat de planeet onherroepelijk wordt beschadigd door klimaatverandering is allang bekend, maar dit lijkt maar niet door te dringen tot de politiek. In Bezorgde brieven bespreken Jan Terlouw en Marjan Minnesma de stand van zaken. De tijd dringt, er moet nú actie worden ondernomen. Een interessant gesprek tussen twee ‘kli-maten’.

“Lieve Kli”, schrijft Jan Terlouw aan Marjan Minnesma. “Mijn partner duidde ons onlangs aan als twee onverschrokken kli-maten.” “Wat een mooie omschrijving”, reageert Minnesma. “Ik ben zeer vereerd.”

Jan Terlouw, natuurkundige, oud-politicus en kinderboekenschrijver en Marjan Minnesma, directeur van Urgenda, hebben elkaar gevonden in hun bezorgdheid over de klimaatproblematiek. In een persoonlijke briefwisseling vertellen ze waar hun drijfveer vandaan komt en delen ze hun kennis en inzichten.

Oplossingen

Minnesma heeft vijf jaar geleden met Urgenda de Nederlandse overheid voor de rechter gedaagd, omdat de regering zich niet houdt aan het klimaatakkoord. In de week dat het boek verscheen, was zij hier opnieuw mee in het nieuws. Als de regering niet snel laat weten hoe zij de klimaatdoelen gaan bereiken, stapt Urgenda opnieuw naar de rechter.

Terlouw heeft veel kennis over alternatieve, duurzame energiebronnen en over de werking van de politiek. Samen denken ze na over een mogelijke oplossing om uit het doemscenario te komen waar we ons nu in bevinden.

In vergelijking met de corona-aanpak stelt Minnesma voor om een Klimaat Management Team op te richten, met wekelijkse persconferenties om de urgentie hoog te houden. Terlouw betwijfelt of dit zal werken. Bij de corona-aanpak is het wel duidelijk geworden dat vriendelijk vragen en dringend adviseren niet voldoende is. “Gaan mensen minder vliegen zolang goedkope vluchten nog worden aangeboden?”

Een nieuwe koers

Ze plaatsen de problematiek ook in een grotere context. De overheid die zich steeds verder van de bevolking afkeert – denk aan de toeslagenaffaire – en die zich wel lijkt te bekommeren om de grote bedrijven, maar niet om de gewone man die van een bijstandsuitkering moet leven. Het marktdenken heeft de verzorgingsstaat afgebrokkeld, daar zijn ze het allebei wel over eens.

Het is tijd dat de overheid een nieuwe koers gaat aannemen, bepleiten ze. Minnesma: “Het zou al een enorme vooruitgang zijn als de nieuwe regering straks bij elke beslissing kijkt of die past binnen de eis en wens om onder de 1,5 graad opwarming wereldwijd te blijven.” Dan zouden er geen snelwegen worden gebouwd ten koste van natuurgebieden, dan zou er niet onnodig veel geld naar vliegvelden gaan. Het is kortom tijd voor een minister van Duurzaamheid, die zich ervoor inzet om betere beslissingen te nemen.

Het antwoord ligt in de politiek

“Vrijwel altijd als ik ergens spreek over de klimaatverandering en de teloorgang van de biodiversiteit, wordt me de vraag gesteld: wat kan ik doen?”, vertelt Terlouw. Zijn antwoord: word lid van een politieke partij, “want dan neemt je invloed geweldig toe.” Mensen kunnen wel minder vlees eten, minder vliegen, voor duurzame energie kiezen, maar zolang de politiek het probleem niet serieus neemt verandert er weinig. Het is te hopen dat een paar politici deze brieven lezen. De oplossingen liggen klaar, zo wordt duidelijk in dit verslag, het is alleen nog wachten tot Den Haag durft te handelen.

Boeken / Fictie

Script voor een horrorfilm

recensie: Orakel - Thomas Olde Heuvelt

“De nieuwe Stephen King komt gewoon uit Nijmegen”, kopte de krant De Telegraaf op 3 mei 2019. Een groter compliment bestaat er niet voor een thrillerschrijver als Thomas Olde Heuvelt, die wereldwijd doorbrak met zijn boek HEX (2016). In mei 2019 volgde het boek Echo, dat voor menige fan een ongelofelijke deceptie was, vanwege de langdradigheid. Nu bewijst Olde Heuvelt met zijn nieuwe thriller Orakel dat HEX geen eendagsvlieg was, geen ‘eenmalig kunstje’, maar dat hij toch écht de Nederlandse King in wording is.

Spookschip

Op een gure winterochtend staat het er opeens: het eeuwenoude schip Orakel. Zomaar tussen de weilanden bij Allemansend. Het zijn de schoolgaande tieners Luca Wolf en Emma Reich die op dit achttiende-eeuwse zeilschip stuiten. Vol grappen en grollen klimmen ze op de krakende vloerplanken van het dek. Emma bewijst tegenover Luca dat haar stoerdoenerij niet geveinsd is en ze springt door het luik om de binnenkant van het schip te bekijken. Eenmaal binnen hoort Luca haar angstig roepen: ‘Wacht, is hier nog iemand? […] Luca, ben jij dat?’. Als hij haar hartverscheurend hoort gillen, wil hij niets liever dan haar achterna duiken naar het binnenste van het schip, maar iets houdt hem tegen… Het duurt niet lang voordat de hulptroepen ook een kijkje komen nemen: twee jongens van school, Emma’s en Luca’s vader, een hele rits aan politieagenten en andere voorbijgangers.

Uiteindelijk verdwijnen er, tezamen met Emma, elf mensen in wat Luca in zijn hoofd het ‘spookschip’ is gaan noemen. Iedere keer als een persoon het schip verdwijnt in de ‘kabeljauwkelder’, klinkt er een ijzingwekkende bel. Een oude scheepsbel, zoals die vroeger in het huishouden van kwekerij-eigenaar Wim Hopman luidde. Een bel waarmee hij vroeger naar binnen werd gelokt om te komen eten. Een geluid dat hard door je binnenste dringt en symbool staat voor het onheil dat op de loer ligt.

Al snel wordt Hopman ondervraagd door een bende eigenaardige en ook nogal angstaanjagende lui van algemene inlichtingen (‘pakket NOVEMBER-6’), die werken voor de ijzige lady in charge Eleanor Delveaux. Aangezien het al snel duidelijk moge zijn dat er bovennatuurlijke krachten werkzaam zijn, roept Delveaux de hulp in van een oude bekende (van zowel haarzelf als de trouwe lezers van Olde Heuvelt): Robert Grim, de chef veiligheid van HEX. Hij is van het type ‘gestoorde professor’, de persoon die meegetrokken wordt in een avontuur, terwijl hij het liefst de hele dag aan de whisky Glenfiddich zou zitten. Een noodzaak voor hem, om de gedachten aan al die doden in Beek-Ubbergen te vergeten, alwaar een andere, bovennatuurlijk wezen huishield. Robert Grim is het personage dat het verhaal voorziet van een humoristische ondertoon, die luchtigheid creëert in een boek dat voor de rest behoorlijk grimmig van aard is. En met name iets veel belangrijkers: hoop.

“Geef en geef in overvloed”

Wie Olde Heuvelts boeken leest, kan zich geen illusies permitteren. Man, vrouw, oud of jong: er is geen genade, voor geen enkel slachtoffer. En slachtoffers, daar zijn er meer dan genoeg van in Orakel. In principe is de protagoniste, de 13-jarige Luca Wolf, impliciet het grootste slachtoffer. In één dag verliest hij zijn beste vriendin Emma en zijn vader Alexander. Het gezin, dat verder bestaat uit moeder Barbara en zusje Jenna, wordt tijdelijk ondergebracht in een safe house. Luca, een opstandige puber, duldt geen enkele vorm van autoriteit en probeert uit volle macht NOVEMBER-6 uit zijn leven te bannen. De agressie die Luca vertoont, is vaak iets té buitensporig. Ook de andere personages in het boek hebben een nadrukkelijk opvliegend karakter en geweld lijkt in dit boek vanzelfsprekends, het doel heiligt vaak de middelen.

Waarschijnlijk wordt het strijdbare karakter van Luca voornamelijk aangetast door de visioenen die hij krijgt van Nunyunnini, de mammoetgod van de eerste mensen die 16.000 jaar geleden voet aan wal zetten in Amerika. Daarnaast vindt hij op het strand, waar het schip staat, een kijkertje, waarmee hij letterlijk kan terugblikken in de tijd. Alsof dat niet verwarrend genoeg is, staat Emma twee maanden na haar verdwijning ’s nachts aan zijn bed. Ze ziet er ziek en gelig uit, ze stinkt ontzettend naar vis, ze glimlacht op een angstaanjagende manier en ze heeft één dringende boodschap: “Geef en geef in overvloed.” De volgende dag schrikt hij wakker: was dit een droom, nachtmerrie of een voorbode voor iets heel kwaadaardigs?

Nachtmerries verzekerd

Luca is niet de enige die worstelt met zijn demonen. Olde Heuvelt laat vele personages de revue passeren en geeft hen allemaal een eigen – uitgebreid en complex – verleden. Er worden allemaal zijwegen ingeslagen die in eerste instantie niet heel veel lijken toe te voegen, maar later allemaal samenkomen op het einde van het verhaal. Olde Heuvelt heeft misschien wel een iets té grote wereld geschapen met te veel bijfiguren. Het maakt het verhaal zeker niet onduidelijker – hoogstens ingewikkelder – maar de vraag is wel wat het in wezen nu eigenlijk toevoegt. Zo vermoordt Delveaux een van haar medewerkers, die lijkt te bezwijken onder een soort van PTSS. Dat soort gebeurtenissen maken inzichtelijk hoe verdorven een bepaald karakter nu eigenlijk is. Tot wat voor wrede daden iemand in staat is. Toch hadden heel wat korte lijntjes niet getrokken hoeven worden.

Een personage dat zeker van invloed is op het verhaal, is Safiya, het meisje op wie Luca stilaan hoteldebotel wordt. Wie hun gesprekken volgt – gesprekken die bol staan van de Engelse woorden (wat net iets te vaak wordt gedaan en daarmee ergernis opwekt) – heeft het gevoel een Young Adult te lezen. Een bewuste keuze van de auteur om ook een ietwat jonger leespubliek aan te spreken? Voor de rest lijkt de inhoud van het verhaal echter niet zo geschikt te zijn voor middelbare scholieren. Tenminste, niet voor scholieren die ’s nachts wakker liggen van horrorfilms en bij een spooktocht (georganiseerd door amateurs), smachten naar een hand die ze fijn kunnen knijpen. Daarin ligt de daadwerkelijke kracht van Olde Heuvelt: het vermogen om mensen met woorden zodanig veel angst aan te jagen, dat zelfs de meest stoere bink ’s avonds tweemaal onder zijn of haar bed kijkt om zich ervan te vergewissen dat er geen monster onder ligt. Nachtmerries verzekerd.

Scenario is klaar

Bovendien is er minstens één duidelijk verschil met Echo, namelijk het tempo dat de schrijver in dit boek aanhoudt. Je krijgt zoveel persoonsnamen en plaatsnamen over je heen gestort, dat je soms van voren niet meer weet dat je van achteren leeft en tóch leest het echt als een trein. Het is ook zo onheilspellend en spannend geschreven dat je graag wilt doorlezen. En ergens ook weer niet, als je ziet dat zelfs de meest schattige bijfiguren een lugubere dood vinden. Op het einde van het boek laat de auteur je lang in afwachting zitten, net zolang dat je bijna afhaakt. Het is het enige moment in het boek dat de auteur zijn snelheid verliest en het verhaal ietwat van zijn structuur verliest: het is op dat moment één grote kluwen van namen en begrippen door elkaar heen.

Desalniettemin is het, inclusief het slot, een perfect scenario voor een horrorfilm. Hoe kan het ook anders, met een auteur die zijn woorden zo laat leven. Een auteur die het verhaal zo levensecht maakt door subtiele verwijzingen naar alledaagse zaken te maken, zoals De zeven zussen of bekende Netflix-series als Sex Education en The witcher. Alles wat de personages meemaken, lijkt daardoor haast realistisch. Het betreft doodnormale gezinnen – die overigens een perfecte afspiegeling vormen van de multiculturele samenleving van Nederland – die de gruwelijkheden overkomen. Was het allemaal voorgevallen in een fictieve wereld, dan had menig lezer minder vaak het gordijn opzij hoeven trekken of onder het bed hoeven koekeloeren.

Tot slot moet gezegd worden dat dit soort boeken in de Nederlandse boekenwereld haast geen gelijke kent. Wie anders weet een zo uitvoerig en origineel plot met talloze intertekstuele verwijzingen (Olde Heuvelt heeft goed in vroegere studies zitten neuzen) met zo weinig genade voor zijn eigen gefabriceerde personages op papier te zetten? Het mag een opluchting heten dat dit boek tussen al die boeken van De zeven zussen ligt – naar wie Olde Heuvelt gekscherend verwijst – en dat (wie weet) het lezerspubliek ook eens een boek leest dat ver buiten de gebaande wegen van de literatuur reikt.

Boeken / Fictie

De heldin achter de monarchie

recensie: Amalia - Matthias Rozemond

Welk (middeleeuws) hof wordt niet omgeven door leugens en intrige? Schrijver Matthias Rozemond biedt met zijn nieuwe historische roman Amalia een geloofwaardig inkijkje in het leven van de grondlegster van onze monarchie. Als lezer volg je Amalia van Solms-Braunfels (1602-1675) op de voet en haar belevenissen suizen na tot in je oren.

Achterdocht en huichelarij

Onze huidige prinses van Oranje, de 17-jarige Amalia, heeft een wel heel beminnelijke en vrijgevochten voorouder, met wie ze haar naam deelt. In 1621 is Amalia van Solms-Braunfels hofdame van koningin Elizabeth van Stuart (a.k.a de ‘Winterkoningin’), van wie de huidige Britse koningin Elizabeth II afstamt. Als Amalia samen met Elizabeth en een hele schare aan hofdames arriveert in De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, is er meteen sprake van achterdocht en huichelarij. Elizabeth is woest op Amalia, die de hofdame Hannelore en de kroonjuwelen van Elizabeth ‘opoffert’ als ze tijdens hun vlucht vanuit Praag worden overvallen door een bende. Elizabeth betreurt dit verlies en wil Amalia maar al te graag laten vervangen. In de tussentijd doet Amalia er alles om haar positie veilig te stellen. Gelukkig maar dat haar zusje Louise Christine, tevens hofdame van Elizabeth, haar alle nieuwe, sappige roddels in het oor kan fluisteren. Hoewel Amalia haar koningin niet langer kan bekoren, windt ze wél de ene hertog na de andere graaf om haar vinger. Ze probeert een zo mooi mogelijk toekomstbeeld voor zichzelf te schetsen, maar wordt door menig baron keihard op haar vingers getikt als ze het spel wel érg geniepig speelt.

Pion van de landverrader

De meest gevaarlijke liefdesrelatie die ze aangaat is die met Willem van Oldenbarnevelt. Eén van de twee zoons van de gedoemde raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt, die prins Maurits van Oranje na een geschil over het landsbestuur liet onthoofden op het Binnenhof in Den Haag. De arme Van Oldenbarnevelt was maar liefst 71 jaar toen hij werd geëxecuteerd en was volgens bronnen ‘niet meer helder van geest’ (zoals in het boek ook wordt beaamd). Amalia vindt diens executie maar oneerlijk en iets in haar binnenste schreeuwt om vergelding en rechtvaardigheid. Dit maakt van haar de ideale handlanger voor Willem van Oldenbarnevelt, die zich aan haar voorstelt onder de schuilnaam ‘Guntersteyn’. In haar ziet de knappe (en getrouwde) Guntersteyn een pion, waarmee hij alle nodige zetten kan doen om zijn o zo geliefde vaderland te redden van een slechte stadhouder die de ene strategische fout na de andere maakt.

Blind voor zijn affectie laat Amalia zich meevoeren in zijn snode plannen, maar wordt op den duur geconfronteerd met het stugge doorzettingsvermogen van Guyntersteyn. Hoelang kan haar liefde voor de zoon van een landverrader in stand blijven? Wellicht wordt het tijd om haar zinnen te zetten op een wat meer respectabele jongeman, aan wie wél de waardering en het respect toekomt van de hogere kringen. Wat te denken van Maurits’ zoon, Willem van Nassau? Haar koningin ziet Amalia maar al te graag met hem in het huwelijksbootje stappen. Elizabeth wil koste wat kost degene blijven die met de scepter zwaait, ook in haar nieuwe thuis de Republiek. Zal Amalia de wens van haar koningin, die zich onuitstaanbaar gedraagt, inwilligen of streeft ze haar eigen ambities na?

Feiten of fictie?

De grote vraag bij historische romans blijft: hoeveel is nu daadwerkelijk fictie? De scheidslijn tussen feit en fictie wordt makkelijk overschreden. Ook in dit boek zijn bepaalde gebeurtenissen ogenschijnlijk geromantiseerd, maar dat neemt niet weg dat dit boek zeer geënt lijkt te zijn op de geschiedenis. Rozemond laat zien dat hij zich volledig de tijdsgeest van de 17e eeuw eigen kan maken. Niet alleen door zich te bedienen van een soort chiquer en toepasselijk taalgebruik om de innerlijke gedachtenstroom (“Het was vreselijk om onder ogen te zien: ze was een hopeloos meervoudig wezen, overgeleverd aan haar grillen”) en situaties (“Die lag erbij als de vreedzaamheid in eigen persoon”) in mooie bewoordingen te vangen, maar ook door het verhaal te laten leven en te verrijken door telkens alledaagse gebruiken en voorwerpen (voornamelijk wat betreft de kledij, zoals ‘wambuis’ en ’tabbaard’) haast achteloos te laten passeren.

Passages die wél degelijk in twijfel kunnen worden getrokken, zijn de momenten waarop Amalia zich mengt in gesprekken tussen de broer van Maurits, Frederik Hendrik, en zijn compagnons (de Franse en Engelse ambassadeurs zijn kind aan huis) over de scheepvaart en oorlogsvoering. Hoewel de mannen lacherig over haar doen, wordt haar mond nooit volledig gesnoerd door de hoge heren. Ze spreekt zich wel héél vrijelijk uit:

“Amalia had al een repliek paraat, maar het begon tot haar door te dringen dat ze het beter over een andere boeg kon gooien. Aan het standpunt van de heren vanavond viel niet te tornen. Het zou zonde zijn om in verontwaardiging te blijven hangen. Haar argumenten konden nooit op tegen de wijn. Wat nou als ze probeerde garen te spinnen bij hun vooringenomenheid?”

Het is maar te hopen dat de daadwerkelijk bestaande Amalia van Solms-Braunfels die ruimte toebedeeld kreeg en dat ze niet continu werd gewezen op haar ondergeschikte rol als vrouw.

Verfilming waard

Wat dit verhaal zo aantrekkelijk maakt – naast het feit dat het een interessante geschiedenisles is – is het feit dat het zo verhalend gebracht wordt. Voor je geestesoog dringen de beelden zich aan je op. Dit ‘stukje’ literatuur wakkert je verbeeldingsvermogen aan. Ongetwijfeld komen flarden van historische films en tv-series als Michiel de Ruyter (2015) en The Tudors (2007-2010) in je naar boven. De wijze waarop Amalia – die als personage een ongelofelijke karakterontwikkeling doormaakt – op een steeds slinkse wijze iedereen in haar omgeving weet te verleiden én misleiden, had niet prachtiger in woord en geschrift ‘gebeiteld’ kunnen worden. Het is wachten op de verfilming van deze boeiende roman. Het script ligt in ieder geval al klaar.

 

Afbeelding: portret van Amalia van Solms-Braunfels (1650).