Boeken / Non-fictie

Een vrouwelijke blik op de filosofie

recensie: Frank Meester en Aline D’Haese - De zijkant van de filosofie

Frank Meester schreef met Meesters in de filosofie een overzichtswerk met voornamelijk mannelijke filosofen. “Lieve Meester”, schrijft Aline D’Haese in haar openingsbrief in De zijkant van de filosofie. “Waar zijn de vrouwelijke filosofen?”

In een vermakelijke en interessante dialoog beschouwen Frank Meester en Aline D’Haese de geschiedenis van de filosofie door een nieuwe bril. Vanaf de oudheid tot aan de 21e eeuw gaan ze samen op zoek naar de vrouwelijke denkers.

Een nieuwe definitie

Het gesprek gaat er verhit aan toe. “Praat niet steeds door me heen!” klinkt het al op pagina 20. Aanvankelijk vertegenwoordigt Frank de gevestigde orde; de gangbare ideeën over filosofie. Aline presenteert het tegengeluid, wat ze doet door het begrip ‘filosofie’ te verbreden. Ze laat zien dat in de oudheid en middeleeuwen vrouwen opstaan die zich tegen het patriarchaat keren, die heersende opvattingen over vrouwen in twijfel trekken. Het zijn geen filosofen in de klassieke zin van het woord, maar ze laten zien kritische en eigenzinnige denkers te zijn.

Soms zijn het geliefden van mannelijke filosofen – zoals Leontion, geliefde van Epicurus in de oudheid – of vrouwen die in briefwisselingen kritisch zijn op de ideeën van bekende filosofen. In de Verlichting uiten vrouwen zoals Elisabeth van de Palts en Anne Conway zich bijvoorbeeld bescheiden kritisch over het ‘lichaam-geestprobleem’ van Descartes. Hiermee hebben zij invloed gehad op het denken van deze beroemde filosoof.

Steeds meer unieke vrouwelijke denkers

Vanaf de Romantiek vindt een kentering plaats, wat ook gespiegeld wordt in de dialoog tussen Frank en Aline. Frank besluit vanaf hier ‘zijn huiswerk’ te gaan doen en hij gaat zich verdiepen in de materie. Hij openbaart zich zelfs als feminist.

In de 20e eeuw komt het denken over vrouwelijkheid, in termen van gender en sekse, tot een hoogtepunt, met publicaties van onder andere Simone de Beauvoir en Judith Butler. Zij denken na over vrouwelijkheid als cultureel construct. In hoeverre is gender aangeboren of juist aangeleerd?

In het volgende tijdvak laten de vrouwen zichzelf als onderwerp los. Aline:

“Vroeger was het zo vreemd als een vrouw filosoof wilde worden, dat haar eigen denken wel onderwerp móést zijn van haar filosofie. De positie van de (denkende) vrouw en hoe die verbeterd kon worden, was waar zij noodgedwongen over nadacht. Dat er nu al zoveel vrouwen zijn die over andere dingen kunnen nadenken, betekent dat het de goede kant op gaat met de vrouwelijke filosofie.”

Ze doelt op een groep jonge vrouwen in de 21e eeuw, waaronder Eva Meijer en Lieke Marsman, die niet langer de mens centraal stellen maar denken vanuit ‘dingen, dieren, bergen en rivieren’. Aline: “Weg van het humanisme. Weg van de gedachte dat de mens tegenover de natuur staat.” Zo komt het vrouwelijk denken in geheel nieuw vaarwater terecht, met een interessante nieuwe kijk op de wereld.

Met De zijkant van de filosofie laten Aline en Frank zien dat filosofie niet enkel toebehoort aan mannen. Waar de vrouwen in het verleden vaak onzichtbaar bleven doordat ze vaak geen toegang hadden tot onderwijs en wetenschap, komen ze vanaf de Romantiek steeds meer in de openbaarheid. Hoe meer rechten en kansen vrouwen kregen, hoe bekender ze ook werden. Met dit boek bieden Frank en Aline een goede introductie, met ook volop handvatten om je verder in de materie te verdiepen.

Boeken / Non-fictie

Hier valt niets te lachen

recensie: Zachtop lachen - Malou Holshuijsen

De extraverte journaliste, radiopresentator en columniste Malou Holshuijsen (1987) liep jarenlang rond met een jeugdtrauma dat ze met een dosis galgenhumor wist te overschaduwen. In Zachtop lachen durft ze eindelijk open te spreken over deze gitzwarte periode uit haar leven, gekoppeld aan fragmenten over haar Indische oma – die op haar beurt als overlevende van een jappenkamp ook heel wat op haar netvlies had staan.

Een rode draad is er écht niet meteen, de verklaring voor deze opbouw van het boek wordt pas later duidelijk. Holshuijsen maakt continu tijdsprongen, waardoor je de ene keer leest over een zesjarige Malou die uitgefoeterd wordt door haar gestoorde opa Rob Houwop, een andere keer over grofgebekte tiener Malou en weer een andere keer krijgen we flarden van gesprekken tussen een psycholoog en een cynische drieëndertigjarige Malou. Aan het begin van het boek begrijp je meteen waarom Malou wekelijks aanschuift bij een zielenknijper, alwaar ze met tegenzin verhaalt over welke kleine gebeurtenissen zich hebben voltrokken in een week. Ze is ooggetuige van een vreselijk ongeval: een vrouw laat zich zomaar voor de trein werpen én daarmee wordt Malou terug in de tijd gekatapulteerd, terug naar dat noodlottige moment voor het treinspoor…

Traumaverwerking

Normaal communiceren lijkt nog lastig voor Malou, die alles letterlijk ‘weglacht’ en adviezen van de psycholoog zomaar wegwuift, die op zijn beurt zijn ergernis niet tussen banken of stoelen verstopt:

“Nee, en stop eens met deze grappen. Je houdt de boel op, ik wil onze tijd graag goed benutten.”

Duidelijk is dat Malou kampt met vele angsten en dat één van die nieuwe angsten haar teistert na een uitstrijkje: de mogelijkheid op baarmoederhalskanker. Als ze dit deelt met haar scharrel van het moment, Jelle, heeft ze het gevoel dat hij uit medelijden bij haar blijft.

Relaties onderhouden, vindt ze maar lastig. Dat het allemaal pais en vree in huize Holshuijsen was, kan men niet zeggen. Thuis mocht zeker niet gepraat worden over het leed dat Malou’s oma, Helena, ervoer in de Tweede Wereldoorlog, gevangen gezeten in een jappenkamp. Toch proberen Malou en haar broer Thomas, koosnaampje ‘Ans’, al grappend alles uit haar oma te trekken. Malou’s psycholoog denkt dat er sprake is van trauma overdracht en dat Malou als derde generatie ook veel heeft meegekregen van de traumaverwerking in haar familie. Zodanig, dat ze mogelijkerwijs een posttraumatische stressstoornis heeft.

In eerste instantie grijpt Malou dit soort veronderstellingen aan om er een grote hoeveelheid aan sarcastische opmerkingen overheen te gooien, maar op een gegeven moment knakt er iets bij deze schrijfster, die optreedt als anti-heldin in haar autobiografische boek (met fictionele elementen). Richting het einde van het verhaal durft Malou eindelijk te spreken over die ene dag, waarop haar zeehondentrui onder de rode spetters kwam te zitten. Het moment dat ze zo angstvallig probeerde weg te stoppen dat er allemaal irreële angsten voor in de plaats komen: bang om zich in het verkeer te mengen, te voet of op de fiets, uit vrees voor bijna-doodervaringen.

Hardop huilen

Het bovenstaande illustreert duidelijk dat dit boek er niet is om ‘zachtop’ of hardop te lachen, eerder om hardop te huilen of ‘zachtop’ te slikken. En toch slaagt Holshuijsen er in, ondanks alle persoonlijke misère die ze deelt, om je als lezer ook zo nu en dan aan het lachen te krijgen. Ze is zó ongelofelijk gevat, dat je je afvraagt of Holshuijsen een carrière als cabaretière misloopt. Met haar scherpzinnigheid weet ze alle lulkoek te ontmaskeren. Het is voor haar een manier om wat er binnenin haar speelt, nooit het daglicht te laten zien. Daartoe wordt ze uiteindelijk wel min of meer gedwongen en dat biedt een verrassend en ontroerend inkijkje in de wijze waarop mensen moeten dealen met de grootste narigheid in hun leven. Holshuijsen blijft dicht bij zichzelf in dit boek; van mooischrijverij is geen sprake. Hoewel ze veel respect oogst met haar persoonlijke verhaal (naast de traumaverwerking wordt haar ‘kanker light’ weggehaald met een ‘kindvriendelijke laser’) en duidelijk een slachtoffer van haar eigen jeugd is, kan haar nonchalance een zekere irritatie teweegbrengen bij het gros van het lezerspubliek.

Wie haar boek openslaat, moet weten dat hij of zij geconfronteerd zal worden met iemand die het hart op de tong heeft. Ook streeft dit boek niet echt literaire pretenties na. De zinnen zijn weinig ‘sprankelend’ en getuigen niet zozeer van een stilistisch vernuft. Er worden geen trucjes gespeeld met de taal, noch wordt de lezer om de oren geslagen met (vernieuwende) metaforen. Toch draagt dit boek veel potentie in zich, het legt zoveel bloot over trauma’s en PTSS en vraagt daardoor indirect meer aandacht voor mensen die hun leven lang worstelen met ondraaglijke gedachten. Kortom, het is letterlijk leesvoer voor de ziel.

Boeken / Fictie

Ontoereikend liefdesverhaal

recensie: Over vijf jaar - Rebecca Serle

Waarom de ene roman wel een vertaling verdient en de andere niet, ligt vaak voor de hand. Toch is het opmerkelijk dat de roman Over vijf jaar van Rebecca Serle het heeft geschopt tot ‘bestseller’. Het is een wel erg simpel liefdesverhaal en een karig uitgewerkt idee dat veel meer diepgang had kunnen krijgen. Een prima boek, maar niet een die eruit springt naast andere romans.

Het boek kenmerkt zich meteen door de hoofdstukindeling. Er zijn behoorlijk wat hoofdstukken voor zo’n korte roman. Alles moet ook meteen – snel, snel – uit de doeken gedaan worden: dit is het personage, zo heet ze, daar werkt ze, dit is haar vriend, dit is haar leven. Punt. Een oppervlakkige kennismaking met protagoniste Dannie Kohan, een advocate met dollartekens in haar ogen. Ze wil snel hogerop komen in haar baan en alles draait om targets. De schrijfster laat het allemaal wel heel serieus en over de top overkomen door zich te beroepen op allerlei lastige en onbegrijpelijke business language. Waarschijnlijk heeft de auteur een niet-alledaags hoofdpersonage in het leven willen roepen, een die niet op hoge hakken slingert en honderduit praat over haar kat en non-existente seksleven. De vraag is maar of ze daarmee lof oogst of dat ze juist een afstand creëert tot de lezer.

Deze Dannie krijgt een nogal hitsige droom over ene Aaron Gregory. Alleen haar beste vriendin brengt ze op de hoogte van deze droom. Voor haar vriend, David, houdt ze dit liever verborgen, juist omdat deze droom Dannie’s leven op losse schroeven zet en aan het twijfelen brengt over haar huidige geliefde. Zeker als haar vriend haar ten huwelijk vraagt, iets waar ze al langere tijd op wachtte. Vijf (verlovings)jaren later, kondigt Bella verheugd haar nieuwe relatie aan. Dannie is ook meteen he-le-maal extatisch. In het boek lijkt het alsof ze Bella’s geluk boven dat van haarzelf plaatst. Je gaat bijna twijfelen: houdt Dannie meer van Bella dan van David, hetzij op een vriendschappelijke wijze?

Werk boven alles?

Terug naar Bella’s blije aankondiging. Dít is het moment dat Dannie compleet overdondert: de persoon die Bella aan haar voorstelt als haar ‘nieuwe vriend’ is iemand minder dan de man met wie Dannie in haar droom van vijf jaar geleden lag te rollebollen. Sindsdien vormt er zich een knoop in haar maag: is het mogelijk dat Dannie’s droom werkelijkheid wordt en zij straks op een of andere manier met Bella’s vriend eindigt? In eerste instantie lijkt deze gedachte nicht im Frage, aangezien Dannie zich opeens compleet stort in haar huwelijksplannen. Een datum, locatie en jurk: dingen waarover de ‘normale’ toekomstige bruid zich uren zorgen kan maken en klessebessen met haar vriendinnen, is voor de weinig geïnteresseerde Dannie natuurlijk onbelangrijk. Daarnaast tilt Bella haar relatie al heel snel naar een hoger niveau. Een nogal héél hoog niveau. Tenminste, daar lijkt het in eerste instantie wel op, maar Bella komt heel bedrogen uit en dan, dan pas, snapt Dannie dat je je werk in sommige gevallen even moet laten voor wat het is en dat je je om écht belangrijke zaken zorgen moet maken.

Romans. Ze worden allemaal gekenmerkt door één element en dat is – uiteraard – te zwaar geromantiseerde voorstelling van het (liefdes)leven. Het is zaak voor een auteur die dit genre beoefent om niet te verzaken in stilistische dooddoeners en overdreven metaforische vergelijkingen om een liefdesleven aan af te spiegelen. Toch jammer dat de wereldwijde bestseller Over vijf jaar dat niveau niet overstijgt. Het is op z’n zachtst gezegd een ‘alleraardigste roman’ over de liefde en over andere belangrijke zaken in het leven als vriendschap en ziekte, maar het verhaal beklijft niet. Dat komt voornamelijk door de schrijfstijl. Het is allemaal zo oppervlakkig en vluchtig neergepend, dat het verhaal niet echt tot leven wil komen.

Perfecte protagoniste?

Daarnaast is het opmerkelijk hoe onbeminnelijk auteur Rebecca Serle haar hoofdpersonage maakt. De protagoniste verhaalt continu over de suffe en saaie dingen die ze op haar werk doet, met eveneens weinig boeiende collega’s. Iedere keer als er weer een relaas volgt over de werkzaamheden van deze Dannie Kohan, rolt er een verveelde gaap uit je mond. Bo-ring. Het is vrij lastig om je met iemand te identificeren die kortgezegd geen hobby’s heeft naast haar werk en die geen zier geeft om haar fysieke uitstraling. Ze is te gepolijst en dat perfectionisme maakt haar zo… nep. Haar beste vriendin Bella biedt al meer mogelijkheden tot zelfidentificatie, maar is zo wispelturig en argeloos dat je je gaat storen aan haar egocentrisme die de lezer klaarblijkelijk moet waarderen als een soort ‘fuck you’-mentaliteit.

Nee, het wordt er niet inspirerender op als de focus verlegd wordt naar de mannen in deze roman. Dannie en haar vriend David vallen het beste te typeren als dat ene stel dat je treurig tegenover elkaar ziet zitten in een restaurant. Dat stel van wie het ongemak overslaat op de serveerster, die zich voorneemt om dat tafeltje in het restaurant zoveel mogelijk te vermijden om nog met een glimlach rond te kunnen lopen. Ironisch genoeg krijgt de lezer enkele situaties in een restaurant voorgeschoteld, de enige nog tenenkrommender dan de andere. Dan de man om wie het daadwerkelijk draait in dit verhaal: Aaron Gregory, de vriend van haar beste vriendin. Over hem heeft Dannie een realistisch aandoende droom, waarvan je je uiteraard afvraagt of deze droom ook werkelijkheid wordt. Dat hij wél voldoet aan het plaatje van de ideale man, moge al snel duidelijk zijn. Hij is met stip op één de meest mysterieuze persoon die deze roman te bieden heeft.

De enige vraag die je ertoe aanzet om dan toch die laatste pagina uit te lezen, is uiteraard de vraag: “Hoe ziet Dannie’s leven er over vijf jaar uit?” Als die vraag uiteindelijk wordt beantwoord, zal ongetwijfeld de volgende gedachte in je naar boven schieten: jeetje, wat had dit boek voor de rest weinig om het lijf. Bestseller? Voortaan mag er wel iets voorzichtiger worden omgegaan met dat predicaat.

Boeken / Fictie

De dapperheid van de domineesvrouw

recensie: Papieren paradijs - Marlies Medema

Marlies Medema raakte tijdens een reis naar Suriname in de ban van het verhaal van Anna Sophie Pannekoek, de vrouw van een dominee omstreeks 1840. In haar debuut Papieren paradijs verhaalt ze op een luisterrijke wijze over een van de eerste Nederlandse pioniersfamilies in Suriname en de onvoorziene problemen die dat met zich meebracht.

Het is 1839 en de ruzies tussen het echtpaar Arend van den Brandhof en zijn vrouw, Anna Pannekoek, stapelen zich op. Dominee Arend heeft zijn zinnen gezet op Suriname en maakt zijn gehele kerkgemeente horendol. Hij overtuigt zijn naaste buren om met hem mee te gaan en een overzees avontuur aan te gaan. Daar, aan de andere kant van de oceaan, ligt het belovende land dat hun geluk zal bezegelen: Suriname. Het land dat getypeerd wordt door het tropische klimaat, de moerassen en heuvellandschappen, maar dat ook gedefinieerd wordt door de slavernij (die pas op 1 juli 1863 zal eindigen).

Van Arends plannen om aldaar een plantage te stichten loopt Anna niet warm. Ze vindt het maar lastig dat ze straks ontheemd is van haar geboortegrond waaraan ze zoveel warme herinneringen heeft en waar ook al haar familieleden – onder wie haar zo geliefde nicht Sophie – en vriendinnen haar leven enige kleur geven. Het is tevens de plek waar ze haar eerste – en wellicht ook enige – liefde leerde kennen: Marten. Helaas vindt haar moeder hem te min voor haar, Anna is nu eenmaal de dochter van een grootgrondbezitter en tja, de familie van Marten “kan met één papiermolen en een klein lapje grond nauwelijks het hoofd boven water houden”. Daarom huwelijken Anna’s ouders haar uit aan de egocentrische Arend van den Brandhof en vanaf dat moment is het gedaan met het rooskleurige leven dat Anna voor ogen had.

Tot de dood ons scheidt

Voordat de lezer wordt meegetrokken in het leed dat Anna´s huwelijk heet, wordt eerst Anna’s jeugd in Heelsum uiteengezet. Na een proloog die ingaat op de tijd omstreeks 1840, lees je als eerste over het de elfjarige Anna, die op een dag zomaar bezwijkt aan een tekort aan lucht. Vanaf dan moet ze verder leven met de wetenschap dat ze aan een zware longaandoening lijdt. Dat staat haar immer opgewekte levenshouding niet in de weg (ondanks die enige noodlottige dag toen ze haar jonge zusje Johanna verloor). Ze is leergierig op school en wil alles weten over de slavernij, waarmee ze later in het leven geconfronteerd zal worden. Negen jaren later, als ze de ‘huwbare leeftijd’ heeft bereikt, fluistert Anna’s broer Theodorus haar in dat Marten zijn oog op haar heeft laten vallen.

Voor Anna zich in een verboden liefde kan storten, wordt ze uitgehuwelijkt aan Arend van den Brandhof, die met zijn gekapte snor en deftige manieren niet minder op Marten had kunnen lijken. Anna houdt de boot lang af, maar weet dat hij haar een goede toekomst kan bieden… In de jaren daarna bevalt ze van de ene na de andere spruit, terwijl haar schoonzus Aartje en zwager Dirk de ene na de andere miskraam moeten betreuren. In 1845 zetten ze dan eindelijk koers richting Suriname, waar ze eindigen in het Surinaamse Groningen. Ziekte teistert de nieuwe landbewoners en de mensen, zowel jong als oud, vallen bij bosjes neer. Arend houdt zich afkerig van alle ellende en draait alle hulpbehoevenden zijn rug toe. Is dit het moment voor Anna om het beetje naastenliefde dat haar nog rest, te geven aan de armzalige kolonisten die slachtoffer zijn geworden van de grootspraak van haar man?

Waarheidsgetrouw

De wetenschap dat het bovenstaande verhaal gebaseerd is op een daadwerkelijk persoon van vlees en bloed, maakt dat je zó wordt meegenomen in het verhaal. Het verhaal is uitermate boeiend te noemen. Op basis van enkele brieven van Anna uit het archief van de Leidse Universiteitsbibliotheek, weet Medema een verrassend perspectief te bieden op het kolonialisme van weleer. Hoewel Arend van den Brandhof zich waarschijnlijk heel goed had geleend voor een protagonist, gezien zijn gekrenkte trots en verraderlijke stemmingswisselingen, is het niet verbazingwekkend dat Medema een vrouw als ware heldin laat optreden in haar debuutroman.

Het was uiteindelijk Anna die de scepter wist te zwaaien in het land waarop haar man al zijn hoop had gevestigd. Haar gedachten worden zo scherp weergegeven en worden omfloerst door de continue twijfel die Anna voelt bij iedere beslissing in haar leven. En niet alleen gedachtegangen worden zo waarheidsgetrouw weergegeven zover een historische roman dat toelaat, maar ook de dialogen onderling stuwen het verhaal voort. Wat overigens zo fascinerend is, is dat Medema het in haar mars heeft om een zo volledig mogelijke karakterschets te maken van ieder personage. Slechts in een paar zinnen, weet Medema je compleet vertrouwd te maken met andere levensechte figuren door wie Anna zich liet omringen.

Marlies Medema is een schrijfster die straks in één adem genoemd wordt met andere schrijvers die zich toeleggen op de historische roman, zoals Arthur Japin en Annejet van der Zijl. Wat een bof dat er weer een auteur is opgestaan die alle moeite neemt om alle beschikbare archieven uit te pluizen om zo een waarheidsgetrouw verhaal te vereeuwigen op papier. Het zou een aanwinst zijn voor liefhebbers van dit genre als zij zich in de toekomst richt op andere vrouwen, wiens levensgeschiedenis een baken van licht vormt in de geschiedenis van Nederland.

Boeken / Non-fictie

Bedrukt en schuldig

recensie: Jannah Loontjens - Schuldig

De filosoof, dichteres en schrijver Jannah Loontjens heeft last van schuldgevoelens. Over kleine en grote dingen, wat nabij is en ver weg. Over daden en gedachten en over het nalaten van dingen. Ze schreef er een erudiet en persoonlijk boek over.

Behalve over persoonlijke schuldgevoelens, die ze soms genadeloos fileert, gaat dit boek ook over oorzaken en gevolgen ervan. Over de rol van nurture en nature, het proberen te begrijpen van beweegredenen en over misverstanden die kunnen rijzen. Daarbij gaat de auteur te rade bij bekende en onbekende filosofen en psychologen als Freud en Winnicott, bij Kierkegaard en Nietzsche, en bij schrijvers als Kafka, Shakespeare en Euripides. We kunnen van ze “leren dat besluiteloosheid, en het ontwijken van schuld, ernstiger gevolgen kan hebben dan een duidelijk besluit”.

Schuldbewustzijn

Eigenlijk gaat het Loontjens niet eens zozeer om schuld en je schuldig voelen, maar om schuldbewustzijn. Vaak lopen daarbij spijt en schuld door elkaar. Spijt kun je hebben van iets dat je helder kunt verwoorden, schuld is vager. Je kunt je zelfs schuldig voelen zonder spijt te hebben, zoals Astrid Holleeder, die eens in een interview zei “dat ze geen spijt had, maar zich nog altijd schuldig voelde omdat door haar getuigenis haar broer in de gevangenis zit”.

Je kunt ook spijt hebben zonder je moreel schuldig te voelen, zoals Jannah Loontjens, die in Bangkok haar paspoort verkocht om geld voor de terugreis te hebben. Wel juridisch schuldig, beschaamd en boetvaardig. “Misschien kwam het door minachting voor autoriteiten die me was bijgebracht” en waarover ze eerder schreef in Roaring Nineties (2016). Ook hierin mengt ze eigen ervaringen met filosofische en praktische vragen.

Nieuwsgierigheid

Sommige boeken van schrijvers die in dat boek ook een grote rol spelen, leest ze opnieuw en nu anders. Zoals Foucaults Geschiedenis van de seksualiteit. Loontjens schrijft, dat ze haar geliefde “overlaadt, met nieuwsgierige, toegewijde ervaringen” en daarbij zelf de indruk heeft, dat ze “dit doet uit oprechte nieuwsgierigheid”. Het omgekeerde is het geval: ze hoeft niet alles van hem te weten. “Mijn geliefde”, schrijft ze, “voelt zich bedrukt en ik voel me schuldig, dat ik eigenlijk helemaal niet even open naar hem luister als ik had beloofd.”

Ze concludeert in de voetsporen van Foucault, “dat vertrouwelijkheid ten onrechte wordt begrepen als het delen van een waarheid. Vertrouwelijkheid bestaat er misschien juist wel in dat je elkaar de ruimte geeft om niet alles te hoeven vertellen en delen.” Om elkaar voor pijn te beschermen? Uit verantwoordelijkheidsgevoel voor de ander?

Ander perspectief

In het verlengde hiervan zet de auteur de stap naar schrijven vanuit andermans perspectief, zoals ze dat deed in haar roman Wie weet. “Het schrijven vanuit andermans perspectief schenkt je een zekere vrijheid. Juist omdat je niet de volledige verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor de denktrant die je uitprobeert, kun je roekelozer, intiemer, onthullender en meedogenlozer schrijven.” Of is het dat je geen schuld wilt dragen? Maar bestaat “filosofie [niet uit] gedachten uitproberen en onderzoeken?”

Even, terloops, komt Loontjens verwantschap met de schrijfster, dichter en vertaler Frida Vogels ter sprake. Samen met haar geliefde Jamal trad Loontjens in de zomer van 2018 in haar voetsporen. Ze schreef er Als het over liefde gaat over. De relatie tussen Jannah en Jamal komt onder spanning te staan. Zo zijn Schuldig, Roaring Nineties en Wie weet spannende, literaire mengelingen van filosofie en egodocument geworden. Helder en eerlijk verwoord.

 

Film / Films

Franse bordeelhoudster met een temperament

recensie: Madame Claude - Sylvie Verheyde

Onder de naam Madame Claude runde Fernande Grudet in de jaren ‘60 en ‘70 een netwerk van escortdames voor rijke klanten. Tot haar klanten behoorden politici en topondernemers, en naar eigen zeggen ook figuren als John F. Kennedy en de Shah van Iran. Een carrière voor een veelbelovende biografische film, maar de Netflix-adaptatie Madame Claude laat veel te wensen over.

Aan het escort- en prostitutie-aspect van de film mist er niks. Bijna twee uur lang zijn naakte lichamen en seksscènes in beeld. Maar echt boeiend zijn de scènes vol seks en geweld niet. Er is zo veel meer te vertellen over het leven van de echte Madame Claude (gespeeld door Karole Rocher), maar het is onduidelijk welke kant regisseur Sylvie Verheyde op wil. De film springt van de hak op de tak: vage voice-overs van Madame Claude die betrokkenheid willen oproepen (maar dit niet echt doet) en sterke emoties die elkaar afwisselen op momenten die onlogisch lijken.

Rise and fall van een imperium

De Netflix-film toont de hoogtijdagen en de neerval van het establishment dat Madame Claude door de jaren heen heeft opgebouwd. Allerlei verhaallijnen lopen door elkaar, met elk evenveel potentie als de ander die de bovenhand kunnen nemen. Maar geen enkele optie neemt het voortouw. Zo zijn er de banden met criminelen, wet-ontduikingen en persoonlijke intriges waarbij een nieuw gezicht wel heel dicht bij de plaats van Madame Claude komt. Al deze verhaallijnen lopen op een onhandige en onduidelijke manier door elkaar heen. Als de film net iets anders gestructureerd was, had het beter kunnen werken.

Temperament

De grootste plek in het verhaal is weggelegd voor het eerdergenoemde nieuwe gezicht: protégée Sidonie (gespeeld door Garance Marillier). Een bloedmooie en welopgevoede nieuwe werknemer van Madame Claude. Sidonie heeft de neiging zich veel te bemoeien met de zaken van Madame Claude, en op deze manier komt ze erg dicht bij de temperamentvolle bordeelhoudster te staan. Gelukkig is de relatie tussen Claude en Sidonie een boeiende ontwikkeling, maar ontplooiing van de personages blijft uit en houdt niet op met oppervlakkig aan te voelen.

Connectie met personages

Het duurt even voordat het verleden en de beweegredenen van Madame Claude duidelijk worden. Tegen de tijd dat het zover is, is de film eigenlijk al afgelopen. Aan de ene is dit niet erg, want aan het eind begrijp je het wel, maar de perceptie van de personages wisselt zo sterk dat het uiteindelijk zijn doel niet dient. Er was genoeg mogelijkheid om deze banden al veel eerder op te bouwen, of in ieder geval vast te houden.

Gemiste kans

Madame Claude was een mysterieus figuur. In haar hoogtijdagen wisten weinig mensen wie ze was en of ze überhaupt wel bestond. Desalniettemin werd ze gevreesd door de connecties die ze had met de onderwereld. Het mysterie rondom Madame Claude wordt in de film niet weggestopt, maar op een geforceerde manier krijgt het een kleine rol. Toch laat Netflix met Madame Claude wel zien dat ze kunnen scoren met Netflix-originals. De film zou zo in een filmhuis vertoont kunnen worden. Hoe indrukwekkend het leven van Fernande Grudet eigenlijk was, wordt pas duidelijk als het eigenlijk al te laat is. Ondanks dat de film vermakelijk is, roept het na afloop vooral de vraag op waarom er zo weinig gebruik is gemaakt van de potentie die het verhaal had.

 

Film / Serie

Nederlandse held bij ontmaskering seriemoordenaar

recensie: The Serpent - Hans Herbots en Tom Shankland

In de nieuwe Netflix-serie The Serpent komen de gruwelijke daden van seriemoordenaar Charles Sobhraj (gespeeld door Tahar Rahim) aan het licht. Het waargebeurde verhaal dat zich afspeelt in Azië in de jaren ‘70 wordt in The Serpent in een fictief jasje gestopt.

The Serpent heeft ook een Nederlands tintje. Dat is te vinden bij de Nederlandse ambassade in Thailand. Herman Knippenberg krijgt in 1976 namelijk als derde secretaris een brief in handen over twee vermiste Nederlandse backpackers. Voor een lange tijd is hij de enige die de zaak wil oplossen. Zijn collega’s zien de noodzaak er niet van in en vinden dat Knippenberg zich maar beter met zijn eigen werk kan bemoeien. Toch komt Knippenberg de moordenaar Charles Sobhraj, die een lange tijd onder de naam Alain Gautier opereert, al snel op het spoor. Al vanaf het begin is de noodzaak groot bij Knippenberg om de zaak van de Nederlanders op te lossen. In zijn zoektocht naar het lot van de backpackers komen andere louche zaken aan het licht van degene die hij kent als Alain Gautier.

Maar voor een serie over een louche seriemoordenaar duurt het vrij lang voordat het echt spannend wordt. De eerste paar afleveringen laten veel herhaling zien, om de werkwijze van Sobhraj en zijn handlangers Marie-Andrée (Jenna Coleman), die onder de valse naam Monique opereert en Ajay (Amesh Edireweera) duidelijk te maken. Daarna is er pas ruimte voor voelbare spanning, wat tot dan toe echt mist.

Taalwisselingen en slecht Nederlands

Ook al speelt The Serpent zich voornamelijk af in Bangkok en andere delen van Azië, het is niet de Thaise taal die in de serie overheerst. Naast Engels, wat in verschillende accenten te horen is, wordt er veel Frans gepraat. De afwisseling van verschillende talen brengt het tempo van de serie iets omhoog en dat is goed. Het gebrekkige Nederlands van Herman Knippenberg is echter zeer storend. Op zich heeft acteur Billy Howle, die Knippenberg speelt, zijn best gedaan om als ‘Nederlander’ steenkolen-Engels te praten en zijn eigen Britse accent achterwege te laten, maar je pikt het er binnen no-time uit. Het is vooral pijnlijk wanneer Howle volledige Nederlandse zinnen moet uitspreken. Zelfs de baas van Knippenberg, ambassadeur Van Dongen (William Brand), spreekt de naam Knippenberg beter uit dan Knippenberg zelf. Je hoort het verschil in accent ook wanneer de personages met elkaar in gesprek zijn. Behoorlijk storend als je de Nederlandse taal spreekt. Blijkbaar was er wel genoeg ruimte voor Franse, Amerikaanse en Thaise acteurs, maar vonden de makers het niet nodig om een Nederlander aan de cast toe te voegen. Dat is jammer, aangezien de Nederlandse Knippenberg een grote rol in The Serpent heeft.

Al met al geeft de serie een gedramatiseerde twist aan de waargebeurde feiten uit de jaren ‘70, maar hierdoor is The Serpent wel goed geschikt voor Netflix. Naast de in het begin wat trage dialogen wordt de serie naarmate de afleveringen verstrijken steeds vermakelijker en spannender. Tevens is The Serpent kwalitatief hoog, het heeft alleen even de tijd nodig om te settelen.

 

Film / Films

Superheldenfilm met warrig verhaal

recensie: Wonder Woman 1984 - Patty Jenkins

Diana Prince, voor de tweede keer gespeeld door Gal Gadot, moet in Wonder Woman 1984 opnieuw alle zeilen bijzetten om de wereld te redden. Dit keer neemt ze het op tegen een naar macht hunkerende Maxwell Lord (Pedro Pascal), die een wel heel bijzonder historisch artefact in handen krijgt en daarmee zijn wensen in vervulling kan laten gaan.

De film begint spectaculair, met een jonge Diana die op het fictieve eiland Themyscira de strijd aangaat met volwassen vrouwen – waaronder Doutzen Kroes – om de jaarlijkse amazonerace te winnen. De wedstrijd wordt prachtig in beeld gebracht en het snakt naar meer, maar voldoet de rest van de film ook aan deze hoge verwachtingen?

Na een kijkje in de jeugd te hebben gekregen van Diana (in welk tijdperk dit zich afspeelt is onbekend) maakt de film een sprong naar de jaren 80 met de kenmerkende kapsels en wijde kleding. Waarom de film zich in dat tijdperk afspeelt, blijft wat onduidelijk. Het is zo’n zeventig jaar na het eerste deel van Wonder Woman, dat zich afspeelde rondom de Eerste Wereldoorlog.

Traag tempo, gered door tegenspelers

Diana leeft een soort Clark Kent-achtig bestaan. Af en toe stoft ze haar lasso af om boeven aan te pakken, maar verder leidt ze haar leven vooral anoniem. Ze werkt in historisch museum The Smithsonian, waar zij oude opgegraven artefacten bestudeerd. Samen met haar collega Barbara Minerva (Kirsten Wiig) stuit Diana op een bijzondere wens-steen, die uiteindelijk op een slinkse manier terecht komt bij de slechterik in de film: Lord. Zoals een schurk betaamt, weet Lord de steen goed te misbruiken. Zonder het te weten, wenst Diana haar oude geliefde Steve (Chris Pine) terug. De komische klik die het duo had tijdens de eerste film uit 2017 is nog altijd aanwezig. De acteurs voelen en vullen elkaar goed aan en dat neemt de aandacht deels weg van een wat langzaam op gang komend plot.

De regisseur wil te veel

De film voelt met de actie, de humor, een doorgeslagen vijand, een moreel dilemma en een sterke superheld aan als een ware superheldenfilm, maar het mist ook het nodige om er een dikke 10 van te maken. Het verhaal springt – soms letterlijk – van hot naar her en lijkt te veel actuele maatschappelijke kwesties aan de kaak te willen stellen waardoor de focus af en toe een beetje zoekraakt. Het rijst de vraag op wat regisseur Patty Jenkins precies wilt vertellen met de film.

Na de hit van de eerste Wonder Woman-film, waar eindelijk een vrouw de hoofdrol kreeg in een superheldenfilm, heeft het even mogen duren voordat deel twee uitkwam. Al met al voldoet Wonder Woman 1984 grotendeels aan de hoge verwachtingen. Het is een heerlijke blockbuster om lekker bij weg te zakken, al wordt het eerste deel niet overtroffen.

Wonder Woman 1984 is nu te zien via Pathé Thuis.

 

Kunst / Expo binnenland

Smaakmaker voor straks

recensie: Collectie highlights
Arend Velsink

Het Frans Hals Museum kondigt hun online Collectie highlights als volgt aan: ‘Het allermooiste uit de collectie waar oude, moderne én hedendaagse kunstwerken elkaar ontmoeten’. En dát maakt deze tentoonstelling bijzonder. Niet verdeeld over twee locaties (Hof en Hal) in Haarlem, maar vanuit de luie stoel op één site. Als smaakmaker voor straks.

Niet alles is altijd op zaal, maar dat staat erbij. Net zoals het jaar waarin het kunstwerk werd gemaakt, de gebruikte materialen, de afmetingen en de credits. Je kunt zoeken op ingangen als kleur, periode, medium, kunstenaar en random. Onder die laatste mogelijkheid vallen gezichten, poezen, naakten en landschappen. Random is ook de standaardingang als je de expositie ‘binnenkomt’.

Het doet alles bij elkaar denken aan de manier waarop kunsthistoricus Rudi Fuchs tentoonstellingen samenstelde en vanaf 2009 wekelijks zijn rubriek ‘Kijken’ in De Groene Amsterdammer schrijft. Wat hij wil, is dat een beschouwer van kunst verbanden ontdekt tussen oude en nieuwe kunst en tussen bijvoorbeeld genres. Dit jaar brengt hij tot nu toe Dante’s Divinia Commedia samen met fresco’s van Giotto en moderne werken van bijvoorbeeld zijn lievelingen Karel Appel en Jannis Kounellis. ‘Beeldvertellen’ noemt hij dit niet alleen formeel en objectief met elkaar vergelijken van kunstwerken, maar ook het associatief en subjectief met elkaar in verband brengen daarvan.
Iets soortgelijks lukt met de digitale collectie van het Frans Hals Museum ook heel goed. Laten we de proef op de som nemen.

Kleur

61949-smaakmaker-voor-straks

Caesar van Everdingen, “Wijnoogst”, c. 1655. Foto: René Gerritsen.

Wie op de ingang ‘kleur’ gaat zoeken, stuit op een gegeven moment op het classicistische olieverfschilderij ‘Wijnoogst’ van Caesar van Everdingen (1655), uit de tijd dat hij in Haarlem woonde. Het oog valt op de rode kleiding van de oogsters. Rechtsonder is de kleding van één van hen omgord door een rode shawl, linksboven is een rood vlak aan kleding te zien.
In het verlengde van dit oude schilderij zien we een ander olieverfschilderij: ‘Veldweg aan de rand van het bos’ van Jacoba van Heemskerck (1917, zie afb. hierboven, foto: Arend Velsink). Dit dateert uit de tijd dat ze in een expressionistische stijl werkte en lijnbuigingen toepaste die wel met de antroposofie in verband werden gebracht, terwijl de kleurvlakken eveneens aan haar glasschilderkunst doen denken. Ook hier valt de kleur rood direct in het oog. Vanaf de onderkant van het schilderij loopt een rode bliksemschicht naar boven. Deze verdwijnt in een rood vlak aan de bovenkant.

Waar je niets mee kunt, zijn in dit verband de formaten, want die wijken af van elkaar. En ook de omgeving waar Van Everdingen en Van Heemskerck hun schilderij situeerden, is een andere.
Wat je wél in de schoot wordt geworpen, zijn andere verwantschappen dan alleen maar kleur. En dan hoef je niet eens te switchen naar een andere ingang.

Uitdrukking

61949-smaakmaker-voor-straks

Salomon de Bray, “Jonge vrouw in fantasiekostuum, wellicht als de legendarische Assyrische koningin Semirami”, 1652. Foto: Tom Haartsen.

Een mooi voorbeeld vormen ‘Jonge vrouw in fantasiekostuum’ van de Haarlemse kunstenaar Salomon de Bray (1652), dat ook naar het classicisme neigt, en ‘Dame met grote hoed in prieel’ van Leo Gestel (1913, zie afb. hieronder, foto: Arend Velsink). Niet alleen is hier weer de kleur rood opvallend, maar ook de houding en de blik van de vrouwen verraden over de eeuwen heen een zekere overeenkomst. En hier komen we Fuchs tegemoet: niet alleen het materiaal is, net als bij Van Everdingen en Van Heemskerck hetzelfde, namelijk olieverf, maar ook het formaat van beide kunstwerken wijkt nauwelijks van elkaar af: 99,5 x 83,5 cm. bij De Bray en 98 x 88,5 cm. bij Gestel.

Het is een leuke bezigheid in deze coronatijd, ter leerling ende vermaeck, om in de Collectie highlights te zoeken naar verbanden en verschillen. Vooral naar verbanden, over de eeuwen en museummuren heen. Eén laag mag je als bezoeker van de site zelf toevoegen: die wat bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit en directeur Ann Demeester van het Frans Hals Museum ongetwijfeld een ‘transhistorische relatie’ zou noemen. Dat wil bijvoorbeeld zeggen: welke sociaal-maatschappelijke status had die ‘Jonge vrouw in fantasiekostuum’, en welke de ‘Dame met grote hoed in prieel’? En – helemaal van deze tijd – hoe verhoud ik me daartoe? Een beetje woke dus.

Boeken / Non-fictie

Smakelijke bluesy biografie

recensie: De zeven levens van Oscar Benton – Peter Bruyn

Sommige muzikanten hebben het geluk een wereldhit te scoren en een leven lang beroemd te zijn. Soms heeft iemand het geluk een hit te scoren met een liedje geschreven door een ander. En ergens op de wereld bedenkt iemand om dat liedje in een film te verwerken. Beiden overkwam Oscar Benton met Bensonhurst Blues.

De muzikant Oscar Benton had maar één doel in zijn leven en dat was beroemd worden! Daar had hij alles voor over. Roem vergaren en als een ster kunnen leven was wat hij met overgave nastreefde. Soms leek het hem even te lukken, maar vele pogingen mislukte.

Nederlands artiestenbestaan

Het ene liedje van Oscar Benton, waarmee hij in ons collectieve geheugen zit opgeslagen als we het horen, is zijn hit Bensonhurst Blues. Pas toen het in een Franse film gebruikt werd leek het Benton te lukken om nog lang plezier aan dat succes te beleven en er voorzichtig op te teren. In sommige landen in het Oostblok werd hij daardoor als een ster gezien, terwijl we hem in Nederland zeker zo niet zagen.

Het boek De zeven levens van Oscar Benton neemt ons mee op reis door het leven van Oscar Benton, van hoe hij begon aan zijn muzikale carrière, het proeven en genieten van succes tot aan zijn comeback na het ontwaken uit een diepe coma. Alle aspecten van het muzikantenbestaan worden beschreven: het ploeteren en dingen doen die je feitelijk helemaal niet wil, maar die geld in het laatje brengen. De lezer wordt door auteur Peter Bruyn een stevig kijkje achter de schermen van het artiestenleven in Nederland gegund. Een leven dat van de buitenzijde misschien omgeven is door glitter en glamour, maar in werkelijkheid maar heel weinig daarmee te maken heeft. Wat al snel duidelijk wordt is dat Benton er alles voor over had om succesvol te zijn. En op de momenten dat hem dat lukte, zoals in Tsjechië waar hij onthaald werd als een ster en zelfs voor de president mocht zingen, genoot hij met volle teugen.

Een comeback door vrienden

Wat het boek ook helder maakt zijn de beschrijvingen van hoe de verbindingen lagen tussen de verschillende artiesten in de tijd van Oscar Benton. Hoe de liefde van de muzikanten waarmee hij samenwerkte zelfs tot het laatste moment onvoorwaardelijk bleek te zijn. Johnny Laporte is vanaf een vroeg stadium in de carrière van Benton bij hem betrokken en heeft hem ook zijn comeback gegeven, toen hij ontwaakte uit een coma die hij opliep bij een noodlottige val. De verbinding tussen de carrière van Benton en de oudste bluesband van Nederland, Barrelhouse, wordt in dit boek ineens heel duidelijk. Ook de verbinding met de allang weer vergeten Jack Jersey, waarmee Benton zijn zangtalenten op de achtergrond vervulde en zo de boterham verdiende, wordt helder beschreven.

Het bikkelen door op te treden met een orkestband in plaats van met een live band, omdat het nu eenmaal meer opleverde in geldelijke zin dan toeren met je eigen band, is minder leuk maar wel de keiharde realiteit. Benton maakte het allemaal mee. Even genoot hij van zijn comeback met het album I’m Back, dat in 2018 verscheen, en lukte het zelfs om weer op te treden, al kon hij zijn teksten moeilijk onthouden. Een tweede album, Mirrors Don’t Lie, verscheen in 2019. Beide albums werden met liefde door Johnny Laporte samen met Benton gemaakt.

In datzelfde jaar ontmoette hij een nieuwe liefde en lukte het hem om weer zelfstandig te gaan wonen vanuit het verzorgingstehuis waar Benton lange tijd verbleef. Het leek Oscar Benton weer goed te gaan, totdat zijn hart ermee ophield en het doek definitief viel. De biografie is met liefde geschreven en geeft zo betrouwbaar mogelijk een beeld van de mens en muzikant Oscar Benton en prikt vakkundig door de Bentoniaanse waarheden (leugens) heen, die vaak de kop op staken. Wie wil weten welke leugens dit zijn wordt van harte uitgenodigd om dit interessante boek te lezen.