Boeken / Non-fictie

Nederlands perspectief op Frans-Duitse conflict flinterdun

recensie: Paul Moeyes - Vuistrecht en wisselgeld. Nederland en de Frans-Duitse oorlog 1870-1871.

In de aanloop naar de Frans-Duitse oorlog van 1870 hield Nederland zich strikt afzijdig. In het ‘spel der tronen’ van de Europese grootmachten konden kleine staten als Nederland gemakkelijk worden gebruikt als wisselgeld, vreesde de Nederlandse regering.

Moeyes (1957) is een specialist op het gebied van de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. In zijn nieuwste boek Vuistrecht en wisselgeld belicht hij aan de hand van krantenartikelen het Nederlandse perspectief op de Frans-Duitse oorlog. Die oorlog resulteerde honderdvijftig jaar geleden in de Duitse eenwording. Tijdgenoten wisten al dat de kroning van koning Wilhelm I van Pruisen in de Spiegelzaal wel tot Franse wraakgevoelens én een nieuwe oorlog moest leidden.

Luxemburg

Fraai beschrijft Moeyes hoe Nederland in de jaren 1860 door de ‘kwestie Luxemburg’ al eens ongewild in de spotlights van de Europese politiek kwam te staan. Luxemburg was persoonlijk bezit van koning Willem III, maar maakte ook onderdeel uit van de Duitse Bond. Sinds zijn aantreden als Pruisische kanselier zinspeelde Otto von Bismarck (1815-1898) al op het aaneensmeden van de Duitse lappendeken van koninkrijken, groothertogdommen, vorstendommen en vrije steden. Pruisen moest de leiding krijgen.

In de jaren die volgden bleek dat oorlog voor Bismarck enkel een voortzetting van de politiek met andere middelen was. Toen Willem III zijn groothertogdom Luxemburg aan keizer Napoleon III (1808-1873) van Frankrijk wilde verkopen, dreigde Bismarck met oorlog. Uiteindelijk werd Luxemburg een neutrale staat, maar de oorlogsdreiging van Pruisische zijde was voor het kabinet Van Zuylen-van Nijevelt voldoende reden om zich voortaan angstvallig afzijdig te houden.

Slecht voorbereid

Moeyes komt het best uit de verf wanneer hij de aanloop en het verloop van de oorlog uiteenzet. Het Franse leger had door recente successen in koloniale oorlogen internationaal een goede reputatie. Onterecht, wist de leider van Frankrijk, keizer Napoleon III. De Franse krijgsmacht was hopeloos verouderd en werd geleid door oude, verwaande conservatieve generaals die niet met hun tijd waren meegegaan. Napoleon pleitte voor hervormingen, maar daar wilde de oppositie niets van weten. Met lede ogen keek Napoleon toe hoe Pruisen in 1864 eerst Sleeswijk Holstein annexeerde en in 1866 de Oostenrijkse ‘broeder’ na een razendsnelle mobilisatie versloeg.

Toen in juli 1870 bekend werd dat in Spanje een neef van de Pruisische koning op de troon zou komen, voelde Frankrijk zich van alle kanten bedreigd en was voor Napoleon de maat vol. Zonder goed aanvalsplan en zonder goede tactiek stortte opperbevelhebber Napoleon Frankrijk in een bij voorbaat kansloze missie. De Franse mobilisatie mondde uit in pure chaos. Het door generaal Helmuth von Moltke (1800-1891) geleidde Pruisische leger mobiliseerde juist razendsnel en kreeg daardoor het initiatief.

Embedded

De Frans-Duitse oorlog werd in heel Europa met argusogen gevolgd. Welke gevolgen zou de oorlog hebben voor het precaire machtsevenwicht? En hoe zou het aflopen met de kleine staten? Pruisen wist de publieke opinie beter te bespelen. Terwijl de Fransen geen oorlogscorrespondenten toelieten, mochten alle neutrale verslaggevers met de Pruisen meereizen. Tot afgrijzen van de Britse waarnemer Charles Beauchamp Walker konden de Pruisen op Frans grondgebied blijven communiceren met Berlijn via Franse telegraafpalen. Geen enkele Franse generaal kwam op het idee om de lijnen te verbreken.

De Nederlandse kranten konden zich geen verslaggevers ter plaatse veroorloven. Door dit euvel blijft het Nederlandse perspectief op de oorlog – toch een belangrijke doelstelling van de auteur –  onderbelicht. Nederlandse kranten moesten afgaan op Franse en Duitse berichtgeving.

Vol verbazing beschreven ze hoe de Franse legers in de maanden augustus en september achtereenvolgens in Metz, Straatsburg en Parijs werden opgesloten. Napoleon werd gevangengezet. De nieuwe regering van Léon Gambetta (1838-1882) wist na het uitroepen van de Derde Republiek in Orléans het Franse elan kortstondig aan te wakkeren. Hij vormde razendsnel drie nieuwe volkslegers, maar ook deze ongetrainde revolutionairen waren geen partij voor de goed geoliede Pruisische machine.

Afgedreven

In januari 1871 begonnen de Pruisen met het langverwachte bombardement op Parijs. Het Franse leger ondernam nog een laatste halfslachtige uitbraakpoging, maar de inwoners van Parijs zagen het leger nog dezelfde dag terugkeren. In arren moede werden luchtballonen opgelaten om de naar Bordeaux uitgeweken regering op de hoogte te brengen van de onhoudbare situatie. Door de wind dreven de ballonnen echter naar Nederland.

Ballonvaarder Vibert en artillerieofficier Goleron landden op 18 januari 1871 buiten het dorpje Hierden. De burgemeester van Harderwijk zorgde er na een korte maaltijd voor dat het tweetal via Amsterdam naar Bordeaux kon reizen. Enkele dagen later kreeg de burgemeester een bedankbrief van de Franse consul-generaal in Amsterdam voor de gulle ontvangst. ‘Die ontvangst is het Nederlandse begrip van neutraliteit en van menslievendheid en zal ook in Frankrijk op rechte prijs worden geschat.’ De andere ballon had 150 kilo aan brieven en pakketten aan boord. Terwijl in Versailles al de kiem voor de volgende oorlog werd gelegd, kregen Nederlandse journalisten pas voor het eerst een indruk hoe het er in het belegerde Parijs werkelijk aan toe ging.

Met de ondertekening van het vredesverdrag in Hotel zu Schwan in Frankfurt kwam op 10 mei 1871 officieel einde aan de Frans-Duitse oorlog. De Nederlandse regering bleef dezelfde koers varen. In april 1874 werd de Vestingwet aangenomen. Niet het opvangen van de vijand aan de landsgrenzen, maar de verdediging in het hart van het land werd de norm. Het onderstreept de voortzetting van de Nederlandse neutraliteitspolitiek, die in 1914 nog één keer goed uitpakte, maar in mei 1940 hopeloos achterhaald bleek te zijn.

Afbeelding: Franse krijgsgevangenen in Wesel (1870)

Boeken / Non-fictie

Tussen dier en mens

recensie: Praat met mij - T.C. Boyle (vertaald door: Kees Mollema)

De 72-jarige T.C. Boyle heeft bijna dertig titels op zijn naam staan en is nog altijd in topvorm. In zijn nieuwe roman Praat met mij staat een dubieus cross-fosteringproject centraal. Het meest opzienbarende resultaat? Chimpansees blijken in staat met mensen te kunnen praten.

Het is niet voor het eerst dat Boyle de uithoeken van de wetenschappelijke wereld verkent en parodieert. Zijn vorige, niet-vertaalde roman Outside looking in handelt over de fameuze Timothy Leary, die opzien baarde met zijn onderzoeken naar LSD als therapeutisch middel. Het werk daarvoor, De terranauten, is gebaseerd op een mislukt project dat in een gigantische glazen bouwsel moest nabootsen wat de leefomstandigheden voor een achttal astronauten op Mars konden zijn. Boyles verkenningen leveren even hilarische als tragische scenes op, waarin hoogmoed telkens voor de val komt.

Vriendschap

In Praat met mij maken we kennis met de jonge wetenschapper Guy Schemerhorn, die in een universiteitsranch woont samen met zijn onderzoeksobject: een cola-drinkende en tv-kijkende puberende chimpansee genaamd Sam. Via gebarentaal is hij in staat om op het niveau van een klein kind met zijn onderzoekers te communiceren. Wat wil hij op zijn pizza? ALLES! Heeft hij iets goed te maken? KOM KNUFFEL!

Wanneer de bedeesde Aimee zich bij de ranch voegt, leeft Sam helemaal op. De twee zijn onafscheidelijk en wat voor Aimee begon als een bijbaantje mondt al gauw uit tot een nieuw thuis. Maar de almaar groeiende Sam wordt steeds onhandelbaarder en weet met enige regelmaat te ontsnappen. Om ongelukken te voorkomen, dwingt de universiteit een overplaatsing af. Voortaan zal Sam zijn dagen achter tralies moeten doorbrengen bij Moncrief, een nog dubieuzere onderzoeker die geen boodschap heeft aan Sams speciale status. Aimees hart breekt en ze zet alles op alles om hem terug te krijgen.

Chimpanseegedachten

Tergend zijn de passages die geschreven zijn vanuit Sams perspectief. Zijn bewustzijn is groot, ook al heeft hij voor sommige zaken wel woorden en voor andere niet. Hoewel er veel is wat zijn verstand te boven gaat (waarom moest hij weg? waar zijn Guy en Aimee?) is er een nog groter deel wat hij wel piekfijn doorheeft.

Boyle werpt met Praat met mij de nodige morele dilemma’s op. Wat betekent het om van een dier te houden? Hoe dienen we om te gaan met dieren wanneer we onomstotelijk bewijs hebben dat ze in staat zich via taal uit te drukken? Antwoorden heeft hij niet, wel een spiegel om ons absurde en onverenigbare gedrag op pijnlijke wijze inzichtelijk te maken.

Boeken / Non-fictie

(Om)keerpunt

recensie: De fundamenten – Ramsey Nasr

Ramsey Nasr schrijft met De fundamenten een indringend verslag van Nederland in de coronapandemie. Nasr schrijft niet alleen mooi, hij durft ook kritisch, open en creatief te denken en ontpopt zich in het bijna 150 pagina’s tellende boekje als een maatschappijcriticus en filosoof.

De fundamenten bestaat uit drie essays, gedateerd in maart 2020, september 2020 en februari 2021. Daarmee voelt het boek direct als een dagboek, wat Nasr in de inleiding bevestigt. “Drie ellenlange dagen in een stilstaand jaar.”

Maart 2020 – Vermaak

In het eerste essay vergelijkt Nasr onze huidige tijd met het door de pest geteisterde Florence van 1348. Boccaccio schreef er een boek over: Decamerone. Nadat de pest is uitgewoed trekt een groep vrienden zich terug in de Toscaanse heuvels, waar ze elkaar tien dagen lang vermaken door verhalen te vertellen. Dat deden zij niet zomaar. Ook wij moesten ons zien te vermaken gedurende de lockdown. Blijf thuis was het devies. We sloegen massaal aan het netflixen. Hoe banaal het ook mag klinken, vermaak is niet zomaar iets, niet slechts een tijdsopvulling. Hier komt de etymologie om de hoek kijken. Ver-maken betekent hetzelfde als re-creëren, oftwel: her-scheppen. Door ons te vermaken scheppen wij onszelf opnieuw. Doordat we in de lockdown op onszelf waren aangewezen, kregen we de mogelijkheid onszelf te ver-maken.

September 2020 – Hysterie

Nasr schrijft over de schoonheid van de lege straten van Amsterdam, waar hij zich direct ook weer schuldig over voelt. Een stad in lockdown mag je niet mooi vinden. Gesprekken vonden ineens plaats in de toekomende tijd, bij gebrek aan een heden, want het heden lag stil. Mensen waren beschaafder, vriendelijker. De lucht was schoon en de Dodenherdenking nog stiller dan andere jaren.

Toen sloeg de stemming om, kwam het verzet, de spandoeken met “DICTATUUR” erop. Volgens Nasr wordt deze hysterie voortgestuwd door gevoel, niet door reflectie. Daarom is een gesprek niet mogelijk, omdat de “hysterie per definitie waar is”. Wie zijn het slachtoffer van corona? De duizenden coronadoden en ic-patiënten of de leden van Viruswaarheid? En in het geval van zwarte Piet: de zwarte Nederlanders of de witte Nederlanders die hun traditie wordt afgenomen? Deze hysterie van “zelfverklaarde oorlogsslachtoffers” sluimerde al langer onder de oppervlakte (denk aan de boerenprotesten waarbij snelwegen werden geblokkeerd) maar komt in deze crisis tot uitbarsting.

Wat al deze boze burgers volgens Nasr gemeen hebben is dat zij niet reflecteren en naar de toekomst kijken, maar dat ze gericht zijn op de ander, de schuldige die alle blaam treft. Deze mensen hebben geen idee meer wat vrijheid inhoudt, zo zijn we door de vrijheid opgeslorpt. “Vrijheid – zo heet het virus dat ons aantast. We zijn er zo van doordrongen geraakt dat we in het dagelijks leven geen idee meer hebben van haar oorsprong, haar waarde. Dáárom wanen wij ons nu zo graag in oorlog: we hebben geen benul wat het is.”

Februari 2021 – Opstand

Het laatste essay, De fundamenten, kijkt naar de middenmoot. Wat willen zij? Uit onderzoeken die Nasr noemt blijkt dat zij meer voor het klimaat willen doen sinds ze door de coronacrisis weten dat onze omgang met de planeet negatieve gevolgen heeft. Deze meerderheid van de Nederlanders wil ook meer belasting betalen voor vlees, vaker de fiets pakken en minder vaak vliegen. Ze willen dus niet doorgroeien maar afremmen. En dat terwijl ons systeem juist gericht is op groei, winst en welvaart. Zelfs in de coronacrisis zijn het de grote bedrijven (zoals KLM en Booking.com) die het grote geld krijgen van de overheid. Toch wil de meerderheid van de Nederlanders het dus anders. Deze wens zou blootgelegd worden bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart. Maar niks bleek minder waar. De meerderheid stemde juist op partijen die door willen met groeien, het spekken van de multinationals en het uithollen van het onderwijs en de zorg – om over de kunstsector nog maar niet te spreken. Nasr legt deze januskop die Nederland klaarblijkelijk is bloot.

Ook stelt hij dat je van een volwassen en rationeel mens zou mogen verwachten dat die geweten en handelen op één lijn stelt. ‘De daad bij het woord voegen’, zoals we dan zeggen. Maar uit die verkiezingsuitslag blijkt precies het tegenovergestelde. “Van alle diersoorten blijkt alleen de volwassen mens in staat tot groteske ontkenning.” Er gebeuren meer verschrikkelijke dingen binnen ons huidige systeem, maar we komen niet in opstand. Dat is wat Nasr lijkt te zeggen, eerst als een diagnose, later als onbegrip en woede. “Uitbuiting, onderbetaling, dierenmishandeling, vervuiling, ontbossing, plundering en vernietiging van de aarde vormen de motor van het vrijemarktprincipe.” En we komen niet in opstand.

Vanaf dit laatste essay kun je De fundamenten lezen als een pamflet, een oproep tot opstand, anders denken, revolutie. In zijn mooi gestileerde schrijven geeft Nasr een indruk van de coronapandemie in Nederland, die verwordt tot een scherpe, heldere en bondige maatschappijkritiek. Nasr laat in De fundamenten zien dat hij naast dichten en schrijven ook in staat is filosofisch te denken. De gebeurtenissen van het afgelopen jaar behoeven reflectie en kunnen, hopelijk, tot een keerpunt leiden. We kunnen omdraaien, een andere weg inslaan. Maar dat kan wel pas als mensen geweten en handelen weer op één lijn durven stellen. Als wij in staat zijn de crisis te gebruiken om ons daadwerkelijk te ver-maken.

Boeken / Non-fictie

De kleuren van de queerregenboog

recensie: Als je maar gelukkig bent - Jessica van Geel & Robbert Blokland

Welk beeld doemt er in je op als je denkt aan de Amsterdamse Gay Pride? Ongetwijfeld denk je aan fuivende mannen in roze strings op een boot, die door de Amsterdamse grachten heen tuft. Een stereotiep beeld dat hetero’s hebben van de LHBTIQ+-populatie in Nederland? Als dat zo is, zouden journalisten Robbert Blokland en Jessica van Geel jouw denkbeeld graag iets willen verruimen.

Contra-heteronormatief

Met ruim twintig interviews en dito bijdragen in de vorm van korte anekdotes, waarvan sommige een hoog pamfletgehalte hebben, weten Blokland en Van Geel – beiden gay en gelukkig getrouwd – middels het ene gevatte persoonlijke portret na het andere, de vinger op de zere plek te leggen: hoe staat het met de acceptatie van mensen die niet voldoen aan het heteronormatieve plaatje? Hoe gingen hun ouders, broers en zussen, neven en nichten, ooms en tantes en hun verdere directe omgeving om met hun coming-out? En welke verschillen zijn er tussen de generaties onderling? Vrijwel iedere generatie wordt gerepresenteerd in het boek van Blokland en Van Geel en die keuze lijkt bewust, juist om de verschillen onderling tegenover elkaar te benadrukken en te zoeken naar de overeenkomsten, zoals de vele vooroordelen jegens hen die continu benadrukt worden.

Grindr voor beginners

Het boek start met de wellicht meest bekende homoseksuele televisiepresentator van Nederland, Paul de Leeuw, die in 1992 in De Schreeuw van de Leeuw zanger René Klijn uitnodigde, die seropositief bleek te zijn in een tijd dat de allesverwoestende ziekte aids eindelijk bespreekbaar werd gemaakt in Nederland. ‘Taboedoorbrekend’, zoals De Leeuw het zelf verwoordt. Dat De Leeuw ongetwijfeld een boegbeeld is geworden voor andere, jonge homo’s en lesbiennes, wordt gaandeweg ook beaamd door andere geïnterviewden in het boek. Een waar ‘homo-icoon’, zoals Blokland en Van Geel hem bestempelen.

Na hem volgen gesprekken met jongere personen, onder wie cabaretier Johan Goossens die de lezer trakteert op twee lessen, ‘Grindr voor beginners’ en ‘Prep’ geheten. Zo maak je ook kennis met vernieuwende talenten, onder wie documentairemaker Nicolaas Veul en Maud Wiemeijer, wiens serie Anne+ is uitgegroeid tot een veelbelovende (internationale serie) over een jonge lesbiënne in de hoofdstad. Een serie die Wiemeijer graag zelf had willen zien als veertienjarige, bomvol vragen over haar eigen seksuele geaardheid.

Meerstemmige vocaliteit

Dat Blokland en Van Geel hebben getracht om een meerstemmige vocaliteit te laten doorklinken, blijkt uit het grote scala aan geïnterviewden: bij Pete Wu komt onvermijdelijk zijn Aziatische afkomst ter sprake (op datingapp Grindr heerst blijkbaar veel afkeer: “No Asians, no blacks, no femmes”), bij Romana Vrede blijkt haar Surinaamse afkomst niet onvermeld (net als bij de Rocky Hehakaija) en de reactie van die ‘machocultuur’ op haar biseksualiteit en Nassiri Belaraj – de directeur van Pink Marrakech van Marokkaanse afkomst – vertelt openhartig over het verlies van contact met dierbaren vanwege zijn seksuele geaardheid. Hoge ogen gooit ook de dappere activiste Naomi Pieter, die als zwarte Caribische lesbienne een minderheid vormt én zich ten doel heeft gesteld om een Black Pride NL op te richten.

Ook wordt er een lans gebroken voor personen die biseksueel zijn en er een ander type relatie op nahouden dan de monogame. Te weten cabaretière Kirsten van Teijn, die zowel een vriend als een vriendin heeft en Carolien Borgers, die met Philip Huff een open relatie heeft. Ook zijn er mensen die liever geen enkel stempel op zichzelf geplakt zien worden, zoals Simon(e) van Saarloos. Met de grootste moeite én voorzichtigheid proberen de auteurs van dit boek woorden als ‘vriendin’ (gewenst is ‘persoon van deze ruimte’, verwijzend naar de studio van die persoon in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt) en ‘relatie’ te vermijden. Of wat te denken van personen die een internationale carrière nastreven en denken dat hun geaardheid hen daarbij in de weg staat (lees: illusionist Hans Klok en voormalig politiechef Ellie Lust)?

Kastdeur op een kier

Het moge duidelijk zijn dat de twintig geïnterviewden met zorg zijn gekozen. Dat wil echter niet zeggen dat er niet meer stemgeluiden klinken. Naast cisgenders (mensen die zich prettig voelen bij het geslacht waarmee ze geboren worden), komen er ook personen aan het woord bij wie dat niet het geval is. De korte ‘interventie’ van Thorn Vineyard met de titel ‘Waarom moet ik kiezen tussen man en vrouw zodat jij het begrijpt?’ zet je aan het denken over de reikwijdte van genderdiversiteit. Bij ieder interview komt – uiteraard – de coming-out ter sprake. Over hoe ouders angstvallig trachtten om de kastdeur dicht te houden of zelfs nooit maar één woord repten over de geaardheid van hun kind. Ieder verhaal is uniek te noemen. Soms ligt het accent wel erg op seks en lijkt het alsof er toch nog wat smeuïge details uit iemand worden getrokken voordat het interview ‘geslaagd’ kan worden genoemd.

Bij sommige interviews wordt er ook gesproken over de rollen binnen het gezin, over hoe dat nu precies gaat met twee vaders of twee moeders. En of het homohuwelijk een slaak van opluchting teweegbracht? Daarover wordt in ieder geval breed uitgemeten in twee hoofdstukken, waarmee ook duidelijk wordt dat dit boek als kroon dient op het twintigjarige bestaan van het homohuwelijk in Nederland. Een pauze die precies middenin in het boek wordt ingelast, om stil te staan bij het echtpaar Helène Faasen en Anne-Marie Thus die als eerste lesbische vrouwen in Nederland in 2001 in het huwelijksbootje stapten.

Wat dit boek zo opmerkelijk maakt, is dat het ondanks de vorm waarin het gegoten is (talloze interviews achter elkaar), zo prettig doorleest. Dat komt omdat ieder levensverhaal zo boeiend is opgeschreven. Ieder verhaal wil gelezen worden. En hoe belangrijk is het wel niet dat hun verhalen nu zijn vereeuwigd in boekvorm! Dit is lectuur die de ogen opent en waarvoor de ogen nooit meer gesloten mogen worden. Ieders stem, in de meest letterlijke betekenis van dat woord, telt.

Boeken / Non-fictie

Een vrouwelijke blik op de filosofie

recensie: Frank Meester en Aline D’Haese - De zijkant van de filosofie

Frank Meester schreef met Meesters in de filosofie een overzichtswerk met voornamelijk mannelijke filosofen. “Lieve Meester”, schrijft Aline D’Haese in haar openingsbrief in De zijkant van de filosofie. “Waar zijn de vrouwelijke filosofen?”

In een vermakelijke en interessante dialoog beschouwen Frank Meester en Aline D’Haese de geschiedenis van de filosofie door een nieuwe bril. Vanaf de oudheid tot aan de 21e eeuw gaan ze samen op zoek naar de vrouwelijke denkers.

Een nieuwe definitie

Het gesprek gaat er verhit aan toe. “Praat niet steeds door me heen!” klinkt het al op pagina 20. Aanvankelijk vertegenwoordigt Frank de gevestigde orde; de gangbare ideeën over filosofie. Aline presenteert het tegengeluid, wat ze doet door het begrip ‘filosofie’ te verbreden. Ze laat zien dat in de oudheid en middeleeuwen vrouwen opstaan die zich tegen het patriarchaat keren, die heersende opvattingen over vrouwen in twijfel trekken. Het zijn geen filosofen in de klassieke zin van het woord, maar ze laten zien kritische en eigenzinnige denkers te zijn.

Soms zijn het geliefden van mannelijke filosofen – zoals Leontion, geliefde van Epicurus in de oudheid – of vrouwen die in briefwisselingen kritisch zijn op de ideeën van bekende filosofen. In de Verlichting uiten vrouwen zoals Elisabeth van de Palts en Anne Conway zich bijvoorbeeld bescheiden kritisch over het ‘lichaam-geestprobleem’ van Descartes. Hiermee hebben zij invloed gehad op het denken van deze beroemde filosoof.

Steeds meer unieke vrouwelijke denkers

Vanaf de Romantiek vindt een kentering plaats, wat ook gespiegeld wordt in de dialoog tussen Frank en Aline. Frank besluit vanaf hier ‘zijn huiswerk’ te gaan doen en hij gaat zich verdiepen in de materie. Hij openbaart zich zelfs als feminist.

In de 20e eeuw komt het denken over vrouwelijkheid, in termen van gender en sekse, tot een hoogtepunt, met publicaties van onder andere Simone de Beauvoir en Judith Butler. Zij denken na over vrouwelijkheid als cultureel construct. In hoeverre is gender aangeboren of juist aangeleerd?

In het volgende tijdvak laten de vrouwen zichzelf als onderwerp los. Aline:

“Vroeger was het zo vreemd als een vrouw filosoof wilde worden, dat haar eigen denken wel onderwerp móést zijn van haar filosofie. De positie van de (denkende) vrouw en hoe die verbeterd kon worden, was waar zij noodgedwongen over nadacht. Dat er nu al zoveel vrouwen zijn die over andere dingen kunnen nadenken, betekent dat het de goede kant op gaat met de vrouwelijke filosofie.”

Ze doelt op een groep jonge vrouwen in de 21e eeuw, waaronder Eva Meijer en Lieke Marsman, die niet langer de mens centraal stellen maar denken vanuit ‘dingen, dieren, bergen en rivieren’. Aline: “Weg van het humanisme. Weg van de gedachte dat de mens tegenover de natuur staat.” Zo komt het vrouwelijk denken in geheel nieuw vaarwater terecht, met een interessante nieuwe kijk op de wereld.

Met De zijkant van de filosofie laten Aline en Frank zien dat filosofie niet enkel toebehoort aan mannen. Waar de vrouwen in het verleden vaak onzichtbaar bleven doordat ze vaak geen toegang hadden tot onderwijs en wetenschap, komen ze vanaf de Romantiek steeds meer in de openbaarheid. Hoe meer rechten en kansen vrouwen kregen, hoe bekender ze ook werden. Met dit boek bieden Frank en Aline een goede introductie, met ook volop handvatten om je verder in de materie te verdiepen.

Boeken / Non-fictie

Hier valt niets te lachen

recensie: Zachtop lachen - Malou Holshuijsen

De extraverte journaliste, radiopresentator en columniste Malou Holshuijsen (1987) liep jarenlang rond met een jeugdtrauma dat ze met een dosis galgenhumor wist te overschaduwen. In Zachtop lachen durft ze eindelijk open te spreken over deze gitzwarte periode uit haar leven, gekoppeld aan fragmenten over haar Indische oma – die op haar beurt als overlevende van een jappenkamp ook heel wat op haar netvlies had staan.

Een rode draad is er écht niet meteen, de verklaring voor deze opbouw van het boek wordt pas later duidelijk. Holshuijsen maakt continu tijdsprongen, waardoor je de ene keer leest over een zesjarige Malou die uitgefoeterd wordt door haar gestoorde opa Rob Houwop, een andere keer over grofgebekte tiener Malou en weer een andere keer krijgen we flarden van gesprekken tussen een psycholoog en een cynische drieëndertigjarige Malou. Aan het begin van het boek begrijp je meteen waarom Malou wekelijks aanschuift bij een zielenknijper, alwaar ze met tegenzin verhaalt over welke kleine gebeurtenissen zich hebben voltrokken in een week. Ze is ooggetuige van een vreselijk ongeval: een vrouw laat zich zomaar voor de trein werpen én daarmee wordt Malou terug in de tijd gekatapulteerd, terug naar dat noodlottige moment voor het treinspoor…

Traumaverwerking

Normaal communiceren lijkt nog lastig voor Malou, die alles letterlijk ‘weglacht’ en adviezen van de psycholoog zomaar wegwuift, die op zijn beurt zijn ergernis niet tussen banken of stoelen verstopt:

“Nee, en stop eens met deze grappen. Je houdt de boel op, ik wil onze tijd graag goed benutten.”

Duidelijk is dat Malou kampt met vele angsten en dat één van die nieuwe angsten haar teistert na een uitstrijkje: de mogelijkheid op baarmoederhalskanker. Als ze dit deelt met haar scharrel van het moment, Jelle, heeft ze het gevoel dat hij uit medelijden bij haar blijft.

Relaties onderhouden, vindt ze maar lastig. Dat het allemaal pais en vree in huize Holshuijsen was, kan men niet zeggen. Thuis mocht zeker niet gepraat worden over het leed dat Malou’s oma, Helena, ervoer in de Tweede Wereldoorlog, gevangen gezeten in een jappenkamp. Toch proberen Malou en haar broer Thomas, koosnaampje ‘Ans’, al grappend alles uit haar oma te trekken. Malou’s psycholoog denkt dat er sprake is van trauma overdracht en dat Malou als derde generatie ook veel heeft meegekregen van de traumaverwerking in haar familie. Zodanig, dat ze mogelijkerwijs een posttraumatische stressstoornis heeft.

In eerste instantie grijpt Malou dit soort veronderstellingen aan om er een grote hoeveelheid aan sarcastische opmerkingen overheen te gooien, maar op een gegeven moment knakt er iets bij deze schrijfster, die optreedt als anti-heldin in haar autobiografische boek (met fictionele elementen). Richting het einde van het verhaal durft Malou eindelijk te spreken over die ene dag, waarop haar zeehondentrui onder de rode spetters kwam te zitten. Het moment dat ze zo angstvallig probeerde weg te stoppen dat er allemaal irreële angsten voor in de plaats komen: bang om zich in het verkeer te mengen, te voet of op de fiets, uit vrees voor bijna-doodervaringen.

Hardop huilen

Het bovenstaande illustreert duidelijk dat dit boek er niet is om ‘zachtop’ of hardop te lachen, eerder om hardop te huilen of ‘zachtop’ te slikken. En toch slaagt Holshuijsen er in, ondanks alle persoonlijke misère die ze deelt, om je als lezer ook zo nu en dan aan het lachen te krijgen. Ze is zó ongelofelijk gevat, dat je je afvraagt of Holshuijsen een carrière als cabaretière misloopt. Met haar scherpzinnigheid weet ze alle lulkoek te ontmaskeren. Het is voor haar een manier om wat er binnenin haar speelt, nooit het daglicht te laten zien. Daartoe wordt ze uiteindelijk wel min of meer gedwongen en dat biedt een verrassend en ontroerend inkijkje in de wijze waarop mensen moeten dealen met de grootste narigheid in hun leven. Holshuijsen blijft dicht bij zichzelf in dit boek; van mooischrijverij is geen sprake. Hoewel ze veel respect oogst met haar persoonlijke verhaal (naast de traumaverwerking wordt haar ‘kanker light’ weggehaald met een ‘kindvriendelijke laser’) en duidelijk een slachtoffer van haar eigen jeugd is, kan haar nonchalance een zekere irritatie teweegbrengen bij het gros van het lezerspubliek.

Wie haar boek openslaat, moet weten dat hij of zij geconfronteerd zal worden met iemand die het hart op de tong heeft. Ook streeft dit boek niet echt literaire pretenties na. De zinnen zijn weinig ‘sprankelend’ en getuigen niet zozeer van een stilistisch vernuft. Er worden geen trucjes gespeeld met de taal, noch wordt de lezer om de oren geslagen met (vernieuwende) metaforen. Toch draagt dit boek veel potentie in zich, het legt zoveel bloot over trauma’s en PTSS en vraagt daardoor indirect meer aandacht voor mensen die hun leven lang worstelen met ondraaglijke gedachten. Kortom, het is letterlijk leesvoer voor de ziel.

Boeken / Fictie

Ontoereikend liefdesverhaal

recensie: Over vijf jaar - Rebecca Serle

Waarom de ene roman wel een vertaling verdient en de andere niet, ligt vaak voor de hand. Toch is het opmerkelijk dat de roman Over vijf jaar van Rebecca Serle het heeft geschopt tot ‘bestseller’. Het is een wel erg simpel liefdesverhaal en een karig uitgewerkt idee dat veel meer diepgang had kunnen krijgen. Een prima boek, maar niet een die eruit springt naast andere romans.

Het boek kenmerkt zich meteen door de hoofdstukindeling. Er zijn behoorlijk wat hoofdstukken voor zo’n korte roman. Alles moet ook meteen – snel, snel – uit de doeken gedaan worden: dit is het personage, zo heet ze, daar werkt ze, dit is haar vriend, dit is haar leven. Punt. Een oppervlakkige kennismaking met protagoniste Dannie Kohan, een advocate met dollartekens in haar ogen. Ze wil snel hogerop komen in haar baan en alles draait om targets. De schrijfster laat het allemaal wel heel serieus en over de top overkomen door zich te beroepen op allerlei lastige en onbegrijpelijke business language. Waarschijnlijk heeft de auteur een niet-alledaags hoofdpersonage in het leven willen roepen, een die niet op hoge hakken slingert en honderduit praat over haar kat en non-existente seksleven. De vraag is maar of ze daarmee lof oogst of dat ze juist een afstand creëert tot de lezer.

Deze Dannie krijgt een nogal hitsige droom over ene Aaron Gregory. Alleen haar beste vriendin brengt ze op de hoogte van deze droom. Voor haar vriend, David, houdt ze dit liever verborgen, juist omdat deze droom Dannie’s leven op losse schroeven zet en aan het twijfelen brengt over haar huidige geliefde. Zeker als haar vriend haar ten huwelijk vraagt, iets waar ze al langere tijd op wachtte. Vijf (verlovings)jaren later, kondigt Bella verheugd haar nieuwe relatie aan. Dannie is ook meteen he-le-maal extatisch. In het boek lijkt het alsof ze Bella’s geluk boven dat van haarzelf plaatst. Je gaat bijna twijfelen: houdt Dannie meer van Bella dan van David, hetzij op een vriendschappelijke wijze?

Werk boven alles?

Terug naar Bella’s blije aankondiging. Dít is het moment dat Dannie compleet overdondert: de persoon die Bella aan haar voorstelt als haar ‘nieuwe vriend’ is iemand minder dan de man met wie Dannie in haar droom van vijf jaar geleden lag te rollebollen. Sindsdien vormt er zich een knoop in haar maag: is het mogelijk dat Dannie’s droom werkelijkheid wordt en zij straks op een of andere manier met Bella’s vriend eindigt? In eerste instantie lijkt deze gedachte nicht im Frage, aangezien Dannie zich opeens compleet stort in haar huwelijksplannen. Een datum, locatie en jurk: dingen waarover de ‘normale’ toekomstige bruid zich uren zorgen kan maken en klessebessen met haar vriendinnen, is voor de weinig geïnteresseerde Dannie natuurlijk onbelangrijk. Daarnaast tilt Bella haar relatie al heel snel naar een hoger niveau. Een nogal héél hoog niveau. Tenminste, daar lijkt het in eerste instantie wel op, maar Bella komt heel bedrogen uit en dan, dan pas, snapt Dannie dat je je werk in sommige gevallen even moet laten voor wat het is en dat je je om écht belangrijke zaken zorgen moet maken.

Romans. Ze worden allemaal gekenmerkt door één element en dat is – uiteraard – te zwaar geromantiseerde voorstelling van het (liefdes)leven. Het is zaak voor een auteur die dit genre beoefent om niet te verzaken in stilistische dooddoeners en overdreven metaforische vergelijkingen om een liefdesleven aan af te spiegelen. Toch jammer dat de wereldwijde bestseller Over vijf jaar dat niveau niet overstijgt. Het is op z’n zachtst gezegd een ‘alleraardigste roman’ over de liefde en over andere belangrijke zaken in het leven als vriendschap en ziekte, maar het verhaal beklijft niet. Dat komt voornamelijk door de schrijfstijl. Het is allemaal zo oppervlakkig en vluchtig neergepend, dat het verhaal niet echt tot leven wil komen.

Perfecte protagoniste?

Daarnaast is het opmerkelijk hoe onbeminnelijk auteur Rebecca Serle haar hoofdpersonage maakt. De protagoniste verhaalt continu over de suffe en saaie dingen die ze op haar werk doet, met eveneens weinig boeiende collega’s. Iedere keer als er weer een relaas volgt over de werkzaamheden van deze Dannie Kohan, rolt er een verveelde gaap uit je mond. Bo-ring. Het is vrij lastig om je met iemand te identificeren die kortgezegd geen hobby’s heeft naast haar werk en die geen zier geeft om haar fysieke uitstraling. Ze is te gepolijst en dat perfectionisme maakt haar zo… nep. Haar beste vriendin Bella biedt al meer mogelijkheden tot zelfidentificatie, maar is zo wispelturig en argeloos dat je je gaat storen aan haar egocentrisme die de lezer klaarblijkelijk moet waarderen als een soort ‘fuck you’-mentaliteit.

Nee, het wordt er niet inspirerender op als de focus verlegd wordt naar de mannen in deze roman. Dannie en haar vriend David vallen het beste te typeren als dat ene stel dat je treurig tegenover elkaar ziet zitten in een restaurant. Dat stel van wie het ongemak overslaat op de serveerster, die zich voorneemt om dat tafeltje in het restaurant zoveel mogelijk te vermijden om nog met een glimlach rond te kunnen lopen. Ironisch genoeg krijgt de lezer enkele situaties in een restaurant voorgeschoteld, de enige nog tenenkrommender dan de andere. Dan de man om wie het daadwerkelijk draait in dit verhaal: Aaron Gregory, de vriend van haar beste vriendin. Over hem heeft Dannie een realistisch aandoende droom, waarvan je je uiteraard afvraagt of deze droom ook werkelijkheid wordt. Dat hij wél voldoet aan het plaatje van de ideale man, moge al snel duidelijk zijn. Hij is met stip op één de meest mysterieuze persoon die deze roman te bieden heeft.

De enige vraag die je ertoe aanzet om dan toch die laatste pagina uit te lezen, is uiteraard de vraag: “Hoe ziet Dannie’s leven er over vijf jaar uit?” Als die vraag uiteindelijk wordt beantwoord, zal ongetwijfeld de volgende gedachte in je naar boven schieten: jeetje, wat had dit boek voor de rest weinig om het lijf. Bestseller? Voortaan mag er wel iets voorzichtiger worden omgegaan met dat predicaat.

Boeken / Fictie

De dapperheid van de domineesvrouw

recensie: Papieren paradijs - Marlies Medema

Marlies Medema raakte tijdens een reis naar Suriname in de ban van het verhaal van Anna Sophie Pannekoek, de vrouw van een dominee omstreeks 1840. In haar debuut Papieren paradijs verhaalt ze op een luisterrijke wijze over een van de eerste Nederlandse pioniersfamilies in Suriname en de onvoorziene problemen die dat met zich meebracht.

Het is 1839 en de ruzies tussen het echtpaar Arend van den Brandhof en zijn vrouw, Anna Pannekoek, stapelen zich op. Dominee Arend heeft zijn zinnen gezet op Suriname en maakt zijn gehele kerkgemeente horendol. Hij overtuigt zijn naaste buren om met hem mee te gaan en een overzees avontuur aan te gaan. Daar, aan de andere kant van de oceaan, ligt het belovende land dat hun geluk zal bezegelen: Suriname. Het land dat getypeerd wordt door het tropische klimaat, de moerassen en heuvellandschappen, maar dat ook gedefinieerd wordt door de slavernij (die pas op 1 juli 1863 zal eindigen).

Van Arends plannen om aldaar een plantage te stichten loopt Anna niet warm. Ze vindt het maar lastig dat ze straks ontheemd is van haar geboortegrond waaraan ze zoveel warme herinneringen heeft en waar ook al haar familieleden – onder wie haar zo geliefde nicht Sophie – en vriendinnen haar leven enige kleur geven. Het is tevens de plek waar ze haar eerste – en wellicht ook enige – liefde leerde kennen: Marten. Helaas vindt haar moeder hem te min voor haar, Anna is nu eenmaal de dochter van een grootgrondbezitter en tja, de familie van Marten “kan met één papiermolen en een klein lapje grond nauwelijks het hoofd boven water houden”. Daarom huwelijken Anna’s ouders haar uit aan de egocentrische Arend van den Brandhof en vanaf dat moment is het gedaan met het rooskleurige leven dat Anna voor ogen had.

Tot de dood ons scheidt

Voordat de lezer wordt meegetrokken in het leed dat Anna´s huwelijk heet, wordt eerst Anna’s jeugd in Heelsum uiteengezet. Na een proloog die ingaat op de tijd omstreeks 1840, lees je als eerste over het de elfjarige Anna, die op een dag zomaar bezwijkt aan een tekort aan lucht. Vanaf dan moet ze verder leven met de wetenschap dat ze aan een zware longaandoening lijdt. Dat staat haar immer opgewekte levenshouding niet in de weg (ondanks die enige noodlottige dag toen ze haar jonge zusje Johanna verloor). Ze is leergierig op school en wil alles weten over de slavernij, waarmee ze later in het leven geconfronteerd zal worden. Negen jaren later, als ze de ‘huwbare leeftijd’ heeft bereikt, fluistert Anna’s broer Theodorus haar in dat Marten zijn oog op haar heeft laten vallen.

Voor Anna zich in een verboden liefde kan storten, wordt ze uitgehuwelijkt aan Arend van den Brandhof, die met zijn gekapte snor en deftige manieren niet minder op Marten had kunnen lijken. Anna houdt de boot lang af, maar weet dat hij haar een goede toekomst kan bieden… In de jaren daarna bevalt ze van de ene na de andere spruit, terwijl haar schoonzus Aartje en zwager Dirk de ene na de andere miskraam moeten betreuren. In 1845 zetten ze dan eindelijk koers richting Suriname, waar ze eindigen in het Surinaamse Groningen. Ziekte teistert de nieuwe landbewoners en de mensen, zowel jong als oud, vallen bij bosjes neer. Arend houdt zich afkerig van alle ellende en draait alle hulpbehoevenden zijn rug toe. Is dit het moment voor Anna om het beetje naastenliefde dat haar nog rest, te geven aan de armzalige kolonisten die slachtoffer zijn geworden van de grootspraak van haar man?

Waarheidsgetrouw

De wetenschap dat het bovenstaande verhaal gebaseerd is op een daadwerkelijk persoon van vlees en bloed, maakt dat je zó wordt meegenomen in het verhaal. Het verhaal is uitermate boeiend te noemen. Op basis van enkele brieven van Anna uit het archief van de Leidse Universiteitsbibliotheek, weet Medema een verrassend perspectief te bieden op het kolonialisme van weleer. Hoewel Arend van den Brandhof zich waarschijnlijk heel goed had geleend voor een protagonist, gezien zijn gekrenkte trots en verraderlijke stemmingswisselingen, is het niet verbazingwekkend dat Medema een vrouw als ware heldin laat optreden in haar debuutroman.

Het was uiteindelijk Anna die de scepter wist te zwaaien in het land waarop haar man al zijn hoop had gevestigd. Haar gedachten worden zo scherp weergegeven en worden omfloerst door de continue twijfel die Anna voelt bij iedere beslissing in haar leven. En niet alleen gedachtegangen worden zo waarheidsgetrouw weergegeven zover een historische roman dat toelaat, maar ook de dialogen onderling stuwen het verhaal voort. Wat overigens zo fascinerend is, is dat Medema het in haar mars heeft om een zo volledig mogelijke karakterschets te maken van ieder personage. Slechts in een paar zinnen, weet Medema je compleet vertrouwd te maken met andere levensechte figuren door wie Anna zich liet omringen.

Marlies Medema is een schrijfster die straks in één adem genoemd wordt met andere schrijvers die zich toeleggen op de historische roman, zoals Arthur Japin en Annejet van der Zijl. Wat een bof dat er weer een auteur is opgestaan die alle moeite neemt om alle beschikbare archieven uit te pluizen om zo een waarheidsgetrouw verhaal te vereeuwigen op papier. Het zou een aanwinst zijn voor liefhebbers van dit genre als zij zich in de toekomst richt op andere vrouwen, wiens levensgeschiedenis een baken van licht vormt in de geschiedenis van Nederland.

Boeken / Non-fictie

Bedrukt en schuldig

recensie: Jannah Loontjens - Schuldig

De filosoof, dichteres en schrijver Jannah Loontjens heeft last van schuldgevoelens. Over kleine en grote dingen, wat nabij is en ver weg. Over daden en gedachten en over het nalaten van dingen. Ze schreef er een erudiet en persoonlijk boek over.

Behalve over persoonlijke schuldgevoelens, die ze soms genadeloos fileert, gaat dit boek ook over oorzaken en gevolgen ervan. Over de rol van nurture en nature, het proberen te begrijpen van beweegredenen en over misverstanden die kunnen rijzen. Daarbij gaat de auteur te rade bij bekende en onbekende filosofen en psychologen als Freud en Winnicott, bij Kierkegaard en Nietzsche, en bij schrijvers als Kafka, Shakespeare en Euripides. We kunnen van ze “leren dat besluiteloosheid, en het ontwijken van schuld, ernstiger gevolgen kan hebben dan een duidelijk besluit”.

Schuldbewustzijn

Eigenlijk gaat het Loontjens niet eens zozeer om schuld en je schuldig voelen, maar om schuldbewustzijn. Vaak lopen daarbij spijt en schuld door elkaar. Spijt kun je hebben van iets dat je helder kunt verwoorden, schuld is vager. Je kunt je zelfs schuldig voelen zonder spijt te hebben, zoals Astrid Holleeder, die eens in een interview zei “dat ze geen spijt had, maar zich nog altijd schuldig voelde omdat door haar getuigenis haar broer in de gevangenis zit”.

Je kunt ook spijt hebben zonder je moreel schuldig te voelen, zoals Jannah Loontjens, die in Bangkok haar paspoort verkocht om geld voor de terugreis te hebben. Wel juridisch schuldig, beschaamd en boetvaardig. “Misschien kwam het door minachting voor autoriteiten die me was bijgebracht” en waarover ze eerder schreef in Roaring Nineties (2016). Ook hierin mengt ze eigen ervaringen met filosofische en praktische vragen.

Nieuwsgierigheid

Sommige boeken van schrijvers die in dat boek ook een grote rol spelen, leest ze opnieuw en nu anders. Zoals Foucaults Geschiedenis van de seksualiteit. Loontjens schrijft, dat ze haar geliefde “overlaadt, met nieuwsgierige, toegewijde ervaringen” en daarbij zelf de indruk heeft, dat ze “dit doet uit oprechte nieuwsgierigheid”. Het omgekeerde is het geval: ze hoeft niet alles van hem te weten. “Mijn geliefde”, schrijft ze, “voelt zich bedrukt en ik voel me schuldig, dat ik eigenlijk helemaal niet even open naar hem luister als ik had beloofd.”

Ze concludeert in de voetsporen van Foucault, “dat vertrouwelijkheid ten onrechte wordt begrepen als het delen van een waarheid. Vertrouwelijkheid bestaat er misschien juist wel in dat je elkaar de ruimte geeft om niet alles te hoeven vertellen en delen.” Om elkaar voor pijn te beschermen? Uit verantwoordelijkheidsgevoel voor de ander?

Ander perspectief

In het verlengde hiervan zet de auteur de stap naar schrijven vanuit andermans perspectief, zoals ze dat deed in haar roman Wie weet. “Het schrijven vanuit andermans perspectief schenkt je een zekere vrijheid. Juist omdat je niet de volledige verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor de denktrant die je uitprobeert, kun je roekelozer, intiemer, onthullender en meedogenlozer schrijven.” Of is het dat je geen schuld wilt dragen? Maar bestaat “filosofie [niet uit] gedachten uitproberen en onderzoeken?”

Even, terloops, komt Loontjens verwantschap met de schrijfster, dichter en vertaler Frida Vogels ter sprake. Samen met haar geliefde Jamal trad Loontjens in de zomer van 2018 in haar voetsporen. Ze schreef er Als het over liefde gaat over. De relatie tussen Jannah en Jamal komt onder spanning te staan. Zo zijn Schuldig, Roaring Nineties en Wie weet spannende, literaire mengelingen van filosofie en egodocument geworden. Helder en eerlijk verwoord.

 

Film / Films

Franse bordeelhoudster met een temperament

recensie: Madame Claude - Sylvie Verheyde

Onder de naam Madame Claude runde Fernande Grudet in de jaren ‘60 en ‘70 een netwerk van escortdames voor rijke klanten. Tot haar klanten behoorden politici en topondernemers, en naar eigen zeggen ook figuren als John F. Kennedy en de Shah van Iran. Een carrière voor een veelbelovende biografische film, maar de Netflix-adaptatie Madame Claude laat veel te wensen over.

Aan het escort- en prostitutie-aspect van de film mist er niks. Bijna twee uur lang zijn naakte lichamen en seksscènes in beeld. Maar echt boeiend zijn de scènes vol seks en geweld niet. Er is zo veel meer te vertellen over het leven van de echte Madame Claude (gespeeld door Karole Rocher), maar het is onduidelijk welke kant regisseur Sylvie Verheyde op wil. De film springt van de hak op de tak: vage voice-overs van Madame Claude die betrokkenheid willen oproepen (maar dit niet echt doet) en sterke emoties die elkaar afwisselen op momenten die onlogisch lijken.

Rise and fall van een imperium

De Netflix-film toont de hoogtijdagen en de neerval van het establishment dat Madame Claude door de jaren heen heeft opgebouwd. Allerlei verhaallijnen lopen door elkaar, met elk evenveel potentie als de ander die de bovenhand kunnen nemen. Maar geen enkele optie neemt het voortouw. Zo zijn er de banden met criminelen, wet-ontduikingen en persoonlijke intriges waarbij een nieuw gezicht wel heel dicht bij de plaats van Madame Claude komt. Al deze verhaallijnen lopen op een onhandige en onduidelijke manier door elkaar heen. Als de film net iets anders gestructureerd was, had het beter kunnen werken.

Temperament

De grootste plek in het verhaal is weggelegd voor het eerdergenoemde nieuwe gezicht: protégée Sidonie (gespeeld door Garance Marillier). Een bloedmooie en welopgevoede nieuwe werknemer van Madame Claude. Sidonie heeft de neiging zich veel te bemoeien met de zaken van Madame Claude, en op deze manier komt ze erg dicht bij de temperamentvolle bordeelhoudster te staan. Gelukkig is de relatie tussen Claude en Sidonie een boeiende ontwikkeling, maar ontplooiing van de personages blijft uit en houdt niet op met oppervlakkig aan te voelen.

Connectie met personages

Het duurt even voordat het verleden en de beweegredenen van Madame Claude duidelijk worden. Tegen de tijd dat het zover is, is de film eigenlijk al afgelopen. Aan de ene is dit niet erg, want aan het eind begrijp je het wel, maar de perceptie van de personages wisselt zo sterk dat het uiteindelijk zijn doel niet dient. Er was genoeg mogelijkheid om deze banden al veel eerder op te bouwen, of in ieder geval vast te houden.

Gemiste kans

Madame Claude was een mysterieus figuur. In haar hoogtijdagen wisten weinig mensen wie ze was en of ze überhaupt wel bestond. Desalniettemin werd ze gevreesd door de connecties die ze had met de onderwereld. Het mysterie rondom Madame Claude wordt in de film niet weggestopt, maar op een geforceerde manier krijgt het een kleine rol. Toch laat Netflix met Madame Claude wel zien dat ze kunnen scoren met Netflix-originals. De film zou zo in een filmhuis vertoont kunnen worden. Hoe indrukwekkend het leven van Fernande Grudet eigenlijk was, wordt pas duidelijk als het eigenlijk al te laat is. Ondanks dat de film vermakelijk is, roept het na afloop vooral de vraag op waarom er zo weinig gebruik is gemaakt van de potentie die het verhaal had.