Film / Achtergrond

Save The Cinema! (Een ode aan de bioscoop)

special: Column Sanne Kortooms

Bioscopen zijn hartstikke essentieel: voor bezoeker, maatschappij én de filmindustrie. Daarom is het belangrijk dat we, zodra het mag, film weer gaan beleven in de bioscoop. Alleen dán redden we de magie van de ‘cinema’.

Een gevoel van droefheid overviel me toen ik op 13 april achteloos door twitter scrolde en het bericht zag: ‘The ArcLight cinemas will close permanently’. Wacht even, wat? Natuurlijk, de afgelopen maanden hadden – pijnlijk genoeg – al meer bioscoopketens aangekondigd dat zij hun deuren permanent moesten sluiten. Dus kwam dit écht als een verrassing? Nee, maar het nieuws sloeg wel in als een bom. Op social media uitten bezoekers en filmmakers massaal hun ongeloof en verdriet. Moonlight regisseur Barry Jenkins vatte het heersende gevoel goed samen in zijn reactie op het bericht: “FUCK”.

The ArcLight had ‘maar’ driehonderd zalen, voornamelijk in Californië. Maar daaronder valt een van de beroemdste filmtheaters ter wereld: de Cinerama Dome aan Sunset Boulevard in Los Angeles. Als je als filmliefhebber ooit in LA bent geweest, dan heb je zeker weten een bezoek gebracht aan deze ‘iconische koepel’. Geopend in 1963 en in 2019 door Quentin Tarantino nog eervol in beeld gebracht in zijn Once Upon a Time in Hollywood. Het was een theater waar de magie die cinema is, ieder moment voelbaar was. Net als wandelaars die elkaar een knikje geven bij het passeren, zo liep je door The ArcLight; filmmakers, fans, beroemdheden, zaalwachten en schoonmakers… Het maakt niet uit, iedereen had diezelfde blik, iedereen snapte waar je voor kwam. Hier kon je film ongegeneerd aanbidden.

De eerste bioscoop

Natuurlijk was The ArcLight niet de enige, overal ter wereld zijn ‘filmtempels’ waar de liefde voor film tot in perfectie doorgevoerd is. Het is goed daarbij stil te staan. Want film en bioscopen zijn eigenlijk nog hartstikke jong. Slechts een dikke eeuw geleden, op 19 juni 1905, opende de eerste echte bioscoop (The Nickelodeon Theater in Pittsburg) zijn deuren. Sindsdien heeft ‘de bioscoop’ wereldwijd een essentiële plek verworven in onze dorpen, onze steden en in ons hart. Een plek waar culturen samenkomen. Waar je kunt leren over die cultuur, over geschiedenis, techniek, politiek, taal, psychologie en godsdienst. Een plek waar je fantasie geprikkeld wordt, waar je volop informatie opdoet. Over anderen, maar zeker ook over jezelf. Het brengt ons samen. En als klap op de vuurpijl is het ook een plek die ons herinneringen voor het leven meegeeft.

Eén dagje wordt anderhalf jaar

Tijdens de persconferentie van 11 mei jl. liet Hugo de Jonge weten dat hij een kunstliefhebber is en graag een theater bezoekt. In dezelfde adem zei hij ook dat kunst ‘niet essentieel’ is omdat we best ‘een dagje zonder’ kunnen. Zou Hugo zich misschien Bill Murray in Groundhog Day wanen en denken dat dezelfde dag steeds opnieuw begint? Want dat ‘ene dagje’ heeft zich al dik 365 dagen herhaald. Daarbij mist Hugo zélf iets essentieels. Want of het nou de theaters zijn die hij graag bezoekt, of de streamingdiensten waar we nu naar kijken: geen van allen kunnen bestaan zonder de (en ik verwoord dit expres zakelijk) content die er vertoond wordt.

Hoe graag we allemaal weer back to normal willen, het is nogal naïef om te denken dat het meer dan een jaar lang sluiten van deuren geen enkele invloed heeft op die content. Content die gemaakt wordt door mensen, overigens. Bioscopen zijn niet alleen essentieel voor de bezoeker, ze zijn ook van groot belang voor de levensvatbaarheid van de filmindustrie. Film maken is duur. Net zoals de muziekindustrie live-concerten nodig heeft omdat zij niet louter kan rondkomen van Netflix’ equivalent Spotify, heeft de filmindustrie bioscopen nodig.

Ode aan de beleving

Het is dus te hopen dat we met zijn allen niet té gehecht zijn geraakt aan onze thuisbioscoop. Hoe comfortabel het misschien ook voelt, vraag mensen naar de meest favoriete filmherinnering uit hun leven en ik verwacht niet dat iemand zal zeggen ‘Oh ja, dat was op een avond, geen idee meer welke, ten tijde van de lockdown toen we een paar uur door Netflix hadden gegrasduind en eindelijk iets vonden wat we nog niet kenden…’

Nee, juist het naar de film toe gaan, hem beleven met anderen, of je ze kent of niet, dát maakt de herinnering aan die film juist compleet, en vooral uniek. Ik heb door het bezoeken van bioscopen nog tal van ‘actieve herinneringen’ aan films die ik zag. Zoals toen ik op mijn zevende met mijn vader de Euro Cinema in Den Bosch binnenliep en me rot schrok toen ik zag hoeveel mensen er waren. Overal waar ik keek stonden ze. De rij ging de trap op naar boven, maakte daar een grote bocht en ging via het andere deel van de trap weer naar beneden. Jong en oud, allemaal waren ze even opgewonden als nerveus. Ook toen iedereen zich eindelijk neer kon vlijen in een van de rood pluche stoelen met in de ene hand zijn warme bak popcorn en in de andere het flesje ijskoude cola, gonsde de opwinding door het theater. Pas toen de lichten doofden, verstomde het geroezemoes en bij het eerste beeld op het immense doek was het alsof iedereen even zijn adem inhield. Een rilling kroop over mijn rug, dit was bijzonder. Dit moment; het gezamenlijk kijken naar de nieuwe film van die beroemde Steven Spielberg: Jurassic Park!

Dat je je zo’n moment jaren later in geur en kleur nog herinnert, dat is bijzonder én herkenbaar. Dat moet ook de redactie van het Britse filmmagazine Empire hebben gedacht toen ze hun uitgave van maart 2021 omdoopten tot ‘ode aan de cinema’. Filmmakers van over de hele wereld wilden maar wat graag hun bijdragen leveren en vertellen over hun meest memorabele bioscoopervaringen. Bond-acteur Daniel Craig (je weet wel, van die James Bond film waarvan de releasedatum inmiddels al drie keer is verschoven) zei onder andere: “Clutching the armrest, transfixed in Blade Runner, the tension unbearable. Rutger Hauer!” Dat is toch mooi? Dat James Bond zich nog herinnert hoe hij in 1982 vol spanning in een bioscoop naar ‘onze Rutger’ keek!

Bezoek ook op reis een bioscoop

Bij ons was vroeger een bezoek aan een bioscoop tijdens de vakantie net zo gewoon als een bezichtiging van een kerk of museum. Ik kan het iedereen aanraden. Je leert veel over mensen want in geen land is het publiek hetzelfde. Ik verklap niks als ik zeg dat wij Hollanders behoorlijk beheerste filmkijkers zijn. Er kan een klein lachje vanaf als we merken dat de buurman ook moet gniffelen. In veel landen gaat dat wel anders. Ik zal nooit vergeten hoe mijn zusje en ik in een Thaise bioscoop van verbazing uit onze stoel vielen toen vóór de film begon, de hele zaal opstond en met de hand op de borst luidkeels het volkslied zong. Of in die bioscoop op Curaçao waar iedereen, nadat er een scène was waarin een vrouw een man op onmiskenbare wijze de waarheid vertelde, van euforie en blijheid opstond en joelend zijn popcorn richting de man op het doek gooide. De eerstvolgende vijf minuten was niets meer van de film te verstaan maar dat was helemaal niet erg. Het was heerlijk!

Time Out magazine stelde onlangs de ideale lijst samen die je tijdens je volgende reizen bij de hand kunt nemen. The 50 most beautiful cinemas in the world. Het is werkelijk waar een prachtlijst. En een bezoek aan de bioscoop die op één staat is ook nog eens heel goed te doen. Dat is namelijk: Tuschinski!

The show must go on

Met de studio’s die zich genoodzaakt zien hun films aan streamingsdiensten te verkopen, is het te hopen dat niet nog meer bioscopen hetzelfde lot als The ArcLight zijn beschoren. In Hollywood ontstond flinke ophef toen studio Warner Brothers onlangs aankondigde om alle films die nog op de plank liggen (waaronder Dune en The Matrix 4) direct in première te laten gaan op HBO Max. Regisseur Christopher Nolan (sinds 2002 aan de studio verbonden) haalde flink uit: “Warner Bros. had an incredible machine for getting a filmmaker’s work out everywhere, (…) and they are dismantling it as we speak. They don’t even understand what they’re losing. Their decision makes no economic sense, and even the most casual Wall Street investor can see the difference between disruption and dysfunction.

De opwinding (net zoals die ontstond naar aanleiding van de uitspraken van De Jonge) is begrijpelijk. Los van het financiële verlies, gaat met het thuis kijken van grote films de beleving, de herinnering en de magie die een bioscoopbezoek met zich meebrengt, onherroepelijk verloren. En dat is eeuwig zonde. Dus laten wij for the sake of cinema gruwelijk ons best doen en zorgen dat bioscopen – niet alleen in onze herinneringen – blijven bestaan.

Laten wij, zodra de deuren van het slot gaan, afspreken film weer samen te vieren in de bioscoop!

Sanne Kortooms

Sanne is een prijswinnende regisseur en scenarioschrijver. Haar korte zwarte komedie To Catch A Fly is nu te zien op streamingdienst Cinetree.

Film / Films

Een geweldig duo in 70’s stijl

recensie: The Nice Guys - Shane Black

Ten tijde van de lockdown schenkt regisseur Shane Black ons, samen met zijn acteurs Ryan Gosling en Russell Crowe, een zeer welkome vrolijke noot in de vorm van The Nice Guys.

Het lijstje van nieuwe films die we straks in de bioscopen kunnen gaan bekijken heeft inmiddels een aardige lengte. Wat zal het een genot zijn om al die producties waar we de afgelopen maanden zoveel over gehoord hebben, zoals Promising Young Woman, The Father, Nomadland, Druk en De Oost eindelijk op groot doek te kunnen bewonderen! Maar voordat de bioscopen weer op volle toeren mogen draaien, zijn we weer wat weken verder. En op de streamingsdiensten zijn zeker nog wat (oude) pareltjes te vinden!

Dé thuisbios tip

Juist het kijken naar oudere films, die je bijvoorbeeld gemist hebt toen ze in de bioscoop draaiden, kunnen leuke verrassingen opleveren. Zo kan je op Pathé Thuis The Nice Guys vinden. Ondanks dat twee megapopulaire acteurs de hoofdrollen spelen, is de film toen hij in 2016 in de bioscopen kwam, behoorlijk geflopt. En dat is niet helemaal terecht…

Schrijver en regisseur van de film is Shane Black, die in de jaren 80 naam en faam maakte met zijn scripts voor Lethal Weapon. In 2005 maakte hij de ietwat wazige en zeer eigenzinnige Kiss Kiss Bang Bang met Robert Downey Jr. en Val Kilmer. The Nice Guys is niet alleen nóg eigenzinniger dan deze voorganger, maar ook vele malen interessanter.

Charismatische vrienden

Wederom hanteert Shane de ‘buddy cop’ formule (twee verschillende typen agenten die samen een misdaad moeten oplossen). Dit keer worden de hoofdrollen gespeeld door Ryan Gosling en Russell Crowe. Al genoeg reden om de film te bekijken. Zowel Gosling als Crowe zijn op zichzelf charismatische acteurs en als je ze bij elkaar zet…. Wow… Dan knalt het charisma door het dak! Samen met hun piekfijne gevoel voor humor maakt het de film een feest om naar te kijken. Tel daarbij op dat de film zich in de jaren zeventig afspeelt. Precies met alle muziek en kledingstijlen die je je daarbij voorstelt.

Zaken mét sexappeal

Gosling is de alleenstaande vader en voornamelijk volgens de regels opererende, privé detective Holland March. De zaken die hij voorgeschoteld krijgt hebben meestal weinig sexappeal, maar dat verandert als hij de zogenaamde zelfmoord van pornoster Misty Mountains moet onderzoeken. Het spoor wijst al snel in de richting van ene Amelia. Maar March is niet de enige die haar wil spreken. De veel ruigere en minder volgens het boekje werkende ‘private eye ‘Jack Healey (Crowe) is ook naar haar op zoek. Uiteraard botsen ze. Maar als Amelia op mysterieuze wijze van de aardbodem verdwenen lijkt, is een samenwerking onvermijdelijk. March en Healey belanden vervolgens in een aaneenschakeling van maffe, creatieve en onverwachte scènes, vol vreemde klootzakken, vage hippies en voorbij zwemmende zeemeerminnen. Inderdaad: zeemeerminnen.

Jezelf open kunnen stellen voor wat fantasie is noodzakelijk, maar als dat lukt is de film een regelrecht genot. En zo maakt The Nice Guys de lange weg naar het heropenen van de bioscoop toch weer een stukje draaglijker!

The Nice Guys is nu te zien via Pathé Thuis.

 

Kunst / Expo binnenland

Meet Vermeer: (ver)dwalen door een virtueel museum

recensie: Meet Vermeer

Meet Vermeer is een virtueel museum met een berg aan informatie over het leven en werk van de Delftse schilder Johannes Vermeer. Het platform is toegankelijk, al is het soms lastig om door de bomen de ‘Vermeers’ nog te zien.

Om alvast in de stemming te komen voor de heropening van musea is het hoog tijd om nog een keer een blik te werpen op het digitale aanbod. Zo hebben Google Arts & Culture en de musea die schilderijen van Johannes Vermeer (1632-1675) bezitten een interactief platform opgericht, waar je meer kan leren over het leven en werk van deze kunstenaar. Je kan er via virtuele tentoonstellingen en interviews met experts van alles leren over deze Delftse schilder en andere kunstenaars. Het is zelfs mogelijk om via Google Streetview te dwalen door de museumzalen waar alle schilderijen van Vermeer hangen. Meet Vermeer biedt zowel grappige details als kunsthistorische weetjes, dus er is voor elk wat wils.

Johannes Vermeer, Meisje met de parel, 1665 © Mauritshuis, Den Haag

Van het ene weetje naar het andere

Zo scrol je door een tentoonstelling in plaats van dat je van foto naar foto klikt. Je kan daardoor, net zoals in een museum, zelf je looptempo bepalen. Hoe sneller je scrolt, hoe sneller de tentoonstellingsteksten en afbeeldingen van schilderijen verschijnen en verdwijnen. Ook wordt er tijdens het scrollen voor je ingezoomd op de hoge resolutie foto’s van Vermeers schilderijen, die prachtige details onthullen over zijn werkwijze. Verder komt er allerlei interessante informatie langs.

Wist je dat het Meisje met de Parel (1665) mogelijk helemaal geen bestaande vrouw was? En dat, als je goed kijkt, de vrouw op het schilderij geen neusbrug heeft? Een ander voorbeeld is de stoof op Het Melkmeisje (ca. 1660). Aan de binnenkant daarvan zie je een bakje waar waarschijnlijk warme kolen in zaten. Hierdoor kon het dienstmeisje eten (of haar benen) warmhouden. Maar er zit meer achter dan je denkt. Een stoof was in de zeventiende eeuw een symbool voor een brandend verlangen naar liefde en trouw. En ja hoor, vlak bij de oven is een klein, onopvallend cupidosymbooltje te zien op een tegeltje in de muur. Deze symbolen verwijzen waarschijnlijk naar de toewijding en liefde van het dienstmeisje om voor anderen te zorgen. Dat, en nog veel meer leer je in de tentoonstellingen van het virtuele museum Google Arts & Culture.

Johannes Vermeer, Het melkmeisje (detail), ca. 1660 © Rijksmuseum Amsterdam

(Ver)dwalen in digitale wandelgangen

Dwalen door een museum is leuk, maar als het museum zo groot is dat je de weg kwijtraakt is dat minder handig. Of als je op zoek bent daar dat ene schilderij, maar het nergens kan vinden. Meet Vermeer is breed opgezet, de tentoonstellingen zijn mooi vormgegeven en de informatie is interessant, maar in dit museum is alles op één hoop gegooid op de hoofdpagina. Hierdoor weet je niet goed waar je moet beginnen en pas helemaal onderaan op de pagina vind je een menu, waar je kan klikken op de losse tentoonstellingen. Helaas is dat overzicht niet volledig: zo zijn er een paar verstopt onder het kopje ‘The devil is in the detail’ en is er op de hoofdpagina een tentoonstelling te vinden over gestolen schilderijen van Vermeer.

Nog vervelender misschien is dat het virtuele museum geen zoekfunctie of behulpzame suppoost heeft, dus als je specifieke informatie wil over één kunstwerk ben je wel even bezig met zoeken. Ondanks dat is Meet Vermeer een prachtig vormgegeven ruimte en is het hartstikke leuk als je op je eigen tempo het leven en werk van Vermeer wil ontdekken, zonder hordes mensen die allemaal op de foto willen met het Melkmeisje. Het enige nadeel is dat je eerst moet verdwalen tussen de ‘Vermeers’ voordat je wegwijs bent in dit digitale museum.

Film / Serie

Flamboyant eerbetoon

recensie: Halston - Daniel Minahan, Ryan Murphy, Christine Vachon

Roy Halston Frowick, de modeontwerper beter bekend als simpelweg Halston, is lang niet zo bekend als populaire namen zoals Dior, Versace, Gucci of Yves Saint Laurent. Het leven van modeontwerper Halston is echter niet minder filmisch en hij hoort zeker thuis in het hiervoor genoemde rijtje. In de Netflix-miniserie Halston wordt dit bewezen.

De Netflix Original neemt je terug naar het New York van de jaren ’70 en ’80, waarin je kennis maakt met het losbandige leven van de modeontwerper, vol luxe, feest en drugs. De van oorsprong hoedenmaker Halston brak in 1961 door met de pillbox hat die Jackie Kennedy naar de presidentiële inauguratie van haar man droeg. Sindsdien kleedt hij de grootste beroemdheden. Maar zijn met succes opgebouwde imperium dreigt om te vallen wanneer hij een andere weg in moet slaan.

Simply Halston

De dramaserie is oorspronkelijk gebaseerd op het boek Simply Halston, van Steven Gaines en is geproduceerd door onder andere Ryan Murphy, die eerder een serie over de modewereld maakte met American Crime Story: The Assassination of Gianni Versace. Verder scoorde Murphy, die een deal heeft met Netflix, recentelijk ook goed met Hollywood en Ratched. De aanwezigheid van Murphy in de productie geeft al goed aan van welke kwaliteit Halston is. Want die is goed!

Vertolking van modeontwerper

Zodra je aan Halston begint, zit je er meteen in. Dat komt mede door de heerlijke tijdsgeest van de serie, maar het spektakelstuk is weggelegd voor de vertolking van Halston zelf. Hij wordt gespeeld door Schotse acteur Ewan McGregor, een fantastische casting-keuze. Qua uiterlijk lijken de twee al redelijk op elkaar, en McGregor weet een extra laag aan de portrettering van Halston te geven. Hij ademt de rauwheid en de scherpe persoonlijkheid van de modeontwerper.

Vriendschappen en tegenslagen

De serie draait onder andere om Halston’s geliefdes. Het team waardoor hij wordt omringt tijdens het merendeel van de serie loopt over van een fijn verbonden groepsgevoel. Ja, er zijn uitspattingen, maar uiteindelijk blijken ze telkens een sterk team met z’n allen. De band met goede vriendin Liza Minnelli (Krysta Rodriguez) is een hele fijne vriendschap om naar te kijken. Je leert Halston beter kennen door zijn relaties met de mensen om hem heen. Zijn leven kent echter ook genoeg tegenslagen. Verslaving, ziekte en beroemdheid zijn allemaal obstakels die de modeontwerper moet overwinnen. Hierdoor verliest hij dierbaren en zijn de verdere gevolgen groot: niet alleen zijn carrière, maar ook zijn gezondheid staan op het spel.

Vergevingsgezind

De serie kent veel momenten waarbij het moeilijk is om van de modeontwerper te genieten, of op z’n minst hem te mogen. Halston’s onverschilligheid en indifferente manier waarmee hij met mensen omgaat zijn soms lastig te verduren. Maar wanneer de aftiteling verschijnt, is er een Halston-achtige truc uitgehaald: op het laatste moment geef je tóch om hem. Alleen al om die reden is Halston zeker het kijken waard.

 

Boeken / Non-fictie

Rootsmuziek met invloed

recensie: Wiebren Rijkeboer – Rootsrock

Rootsrock is een muzikale singer-songwriter-reis onder leiding van Wiebren Rijkeboer, die ons meeneemt langs bekende en minder bekende grootheden van de rootsrockmuziek. Een ontdekkingsreis in woorden die hunkert naar klanken.

Rootsrock is een muziekaanduiding waar we veel muziek onder kunnen scharen, die toch weer met elkaar verbonden is. Het is feitelijk het spectrum van Americanamuziek, maar dan zonder echte country, western en folk. Zeg maar de wat stevigere kant van de genreaanduiding.

Beperkingen die verruimen

Rijkeboer beperkt zich zoveel mogelijk tot albums die op vinyl zijn uitgebracht, met enkele uitzonderingen, omdat sommige releases (die nooit op lp verschenen) niet mochten ontbreken. Het gaat tenslotte om de muziek en niet het medium. De 53 singer-songwriters die aan bod komen in Rootsrock beleven in de twintig jaar die het boek onder de loep heeft hun meest invloedrijke periode, al is daar behoorlijk wat tegenin te brengen. Zo heeft iedere beperking natuurlijk ook zijn verruiming. Denk hierbij aan namen als Johnny Cash, die al veel eerder invloed had en een Elvis Costello, die zowel voor 1980 als na 2000 albums van betekenis maakte.

Rootsrock is het derde boek in de reeks, waarbij de schrijver met slechts één artiest in herhaling treedt, omdat zijn stijl opvallend veranderde. Elk besproken album wordt in twee tot maximaal vier pagina’s onder het vergrootglas gehouden. Wat uit alle stukken spreekt is dat een groot liefhebber aan het woord is. De schrijfstijl is gemakkelijk en Rijkeboer laat blijken over veel historische muziekkennis te beschikken. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met de feiten van het album, zoals platenlabel, jaar van verschijnen en de volledige tracklist van het album.

Vergeten albums en sleutelplaten

Natuurlijk prijken op de cover van het boek albums die iedere liefhebber van het rootsrockgenre meteen herkent: Johnny Cash, John Hiatt, Lucinda Williams, Tom Petty en Ryan Adams zijn de lokkers naar het boek. Voor wie muzikaal avontuur zoekt is er in het boek gelukkig ook genoeg te ontdekken wanneer Rijkeboer stilstaat bij vergeten albums. Sommige van zijn verhalen zullen uitnodigen om op zoek te gaan naar deze vergeten en soms moeilijk vindbare albums. Met streamingdiensten en videodiensten binnen handbereik kunnen we tegenwoordig bijna alles wel vinden om even te beluisteren, maar de liefhebber en verzamelaar wordt daarna mogelijk op pad gestuurd om een album toch fysiek te gaan zoeken. Zeker als het dan ook nog eens vinyl betreft, wat Rijkeboer predikt, is het mogelijk de start van een verzamelaarsavontuur.

Verrassingen zijn er zeker in de vorm van Zakk Wylde, Eddie Ray Porter, Will T. Massey en Beaver Nelson, om maar een paar namen te noemen. Sommigen ervan doen niet bij iedereen meteen een belletje rinkelen, of zeker niet in combinatie met het genre, bijvoorbeeld als we denken aan Wylde.

Wat nieuwsgierig maakt is welke albums zouden zijn toegevoegd als het boek ook de eerste twintig jaar van deze eeuw zou bevatten. Misschien is dat iets wat je als liefhebber zelf alvast op een lijstje kan zetten als je van alle 53 albums die in dit smakelijke muziekboek staan hebt genoten. Want genieten is het zeker als je van deze muziekstroming houdt. Rijkeboer weet de liefhebber te boeien en te inspireren tot ontdekken.

Boeken / Non-fictie

Ggz scherven brengen geen geluk

recensie: Netwerkpsychiatrie, samenwerken aan herstel en gezondheid - Mulder, Van Weeghel, Delespaul, Bovenberg, Berkvens, Leeman, Kroon, Van Mierlo, Kienhorst

Netwerkpsychiatrie gaat voor herstel bij de cliënt én ggz

We worden deze dagen opgeschrikt door de “toeslagenaffaire”. De regering Rutte treedt af. Goed gedaan. Onder verantwoordelijkheid van dezelfde premier is de afgelopen tien jaar gewerkt aan de versnippering en daarmee het slopen van de ggz voor mensen die goede hulp het meest nodig hebben. Het systeem kraakt in zijn voegen. Burgers op de wachtlijst. Werkers die het pand verlaten… De auteurs van het boek Netwerkpsychiatrie willen samenhang genereren en de krachten bundelen. Goed gedaan. Dit is een heel nuttig boek.

Netwerkpsychiatrie beschrijft een vorm van samenwerken aan herstel en gezondheid waarbij  geprobeerd wordt verbindingen te verstevigen tussen de cliënt, zijn naasten en behandelaars en begeleiders, tussen afdelingen binnen de ggz en tussen de ggz en het sociaal domein, dit alles in dienst van het gemeenschappelijk streven om het herstelproces van cliënten, ook met nadruk op de eigen regie van de cliënt, maximaal te ondersteunen.

Netwerk

Het boek is geschreven door een netwerk op zich. Dit onderstreept dat sprake is van een beweging van velen binnen de huidige ggz. Aan het boek werkten 8 hoofdauteurs en 25 medeauteurs. Deze samenwerking is op zich al een hele prestatie. Over het geheel genomen is daarbij sprake van een goed, helder en samenhangend verhaal. Dat is ook knap. Netwerkpsychiatrie wil een gedachtegoed in ontwikkeling weergeven waarmee het uitnodigt tot discussie.

Het boek is geschreven dóór en vóór ggz-professionals. Dat is te merken. Er wordt veel vaktaal gebruikt. Opmerkelijk genoeg niet in de zin van psychiatrische diagnoses. Die kom je zelden tegen en in die zin is dan eigenlijk ook nauwelijks sprake van een boek over psychiatrie en diagnostiek.

Wel is er door dat vakjargon sprake van een onophoudelijke stroom heel lelijke afkortingen met betrekking tot behandelmodellen. Van behandelaren die zich nadrukkelijk in samenwerking willen zien met de Nederlandse bevolking zou het passen om onmiddellijk alle Engelstalige begrippen in het boek te vervangen. Zo moeilijk is dat niet. Merkwaardig toch dat er behandelaren zijn die Intensive Home Treatment (IHT) willen verrichten en kennelijk hun neus ophalen voor IBT (Intensieve Behandeling Thuis).

Verder valt op dat hoewel het de bedoeling is samenspraak mét en regie vanuit cliënten te genereren er nauwelijks cliënten aan het woord komen in het boek. Het voorwoord geschreven door Irene van de Giessen, directeur Stichting Herstel Talent, lijkt daarvoor een goedmakertje. Ook als het gaat over het samenwerken tussen diverse zorgaanbieders worden die “partners” niet concreet benoemd of aan het woord gelaten. Ook wordt er te weinig aandacht besteed aan kritiek die de laatste jaren op de interne organisatie van de ggz en ook op de inhoud van het vak wordt geuit zoals bijvoorbeeld in de beweging van de ”Nieuwe ggz“ (J. van Os). Ook het gedachtegoed van de “Oplossingsgerichte Therapie” (o.a.S. de Shazer & I. Kim Berg, F. Bannink) ontbreekt helaas volledig.

Het boek is opgedeeld in vier delen

Deel I omvat de algemene aspecten van netwerkpsychiatrie en de specifieke doelgroep van mensen met complexe zorgbehoeften. Aan bod komen onder meer de onderliggende visie, zorgprioritering, de veranderende rol van de professional, het werken met naasten, de rol van wonen (de beste plek om te herstellen), en aspecten van kwaliteit van zorg, digitalisering en implementatie.

In deel II wordt beschreven hoe netwerkpsychiatrie kan werken in de verschillende fasen van psychische aandoeningen: als preventie, bij ambulante zorg (de basis van waarin de cliënt de regie heeft, en waaraan naasten, de ggz en het domein ieder hun steentje bijdragen), bij opschaling in geval van crisis, en bij stagnerend herstel gebruikmakend van het ART model (Active Recovery in the Triad). (W.K. voorstel: Actief Herstel met Drie: jij, je netwerk en je hulpverleners,(AHD)).

In deel III is aandacht voor  netwerkpsychiatrie in een systeemkader in de hulpverlening aan adolescenten, aan ouders met kinderen en in gezinnen. Er wordt gepleit voor een samengaan van de nu gespleten organisatie van hulpverlening voor adolescenten en jongvolwassenen met al decennia lang talloze negatieve gevolgen voor de psychische stabiliteit van jongeren en jongvolwassenen.

In deel IV krijgen bestaande modellen en voorzieningen binnen en buiten de ggz een plaats die via netwerkpsychiatrie met elkaar verbonden zouden moeten zijn, zoals huisartsenzorg, resource-groepen (RG), Flexibele Assertive community Treatment (FACT), Intensive Home Treatment (IHT), High & Intensive Care (HIC) en ART (Active Recovery in the Triad), maar ook nieuwe benaderingen zoals Open Dialogue, Peersupport, Herstelacademies en Zelfhulp.

Samengevat worden de volgende zes bouwstenen van netwerkpsychiatrie voorgesteld:

  1. Werken vanuit één visie op herstel en positieve gezondheid door het hele netwerk van voorzieningen heen.
  2. Regie bij de cliënt, gezamenlijke besluitvorming: ‘niets over ons, zonder ons’.
  3. Langdurige en directe samenwerking met naasten.
  4. Rekening houden met kwetsbaarheid en stimuleren van veerkracht van cliënt en zijn naasten.
  5. Sectoroverstijgende samenwerking tussen het medisch (somatisch, psychiatrisch) en het sociaal domein.
  6. Bieden van continuïteit van zorg, informatie en ondersteuning door het netwerk heen.

De uitgangspunten van netwerkpsychiatrie zijn toepasbaar los van de setting waarbinnen iemand behandeling en begeleiding krijgt. Of het nu in een FACT-team is, een gespecialiseerde polikliniek, een sociaal wijkteam, in een beschermende woonvorm (ART), een ambulant crisisteam (IHT), een respijthuis, een herstelacademie, op een opnameafdeling (HIC) of een verblijfsafdeling (ART), iedere cliënt heeft een groter of kleiner netwerk en de leden daarvan kunnen gestimuleerd worden om bij de zorg betrokken te zijn.

Het stimuleren van de eigen regie van de cliënt, het toevoegen van collega’s in het microsysteem om de cliënt heen die een (deel van) de behandeling en begeleiding kunnen doen, en het benutten van het (in)formele netwerk zijn in elke setting van belang. Door een zo stevig mogelijk informeel netwerk om een cliënt te bouwen kan deze in zijn netwerk herstellen, zonder steeds een beroep te hoeven blijven doen op de formele voorzieningen.

Herdefiniëring van de Sociale Psychiatrie

Het boek geeft aan dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt wat de effecten van ongelijkheid en armoede zijn op de gezondheid en het welbevinden van mensen (Smith & Elta-nani, 2015; Wahlbeck et al., 2017). Dit betekent dat er naast de ontwikkeling van sociale interventies ook dringend behoefte is aan steviger beleid, zowel lokaal als landelijk, dat deze wortels van psychische gezondheidsproblemen en sociaal isolement in directe zin aanpakt. Het gaat om samenhangend beleid op veel verschillende gebieden (onder andere huisvesting, werkgelegenheid, armoedebestrijding, gezondheid, welzijn en infrastructuur), waarmee het ontwikkelen van betekenisvolle sociale relaties kan worden ondersteund en de kwaliteit van leven van mensen met psychische aandoeningen kan worden verbeterd. Dit is netwerkpsychiatrie op macroniveau, om sectoroverstijgend samen te werken aan herstel en gezondheid.

Het gaat in Netwerkpsychiatrie in feite om een hedendaagse herdefiniëring van de Sociale Psychiatrie die in Nederland al een lange traditie kent (o.m. Querido, Trimbos, Gersons, Giel). Omdat psychische aandoeningen en sociale problemen elkaar versterken, is een integrale benadering vereist.

Het Netwerkdenken bouwt dan ook voort op dit gedachtegoed maar ook op gedachten en initiatieven uit de recentere ggz-geschiedenis. Het begrip ‘vermaatschappelijking’ stond rond de laatste eeuwwisseling centraal in het Nederlandse ggz-beleid. De bedoeling was om te bevorderen dat mensen met psychische beperkingen kunnen deelnemen aan de gewone samenleving. Bij maatschappelijke steunsystemen ging het, net als bij netwerkpsychiatrie nu, om netwerkvorming op drie niveaus: de cliënt zelf en zijn familie of naasten (microniveau), de professional en het team (mesoniveau) en de instellingen binnen en buiten de ggz (macroniveau).

Wat mij betreft allemaal zinnige uitgangspunten die eveneens onderschreven werden in het in 2014 gelanceerde landelijk plan van aanpak “Over de Brug”. Daarna is er echter vanuit dezelfde regering geen sprake van een samenbundelende aanpak in de jaren erna. Integendeel. De stelselwijziging op zich bracht juist een versnippering (marktwerking door onderlinge concurrentie, toejuichen van extra aanbieders) van waaruit de huidige malaise in de Nederlandse ggz (zoals gebrek aan samenwerking, wachtlijsten en personeelstekorten) rechtstreeks kan worden verklaard. Voor veel FACT-teams was het sindsdien roeien tegen die maatschappelijke stroom op.

Somber beeld

Het boek beschrijft dit sombere beeld dat wordt bevestigd in de jongste landelijke monitor ambulantisering (Kroon et al., 2019). Ook het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2019) benoemt de tekortkomingen in de zorg voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. De Raad pleit daarom, in lijn met dit boek, voor een betere netwerkgerichte samenwerking in de zorg en begeleiding voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Dat is hard nodig in een samenleving die steeds complexer en veeleisender wordt waardoor het pad naar normaliteit steeds smaller voelt.

Optimistisch

De netwerkauteurs zijn desondanks optimistisch over de slaagkansen van de door hen voorgestelde netwerkpsychiatrie. Zij bespeuren een toenemende trend in dezelfde richting en noemen collega-auteurs op hetzelfde pad (zie onder andere de Nieuwe ggz, Delespaul et al., 2016; Plan van aanpak EPA, 2014′, Psychosenet; Redesigning Psychiatry, 2019; Rosen, Gill, & Salvador-Carulla, 2020).

Bij alle betrokken partijen heerst een gevoel van urgentie om grote kwesties en ambities op de grensvlakken van verschillende domeinen en wetten (Zvw, Wmo, Participatiewet) aan te pakken. Een geïntegreerde benadering is daarbij van groot belang. De problemen zijn nijpend geworden rond de aanpak van de zogeheten ‘personen met verward gedrag’ (Mulder, Van Weeghel, Wierdsma, & Schene, 2017). Maar ook strategieën om werkzoekenden met (ernstige) psychische aandoeningen naar en in een betaalde baan te begeleiden, vragen om sectoroverstijgende, geïntegreerde oplossingen. Een goed georganiseerd geheel van netwerkpsychiatrie op lokaal en regionaal niveau is hiervoor onontbeerlijk.

Methodisch goed uitgewerkte modellen (zoals  de genoemde resourcegroepen, FACT, THT, HIC en ART) fungeren als een sterk identificatie- en bindmiddel voor hulpverleners die ermee aan het werk zijn. Bovendien bieden ze richting en houvast in de directe ondersteuning en zorg.

Parallel aan de ontwikkelde zorgmodellen voltrekt zich een culturele verandering bij hulpverleners die psychische problemen niet meer zien als problemen van het brein, maar als problemen van het individu in relatie tot zijn betekenisvolle sociale omgeving.

Netwerkpsychiatrie geeft een prima bundeling van inzichten die de dagelijkse hulpverleningspraktijk in gunstige zin kan beïnvloeden. Van groot belang daarbij is dan wel dat vanuit de regering op maatschappelijk niveau en in de aard van de financiering een kader geschapen wordt waarin samenwerking rondom cliënten kan floreren.

Tijd voor verandering

Het is terugkijkend schokkend te constateren dat pogingen tot meer samenhang in de psychiatrische zorg in Nederland die vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw leidden tot de RIAGG vorming en daarna gedurende de jaren 80 en 90 verder vorm kreeg, de afgelopen twintig jaar onder het uitkramen van allerlei neoliberale management motto’s even zo vrolijk weer werd tenietgedaan.

Margareth Thatcher’s beruchte uitspraak: “There’s no such thing as society” (1979) is eigenlijk ook al lange tijd van toepassing op de psychiatrie. De mens als bij uitstek sociaal wezen bevond zich helaas onopgemerkt in de enorme slagschaduw die de psychiatrie voor zich uitwierp. Daar kan dan nog aan toegevoegd worden dat de psychiatrie in haar breingerichte en individuele klachtgerichte aanpak al decennia werkt vanuit het model “There’s no such thing as personality, family or history…”. Het klopt, vanuit deze uitgangspunten bezien, dat de psychiatrie al lange tijd met lege handen staat of helaas zelfs al heel wat schade heeft aangericht…

Goed om te lezen dat de auteurs van dit boek nadrukkelijk de verbinding zoeken en in mijn ogen gelukkig in ieder geval een moedige poging doen om met hun inspirerende boek het tij te keren! Er is veel werk te verzetten maar het zal de moeite waard zijn.

 

Muziek / Album

Klasse muziek uit de indie

recensie: Indie-update volume 4: Adrian Crowley, Ryley Walker & Love On Drugs

In deze vierde editie van de indie-update gaat onze aandacht naar het nieuwe album van Adrian Crowley, The Watchful Eye Of The Stars, Course In Fable van Ryley Walker en een verrassend album van Love On Drugs, meLODies. Allemaal klasse muziek!

Evenals het americana-genre, waarvan regelmatig een nieuwe update verschijnt op 8WEEKLY, beslaat het indiegenre welhaast net zo’n breed spectrum. Veel muziekuitingen kunnen in deze genreomschrijving hun plaats vinden. Ook in deze editie gaat het weer alle kanten op.

Adrian Crowley

Het album The Watchful Eye Of The Stars is het negende studioalbum van Adrian Crowley. Deze singer-songwriter weet andermaal te verbazen met zijn bijzondere stijlenmengsel. De stem van Crowley is natuurlijk zijn handelsmerk, maar met de soms bijzondere invulling van zijn composities boeit hij de luisteraar en nodigt hij je vooral uit tot deep listening om alle facetten van zijn liedjes tot je te kunnen nemen. Een achteloze luisterbeurt zal nog niet alle schoonheid blootgeven, maar als het geluk met je is word je wel uitgenodigd tot een aandachtige luisterbeurt.

Het album heeft een broeierige sfeer waarbij de stem van Crowley direct herkenbaar is. De sfeer nodigt uit om vaker dit album een draaibeurt te geven om zo de parels te ontdekken. Uitbundig wordt het nergens, maar wel ontvouwt het album zich langzaam maar zeker als een bloem die opengaat.

Op het album spelen leden mee van het Crash Ensemble uit Dublin. Het zijn onder andere de strijkers die we horen in ‘Northbound Stowaway’, dat Crowley, zo gaat het verhaal, schreef in de nachtelijke uren in Dublin, zodat het ensemble ze de volgende morgen kon inspelen.

Ryley Walker

Ryley Walker heeft, als we even naar zijn carrière achteromkijken, nog geen slecht album gemaakt. Met Course In Fable doorbreekt hij deze traditie gelukkig niet. Voor de muziekliefhebber die houdt van een hapklare brok is de muziek van Ryley waarschijnlijk snel een brug te ver. Deze muzikant vraagt de nodige aandacht om zijn muziek te doorgronden, maar wie hem die aandacht gunt zal verrast worden door de lagenstructuur en de schoonheid van zijn liedjes.

Dat is overigens kenmerkend voor alle muziek die Ryley tot op heden aan ons wist te schenken en als liefhebbers kunnen we dan ook blij zijn dat hij daar niet van is afgeweken. Dit negende album sinds zijn debuut All Kinds of You uit 2014 zou zomaar na vele luisterbeurten kunnen uitgroeien tot zijn beste album tot nu toe. Volgens kenners viel die eer tot op heden ten deel aan zijn album SpiderBeetleBee uit 2017, dat hij samen met Bill MacKay maakte. Echt solo is het album Primrose Green, dat net boven het maaiveld van allemaal viersterren-albums uit wist te steken.

Met Course In Fable hebben we opnieuw een folk-, rock- en experimenteel mengsel in handen dat voor vele uren luistergenot zal zorgen. De muziek verder duiden of in één hokje stoppen is echt onbegonnen werk! Het laatste nummer op dit album, ‘Shiva With Dustpan’, roept in de verte zomaar de herinneringen op aan een band als The Doors. Verwacht niet de charismatische zang van Jim Morrison, maar wie door zijn oorharen heen weet te luisteren met deze muziek in gedachten zal mogelijk dezelfde ervaring voelen opkomen.

Love On Drugs

Deze Scandinavische one-man-band Love On Drugs is feitelijk Martin Lillberg. Wel krijgt hij op dit derde album, dat de titel meLODies heeft meegekregen, hulp van anderen. Zo horen we ook Ted Russell Kamp en Jenny Lundin in de achtergrondvocalen, het bas-spel van Robert Olssen en nog een aantal andere gastmusici.

Een gast als Ted Russell Kamp is een verrassing, als we bedenken dat Love On Drugs veel meer aan de pop/rock-kant opereert en Russell Kamp vooral in de americana zijn wortels heeft. Met name het soms wat stevigere gitaarwerk op het album meLODies neigt meer naar pop/rock van The Cure dan naar de americana. Wie luistert naar de track ‘Let The Banner Wave’ en een groot muzikaal geheugen heeft, kan klanken van The Rumour uit 1979 ten tijde van het album Frogs, Sprouts, Clogs And Krauts nauwelijks onderdrukken. Maar hiermee duiken we wel heel ver terug in de pophistorie. Laten we bij deze vergelijking vooral niet denken dat Love On Drugs gedateerd klinkt.

Wat overblijft na de vergelijkingen is een afwisselende plaat, die met gemak en met regelmaat genoten kan worden. meLODies is van een makkelijke en vooral comfortabele snit, die Love On Drugs in je brein plaatst met een vinkje voor fijne muzikale beleving.

Boeken / Fictie

De onlogica van de plottwist

recensie: De anatomie van dromen - Chloe Benjamin

Van een boek dat door TIME wordt betiteld als ‘veelbelovend’, verwacht je veel. Héél veel. En toch slaat de debuutroman De anatomie van dromen van Chloe Benjamin niet in als een bom. Hoewel Benjamin een echte verhalenverteller is, komt haar verhaal niet echt tot leven. Jammer, want de titel (en kaft!) alleen al, maken dit tot een onvergetelijk boek voor in je boekenkast.

In medias res

Ironisch genoeg werd eerst het tweede boek van deze Amerikaanse schrijfster vertaald: De onsterfelijken verscheen in januari 2019 op Nederlandse bodem en viel op door de sterke plot en de verrassende ontknoping. Nu is daar een eveneens opvallende roman. Al was het maar om de voorkant, waarop allerlei kleurrijke planeten prijken. Het verhaal is ook zeker opmerkelijk te noemen, hetzij dat het plot iets ingewikkelder en onduidelijker is dit keer.

Opvallend is de start van dit verhaal. Als lezer word je zo het verhaal ingeworpen: oftewel een typisch voorbeeld ‘in medias res’. Het is 1998. Ik-verteller Sylvie Patterson is 21 jaar en wordt weer geconfronteerd met de vleesgeworden liefde van haar leven: Gabriel, kortweg ‘Gabe’, een wel erg knappe jongen met een fikse bos krullen. In het laatste jaar van hun eindexamen was dit voormalige vriendje ineens spoorloos verdwenen en nu duikelt hij op terwijl ze zich als een brave studente keihard inzet voor haar tentamens. De liefde laait weer op tussen de twee. Vervolgens worden er telkens onverwachte tijdsprongen gemaakt. Zes jaar later verkassen de geliefden van Eureka (Californië) naar Madison (Wisconsin) – het is de niet in geografie geïnteresseerde lezer om het even. In hun huurhuis aan de East Main Street in de buurt Atwood zullen zich gebeurtenissen gaan afspelen, die Sylvie en de mensen om haar heen voor het leven zullen tekenen…

Afwijkingen van de dagelijkse sleur

Hoe kan het ook anders met de twee opmerkelijke Finnen die Sylvie haar buren mag noemen: Thomas en Janna. In Sylvies ogen ‘afwijkingen’ van de dagelijkse sleur waarin ze vastzit. Niet dat Sylvie er geen interessant leven op nahoudt. Sylvie en Gabe zijn beiden experts in dromen. Ze werken voor hun oude schoolhoofd dr. Adrian Keller, hun leidinggevende in de universitaire slaapkliniek, waar Sylvie en Gabe routinematige taken verrichten.

Dit houdt in dat ze samen met Keller talloze patiënten observeren die te kampen krijgen met slaapproblemen. Niet van het niveau ‘ik was al om 5:00 wakker en kon niet meer slapen’ of – zoals Sylvie het zelf zegt – ‘huis-tuin-en-keukenproblemen’. Nee, de patiënten die zij voor hun kiezen krijgen, worden buitensporig agressief of seksueel opgewonden terwijl ze al slaapwandelend door het huis sprinten. Ze lijden aan parasomnie-overlappingsstoornis of een remslaapgedragsstoornis en beelden hun dromen letterlijk uit door uit bed te springen en aan het slaapwandelen te slaan.

Luciditeit als oplossing

Extreme gevallen dus, van wie ze fysiologische opnames maken om na te gaan hoe het zit met hun bewustzijn tijdens de nachtrust en hun remcycli (verwijzingen naar Freud verzekerd!). Door middel van luciditeit proberen ze de patiënten eraan te herinneren dat ze dromen (bijvoorbeeld: “Als ik mijn hand zie, dan droom ik“).

Erkenning krijgt Keller niet met zijn onderzoek dat op alle vlakken uitzonderlijk lijkt. Sylvie betwijfelt dan ook vaak of haar inbreng wel zo van belang is en of ze niet haar studie moet gaan afronden (die ze voor deze baan zomaar aan de kant schoof en waar hij ouders om treuren). Die vertwijfeling weet Benjamin prachtig te stileren:

                                                       “Het voelde alsof we bezig waren in geleende tijd.”

Nog meer van dit soort metaforische verwijzingen zorgen ervoor dat je de eerste hoofdstukken alleen maar geniet van de combinatie van Benjamins schrijftalent én de kennis die ze tentoonspreidt over dromen. Meerdere malen is de link naar films als Inception – een scifi-thriller waarin de werkelijkheid en dromen met elkaar verweven raken – van regisseur Christopher Nolan makkelijk gelegd.

Twee slaappatiënten blijven drie ‘dromenonderzoekers’ bij: dat is het kleine jochie Jamie die geteisterd wordt door nachtmerries nadat hij vrijwel zijn gehele familie ziet verongelukken en Anne March, een veelbelovend doch verwaande jonge vrouw die het de onderzoekers behoorlijk lastig maakt om haar te onderzoeken. Zij staat enkele maanden later op de voorpagina van de San Francisco Chronicle, waarin staat dat ze in haar droom haar familieleden heeft afgeslacht.

Opeens komt het hele onderzoek van Keller op losse schroeven te staan en blijkt dat Keller heel veel voor Sylvie heeft achtergehouden. Zo ontdekt ze dat Kellers eerste vrouw ook verbonden was aan de slaapkliniek, totdat zij zelfmoord pleegde. En nee, dát is bij lange na nog niet de grootste plottwist die dit boek in petto heeft. Daarbij verbleken zelfs de uitgebreide seksdromen die Sylvie heeft over haar buurman, kortweg ‘Thom’…

Topje van de ijsberg

De tijdsprongen in het begin van het boek wekken enige ergernis op. Wellicht wil de auteur de lezer zo gewend laten raken aan de figuren die zijn ontsprongen uit haar fantasie, maar daarin slaagt ze niet helemaal. Het begin is volkomen verwarrend. Je krijgt het gevoel dat je je hebt verslapen en informatie gemist hebt: wie is wie, waarom en wanneer is wie? Ook is het erg lastig om je zonder voorgeschiedenis te identificeren met de hoofdpersonen. De focus had zo nu en dan iets minder op de technische kant van het verhaal mogen liggen en meer op de karakterontwikkeling.

Er lag zoveel potentie in het uitschrijven van complete dialogen tussen Gabe en Sylvie en hun Finse buren, met wie het stilaan minder goed lijkt te boteren. Of het prijsgeven van de ware emoties en prikkelende gedachten van Sylvie, die zich continu hardop afvraagt of haar werk ethisch verantwoord is, maar uiteindelijk toch een behoorlijk stijve en afstandelijke protagoniste blijft. Daarentegen krijg je wel medelijden voor haar oogverblindende liefde voor Gabe, die net als Keller een al even leugenachtig type blijkt te zijn.

Slaapverwekkend?

Het boek is niet heel goed te volgen, maar dat kan haast niet anders met zo’n onbetrouwbare ik-verteller als Sylvie. Aan het einde van het boek kom je erachter dat je al die tijd maar het topje van de ijsberg hebt geweten. Door de vlotte verteltrant en prachtige schrijfstijl blijf je gemotiveerd om door te lezen, maar op een gegeven moment dreigt het verhaal slaapverwekkend te worden. Je vraagt je na een x aantal pagina’s ineens af waar het verhaal nog helemaal heen moet gaan. Het antwoord zal waarschijnlijk uitpakken als één grote teleurstelling voor je. Het lijkt alsof de schrijfster op het einde geen zin meer had om haar pen in de inkt te stoppen. De afloop van dit verhaal is bovendien vrij abrupt.

De roman kent een zeer interessant thema: lucide dromen en het gevaar dat op de loer ligt als je wroet in andermans nachtmerries. Ondanks de eerdere kritische opmerkingen, mag gezegd worden dat dit boek een plek verdient op die boekenplank vol prachtige exemplaren, die je liever niet uitleent aan je vrienden en familie. Het is een mooi en verrassend boek, beeldend genoeg om je als een onderzoeker à la Sylvie te wanen in een slaapkliniek vol verontrustende dromen.

Boeken / Fictie

Een droom van vernieuwing

recensie: Het meesterwerk – Émile Zola

Het boek noch de vertaling ervan komen vers van de pers, maar dat deert bij een klassieker als Het meesterwerk (1886) van Émile Zola niet. Sterker nog: al lezend over nachtelijk Parijs doemen beelden op van een film uit 2011: Midnight in Paris. Zó actueel is en blijft de roman.

Een roman over – meldt de flaptekst – ‘het leven [dat] wordt opgeofferd voor de kunst’. Het hoofdpersonage, Claude Lantier, werkt aan een groot schilderij, geïnspireerd door Christine, een meisje dat hij na een enorme treinvertraging in een onweersbui onderdak voor een nacht bood. Het was een doek dat ter inspiratie zou dienen voor Manets beroemde Le déjeuner sur l’herbe (Musée d’Orsay, Parijs). Het was, schrijft Zola, ‘de toekomst die heimelijk in hem ontlook’. De toekomst die bekend zou worden als het impressionisme, of zoals Claude – nog niet op de hoogte van die term – zou zeggen: ‘Je moet het voelen, moet léven! Zonder de foefjes en slappe sausjes van de École des Beaux-Arts’.

Édouard Manet – Le Déjeuner sur l’herbe (1863)

Vrienden

De schilder is onzeker over zijn talent en leeft pas op te midden van zijn vrienden: vier kameraden van allemaal zo’n twintig jaar, die de straten van Parijs onveilig maken. Onder hen de schrijver Pierre Sandoz, waarin Zola trekken van zichzelf verwerkte. Sandoz (en Zola) werken aan ‘een serie boeken, (….) episodes die met elkaar samenhangen, maar elk hun eigen kader hebben’. De lezer herkent hierin Zolas Rougon-Macquartserie, waarvan Het meesterwerk de veertiende van de twintig romans is.

Zoals Sandoz trekken van Zola vertoont, zo is Claude het amalgaam van verschillende schilders, waaronder Paul Cézanne, die na het verschijnen van de roman met zijn vriend Zola brak. Twee andere vrienden, architectuurstudent Louis Dubuche en beeldhouwer Mahoudeau (waarin je Maillol herkent) maken de kring compleet. Wat mist is tussen twee haakjes een componist, hoewel bekend is dat Zola van muziek hield, met name die van Richard Wagner, die in het toenmalige Parijs op veel weerstand kon rekenen.

Het meesterwerk is dus nauwelijks een kunstenroman te noemen, waarin bijvoorbeeld de hiërarchie van de kunsten centraal staat. Het is wel een kunstenáársroman en deels ook sleutelroman. Alle kunstenaars die ten tonele worden gevoerd, leven met dezelfde droom: vernieuwing, in het verlengde van de ‘volgende eeuw van wetenschap en democratie’.

Claude en Christine

De scènes over de voorzichtige toenadering tussen Claude en Christine en later het uiteendrijven ervan – dat als een spiegelbeeldig proces wordt beschreven – behoren tot de hoogtepunt van de roman. De houding van Claude wordt door een vrouw die graag model voor hem had willen staan, omschreven als de ‘onbeholpen schuwheid van een groot kind’, wat raak getroffen is. Een groot kind dat er steeds meer van overtuigd raakt dat hij het grote publiek op z’n minst wil opvoeden, zo niet choqueren.

Samen met Christine verhuist Claude naar Bennecourt, waar hij vooraleerst niet aan schilderen toekomt. Bennecourt is overigens de plaats waar Claude Monet in 1868 zijn bekende Au bord de l’eau (Art Institute of Chicago) schildert. Christine raakt in verwachting en Claude begint weer te schilderen. Jacques, hun zwakke zoontje, bekijkt hij ‘alleen maar met een kunstenaarsoog, als onderwerp voor een meesterwerk’.

Claude Monet – Au bord de l’eau (1868)

De Salon

Ook met zijn vrienden ontstaat een zekere verwijdering, die later uit zal lopen op een breuk. In de tijd dat hij in Bennecourt woonde, alvorens dat Christine, Claude en Jacques naar Parijs verhuizen, zijn de vrienden verbitterd, afstandelijk, egoïstisch en koeler geworden. Met uitzondering van Sandoz. Claudes schilderijen worden stelselmatig door de Salon geweigerd, maar dit weerhoudt hem er niet van nieuwe studies van het licht te maken ‘en hoe dat uiteenviel, heel exact waargenomen, maar indruisend tegen alles wat het oog gewend was, door blauwe, gele, rode accenten te leggen waar niemand gewend was die te zien’. Het impressionisme was met andere woorden geboren. En hoewel in de openlucht schilderen door de uitvinding van de verftube al bestond, overvallen driftbuien Claude, wanneer deze techniek niet zo wil vlotten. En op het laatst eigenlijk niets meer. Een Werdegang die zich goed laat volgen.

Het schilderen wordt een gevecht en het kwam Christine voor dat ‘er een derde bij hen was ingetrokken, alsof hij een maîtresse in huis had gehaald, die vrouw die hij naar haar evenbeeld schilderde’. Zijn vrienden kwamen steeds minder langs, nog steeds met uitzondering van Sandoz. Claude, Christine en Jacques verloederen. Jacques sterft en Claude maakt een tekening van het dode kind dat hij naar de Salon stuurt. Na veel gesteggel wordt het door de jury toegelaten om vervolgens door het publiek ofwel te worden genegeerd ofwel uitgelachen. Het was Sandoz die hem erop moest wijzen hoeveel invloed zijn zonniger schilderijen en thematiek hadden verworven. Het verdriet Claude, die authentiek wil zijn, net als Sandoz, die zijn eigen boeken omschrijft als lezen we een beschrijving van Zolas naturalisme: ‘Mijn gedurfde taal, mijn fysiologische personages, die evolueren onder invloed van hun milieu’.

De pers moet er evenmin wat van hebben als van Claudes schilderijen. Sterker nog: Claudes vroegere vrienden beginnen hem er de schuld van te geven dat hij ze kapot heeft gemaakt, van hun originaliteit heeft beroofd. Christine zegt tegen haar man dat als hij ‘geen groot schilder kan zijn, [dat] er dan altijd nog het leven is’. Maar zelfs dat blijkt er niet meer te zijn. Claude gaat ervan uit dat hij geen meesterwerk heeft geschilderd. Wij mogen als lezers concluderen dat Zola met zijn prachtig vertaalde roman er wél een heeft geschreven.

Muziek / Album

Als een ijzig takje in de sneeuw

recensie: Winterreise, Franz Schubert
Creative Commons

Het gaat goed met Franz Schubert. Altijd eigenlijk wel, maar nu verschijnen opnames die een actuele laag aan zijn werk toevoegen. Bijvoorbeeld aan zijn liedcyclus Winterreise. De een nog spectaculairder dan de ander. Om nog maar te zwijgen over de nieuwe biografie over hem van de hand van Robert Joost Willink, die de componist in Beethovens schaduw belicht.

Om te beginnen eerst iets over de vroeg-romantische Winterreise zelf. Het is een cyclus van maar liefst 24 liederen op tekst van Wilhelm Müller, die Schubert in 1827 schreef voor een niet nader aangeduide, naar eigen keuze in te vullen zangstem en piano. De cyclus vormt achter elkaar gezongen het verhaal van een man die door zijn geliefde is verstoten en vol liefdesverdriet de winter instapt. Hij zoekt zielenrust en vindt die op het eind, wanneer hij op een bevroren meer een man met een draailier (de dood) tegenkomt.

Martijn Cornet

Het begon met een opname door de bariton Martijn Cornet met het Ragazze Quartet. Een strijkkwartet, terwijl het origineel voor piano is gecomponeerd? Ja, maar niet in de zin van pianobegeleiding; de piano heeft een verre van ondergeschikte rol, en als je het goed doet, biedt de klank van het strijkkwartet soms zelfs een meerwaarde. Die strijkers kunnen door de mogelijkheid om aan de kam te spelen (sul ponticello) bijvoorbeeld méér geven dan een piano kan doen, namelijk een ijzige, winterse sfeer oproepen. Ook de draailier mag er zijn, met de doorgaande toon in de cellopartij. De bewerker van de pianopartij, de inmiddels 92-jarige Wim ten Have – zelf strijker –, heeft dit begrepen en ten volle uitgebuit, zonder ook maar ergens over de schreef te zijn gegaan met klankschilderingen.

Joyce DiDonato

Toen kwam er een opname van de Amerikaanse mezzosopraan Joyce DiDonato met Yannick Nézet-Seguin aan de piano, de man die wij kennen als de chef-dirigent die onlangs afscheid nam van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Nu is de vraag: mezzosopraan in plaats van bariton? Is het niet lang traditie geweest dat een lage mannenstem deze liederen over een verlaten man zingt, zoals vrouwen traditiegetrouw Frauenliebe und -leben van Robert Schumann uit dezelfde tijd op hun repertoire hebben? Ja, en dat is nu het spannende, hoewel het niet opeens iets van deze tijd is, want de Duitse, inmiddels 81-jarige mezzo-sopraan Brigitte Fassbaender ging haar bijvoorbeeld al in 2004 voor.

DiDonato ziet de Winterreise als het dagboek van een verlaten geliefde. Na zijn dood blikt de vrouw die hem de laan uit had gestuurd terug op zijn tocht door het winterse landschap. Zij is nu degene die deze reis als het ware beleeft, doorleeft. Soms neemt ze een iets rustiger tempo; ‘Der Lindenbaum’ duurt bij haar vijf minuten, bij Cornet ruim vier. Een opvallend verschil zit bijvoorbeeld in ‘Der Leiermann’, waar het kwartet hun partijen meer dóórzingt en accenten geeft op toonafstanden die Nézet-Seguin niet aaneengebonden, maar los neemt.

Verder zingt DiDonato soms al bijna net zo ijl als de strijkers van het Ragazze Quartet. Neem bijvoorbeeld het lied ‘Auf dem Flusse’, waarin ze op een gegeven moment zó zacht zingt, dat haar stem lijkt te breken. Als een ijzig takje in de sneeuw.

Twee verschillende opnames van een prachtige liedcyclus. Twee verschillende opvattingen, allebei afwijkend van wat we kennen en meer dan de moeite waard.