Muziek / Achtergrond
special: De beste albums van 2011

Top 10 muziekredactie

.

De jaarwisseling mag alweer achter de rug zijn, de muziekredactie zou de muziekredactie niet zijn wanneer er niet even kort teruggeblikt zou worden naar 2011. Noest selecteerde de redactie, luisterde, herluisterde, keurde goed en verwees naar de prullenmand. Om tot een democratisch besluit te komen. Op een presenteerblaadje aangeboden: de tien beste platen die de muziekwereld ons vorig jaar voorschotelde.

1. Tom Waits – Bad As MeTom Waits - Bad As Me
Bad As Me is een verzameling vol hoekige experimenten en lieflijk gezongen ballades; de aloude meester op zijn paasbest.

2. Elbow – Build a Rocket Boys!
Een vijfde album van ongekende kwaliteit, zoals gewend van de band. Build a Rocket Boys! luister je niet, je beleeft. 

3. Spinvis – Tot ziens, Justine Keller
Alweer een meesterwerk van een van ’s lands beste liedjesschrijvers. Vrolijk en positief, maar ook zeker melancholisch.

4. Wilco – The Whole LoveWilco - The Whole Love
De meeste complete band ter wereld klinkt gefocust en breed uitwaaiend tegelijk op dit prachtig kleinood.

5. PJ Harvey – Let England Shake
PJ Harvey is op Let England Shake in superconditie. Een krachtige en meeslepende plaat. Mag niet ontbreken! 

6. Bon Iver – Bon Iver
Voorman Justin Vernon experimenteerde met zijn stem en dat leverde een fraai nieuw Bon Iver-album op.

7. Adele – 21 Adele - 21
Eigenlijk kan niemand om Adele heen. 21 is een instant classic. Eerlijkheid gebied, Adele moet in deze lijst.

8. Radiohead – King of Limbs
King of Limbs is zeker niet radiovriendelijk, maar een band die zonder één moment geforceerd te zijn en zo blijft experimenteren verdient lof.

9. Beirut – The Rip Tide
The Rip Tide biedt herinneringen aan plaatsen, mensen en aan vervlogen tijden, begeleid door de mooie Balkanklanken die we van Zach Condon en co. kennen.

10. Fleet Foxes – Helplessness Blues
Het debuut van Fleet Foxes maakte 2008 voor hen een muzikaal kroonjaar, deze waardige opvolger doet niet onder.


Film / Films

Ode aan een conservatief patriot

recensie: J. Edgar

.

J. Edgar is een opmerkelijke film die het leven van een van de bepalende hoogwaardigheidsbekleders van het twintigste-eeuwse Amerika portretteert. Clint Eastwood, zelf Republikein, maakt van Hoover een patriot die altijd de Amerikaanse waarden voorop stelt.

~

J. Edgar Hoover, de eerste directeur van de FBI, was een crime-fighter pur sang. Vanaf het moment dat de Russische Revolutie slaagt ziet hij welke bedreiging het communisme vormt voor de Amerikaanse democratie. Hij maakt de tot dan toe beperkte inlichtingendienst federaal en zal decennialang zijn eigen macht en die van de FBI uitbreiden. Hoover creëert in deze tijd ook een persoonlijkheidscultus die hem als grote held in de strijd om het goede portretteert. Onwrikbaar, stug en gewetensvol zet hij zich in voor de veiligheid van de Amerikaanse burgers, althans volgens zichzelf en regisseur Clint Eastwood.

Propaganda over opsporingswerk

Hoover is een man die volgens de nieuwe biopic van Eastwood de wereld altijd blijft zien door de bril van zijn anti-communistische doctrine. Zijn levenswerk wordt gekenmerkt door angst voor radicalen die de Verenigde Staten omver willen werpen. Hoover innoveert het opsporingswerk in zijn vroege jaren bij de dienst met nieuwe opsporingsmethoden zoals vingerafdrukken, en forensisch onderzoek dat nu nog steeds gangbaar is. Hij richt de binnenlandse inlichtingendienst op die federaal gezag heeft en zijn tentakels steeds verder in de Amerikaanse maatschappij uitspreidt.

Eastwood zet J. Edgar Hoover neer als een man die als rots voor het Amerikaanse patriottisme kan gelden. Een overtuigend portret van de groei van een man die wellicht de machtigste man van zijn generatie was. Onder de huid van de gesloten Hoover zoekt Eastwood naar zijn homoseksualiteit, een veel bediscussieerd mysterie omtrent Hoover. De regisseur haalt het beste uit een sterrencast met onder meer Naomi Watts, Helen Mirren en hoofdrolspeler Leonardo DiCaprio. De laatste maakt terecht goede kans op een gouden Oscarbeeldje. Met de strakke, stugge vormgeving beitelt Clint Eastwood het beeld van de FBI-directeur in marmer. En daardoor komt J. Edgar erg dicht bij een Republikeinse propagandafilm.

Mythische proporties

~

De film zou een waar feest voor de filmkijker kunnen zijn, maar lijkt als onkritische ode aan J. Edgar Hoover ook nogal ongepast. Het is jammer dat Eastwood niet wat meer vraagtekens zet bij een man die de grenzen van de wet ver overschrijdt in zijn jacht op het slechte. Hoover oogst midden jaren zeventig grote maatschappelijke kritiek als een congrescommissie concludeert dat zijn onderzoeksmethoden illegaal en tegen de Amerikaanse Constitutie zijn. Hoover regeert bijna vijftig jaar lang alleen over de FBI waarin zijn macht zo groot was dat zelfs presidenten Truman en Kennedy hem niet durfden te ontslaan.

De keuze van Eastwood om het verhaal te vertellen in de lijn van de mythische proporties waarin J. Edgar Hoover zichzelf zag is tegelijk ook interessant. Het biedt een inzicht in het Amerikaanse politieke denken van de afgelopen eeuw waarin Amerika superieur is op het gebied van vrijheid en democratie en waar alle middelen geoorloofd zijn om deze werkelijkheid vast te houden. Je leest uit de film het eigengereide wereldbeeld waarin engagement met andere landen meer als noodzaak dan als behoefte wordt gezien, en het isolationisme nooit ver weg is. Hoover is op die manier een cultureel fenomeen dat treffend de maakbaarheid van de American Dream personifieert.

~

Toch lijkt het niet Eastwoods opzet om het fenomeen J. Edgar te verklaren. Hij laat de illegale praktijken van de FBI grotendeels achterwege. Ook komt maar zijdelings ter sprake dat Hoover ‘on the wrong side of history‘ stond, zoals Amerikanen dat zeggen, ten tijde van de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King. Het einde van de film wordt met deel 2 van Bachs Goldbergvariaties dik aangezet. Daarmee laadt Eastwood de verdenking op zich al te veel neoconservatief gedachtegoed te willen verspreiden en vooral de heldenstatus van J. Edgar te willen koesteren. Het persoonlijk waanidee van een beschermheilige van de Amerikaanse Droom wordt zonder sjoege verwerkt tot een moderne Republikeinse mythe, eentje die in een verkiezingsjaar goed van pas komt.

Film / Films

Ongeloofwaardig misbaksel

recensie: Trespass

Hoe een fantasieloos script met falende regie in één klap de carrières van Nicolas Cage en Nicole Kidman dreigt te ruineren, kun je ontdekken in een thriller van 145 in een gros.

Vandaag de dag is er kennelijk veel behoefte aan dom vermaak gevoed door verbaal en fysiek geweld. Trespass past uitstekend in deze trend. Anderhalf uur lang veel hysterisch geschreeuw, mishandelingen en niet uitgevoerde doodsbedreigingen. Hoe diep kun je zakken als toch al zo wisselvallige filmmaker? Na het juweeltje Falling Down (1992) groeit het aantal zwakke producties van veteraan Joel Schumacher gestaag. De vraag is gerechtvaardigd of sommige regisseurs niet na hun 65e jaar verplicht moeten stoppen met werken.

Masterclass overacting

~

Trespass is afgezaagd in de overtreffende trap en lijkt bovendien als twee druppels water op de veel brutere, maar minder geveinsde Spaanse horrorthriller Kidnapped (Secuestrados, 2010). Vier overvallers met bivakmutsen dringen een zwaarbeveiligd huis binnen op zoek naar kostbaarheden en terroriseren de bewoners. In deze Amerikaanse variant kunnen Oscarwinnaars Nicolas Cage en Nicole Kidman niet verhinderen dat een realistisch bedoelde nachtmerrie uitmondt in een ongeloofwaardig misbaksel. Cage geeft een masterclass overacting, terwijl Kidman mag opdraven in ochtendgewaad en strandt in eendimensionaal gesnotter.

De schurken hebben het gemunt op de diamanten van handelaar Kyle Miller (Cage), die zijn echtgenote Sarah (Kidman) heeft laten verpieteren in hun immense architectonische huis aan het meer. Puberdochter Avery is stiekem naar een feestje en zal bij terugkomst ook te maken krijgen met de indringers. Er ontstaat een kat-en-muisspel als Kyle het verdomt de kluis te openen. De betrokkenen doen tevergeefs hun best om door plotwendingen en flashbacks psychologische diepgang te creëren. De kijker mag bij elke twist misschien met stijgende verbazing van zijn stoel vallen, de acteurs echter tonen zich nergens verrast. Ze beperken zich tot het opdreunen van tekst en opvoeren van agressieve handelingen.

Welke achtergrond?

~

In plaats van werkelijke karakterontwikkeling krijgen alle personages precies één gelegenheid om hun achtergrond nader te duiden voordat ze natuurlijk onderling ruzie krijgen. Zo blijkt dat één van de overvallers Sarah al ooit heeft ontmoet, en wel op amoureus niveau. De volgende bekent wanhopig geld nodig te hebben om een familielid de winter door te helpen. Het derde bendelid lijkt verdacht veel op een straatvechtende primaat, rechtstreeks weggelopen van de set van Return of the Planet of the Apes. De drugsverslaafde vrouwelijke crimineel ontwikkelt ondertussen spontaan een fetisjisme voor Sarahs klerenkast.

Buiten het camerawerk en de belichting stemt de rest treurig. Zeker het infantiele eind. Terwijl je de obligate sirenes al van verre hoort, valt het sterrenduo in elkaars armen om een laatste poging van chemie te verbeelden. Voor de bioscoopzaal waar Trespass draait, zouden ze een bordje ‘Betreden op eigen risico!’ moeten zetten.

Theater

Lauwwarme productie van Daddy Cool

recensie: Eddy Habbema - Daddy Cool de musical

.

~

De musical Daddy Cool is de nieuwste productie binnen een beproefd en bewezen concept: neem hitnummers van een bekende band, verzin daar een verhaal omheen, zet er een BN’er in en laat RTL Boulevard en Carlo&Irene er een special over doen. Musicalsucces gegarandeerd. Mamma Mia!, We Will Rock You en Zorro zijn slechts enkele voorbeelden die bewijzen dat het trucje werkt. Echter, Daddy Cool overstijgt qua geloofwaardigheid, originaliteit en uitvoering de middelmatigheid niet.

Het is niet gemakkelijk om een goed verhaal te schrijven binnen de beperking van een x-aantal nummers dat in de show moet zitten. Daddy Cool slaagt erin het publiek op geen enkel moment te verbazen. Gebeurtenissen zijn voorspelbaar en iedere plotwending zie je van mijlenver aankomen. De precieze ontknoping liet halverwege de eerste akte al weinig te gissen. Het enige waar het publiek zich over kon verbazen was de snelheid waarmee relatieproblemen zich spontaan oplossen. Er werd wel gelachen, met name door de kinderen in de zaal, om soms goed getimede, maar onsubtiele grappen.

~

De nummers van Boney M zijn heerlijk ongecompliceerd en blijven goed in je hoofd zitten. De Nederlandse vertaling weerspiegelt deze simpliciteit. Toch zou iemand de hoofdrolspeelsters Joanne Telesford (Pearl) en Nicky van der Kuyp (Roos, de understudy van Kim-Lian van der Meij) moeten vertellen dat een nummer niet alleen moet bestaan uit belten en ad libs en dat verdriet en pijn beter overkomen wanneer je niet de longen uit je lijf schreeuwt.

De twee komische noten in de voorstellingen zijn Ratza (Rogier Komproe) en tante Linda (Jetty Mathurin). Mathurin komt met even wereldse als absurde Surinaamse volkswijzheden soms zeer grappig uit de hoek. Waar haar ‘Surinaamsheid’ geloofwaardig en nonchalant overkomt, verpersoonlijkt Komproe alle mogelijke denigrerende stereotypen: bot, luidruchtig, dom en geobsedeerd door seks. Er wordt om gelachen, maar eigenlijk zou plaatsvervangende schaamte gepaster zijn.

~

Is er, naast Jetty Mathurin, dan zo weinig goeds te bespieden aan Daddy Cool? Nee. De musical is vermakelijk in de zin dat de cast zich volledig inzet en er goed wordt gedanst. De eerste minuut met harde beats en even flitsende spotlights als dance moves voorspelt veel goeds. De hoofdrol van Sunny, vertolkt door Ruben Heerenveen, is solide, goed gedanst, aardig gespeeld en veelal goed gezongen. Het decor bestaat uit trappen, projecties en lampjes en zo wordt zonder echt met grote decorstukken te sjouwen moeiteloos geschakeld van Amsterdamse skyline naar flitsende nachtclub. Ten slotte, het publiek onder de 14 jaar leek zich niet te storen aan de slappe verhaallijn en voorspelbare grappen. Daddy Cool heeft af en toe een hoog K3-gehalte qua humor en muziek, dus voor die doelgroep is de show zeker vermakelijk.

Kortom, Daddy Cool is entertainend maar biedt weinig verrassends. Albert Verlinde dacht wellicht goud in handen te hebben, maar het heeft er alle schijn van dat het hoofddoel van Daddy Cool is om snel en makkelijk te scoren. Niet cool…

Daddy Cool de Musical is nog te zien t/m 26 januari 2012 door heel Nederland. Klik hier voor de speellijst.

Boeken / Kunstboek

Schetsboek van monumentaal sculpturist

recensie: Gianni Mercurio en Demetrio Paparoni - Anish Kapoor: Dirty Corner

.

Anish Kapoors sculpturen zijn tegelijkertijd indrukwekkend, ongrijpbaar en ontroerend. Het mysterie van de creatieve bronnen van zijn monumentale kunst wordt een klein beetje onthuld in Dirty Corner, een kunst- en schetsboek in één.

Levithian, 2011. Foto: Humberto de Oliveira, MaxPPP, ZumaPress.com

Levithian, 2011. Foto: Humberto de Oliveira, MaxPPP, ZumaPress.com

Kapoor is een geliefde naam sinds de jaren tachtig. In het kort gezegd onderscheidt de sculpturist, winnaar van de Turner Prize 1991, zich met twee belangrijke stijlelementen: pigmenten die zo diep zijn dat je erin lijkt te verdrinken, en een grootsheid van organische vormen, heel groots. Neem bijvoorbeeld Levithian, een werk van vorig jaar, in het Grand Palais in Parijs. Het werk lijkt een enorme paarse zeppelin die de hele ruimte vult tot aan het dak van het paleis. Binnenin het gevaarte waant de kijker zich in een organische rode wereld. Het werk doet een beroep op de verbeeldingskracht, de kijker moet zelf de enorme ruimte invullen.

Visuele basis voor de kunst van Kapoor

1000 Names, 1979/80

1000 Names, 1979/80

Het boek Dirty Corner legt het artistieke proces van Anish Kapoor bloot. Niet alleen de kunstwerken, maar ook de schetsen van de werken nemen een prominente plaats in. Dirty Corner duikt in het schetsboek van Kapoor met vroege concepten en uitgewerkte schaalmodellen. Potloodtekeningen, foto’s met indicaties en schilderingen met kleurstellingen geven een beeld van het brein van de meester. Het biedt een inkijkje in de manier waarop Kapoor zijn ideeën tot realisatie brengt, met als eindpunt zijn meest recente werk Dirty Corner uit 2011.

Het boek leidt de lezer thematisch van kleinere installaties naar de grote ingrepen in de omgeving. Concepten, ideeën en sfeerschilderingen uit verschillende periodes leggen een visuele basis voor de verschillende kunstwerken van Kapoor. De indeling van het boek geeft de kans om de ontwikkeling van de monumentale kunst te volgen. Het start eind jaren zeventig met de zwart-wit schetsen, maar al snel krijgen die kleur. Zo bestaat 1000 Names uit 1979/1980 uit vloerobjecten van het rode pigment, het meest primaire rood dat in zandvormpjes lijkt te zijn afgestort op de museumvloer. Het introduceert de elementaire en organische vormen die Kapoor’s werk in de decennia daarna zullen kenmerken.

Wordingsproces

Marsayas in Tate Modern, Londen

Marsayas in Tate Modern, Londen

De open thematische indeling (het boek heeft geen hoofdstukken) geeft een intuïtieve duiding in de lijnen in de kunst van Kapoor. Zoals ‘non-space’, de enorme dieptes die voelbaar zijn in zijn sculpturen. ‘This being of darkness spreads everywhere like unconscious sleep, shapeless, ineffable, undefinable,’ noteert Kapoor op een van de bladzijden. Gouache en potloodschetsen van rode open monden contrasterend met de omgeving stammen al uit 1974. Via studiowerk en modellen in 2000 en de daaropvolgende jaren weet hij het bovenmaatse Marsyas in 2002 in het Tate Modern in Londen te realiseren. Marsyas laat zich misschien het best omschrijven als een driekoppige hoorn van een oude grammofoon. Kapoors onderzoek naar intieme ruimtes die maar heel beperkt kijkers in haar binnenste laat gluren gaat ook in 2006 nog door.

Dirty Corner is een fascinerend boek van het wordingsproces van indrukwekkende kunst. Het is een aanvulling op de bestaande collecties van het werk dat zich in de buitenwereld begeeft en vult dat aan met de diepere verbanden achter het werk. Dit alles geheel in beeld en vrijwel zonder tekst. Meer dan verklarend werkt het boek als een verdieping in het uitzonderlijke metier van Anish Kapoor.

Muziek / Album

Fascinerend en frustrerend tegelijk

recensie: Lou Reed & Metallica - Lulu

.

Fans hielden hun hart vast toen Lou Reed en Metallica aankondigden samen een plaat te maken. Voordat ze er een seconde van hadden gehoord, was Lulu al een van de meest besproken platen van 2011. Zo’n onwaarschijnlijke combinatie kon toch niets goeds opleveren?

Toen eenmaal de eerste single ‘The View’ online kwam, wisten fans het zeker: dit album zou resulteren in een nieuw dieptepunt in de toch al niet vlekkeloze carrières van beide artiesten. Dat nummer laat duidelijk horen dat de zoals gewoonlijk meer pratende dan zingende Reed totaal niet past bij de populaire metalgroep.

~

Toch is Reeds keuze voor Metallica niet eens zo’n vreemde. Wie bijvoorbeeld de titeltrack van Reeds terecht herontdekte album The Blue Mask (1982) kent, weet dat hij ook snoeihard kan rocken. In 2009, tijdens een concert voor het vijfentwintigjarige bestaan van de Rock and Roll Hall of Fame, bundelden ze al hun krachten voor een strakke versie van ‘Sweet Jane’. Op Lulu staat helaas niet zo’n onsterfelijk nummer als die klassieker van The Velvet Underground, maar de veelal vernietigende kritiek op dit dubbelalbum is toch niet geheel terecht.

Wedekind
Het album is gebaseerd op twee destijds controversiële toneelstukken van Frank Wedekind, Erdgeist (uit 1895) en Die Büchse der Pandora (1904), over het met seks en geweld doordrenkte leven van het meisje Lulu. Reed wilde al eerder een eigen bewerking van Wedekinds werk maken, maar na het optreden voor de Rock and Roll Hall of Fame besloot hij de hulp in te schakelen van Metallica.

Die combinatie pakt op het grootste gedeelte van Lulu niet al te best uit. Behalve het akelige ‘The View’ klinken missers als ‘Little Dog’, ‘Mistress Dread’ en ‘Pumping Blood’ vooral rommelig, met ongeïnspireerde riffs en een voorspelbare opbouw. De meeste tracks beginnen rustig om uiteindelijk een lawaaierige climax te bereiken. Een van die tracks is ‘Dragon’. De eerste zin die een vermoeid aandoende Reed uitspreekt in dat nummer is: ‘You don’t really care’. Door het gebrek aan verrassing en de wat eentonige voordacht van Reed wordt het inderdaad verdomd lastig mee te leven met het personage Lulu. Een dubbel-cd is voor deze samenwerking dan ook écht te veel.

Gelukkig zijn er ook nummers die wel de aandacht vasthouden. ‘Iced Honey’ bewijst dat de gebundelde krachten zoveel meer hadden kunnen opleveren. Een moddervette rocker die niet onderdoet voor de hoogtepunten op Reeds laatste echt goede album, Ecstasy uit 2000. Hoewel het bijna twintig minuten durende ‘Junior Dad’ vanwege de lengte wat te veel van het goede is, maakt ook die track duidelijk dat Lou Reed en Metallica niet zo ver van elkaar verwijderd zijn als je zou verwachten. Een indrukwekkende afsluiter van het album.

Onluisterbaar
Een even fascinerende als frustrerende luisterervaring, dus. Wellicht komt veel van de negatieve kritiek van Metallica-fans die een grotere rol van hun favoriete band verwachten. Hoewel Lulu zeker een gezamenlijk project is, was het misschien een beter idee geweest om het album alleen onder Reeds naam uit te brengen. Hij is tenslotte verantwoordelijk voor de meeste vocalen en alle teksten. Zijn carrière kan een flop als deze beter hebben, na platen als Mistrial, The Raven en natuurlijk het legendarische Metal Machine Music. Die dubbelelpee, gevuld met alleen maar oorverdovende geluiden, blijft ook vijfendertig jaar later voor de meesten onluisterbaar.

Ook Lulu is op veel momenten moeilijk te behappen, maar dankzij uitschieters als ‘Iced Honey’ en ‘Junior Dad’ is het gelukkig niet de verschrikking die fans verwachtten van deze samenwerking. Die hoogtepunten laten horen dat Reed en Metallica nog niet zijn opgebrand. Hopelijk maken deze rocklegendes binnenkort weer eens een ouderwets goede plaat, met of zonder elkaar.

Theater / Voorstelling

De typische taalkunst van Wim T. Schippers

recensie: Hummelinck Stuurman - Het laatste nippertje

Als Wim T. Schippers de schrijver van een voorstelling is, zoals bij Het Laatste Nippertje, schept dat verwachtingen. De taalvernieuwer toont zijn schrijftalent in de vele woordgrappen die in dit stuk aan bod komen. Zijn levensfilosofie – het leven slaat nergens op – komt in deze voorstelling dan ook duidelijk naar voren. Absurdistische en komische taferelen zijn het resultaat.

schept dat verwachtingen. De taalvernieuwer toont zijn schrijftalent in de vele woordgrappen die in dit stuk aan bod komen. Zijn levensfilosofie – het leven slaat nergens op – komt in deze voorstelling dan ook duidelijk naar voren. Absurdistische en komische taferelen zijn het resultaat.

~

De woordgrappen bestaan vaak uit woorden die uit hun context worden gehaald. Eigenlijk is in de hele voorstelling geen context te ontdekken. De toeschouwer wordt meegesleurd in op zichzelf staande, korte stukjes. Deze stukjes zijn kleine voorstellingen op zich. Pas aan het einde worden een paar verhaallijntjes bij elkaar gebracht.

Gepofte edelherteierstokken
In elke scène zijn de typische taalgrappen van Schippers te herkennen. Zo laat hij zijn spelers met veel woorden weinig zeggen, of andersom. Hij toont aan dat sommige woorden eigenlijk nietszeggende woorden zijn en maakt misbruik van dubbele woordbetekenissen. Zijn woordenschat is van ongekende grootte. Zo komen enkele lekkere, fantasierijke gerechten in het stuk voor, waaronder een torentje van gepofte edelherteierstokken. Dat Schippers een uitgebreide taalkennis heeft, kan niemand na het zien van deze voorstelling ontkrachten.

~

De vijf spelers zijn volgens Schippers zelf ‘gekwalificeerde personen’ om deze voorstelling te dragen. Kees Hulst, Titus Muizelaar, Mareille Labohm, Tarah Ouwerkerk en Abdelhadi Baaddi zijn dat inderdaad. Zij zetten op een knappe manier hun typetjes neer. De acteurs hebben de juiste timing en intonatie om de woordgrappen over te laten komen. Ook hun plezier in het spelen van deze voorstelling is duidelijk te zien.

Net die ene boost
Dat het publiek betrokken wordt bij sommige scènes geeft een extra dimensie aan het stuk. Zo worden sommige mensen uit het publiek gehaald om op een terrasje te komen zitten. Daarnaast de inzet van het hele publiek gevraagd tijdens een spelshow. Het zorgt ervoor dat de aandacht weer even op scherp wordt gezet. Het gevoel te hebben deel uit te maken van het stuk, geeft net die ene boost die het publiek gedurende de voorstelling soms nodig heeft.

~

De meeste losse stukjes zitten goed in elkaar. Met name de eerste driekwart van de voorstelling zijn de scènes kort en krachtig. Maar tegen het einde van de redelijk lange voorstelling verslapt de aandacht. Dit komt ook door de vreemde wending die het stuk aan het einde neemt. Een krachtig en kort einde zou sterker zijn geweest. Schippers heeft nét iets te veel willen vertellen, wat de voorstelling eerder benadeeld dan goed doet.

Op het einde na is Het laatste nippertje een luchtige en absurdistische komedie, die de logica en levensfilosofie van Schippers weergeeft. In die zin komt Schippers de beoogde verwachtingen na. Hij geeft eerder te veel dan te weinig. Toch ben je voor een avondje komische taalkunde bij deze voorstelling aan het juiste adres.

Het laatste nippertje is nog tot en met 31 januari in diverse Nederlandse theaters te zien. Kijk op www.hummelinckstuurman.nl voor de speellijst.

Muziek / Achtergrond
special: Bruce Springsteen - Darkness On The Edge Of Town

Onuitputtelijke bron

Drie jaar duurde het voordat Bruce Springsteen zijn succes kon vervolgen. Darkness On The Edge Of Town bevestigde de sterstatus van The Boss die Born To Run hem had toebedeeld.

Darkness On The Edge Of Town bevestigde de sterstatus van The Boss die Born To Run hem had toebedeeld.

Met Darkness On The Edge Of Town brak Springsteen definitief door naar het grote publiek. De sound zou hem naar grote stadions brengen. Het lange wachten werd beloond met een album dat staat als een huis van de eerste tot de laatste noot. Vele jaren later maken we kennis met de ruwe versie van het werk dat Springsteen in die jaren heeft opgenomen. Hij had op zijn zevenentwintigste zoveel schrijflust dat hij vier albums had kunnen vullen. Goede begeleiding zorgde voor een keuze die leidde tot het sterkste album; een album waar hij tegenwoordig nog steeds achter staat.

In 2010 maken we kennis met The Promise die de demo en werkversies bevat vóór de uiteindelijke opnames van het album. Deze opnames plus een handjevol van het eerder verschenen overzicht Tracks vormen samen de vier albums vol songs die Springsteen had geschreven. Op The Promise vinden we pareltjes als ‘Because The Night’ en ‘Fire’, die we kennen als hits van respectievelijk Patti Smith en The Pointer Sisters.

Autobiografisch

~

Het begin van het album is stevig. ‘Badlands’ knalt letterlijk uit de boxen. Springsteen gaat direct in stadionversnelling van start met zijn E-Street Band en zet een zeer herkenbare song op de kaart. In het boek dat verscheen bij de heruitgave van 2010 lezen we dat de tekst van dit nummer maar moeizaam tot stand kwam. De muziek en het refrein waren er vrij snel, maar de rest van de tekst was een moeizame bevalling voor de jonge Springsteen. ‘Badlands’ was in deze niet het enige moeizame nummer; ook ‘Prove It All Night’ en ‘Promised Land’ ondergingen hetzelfde proces van een briljant idee naar een volwaardige song.

Springsteen schrijft autobiografisch en in die tijd leefde hij op een boerderij in Holmdel, New Jersey. De huidige ervaringen van de inmiddels welvarende artiest staan haaks op die uit zijn jeugd, waarin zijn ouders de eindjes aan elkaar moesten knopen. De reflectie op die ervaringen zijn terug te horen in zijn songs. Een goed voorbeeld is ‘Factory’ dat gaat over het arbeidersleven in de fabrieken. Maar ook jeugdherinneringen van jongensuitspattingen komen aan de orde, zoals het vlammende ‘Racing In The Streets’. In het Springsteen-notitieboek dat bij de heruitgave is gevoegd lezen we ook dat sommige liedjes lang moesten wachten op hun titel. Zo staat ‘Candy’s Room’ lang te boek als ‘The Fast Song’, wat overigens wel de lading dekt van dit supersnelle nummer.

Onuitputtelijke bron
Darkness On The Edge Of Town telt drieënveertig minuten en zeven seconden. Geen minuut te veel en geen seconde te weinig. Alles samengebald tot een zeer compleet meesterwerk dat gezien mag worden als Springsteens beste werkstuk. Probeer maar eens stil te blijven staan of zitten bij ‘Badlands’. Je bent nog niet op adem of ‘Adam Raised The Cain’ stort zich alweer over je heen vol pijn en besef dat je soms de tol betaalt van je voorvaderen. ‘Something In The Night’ gaat over armoede en het vinden van een moment om niet te hoeven denken. ‘Candy’s Room’ heeft de urgentie op de hielen van een hete en snelle nacht en van nog veel te jonge meiden. ‘Racing In The Street’ sloot destijds de eerste kant van het album af en is een ode aan het straatracen waar Springsteen in zijn jonge jaren aan deelnam. ‘The Promised Land’ gaat over jongensdromen die niet uit willen komen. ‘Factory’ is het mooiste arbeidersliedje dat er is. ‘Streets Of Fire’ bezingt eenzame, donkere nachten zonder uitzicht. ‘Prove It All Night’ is een ultieme liefdesverklaring voor een hunkerende nacht. ‘Darkness On The Edge Of Town’ sluit het meesterwerk af en verhaalt over de donkere kant van de stad als je alles verloren hebt, inclusief je vrouw.

Het spel van Springsteen met zijn vaste maten Clarence Clemons op sax, Danny Federici op orgel, Roy Bittan aan de piano, Carry Tallent op bas, Steve Van Zandt op gitaar en Max Weinberg op de drums dendert na in je hoofd, terwijl je de titels naleest die de achterkant van de hoes sieren. Terwijl je leest hoor je songs die al zo vele jaren klonken als vanzelf in je hersenen ronddansen. Toch is er maar één echte manier om te genieten en dat is opnieuw op de play-knop drukken. Het album lijkt een onuitputtelijke bron van muzikaal vertier.

Live in Nederland:
28 mei 2012 Pinkpop

Muziek / Album

Vanuit de leegte de diepte in

recensie: Satori - Into Void

Samen met El Mundo timmert Satori behoorlijk aan de weg in de tech-house underground. Nu is daar Into Void, een zeer persoonlijke luisterplaat waarmee Satori zich van zijn dance-collega’s onderscheidt. Satori geeft tekst en uitleg.

Into Void, een zeer persoonlijke luisterplaat waarmee Satori zich van zijn dance-collega’s onderscheidt. Satori geeft tekst en uitleg.

We spreken Djordje Petrovic, alias Satori, tussen de voorbereidingen voor zijn nieuwe liveshow door, vanuit de Nijmeegse studio waar hij en El Mundo hun clubreleases produceren. Het is ook de plaats waar Into Void tot stand is gekomen, Satori’s solodebuut. Het album bestaat uit acht tracks, tussen de vier en tien minuten lang, die allemaal iets eigens hebben, maar samen een bijzonder consistent geheel vormen. Steeds is daar de onderhuidse energie van diepe housegrooves, maar het zijn akoestische gitaren, jazzy pianoklanken en exotische samples die de plaat uniek maken.

Into Void kwam tot stand tussen de producties van El Mundo & Satori door, nog steeds het voornaamste project van Petrovic. ‘Wat ik doe met El Mundo is heel erg dansvloergericht. Als solo-artiest vond ik het lekker om helemaal niet bezig te zijn met de vraag: wat werkt op de dansvloer? Into Void gaat meer om sferische, gevoelsmatige dingen.’

Muzikale wortels
De invloeden uit de jazz en gesamplede vocalen van over de hele wereld hebben te maken met Satori’s nogal opmerkelijke achtergrond. ‘Mijn vader komt uit Servië, mijn moeder komt uit Zuid-Afrika. Bij mijn vader hoor ik altijd Balkanmuziek en Afrikaanse muziek werd ook heel veel gedraaid. Van kinds af aan gingen we al naar van die Afrikaanse festivals, daar traden Afrikaanse bandjes op, werd Afrikaans bier getapt en kon je Afrikaanse kleden kopen. Op de een of andere manier ging ik altijd naar de kraampjes waar je dan 20 tweedehands cd’s voor 10 euro kon kopen. Vaak slecht opgenomen cd’s, letterlijk van over de hele wereld, van artiesten waar ik nog nooit van had gehoord. Ik heb dus veel wereldmuziek thuis, daar zitten wel mijn roots.’

Het zijn die obscure tweedehands cd’s die aan de basis staan van Satori’s producties. ‘Ik laat me inspireren door toevalligheden. Ik heb tientallen samples van jazz, indianen, Afrikanen weet ik wat. Die gooi ik allemaal op een berg. Dan pak ik de piano en speel ik daar wat bij, of ik hoor een Afrikaanse gitaar, en voeg daar zelf nog iets aan toe. Zo knip en plak ik wat en speel wat in, en dan ben je zo vijf uur verder. Dan ga ik even naar buiten, of iets anders doen. Als ik vervolgens terug kom, luister ik naar wat ik heb gemaakt: soms is het een zootje waar je niet goed van wordt, en soms hoor ik een eenheid, daar ga ik dan verder mee.’

Zen

~

Naast Petrovic’ culturele achtergrond, speelt ook zijn interesse voor Zen-Boeddhisme een rol in zijn muziek. Zowel de artiestennaam Satori, als de albumtitel Into Void verwijzen hiernaar. ‘Satori staat voor een kort moment van euforie, verlichting, een eenheidsgevoel. Als je aan het draaien bent kom je soms in een flow terecht waarin even alles een is. Er is een bepaalde climax en alle handjes gaan de lucht in, of de dj draait net even dat nummer dat jij vet vindt. Dat is echt een satori-moment. Zen en dance zijn wat dat betreft aan elkaar verwant. ‘Into Void‘ staat voor naar de leegte gaan. Als ik de studio in loop is er nog niks, is er leegte. Ik geloof ook dat muziek uit de leegte komt, een creatief proces komt uit niks. Into Void is een knipoog naar hoe ik een muzikaal proces zie.’

‘Kinhin’ is een eerbetoon aan Petrovic’ overleden Zenmeester. Het nummer is anders tot stand gekomen dan het andere materiaal. ‘Eigenlijk realiseer ik het me nu pas, maar bij ‘Kinhin’ ben ik wel heel bewust achter de piano ben gaan zitten en heb gedacht: ik wil iets voor Sjef gaan maken. Er is een heel oud klassiek nummer dat ik wel eens op de piano speel. Met die akkoorden ben ik gaan spelen, en daar kwam het loopje uit dat je in ‘Kinhin’ hoort.’

Leven en dood
Een van de meest in het oog springende nummers is ‘In A Blink of An Eye’, waarin verschillende gesamplede Afrikaanse vocalen langzaam naar een climax toewerken, die nooit helemaal komt. ‘We waren op Free Your Mind, en we kregen een telefoontje dat een vriend op de intensive care lag met een hartstilstand. Dat heeft me heel erg geraakt: het ene moment ben je aan het feesten ben het volgende moment zit je op de intensive care. In a blink of an eye kan alles veranderen. Vanuit die emotie heb ik dat nummer toen gemaakt. In drie uur was hij af.’

Het thema leven en dood komt nog een keer terug op Into Void. Opener ‘Brittle’ bevat een geluidsfragment van mensen die met elkaar steggelen over de definitie van genocide. Een bizar gegeven, zeker voor een houseplaat. ‘Ik heb ‘Brittle’ gemaakt naar aanleiding van de film Shooting Dogs. Een hele harde documentaire over wat er in Rwanda is gebeurd. Na het kijken was ik heel erg van slag. Ik dacht: ‘Jezus, wat een hypocriet gedrag bij die Verenigde Naties! Die sample is letterlijk een opname uit die film. Uiteindelijk hoor je in die plaat ook een Afrikaanse man schreeuwen, smeken. Ik heb het nummer duidelijk niet voor de dansvloer gemaakt. Je zult het op geen enkele dansvloer horen, en in mijn live sets speel ik hem ook niet. ‘Brittle’ niet bedoeld om iets te forceren bij de Verenigde Naties, maar ik wilde wel mijn gevoelens daarover uitdrukken. ‘Brittle’ staat voor kwetsbaarheid.’

Spirituele reis
Politieke connotaties heeft ook het jazzy nummer ‘YES, I Can’t’. ‘De keuze voor de titel is eigenlijk een grapje. Ik heb het gemaakt met mijn pianoleraar. Die track was gewoon een sessie die we samen deden. Toen had ik nog een titel nodig. Ik ben heel erg teleurgesteld in Obama, die allemaal mooie praatjes had toen hij aan de macht kwam, maar uiteindelijk door allerlei lobby’s meer dan de helft niet heeft kunnen doen.’

Met Into Void is Satori ‘vanuit het niets’ de diepte ingegaan. Het album luistert als een donkere trip, maar ook als een spirituele reis om de aarde. Een persoonlijke plaat die universele thema’s aansnijdt. Fysieke cd’s zullen er van de plaat niet verschijnen, maar hij is te downloaden via Beatport en binnenkort ook via Itunes.

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Album

Overgeproduceerde middenmoot

recensie: The Rifles - Freedom Run

.

“Alle dertien goed!”. Of gaan er toch gewoon dertien van in een dozijn? Welke typering is op het nieuwe album van The Rifles van toepassing?

Aangezien het nieuwe album Freedom Run van de Londonse formatie slechts elf nummers bevat valt de eerste typering al snel af. Maar ook de term “Alle elf goed!” gaat hier helaas niet op.

Goede productie met weinig smaak
De punky gitaarpop van het debuut No Love Lost heeft op dit derde album langzamerhand plaats gemaakt voor netjes geproduceerde en ietwat brave composities. De spanning is er op Freedom Run, op z’n zachts gezegd, wel een beetje af. Producer Chris Potter (o.a. The Clash, The Rolling Stones) heeft zijn uiterste best gedaan de ruwe kantjes van de muziek af te halen. En dat komt de band niet ten goede.

Het klinkt allemaal best aardig hoor. Er is weinig mis met nummers als ‘Sweetest Thing’ met zijn typisch Britse inslag of het folkachtige ‘Everline’. Aardige liedjes waar je snel de smaak van te pakken hebt, maar aan het eind van het album is die smaak alweer vervlogen en blijft er weinig tot niets beklijven.

Aantrekkelijk door niet af te stoten

~

Neem nu ‘Tangled Up In Love’: een zoetsappige opening met violen en tienerpop melodielijn. Nee, dat zijn niet bepaald de hoogtepunten van een verder al zeer gemiddeld album. Halverwege de plaat ben je al grotendeels in slaap gesust door de middelmatigheid die op je af komt golven. Zo rond het nummer ‘Falling’ vallen je ogen toepasselijk half dicht.

Tegenover die saaiheid staat wel dat Freedom Run zeker niet aanstootgevend te noemen is. The Rifles weten in potentie met deze plaat dan ook een grote groep mensen op een weliswaar gezapige, maar daardoor wel toegankelijke, manier eventjes bezig te houden. Daarmee is het album dan toch niet zo erg als afsluiter ‘Cry Baby’ doet vermoeden. Hoewel het nummer zelf misschien wel het toppunt is van de gepolijste koers die de band op dit album is ingeslagen.

Slipery when polished
Van Freedom Run kunnen er makkelijk dertien in een dozijn. Een plek waar een hoop albums het prima vertoeven zouden vinden, maar van het derde album van The Rifles hadden we waarschijnlijk wat meer verwacht. Het is te hopen dat men de koers voor album vier weer radicaal omgooit en de band terugkeert naar zijn roots, want de weg die ze nu zijn ingeslagen is door al dat gepolijst zo glad geworden dat The Rifles wel eens flink op hun bek zouden kunnen gaan.