Theater / Voorstelling

I’ll marry the dark

recensie: Instrumental - Noord Nederlandse Dans

Instrumental van Noord Nederlandse Dans bestaat uit drie steengoede wereldpremières. Wie ze nog wil zien, moet daar vaart mee maken: het einde van het tourschema is al in zicht.

Instrumental, dat al op 21 oktober 2011 in première ging, heeft de vorm van een sandwich en is alleen al wat dat betreft een appetijtelijke voorstelling. Het brood van die sandwich wordt gevormd door choreografieën van de vaste choreograaf Stephen Shropshire, het middelste deel is gemaakt door de Israëlische choreograaf Emanuel Gat.

Van laag naar een duet
De opbouw van het programma is goed gekozen. De start is dynamisch. In ‘Now lay me down’ toont Shropshire met zijn dansers en celliste tegen de achtergrond van de abstracte muziek van David Lang een energieke dans die zich veelal laag bij de grond afspeelt. Boven de dansers hangt een groot scherm waarop afwisselend overtrekkende wolken en/of wolkende vulkaanas is te zien.

Het daarop volgende duet van twee danseressen heet ‘Time Touching Themes’ en is duidelijk herkenbaar als Gat’s werk. Niet alleen is het podium kaal, maar ook moet het publiek zelf aan de dans betekenis geven. Gat is bij het maakproces uitgegaan van wat zich in de studio afspeelde. Het terugzien van het impliciete gedrag dat zich bij repetities afspeelt, zie je op het toneel terug en dat maakt de dans op momenten erg geestig.

Een dans tussen uitersten
De voorstelling lijkt een onderliggend thema te voeren: uitersten. Voortdurend is er sprake van versnelling en vertraging en steeds lijkt het te gaan om een reageren op elkaar. Niet dat de dans een grote golvende aaneenschakeling is, maar de dansers zijn vooral op elkaar gericht. Het zorgt ervoor dat de dans, in tegenstelling tot het haast betonnen podiumbeeld, iets provisorisch krijgt.

Maar toch is elke beweging een beheerste. De frictie van uitersten, zoals die hierin gesuggereerd wordt tussen reguliere dans en de innovatieve dans van Gat, komt ook op andere vlakken tot uiting. Bijvoorbeeld in de geweldige casting van de danseressen. De ene is tenger, bleek en heeft lang zwart haar, de andere is haar tegendeel. Dit contrast wordt nog eens aangezet door het scherpe, haast industriële licht dat vanuit de linkerflank op de dansvloer valt, waardoor harde schaduwen als geluidloze echo’s meedansen.

Strange Light
Het hoogtepunt van de avond wordt niettemin gevormd door ‘Strange light’, een voorstelling die geboetseerd is naar een gedicht van Derrick C. Brown. Dit gedicht heeft de loop van een leven als onderwerp. Specifieker gaat het over Browns leven, al schiet het gedicht ook de toekomst in.

Here is the story of one man with a strange light
and tiny blisses.

Zo opent het stuk, en aanvankelijk is de verteller in het gedicht optimistisch over het einde:

I’ll marry the dark.
When the dark comes
I will party in it.
I will make it silly. I will keep my light

Het eindigt echter grimmig als zijn grote liefde overleden is en hij op de rand van de dood verkeert:

Fuck you.
I must keep you alive in my head Margaret.
I loved your full resume.
I loved your throaty kiss.
I am gushing.
Iam ready to fill this night with senseless acts of
ha cha cha, no retreat, no quarter.
I’m going bezerker.
I ain’t goin’ west
like death.

De choreografie is op het gedicht geïnspireerd. Zij is perfect in balans: de spanningsbogen zijn goed, er bestaat veel variatie binnen de verschillende delen en bovendien wordt het verhaal van het gedicht helder, maar nooit eentonig of voorspelbaar tot leven gebracht. Soms is de voordracht van Brown zo sterk dat je vergeet naar de dansers te kijken. Maar dat is geen kritiek op de dans zelf. Die is soms erg geestig, bijvoorbeeld wanneer de van zichzelf overtuigde jongeling wordt getoond. Op andere momenten kan hij ronduit indringend zijn, neem het moment wanneer de protagonist oud is en zijn Margaret overleden is.

De Noord Nederlandse Dans moet, met nog enkele voorstellingen in het verschiet, het stuk maar in reprise laten gaan, want Instrumental is een voorstelling om vaker te bezoeken.

Instrumental is donderdag 19 en vrijdag 20 januari nog te zien in Nederland. Voor meer informatie: www.noordnederlandsedans.com

Boeken / Achtergrond
special: T.S. Eliotprijs: de genomineerden dragen voor

Britse poëzie in 2012

Rond de tweeduizend mensen waren zondagavond 15 januari verzameld in de Royal Festival Hall in Londen om de acht genomineerden van de T.S. Eliotprijs te horen voordragen. ‘Welkom op de literaire Oscars’, zegt een medebezoeker.

In het kader van Gedichtendag op 26 januari besteedt 8WEEKLY extra aandacht aan poëzie. We beginnen met een kijkje over de grens: in Londen werd op maandag 16 januari de T.S. Eliotprijs uitgereikt, de jaarlijkse prijs voor de beste poëziebundel uit Engeland of Ierland. De avond voor de prijsuitreiking lazen alle genomineerden voor.

De genomineerden

De genomineerden

De T.S. Eliotprijs is een van de belangrijkste Britse poëzieprijzen. Uitreikende instantie Poetry Book Society houdt zich niet alleen bezig met het bekronen van bundels, maar ook met de verkoop, verspreiding, educatie en ondersteuning van dichters en hun werk. Het Southbank Centre, waar ook de Londense poëziebibliotheek is gevestigd, is een logische partner, die naast de grote programmering regelmatig gratis lezingen en besprekingen organiseert. Dit alles resulteert erin dat het publiek van de avond opvallend gevarieerd is: jong en oud zijn hier naartoe gekomen om de beste dichters van dit moment te horen lezen. Presentator Ian McMillan spoort aan tot emotionele reacties: ‘zuchten, lachen, snikken, dijenkletsen – maakt niet uit van wie, wij worden niet boos als je anderen slaat!’ De avond kan beginnen.

Vergeet nooit dat je naam een van velen is


‘Ik heet Daljit,’ begint Daljit Nagra, ‘maar een aantal neven van mij heten ook Daljit, en weer anderen heten Kaljit, en Naljit…’ Die creativiteit in Indiase namen speelt een belangrijke rol in zijn verhalende gedicht, dat hij grijnzend voordraagt met verschillende stemmetjes en accenten. Deze introductie werkt, maar bij zijn tweede gedicht gaat hij net iets te ver: ‘Deze zin refereert aan Shakespeare, en die regel aan Auden…’ Nog los van het feit dat niemand dit onthoudt, dreigt het de voordracht tot een college te maken. Nagra toont zijn vakmanschap terloops, tussen de geintjes door: ‘full of gung-ho fury’ en ‘who believes a bleached yarn?’

Bernard O’Donoghue vraagt zich af wanneer politiek overgaat in geschiedenis. Zijn gedicht verhaalt van de vierjarige Maggie op haar vaders schouders tijdens de begrafenis van Abraham Lincoln. ‘Vergeet nooit dat je bij Abraham Lincolns begrafenis was,’ zegt hij tegen haar. De oude Maggie vertelt het later aan de jonge ik-persoon: ‘vergeet nooit dat je iemand kende die bij de begrafenis van Abraham Lincoln was’ – en de ik-persoon vertelt het gewichtig verder: ‘vergeet nooit dat je ooit iets hebt gelezen van iemand die iemand anders kende die bij de begrafenis van Abraham Lincoln was’.

Esther Morgan

Esther Morgan

De dingen die achterblijven

Ian McMillan introduceert de volgende dichter als ‘iemand die ontzettend hard werkt om de gedichten zo goed te maken als ze mogelijkerwijs kunnen zijn’. Dat doet niet iedereen volgens hem: ‘bij sommige dichters denk je: had er nog een half uurtje langer aan gezeten’. Hij slaat de spijker op z’n kop: de vriendelijke telefoonstem van Esther Morgan draagt alleen perfect gepolijste werken voor.

It looks simple: the glass vase holding
whatever is offered –
cut flowers, or the thought of them –

simple, though not easy
this waiting without hunger in the near dark
for what you may be about to receive.

Ze is, zo zegt Morgan, meer geïnteresseerd in wat er gebeurt wanneer we met de rug naar de dingen toe staan.

Licht- en zwaargewichten

Als er iemand in staat is Morgan op te volgen, is het David Harsent wel, een van de favorieten van de avond.  Hij oogt als een personage uit het werk van Philip Roth; de gewaardeerde oude academicus die graag met de studenten rommelt – met name wanneer hij op gewichtige toon leest:

There’s a chance you’ll see her naked at noon among roses;
a fair chance, too,
that in bending to cup a bloom, she’ll show you the little widget

of her arsehole, damson – sweet and, some say, the very fount
of knowledge’

Harsent is een uitmuntende dichter. Toch is er iets wat verveelt aan zijn voordracht; het is wat te georganiseerd, te netjes en beheerst. Zoals voormalig prijswinnares Alice Oswald schrijft, heeft poëzie iets radicaals wat voorbij het alledaagse gaat. Die destabiliserende kracht van poëzie speelt een kleinere rol in de poëzie van deze avond, die massapoëzie genoemd kan worden. De grootte van de zaal werkt hierbij niet in het voordeel; het verontrustend mysterieuze in Harsents werk overleeft de microfoon ternauwernood. Een avond als deze is toch meer een tentoonstelling om te bekijken, dan de intieme ervaring te spreken met een vreemde die gedachten leest.

John Burnside

John Burnside

Daar hebben de volgende dichters geen last van. John Burnside verzucht dat elke dichter tegenwoordig een ars poetica schrijft, maar dat hij zijn inspiratie vooral moet hebben van nachtelijke televisie en zijn lievelingsdieren, hyena’s: ‘waking at dusk to anatomy’s Hosanna’. Leontia Flynn stamelt regelmatig en struikelt over haar woorden tijdens haar zeven minuten durende gedicht over verhuizen. De spullen van het verleden brengen reflectie op de maatschappij en het eigen leven teweeg; ‘feel, and feel again’. Ze is voor het publiek nog herkenbaar als de angstige twintiger die ze bespot, maar haar ongemak past bij de informele toon van haar poëzie.

Ingehouden adem en uitgerekt applaus


‘We have no love for one another, only uses for the defeated’, leest Sean O’Brien uit zijn gedicht ‘The Citizens’, een zwaar en indringend werk geïnspireerd op nationalistische gevoelens. Dit is de eerste keer dat het publiek een aantal seconden stil blijft na afloop, met stomheid geslagen. Je kunt de ingehouden adem horen. Zijn zware stem benadrukt de sardonische ondertoon van zijn werk in zowel het humoristische ‘The Plain Facts of the Matter’ als het gedicht over een oude bioscoop/bingozaal/tapijtwinkel: ‘One weekday afternoon when we are dead we will be readmitted here for free’.

Carol Ann Duffy

Carol Ann Duffy

De meest besproken dichter van de avond, Poet Laureate (dichter des vaderlands) Carol Ann Duffy, spreekt zo gewichtig als haar titel doet verwachten. ‘Als jonge dichter had ik niet gedacht dat ik ooit een protestgedicht zou schrijven aan het postkantoor. Maar ja, zo gaat het’, introduceert ze haar klaagzang op het verbod op countyvermeldingen (graafschappen) in het adres. Haar laatste gedicht, The Human Bee, toont aan waarom juist deze vrouw namens het land schrijft: de bijensterfte als beginpunt van een metaforische fantasie, beschreven in een zintuiglijke, realistische taal.

Een begroting van de poëzie


De avond komt ten einde. De zaal applaudisseert voor de dichters, het Southbank Centre, de Poetry Book Society en hun nieuwe sponsor; Aurum. Dit beleggingsfonds is de reden dat zowel Alice Oswald als John Kinsella zich hebben terugtrokken uit de shortlist. Zo’n kapitalistische corporatie, daar moet de poëzie niet mee in zee gaan, vinden zij. Tegelijkertijd heeft Aurum het mogelijk gemaakt dat ook in 2012, ondanks de zware cultuurbezuinigingen, weer tweeduizend mensen de beste dichters van dit moment kunnen horen voor maximaal 15 pond per ticket.

Het Southbank Centre, dat een huis biedt aan vele kunstvormen, als een oase te midden van restaurantketens en winkels, schippert succesvol tussen winstgevend en maatschappelijk verantwoord. Tijdens de Olympische Spelen in juni organiseert het de ‘Poetry Parnassus’. 204 dichters, uit elk land dat meedoet aan de Spelen, zullen dan poëzie voordragen in Londen. De vraag over financiering en onafhankelijkheid blijkt ook dan weer een optel- en aftreksom van principes tegenover mogelijkheden en toegankelijkheid tegenover soevereiniteit. Juist deze discussies over de plaats van poëzie in de hedendaagse maatschappij zorgen voor een veelheid aan dichters, en de mogelijkheid die poëzie biedt tot het veranderen van gedachten.

Op maandag 16 januari ontving John Burnside de T.S. Eliotprijs voor zijn bundel Black Cat Bone, ‘a haunting book of great beauty’, aldus de jury bij monde van jurvoorzitter Gillian Clarke. Black Cat Bone is Burnsides elfde bundel.

Boeken / Non-fictie

We blijven onszelf wel

recensie: Greg Houwer - Ik, mezelf en wij. Over de constructie van onze identiteit

Door de aanhoudende stroom filosofische en psychologische boeken over ons brein, onze wil, onze persoonlijkheid en onze identiteit, is het de vraag of in dit gebied nog veel eer te behalen valt. Greg Houwer waagt met Ik, mezelf en wij. Over de constructie van onze identiteit in ieder geval een poging bekende geheimen over onszelf in een frisse jas te steken.

Allereerst een kritische noot van algemene aard. Ik, mezelf en wij is een boek dat door de uitgever in de markt is gezet als ‘een filosofisch boek toegankelijk voor een breed publiek’. De grenzen van zowel breed publiek als filosofisch boek zijn in het licht van commercieel denken echter zo vaag geworden, dat het de vraag is wat er onder moet worden verstaan. Waarschijnlijk wordt er breed hoogopgeleid publiek bedoeld, wat aanmerkelijk minder breed is. De indruk die Houwer met zijn boek namelijk maakt, is helemaal niet die van een helder en vlot geschreven essay voor de massa, daarvoor zijn taalgebruik en onderwerpen simpelweg veel te abstract.

Je kunt geen zinnen produceren als ‘ons lichaam is met behulp van tal van homeostatische, kinesthetische en proprioceptieve regulatiemechanismes voortdurend in de weer […]’ en geloven dat je daar bij een breed publiek mee wegkomt. Je kunt niet zomaar lange onvertaalde Engelse citaten in je verhaal verweven en hopen dat het brede publiek dat even meepikt. Tezamen met de niet altijd even duidelijke uitweidingen over films, literatuur en kunst is dit boek een serieuze leeservaring, waar het ‘brede publiek’ flink op moet zwoegen. Daarmee is echter niet gezegd dat er geen interessante inzichten worden uitgewerkt.

Cartesiaans dualisme
Uitgangspunt van het boek is de stelling dat de mens niet samenvalt met zijn lichaam. We zijn weliswaar lichamelijk, maar iets schuilt er achter dat lichaam. Met deze insteek begeeft Houwer zich op het terrein van het probleem van het cartesiaans dualisme (hoe iets onstoffelijks op iets stoffelijks kan inwerken), dat hij aanvalt door op een wijsgerig antropologische manier een middenweg te zoeken tussen materialisme en immaterialisme en tussen natuur en cultuur. Er is niet zoiets als een onstoffelijke ziel, een deus ex machina, die in ons neergedwarreld is uit een eeuwig zelf en ons beweegt en vormt.

Nee, het is de mens zelf die neerdwarrelt in zichzelf. Hij is een utopisch wezen dat in interactie met de wereld en de Ander blijft zoeken naar wat het betekent zichzelf te zijn, omdat zijn essentie in tegenstelling tot al het andere niet op voorhand lijkt gegeven. In het grote levenstheater, waarbij we vaak zowel de rol van regisseur, acteur als publiek voor onze rekening nemen, ontdekken we onszelf in relatie tot ons lichaam, dat louter een symbolische rol lijkt te vervullen in deze werkelijkheid. Houwer probeert nu deze complexe verhoudingen met allerlei tussenspelen, citaten en voorbeelden voor het voetlicht te brengen.

Ratjetoe
Een keur aan metafysische, religieuze, biologische, kentheoretische, sociologische, psychologische, taalfilosofische en antropologische concepten komt voorbij in het vijf hoofdstukken tellende boek met evenzoveel interludia. Houwer raakt te veel verschillende onderwerpen aan, zonder daarbij echt lang stil te staan en dat maakt het boek niet zozeer inleidend als wel onevenwichtig. Pas in hoofdstuk vier begint zijn analyse raakvlakken te vertonen met onderwerpen waar de lezer zich sterk mee kan identificeren. En dan wordt het ook echt boeiend. Geen gedoe meer over evolutionaire genese, vage filmbesprekingen en spiegelneuronen, maar concrete stellingen over seksualiteit, relaties en het grootste sociale experiment dat de mensheid ooit heeft gezien: Facebook.

Facebook weerspiegelt een van de basisaspecten van de werking van onze menselijke geest, namelijk onze vertrouwdheid met onze sociale volgbaarheid. De verlokking om naar de Facebookpagina te gaan en bijvoorbeeld in te geven dat we zonet soep maakten, is het gevolg van het feit dat we ons tijdens het soep maken al aan het verhouden waren tot een gemeenschap.

En wat is bijvoorbeeld de magische kracht van verliefdheid op onszelf?

Verliefdheid is nooit geheel onbaatzuchtig […]. Via de geliefde genieten we tevens van ons ware zelf, dat we dankzij de geliefde nu eindelijk te zien krijgen (in onze fantasie) en dat we meteen beschouwen als iets dat er altijd al was maar dat enkel nog wachtte op de verschijning van de geliefde om naar buiten te treden.

En welk dier kan zeggen dat hij volledig mag en kan verdwijnen in een verborgen erotische werkelijkheid waarbij hij haast geheel met zichzelf samenvalt?

Denk bijvoorbeeld aan de regel dat we niemand mogen dwingen tot seks. In de praktijk zien we dat een hele hoop mensen het opwindend vindt om te worden vastgebonden en op een geënsceneerde manier te worden ‘verkracht.’

Ons tekort gevuld vinden in de ander, erkenning halen uit een imaginaire sociale werkelijkheid, terugkomen uit een intieme overgave. Het zou interessant zijn geweest als Houwer dit soort onderwerpen meer had uitgediept. Maar net als het menselijke zelf, is het schrijverschap een aaneenschakeling van reflectie en ontwikkeling.

Reflexiviteit
Een verdienste van het boek is de aanzet tot (zelf)reflectie. Gedurende het lezen ontstaat dan ook een opmerkelijke gedachte: in hoeverre sleutelt de schrijver hier aan zijn eigen identiteit en in hoeverre probeert hij hier niet zelf een beeld van de jonge, intelligente filosoof te projecteren op ons? In welk theater fungeert hij met zijn ruim 660 facebookvrienden? Heeft hij zelf niet het geloof dat zijn boek betekenisvol is voor het publiek, een publiek dat hij zich telkens voor de geest heeft gehaald toen hij dit schreef? Een publiek dat misschien wel helemaal niet bestaat, behalve in zijn verbeelding? Heeft hij meegekeken door de ogen van de recensent en sterker nog, hoe zie ik mezelf nu als recensent? De recensent die zich noodzakelijkerwijs moet verheffen om te kunnen beschouwen? Ik ontdek dat ik schrijf met slechts één paar ogen op mij gericht: namelijk die van de schrijver van het boek. Omwille van onze constructie van onze identiteit zou hij eigenlijk een recensie over deze recensie moeten schrijven.

Muziek / Achtergrond
special: Uitbundige donderdag

Eurosonic Noorderslag 2012

Nadat Eurosonic op woensdagavond voorzichtig van start is gegaan met slechts vier zalen, is het op donderdag uitbundig. In de binnenstad van Groningen krioelt het van de muziekliefhebbers.

Naast de zaaloptredens is er ook ruimte voor Eurosonic Air op de markt. Hier treden acts op als The Asteroids Galaxy Tour, Krystl en de Vlaamse Selah Sue. Zeker die laatste is niet te versmaden. Toch kiezen we voor het avontuurlijke en minder voor de hand liggend

~

e de gitaar of haar leven ervan afhangt. De songs zijn messcherp en de band staat volledig in haar dienst. De mooie begeleiding van tafelorgel, percussie, knallende drums en baslijnen ondersteunt de pittige gitaarriffs van Calvi. Haar stem is scherp en ze gromt soms als een leeuw.

James Vincent McMorrow sluit de avond af in de Schouwburg. Met een verse EBBA-Award onder de arm zet McMorrow met band een perfecte show neer. Zijn breekbare liedjes krijgen in de bandbenadering een uitstekende behandeling. Wie hem eerder solo zag zal verrast zijn door de uitvoering met alle instrumenten die we ook kennen van zijn album, al speelt hij ze daar zelf en heel ingetogen. Ondanks de soms uitbundige sound van McMorrow met band blijven de breekbare composities volledig overeind. Toegiften zijn nauwelijks toegestaan tijdens dit festival. Toch laat de organisatie McMorrow zijn versie van ‘Wicked Game’ solo spelen als toetje van de avond en als wiegeliedje voor het slapen gaan.

8WEEKLY MediaPlayer
Film / Films

Huurmoordenaar vertelt

recensie: El Sicario, Room 164

.

Deze moedige film vertelt het verontrustende verhaal van een huurmoordenaar die twintig jaar lang voor een drugskartel in Mexico gewerkt heeft. Inmiddels staat er een beloning van 250.000 dollar op zijn hoofd.  

~

El Sicario is een boom van een vent. Terwijl hij met zijn rug naar de camera toe staat, omhult hij zich met een zwarte sluier. Het enige zichtbare lichaamsdeel zijn de reusachtige handen, waaraan, zo blijkt later uit zijn verhalen, veel bloed kleeft. Het is geen toeval dat de man gefilmd wordt in de anonieme motelkamer nummer 164. In die kamer heeft hij op bevel van zijn baas, El Patron, ontvoeringen en martelingen uitgevoerd.  

Gewapend met een tekenblok illustreert El Sicario zijn geschiedenis. Het is even wennen om die grote handen harkerige poppetjes te zien tekenen. Achter de kleuterachtige tekeningen gaan echter gruwelijke waarheden schuil. De man vertelt hoe hij in de narcoticahandel begon. Hij maakt direct een duidelijk statement: de drugskartels kunnen iedereen omkopen, er zijn geen grenzen. El Sicario begon zelf als drugskoerier. Met het geld dat hij verdiende kocht hij zijn eerste merkgympen. Uiteindelijk is hij de politieacademie gaan doen. Zorgvuldig somt hij op hoe hij zonder rijbewijs, zonder vrouw en zonder vrij te zijn van alcohol- en drugsgebruik bij de politie aangenomen werd. De cijfers liegen er niet om: van de 200 afgestudeerden aan de politieacademie werken er 50 voor de drugskartels.

Een staat doorweven van corruptie

El Sicario heeft twintig jaar voor een drugskartel gewerkt. Hij deed wat El Patron hem vroeg, 24 uur per dag, 365 dagen per jaar. Als hij zijn telefoon of radio niet beantwoordde, was dat een teken dat hij niet langer mee wilde werken. Met zijn team was El Sicario verantwoordelijk voor ontvoeringen, mishandelingen en moord. Zonder aarzeling zet hij de verschillende opdrachten die hij van zijn baas kreeg uiteen. Zo kwam het voor dat ze iemand moesten martelen en diegene vervolgens op bevel van de baas weer moesten oplappen en overdragen aan een ander team. Een misdadig leven was het, dat gepaard ging met alcohol, drugs en veel geld. El Sicario vertelt hoe het moorden uiteindelijk gewoonte werd. Maar op unjustified killing, het zomaar vermoorden van onschuldige mensen, werd door de drugskartels een rem gezet.

~

Waar geen rem op gezet werd, waren de drugstransporten, de ontvoeringen, mishandelingen en moorden. Lichamen van informanten van de Mexicaanse of Amerikaanse politie of van mensen die de drugskartels vaarwel hadden gezegd of geld verschuldigd waren, werden begraven in speciale ‘safehouses‘. Die panden werden weer beschermd door politiewagens, betaald door criminele netwerken. De drugskartels vormen zo een machtig web in een corrupte staat, waar het goede en kwade niet langer van elkaar te onderscheiden zijn.

Minimale middelen, grootst effect

Van die boodschap is El Sicario, Room 164 dan ook goed doordrongen. Word je op straat gevolgd door een politiewagen? Grote kans dat er een huurmoordenaar achter je aan zit. Toch besloot El Sicario zijn twintig jaar trouwe dienst bij het kartel te beëindigen. Inmiddels is hij een gelovig man en op vrije voet, maar er staat wel een beloning van 250.000 dollar op zijn hoofd. Regisseur Gianfranco Rosi baseerde zijn film op een artikel van de Amerikaanse onderzoeksjournalist Charles Bowden. Ondanks de minimale middelen – motelkamer, een man, een tekenblok – ontvouwt zich een uiterst grimmige en verontrustende werkelijkheid. Eentje die eigenlijk alleen maar grotere vormen aan lijkt te nemen, met de recente nieuwsberichten dat het dodental als gevolg van de drugsoorlog in Mexico opgelopen is tot boven de 50.000. De film is een moedige keuze van zowel de regisseur als El Sicario om inzage te tonen in een wereld die we liever anders zouden willen zien.

Muziek / Concert

Leftwich en zijn gitaar

recensie: Benjamin Francis Leftwich

Een uur duurt het optreden van Benjamin Francis Leftwich vrijdagavond in het bovenzaaltje van Paradiso. De schuchtere Brit speelt zijn zachtmoedige liedjes geconcentreerd, maar hij verrast noch imponeert.

Droog, bijna komisch begroet Leftwich zijn publiek: “Hello”, klinkt het doeltreffend. Geen opsmuk. Hij zet zich in een ietwat vreemde houding (zijn knieën licht gebogen, zijn schouders opgetrokken) en lijkt niet op zijn gemak. Dan hangt hij zijn gitaar om en zet het eerste nummer in: het eenvoudige ‘1904’. Het is het type liedje dat Leftwich’ muziek kenmerkt: ongekunsteld en kalm. Als je oneerbiedig bent kun je zeggen dat het repertoire van Leftwich talloze variaties op hetzelfde liedje omvat, maar daarmee doe je de jongeling (22) uit York tekort.

Opwindend

~

De kleine zaal van Paradiso is goed gevuld, maar niet helemaal uitverkocht. Het optreden vordert en na elk nummer wordt het applaus uitbundiger. Dat is al te merken na het tweede nummer, ‘Pictures’, een van Leftwich’ mooiste liedjes. Verder krijgt hij de handen op elkaar na een prima uitvoering van ‘Shine’ en ten slotte als hij zijn hitje ‘Atlas Hands’ ten gehore brengt.

Het opwindendst wordt het echter als Leftwich, tussen de liedjes door, vertelt van die keer dat er tijdens een optreden werd gevochten in de zaal. Na afloop zoekt de bebloede ruziemaker Leftwich op en verexcuseert zich voor zijn gedrag. En oh ja: of hij een gratis cd mag, hij heeft het concert namelijk niet kunnen volgen. Leftwich’ reactie (naar eigen zeggen): ”Take everything you want and get the fuck out of here”. Het is tekenend: de singer-songwriter houdt niet van heibel en strapatsen. Het liefst tokkelt hij zijn liedjes in stilte weg.

Lang niet gek
Het klinkt live allemaal wel wat vlak en minimaal. Op het album, getiteld Last Smoke Before The Snowstorm, zijn de nummers beter aangekleed. Dan wordt Leftwich dikwijls ondersteund door een blaas-, strijk-, of toetspartij. In Paradiso is het alleen Leftwich en zijn gitaar. Hijzelf zegt het zijn beste van drie optredens in Nederland te vinden. In Groningen en Utrecht waren de mensen luidruchtig en dat vindt de Brit niet netjes. In Amsterdam kan hij vrijdagavond in alle rust zijn liedjes spelen. En daartussenin blijkt het publiek het allemaal nog te waarderen ook. “Lang niet gek”, moet hij gedacht hebben.

Live in Nederland:
1 februari, Paradiso, Amsterdam (voorprogramma Radical Face)
2 februari: Vera, Groningen

Boeken / Fictie

Bloed omspoelt het dode paard dat valt

recensie: W.F. Hermans - Volledige werken 9, Gedichten

.

Nitroglycerine-gele Singhalese,
mijn scheermessen van edelstaal
worden door naakte negerinnen geslepen.
En onder hun scherpte bezwijkt je schaamhaar
elke ochtend.

Het is de opening van het meest zinnelijke gedicht van Hermans, ‘De heilige Maria Juana’, dat hij onder het pseudoniem Luís Juana schreef – een Mexicaanse dichter die op 8 juli 1949 bij een straatgevecht omkwam. Het wijkt sterk af van zijn kleine dichterlijke oeuvre.

Ik krijg er maar twee!
Hermans schreef zijn eerste sonnet toen hij nog op de HBS zat, en ondanks dat men hem gezegd had dat het erg moeilijk zou zijn, kostte het hem weinig moeite. Kussen door een rag van woorden (1944), zijn debuut, verscheen nog tijdens WOII en werd in kleine kring verspreid. Net als de drie bundels die erop zouden volgen – Horror Cœli en andere gedichten (1946), Hypnodrome. Gedichten (1948) en Overgebleven gedichten (1968) – verscheen het na de oorlog in een gewijzigde editie.

De auteur gruwelde van onregelmatigheden in zijn eerstelingen. ‘Ik zou willen dat alle oude drukken van boeken die in verbeterde vorm herdrukt zijn, als bij toverslag tot stof uiteen vielen, ook al gaat het maar om een komma’, aldus Hermans. Omdat hij, slordig als hij zichzelf zag, alle fouten wilde uitbannen, zou hij bij nieuwe publicaties keer op keer om extra drukproeven vragen. In een correspondentie met Van Oorschot schrijft hij:

Hoeveel haast er ook moge zijn, een boekje wordt praktisch waardeloos, wanneer de auteur zelf niet van alles minstens twee proeven heeft gehad […] Joyce had 20 drukproeven nodig, en ik krijg er maar twee!

Een Werther
In Volledige werken 9, Gedichten wordt enorm veel gesnikt, getraand, geweend, gehuild, gejammerd en geschreid; er zijn een tranendoek, druppels, bloedende ogen, longen die verscheurd zijn, trillende lippen en kolkende regen in de oogkassen te over. Deels komt die vochtige stormvloed doordat een groot aantal gedichten verschillende keren opgenomen is – alle van elkaar verschillende drukken vind je in Volledige werken 9 terug. Evengoed zegt dit wateren iets over de aard van het gros van zijn gedichten. 

XIV

Als kleine vogels nestelden je handen
in de bonten mouwen van je mantel.
Fladderden over de breede randen,
Je vingers beurtelings vleugels of halzen,
Je glanzende nagels roze snavels.

Je wimpers waren kleine waaiers,
Die je bezwerend neer kon slaan,
Voor wat je te zeer zou hebben ontdaan,
Of wat in je oogen kon ontstaan.
Maar soms ontgingen hen toch je tranen.

~

Hoewel Hermans late poëzie, met name de Overgebleven gedichten lichter en geestiger van aard is dan zijn eerdere werk, zijn de gedichten nooit wezenlijk van klankkleur veranderd. Zoals ‘XIV’ (Kussen door een rag van woorden (1948)) al suggereert, zijn ze sterk romantisch en soms zelfs dweepzuchtig. Zijn gedichten zijn wel vergelijkbaar met die van Ed. Hoornik, die in dat stof waarin hij verzonken is het opzoeken overigens wel waard blijft. Het maakt Hermans een soort Werther die zich nog net niet van kant maakt, zoals hij de puberale inborst in zijn gedichten opvoert. Je zou willen dat hij meer zinnelijke verzen had geschreven in de trant van ‘De heilige Maria Juana’.

Straattoneel
In een brief aan de literator R.A. Basart zou Hermans aan zijn dichten terugdenken:

Soms heb ik het gevoel dat deze gedichten, vooral de oudste, niet door mijzelf geschreven zijn, maar door een door mij verzonnen romanfiguur uit een roman die in de pen gebleven is. Of misschien wel uit de pen gekomen is, minus het dichterschap van de hoofdpersoon.

Dat Hermans’ poëzie echter nog courant is, komt door het alledaagse taalgebruik. Dat geldt vooral voor de gedichten met een licht surrealistische inborst. Met name ‘Straattoneel’ staat als een huis:

Te steil die brug. De voerlui slaan het paard
Met ijzren buizen galmend op de rug.
De moeder ijlt haar dochter na op straat,
Een mes valt als een noodkreet uit een raam.
Te steil die brug. Van olie glanst het asfalt
En bloed omspoelt het dode paard dat valt.
Het mes staat siddrend in een dorre boom.
Er klinken schoten ergens onder mij.
Er rijdt een priester op een fiets voorbij.
Aan ’t kruispunt weet hij verder niet te gaan.
(Twijfel is een rood licht waarvoor hij remt.)
Hij blijft met uitgestrekte armen staan.

Zodat van ver, hij op de Heiland lijkt
En dichtbij, op een verkeersagent.

Het gedicht is afkomstig uit Hypnodrome (1948) en zal in Overgebleven gedichten (1968) in licht gewijzigde vorm terugkeren. Minder sterk, met name doordat het mes daar uit het raam ‘vliegt’, waardoor het schrikmoment ietwat wordt getemperd. Zou er echter maar een gedicht van Hermans overleven, laat het dan dit gedicht zijn.

Boeken / Strip

En het woord werd beeld

recensie: Craig Thompson (vert. Waldemar Noë) - Habibi

Zijn autobiografische beeldroman Blankets (Een deken van sneeuw) werd wereldwijd bejubeld. Zo’n succes is lastig op te volgen. Na een tussendoortje — reisdagboek Carnet de Voyage (2004) — bleef het dan ook zeven jaar stil. Zeven jaar waarin Craig Thompson als een monnik heeft zitten werken.

) — bleef het dan ook zeven jaar stil. Zeven jaar waarin Craig Thompson als een monnik heeft zitten werken.

Terwijl collegastriptekenaars zich wagen aan zware, hedendaagse onderwerpen als de oorlog in Irak of het Israëlisch-Palestijnse conflict, heeft Thompson zijn tijd besteed aan een zelfbedacht sprookje. Maar niet zomaar een sprookje, een doorwrocht en bruut liefdesverhaal, in de beste traditie van 1001 nacht. Habibi speelt in een niet nader gespecificeerde tijd in het fictieve Wanatolia, dat zowel in naam als in sfeer doet denken aan het Turkse Anatolia.

Welke zoon?
Woestijnen met karavaans, moskeeën en bazaars en een wrede sultan met harem: ze vormen de oriëntaalse achtergrond voor het liefdesverhaal van Dodola, een Arabische schoonheid, en Zem, een zwarte slaaf. Zij is nog maar een klein meisje en hij nog maar een baby als ze wegvluchten van een slavenmarkt en een leven op proberen te bouwen in een scheepswrak in de woestijn. Als Zem op een dag naar voedsel gaat zoeken, is Dodola bij terugkomst verdwenen. Pas na vele omzwervingen en ellende vinden ze elkaar, zoals dat hoort, weer terug.

~

Als je alleen de hoofdplot hoort, klinkt het als een vrij simpel boek, maar Thompson weet zijn verhaal via sprongen in tijd en ruimte zo op te bouwen dat het geheel zowel meeslepend als complex wordt. Eén van zijn ingrepen is dat hij binnen het verhaal Dodola vele andere verhalen laat vertellen. Dat zijn vooral verhalen uit de Koran, waarbij Thompson af en toe de Bijbelversie van hetzelfde verhaal gelijktijdig opvoert. Zoals het offer van Abraham: volgens de Koran deed zijn zoon Ismaël uit vrije wil mee, maar in de Bijbelversie moest Abraham zijn zoon Izaak misleiden om hem mee te krijgen. ‘Welke zoon was het?’ wordt er gevraagd. Er komt echter geen antwoord, de waarheid ligt bij het meest overtuigende verhaal van het moment.

Schoonschrift
Het samensmelten van Koran en Bijbel is slechts één voorbeeld van hoe Thompson schijnbare tegenstellingen samenbrengt. In Habibi kan alles uitvloeien in het tegenovergestelde. Mannen worden vrouwen, Dodola voelt meer voor haar zwarte pleegkind dan haar blanke biologische kind, golven veranderen in zand en zand terug in golven, letters worden beelden. Vooral dat laatste vormt de kracht van Habibi: de manier waarop Thompson zich het Arabische schrift eigen heeft gemaakt en als beeld in weet te zetten. Dit is niet zomaar kalligrafie, Thompson overspoelt je met de meest sierlijke, gedetailleerde tekeningen waarin elke lijn raak is. Daarbij ontleedt hij tekens, woorden en letters zodanig dat de betekenis erachter een verhaal op zich wordt. 

Het woord wordt dus beeld op schitterende wijze. Wie Blankets heeft gelezen, waarin Thompson zich verzet tegen zijn streng-christelijke opvoeding, weet dat hij met de keuze voor een islamitische setting in Habibi het gebod op het maken van beelden niet onbesproken zal laten. In een reeks panelen met alleen woorden erin beklaagt de groot geworden Zem zich over zijn heiligschennis omdat hij Dodola boven alles heeft verafgood: ‘Het scheppen van beelden schendt het heiligste gebod. Alleen God is de aanbidding waardig.’ De kale panelen contrasteren met de rest van het uitbundig versierde boek, en komen niet toevallig op het moment dat Zem alle levenslust verloren heeft.

Meesterwerk
Want wie tekent als Craig Thompson kan er geen misverstand over laten bestaan dat de schoonheid van beelden niet goddeloos is, zoals schoonheid dat niet is, en liefde niet. Zij is alleen goddeloos voor een jaloerse God, niet voor een barmhartige. Gelukkig woekert Thompson met zijn talenten, want het resultaat is fenomenaal. Met Habibi heeft hij opnieuw een meesterwerk neergezet. Waar Blankets vertederend en ingetogen was, is Habibi schaamteloos overdadig. Als twee beeldschone zussen. 

Boeken / Kunstboek

De oorlog in kleuren

recensie: Walid Raad - I Might Die Before I Get a Rifle en Kata Legrady - Bombs & Candies

.

Hoe verhouden felle kleur en de grauwe werkelijkheid van oorlog zich tot elkaar? De verhouding van kleur ten opzichte van wapens is op heel tegengestelde manier te zien bij twee kunstenaars. Walid Raad, een Amerikaan die tot zijn 12de in Libanon woonde en Kata Legrady, geboren in Hongarije en nu werkzaam in Duitsland.

~

Legrady’s

Pop Art Wapens


Colts, machinegeweren en Kalashnikovs, het zijn grondstoffen voor Kata Legrady, de beeldhouwster die felgekleurde smarties op wapens plaatst. Het provocerende uitgangspunt van het boek Bombs & Candies plaats een ongepaste kleur op het donkere oorlogswerktuig. Waar de kleuren de geweren en handgranaten bedekken en de dodelijkheid verhullen werken de smarties op gasmaskers verstikkend hallucinant. Legrady verbindt een kinderlijke naïviteit met inherente schuld, want hoe is een wapen anders te gebruiken dan voor geweld en veel collateral damage is niet te halen uit een smartie. Daarmee lijkt de kunstenaar te refereren aan het maximale effect van bermbommen die worden vormgegeven als speelgoed.

~

Deze bommen maakten in Irak veel burgerslachtoffers omdat ze afgingen als kinderen er mee wilden spelen.
Niettemin komt haar kunst niet verder dan nihilisme, en krijgt niet de scherpe lading die het effect van zulke tegengestelde semantische domeinen van snoep en wapens zou kunnen hebben. Legrady’s fotografische weergave van de candyguns is gestoeld op een pop art principe. De herhaling van de felle beelden versterkt de leegte van het beeld, een leegte die achter moet blijven in de kijker.

~

Documentaire

stijl van The Atlas Group


Mediakunstenaar Walid Raad gebruikt zijn project The Atlas Group als een historisch documentair kunstwerk over de recente Libanese geschiedenis. Hij won de prestigieuze Hasselblad Award 2011 en ter ere hiervan wordt I Might Die Before I Get a Rifle uitgebracht. Het project is ‘mogelijk gemaakt door de Libanese oorlogen van de laatste decennia’, zegt hij sober in de opening het boek.De bijdragen in de uitgave zijn van de hand van meerdere fotografen, bekend en onbekend.
De fotoserie die de titel van het boek draagt begon toen de fotograaf Habib Fathallah als soldaat foto’s maakte van de vele ammunitie waar hij de naam niet van kon onthouden. Een catalogus van Semtex, staafbommen en allerlei als Device # aangeduide explosieven. Op kogels staan unieke kleurcodes van landen die de wapenleveranties hebben gedaan. Zo zijn kogels in Beiroet te herleiden naar ondermeer Saoedi Arabië, België, de NAVO en Zwitserland. In Let’s be honest, the weather helpedis een kleurrijke codering van grote en kleine materiële schade in gebouwen en bomen te zien. Het wordt een virtueel stucwerk dat je na twee keer kijken doet realiseren hoe kapot de constructies in werkelijkheid moeten zijn. Het plaatst schuld op de landen van herkomst van de kogels die de gaten sloegen.

~

Wellicht het meest indrukwekkend in de collectie van The Atlas Group is de serie Secrets in the open sea. Zes egale prints in verschillende blauwtonen bleken na technisch onderzoek portretten van groepen mannen en vrouwen te verbergen. Alle individuen onder de blauwdrukken bleken tussen 1975 en 1991 verdronken, gedood of dood gevonden in de Middellandse Zee. Zelfs hun nagedachtenis is verborgen onder een blauwe toplaag.

Leegheid versus moeilijke werkelijkheid


Waar de repetitie van kleur in Legrady’s werk vooral de leegheid van oorlog en zinloosheid benadrukt zoekt Raad een andere ervaring van de wereld. Hij wil de grens opzoeken van wat fotografie kan betekenen. Het is interessant om te zien hoe de ene kunstenaar met oorlog opgroeit en uitweg zoekt in iedere vorm die het mogelijk maakt om zijn activisme te uiten. Terwijl de ander meer van de zijlijn beschouwend oorlog in kunst uitdrukt. Het laatste bereikt echter geen pacifistisch statement en mist daarmee de dieper liggende, maar moeilijke werkelijkheid van The Atlas Group.

David Rosenberg (ed.): Kara Legrady; Bombs and Candies; uitgeverij SKIRA, Milaan

Hélène Chouteau-Matikian: Walid Raad; I Might Die Before I Get a Rifle, Uitgeverij Hasselblad Foundation/Steidl

Boeken / Non-fictie

Hypochondrie kan het sperma beschadigen en vermindert de vruchtbaarheid

recensie: Paloma Bourgonje - Hypochonders

.

Hoe ziek (of gezond) is het om voortdurend te denken dat je een enge ziekte onder de leden hebt terwijl je niets, maar dan ook helemaal niets, mankeert?

Hypochonders vertonen bovenstaand gedrag. Schrijfster Paloma Bourgonje vraagt zich af waar dat vandaan komt. Ze gaat in gesprek met een aantal hypochonders om te onderzoeken hoe deze mensen zich voelen en wat ze denken.

Gezonde gesprekken met zieken

Voor haar boek sprak Bourgonje niet alleen met hypochonders, maar ook met artsen en filosofen. En ze sprak een aantal mensen die juist wel echt een ernstige ziekte hebben, bijvoorbeeld MS of huidkanker. Door beide kanten van het spectrum van ziektebeleving te belichten probeert ze zich een beeld te vormen van de mechanismen die hieraan ten grondslag liggen. ‘Ik wilde weten wat gezondheid voor mensen inhoudt’, schrijft ze. ‘Ik was benieuwd hoe het is als je voortdurend bezorgd bent dat de basis van je bestaan, het lichaam, je in de steek laat. En ik zocht naar de oorzaken van hypochondrie.’

In eerste instantie leidt dat tot best interessant en onderhoudend leesvoer. Bourgonje lijkt oprecht geïnteresseerd in de mensen die ze spreekt en dat maakt de gesprekken ongedwongen en openhartig. Door haar empathische benadering krijgt ze makkelijk toegang tot de innerlijke wereld van de geïnterviewden. Al met al dus een prima basis voor een onderhoudend en leerzaam boekje over hypochondrie.

Het ontbreken van een diagnose

Er ontbreekt echter iets. Op de een of andere manier wordt Hypochonders nooit het boeiende en leerzame boek dat het in potentie beloofde te zijn. En dat blijkt het beste uit de overpeinzingen van de schrijfster zelf. Tussen de verhalen van de zieken (denkbeeldig of echt) door staan drie hoofdstukken waarin de auteur haar overpeinzingen weergeeft over het besproken onderwerp. En dat is het punt waarop duidelijk wordt dat Bourgonje de verschillende verhalen niet tot een helder geheel kan samensmeden.

De schrijfster mist het inzicht of de diepgang om een sluitende theorie te vormen over de verzamelde informatie. Los van wat halve aannames en oppervlakkige vergelijkingen wordt nergens duidelijk wat ze nu eigenlijk precies van al die gesprekken geleerd heeft. Maar sterker nog: wat we er als lezer van zouden moeten leren. Hypochonders lijkt meer op het dagboek van een enthousiaste hobbyist dan op een gedegen studie naar het gedrag van (denkbeeldig) zieke mensen. En daarmee laat Paloma Bourgonje jammer genoeg een grote kans voorbijgaan.

Niet denkbeeldig middelmatig

Hypochonders bevat enkele mooie persoonlijke gesprekken met mensen die behoorlijk ziek zijn. Of het nu kanker, MS of hypochondrie betreft, het zijn stuk voor stuk aangrijpende situaties van strijdende mensen. Mensen die soms simpelweg in doodsnood verkeren. Maar de schrijfster weet deze verhalen niet naar een hoger niveau te tillen door ze in een passend raamwerk te zetten. Hierdoor wordt de potentiële kracht van dit boek tenietgedaan en blijven we uiteindelijk met een middelmatig interessant boek zitten. En dat is jammer, want de individuele verhalen hadden een beter podium verdiend.