Boeken / Fictie

Eenzame bedrieger

recensie: Fouad Laroui (vert. Frans van Woerden) - De kleine bedrieger

Met zijn autobiografisch getinte roman De kleine bedrieger kiest Fouad Laroui opnieuw voor de thema’s inburgering en cultuurverschillen. Deze keer vertelt Laroui op sarcastische wijze over een bepalend jaar in zijn eigen jeugd door de ogen van Mehdi, een wijs jongetje dat worstelt met twee culturen. Een vertederend en ook schrijnend portret.

De schrijver en docent Franse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam erkent in een interview in de NRC dat hij zelf ‘dat vreemde jongetje’ is, ook al schrijft hij in het motto: ‘Dit is een product van de verbeelding.’ De Marokkaanse Laroui stapte net als Mehdi een compleet nieuwe wereld in toen hij het Franse lyceum binnentrad.

Twee dingen hielpen Laroui door deze spannende periode heen: lezen en vooral zo veel mogelijk leren op het gebied van taal en getallen. Dit heeft hem geen windeieren gelegd. Laroui specialiseerde zich in econometrie en werkte later als onderzoeker in Cambridge en York. In 1995 verwierf hij de Nederlandse nationaliteit. In 2002 ontving Laroui de E. du Perronprijs voor zijn gehele oeuvre en hij stond meerdere malen op de shortlist van de Prix Goncourt.

Cultuurverschillen

In Nederland is Laroui als schrijver bekend geworden met de roman Kijk uit voor parachutisten uit 1999. In andere werken als De dag dat Malika niet trouwde en Poldermarokkanen worden dezelfde thema’s aangehaald als in De kleine bedrieger: cultuurverschillen, vooroordelen en clichés over de wereld van de islam. Hoe blijf je trouw aan jezelf als de omgeving je continu veroordeelt over jouw afkomst? Pas je je uiteindelijk aan, zodat je beter past in de cultuur waarin je leeft? Of ben je dan een leugenaar, omdat je jezelf verloochent?

Het zijn grote issues, maar nergens is Larouis nieuwste roman beladen. Dat komt door de opgewekte schrijfstijl en het sarcasme dat vooral tot uiting komt in de foute opmerkingen van Mehdis docenten en begeleiders. Zij gedragen zich zo kortzichtig dat zij niet serieus kunnen worden genomen. Zo wordt Mehdi Fatima genoemd en wordt hem de hoofdrol geweigerd bij een toneelstuk, omdat hij niet blond is, zoals de Fransen: ‘Alle engeltjes zijn blond, dat weet iedereen. Dat zie je op alle schilderijen uit de Renaissance.’ Mehdi’s cultuur wordt als primitief gezien.

Tegelijkertijd wordt de zo opgehemelde Franse cultuur ook niet gespaard. De docenten en begeleiders stellen hun eigen Franse cultuur zo ver boven de Marokkaanse cultuur dat zij daardoor zelf juist primitief overkomen. Zo kunnen zij maar niet bevatten dat Mehdi zware Franse literatuur leest als hobby en kan citeren uit deze werken.

Je weg vinden

Laroui, die zelf heeft geweigerd antwoord te geven op de vraag of hij moslim is, is van mening dat je jezelf niet moeten willen definiëren door middel van afkomst of geloofsovertuiging. Het gaat erom dat je verder kijkt dan dat en je naar binnen keert:

In Europa bestaat het begrip individu dankzij de Verlichting, maar in Afrika definieer je jezelf als lid van een familie, een stam, een volk of een commune. In je denken en je handelen volg je het algemene gevoel.(…) Als je beseft dat je in de eerste plaats een individu bent, met je eigen kwaliteiten en eigenschappen, dan neem je afstand van het intolerante, het irrationele. De allochtone jongeren in Nederland of Frankrijk die zich afvragen of ze nu Turk, Marokkaan, Nederlander of Fransman zijn, moeten zich realiseren dat ze het antwoord in zichzelf dienen te zoeken. (Uit: Franstalige literatuur van nu. Een vreemd soort geluk. Margot Dijkgraaf, uitgeverij De Geus, 2003)

Dit inzicht heeft Laroui Mehdi nog niet gegeven. De jongen staat pas aan het begin van zijn bewustwordingsproces, maar hij komt er uiteindelijk wel. Als jongeman zonder familie ineens worden ondergedompeld in een vreemde cultuur, dat kan niet anders dan verwarrend en lastig zijn. De kleine bedrieger is een aandoenlijke situatieschets zonder harde vooroordelen. Verfrissend, in een tijd waarin dergelijke thema’s vaak zwaar beladen worden gebracht.

Muziek / Album

Ingetogen en dromerig

recensie: The Cranberries - Roses

.

Het is altijd even spannend als een grote band na lange tijd terugkeert met een nieuwe cd. Voor het eerst sinds 2001 brengen The Cranberries een studioalbum uit. Was Roses het wachten waard?

In de jaren negentig mochten The Cranberries zich tot de succesvolste Ierse acts rekenen, samen met onder andere U2 en The Corrs. Zoals hoorbaar in hits als ‘Zombie’, recentelijk op memorabele wijze gebruikt in een autoreclame, en ‘Ode To My Family’ wist de groep zich te onderscheiden met een heel eigen geluid. Na het niet al te enthousiast ontvangen Wake Up And Smell The Coffee uit 2001 verscheen er elf jaar geen nieuw studiowerk. Wel leverde  zangeres Dolores O’Riordan in de tussentijd twee soloreleases af.

Ingetogen

~

Nu is er dan toch eindelijk een zesde album. Waar op eerdere platen als No Need To Argue (1994) en To The Faithful Departed (1996) nog veel ruimte was voor luid gitaarwerk, bestaat Roses voor het grootste gedeelte uit opvallend ingetogen, dromerige popsongs. Nummers als de mysterieus aandoende titeltrack en ‘So Good’ luisteren gemakkelijk weg, hebben simpele teksten en een slome opbouw. Hetzelfde geldt voor het beste lied op de plaat, ‘Raining In My Heart’ (wees gerust, geen Buddy Holly-cover). De groep behoudt een veilige, ontspannen sfeer, met als resultaat dat de luisteraar snakt naar wat meer pit.

Gelukkig heeft Roses ook de nodige levendige momenten, met steviger werk als ‘Losing My Mind’ en ‘Schizophrenic Playboy’. De band weet hiermee de verveling net genoeg te compenseren. Neemt niet weg dat de cd als geheel onder doet voor al hun eerdere werk, met uitzondering van Wake Up And Smell The Coffee. Dat komt vooral door afwezigheid van echte knallers.

Geen instantklassieker
Frontlady O’Riordan zingt nog steeds uitzonderlijk goed. Haar stem is niets veranderd en dat zal de trouwe fans verheugen. Ook live – zoals tijdens Bospop in 2010 – blijft ze zelfs in de meest complexe zangpartijen overeind. Na zo’n optreden weet je weer waarom The Cranberries ooit zo populair waren. Nieuwe nummers als ‘Show Me’ zullen ongetwijfeld eveneens enthousiast onthaald worden op het (festival)podium, maar een instantklassieker als ‘Zombie’ of ‘Salvation’ zul je op Roses niet aantreffen.

The Cranberries, nooit echt gevierd vanwege constante albums, klinken wat moderner en volwassener dan op voorgaande releases. Maar na tien jaar verwacht je toch wat meer dan een elftal aardige, maar snel vergeten composities. Zelfs de single ‘Tomorrow’ blijft niet echt hangen. Zonder potentiële hitsingle lijkt het onwaarschijnlijk dat de groep dankzij Roses een nieuw publiek zal aanspreken.

Boeken / Fictie

Met dank aan mijn afkomst

recensie: Gerard Koolschijn - Geen sterveling weet

Hoe onderga je als kind het religieus fanatisme van je ouders? En hoe ontworstel je je eraan in de rest van je bestaan? Dat is wat classicus en vertaler Gerard Koolschijn met zijn levensbeschrijving Geen sterveling weet uit de doeken wil doen. Het resultaat is een deprimerende kroniek van een gekweld leven.

Jan Siebelink beschreef het in Knielen op een bed violen, Koolschijn ­­­is het slachtoffer in zijn eigen memoires: een leven onder het juk van de radicale dominee Paauwe (hier Raave genoemd) die in het begin van de vorige eeuw zijn eigen geloofsrichting verkondigt en als prediker zelfs profetische gaven krijgt toegedicht. De familie Koolschijn, volgelingen van het eerste uur, leeft op bevel van vader Jan in afwijzing van elk wereldlijk verkeer. Een eeuwig leven na de dood is het enige streven dat dit aardse bestaan zou moeten vullen. Alles staat in het teken van de volledige nietigheid van de mens: ‘een christen is een mens die niet kan, die niet wil, die niet weet, die niet heeft, die niet deugt’.

Vluchten
In zo’n rigide harnas is de zwakke plek nooit ver te zoeken. Vader heeft regelmatig contact met vrouwen buiten de deur en weet zelfs dát onder te brengen in zijn godsdienstige nederigheid; hij verklaart deze vrijages als het zichtbare bewijs van zijn menselijk falen. Nog verder weg van het uitverkoren zijn, nog meer lijden. Gelaten zegt de schrijver hierover: ‘Als kind begrijp je nog niet dat je ouders alleen maar wat langer levende kinderen zijn, je vindt alles normaal’.

Ondanks de strijd die geleverd wordt tegen het religieuze gezag van zijn ouders is het verbazingwekkend dat Koolschijn nergens de kont tegen de krib gooit. Hij sputtert wat tegen en verzet zich in het geheim, wetende dat hij als student afhankelijk is van hun wekelijkse toelage. Vluchten in volwassenheid is het enige wat hem rest. Nog tijdens zijn studie trouwt hij de eerste de beste vrouw en raakt verzeild in een ellendig huwelijk met een onberekenbare echtgenote. Alsof hij het opzoekt: opnieuw gebonden in de grillen van iemand die je wordt geacht lief te hebben. Er komen zelfs twee kinderen.

Grieks eiland
De volgende vlucht is naar een Grieks eiland waar Koolschijn een jaar in eenzaamheid verblijft. Hij werkt er aan zijn Plato-vertalingen en leidt een teruggetrokken bestaan. Totdat de onrust hem overvalt en hij huiswaarts trekt om zich weer lijdzaam mee te laten voeren in de bizarre relatie met zijn vrouw. Hij weet zich met moeite te handhaven in het geven van bijlessen, een docentschap klassieke talen en uiteindelijk zelfs een tijdelijk rectoraat aan een gymnasium. De motivatie wordt gehaald uit alweer een vlucht: hij begeeft zich fanatiek en ambitieus in de sport. Wielrennen, hardlopen en marathonschaatsen vormen een prima afleiding om de dagelijkse worstelingen het hoofd te bieden.

Mildheid
Als de jaren verstrijken komt Koolschijn in rustiger vaarwater. Hij trekt de stoute schoenen aan en confronteert zijn ouders met die alles verscheurende kinderjaren maar daarvoor is het inmiddels te laat. Zijn hoogbejaarde vader komt niet verder dan ‘we hadden het beste met jullie voor’. Bovenal is Koolschijn zelf ouder geworden, de verontwaardiging is dan al overgegaan in een berustende mildheid.

Misschien is dat de reden waarom we hem trouw zijn gebleven, het besef dat hij zijn eigen slachtoffer was, dat het hém ook allemaal maar overkwam.

­­Gerard Koolschijn is een begenadigd schrijver en zijn stilistische kwaliteiten verraden een grote ervaring als vertaler. Geen sterveling weet mist echter een stevige structuur; de doelloze uitweidingen maken dat wat spraakmakend begint, verwatert in een nogal kabbelend einde. Het tussenvoegen van een verslag van de Griekse held Xenofon – die ooit een barre veldtocht ondernam die Koolschijn klaarblijkelijk vergelijkt met zijn eigen levensloop – helpt daar verder niets aan.

Wel duidelijk is dat dit boek geschreven móest worden, een persoonlijke ontboezeming als zelfrechtvaardiging. De beklagenswaardige jeugd van de schrijver, de weerslag van zijn getormenteerde leven, dit alles doet de lezer slechts verzuchten: nog een beetje geluk voor Gerard Koolschijn alstublieft.

Film / Films

Tien kleine stoere mannen

recensie: The Grey

In The Grey wordt een groepje overlevenden van een vliegtuigcrash opgejaagd door een roedel bloeddorstige wolven. De overlevingstocht is fraai in beeld gebracht, maar de film had meer indruk gemaakt als hij zich hiertoe beperkt had.

~

Ottway is in Alaska werkzaam als scherpschutter die medewerkers van een oliemaatschappij moet beschermen tegen aanvallen van wilde dieren. Hij bevindt zich in het desolate gebied tussen voornamelijk stoere mannen: zelfverkozen bannelingen die een keuze hebben gemaakt voor een leven in het koude noorden. Het zijn mannen zonder voornaam, die overdag hard werken en ’s avond stoom afblazen in de kroeg. Ottway (Liam Neeson, de enige grote naam tussen een verder relatief onbekende cast) toont zich echter geen gelukkig man; hij speelt zelfs even met het idee om zich het leven te ontnemen.

Crash
Als het vliegtuig crasht waarin Ottway (tijdelijk?) terugkeert naar Anchorage, blijkt hij een van de slechts zeven overlevenden te zijn. Hij ontpopt zich vervolgens al snel tot de natuurlijke leider. Op dezelfde troosteloze en onbeschutte plek blijven wachten op hulp blijkt geen optie, zeker niet als een groep wolven vastbesloten lijkt om met de indringers af te rekenen.

~

Regisseur Joe Carnahan toont in de aanloop naar, en het begin van de overlevingstocht van de mannen zijn kunnen. Dat hij talent heeft bleek al uit zijn intrigerende politiethriller Narc (2002). Het met een sterrencast gevulde Smokin’ Aces (2006) toonde flair, maar probeerde iets te hard cool te zijn en was uiteindelijk een vermakelijke maar tegelijk overbodige Oceans-/Snatch-kloon. Met de verfilming van de televisieserie The A-Team (2010, ook met Liam Neeson) leek hij de dalende lijn in zijn carrière voort te zetten, om zich nu met The Grey enigszins te revancheren.

Net als zijn vorige films imponeert ook The Grey visueel. Het winterse landschap van Alaska, dat even wonderschoon als intimiderend is, is met behulp van vaak grofkorrelige beelden fraai gevangen. De kou en het lijden wordt knap invoelbaar gemaakt. Het is ook de manier waarop bijvoorbeeld de flashbacks van Ottway qua sound design worden weergegeven die indruk maken.

Jaren 80

~

The Grey doet met zijn ‘groepje stoere mannen wordt opgejaagd’-premisse in de verte denken aan jaren 80-actievehikels als Predator, Southern Comfort en The Warriors. Carnahan koos echter niet voor volbloed testosteronactie, maar probeert in deze variant op ’tien kleine negertjes’ ook emotionele diepgang mee te geven. Dat werkt zeker in het begin, als contrast tussen de zoete dagdromen van Ottway en de harde realiteit, erg overtuigend.

Naarmate de film vordert en het aantal overlevenden afneemt, lijkt het alsof Carnahan – onterecht – de strijd om te overleven alleen niet genoeg vond. Hij snijdt ook thema’s als het leven, verleden en God aan. Wellicht sympathiek, maar daarmee hinkt The Grey ook op twee gedachten en dat doet afbreuk aan de spanning en de indruk die de film maakt.

Film / Films

Gekwelde butler zoekt identiteit

recensie: Albert Nobbs

.

Een vrouw die heimelijk leeft als man veert op uit een lethargisch bestaan. Glenn Close kruipt in de huid van de gekwelde butler Albert Nobbs en laat een verpletterende indruk achter.

~

Door omstandigheden en bepaalde gebeurtenissen uit het verleden gaat Albert Nobbs al dertig jaar als man door het leven. In het Ierland van eind negentiende eeuw is hij de toegewijde, introverte hoofdbutler van een sjiek hotel in Dublin waar de paden van snobistische rijken en ondergeschikt personeel elkaar kruisen. Nobbs heeft voldoende geld gespaard om binnenkort een tabakswinkeltje te kunnen openen. Maar de komst van de flamboyante huisschilder Hubert Page zet die droom in een totaal ander perspectief.

Seks- en identiteitloos

Hubert ontdekt dat Albert vrouw is. Opmerkelijk genoeg bekent hij de volgende dag aan Albert dat ook hij vrouw is. Als Albert bij Hubert thuis wordt uitgenodigd, blijkt deze als man samen te wonen met een andere vrouw. Hubert is het tegenovergestelde van Albert: aanwezig, levenslustig, onbevreesd en verliefd. De seks- en identiteitloze butler raakt langzaam gesterkt in de gedachte dat ook hij/zij wil samenleven met een vrouw. Hoteldienstertje Helen zou een ideale levensgezellin zijn, maar zij kiest liever voor klusjesman Joe die met haar naar Amerika wil.

Albert Nobbs is niet de eerste film waarin het vrouwelijke hoofdpersonage zich als man vermomt. In Victor/Victoria (1982) verkleedt Julie Andrews zich als man om als vrouw in een Parijse club te mogen zingen. In Yentl (1983) doet Barbra Streisand zich voor als joods jongetje om godsdienstles te kunnen volgen. Hilary Swank verkeert in Boys Don’t Cry (1999) in een seksuele identiteitscrisis en wordt op genadeloze wijze ontmaskerd. En Johanna Wokalek heeft in Die Päpstin (2009) de ambitie om paus te worden in middeleeuws Duitsland.

Al succesvol op het toneel

~

Vergeleken met al deze thematische voorgangers, spant de Amerikaanse actrice Glenn Close als man spelende vrouw de kroon. Ruim voordat ze doorbrak als de afgewezen stalker in Fatal Attraction (1987) en de manipulerende markiezin in Dangerous Liaisons (1988) vertolkte ze al met groot succes het personage Albert Nobbs op het toneel in New York. De laatste tien jaar werkte ze aan de filmversie. Close speelt niet alleen fantastisch en innemend de titelrol, ze is ook medeverantwoordelijk voor het draaiboek en de productie.

Waar bij film de toeschouwer soms akelig dicht op de huid van de acteurs zit, vraagt de rol van de uiterst gereserveerde, strak in het korset gestoken butler de nodige kwaliteiten om geloofwaardig over te komen. Close zat uren in de grimeerstudio om zich met behulp van make-up en gezichtsprotheses naar een man te laten transformeren. Ze hoefde niet bang te zijn dat de strakgetrokken boel achter haar oren zou losschieten, omdat het haar personage volstrekt ontbreekt aan uiterlijke emoties, zoals uitbundig lachen en huilen. Slechts de ogen van Albert Nobbs verraden verdriet, angst, pijn en hoop.

Als huisschilder die haar eigen vrouwelijke persoonlijkheid verbergt, overtuigt ook Janet McTeer (Tumbleweeds, 1999). Hoewel ze vermomd is als man is zij een exponent van de eerste feministische golf, beschreven door de Ierse novellist George Moore in The Singular Life of Albert Nobbs. De specifieke zoektocht naar identiteit had honderd jaar na dato echter wat eigentijdser mogen worden vertaald naar het witte doek. Na afloop blijf je met een licht onbevredigend gevoel achter. Maar de ingehouden vlammende verschijning van Albert Nobbs blijft nog lang nasmeulen.

Film / Films

Een ode aan New York

recensie: Extremely Loud, Incredibly Close

.

Extremely Loud, Incredibly Close weet de juiste snaar te raken in een zoektocht van een jongen kriskras door het sprookjesachtige New York.

Extremely Loud, Incredibly Close, gebaseerd op de gelijknamige bestseller van Jonathan Safran Foer, gaat over de negenjarige Oskar Schell die het syndroom van Asperger heeft, een vorm van autisme waarbij het intellect intact is. Na de dood van zijn vader, die altijd speurtochten voor Oskar opzette, vindt hij een sleutel in een blauwe vaas. Hij begint een zoektocht door New York om het slot te vinden waar de sleutel op past.

~

De torens van het WTC
Oskars vader, in flashbacks gespeeld door de altijd sympathieke Tom Hanks, is omgekomen op 11 september. Regisseur Stephen Daldry weet de verschrikking van deze dag goed naar voren te brengen. Niet via bombastische special effects, maar met een hele simpele scène waarin de moeder van Oskar (Sandra Bullock) de telefoon opneemt en op een luchtige manier aan haar man vraagt of hij al op de televisie heeft gezien dat de torens van het World Trade Center in brand staan. Haar luchtige toon snijdt door hart en ziel, juist omdat de kijker al weet dat haar man in de torens zit.

Dat een boekverfilming bij regisseur Daldry in goede handen is, bleek al toen hij The Hours van Michael Cunningham en later Der Vorleser (The Reader) van Bernhard Schlink regisseerde. Elke keer dat Daldry een boek verfilmt, spreekt daaruit het respect voor de roman. Daldry weet een verhaal van het papier te tillen en in beelden te vangen, zonder af te doen aan de verhaallijn of thematiek van een roman. Hij vindt precies de goede balans, waarmee hij niet alleen de lezers van de roman weet te bekoren, maar ook het nieuwe publiek betovert met het verhaal.

~

Sprookjesachtige wereld
En betoverend is Extremely Loud, Incredibly Close zeker. Niet alleen vanwege het acteerwerk van Thomas Horn, die Oskar innemend neerzet. Of vanwege het oog voor detail dat spreekt uit de prachtige knutselwerken, kaarten en plakboeken, waarmee Oskar zijn speurtocht opzet en vastlegt. De film betovert vooral omdat het een ode is aan New York en de stad verbeeldt als een sprookjesachtige wereld. Extremely Loud and Incredibly Close laat zien dat ieder individu zijn eigen verhaal heeft. Juist al deze verschillende verhalen geven een beeld van de diversiteit die New York kenmerkt. En naast alle verhalen van de mensen die hij op zijn speurtocht ontmoet, leert Oskar ook het verhaal van zijn eigen familie kennen.

Ondanks al Oskars ontdekkingen kan hij de logica die hij, vanwege zijn speciale karakter, zoekt tot zijn frustratie niet vinden. En zo leert de speurtocht hem dat de dood van zijn vader niet logisch is. En dat het mogelijk is om zonder een logische verklaring van zijn vaders overlijden verder te leven, hoe lastig dat ook is.

Film / Films

Ouderwetse avonturenfilm in de toekomst

recensie: John Carter

.

Sciencefictionfans hebben er een tijd op kunnen wachten. Honderd jaar na de publicatie van A Princess of Mars komt John Carter in de bioscoop. Een 300 miljoen dollar kostende film die het verleden in de toekomst doet herleven.

John Carter is een veteraan uit de Amerikaanse burgeroorlog die verzeild raakt op de planeet Mars, die de lokale naam Barsoom draagt. Door de geringe zwaartekracht krijgt hij automatisch superieure krachten. Hij is sterker dan de marsmannetjes en hij kan sprongen maken die niet onderdoen voor een superheld. De veteraan ontmoet op Barsoom Tars Tarkas, een vierarmige groene Tharks-krijger, en diens volk die hem als handige vechter leren kennen. Als Carter onbewust de mooie prinses Dejah Thoris redt raakt hij betrokken bij de oorlog tussen twee stadsstaten en de toekomst van de planeet.

~

Wet van de remmende voorsprong
Het script, van de hand van regisseur Andrew Stanton, Mark Andrews en Michael Chabon, is gebaseerd op A Princess of Mars. Het legendarische karakter John Carter werd al in 1911 geschapen door Edgar Rice Burroughs, bekend van Tarzan. Burroughs schepping wierp een lange schaduw voor zich uit. Van Flash Gordon, Star Wars tot Avatar, allemaal dragen ze elementen mee van de sciencefictionwereld van Barsoom.

Hier ligt gelijk de uitdaging van John Carter. Want is het originele verhaal niet al ingehaald door alle klonen die ervan gemaakt zijn? Ondanks de peperdure decors en special effects blijven de stijlmiddelen beperkt tot gemeenplaatsen uit het genre, zij het dat het exotische de nadruk krijgt. Flamboyante luchtschepen die op licht zeilen in plaats van water, groene Tharks in bedoeïnenstijl, vervallen steden in de woestijn. De wet van de remmende voorsprong lijkt van toepassing op John Carter. Het is jammer om te zien dat het verhaal dat het gehele scifi-genre inspireerde niet bestand lijkt tegen de tijd.

~

Toekomst gehuld in vergane tijden
Alles in de film riekt naar vergane tijden. Het tempo van het verhaal ligt lager dan het moderne publiek gewend is. De trailers van John Carter beloven veel spektakel, maar de actiescènes krijgen niet zoveel nadruk als in andere genrefilms. Waar Avatar opbouwde naar een zorgvuldig uitgewerkte veldslag, heeft John Carter een andere verrassing in petto. Ook het liefdesverhaal in de film is van de oude stempel. Ook al heeft het originele boek erg veel naakt, de filmvariant is zeer geschikt voor de Disney-doelgroep.

Andrew Stanton regisseerde eerder Finding Nemo en Wall-E bij Pixar. John Carter is zijn eerste live-actionfilm die hij tot een futuristisch avontuur maakt dat zijn inspiratie haalt uit Lawrence of Arabia. Mars is hierin een gortdroge planeet waar John Carter zijn vriendschap aangaat met Tarkas en Prinses Dejah. Stanton kiest ervoor om via de blik van zijn negentiende-eeuwse hoofdkarakter een historische sciencefictionfilm te maken. Een lichtvoetige Lawrence op Mars. In plaats van alles in de studio met greenscreens te draaien is hier zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande locaties. Dit levert een tastbare stoffige planeet op.

~

John Carter is een film die een lange weg heeft afgelegd om op het witte doek terecht te komen, een film met risico voor Disney. De vraag is of het publiek zit te wachten op deze ouderwetse avonturenfilm waarvan we in het scifi-genre geavanceerdere films hebben gezien. Stanton kiest ervoor om John Carters pulp-wortels niet met een knipoog, maar met bravoure te omhelzen. Hij wil het publiek zich laten verliezen in de exotische wereld van Barsoom. Het is jammer dat Stanton niet meer aan het verhaal heeft kunnen toevoegen, waardoor hij het publiek anno 2012 op het puntje van de stoel kon brengen bij dit legendarische verhaal.

Kunst / Achtergrond
special: Connecting Concepts

Dutch Design met diepgang

De nieuwste tentoonstelling over Dutch Design, Connecting Concepts, laat haar bezoekers hard werken, maar biedt een welkome reflectie en verdieping van de status van Nederlands design.

‘God created the World, but the Dutch created the Netherlands’, luidt een bekend buitenlands gezegde. Zo staat Nederland bekend om haar relatie met design, vanaf vanouds stroomt designbloed door onze aderen. Vanaf de jaren negentig is dit in een stroomversnelling gekomen door het zogenaamde Dutch Design dat inmiddels niet alleen een begrip op zich is geworden en populair is bij het grote publiek, maar ook enkele prachtige designklassiekers heeft opgeleverd. Een van die designklassiekers –Marcel Wanders’ Knotted Chair– dient dan ook als icoonbeeld voor de tentoonstelling Connecting Concepts, de meest recente tentoonstelling rondom Dutch Design die onderzoekt wat het Nederlands design eigenlijk inhoudt en waarom het zoveel succes heeft.

Wat is Dutch Design? Wanders’ Knotted Chair voelt in elk geval vertrouwd aan. Dit is het beeld dat de meesten wel zullen kennen van Dutch Design: grote namen als Wanders of Droog Design die internationaal furore maken met humorvol conceptueel design, vaak met een onverwachte twist. Doorgaans is het design dat lijkt te spelen met de verwachtingen van de toeschouwer. Zo is ook Connecting Concepts, bewust of onbewust ingezet, een directe en volledige ontregeling van het algemene beeld rondom Dutch Design.

Die ontregeling vindt al plaats bij de eerste ontwerpen in de tentoonstelling. Direct in het oog springend is een grote trampoline waar ik volgens de vriendelijke portier best even op mag springen, maar gezien mijn kledingkeuze van die dag het wijselijk besluit te laten. De trampoline diende voor de live performance van ZZZ’s videoclip

~

Connecting Concepts is niet een van de meest toegankelijke tentoonstellingen rondom Dutch Design, maar wel een zeer belangrijke. De conceptuele aanpak is niet alleen verfrissend, maar biedt ook de nodige diepgang voor Dutch Design. In een interview voor het magazine Design.NL stelt MoMA curator Paola Antonelli dat Dutch Design de luxe heeft om conceptueel te zijn. Connecting Conceptsbewijst echter dat een dergelijke conceptuele benadering niet alleen een luxe is, maar vooral ook een noodzaak om een afvlakking van alle rijkdom van het Dutch Design tot enkele mediagenieke ontwerpen te voorkomen. Met een knipoog naar het Nederlandse landschap noemde Aaron Betsky Dutch Design, in zijn beroemde boek Design NLDe kracht van Dutch Design, ‘vals plat’. Connecting Concepts bewijst dat Dutch Design niet iets plats hoeft te zijn, maar juist een rijk landschap met veel variatie, kwaliteit en connecties.

Connecting Concepts is samengesteld door curator Ed van Hinte en is een samenwerkingsverband tussen Premsela, Nederlands Instituut voor Design en Mode, het Nederlands Architectuurinstituut en Design Cooperation Brainport. De tentoonstelling is onderdeel van het DutchDFA programma.  

Theater / Voorstelling

Het verdriet te lijf

recensie: Thaibox Verdriet

Het zijn niet de minste thema’s die De Toneelmakerij aansnijdt in Thaibox Verdriet. Verwaarloosde kinderen, onmachtige vaders en broer/zus-liefde. Het zijn thema’s die zo uit een Shakepeare of Grieks drama lijken te komen, ware het niet dat hier de boksring het strijdtoneel is waar deze thema’s op uitgevochten worden.

In boksschool The Silent Dragon bereidt Boris zich samen met sportschoolhouder Hank en diens zus Elja voor op het gevecht om de National Gym Award. Deze wordt over vijf dagen uitgereikt. Tom Smulders komt met manager Woody naar de sportschool om Boris te verslaan. Maar dat is niet de enige reden van zijn komst: Boris blijkt zijn jongere broer, die hij jarenlang heeft gemist vanwege hun dominante vader.

Boksen als metafoor

~

Het publiek zit net als bij een echt boksgala rondom, wacht af, beleeft de dagen voor de wedstrijd. De acteurs lopen de boksring in en uit, die wordt als een zorgvuldig ritueel steeds verder opgebouwd; het licht is fel en de toeschouwers zien steeds elkaars reacties op de gebeurtenissen in de ring. Er is geen ontkomen aan: deze bokswedstrijd spiegelt en confronteert.

‘Als je niet gefocust bent, val je om.’
‘Als je niet weet waarom je het doet, hoef je er niet eens aan te beginnen.’
‘Als je niet in jezelf gelooft, doet een ander dat ook niet.’
‘Klappen alleen zijn niet genoeg als het hart moet worden geraakt.’
Zoals deze citaten laten zien, dient het boksen in Thaibox Verdriet als metafoor voor het leven. Het werkt en is een sterk gekozen invalshoek voor jongerentheater.

Een nieuwe theatertaal

~

Liesbeth Coltof heeft van Thaibox Verdriet een energieke voorstelling gemaakt. De scènes wisselen elkaar in hoog tempo af en muziek, dans en tekst zijn prachtig gecomponeerd. De wereld van de poëzie lijkt op het eerste gezicht te bijten met de wereld van het boksen, maar dat gegeven trok schrijver Ad de Bont juist zo aan. In een interview vertelt hij: ‘Het leek me geweldig als dezelfde mensen die boksen een ogenblik later dichters zijn. Vandaar het idee dat ze allemaal uitbarsten in poëzie.’

In sommige scènes werkt die mix fantastisch, zoals wanneer Elja de liefde bedrijft met Toms manager, Woody. Het zoeken naar elkaar in een agressieve liefdesdans is het ontwerp van een nieuwe theatertaal, die nauw aansluit bij jongeren. In de dans komt de verbale onmacht van de twee gemankeerde jongeren samen in een ijzersterk duet. En wanneer Tom zich in de finale poëtisch uitdrukt jegens zijn broer Boris (‘Ik heb je gevoeld, geproefd en gevonden’), krijgen de woorden een diepere betekenis door de dubbelzinnigheid die ze met het boksen verbindt.

Rake klappen

~

De energie die in het ritme van de voorstelling zit, zit ook in het spel. Het boksen is niet in een strakke choreografie vastgelegd: de acteurs volgden een zesweekse training in thaiboksen en kungfu. We zien dus een gevecht waarin rake klappen vallen, waardoor het publiek op de eerste rij nat wordt van het zweet en waarbij de spanning tussen de acteurs voelbaar is. Het spel is oprecht, niet ingeleefd: ook de dialogen worden als klappen uitgedeeld. Dit verhaal wordt niet op halve kracht verteld, maar met gevaar voor eigen leven bevochten.

Thaibox Verdriet was in 2010 een groot succes en is daarom nu in reprise gegaan. De humor, het opstuwende ritme en de voor hen herkenbare wereld spreken veel jongeren aan. Hopelijk beklijven bij hen op de lange termijn niet alleen de fysieke confrontaties, maar ook de mooi verwoorde emoties.

Thaibox Verdriet wordt nog gespeeld tot 5 april 2012.

Boeken / Fictie

De absurde oorlog

recensie: Astrid Rosenfeld (vert. Liesbeth van Nes) - Adams erfenis

Het is een bekend adagium onder schrijvers dat komedie te doen is, tragedie te doen is, maar iets maken dat én grappig, én hartverscheurend is? Hels karwei. Astrid Rosenfeld trekt zich in Adams erfenis weinig van deze waarschuwing aan.

De Adam uit de titel is Adam Cohen, die vanuit het Berlijn van de jaren dertig op zoek gaat naar zijn vriendinnetje Anna, die naar haar thuisland Polen is teruggestuurd. Decennia later komt het verslag dat hij schreef van zijn zoektocht terecht bij Edward, Adams achterneefje. De roman bestaat uit drie delen: het eerste gaat over de opgroeiende Edward, het tweede bestaat uit Adams verhaal, en in het derde deel probeert Edward de losse eindjes aan elkaar te knopen. 

Het zit ‘m in de toon…
De familie Cohen worstelt met vragen die vaker opduiken in oorlogsromans. Blijven, of toch vluchten? Wie is er te vertrouwen, en wie niet? En hoe kom je in het reine met een oorlogsverleden? Niet heel veel nieuws dus misschien, maar wat Adams erfenis opmerkelijk maakt is de toon die Rosenfeld aanslaat.

De roman bevat namelijk heel wat droogkomische, bijna absurdistische noten. De kleine Edward reist Duitsland door met zijn moeder en zijn stiefvader, een charismatische crimineel die sprekend op Elvis Presley lijkt. In zijn bijbaantje als tuinier kruist Adam het pad van de vrouw van zijn baas, een bizar figuur die al ‘Heil Hitler’ bulderend door de bloembedden stampt. En hij leert, middenin het opkomend nazisme, van zijn excentrieke grootmoeder Edda de kunst van het gezichtenlezen. Samen bestuderen ze het uiterlijk van de nieuwe machthebbers, om ze te doorgronden en misschien zelfs wat minder machtig te maken.

‘Hij ziet eruit als die kleine dikke putto op de kachel in de kamer.’
Bij dat soort opmerkingen begon onze Sturmbannführer altijd te kuchen. ‘Een beetje zakelijker, alsjeblieft, per slot van rekening is doctor Frank minister,’ zei hij serieus.
‘Maar hij heeft gelijk. Ga verder, Adam.’
‘Ik geloof dat hij niet geestig is en niet eerlijk.’
‘Bravo, Adam.’ Edda klapte in haar handen.
‘Waar zie je dat aan?’ vroeg Bussler onzeker.
‘Aan zijn mondpartij. En aan zijn vlezige voorhoofd.’
Bussler bekeek Frank nauwkeuriger en raakte diens lippen en voorhoofd aan.
‘Hier, probeert u het zelf eens,’ zei Edda, en ze gaf hem een foto van Göring.
‘Hij vreet te veel,’ borrelde het uit de Sturmbannführer omhoog.’

…en in de balans
Lange tijd blijft het allemaal, om niet te zeggen grappig, maar wel donker humoristisch. Maar hoe langer Adam naar Anna zoekt, hoe wanhopiger hij en hoe grimmiger de situatie wordt. Als hij in het getto van Warschau terechtkomt, laat Rosenfeld (terecht) haar absurdistische toon varen om de gruwelen van die plek naar de voorgrond te laten komen.

Het is een grote verdienste van Rosenfeld dat ze met een onderwerp waar al zoveel over geschreven is, op haar eigen wijze uit de voeten kan. Adams erfenis laat het absurd komische, en het absurd vreselijke van het leven, en de oorlog, zien. En dat allebei tegelijk.