Film / Films

Verleiding en melancholie in een Duits bordeel

recensie: Het meisje en de dood

Na 5 jaar komt Jos Stelling weer met een aanwinst voor de Nederlandse film. Het meisje en de dood is een feest van tijdloos vakmanschap.

Weg van de hijgerige media en de over-elkaar-heen-vallende filmfranchises van dit najaar is er gelukkig nog steeds plaats voor tijdloze cinema. De met prijzen overladen regisseur Stelling weet met zijn nieuwe film weer een grote groep critici aan zich te binden. Op het NFF oogstte de film al grote waardering en vanaf deze week vindt de film de weg naar het grote publiek.

Universeel verhaal
Met Het meisje en de dood raakt Stelling het hart van zijn grote groep Oost-Europese liefhebbers. Geïnspireerd op Poesjkin en Tsjechov trakteert hij het publiek op een uitgesponnen verhaal van verleiding en melancholie. De titel laat er geen misverstand over bestaan; het publiek krijgt twee uur lang de strijd van de jongen voor zijn geliefde te zien. Stelling schreef een universeel verhaal dat zich leent voor een teruggang naar de klassieke filmregels.

~

De film toont de onmogelijke liefdesepisode die de jonge arts Nicolai (Russisch acteur Leonid Bichevin) meemaakt in een hotel/bordeel. Op latere leeftijd begeeft de arts (gespeeld door de bekende Russische acteur Sergey Makovetskiy) zich terug naar slot Tannenfeld, dichtbij Leipzig, om daar zijn jeugd en de bijbehorende tragiek te herbeleven. Zijn bezoek aan Tannenfeld brengt een vergane tijd van de sociale structuren begin van de twintigste eeuw levendig in herinnering.

De beweging van liefde
Op doorreis naar Parijs voor zijn studie belandt de jonge Nicolai in een hotel in Duitsland. Daar heeft hij een passionele ontmoeting met de courtisane Elise (onze eigen Sylvia Hoeks). Zij is echter al geclaimd door de graaf (Duitse komiek Dieter Hallervorden). Niet echt een graaf, maar evengoed een oude man met veel trots en geld. De jeugdige energie van Nicolai trotseert voor even de ongeschreven wetten van Tannenfeld, maar wordt terug op zijn plaats gezet door de realiteit van geld en macht. De rebelse Nicolai zal echter terugkeren om zich te revancheren op de ouderdom.

Stelling regisseert in bewegingen. De beweging van de liefde tussen de hoofdkarakters krijgt in het hele lichaam uiting. Karakters kruipen bijna letterlijk naar elkaar toe, er is geen enkele subtiliteit in Nicolai’s passie voor Elise, noch in de afhankelijkheid van de vrouwen in het hotel voor de graaf. Leven en vernedering, hoop en dood zijn tegen elkaar opruiende krachten. Tijdloze obstakels versperren de weg naar de onschuldige liefde. Wat overblijft is de melancholie van wat tussen alle beroerdheid zo prachtig was.  

Individualistische benadering

~

De film zou ook wel als fysiek theater op film getypeerd kunnen worden. De acteertechniek die innerlijke actie gebruikt vraagt van de acteurs dat ze hun emoties bijna tastbaar maken. Het zorgt ervoor dat absurdistische toeval in het spel de ruimte krijgt. Hotel Tannenfeld zit boordevol met eigengereide personages. Het zijn archetypen die zich in alle kleuren mogen uitvergroten. De fysieke basis van Stellings manier van regisseren heeft dit als natuurlijk gevolg. Net als in eerdere films weet Stelling ook in Het meisje en de dood de uitvergrote emotionaliteit met verve te brengen.

Wars van realisme dat de middenmoot van de filmwereld heeft grootgemaakt, is Stelling resoluut in zijn individualistische stijl. Ondanks de klassieke benadering van het filmwerk blijft Het meisje en de dood een levendig verhaal. De film ademt zowel een exotische kracht door de Russische inbreng maar de regievoering is tegelijk ook heel Nederlands. Het is een film bol van verlangen maar ook directheid. Een combinatie die de film tot een Nederlandse klassieker maakt.

Muziek / Concert

Sleepwater presenteert nieuwe cd met verve

recensie: Sleepwater

Sleepwater bracht onlangs haar tweede cd sunwritten uit. Met het optreden in Den Boogaard voor ongeveer honderdvijftig liefhebbers evenaart de band live het album.

Voor de gelegenheid zijn alle gastbijdragen van het album vertegenwoordigd op het podium zodat het kwartet uitgroeit tot een tienkoppige band. Zelfs Sebastiaan van Bijlevelt (alias Okieson), die sunwritten voorzag van een verfrissende mix en zijn eigen kruiden toevoegde aan de muziek, is van de partij. Het spelplezier knalt letterlijk van het brede podium van Den Boogaard als ze in de brug van ‘A Room Full Of Sparrows’ de registers helemaal opentrekken.

Mooi kleuren

~

Sleepwater speelt een eigenzinnige mix van roots, rock en een vleugje psychedelica en pop. Dat vleugje psychedelica is live iets steviger aangezet in de solo’s. Zo’n combinatie van stijlen klinkt ingewikkeld, maar dat is het niet; het is snel duidelijk waar de ingrediënten hun plaats gevonden hebben. De stem van Ad Opstals zweeft en zwabbert soms. Dat geeft een aangenaam en charmant karakter aan de ietwat Nederlands-Engelse uitspraak van de Brabander. Regelmatig wordt Ad in de zang bijgestaan door Wil Opstals, die daarnaast bas en gitaar speelt en Martin de Ruijter, die de drummende motor van de band is. Ernst Nieuwburg speelt afwisselend bas en gitaar. Ad Opstals heeft zijn handen ook om de gitaar en soleert lekker mee als er even niet gezongen hoeft te worden.

De instrumenten die sunwritten zo mooi kleuren zijn de dwarsfluit van Ruurd van der Vegt, de toetsen, percussie en accordeon van Fred van Gennip, de pedal steel van Peer Desmense, de trompet van Willem de Wit en de trombone van Roy Hendriks. Live speelt dit tienmanschap niet altijd binnen de lijntjes zodat sommige composities heerlijk worden uitgesponnen.

Ontwaakt
De teksten zijn voornamelijk van de hand van Ad Opstals en gaan vaak een bodempje dieper dan bij een eerste beluistering lijkt. ‘A Room Full Of Sparrows’  is zowel de opener van het album als van het concert. Het nummer sluit ook de tweede set af, maar dan in een bijzondere instrumentale en psychedelische versie.

De tweede set herbergt ook een aantal liedjes van de debuut-cd van Sleepwater. Zo komt er  een prima versie van ‘Soon’ voorbij, destijds de eerste single van het album. Maar het publiek waardeert ook de nieuwe single ‘The Shadow Of A Smile’. De drive van het podium wordt aangevuurd door het enthousiasme van het toegestroomde publiek. Dat niet alles vlekkeloos gaat, is de band vergeven, want ze maken het ruimschoots goed met een stevige portie spelplezier. Van Bijlevelt zegt bij zijn vertrek terecht: “We hebben lekker gespeeld!” Sleepwater is ontwaakt.

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Concert

Immens talent

recensie: Janne Schra

Dat Janne Schra talent heeft etaleerde ze eerder met Room Eleven en Schradinova. Nu kiest Schra met een strijkkwartet voor een andere koers. Wat blijft is haar immense talent.

Creativiteit bruist zondermeer uit de handen van Janne Schra. Of ze er nu met een poppy band als Room Eleven staat, of met een orkestje met strijkers: ze benut de elementen zo goed mogelijk. Door haar puurheid en sprankelende enthousiasme komt Schra even gedegen als charmant over. Het contact met het publiek is alsof ze samen met hen in de huiskamer zit. Dit keer een huiskamer met zo’n tweehonderd nieuwsgierige luisteraars die niet weten wat ze gaat spelen omdat haar nieuwe album pas in januari 2013 verschijnt.

Mooi palet

~

Schra opent met twee nummers die prima bij elkaar passen: ‘Speak Up’ en ‘Light Up’. Het vrolijke ‘Light Up’ is de single die regelmatig op de radio voorbij komt. De bijpassende video is door Tim Knol opgenomen op het strand van Vlieland. Toch voelt het publiek in de kapel van Roepaen geen zand tussen de tenen. Heeft Schra direct haar kruit verschoten? Gelukkig niet: de rest van het nieuwe repertoire van deze dame doet geen moment onder voor de single. Niet alle nummers zijn zo vrolijk en springerig als ‘Light Up’, maar dat is juist fijn. Schra speelt een mooi palet aan liedjes zodat het optreden boeiend is om naar te kijken en luisteren.

Smakelijk
De formule ’theatertour’ is uitstekend geschikt voor het Janne Schra-orkest. Het strijkersviertal wordt af en toe ingezet als achtergrondkoor. Een van hen speelt net als Schra piano. De cellist en akoestische bassist geven een prima klankkleur aan de motor van de band op drums. De drummer speelt tijdens een van de nummers bongo en zingt een duet met Schra. De gitarist verruilt zijn elektrische gitaar regelmatig voor de akoestische en een banjo. En Schra wisselt net zo makkelijk tussen de akoestische gitaar en de vleugel.

De afwisseling die het gezelschap de zaal voorschotelt is smakelijk. Soms heel klein, als Schra samen met de gitarist het liedje ‘Please Don’t Wake Me Up’ zingt. Dan weer uitbundig, als ze het van Asaf Avidan afkomstige lied ‘One Day’ speelt, ter oefening voor het optreden bij 3FM op de vroege woensdagochtend. Schra is lekker creatief onder steeds andere namen. De essentie blijft: ze heeft een prima stem en een meer dan modale hoeveelheid talent.

Live in Nederland:
23 november, theater de Slinger in Houten
7 december, theater de Kolk in Assen
8 december, schouwburg in Amstelveen
10 en 11 december, de Kleine Komedie in Amsterdam

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Fictie

Godsakke, wat een boek

recensie: P.F. Thomése - Het bamischandaal

Hoe een parodie te recenseren? Het beste is toch om alle plussen en minnen van de parodie tegen elkaar weg te strepen, de parodie binnen een oeuvre en de hedendaagse literatuurstromingen te plaatsen en met grote zorgvuldigheid de literaire kwaliteit van de parodie te meten.

Recensie 1
Mijn naam is Peer Sonnemans (Peerke voor vrienden en kennissen) en ik woon in de Sigaarstraat in Tilburg. Ik woon daar samen met een mager mokkel (De Visgraat, voor vrienden en kennissen) en in de weekends ga ik naar Willem II om te schelden op alles wat niet uit Tilburg komt. Vooral aan Breda heb ik de schurft. En aan homo’s. En aan homo’s uit Breda.

In dit boek van mijn vriend Franske Thomése speel ik een rolletje als homofobe Breda- en homohater en simpele ziel. Wat-ie al niet verzint, ons Franske. In dit reisverslag gaan we dus naar Sjanghai (wablief?!), op zoek naar onze vriend J. Kessels. ‘Vriend’ in de vriendschappelijke zin natuurlijk, want homo’s wonen in Breda, niet in Tilburg. Sjanghai ligt in China. Ik heb een broertje dood aan China, dat had ik al voor ik er ooit geweest was, en nu nog meer. Hondenvreters zijn het, viezeriken.

Waar het op neerkomt, is dat we met een stel Duitse homo’s, een Bredase flikker en een lillik wijf uit Aarle-Rixtel (geweldige kont, dat wel. Had ze een mooier wijf mooi een plezier mee kunnen doen, godsakke) op de fiets op zoek gaan naar J. Kessels. En dat we die dan vinden, godsakke. Daar hoef je geen boek over te schrijven, als je het mij vraagt, en zeker geen boek waarin ik de rol van homofobe Breda- en homohater uit de Sigaarstraat speel, vind ik. Dat slaat nergens op. Zoals Reve al zei: echt gebeurd is geen excuus. Reve was natuurlijk een homo, maar dit had-ie goed gezien, godsakke.

Ik geef dit boek één ster, nondenagenseju.

Recensie 2
Mijn naam is De Schel (officieel: Schellekens), ik kom uit Breda, maar woon in Sjanghai, waar ik werkzaam ben in de toeristenbranche. Ik organiseer fietstours voor Westerse toeristen onder de naam ‘Geiler Abendkurs’, waarbij ik met mijn klanten langs alle highlights van deze prachtstad peddel, op fietsen die Det van Rooij uit Aarle-Rixtel mij ter beschikking heeft gesteld. Prima modelletjes zijn dat.

Eigenlijk ging alles naar wens tot ik op een dag twee Tilburgers van het vliegveld ging halen om hen te helpen zoeken naar hun vriend (niks homoseksueels, gewoon een vriend) J. Kessels. Ik wist al wel dat een van die twee gek was, en die ander was schrijver, en dus ook gek. Zit je opeens met twee gekken midden in Sjanghai, op een fiets die het niet doet, op zoek naar een vent van wie ze niet eens zeker weten of ie wel in China zit. Dat vind ik allemaal prima, maar dan moet daar natuurlijk wel een stukje vergoeding, een beetje economische tegemoetkoming van vrager naar aanbieder tegenover staan. En dat vinden ze dan raar, daar doen ze niet aan, aan betalen, aan aanbetalen, in Tilburg. Godsakke.

En dan lees ik zo’n boekske, zo’n ‘roman’… Pagina’s lang geëmmer over de kont van Det van Rooij (goeie kont, maar verder een aartslillik wijf natuurlijk), allerlei viezigheid over seks en mijn bedrijf wordt beschreven als een soort Duitse homofietsclub. Dat is ‘Der geile Abendkurs’ beslist niet, en bovendien is er niets mis met Duitse homo’s. Keurige mensen. Nu lijkt het net alsof ik overal geld voor wil hebben, alsof ik een schaamteloze, Bredase opportunist zou zijn. Alsof ik niks meer in petto zou hebben dan ‘Je kunt beter een probleem zijn dan het hebben.’

Eén ster, nog veel eigenlijk.

Recensie 3
Mijn naam is J. Kessels. Ik geef geen sterren. Ik rook.

Recensie 4
Het is misschien niet helemaal gepast om als schrijver in te breken in een recensie van je eigen boek (een meesterwerk trouwens), maar aangezien ik dat in Het bamischandaal toch al om de haverklap doe – ik lig zelfs pagina’s lang tussen de fraaiste kadetten van Aarle-Rixtel en verre omstreken – lijkt me een klein gastoptreden in een recensie geen punt.

Ja, Het bamischandaal, wát een boek. Dat is nog eens ouderwets literair genieten van de allerbovenste plank. Een ontspannen adempauze in de van ernst kromtrekkende Nederlandse Letteren. Een onbekommerd boek, maar geen niemendalletje, laat niemand dat denken. Dit boek thematiseert op virtuoze en, ja, Brabantse, wijze de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. En daar wordt dan ook een beetje in gevoosd, ja, mag een schrijver ook eens een verzetje hebben?

De Nobelprijs zal ik er misschien niet mee winnen – hartelijk dank aan Peer Sonnemans, de onbenul, want in Stockholm zijn ze niet dol op homohaat, Duitse porno en te lang gebakken bami, godsakke – maar voor alle andere literaire prijzen maak ik alvast een plankje vrij.

Hoeveel sterren mag ik geven? Nou ja, ik hou het op tien, ik wil niet onbescheiden overkomen.

1 + 1 + 0 + 10 = 12 : 4 = 3 sterren. Plus een halve ster voor de kont van Det van Rooij. 

Rellen in China om Het bamischandaal:

8WEEKLY MediaPlayer
Film / Films

Traag sneeuwdrama over een kleine dief en zijn onvolwassen grote zus

recensie: Sister

draait om de twaalfjarige Simon die met diefstal zichzelf en zijn zus Louise onderhoudt. De bijzondere band tussen broer en zus staat centraal in dit drama. Simon is wegens gebrek aan ouders op zoek naar een moederfiguur, maar Louise kan deze rol niet op haar nemen.

Sister

~

Simon (Kacey Mottet Klein) is een kleine dief die allerlei spullen jat van rijke toeristen in een luxueus skioord. Ski’s, helmen, zonnebrillen en zelfs eten zijn niet veilig voor Simons grijpgrage, vingervlugge handjes. Zijn buitgemaakte spullen verkoopt hij door aan kleine kinderen in de buurt. Als een kleine Tony Montana breidt hij langzaam zijn imperium uit.

Simon heeft kennis van allerlei handelswaar, variërend van auto’s tot ski’s. Hij leert Engels, maar de term ‘low profile‘ staat niet in zijn studieboek. Simon steelt en verkoopt alles op klaarlichte dag en hij wordt regelmatig  gepakt. Gelukkig gebeurt dat elke keer door zeer coulante mensen die het blijkbaar geen probleem vinden dat de reputatie van hun skioord eraan gaat door kleine criminelen.

Nachtelijke avontuurtjes

Simons zus Louise (Léa Seydoux) is constant weg van huis. Ze is onvolwassen, doet alles voor geld en in plaats van dat ze voor haar broertje zorgt, zorgt hij voor haar. Louise’s nachtelijke avontuurtjes typeren haar onvolwassenheid. Ze lijkt zich niet te bekommeren om Simon, is hem liever kwijt dan rijk en langzaam wordt duidelijk dat er meer speelt tussen broer en zus.

De film is opgenomen in Zwitserland en dat is te zien. Prachtige plaatjes van besneeuwde bergtoppen, dennenbomen en toeristische dorpjes aan de voet van de berg vormen het decor van de film. Sister beschikt verder over een goede cast waarin ook Gillian Anderson (The X-Files) nog een klein rolletje heeft. Helaas zijn de cast en het decor de enige pluspunten van de film.

Problematisch plot

~

We krijgen een trieste situatie voorgeschoteld met potentieel interessante personages, maar omdat Louise zo slecht is uitgewerkt en allerlei onverklaarbare activiteiten onderneemt, weet de film nooit echt te raken. De film laat het behoorlijk afweten qua plot: dat is onlogisch en onoverzichtelijk. De twee hoofdpersonen worden prima neergezet en zowel Klein als Seydoux spelen sterk en intrigerend, maar veel materiaal om mee te werken is er niet. Na een uur wordt de film dan ook saai en de vreemde, onwerkelijke plotwending zo halverwege de film brengt niet meer teweeg dan de realisatie dat Ursula Meier echt geen idee lijkt te hebben waar ze met deze film heen wil. Ja, naar de Oscars, want deze film wordt de Zwitserse inzending onder de originele titel L’enfant d’en Haut.

De film begint en eindigt in een gondel. In de tussentijd gebeurt er echter zo weinig dat Ursula Meier op elk willekeurig moment de film had kunnen stoppen. Na 97 minuten is het eindelijk zover en het is geen minuut te vroeg. Sister biedt weinig hoop, weinig vooruitgang, weinig humor en weinig vaart. Dat hoeft allemaal geen punt te zijn, maar helaas is de film ook gewoon saai.  

Film / Films

Jongerenfenomeen komt tot een eind

recensie: The Twilight Saga: Breaking Dawn – Part 2

.

De tekst van de titelsong vat goed samen hoe vele duizenden diehard-fans zich waarschijnlijk voelen nu het laatste deel van de Twilight saga uitkomt. “I have died every day waiting for you”. De serie films volgt op de bestsellers die zijn geschreven door Stephenie Meyer. Twilight draait om de driehoeksverhouding tussen de vampier Edward (Robert Pattinson), zijn aartsvijand Jacob (Taylor Lautner) en het schuchtere meisje Bella (Kristen Steward).

21ste eeuwse vampiers
Om vampiers een nieuw elan te geven heeft Twilight vanaf het eerste deel flink de ruimte genomen om horrorelementen te verwijderen. Het enige bloed dat gedronken wordt is dierenbloed. De vampier probeert zich in te houden om mensen niet aan te vallen. In plaats van te verbranden schitteren 21ste eeuwse vampiers in het zonlicht en hebben ze hun doodskisten ingeruild voor een gewone slaapkamer. En natuurlijk blijft schoonheid voor altijd.

~

Voor het laatste deel van de filmserie is beloofd dat er een grote strijd zal plaatsvinden tussen twee verschillende vampierfamilies, maar de film draait vooral om de relatieproblemen van hoofdrolspelers Pattinson en Steward. Breaking Dawn – Part 2 begint bij het nieuwe leven van Bella. Ze opent haar ogen voor het eerst als vampier en als vrouw van Edward. Bella’s transformatie is nu compleet en zij kan eindelijk genieten van haar nieuwe familie, inclusief haar dochter Renesmee. Dit kind is de grote spil waar het drama van de film om draait en die de fans al maanden bezig houdt. Voor het eerst krijgen ze haar in volle wasdom te zien.

Onsamenhangende romantiek
Ondanks alle romantische kuising is deze Disney-esque versie van de vampiermythe niet geheel zonder taboes. Jacob is de beschermer van Renesmee, die ongeveer 150 jaar later toch ook in jeugdige schoonheid is blijven hangen. Als Renesmee na een verkorte jeugd eveneens voor eeuwig mooi opdroogt, ontstaat een liefde. Deze liefde, ondanks de ver uit elkaar liggende leeftijd, komt slechts als voetnoot terug in de film. Hollywood heeft hier niet het lef van de schrijfster, die het thema in haar boek verder uitwerkt.

Dit gebrek aan risico valt ook de rest van de film te bespeuren. Toch zal het de hardnekkige crooners tegenvallen dat er in dit deel minder aandacht is voor romantiek. Wanneer dit wel geadresseerd wordt, komt de liefde op klanken van mierzoete muziek op onsamenhangende manier in beeld. Zeker het begin en einde van de film zijn onderhevig aan het gebrek aan goede storytelling. De scriptschrijvers lijken erg te hechten aan de chronologie van het boek, maar laten alle details weg.

Een moeilijk afscheid

~

Met de driehoeksverhouding al opgelost in Breaking Dawn – Part 1, moet het vervolg het van een andere kracht hebben: in plaats van de liefde staat het Twilight-slot in het teken van actie. Het plot dat ontstaat uit de voorbereiding van de ultieme strijd is veruit het sterkste van de film. Het laat echter wel even op zich wachten. Deel 2 schiet daarmee ook voorbij aan de doelgroep, omdat de testosteronstrijd tussen Edward en Jacob vrijwel geheel is verdwenen: de sleutel tot het megasucces is achterwege gelaten. Na dit laatste deel moet de strijdbijl tussen team Jacob vs. team Edward begraven worden.

Iedereen die de Twilight-hype heeft gemist, kan het tweede deel van Breaking Dawn links laten liggen. De film weet zich op eigen kracht niet hoog te houden en is vrijwel onbegrijpelijk voor degenen die de vorige delen gemist hebben of de boeken niet hebben gelezen. Voor de fans is het een moeilijk afscheid dat eigenlijk alleen de moeite waard is vanwege de onvoorziene plotwending die de film toch nog een impuls geeft.

Boeken / Fictie

Wreedheden verstrengeld

recensie: Conny Braam - Sjaco

Conny Braam is jarenlang actief geweest als anti-apartheidsactiviste. Haar eerste twee boeken gaan daarover. De boeken die ze daarna schreef hebben een heel andere inslag: historische romans, gebaseerd op de waargebeurde feiten. Zo ook Sjaco, een boek over gerechtigheid.

In een stervenskoude januarinacht in 1716 wordt in Diemermeer een brutale inbraak gepleegd. De bewoners worden mishandeld en er wordt een fortuin gestolen. Aangezien een substantieel deel van de bewoners van de Herengracht een buiten heeft in de Diemermeer moet er snel en hard worden opgetreden. De Amsterdamse hoofdofficier Ferdinand van Collen is terughoudend in het erkennen van de urgentie van de zaak, maar zegt wel toe eraan te gaan werken.

Relaties, en wat ze teweegbrengen

Toevallig is op het moment dat Van Collen het bericht over de inbraak ontvangt zijn achterneef, Tobias van Thuynhuizen, op bezoek. Om indruk te maken op zijn buurvrouw vertelt die haar over de inbraak. En geïnteresseerd is deze buurvrouw, weduwe Kruytberg-Hop. Zo geïnteresseerd zelfs dat ze Van Thuynhuizen zo ver krijgt om aan Van Collen aan te bieden op te treden als kroniekschrijver: hij zal, als een soort secretaris, uitgebreid verslag doen van het onderzoek en de verhoren in de zaak – ter meerdere eer en glorie van de hoofdofficier uiteraard.

In de hoedanigheid van kroniekschrijver krijgt Tobias toegang tot de verhoren van de inmiddels opgepakte bendeleider Jacob Ferdinand Muller – Sjaco – en zijn bijvrouw Greet. Sjaco wordt gepresenteerd als de leider van een meedogenloze dievenbende, maar weigert te bekennen. Met die weigering begint een zoektocht naar gerechtigheid – door zowel Van Collen als Sjaco en de zijnen – die twee en een half jaar zal duren.

Voor de eeuwigheid

Het is Braam gelukt om de toon en stijl van de tijd te pakken te krijgen. De sfeer van het Nederland uit het begin van de achttiende eeuw is voelbaar aanwezig in het boek. Dat is een prestatie op zich, maar maakt ook dat het wellicht wat lastig tot leven komt. Het lezen vergt inspanning, maar is die wel waard. Sjaco is geen vluchtig boek, maar een historiografie van het Nederlands rechtssysteem.

In het achttiende-eeuwse Nederland waren martelingen toegestaan om een bekentenis los te krijgen. Sjaco wordt (meermaals) aan tortuur onderworpen met dat doel, maar houdt zijn mond. Het krijgen van een bekentenis was dan weer van belang om een rechtszaak uit te sluiten – behandeling door de rechtbank was voorbehouden aan gewichtige zaken. Als een notabele (met geld om een advocaat te betalen) uit de stad beschuldigd werd bijvoorbeeld, niet voor gewone criminelen. Tijdens de door Sjaco afgedwongen rechtsgang, met hulp van een door Van Collen te betalen advocaat, werd het nut van martelen in twijfel getrokken – tegengesproken zelfs.

Op de achtergrond
Het verhaal van Sjaco is ook een kapstok voor andere verhalen: over de moeizame relatie die Tobias heeft met zijn oom en zijn onderdrukte liefde voor zijn buurvrouw. Over de toestand van de stad Amsterdam rond 1717 en de ontberingen die de armen er moesten doorstaan. En ook de handel en wandel van de West-Indische Compagnie komt langs. De weduwe Kruytberg voelt zich persoonlijk betrokken bij Aphra Brens Oroonoko – een waargebeurd verhaal uit 1688 over slavernij en de wreedheden daarvan in Suriname – en pluist de boekhouding van wijlen haar man uit om tot schokkende ontdekkingen te komen. En ondertussen zet ze zich, samen met Tobias, in ter verdediging van Sjaco. Dan zit er tussen al die bezigheden door ook nog eens een liefdesverhaal verstopt dat maar op een paar momenten het voetlicht eist, maar voortdurend aanwezig is.

Zo wordt een groot grijs gebied van de Nederlandse geschiedenis behandeld in Sjaco, een gebied waar Nederland niet trots op hoeft te zijn. De ontoegankelijkheid van de rechtspraak, onderdrukking van de armen, corruptie bij de rijken en de slavenhandel. Ook beïnvloeding van de rechtsgang wordt besproken en de ongelijkheid van de Nederlandse samenleving aan het begin van de achttiende eeuw. Mede door die waarschuwingen tegen klassenjustitie en machtsmisbruik wordt Sjaco niet zozeer het verhaal van een crimineel die een volksheld werd door niets anders dan te zwijgen, maar veel meer een verhaal van hoogmoed en de val die daaraan gekoppeld is.

Boeken / Achtergrond
special: Interview met Alejandro Zambra

Een lift die komt en gaat

Alejandro Zambra (1975) is de rising star van de Zuid-Amerikaanse letteren. Een interview over film, schrijven en het onvoltooide verleden van Chili.

Alejandro Zambra. Foto (c) Alexandra Edwards

Alejandro Zambra. Foto (c) Alexandra Edwards

Hij is al bijna een week in Nederland. Overdag heeft hij verplichtingen, ’s nachts kan hij niet slapen. Dan woelt hij zich wakker, staat op en wandelt over de nooit verlaten grachten. Hij houdt van de koude wind die hij tijdens die nachtelijke wandelingen op zijn wangen voelt. De wind maakt dat hij zich gezond voelt, ondanks de slapeloosheid. In het drukke café van De Balie lijkt hij zich niet op zijn gemak te voelen. Geflankeerd door zijn twee uitgevers (van de kleine Uitgeverij Karaat) drentelt hij onhandig heen en weer tussen het lunchende publiek, alsof hij een opdracht heeft die hij niet durft uit te voeren. In zijn hand heeft hij de briefwisseling tussen Paul Auster en John Coetzee, in het Nederlands, de taal die voor hem klinkt als koeterwaals. Later, op een rustiger plek, mompelt hij, het hoofd verscholen achter een menukaart: ‘Ik hou van Cees Nooteboom.’Bij de publicatie van Zambra’s debuutroman Bonsai, nu zes jaar geleden, buitelden de critici in adoratie over elkaar heen. Dit was de kant die de Chileense literatuur op moest. Een waterscheiding.Briljant.Het waren de jaren van Roberto Bolaño, Zambra’s landgenoot die het magisch-realisme een nieuw, woest karakter gaf in omvangrijke romans die na zijn plotse dood in 2003 uitgroeiden tot een cultoeuvre. Bonsai sloeg een totaal andere weg in: een dunne novelle, een verstild liefdesverhaal, als een schilderij. Een roman die bovendien ook het schrijven zélf thematiseert. Die thematiek zou in Zambra’s latere werk nog vaker een opvallende rol spelen. ‘Dat is wel een doel, om de act of writing in mijn verhalen te representeren. Waarom? Ik weet het niet. Het interesseert me, thats all.’Een dag na het interview zal hij bij het Utrechtse Cervantes-instituut een lezing geven. Zal de act of writing in die lezing ook aan de orde komen?’Nee. Die lezing heet “Laten we het maar niet over de roman hebben”. Het is een soort bekentenis. Ik vertel dat ik opgegroeid ben met poëzie, niet met romans. Dat beroemde Zuid-Amerikaanse magisch-realisme ontdekte ik pas later.’Alejandro Zambra werd geboren in Santiago in de tijd dat in Chili Augusto Pinochet aan de macht was. De jonge Zambra groeide op in een wereld waarin boeken werden verboden, waarin onrecht en willekeur de dagelijkse praktijk vormden en waarin angst de lakens uitdeelde. Ook nadat Pinochet was afgetreden. ‘Ik ben een product van die maatschappij. Voor een Chileen van mijn leeftijd is dictatuur niet iets uit het verleden. Ook in de jaren negentig, de jaren ná Pinochet, waren alle dictatoriale machinaties nog gewoon werkzaam. Chili is een land waar de geur van dictatuur nog altijd door de straten zweeft. In Providenza (een van de grootste wijken van Santiago, waar ook Manieren om naar huis terug te keren zich afspeelt) vervulde een kolonel uit Pinochets regime, een regime dat zich schuldig maakte aan schending van mensenrechten, de afgelopen vijftien jaar een belangrijke rol in het bestuur. Afgelopen zondag, tijdens de gemeenteverkiezingen, is hij voor het eerst niet herkozen.’Hoe komt het dat Chili er zo veel moeite mee lijkt te hebben de bladzijden van het verleden om te slaan?’Chili is een conservatief land. Tegelijk heeft Pinochets macht ook erg lang doorgewerkt, tot ver na zijn aftreden. Hij bleef destijds wel gewoon senator en baas van het leger. In de jaren negentig betekende je openlijk verzetten tegen de machthebbers dat je werd doodgeschoten. Voor de buitenwereld was Chili misschien het beste jongetje van de klas, economische groei, vooruitstrevend en wat niet al. Maar ondertussen … Ondertussen regeerde de angst voor het verleden dat maar niet wilde verdwijnen, voor de moordenaars die ongestraft waren gebleven, voor het leger dat demonstraties de kop in drukte. Nee, het léék niet eens op een democratie.’Je schrijft in Manieren om naar huis terug te keren eigenlijk pas voor het eerst over die angstcultuur.

Alejandro Zambra. Foto (c) Alexandra Edwards

Alejandro Zambra. Foto (c) Alexandra Edwards

Hij is al bijna een week in Nederland. Overdag heeft hij verplichtingen, ’s nachts kan hij niet slapen. Dan woelt hij zich wakker, staat op en wandelt over de nooit verlaten grachten. Hij houdt van de koude wind die hij tijdens die nachtelijke wandelingen op zijn wangen voelt. De wind maakt dat hij zich gezond voelt, ondanks de slapeloosheid. In het drukke café van De Balie lijkt hij zich niet op zijn gemak te voelen. Geflankeerd door zijn twee uitgevers (van de kleine Uitgeverij Karaat) drentelt hij onhandig heen en weer tussen het lunchende publiek, alsof hij een opdracht heeft die hij niet durft uit te voeren. In zijn hand heeft hij de briefwisseling tussen Paul Auster en John Coetzee, in het Nederlands, de taal die voor hem klinkt als koeterwaals. Later, op een rustiger plek, mompelt hij, het hoofd verscholen achter een menukaart: ‘Ik hou van Cees Nooteboom.’

Bij de publicatie van Zambra’s debuutroman Bonsai, nu zes jaar geleden, buitelden de critici in adoratie over elkaar heen. Dit was de kant die de Chileense literatuur op moest. Een waterscheiding.Briljant.

Het waren de jaren van Roberto Bolaño, Zambra’s landgenoot die het magisch-realisme een nieuw, woest karakter gaf in omvangrijke romans die na zijn plotse dood in 2003 uitgroeiden tot een cultoeuvre. Bonsai sloeg een totaal andere weg in: een dunne novelle, een verstild liefdesverhaal, als een schilderij. Een roman die bovendien ook het schrijven zélf thematiseert. Die thematiek zou in Zambra’s latere werk nog vaker een opvallende rol spelen. ‘Dat is wel een doel, om de act of writing in mijn verhalen te representeren. Waarom? Ik weet het niet. Het interesseert me, thats all.’

Een dag na het interview zal hij bij het Utrechtse Cervantes-instituut een lezing geven. Zal de act of writing in die lezing ook aan de orde komen?
‘Nee. Die lezing heet “Laten we het maar niet over de roman hebben”. Het is een soort bekentenis. Ik vertel dat ik opgegroeid ben met poëzie, niet met romans. Dat beroemde Zuid-Amerikaanse magisch-realisme ontdekte ik pas later.’

Alejandro Zambra werd geboren in Santiago in de tijd dat in Chili Augusto Pinochet aan de macht was. De jonge Zambra groeide op in een wereld waarin boeken werden verboden, waarin onrecht en willekeur de dagelijkse praktijk vormden en waarin angst de lakens uitdeelde. Ook nadat Pinochet was afgetreden. ‘Ik ben een product van die maatschappij. Voor een Chileen van mijn leeftijd is dictatuur niet iets uit het verleden. Ook in de jaren negentig, de jaren ná Pinochet, waren alle dictatoriale machinaties nog gewoon werkzaam. Chili is een land waar de geur van dictatuur nog altijd door de straten zweeft. In Providenza (een van de grootste wijken van Santiago, waar ook Manieren om naar huis terug te keren zich afspeelt) vervulde een kolonel uit Pinochets regime, een regime dat zich schuldig maakte aan schending van mensenrechten, de afgelopen vijftien jaar een belangrijke rol in het bestuur. Afgelopen zondag, tijdens de gemeenteverkiezingen, is hij voor het eerst niet herkozen.’

Hoe komt het dat Chili er zo veel moeite mee lijkt te hebben de bladzijden van het verleden om te slaan?
‘Chili is een conservatief land. Tegelijk heeft Pinochets macht ook erg lang doorgewerkt, tot ver na zijn aftreden. Hij bleef destijds wel gewoon senator en baas van het leger. In de jaren negentig betekende je openlijk verzetten tegen de machthebbers dat je werd doodgeschoten. Voor de buitenwereld was Chili misschien het beste jongetje van de klas, economische groei, vooruitstrevend en wat niet al. Maar ondertussen … Ondertussen regeerde de angst voor het verleden dat maar niet wilde verdwijnen, voor de moordenaars die ongestraft waren gebleven, voor het leger dat demonstraties de kop in drukte. Nee, het léék niet eens op een democratie.’

Je schrijft in Manieren om naar huis terug te keren eigenlijk pas voor het eerst over die angstcultuur.
‘Voor het eerst expliciet, maar het is altijd wel ergens in mijn werk aanwezig geweest, in Bonsai al. De melancholie over dat wat voorbij gaat – of juist niet – heeft te maken met het onvoltooide verleden van mijn land.’

Heb je nu het gevoel dat je alles kunt schrijven?
‘Ja! Ik zou nu kunnen schrijven dat Pinochet gek was op sucking dicks. In de jaren negentig was dat gevaarlijk geweest. In die tijd kon je al opgepakt worden omdat je lang haar had.’

In Manieren om naar huis terug te keren, Zambra’s nieuwste roman (de derde in vertaling bij Karaat), vertelt hij het verhaal van twee families met ieder hun eigen reactie op de onderdrukking van Pinochet. De familie van de verteller laat alle misstanden gelaten langs zich afglijden, die van zijn buurmeisje Claudia verzet zich. Als de twee elkaar jaren later weer tegen komen, blijkt dat je je ouders wel kunt verlaten, maar dat je zo nooit helemaal achter je kunt laten:

Ouders verlaten hun kinderen. Kinderen verlaten hun ouders. Ouders beschermen hun kinderen of stellen ze bloot aan gevaar, maar sowieso zullen ze altijd blootstellen. Kinderen blijven of vertrekken, maar sowieso zullen ze altijd vertrekken. En alles is onrechtvaardig, vooral het geluid van de zinnen, omdat we van de taal houden, omdat hij ons verwart, omdat we diep vanbinnen liever zouden zingen of een melodie zouden willen fluiten, in de zijlijn van de gebeurtenissen een melodie fluiten. (Uit: Manieren om naar huis terug te keren)

Manieren om naar huis terug te keren is een boek over heel veel belangrijke thema’s, ik heb daar wel ideeën over, maar de opinie laat ik graag aan de lezer. Ik heb altijd geweten dat ik ooit over een jeugd zou schrijven, en dat áls ik dat zou doen, dat het dan over opgroeien in een dictatuur zou gaan. Mijn belangrijkste beslissing was echter dat ik per se in de eerste persoon wilde schrijven. Die stem, die toon wilde ik per se ontdekken. Ik schrijf om nieuwe dingen te ontdekken.’

Weet je van tevoren altijd wat je hoopt te gaan ontdekken?
‘Nee, het is ook niet zo weird als het klinkt, denk ik. Ik schrijf gewoon nooit een boek omdat ik een boek moet schrijven. De enige reden om een roman te schrijven, voor mij, is omdat ik ergens achter wil komen. Dat kan dan nog alles zijn. Mijn enige uitgangspunt is dat ik graag simpel schrijf over iets heel complex.’

Zoals liefde?
‘Bijvoorbeeld. Liefdesrelaties spelen in mijn werk een belangrijke rol, ja.’

Is het noodzakelijk om je tactiek steeds aan te passen wanneer je nieuwe dingen wilt ontdekken?
‘Voor mij wel. Ezra Pound zei ooit: “Ik heb een paar don’ts.” Die heb ik ook. Sommige dingen mógen gewoon niet, van mezelf. Bepaalde woorden gebruik ik bijvoorbeeld nooit. Gewoon, omdat ze me niet aanstaan. Wat ik wel altijd probeer te doen, is om meteen aan het begin van mijn romans duidelijk te maken dat het niet zal draaien om een plot, of om een actie. Dan weet de lezer maar waar-ie aan toe is. Mijn romans draaien om een zoektocht.’

Nog andere donts?
‘De traditionele dialoog, daar heb ik een afkeer van.’ (Pakt zijn colaflesje en begint te schenken.) ‘Lets go somewhere else,‘ he said. Its too noisy here. And he put the bottle back on the table. Dat, dat kán ik niet. Waarom? Geen idee. Ik voel me er niet comfortabel bij. Een roman gaat voor mij niet om dialoog.’

Je zegt dat je steeds nieuwe dingen onderzoekt in je romans. Toch lijken met name je eerste twee romans veel op elkaar. Met Manieren om naar huis terug te keren lijkt er veel tegelijk veranderd: andere vertelinstantie, andere toon, politieke lading.
‘Met ieder boek verandert er iets in mijn schrijven. Vooral kleine dingen, dingen die voor mij heel belangrijk zijn maar die de lezer misschien niet zullen opvallen. Soms vallen ze me zelf pas veel later op. Toen mijn debuut verfilmd werd, leerde ik veel over mijn werk. In eerste instantie wilde ik de filmrechten helemaal niet verkopen. Toch kwam er op een dag een regisseur naar me toe, een jongen van wie ik nog nooit gehoord had. Hij vroeg me om Bonsai te mogen verfilmen.

Ik zei nee, maar hij hield maar vol en vroeg me om in elk geval naar zijn eerste film te kijken, een film die op dat moment nog niet eens uit was. Ik was onmiddellijk verliefd op die film en ik gaf hem toestemming om een script te schrijven. Iedere vrijdag kwam hij bij mij, om over de roman te praten en over het script. Er bleef in het uiteindelijke script niets van de roman over, hij liet er geen spaan van heel. Maar tijdens dat proces leerde ik hoe je een roman kunt laten gaan, hoe je hem voorgoed uit handen kunt geven. En ik leerde hoe film je bij het schrijven kan helpen.’

Hoe dan?
‘Ik gebruik tegenwoordig zelf een camera. Film tien minuten materiaal, kijk dat terug en schrijf daar dan over. Ken je Emily Richardson? Zij is een Britse videokunstenares die ik een paar maanden geleden heb ontdekt en door wie ik nu erg word geïnspireerd. Zij filmt bijvoorbeeld een lift. Úrenlang. Dat monteert ze tot een film van veertig minuten, een film waarin je alleen maar een lift ziet, een lift die komt en gaat.’

Waar zit het verhaal in zo’n film?
‘Er is geen verhaal! Dat is nu juist het mooie. Het is een soort visuele poëzie. Richardson ontmantelt de dagelijkse routines, ze maakt het alledaagse uitzonderlijk. Dat wil ik ook. Alleen, ik zal het met literatuur moeten doen, literatuur is mijn vorm en voor mij ook met afstand de meeste interessante. Er zijn wel meer kunstenaars in andere disciplines die ik bewonder, maar de literatuur staat voor mij altijd nog een treetje hoger.’

Zambra zucht. Het moeizame tasten in zijn Engelse woordenschat, het steeds net niet kunnen uitdrukken wat je zeggen wil, heeft hem uitgeput. ‘Laten we even pauzeren.’ Hij bestelt een clubsandwich en zakt diep in zijn troonachtige stoel. We zwijgen. Zambra wisselt wat woorden met zijn uitgever. In het Spaans, de taal waarin hij thuis is. De sandwich is nog niet op als hij het gesprek weer hervat, alsof er niets gebeurd is.

‘Ik schrijf nu vooral korte verhalen. Daarnaast ben ik bezig met een boek over computers. Non-fictie. Ik haat computers, schrijf liever met de hand. Mijn ouders zaten in de computers, eigenlijk zit mijn hele familie in de computers. Behalve ik. Tja.’

Wat is er mis met computers?
‘Nooit eerder in de geschiedenis van de wereld was het eenvoudiger om zinnen te vernietigen. Eén druk op de knop en alles is weg, dat jaagt me angst aan. Iedereen schrijft de hele dag, maar niemand lijkt het geschrevene nog te willen beschermen.’

Bewijst die achteloosheid van het vernietigen ook de broosheid van hetgeen je schrijft?
‘Ongetwijfeld. Een boek is een bijzonder ding. Wanneer ik voor het eerst een nieuwe roman in handen heb, word ik altijd door ambivalente gevoelens bevangen. Enerzijds ben ik blij dat ik iets nieuws heb ontdekt, een onbekend terrein heb betreden. Tegelijk ben ik droevig over het feit dat het af is, dat het nooit meer beter zal worden dan het op dat moment is.’

Je hebt het publiceren van een boek ooit vergeleken met kinderen die uit huis gaan.
‘Wanneer je een boek publiceert, is dat wat je gemaakt hebt niet langer van jou, maar iets wat je moet laten gaan. Het is van iedereen. Tegelijk schrijf ik ook veel dingen louter voor eigen gebruik. Dagboeken, poëzie, stukjes, verhalen. Niemand mag die lezen, zelfs vriendinnetjes niet. Wanneer ik zou weten dat ik snel zou sterven, zou ik nu onmiddellijk het vliegtuig naar huis nemen en alles verbranden. Die kinderen blijven altijd thuis wonen, ja.’

Muziek / Album

The Beethoven Journey

recensie: Leif Ove Andsnes, Mahler Chamber Orchestra - The Beethoven Journey: Piano Concertos 1 & 3

.

Met een maximum aan expressiviteit en een doorzichtige klank voert de Noorse pianist Leif Ove Andsnes  de luisteraar binnen in een weergaloze interpretatie van de pianoconcerten 1 en 3 van Ludwig van Beethoven.

Het afstoffen en oppoetsen van ijzeren repertoire is een geliefde bezigheid van veel musici. Sinds de opkomst van de authentieke muziekpraktijk  is door Harnoncourt en zijn navolgers een traditie in het leven geroepen. Naast de precieze bestudering van oorspronkelijke partituren werden historische instrumenten uit de kast gehaald of opnieuw gefabriceerd. Alles om het werk te laten horen ‘zoals de componist het bedoeld heeft’ – als het mogelijk is om daar ooit achter te komen.

~

Pianist en dirigent Leif Ove Andsnes hoorde tijdens een concertreis in Brazilië in de lift van zijn hotel een week lang onophoudelijk fragmenten uit Beethovens 1e en 2e pianoconcert. Dit muzikaal behang, bedoeld als klank-mantra, fascineerde hem dusdanig dat hij zich opnieuw verdiepte in wat hij beschouwt als de humanistische boodschap van Beethovens muziek. Andsnes probeerde te doorgronden hoe de in totaal vijf pianoconcerten uitgevoerd dienen te worden. Hij ziet zijn project als een reis en volgt een route die de idealistische en spirituele dimensie bij Ludwig van Beethoven benadrukt in plaats van het muziekhistorisch onderzoek. De vijf concerten vormen de uitdrukking van een Waarheid die de wereld kan veranderen.

Transcendentie
Een dergelijke opvatting omzetten in een uitvoering lijkt op het eerste gezicht veel te pretentieus. Maar met de  op moderne instrumenten gespeelde, heldere en expressieve interpretatie maakt Andsnes dit geloof in de kracht van muziek op een wonderlijke manier waar. Vooral in het 3
e pianoconcert, dat geschreven is in de middenperiode en een schakelfunctie heeft tussen het vroege werk en de ‘late Beethoven’. Waar het 1e nog in de traditie van Haydn en Mozart staat – de klassieke Weense school – wijst het 3e al vooruit naar de klankwereld van de laatste sonates en strijkkwartetten. Vooral in de door Beethoven zelf geschreven cadensen weet Andsnes precies die raadselachtige, naar transcendentie neigende sfeer op te roepen. De sfeer van het volstrekt ‘andere’, van de mens die tegelijk verstild raakt en zich overgeeft aan pure vrolijkheid, zoals in het Rondo van het slotdeel.

Zowel de pianist als het door hemzelf gedirigeerde Mahler Chamber Orchestra slagen erin langs de lijnen van felle contrasten en bijna volmaakte fraseringen de eenheid te scheppen die de lange adem van een klassiek pianoconcert nodig heeft. Voor wie deze muziek (opnieuw) wil ontdekken is deze eerste uitgave, die hopelijk snel gevolgd wordt door opnames van de drie andere pianoconcerten, een absolute aanrader

Theater / Voorstelling

Stuiteren en rake klappen incasseren

recensie: Club Guy & Roni - Pinball and Grace

Ze heeft liefdesverdriet en stapt op een stapel kratten. Voetje voor voetje stijgt ze steeds hoger boven het toneel. Ze spreekt over wat ze wil, wat ze mist. Haar stem slaat over. Op het hoogste punt klinkt ze haast hysterisch. Het meisje mist haar lief en is de wanhoop nabij. In Pinball and Grace spelen gelach, een huilbui of regelrechte razernij. Allemaal middenin een flipperkast.

Chaos op het toneel. Op de stellage houden een man en vrouw een gesprek. Onhoorbaar door de muziek, maar ze gebaren en hun lippen bewegen. Ze geven de telefoon door, schreeuwen. In een andere hoek grijpen twee mannen een ander vast. Maar voorop het toneel ligt de focus. Daar wordt gedanst. Rauwe dans, zoals Club Guy and Roni dat zo goed kan. Dans die grijpt en niet meer los wil laten. Het zijn sprekende beelden en steeds weer die onverwachte wending. Soms is het komisch, soms bloedserieus. Bij Guy and Roni is de dans niet te vertrouwen.

Balletjes in een flipperkast
Pinball and Grace is een samenwerking tussen dansgezelschap Club Guy and Roni en Slagwerkgroep Den Haag. Terwijl acht dansers het toneel beheersen, staan de zes muzikanten achter hen opgesteld. Ze slaan op balken en voorzien de voorstelling van een hartslag. Al snel blijkt hoeveel mogelijk is op de maat van een paar balken. De dansers bewegen soms traag in samenspel, om vervolgens tegen elkaar te stuiteren en flink uit te halen. De flipperkast vormt het middelpunt. De dansers zijn als het balletje dat wordt weggeschoten en onberekenbare toeren uithaalt. Ze botsen en tollen om elkaar heen te midden van een schreeuwerig decor. De bewegingen zijn strak en vlijmscherp.

De voorstelling lijkt te bestaan uit momenten. Het zijn scènes die sterk verschillen in stijl en emotie. Momenten die de toeschouwer ademloos achterlaten, wanneer een gebroken meisje haar hart lucht. Of beelden waarbij kijken bijna pijn doet. Zoals het moment waarop een man ruw wordt ontkleed en op de grond gedwongen. Het is een verwarrende strijd tussen emoties: van schaterlach tot wegslikken.

Verdrinken in verbazing
De komische momenten geven de dansvoorstelling een verslavende luchtigheid. Club Guy and Roni balanceert op de grens tussen beklemmende waarheid en betekenisloosheid. Maar nooit raakt het stuk te ver van de rood draad weg, waardoor het zijn inhoud zou verliezen. De ruwheid van dansen, de poëtische monologen en schrijnende beelden vormen een voorstelling die het publiek blijft verbazen. Het is kijken en incasseren. Het bewegen en geluid aanschouwen, erin verdrinken en nog net boven komen. Dat is waar Club Guy and Roni op drijft en wat ook Pinball and Grace zo ontzettend sterk maakt. Het is díe slepende verbazing, waardoor de dans blijft boeien.

In binnenkomen en afsluiten zijn Guy Weizman en Roni Haver meesters. Het stuk begint én eindigt met een koortje. De slagwerkers stappen achter hun slagwerk vandaan en zingen. Ze kijken strak de zaal in of doen grijnzend een sprongetje. Gelach klinkt door de Groningse Stadschouwburg en een man begint enthousiast mee te klappen met de bekende melodie. De (voor velen) onbekende woorden vullen de theaterzaal. Dit is de ontlading na een aangrijpende scene. Weer die beruchte balans tussen luchtig en rauw, waarheid en onzin. De brok in de keel kan nog net worden weg geslikt. Typisch Guy and Roni: scherp tot de laatste snik.

Pinball and Grace staat nog tot en met 13 januari 2010 in theaters door heel Nederland en daarna nog op verschillende locaties in Duitsland.