Film / Achtergrond
special: The Patience Stone (Syngué Sabour)

De perfecte praatpaal

.

Hij kan luisteren, maar kan niet praten. In de Afghaanse film The Patience Stone (Syngué Sabour) wordt een man (Hamid Djavadan) door een kogel in zijn nek geraakt, waardoor hij verandert in een gevangene van zijn eigen lichaam.

~

Zijn vrouw (Golshifteh Farahani) weigert van zijn zijde te wijken, ook als blijkt dat hun woonplaats steeds onveiliger wordt en huizen constant geplunderd worden. En dan ontdekt ze een lichtpuntje: eindelijk kan ze haar verhaal kwijt aan de man die nooit wilde luisteren. Ze maakt van de situatie gebruik door haar levensverhaal uit de doeken te doen, ook al weet ze zelf niet zo goed waarom. Ondertussen probeert ze zichzelf, haar man en haar twee dochters in leven te houden terwijl de bommen en kogels de orde van de dag lijken.

Regisseur Atiq Rahimi, die ook het gelijknamige boek schreef, heeft er een hele kluif aan om de kijker geboeid te houden. Het verhaal draait voornamelijk om de vrouw die eindelijk haar ei bij haar man kwijt kan, waardoor een groot deel van de film uit praten bestaat. The Patience Stone moet het daarom vooral hebben van de acteerkwaliteiten van Farahani. Ze verzuimt niet; haar portrettering van de gekwelde vrouw is erg goed.

Gemiste kans?

Toch ontbreekt het in de film aan een zekere spanning. Rahimi schetst het beeld van een verscheurd Afghanistan, waar oorlog en armoede de dienst uitmaken, maar heeft ervoor gekozen om het verhaal klein te houden: het draait om de vrouw en haar leven. Daardoor ziet de kijker niet veel meer dan haar woning, een schuilkelder en de woning van haar tante. Een gemiste kans, want wat deed de vrouw om aan voedsel te komen? Hoe verzorgde ze haar kinderen?

Een interessante maar ook minimalistische film, door de lange monologen en het vrijwel ontbreken van ondersteunende beelden. Tegelijk is dit de kracht: The Patience Stone beeldt de mens in oorlogstijden uit zonder te willen leunen op dramatische beelden van een slagveld. 

The Patience Stone: distributeur Twin Pics

Boeken / Strip

Kleine beetjes

recensie: Rene Windig & Eddie De Jong - Niks mis met de koning, Niks mis met vakantie, Niks mis met drinken

.

.

Ter ere van de inhuldiging van koning Willem-Alexander is er een klein boekje van Heinz uitgekomen. In zwart-wit in plaats van kleur en op ongebleekt papier zijn honderd Heinz-stripjes verzameld met als rode draad het koningschap. Heinz viert Koninginnedag, hij wordt tot koning verkozen en maakt kennis met andere koningen, om maar wat te noemen.

Heinz, een creatie van René Windig en Eddie De Jong, is al jarenlang terug te vinden in de krant. Velen zullen hem kennen van de dagelijkse stripjes in Metro of een van de vele andere dagbladen waar hij, met tussenpozen, sinds 1987 zijn opwachting in maakt. In Niks mis met… is een selectie van die krantenstrips gebundeld.

Een hoop Heinz
Sinds 1988 worden de krantenstrips in boekvorm uitgegeven. Er zijn al 24 albums mee gevuld, die zelf ook weer gebundeld zijn in de serie Heinz van H tot Z. Daarnaast is er Heinz, the graphic novel, een 144 bladzijden dik album dat gebaseerd is op het script van de nooit voltooide film Heinz, the movie. Niet te weinig Heinz beschikbaar dus, maar Niks mis met… onderscheid zich door de opzet van de reeks. De krantenstrips zijn namelijk thematisch geordend. Niks mis met de koning is de zesde van tot nog toe acht boekjes, deel zeven en acht hebben ‘vakantie’ en ‘drinken’ als bindende factor – kinderen, golfen, klussen, koken en voetbal kwamen eerder aan de beurt. De lotgevallen (en mening) van Heinz als hij ergens mee bezig is, eigenlijk. Geen doorlopend verhaal, maar losse stripjes van (meestal) drie plaatjes, hoewel er af en toe een paar pagina’s nodig zijn om het verhaaltje te vertellen.

Typisch
Wanneer je Heinz niet dagelijks in de krant opzoekt, kan het gebeuren dat je midden in een opmaat naar een grap terechtkomt. Pas in de volgende aflevering komt de clou, zodat er in de strip van vandaag niet al te veel te lachen valt. Of het kan gebeuren dat er wordt doorgegaan op een voorgaande grap. Leuk, maar je weet dat je iets mist.

Het is niet dat zoiets dagelijks gebeurt in Heinz, maar het stripje is wat dat betreft enig in zijn soort. Het verlangt van de lezer dat die blijft opletten en iedere dag zijn oog erop laat vallen. Hier bieden de Niks mis met…-bundeltjes een uitkomst. Wat bij elkaar hoort staat bij elkaar en alles wat je moet weten is gewoon op te zoeken. Daarnaast zijn Windig en De Jong meesters in gortdroge en veel te flauwe humor. Heinz bekijkt een boekenkast: ‘Niks zelf doen’, ‘Zelf geen kostuums maken’, ‘Niks doen in en om het huis’, ‘Nooit meer slapen’… Dat soort dingen.

Elk voordeel…
De reeks is wel consistent van kwaliteit – geen van de delen komt boven de ander uit, maar ze doen evenmin voor elkaar onder. Alle drie zijn ze een goede verzameling van Heinz-stripjes. Maar hoe leuk Heinz ook kan zijn, vanwege de droogheid, flauwe woordspelingen of absurde wendingen heeft Niks mis met… wel een probleem. Het kleine formaat en de papierkeuze zorgen ervoor dat het allemaal wat minder om het lijf heeft. Het worden een soort wegwerpboekjes. Hoewel ieder deel 100 strips bevat, komt het als minder over. Hoewel dat op zich geen probleem hoeft te zijn, wordt de prijs van de boekjes dan eigenlijk wel een drempel.

De opzet van de stripjes, als ‘grapje voor de dag’, helpt niet mee. Literatuur zou een te groot woord ervoor zijn, en de eeuwigheidswaarde valt ook wel mee. De strips zijn dan ook niet als zodanig bedacht en geschreven. Maar toch, de reeks is een leuk idee, de inhoud goed uitgekozen. Heinz-fans zullen niet teleurgesteld zijn. Maar het leukst zijn de boekjes als je ze van iemand krijgt of cadeau geeft.

Film / Achtergrond
special: Animals

Vage film verliest de weg

Hoe kun je een film genaamd Animals beter beginnen dan met een paar verstilde shots van dieren. Een wasbeer op een parkeerplaats, een uil op een dak, vogels in de lucht. Maar vooral ook Bambi. Herten doen het altijd goed in dergelijke sfeerplaatjes, om de mood van een film direct neer te zetten.

Verder spelen dieren een ondergeschikte rol, als we tenminste de speelgoedbeer van hoofdpersoon Pol (Oriol Pla) niet meerekenen. Pol is een zeventienjarige scholier die een rustig maar schijnbaar eenzaam leven leidt. Hij woont bij zijn broer (Javier Beltrán), heeft een vriend genaamd Mark (Dimitri Leonidas) en een vriendin, Laia (Roser Tapias). Geen van hen lijkt echter tot Pol door te dringen.

Vaag om vaag te zijn

~

Er lijkt sowieso erg weinig tot hem door te dringen. De enige met wie hij echt een band heeft is knuffelbeer Deerhoof. Bij zijn beer vindt hij troost en ze maken samen muziek. Pol op gitaar, Deerhoof op de drums. Dat klinkt wat vreemd en dat is het ook. Animals geeft de kijker weinig kans om grip te krijgen op de verhaallijn of de personages. Zo duiken karakters op uit het niets en worden ze nauwelijks uitgewerkt, maar blijken dan opeens wel een belangrijk aandeel in de ontwikkelingen te hebben. 

Pols docent – gespeeld door Martin Freeman (De Hobbit) – lijkt er slechts bijgesleept te zijn om tenminste nog een bekende naam op het affiche te hebben. Toevoegen aan de film doet hij niet. Ook personages Clara en Ikari lijden hieraan. Zo duikt Clara op om indruk te maken op Pol (zonder aanleiding), en verdwijnt weer. Later blijkt zij letterlijk ‘ondergedoken’. Door middel van deze onsamenhangende ontmoetingen ontwikkelen zich de nodige dramatische gebeurtenissen om tenslotte in een, waarschijnlijk emotioneel bedoelde, apotheose te eindigen. En dat einde is ook wellicht ook meteen het enige echte lichtpuntje van de film. Als je de mooie donkere beelden van het landschap verder buiten beschouwing laat.

Speaking Inglés

~

Ook andere keuzes verwarren. Knuffelbeer Deerhoof (vernoemd naar een band) praat met een vreemde elektronische stem. Zo’n automatisch gegenereerde stem die je door een telefonisch menu heen loodst. Dat is niet bevorderlijk voor het oproepen van warme gevoelens bij de kijker voor dit stoffen beertje. Waarom Pol wel zo tot de knuffelbeer wordt aangetrokken, is voor de kijker dan ook een raadsel. En hoewel Pol zelf Spaans spreekt, bezigt Deerhoof de Engelse taal, en ook de rest van de personages spreekt het een of het ander. Uiteraard omdat de Engelse acteurs geen Spaans of Catelaans spreken en de Spaanse acteurs weinig tot geen Engels, maar er wordt geen verhaaltechnische verklaring voor gegeven.

Regisseur Marçal Forés heeft met zijn debuutfilm Animals waarschijnlijk een nieuwe Pan’s Labyrinth willen creëren, maar is ergens zelf de weg kwijt geraakt. Als je als kijker iets meer duiding wilt kun je natuurlijk altijd nog naar de enige extra feature op de DVD kijken: de making of. Maar dan moet je zelf ook tweetalig zijn, want ook hierin wordt zowel Engels als Spaans gesproken. En de ondertiteling werkt in dit extraatje niet. Het zou ook eens mee zitten!

Boeken / Fictie

Menselijke detective met een Afrikaans sausje

recensie: Deon Meyer (vert. Martine Vosmaer & Karina van Santen) - 7 dagen

.

Een Zuid-Afrikaanse politieman wordt neergeschoten. Kort daarvoor heeft de politie een dreigmail ontvangen: ‘Het is vandaag precies veertig dagen geleden dat Hanneke Sloet is vermoord. […] Ik ga elke dag een politieman neerschieten tot jullie de moordenaar arresteren.’ Deze opvolger van 13 uur, de VN Thriller van het jaar 2012, is voor hoofdinspecteur Bennie Griessel weer een race tegen de klok.

Griessel heeft zijn leven in duigen zien vallen: door zijn drankgebruik is zijn vrouw van hem gescheiden en lukte het hem bijna niet meer zijn werk bij de politie in Kaapstad vol te houden. Nu is hij al anderhalf jaar van de drank af en hoewel de fles blijft lonken, heeft hij promotie gemaakt en gaat zijn leven weer de goede kant op. Hij krijgt de leiding in de zoektocht naar de schutter in de zaak-Sloet en bij het oplossen ervan. Maar hij wordt van het kastje naar de muur gestuurd, twijfelt aan de oprechtheid van zijn leidinggevende en is ervan overtuigd dat hij zijn intuïtie kwijt is. Het lijkt nu helemaal mis te gaan.

Als lezer raak je helaas net zo verward als Griessel. De vermoorde advocate Sloet werkte aan een ingewikkelde zakendeal, maar hoe het precies zat, wordt niet echt duidelijk, of is eigenlijk niet interessant genoeg. Het dwingende ritme dat voorganger 13 uur voortstuwt, mist hier grotendeels door de technische en wijdlopige toelichtingen en verklaringen. Het boek is in zeven delen – de zeven dagen – opgedeeld, maar dat brengt duidelijk niet genoeg urgentie in het verhaal als de dertien uur van het vorige boek.

Fok

Toch is 7 dagen de moeite waard. Bennie Griessel is als middelbare, gedesillusioneerde man bijzonder ontwapenend en boeiend. Hij is een beetje verliefd aan het worden op de mooie zangeres Alexa Barnard, die hij bij de zaak uit 13 uur heeft leren kennen, maar hij is bang dat hij niet goed genoeg is voor haar. Hij heeft daarom besloten dat het beter is als hij niet meer scheldt: ‘”Je ziet er…” Griessel wil “fokking” zeggen, maar hij beheerst zich en zoekt wanhopig naar een aanvaardbaar woord.’ Uiteraard lukt dit niet lang: ‘Het leven is altijd fo… verdomd…’ Enige tijd probeert hij fok door faux pas te vervangen, maar deze term heeft natuurlijk bij lange na niet dezelfde kracht of het gewenste effect. Dit gevecht met zichzelf, zijn taalgebruik en zijn drankzucht maakt Griessel een interessant, sympathiek personage. Telkens als het verhaal wat minder boeit, lees je door en hoop je dat het goed afloopt voor de inspecteur en vooral dat hij gaat inzien dat hij niet zo’n loser is als hij zelf denkt.

Uiteindelijk is de plot natuurlijk wel van belang in een thriller en die is in 7 dagen ook wel goed uitgedacht, maar misschien met wat veel detail en zijsporen uitgewerkt. Het is duidelijk dat Deon Meyer, inmiddels een bekende naam in thrillerland, veel onderzoek doet, maar het voert soms te veel de boventoon. Pas helemaal op het eind, als de Kaapse politie de schutter op de hielen zit, wordt het verhaal echt spannend. En dat is jammer, maar niet onoverkomelijk. Griessel en zijn collega’s brengen zo veel kleur in het boek dat dat toch goed kan. Maar bij het volgende boek weer wat meer tikken van de klok, graag.

Film / Films

Gevraagd: 15 miljoen losgeld

recensie: Kapringen

.

Het Deense schip MV Rozen wordt door Somalische piraten gekaapt. De eisen zijn duidelijk: vijftien miljoen kronen voor het schip en de bemanning. In de film, die bijna een documentaire lijkt, staan de twee verschillende culturen lijnrecht tegenover elkaar in hun onderhandelingen.

Films en series van Scandinavische bodem zijn hot. Na de film Jagten en de serie Borgen, stortte de Deense filmmaker Tobias Lindholm zich op de psychologische dramathriller Kapringen (voor Engelstalige kijkers ook wel bekend als A Hijaking). Scheepskok Mikkel Hartmann (Pilou Asbæk) belt schuldbewust zijn vrouw om haar te vertellen dat hij nog twee dagen langer op zee zal blijven, zich er niet van bewust dat Somalische piraten de kust onveilig maken. De bemanning van MV Rozen wordt dan ook gegijzeld door de arme en tot de tandjes bewapende mannen, en kan slechts bevrijd worden uit hun benarde situatie met vijftien miljoen kronen. CEO Peter Ludvigsen (Søren Malling) roept de hulp in van een Amerikaanse specialist om zijn mannen veilig terug naar Kopenhagen te krijgen.

~

Kapringen toont op realistische wijze hoe de twee totaal verschillende culturen maandenlang met elkaar op een schip moeten leven. De piraten blijven degene die de macht hebben, maar desondanks hebben de mannen op zijn tijd raakvlakken. Dit levert scènes op die een glimlach op het gezicht toveren. ‘We probeerden te laten zien hoe complex een dergelijke situatie is, te tonen hoe ver het van een cliché af ligt’, legt Lindholm uit in een interview met de Amerikaanse website Reuters. ‘Niemand is echt de vijand. Iedereen doet zijn best, zelfs de piraten.’

Een boeiende film die de kijker een blik gunt in de wereld van piraterij. Nagelbijtend spannend is het niet, eerder is het een gevoel van onrust en ongemakkelijkheid dat je overvalt. Er zitten geen typische helden in de film zoals je ze in Amerikaanse kaskrakers ziet, maar dit is juist de charme van Kapringen.

Film / Films

De ‘Z’ van Zombie

recensie: World War Z

Een boekverfilming kan je World War Z nauwelijks noemen. Boek en film gaan allebei over zombies, maar meer overeenkomsten zijn er niet. Dat wil echter niet zeggen dat Brad Pitts nieuwe film niet geslaagd is.

World War Z moest dé zomerblockbuster van dit jaar worden, maar de productie kende veel tegenslagen. Dat voedde de geruchtenstroom, en de buitenlandse media dook als een horde hongerige zombies op het miljoenenproject. De film werd aan stukken gescheurd voor hij überhaupt uit was. Het heeft World War Z uiteindelijk geen windeieren gelegd, want in het openingsweekend verdiende de film al een derde van het (aanzienlijk hoger dan begrote) budget terug. ‘There is no such thing as bad publicity.’

Realistisch zombieboek
Er is natuurlijk wel zoiets als een slechte film of een slechte boekverfilming. Dit laatste resulteert vaak in het eerste, maar niet in dit geval. Als boekverfilming is World War Z dramatisch, maar als film – en dat is het tenslotte – werkt het wonderbaarlijk goed.

Aan de basis van de film staat het gelijknamige boek van Max Brooke uit 2006. Het boek beschrijft hoe de wereld zou reageren op een eventuele uitbraak van een zombieplaag. Mochten zombies realiteit worden, dan zou elke beschreven gebeurtenis kunnen plaatsvinden. In een serie interviews na de zombieoorlog vertellen betrokkenen hun persoonlijke verhalen. Zij variëren van de Chinese arts die één van de eerste gevallen constateerde, tot de Amerikaanse soldaat die wekenlang vocht en duizenden zombies afslachtte.

Door alle persoonlijke verhalen kreeg het boek een erg realistisch karakter. Sterke anekdotes, verschuivingen van machtsposities en ingenieuze vondsten typeren de interviews. Zo is Cuba na de oorlog een grootmacht geworden, omdat het de plaag wist te beperken met haar geografische ligging, haar leger en haar regime dat weinig invloed van buitenaf tolereerde.

Het begin van alle ellende

~

Het boek mag dan bewonderenswaardig en interessant zijn, echt filmmateriaal is het niet. Het is geen horror en eigenlijk ook niet spannend, want alles wordt in retrospectief beschreven. Bovendien ontbreekt een hoofdpersoon. In de film is dat Gerry Lane (Brad Pitt) die niet als personage in het boek voorkomt. En waar het boek terugblikt op een succesvolle strijd, staat Gerry aan het begin van alle ellende.

Veel meer dan een zombie-survivalfilm is World War Z niet geworden. Gerry spendeert zijn tijd voornamelijk vluchtend, op de hielen gezeten door razendsnelle zombies. Vergeet kreunende stiefelgangetjes, dit is het echte werk. Als een stel hongerige beesten storten de zombies zich op mensenmassa’s, die binnen mum van tijd zélf een massa zombies worden. De transitie van een vredige stad naar een levende hel is fraai weergegeven in functioneel 3D. Dit geldt ook voor de zombies, de gevechten en de schaal waarop de ramp plaatsvindt.

Meer goed nieuws is er op het vlak van spanning. World War Z is een grote adrenalinerush, maar dan op de goede manier. Geen overkill aan actie, maar donkere, zenuwslopende scènes in verlaten gebouwen waar VN-afgezant Gerry op zoek is naar de oorzaak van de plaag of de oplossing tegen de zombies.

Keuzes maken

~

Toch zal World War Z niet iedereen bekoren. De film heeft in Amerika een PG-13 rating gekregen en in Nederland is het voor 12 jaar en ouder. Fijn voor de 12-jarigen, die overigens echt niet goed zullen slapen na het zien van deze film, maar het betekent ook dat World War Z voor een zombiefilm relatief braaf is geworden. Zombies horen mensen bloederig aan stukken te scheuren of zelf aan flarden geschoten te worden, maar als dat in de film al gebeurt is het buiten beeld. Voor onvervalste ranzigheid is het waarschijnlijk wachten op de ‘director’s cut’.

Ook Brad Pitt lijkt wat te verzaken en niet 100% in zijn rol te zitten. Alsof hij in zijn achterhoofd bezig is met de miljoenen die deze film hem en zijn productiebedrijf Plan B al gekost hebben. Zijn vertolking van Gerry is wat flets, zeker als je het vergelijkt met zijn andere, vaak sprankelende optredens van de afgelopen jaren.

Met de verfilming van World War Z zijn keuzes gemaakt die niet iedereen zal waarderen. Fans van het boek, van Brad Pitt of van bloederige horror zullen zich bedrogen voelen. Wist je echter niet dat dit een boekverfilming was, dan is Brad Pitt zien rennen voor zijn leven erg vermakelijk.

Muziek / Album

Java excelleert

recensie: King of the World - Can't Go Home

King of the World debuteert met Can’t Go Home, maar is toch al door de wol geverfd. De band speelt blues en roots van Nederlandse bodem en van internationale allure. Geworteld in de Nederblues, maar niet daartoe veroordeeld.

Dat King of the World als een supergroep bestempeld kan worden, is af te luisteren aan de enorm hoge kwaliteit die de band tentoonspreidt op dit eerste album. Het is uitgebracht op het naar hen zelf genoemde label, waarmee deze heren de durf die ze hebben onderstrepen. Ze lijden niet aan grootheidswaanzin, maar de naam refereert aan de drie Kings: BB, Albert en Freddie.

Link naar het verleden in de staart
Na vijfentwintig jaar samengewerkt te hebben in Cuby & The Blizzards, kwam met het overlijden van Harry ‘Cuby’ Muskee een einde aan Neerlands (blues)rots in de branding. Erwin Java bleef niet bij de pakken neerzitten en  formeerde samen met Fokke de Jong – die eerder bij Normaal de drumstokken vasthield – de supergroep King of the World. Met zanger en bassist Ruud Weber (die met Snowy White speelde) en toetsenist Govert van der Kolm (die zijn vingers over de toetsen liet gaan bij Matt Schofield) Coco Montoya en Dede Priest, completeerden ze King of the World. Het debuutalbum is in louter vier dagen opgenomen in een boerderij in de driehoek Groningen, Friesland en Drenthe. Het titelnummer Can’t Go Home sluit het album af en is zoals te verwachten opgedragen aan Java’s maatje van de afgelopen kwart eeuw. Het zou ook zo passen in het oeuvre van zijn vorige werkgever. Het is een nieuwe start met een link naar het verleden in de staart.

Meesters in de begeleiding
De pianoklanken van ‘Bluesified’ waar het album mee opent zetten de recensent even op het verkeerde been, doordat ze herinneringen oproepen aan de Nederlandse formatie Partner, wiens twee albums onlangs opnieuw verschenen. Maar zodra de gitaarklanken van Java zich mengen met de piano verdwijnt die referentie als sneeuw voor de zon, al is de bedeesdheid waarmee Ruud Weber zingt geen snijdende bluesstem. Verder luisterend naar Can’t Go Home valt op dat vooral het geweldige gitaarwerk van Java het verschil maakt. Hij is de ster van King of the World, de onbetwiste leider van de band. Zijn vingers vormen de bluesklanken en laten zijn gitaar zingen op een manier die we van hem mogen verwachten. De andere muzikanten tonen zich mede door hun verleden prima begeleiders die hun plaats weten om de meester van de band te laten excelleren.

Live in Nederland:

6 juli Bluescruise Dordrecht
20 juli Lochem Bluesfestival

Muziek / Album

Geen kracht en urgentie

recensie: Editors - The Weight of Your Love

.

Het nieuwe Editors-album, The Weight of Your Love, is een ambitieuze plaat, maar haalt het niet bij het beste werk van de band. Het is allemaal te vrijblijvend en grijpt je nergens bij de keel. 

Het had niet veel gescheeld of de band uit Birmingham was er niet meer geweest. Gitarist Chris Urbanowicz was het niet eens met de koers van de band en dat leverde de nodige spanningen op. Het werd allemaal opgelost door Urbanowicz de band uit te kieperen. Voorman Tom Smith noemt het een ingrijpende, maar noodzakelijke operatie waarbij wat organen zijn vervangen. De nieuwe organen heten Justin Lockey en Elliott Williams en nu functioneert alles weer naar behoren. The Weight of Your Love is dus het eerste album in deze nieuwe bezetting.

Het verzandt allemaal
De synthesizers van het laatste album, In This Light and on This Evening  (2009), zijn nagenoeg verdwenen. De kritieken op dat album waren niet mals, hoewel de band succes had met singles als ‘Papillon’ en ‘Eat Raw Meat = Blood Drool’. Op de nieuwe plaat pakt Editors de sound van The Back Room (2005) en An End Has a Start (2007) weer op. Toch mist The Weight of Your Love spijtig genoeg de kracht en urgentie van die eerste twee albums. ‘The Weight’ is nog wel een prima opener. Smith’s karakteristieke stemgeluid wordt mooi uitgespeeld met de orkestratie en ook de spanningsopbouw is hier goed in orde. Maar even later verzandt het allemaal. ‘What Is This Thing Called Love’ is een poging tot een meeslepende ballade die vooral zouteloos en zoetsappig klinkt en ook liedjes als ‘Honesty’ en ‘Nothing’ kunnen geen moment overtuigen.

Halfslachtigheid
Het beste werk van Editors wordt gekenmerkt door dynamische gitaarloopjes, donkere teksten een de diepe bariton van Smith. Op dit album staan echter een boel atypische Editors-liedjes. Soms is dat verfrissend, maar vaak ook jammerlijk. In ‘What Is This Thing Called Love’ bijvoorbeeld zingt Smith met zijn kopstem en dat is geen onverdeeld succes. ‘The Phone Book’ heeft een pakkend melodietje, maar blijft verder erg vlak. Een boel van de halfslachtigheid van dit nieuwe Editors-album ligt in Smith’s liedteksten. ‘If I ever find myself writing something too straightforward, I try to twist it, so it ends up odd and baffling’, zegt hij zelf in een interview. Vaak tijdens The Weight of Your Love bekruipt je het gevoel dat er wat meer getwist hadden kunnen worden. Bijvoorbeeld in ‘The Phone Book’:

Sing me a love song
From your heart or from the phone book
It don’t matter to me
I’m an apple, you’re the tree

Of in ‘A Ton Of Love’:

I don’t trust the government,
I don’t trust myself,
What is a boy gonna do?

Slaapverwekkend
Waar de songteksten op eerdere albums indringend en verontrustend waren, is het nu vooral clichématig en slaapverwekkend. Uiteindelijk moet worden geconcludeerd dat The Weight of Your Love nergens in de buurt komt van The Back Room en An End Has a Start. Ook de liedjes op zichzelf imponeren niet en kunnen niet tot de beste van de band gerekend worden. Natuurlijk zitten er aardige nummers bij, maar van een befaamde band als Editors verwacht je eigenlijk dat je ze bij de keel grijpen.

Live in Nederland:

8 juli – Westergasfabriek, Amsterdam
16/17/18 augustus – Lowlands, Biddinghuizen
24 oktober – Ziggo Dome, Amsterdam

Kunst / Expo binnenland

Een kunstproject zonder kunstwerken

recensie: Hans Ulrich Obrist, Christian Boltanski, Bertrand Lavier, e.a. - Do it

.

do it nog steeds een feit. Nu te zien, of eigenlijk, te doen in MU Eindhoven.

Het idee voor do it is twintig jaar geleden ontstaan toen stercurator Hans Ulrich Obrist met kunstenaars Christian Boltanski en Bertrand Lavier samenkwam om te praten over een tentoonstelling die makkelijk over de hele wereld te verspreiden is. Bij rondreizende tentoonstellingen komt vaak een heleboel kijken, want de kunstwerken moeten verzekerd en vervoerd worden en elke ruimte biedt andere uitdagingen.

Do it. Foto: flickr MU Eindhoven

Do it. Foto: flickr MU Eindhoven

De drie creatievelingen vonden dat het anders, goedkoper en makkelijker kon, en vroegen kunstenaars als Marina Abramovic, Bruce Nauman, Jimmie Durham, Rikrit Tiravanija, Nam June Paik en Gilbert en George om instructies voor kunstwerken op te stellen die op elke nieuwe locatie door andere mensen geïnterpreteerd en uitgevoerd konden worden. Curator Obrist stelde regels op die op elke plek nageleefd moeten worden, waardoor een goedkope tentoonstelling ontstaat die elke keer net even anders is.

90 kilo snoep in een hoek
De presentatie van do it in MU Eindhoven is de eerste keer dat dit bekende , langlopende project in Nederland te zien is. De tentoonstelling vraagt de bezoeker om de instructies van de kunstenaars op te volgen en zo deel te worden van een kunstwerk. Het resultaat is vaak vluchtig en persoonlijk.

Do it. Foto: flickr MU Eindhoven

Do it. Foto: flickr MU Eindhoven

Een deel van de instructies zijn al opgevolgd door plaatselijke kunstenaars of MU zelf, zoals de 90 kilo snoep in een hoek van Félix González-Torres, of de muurtekening van Sol LeWitt: ‘A black not straight line is drawn at approximately the center of the wall horizontally from side to side. Alternate red, yellow, and blue lines are drawn above and below the black line to the top and bottom of the wall.’ Er is ook nog genoeg om zelf te doen: tekenen op muren, gooien met servies, praten op een trap, het is zo gek niet te verzinnen.

Kunst of creatieve bezigheid
De vraag is of dit dé ultieme vorm van kunstparticipatie is. Een bezoeker wordt deel van een reeds bedacht concept. Een van de beoogde effecten van de makers is om de bezoeker de kunstwerken en de tentoonstellingen te laten herinterpreteren, maar je kunt je afvragen of de bezoeker wel in staat is om dit te doen.

Een bezoeker instructies op laten volgen, zorgt niet automatisch voor een interpretatie van het werk en brengt de bezoeker dus niet vanzelfsprekend dichterbij kunst. Het gevaar is dat de creatieve handeling belangrijker wordt dan de interpretatie. Achteraf weet je nog dat je iets roods hebt achter gelaten bij het werk van Alison Knowles en dat je op verzoek van Yoko Ono een wens hebt achtergelaten bij een wensboom, maar of je daardoor het werk interpreteert is de vraag.

Vluchtig karakter
Inmiddels reist do it al twintig jaar rond. Er zijn steeds meer instructies toegevoegd en ze zijn inmiddels verschenen in het dikke handboek do it: the compendium. Alle kunstwerken worden na afloop vernietigd en dus is er geen do it depot. Het behoudt daardoor een vluchtig karakter.

Do it. Foto: flickr MU Eindhoven

Do it. Foto: flickr MU Eindhoven

In de twintig jaar dat do it bestaat, heeft de tentoonstelling een bijna heilige status gekregen. Curatoren van over de hele wereld halen de tentoonstelling graag binnen vanwege de status en populariteit die deze met zich meebrengt. Want wie wil de namen Ai Weiwei, Louise Bourgeois, Marina Abramovic, Olafur Eliasson of Sol LeWitt nou niet op de gevel laten prijken? MU zet zich met do it duidelijk op de culturele kaart in Nederland. Do it is nog te zien tot 28 juli.

Film / Achtergrond
special: De macht van het grote geld

Het Blockbustertijdperk

.

Man of Steel

Man of Steel

Het laatste decennium zijn er vele franchises voorbij gekomen waarvan elke afzonderlijke film een vermogen heeft gekost. Productiekosten van honderd miljoen dollar en meer zijn daarbij eerder regel dan uitzondering. Sommige films, zoals Man Of Steel en World War Z, hebben zelfs al zoveel geld gekost dat ze wereldwijd 1 miljard dollar op moeten brengen om als een commercieel succes beschouwd te worden. Dat is veel geld, maar zijn het onrealistische verwachtingen?

Kantelpunt

Laten we eerst even stilstaan bij een kantelpunt in de financiële filmgeschiedenis. Tot 2009 waren er een aantal succesvolle filmreeksen: Harry PotterStar Wars, PiratesTwilight en Lord of the Rings om er een paar te noemen. De productiebudgets van deze films lagen allemaal zo rond de 100-150 miljoen dollar, de opbrengsten schommelden rond de 800 miljoen dollar. Het kan er een miljoentje of wat naast zitten, maar deze filmreeksen waren of zijn visuele goudmijntjes. Er werd op safe gespeeld met grote acteurs, grote regisseurs en een potentieel groot publiek door al bestaande populaire stripboeken (superheldenfilms), oude films (reboots) of succesvolle boeken (Harry PotterThe Hunger Games) als startpunt te nemen.

Toch werden echt gigantische klappers niet gemaakt. Bioscoopopbrengst staat niet gelijk aan winst, en productiekosten zijn slechts een deel van de kosten. Bovendien bleken hogere investeringen geen garantie voor een hogere winst. Bioscoopbezoek is lastig te voorspellen. Filmpubliek is grillig. Harry Potter And The Half Blood Prince (productiebudget 250 miljoen dollar) leverde bijvoorbeeld net zoveel op als een Harry-Potterfilm met een budget van 100 miljoen dollar, dus dit soort financiële risico’s waren vaak eenmalig.

‘Ik hou gewoon van blauw’


Avatar

Avatar

Maar in 2009 kwam daarin verandering. Toen kwam Avatar. Een enorme gok van 20th Century Fox die 280 miljoen dollar beschikbaar stelde om een film te maken waarvan niet zeker was of het een succes ging worden. Want de film was geen onderdeel van een populaire filmreeks, bevatte geen wereldberoemde acteurs en ging over blauwe aliens. ‘Ik hou gewoon van blauw’, verklaarde regisseur James Cameron die het record van grootste kassucces ooit sinds 1997 met Titanic al in handen had.

Naast Cameron was de inzet van 3D-technologie dé trekpleister van Avatar. 3D was al in opkomst en is sinds die tijd veel geïmplementeerd in de hoop een graantje van de hype mee te pikken, maar het niveau van Avatars 3D werd nooit meer gehaald. Avatar is echter niet alleen een trendsetter op het gebied van 3D, maar ook op het gebied van kassuccessen. Met een wereldwijde opbrengst van ruim 2,7 miljard dollar is het veruit de meest succesvolle film ooit.

De magische grens

Terug naar het heden, waar een miljard dollar in bioscoopkaartverkoop momenteel de magische grens is. De inzet is dus hoog voor de huidige generatie blockbusters: Man of SteelWolverineElysium. Maar van alle films die ooit gemaakt zijn, hebben slechts 16 films wereldwijd meer dan een miljard dollar opgeleverd. Toch is het niet ondenkbaar dat Man of Steel dat bedrag zal halen. Sterker nog, zelfs voordat de film is uitgebracht is er al 170 miljoen dollar aan inkomsten geworven uit ‘product placement‘. Merken betalen de filmmaatschappijen geld om hun producten in de film te tonen. Denk aan GTST, waar altijd wel iemand tijdens een aflevering Doritos zit te vreten. Of onlangs James Bond, die in Skyfall zijn Martini inruilde voor een Heineken.

Dan blijft er nog zo’n 830 miljoen dollar over voor Man of Steel. Zoveel heeft de film natuurlijk niet gekost om te maken, maar naast productiekosten (225 miljoen dollar) neemt ook de marketing een hap uit het budget. Het bereiken van de juiste doelgroep – meestal opgeschoten tieners – met reclame en TV-spotjes kost geld. Zo’n 60-80 miljoen dollar. Omdat filmmaatschappijen gemiddeld ‘slechts’ 50% van de kaartverkoopinkomsten krijgen, moet de film minstens het dubbele opbrengen van alle gemaakte kosten. Al met al ligt de lat in dit geval rond de 650 miljoen dollar.

Met een wereldwijde opbrengst van 650 miljoen dollar draait de filmmaatschappij dus ongeveer quitte. En stel nou dat Man Of Steel ‘slechts’ 750 miljoen dollar oplevert, dan betekent dat voor de filmmaatschappij een ‘minimale winst’ voor het nemen van een groot risico. Het gaat namelijk ook wel eens fout, zoals met M. Night Shyamalans After Earth. Daarom is de film pas vanaf een miljard dollar een commercieel succes.

Geld is niet alles

Maar wat zijn de consequenties van deze financiële ontwikkelingen? Er zijn er een aantal te benoemen.

Ten eerste worden aspecten die weinig te maken hebben met films een steeds groter onderdeel van de filmindustrie. Marketing, ’tracker’-systemen en buzz genereren via sociale media zijn belangrijker geworden dan een goed en origineel script. Deze nieuwe technieken staan vrijwel gelijk aan inkomsten. Marketing zodat iedereen weet wanneer je film draait, tracking zodat je een verwachting hebt van het aantal bezoekers dat zal komen opdagen en buzz om (nog) meer bezoekers te trekken.

Skyfall

Skyfall

Ten tweede wordt druk gezocht naar nieuwe succesformules die vervolgens kunnen resulteren in een franchise. The Purge was in Amerika slechts enkele dagen uit (budget 3 miljoen dollar, opbrengst openingsweekend 34 miljoen dollar) of deel twee werd al aangekondigd. Of denk aan The Hunger Games, waarmee de gangen voor een nieuw goudmijntje zijn gegraven. Of alle moeite (lees: salarisonderhandelingen) die de makers van Skyfall hebben gedaan om Sam Mendes wederom aan boord te krijgen voor het volgende 007-avontuur.

De derde consequentie hangt nauw samen met de tweede. Als eenmaal de goede formule is gevonden voor een franchise, dan wordt daar niet meer van afgeweken. Never change a winning team. En de goede formule hoeft alleen maar te voldoen aan de alsmaar afnemende verwachtingen van het publiek.

Van slavengevechten naar ‘reality’

Zoals Thomas van Luyn onlangs terecht constateerde, is er een nieuw tijdperk aangebroken. Nu blijkt dat het publiek liever kijkt naar asociale mensen in een huis/op een eiland/zuipend in een bubbelbad/’zingend’ voor een jury op een ster/naakt/neukend/moddervet/of met een lichamelijke afwijking (de geestelijke is een voorwaarde) scheelt dat bakken met geld. Geen moeilijk gedoe met concepten, geen scriptschrijvers, geen originaliteit, maar ‘reality’ waarin het uitschot van de samenleving de massa dient te vermaken. Van slavengevechten in een arena naar ‘reality’ is een stap van 2000 jaar, al lijkt de beschaving soms stil te hebben gestaan. De realisatie dat de slaven geen keus hadden, maakt de situatie eigenlijk alleen maar schrijnender. 

Deze trend is ook aanwezig in de filmindustrie, wanneer ‘asociale mensen’ met ‘explosies in 3D’ worden vervangen. In het derde deel van Transformers was eigenlijk Optimus Prime de hoofdpersoon, de mens kwam nauwelijks meer in het verhaal voor. De menselijke aspecten van film dreigen te verdwijnen. Daarvan kun je deels de filmmaatschappijen de schuld geven, maar ook moet worden geconstateerd dat het publiek er niet kieskeuriger op wordt. Zolang Hollywood met een eindeloze stroom aan sequels en spin-offs geld kan verdienen, zullen ze dat niet laten. En terecht: we hebben te maken met een industrie.

Maar enkele verwijten vallen wel te maken. Zo weigeren grote filmmaatschappijen te investeren in kleine films. Een getalenteerde filmmaker een paar miljoen dollar geven (een schijntje) zit er niet in. En dat heeft niet alleen te maken met jaaromzet. Het geeft ook aan dat filmmaatschappijen worden geleid door managers en niet door filmliefhebbers, filmkenners of mensen die op welke manier dan ook affectie hebben met het medium. Het grootste probleem met het hele financiële systeem is dat er geen ruimte meer is voor originaliteit. Het culturele aspect van film dreigt ten onder te gaan in het geweld van 3D-explosies. Productiemaatschappijen kiezen er voor om dure films te maken, die zo overweldigend zijn dat ze alle aandacht en dus ook alle inkomsten opeisen. Voor minder ambitieuze en niet naar die explosies hunkerende regisseurs wordt het daardoor steeds moeilijker om investeerders te vinden.

Wisseling van de wacht


Behind The Candelabra

Behind The Candelabra

Steven Soderbergh luchtte in een daverende speech op het San Francisco Film Festival zijn hart. Soderberghs laatste film, Behind The Candelabra, kreeg hij niet gefinancierd. De reden volgens Soderbergh: ‘because it was too special.’ Hij bedoelt: ‘omdat er twee homo’s in zitten.’ Soderberghs film werd  in Cannes jubelend ontvangen, terwijl enkele honderden kilometers verderop mensen protesteerden tegen het homohuwelijk. En al die mensen waren niet naar Behind The Candelabra gekomen.

Wanneer controversiële films slechts door jury’s worden gewaardeerd, is er weinig hoop. HBO heeft uiteindelijk Soderbergh een bak geld gegeven en toont daarmee karakter. Maar is het genoeg? Is straks de televisie nog het enige medium waar we iets fatsoenlijks kunnen zien?

Het lijkt er wel op. Tegenwoordig levert HBO aanzienlijk hogere kwaliteit af dan Hollywood. De opkomst van HBO en later dit jaar NetFlix luiden wellicht betere tijden in. De wisseling van de wacht houdt ons letterlijk aan de buis gekluisterd, maar de rode stoelen en het grote scherm zullen worden gemist. Wanneer de financiële stromen het filmklimaat in zoverre gaan beheersen dat het onrendabel wordt een arthousefilm te financieren, zal de productie van arthouse stilletjes aan stoppen. Het culturele aspect van film verdwijnt daarmee uit de bioscopen en dat zou eeuwig zonde zijn.