Muziek / Album

Een relaas over warmte, whisky en wallen onder de ogen

recensie: Röyksopp - Late Night Tales

.

Het gebeurt doorgaans niet zo vaak, maar tijdens lange, hete zomers als die van 2013 droomt een mens er wel eens van om naakt een engel in de sneeuw te vegen met bezwete ledematen.

Juli 2013, de maand waar we later onze kleinkinderen tot vervelens toe over zullen verhalen. Hoe warm een échte zomer wel kon zijn, hoe mensen spiegeleieren bakten op hun motorkap, hoeveel baby’s en honden bezweken in hete auto’s terwijl hun mama’s/baasjes in de winkel koele biertjes en minuscule bikinitopjes insloegen. Een ideaal moment om een frisse cd uit het barre, koude noorden te lanceren, kan iemand dan zeggen. En wie maakte er de afgelopen jaren frissere muziek dan dat stelletje Noren van Röyksopp?

Als je een big night out zou kunnen opdelen in verschillende fasen, dan heeft Röyksopp zich absoluut gefocust op het laatste stadium: de laatste uren voor de slaap definitief de nacht euthanaseert. Alles is al een tijdje aan het uitdoven, moeheid doet ontegensprekelijk zijn intrede en wandelt hand in hand met de roes-van-de-avond waarin je je bevindt. Er zijn gemakkelijke zetels, glazen warme whisky en voldoende ruimte en tijd voor nuttige en nutteloze gesprekken. Een van de overblijvers mag dan wel een filosofische monoloog aan het afsteken zijn, er is niemand die echt naar zijn woorden luistert. Met een onnozele grijns op je gezicht zoek je eerder toevlucht tot de muziek op de achtergrond, en op een vreemde maar natuurlijke manier erken je acuut de samenhang tussen de nochtans zeer uiteenlopende nummers.

Hemels gezang van Little River Band (‘Light of Day’), het dromerige ‘Passing Through’ van Rare Bird, een donker nummer van XTC en een giechelende Richard Schneider Jr op een vrolijke beat getiteld ‘Hello Beach Girls’: de abstracte puzzelstukjes passen allemaal verrassend perfect in het arsenaal. Alleen muzikale genieën slagen erin om de tristesse van Tuxedomoon, de zeppelin van Thomas Dolby, de blues van Vangelis en de Neil Young-cover van Prelude te combineren tot een muzikaal  spiritueel meesterwerk. Röyksopps compilatie-cd is een trip op een vliegend tapijt, een muzikaal raadsel met de oplossing op de achterzijde geschreven. Ogen mogen gesloten zijn, of verstopt achter een zonnebril. Het doet er allemaal niet toe; littekens van de nacht worden geanalyseerd door de moeë geest, niet door kijkers. Deze Late Night Tales maakt mensen rustig en gelukkig, Röyksopp heeft de mensen goed begrepen. Het concept van deze compilatiereeks in het algemeen is geweldig en uniek, en werkt verslavend: welke melodieën zullen die andere geweldige bands gebruiken om onze late night gloed te smoren? Beste muzikale ontdekking van het jaar.

Film / Films

Gevangen in een subtiele liefdesaffaire

recensie: 28 Hotel Rooms

28 Hotel Rooms schetst een beeld van een subtiele, intieme affaire die zich afspeelt binnen de muren van 28 verschillende hotelkamers. Regisseur Matt Ross imponeert met de verfijnde weergave van het gefragmenteerde verhaal, maar schiet helaas tekort in geloofwaardigheid.

28 Hotel Rooms is het regiedebuut van acteur Matt Ross. Sinds 1984 is Ross actief als acteur en speelde onder meer in de HBO serie Big Love en de speelfilm Good Night and Good Luck. Mede door zijn interesse in schrijven en regisseren besloot hij de stap naar het regisseursschap te maken. Dat resulteerde in 2012 in de speelfilm 28 Hotel Rooms.

Tijdens hun zakenreis leidt een toevallige ontmoeting tussen een accountant en een schrijver tot een onenightstand. De vrouw (Marin Ireland) is echter getrouwd en ook de man (Chris Messina) heeft een relatie. Toch is de aantrekkingskracht tussen beiden onweerstaanbaar en de onenightstand markeert het begin van een langdurige verhouding. Door de jaren heen ontmoeten ze elkaar in achtentwintig anonieme hotelkamers en ontstaat een intense relatie, die van invloed zal zijn op hun totale leven.

Een subtiele, intieme affaire

~

28 Hotel Rooms schetst een beeld van de buitenechtelijke verhouding door zich uitsluitend te concentreren op de beide protagonisten in de hotelkamers. Het onderwerp dat centraal staat is de beleving van de romance door de overspelige partners. Waar in een film als Closer (2004) ook de betrokkenheid van de buitenwereld een rol speelt, toont Ross op gefragmenteerde wijze enkel de gebeurtenissen die plaatsvinden in de hotelkamers. Deze variëren van naakt dronkenschap en lieve woorden tot serieuze gesprekken en teleurstellende stiltes. De verschillende momentopnames door de jaren heen laten een ontwikkeling zien die de complexiteit van de affaire accentueert. Juist door deze benadering is 28 Hotel Rooms geen zwart-wit verhaal, maar een uitzonderlijk subtiel portret.

De verfijnde weergave is mede te danken aan Marin Ireland en Chris Messina. De acteurs, die allebei ervaring hebben met film, televisie en theater, zijn vooral voortreffelijk in hun non-verbale spel. Als tegenpolen staan ze in het leven: de zakelijke, gesloten Ireland en de charmante, geestige Messina. De scène waarin ze spreken over hun werkzaamheden illustreert onmiskenbaar dat hun visies op de wereld hemelsbreed van elkaar verschillen. Door echter elkaars eigenheid te respecteren, naderen de twee elkaar steeds dichter en zijn ze in staat de intimiteit van de relatie perfect weer te geven.

Gebrek aan geloofwaardigheid

~

Door de toenemende affectie groeit bij de protagonisten langzamerhand het besef dat ze gevangen zitten in de hotelkamers. Dit gevoel van gevangenschap komt tot uitdrukking in de afwezigheid van informatie over de publieke levens van de man en vrouw. Er wordt in 28 Hotel Rooms slechts kort gerefereerd aan thuis, de zwangerschap, werk en carrières. Ross maakt op deze manier weliswaar duidelijk dat sprake is van een geïsoleerd leven naast hun dagelijks bestaande levens, maar is daardoor debet aan een gedetailleerde uitwerking van de karakters. Waar de man soms te oppervlakkig blijft, is de vrouw vooral mysterieus. Ondanks het overtuigende spel van de acteurs is het moeilijk grip te krijgen op hun gedachten en gevoelens. Dit leidt tot een gebrek aan inlevingsvermogen. Bovendien dringt de gedachte zich op dat de protagonisten elkaar evengoed niet kennen buiten de hotelkamers. Deze tekortkoming doet uiteindelijk teveel afbreuk aan de geloofwaardigheid van het verhaal.

In 28 Hotel Rooms betekent een onverwachte ontmoeting het begin van een life changing affaire. Achter de uitstekende vertolkingen van de acteurs gaan echter twee ongeloofwaardige karakters schuil. Desondanks maakt Ross indruk met zijn speelfilmdebuut door de originele weergave van een simpel idee. 

Film / Achtergrond
special: Jacques Tati

Op zoek naar de grap

.

Jour de fête

Jour de fête

Jacques Tati (1907-1982) is een van de bekendste Franse, naoorlogse filmmakers. Tati’s vader, een Rus genaamd Georges-Emmanuel Tatischeff, trouwde in 1903 met de half-Nederlandse Marcelle Claire van Hoof, wiens vader oude schilderijen restaureerde. George-Emmanuel ging voor zijn schoonvader werken en was teleurgesteld toen zoon Jacques uiteindelijk besloot om het familiebedrijf niet voort te zetten.

Van rugby naar cineast

Tati (het ‘scheff’ liet hij achterwege) zou uiteindelijk niet oude schilderijen, maar de oude, visuele komedie in ere herstellen. Voordat het echter zover was, speelde Tati professioneel rugby voor vijf jaar en werd daarna pantomimespeler. Hij verdiende zijn centen met parodieën op de sport, speelde kleine rollen in films en werd vervolgens gerekruteerd door het Franse leger. De Tweede Wereldoorlog was begonnen.

Na de oorlog maakte Tati in 1947 zijn regiedebuut met de korte speelfilm L’Ecole des facteurs. Twee jaar later werd deze korte film uitgebreid tot een langspeelfilm met de titel Jour de fête. Daarin speelde Tati zelf de hoofdrol van postbode François, die in het kleine dorpje Saint-Severe-sur-Indre wanhopig zoekt naar de meest efficiënte manier om de post te bezorgen. Zijn voorbeeld is de Amerikaanse postbezorging. Als een subtielere versie van Charlie Chaplin, zonder aan visuele kracht in te boeten, fietst François van hot naar her in deze komische satire op de technologische vooruitgang.

Na Jour de fête, destijds goed ontvangen door critici en publiek, creëerde Tati zijn alter ego Monsieur Hulot die in zijn volgende vier films in afnemende sterkte zou schitteren: Les vacances de Monsieus Hulot (1953), Mon oncle (1958), Playtime (1967) en Trafic (1971).

Zelf op zoek naar de grap


Les vacances de Monsieur Hulot

Les vacances de Monsieur Hulot

Tati maakt geen gebruik van een plot of duidelijke verhaallijn. De Engelse versie van Les vacances de Monsieur Hulot begint zelfs met de waarschuwing: ‘Don’t look for a plot, for a holiday is meant purely for fun.‘ Kenmerkend voor Tati’s films zijn met name de subtiele komische grappen, waar je als kijker echt naar op zoek moet. De grappen zijn niet meteen herkenbaar, maar spelen zich af op de achtergrond.

Hoe bereikt Tati dat gevoel van vrijheid, dat gevoel dat een plot helemaal niet noodzakelijk is voor een prettige filmervaring? Het zit hem in het feit dat Tati weinig close-ups gebruikt en de camera simpelweg laat draaien. Tati plaatst zijn camera het liefst hoog op een statief (beter nog, op een gebouw) en zoomt volledig uit. Acteurs worden niet gevolgd, de zoom niet gebruikt. De kijker ziet altijd alles gebeuren, al dan niet op de achtergrond, maar krijgt geen hints over waar te kijken.

Zonder close-ups zijn gezichtsuitdrukkingen nagenoeg onzichtbaar. Zodoende emotie overbrengen is voor veel acteurs onmogelijk, maar pantomimespeler Tati beheerst zijn lichaam als geen ander en kan met zijn lichamelijke bewegingen de kijker laten lachen. Ook geluid speelt een belangrijke rol, zoals dat ook bij Chaplin het geval was. Tati slaagt er op deze manier in om de kijker overzicht te gunnen, zonder afstandelijk te worden. In zijn latere films verandert dit.

Opgaan in de menigte


Playtime

Playtime

In Tati’s eerste lange film, Jour de fête, is er duidelijk sprake van een hoofdpersoon om wie alles draait. Ook in Les Vacances de Monsieur Hulot is dat het geval. Maar Tati treedt zowel als regisseur (die de leidraad kan bepalen) en als acteur steeds meer op de achtergrond. In de jaren daarna gaat Monsieur Hulot steeds meer op in de menigte en in Playtime is hij bijna verdwenen. Tati, die steeds beroemder werd, besloot dat zijn status de film en het publiek in de weg kwam te zitten. Hij cijferde zichzelf weg om de film meer elan te geven en de kijker meer vrijheid. Het thema van zijn films blijft de koude, kille kant van technologische vooruitgang.

Het hele programma van de Tati Tour van de komende maanden is te vinden in deze PDF

Boeken / Non-fictie

Prometheïsche schaamte

recensie: Manfred Spitzer (vert. Marjolein van Velzen) - Digitale dementie

.

Spitzer brengt zijn boodschap vol passie en wetenschappelijke onderbouwingen, doch zijn drammerige toon zal mogelijk vele lezers tegen de borst stuiten, evenals de vele herhalingen. De af en toe arrogante, haast betweterige vertelstijl van de auteur doen je als lezer distantiëren van zijn boodschap. Zeker in het begin van het boek, dat begint met een aanval op zijn criticasters, voel je je al gauw in een hoek gedrukt. Of je bent het met de auteur eens, of je gaat tegen zijn retoriek in. In dat laatste geval word je door de auteur in de hoek van de lobbyisten wordt geplaatst, zoals de tabakslobby die willens en wetens leugens over de vermeende ongezondheid van roken heeft verspreid. De auteur geeft een ontluisterend voorbeeld van de medialobby in het voorlaatste hoofdstuk. Hij zou als psychiater echter moeten weten dat informatie die op een drammerige belerende toon overgebracht wordt, minder goed blijft hangen en al gauw tegenreacties oproept.

De machinemens
Spitzers pleidooi is vanuit het tegenwoordig hippe discours van het reductionisme geschreven. Het ‘je bent je brein’-principe, waarin wordt geredeneerd dat je brein beslissingen neemt en niet jijzelf. In het reductionisme ziet de chemicus de neurologische processen tot uiting komen in de neurotransmitters (de boodschapperstofjes), de natuurkundige ziet een complex aan actiepotentialen, die elektrische signaaltjes van hot naar her stuurt en de psycholoog ziet psychische activiteit die zich uit in een complexe interactie tussen mens en omgeving.

Spitzer maakt veelvuldig gebruik van het metafoor dat de mens en vooral het brein te begrijpen zijn als software en hardware. Een knap staaltje zelfvervreemding. De mens wordt begrepen vanuit de wereld van de dingen, als een object, waar als het ware een ponskaart in kan en waarna je krijgt wat je geprogrammeerd hebt. Een metafoor die niet opgaat, omdat het brein een dynamisch orgaan is, voortdurend in beweging (verandering) evenals overigens alle andere organen. Tegelijkertijd een metafoor die het brein als star en non-plastisch neer kan zetten, waardoor zijn waarschuwingen krachtiger worden. Want gedane zaken nemen geen keer.

Fundamentele vragen
Televisiekijken blijkt dus slecht voor kinderen. Het gebruik van digitale hulpmiddelen in de klas, voor zich ontwikkelende kinderen? Geen goed idee aldus Spitzer. Alle moderne mobieltjes, tablets en laptops? Slecht voor ons geheugen. Gewelddadige computergames? Stompzinnig en vooral: je emoties worden erdoor afgestompt en het is niet ondenkbaar dat jezelf ook gewelddadiger wordt. Flauwekul, zul je misschien zeggen, maar wee, de auteur weet aan de hand van een redeloos geweldsvoorval in Duitsland je scepticisme hieromtrent te doen verbleken. Althans, dat poogt hij. De boodschap dat digitale media vooral een kwaad zijn wordt zowat in je geheugen getatoeëerd.

Multitasken? Multitaskers zouden toch in staat zijn om meerdere taken binnen eenzelfde tijd af te ronden? Spitzer toont aan dat multitaskers over het geheel genomen slechter presteren en minder goed, voornamelijk oppervlakkiger, kunnen onthouden dan niet multitaskers. Daarbij slapen multitaskers ook nog eens slechter, waardoor hun concentratievermogen verder afneemt.

Sociaal actief? Met zoveel contacten op Facebook, lijk ik heel sociaal! Volgens Spitzer echter zullen we onszelf meer en meer verliezen in onze beeldschermpjes. Op die beeldschermpjes lijken onze vele vrienden ‘dichtbij’, maar zij zullen je eenzaamheid niet verdrijven, dat doen slechts persoonlijke contacten.

Uitweg
Daarnaast omschrijft Spitzer dat je van veel televisie kijken niet slimmer wordt. Met name voor jonge kinderen zou dit opgaan. Hij weet dit overtuigend aan de hand van hoe de neurologische ontwikkeling van het brein plaatsheeft uit te leggen. Elders schrijft Spitzer dat een hoge mate van gebruik van digitale media tot concentratieproblemen leidt. Wellicht iets wat de veelgebruiker van digitale media ook bij zichzelf kan herkennen. De auteur waagt zich echter niet te branden aan een duiding van dit fenomeen. Hetgeen een gemis is. Een voor de hand liggende duiding in de richting van de onontkoombare verveling of eenzaamheid van deze tijd, zou zeker vanuit een psychiatrische bril, een duidelijke richting aan het boek geven.

In het afsluitende hoofdstuk ‘Wat te doen’, verwacht je te lezen welke uitweg de auteur ons biedt uit de beschreven digitale ontmanteling van ons geheugen en verstand. We vinden hier echter vooral methoden hoe de eventuele economische kosten te drukken. Kosten die ontstaan door veelgebruik van digitale media. De oplossingen die Spitzer hier verder aandraagt zijn gemakzuchtig en vooral algemeen, zoals voedings- en bewegingsadviezen, niet iets wat je verwacht te lezen na een kleine driehonderd pagina’s noodklok luiden over de gevaren van digitale media. Zo lijkt het alsof er geen uitweg uit de digitale malaise is.

Profetisch?
In 1956 sprak de filosoof Günther Anders over ‘prometheïsche schaamte’, de ‘discrepantie tussen de mens en de door hem voortgebrachte technische wereld’. Zo ‘schaamt’ de mens zich voor de ontwikkeling van de atoombom, aangezien de verwoestende kracht ervan voorbij ons voorstellingsvermogen gaat. Hetzelfde lijkt op te gaan voor de digitalisering van onze samenleving. We hebben het niet meer in de hand. Je kunt als lezer makkelijk meegevoerd worden in de cynische retoriek van de auteur en daarmee bijna machteloos achterblijven met je spelcomputer en je smartphone.

Als een priester verkondigt Spitzer een doembeeld, waaronder het wijzende vingertje zit dat zegt: wir haben es gewüßt. Daaraan ontkomen we na dit boek niet meer. De auteur staaft zijn bevindingen met veel onderzoeken. Volgens hem stuk voor stuk wetenschappelijk gezien goede onderzoeken. De onderzoeken die zijn waarschuwende toon tegenspreken zouden volgens de auteur hierbij verschralen. Toch, je zou als lezer kunnen twijfelen aan de juistheid van dit alles. Gezonde twijfel, dat wel. Als je de middenweg kunt vinden tussen de gepolariseerde stelling van de auteur en je eigen gezonde verstand, vind je de nodige interessante informatie over ons geheugen en de ontwikkeling van ons brein. Een brein dat mede gevormd wordt door zijn omgeving, waarvan de digitale omgeving een niet weg te denken realiteit is geworden.

Boeken / Fictie

Maatschappijleer voor dummies

recensie: Geert Kimpen - De prins van Filettino

Het Italiaanse dorpje Filettino, dat in 2011 zijn onafhankelijkheid uitriep, diende als basis voor de nieuwe roman van Geert Kimpen. Met De prins van Filettino levert Kimpen, bekend van De kabbalist, een maatschappijkritische roman af met visie, maar zonder kwaliteit.

In 2011 werd in Italië van overheidswege besloten dat alle dorpen met minder dan duizend inwoners moesten fuseren om administratieve kosten te verminderen. Kimpen creëerde zijn boek rondom het gegeven dat een van deze dorpen, Filettino, daarop zijn onafhankelijkheid uitsprak. Het dorp drukte een eigen bankbiljet, benoemde een staatshoofd en werd daarmee al snel wereldnieuws.

Superponatie van fictie

Het non-fictionele deel van De prins van Filettino bestaat uit deze geschiedkundige basis en veel speculatie en achtergrondinformatie over het huidige bankensysteem: veel hedendaagser kan het niet. Tegenover deze achtergrond zet Kimpen Luca, de burgemeester van Filettino die zichzelf uitroept tot prins. Luca is een simpele ziel die vooral zijn pik achterna loopt, hetgeen de nodige moeilijkheden oplevert wanneer zijn twee minnaressen elkaar proberen af te troeven. De pers die hem al snel weet te vinden schildert hem dan ook terecht af als een weinig geraffineerde randdebiel. De enige persoon die over nog minder intellectueel vermogen lijkt te beschikken dan Luca is zijn kersverse minister van financiën, Bernardo, die gepromoveerd is vanuit zijn baan als plantsoenwerker.

Luca’s plan om het dorp tot prinsdom uit te roepen is weinig doordacht, waardoor hij in zijn handjes mag wrijven dat hij omringd is door uitermate behulpzame mensen, zoals de dorpspriester. Die stelt voor een dam te bouwen in de rivier naar Rome, zodat ze geld kunnen vragen voor het water, wat meteen een oplossing biedt voor de werkloosheid. Sergio, een journalist die gespecialiseerd is in economie, voorziet Lua van complottheorieën en financiële adviezen. En zijn secretaresse Alessia en adviseur Faustina voorzien hem van seks.

Liever een avondje cabaret

Kimpen heeft met zijn roman niet de juiste vorm gekozen voor een pittige satire, die beter tot zijn recht was gekomen in een serie columns, een clowneske toneelvoorstelling of misschien een kritisch krantenartikel. Hoewel de materie zeker interessant is, werkt de jip-en-janneketaal waarin hij de achtergrond van het huidige bankensysteem uit de doeken doet werkt al na vijfentwintig pagina’s al danig op de zenuwen, laat staan na meer dan honderd.

Al zijn karakters leveren dezelfde maatschappijkritiek, uitgedrukt in zinsneden als ‘Overheidssteun werkte als morfine. Het wiegde levende mensen in slaap. Een vorm van schijndood.’ en ‘Het papier of het metaal waar geld van gemaakt werd was an sich nauwelijks iets waard. Het werd iets waard omdat we erin geloofden.’ Daardoor zijn hun ideeën vooral die van de schrijver. Kimpen gaat zelfs zover dat hij zichzelf in het verhaal verwerkt als een schrijver die afreist naar Filettino wanneer hij het dorpje in het nieuws ziet.

De kerk van Kimpen

Naast plezierig taalgebruik ontbreekt het de roman bovendien aan technisch goed schrijverschap. Aanvankelijk lijkt het te zijn geschreven vanuit een personaal vertelperspectief waarin Luca centraal staat, maar wanneer dat niet langer afdoende blijkt schakelt Kimpen willekeurig over op andere personages, soms midden in een hoofdstuk over Luca.

Aan het eind spreekt hij zelfs de lezer rechtstreeks aan: ‘Of jou daar,’ knipoogde de prins en hij wees naar jou. ‘Ja, jij die dit verhaal nu leest. Want ik besta op dit moment alleen maar in jouw gedachten.’ Een prekerig slotstuk dat Kimpen wellicht heeft overgehouden aan zijn onderzoek voor De kabbalist, zijn debuut, waarvan inmiddels meer dan twintig drukken verschenen zijn. Het lijkt onwaarschijnlijk dat hij dat aantal met De prins van Filettino zal gaan halen.

Boeken / Fictie

Cowboys, indianen en olie

recensie: Philipp Meyer (vert. Arjaan van Nimwegen & Thijs van Nimwegen) - De zoon

Om het harde leven van de Comanche-indianen beter te begrijpen, leerde Philipp Meyer boogschieten en spoorzoeken. Hij dronk zelfs een beker bloed, omdat Comanches dit soms deden om te overleven. Het resulteerde in een prachtige historische en natuurgetrouwe roman.

Halverwege de negentiende eeuw is het leven in Texas bikkelhard. Wanneer Eli McCullough twaalf jaar is, gebeurt het onvermijdelijke: terwijl zijn vader van huis is, wordt het bestormd door een groep Comanche-indianen. Eli’s moeder en zus worden verkracht en vermoord en Eli en zijn broertje worden gevangengenomen. In tegenstelling tot zijn broertje, overleeft Eli de barre tocht terug naar het kamp en in de tijd die volgt maakt hij zich de gewoonten van de indianen eigen.

Nasleep

Wanneer de indianenstam jaren later door honger en ziektes wordt getergd, sturen ze Eli terug naar de wereld van de blanken. Hij is dan inmiddels een volwaardige indiaan. Hij kan sporen volgen en vervalsen, dierenmagen als waterreservoirs gebruiken en deinst niet terug voor het eten van rauw vlees. Het kost Eli dan ook veel moeite om zich weer aan te passen aan de cultuur die ooit de zijne was. Zijn gewelddadige handelen vindt zijn nasleep in het leven van vele generaties McCulloughs na hem.

Meyer verweeft Eli’s verhaallijn naadloos met die van Eli’s zoon Peter en diens kleindochter Jeanne Anne. De McCulloughs raken betrokken bij de olie-industrie en groeien uit tot een van de rijkste families in Amerika. De verschillende perspectieven geven de roman meer diepgang en belichten het olie-imperium van meerdere kanten. Vooral Jeanne Anne heeft het zwaar: als vrouw weet ze zich maar moeilijk staande te houden in het wereldje.

Grote Amerikaanse roman

Uit alle gedetailleerde beschrijvingen in De zoon blijkt dat Meyer zijn huiswerk heeft gedaan. Naast het aanleren van indianengewoonten, las hij honderden romans over de geschiedenis van Texas. Het kwam veel voor dat blanke kinderen werden opgenomen in indianenstammen en meestal wilden zij na enkele jaren niet meer terugkeren naar de ‘blanke’ wereld. Ondanks de mythevorming die rondom Eli ontstaat, blijft zijn verhaal door deze historische onderbouwing realistisch.

Met De zoon is Amerika een groots familie epos rijker. Het boek omspant een belangrijk tijdperk in de Amerikaanse geschiedenis en belicht de Amerikaanse droom vanuit verschillende invalshoeken. De overgang van het wilde westen naar de moderne tijd lijkt soms haast onopgemerkt te gaan. Totdat een personage zich tegen het einde van de roman realiseert dat de tijd waarin je een man was omdat je een adelaar met een lasso gevangen had voorgoed voorbij is.

Boeken / Fictie

Een boek dat nooit als boek bedoeld was

recensie: Goran Petrović (vert. Roel Schuyt) - Villa aan de rand van de tijd

Serviër Goran Petrović schreef een magisch realistisch sprookje als ode aan de verbeelding en waarschuwing voor hen die daar misbruik van willen maken.

In Villa aan de rand van de tijd krijgt Adam, student en redacteur in de Servische hoofdstad Belgrado, de klus een boek uit de jaren dertig grondig te redigeren. Zijn opdrachtgevers, zo blijkt al snel, willen dat hij het helemaal aan hun smaak aanpast. Het boek, getiteld Mijn nalatenschap, is geschreven door de al lang overleden Anastas S. Branica en is nauwelijks als boek bedoeld. Het mist een verhaallijn, heeft geen personages en bevat niets dan lange uitweidingen over een villa. De lezer mag met het boek aan de slag. Zelf beschikt Branica over de bijzondere eigenschap dat hij doorleest waar de meeste mensen stoppen en zelfs kennismaakt met lezers die tegelijkertijd hetzelfde boek lezen. Anderen die op hun beurt Branica’s boek lezen, maken hetzelfde mee.

Doorlezen waar het boek ophoudt
Petrović beschrijft Branica als een leesverslaafde met een grenzeloze verbeelding. Lezen is voor hem een proces van uren. Stap voor stap dringt hij dan dieper door in zijn boeken en gaat er letterlijk onderdeel van uitmaken:

Als er in een boek een plein voorkwam waar de straten straalgewijs naartoe of vandaan liepen, wist hij in een achteraf gelegen straatje te komen, en vandaar weer in het volgende, steeds verder weg van de grote verhaallijn die de meeste doorsnee-lezers trok, en dan loodste hij haar mee naar een buurtkroegje waar hij twee glazen verschraalde, zoete wijn bestelde.

‘Haar’ is in dit geval Nathalie Ouville, een Franse schone die in het Belgrado van de jaren twintig en dertig haar geplande huwelijk afwacht. Steeds als Nathalie een boek leest, ziet Branica hoe zij zich over de pagina’s voortbeweegt. Uiteindelijk besluit hij zelf een boek te schrijven, waarin hij en deze onbereikbare liefde elkaar kunnen ontmoeten.

De verbeelding uitbesteed
‘Doe moeite’, lijkt Petrović, naast schrijver ook bibliothecaris, zijn lezers met dit geslaagde gedachte-experiment op het hart te willen drukken. Doe moeite en neem de tijd voor al het mooie dat de wereld te bieden heeft. Zoals de personages uit zijn roman dat doen, zodra zij ontdekken dat zij, net als Branica, door aandachtig te lezen opgaan in het universum van het boek.

In het eenentwintigste-eeuwse Belgrado – na een eeuw vol oorlogen en de val van Joegoslavië – blijken nog maar weinigen die aandacht op te kunnen brengen. Zo willen de rijke opdrachtgevers van Adam dat hij het huis dat Branica in elkaar schreef aan hun smaak aanpast, zodat zij er zelf in kunnen ‘wonen’. Zelf missen zij de verbeeldingskracht waarmee zij tot het boek kunnen doordringen. Die inspanning besteden zij liever uit.

En het kan nog erger. Want wat als iemand Branica’s bijzondere talent – het lezen achter het lezen, het contact met medelezers – gebruikt voor kwade doeleinden? Als een medewerker van de Joegoslavische geheime dienst Branica’s boek ontdekt, besluit hij deze ‘leestechniek’ in te zetten tegen de vijanden van het politieke systeem. Onder dissidenten gaat hij ‘decadente’ literatuur verspreiden. Zodra iemand de verboden boeken oppakt, verschijnt de lezer op de radar van de dienst die hem of haar vervolgens eenvoudig uit de weg kan ruimen. Een morbide knipoog naar de kleurloosheid van twintigste-eeuwse, totalitaire regimes.

Sprookje
De Nederlandse vertaling van het in 2000 verschenen Villa aan de rand van de tijd komt van Roel Schuyt. In een interview vatte hij de stijl van Petrović samen als een die ‘sprankelt van humor en ironie’ en met ’talloze poëtische momenten zonder pretenties of zwaarwichtigheid’. Een rake omschrijving: Petrović vindt een mooie balans tussen speelsheid en ernst. En ondanks zijn suggestie dat bijna niemand nog weet wat lezen is, klaagt hij niet. Integendeel, zijn vertelling bestrijkt een volle eeuw, en staat bol van zijn bewondering voor de stad Belgrado en de literatuurgeschiedenis. Zijn kleurrijke personages voert hij op in visuele beschrijvingen: Een eenzame, stokoude vrouw die leeft met haar boekenkast, een gedesillusioneerde oud-medewerker van de geheime dienst, een op het eerste oog flamboyante schrijver die zich extra goed kleedt als hij een boek leest. In dit moderne sprookje laat Petrović zijn lezers zo steeds een beetje twijfelen aan de bovennatuurlijke elementen in zijn verhaal, maar laat hij toch voldoende ruimte om de magie in stand te houden.

Film / Films

Sneeuwwitje van Spaans bloed

recensie: Blancanieves

Sprookjesverfilmingen zijn hip. De afgelopen jaren kwamen diverse (vaak teleurstellende) interpretaties voorbij, zoals Hansel & Gretel: Witch Hunters, Jack the Giant Slayer en diverse verfilmingen van Sneeuwwitje. De Spaanse regisseur Pablo Berger vermijdt heftige actie en special effects en trakteert de kijker op een zwijgende film, vol verwijzingen naar de Spaanse cultuur.

Bergers film is gesitueerd in Sevilla in de jaren twintig. Een stad bekend van het stierenvechten en weelderige flamenco. De jonge Carmen leidt een noodlottig bestaan: al bij haar geboorte zijn er tekenen van een tragisch en hard leven. Haar vader, een beroemd toreador, raakt na een stierengevecht verlamd. Haar moeder, hoogzwanger van Carmen, overleeft de geboorte niet. Carmen groeit op bij haar oma, waar ze op jonge leeftijd al geïntrigeerd raakt door het stierenvechten. Dan slaat het noodlot opnieuw toe. Haar oma overlijdt en Carmen wordt opgevangen door haar vader en stiefmoeder Encarna. Een stiefmoeder die, net als in het klassieke sprookje, een meedogenloze bitch is.

~

Het wordt geen liefdevolle thuiskomst. Encarna ontzegt Carmen het contact met haar vader en laat het meisje allerlei vervelende en zware klusjes doen. Ondanks haar zware leven blijft Carmen echter positief en levenslustig ingesteld. De tragiek keert opnieuw terug wanneer haar vader na een ongeluk overlijdt. Encarna stuurt het meisje, inmiddels verworden tot een mooie jonge vrouw, ver weg met het doel haar uit de weg te ruimen. Maar dan wordt Carmen gered door zes rondtrekkende stierenvechtende dwergen. De dwergen, onder de indruk van haar schoonheid en pure karakter, besluiten zich over haar te ontfermen. Carmen, lijdend aan geheugenverlies, wordt door hen omgedoopt tot Blancanieves en ze pakt een oude passie op: het stierenvechten, waarmee zij laat zien een groot talent te zijn en in de voetsporen van haar vader te kunnen treden.

Klassiek sprookje vol verwijzingen naar zuidelijk Spanje
Blancanieves volgt grotendeels de klassieke verhaallijn, maar is verweven met twee ijkpunten uit de Spaanse cultuur: de flamenco en vooral het stierenvechten. Een risico, gezien de controverses rondom deze gevechten. Toch zijn juist dit de scènes die het krachtigst zijn. In haarscherp zwart-wit geschoten en ondersteund door warmbloedige flamencomuziek, geven de stierengevechten de film een broeierige spanning en de nodige portie girlpower mee. De beelden van de schone Blancanieves, die oog in oog staat met een woeste spierbundel van een stier, zijn prachtig om te zien.

Toch neigt Blancanieves op momenten teveel naar het melodrama. Zo is er veel aandacht voor Blancanieves’ zware jaren en wordt er wel heel veel ingezoomd op de melancholisch sprankelende ogen van het meisje. Het haalt de jeu wat uit de film, maar er blijft genoeg over om van te genieten. Maribel Verdú bijvoorbeeld, die haar rol als boze stiefmoeder zowel stijlvol als wreed neerzet. Haar sadomasochistische trekken komen terug in haar kostuums, waar ze trefzeker in rondparadeert. Een tikje gotisch en seksueel, passend bij de donkere sfeer van het sprookje.

Geen tweede The Artist

~

Bovendien laat Berger met Blancanieves zien zijn klassiekers te kennen. De film roept onmiskenbaar vergelijkingen op met Tod Brownings Freaks (1932), zeker wat het donkere, wat droevige einde aangaat. Of Blancanieves aansluiting zal krijgen bij het grote publiek is echter de vraag. De film  heeft de pech dat The Artist (2011) eerder verscheen. Die film werd een ongekend succes en zette de zwijgende film weer op de kaart.

Maar Blancanieves zien als een herhalingsoefening, voortbordurend op het succes van The Artist, is niet terecht. Berger deed er namelijk acht jaar over om zijn film van de grond te krijgen. En als je zijn film vergelijkt met de huidige sprookjesfilms, bomvol actie en special effects (neem een Snow White and the Huntsman) dan is Blancanieves een verademing. Een film die oprecht, met emotie en met liefde gemaakt is. Wat aandacht voor deze bijzondere verfilming is Berger dus zeker gegund. 

Boeken / Fictie

Interessantdoenerij

recensie: David Foenkinos (vert. Liesbeth van Nes) - Herinneringen

.

Een naamloze verteller is nachtportier in een hotel. Tijdens zijn werk probeert hij te schrijven aan een roman. Een moeizaam proces, want hij twijfelt aan zijn kwaliteiten als auteur. Wanneer zijn grootmoeder uit het bejaardentehuis ontsnapt en hij zijn grote liefde Louise ontmoet tijdens de zoektocht naar zijn oma, staakt hij zijn schrijven. Jammerlijk genoeg  loopt de relatie met die grote liefde stuk, want kort daarna ‘was het alsof ik de benodigde melancholie voor het schrijven had verzameld’. Erg jammerlijk inderdaad, want was Louise gewoon bij haar man gebleven, dan had de verteller de lezer misschien niet verveeld met de opeenstapeling van literaire clichés die Herinneringen is.

Superliterair
Herinneringen probeert op alle fronten veel te hard om interessant te zijn en slaat daardoor op al die fronten de plank mis. De roman is opgebouwd uit korte hoofdstukken waarin de verteller zijn oninteressante leven etaleert. Deze korte hoofdstukken worden afgewisseld met beschrijvingen van herinneringen van de verschillende personages die de revue passeren. De toegevoegde waarde van deze herinneringen blijft echter volkomen duister en ze lijken vooral het product te zijn van een schrijver die heeft gedacht dat deze opbouw de roman superliterair zou maken. 

Dat deze interessantdoenerij is ontsproten aan de geest van een onsympathieke verteller mag niet echt een grote verrassing heten. Deze verteller mag dan volwassen zijn, hij komt over als een egoïstische puber. Hij heeft een hekel aan zijn ouders, zonder dat daar ooit een reden voor gegeven wordt, ziet zichzelf als een gekwelde ziel en vindt dat iedereen maar naar zijn pijpen moet dansen. Zo reageert de verteller als volgt wanneer zijn vader hem aanspreekt op het feit dat hij niet op bezoek is geweest bij zijn zieke moeder:

Ik begreep beter dan ooit hoe egoïstisch mijn ouders waren. Nooit had mijn vader belangstelling getoond voor het geringste vraagstuk waar ik mee zat, nooit mededogen gehad met de gevoelens van onbehagen die ik als tiener had, en nu dacht hij over mij te kunnen oordelen.

Gebrek aan ironie
Daarnaast wordt Herinneringen gekenmerkt door vergezochte vergelijkingen (‘Het laken lag als een oever over haar schouder, de oever van vredig water, een meer in Zwitserland’), vlakke personages, een stijl die niks aan de verbeelding van de lezer overlaat, slechte grappen en pseudo-intellectuele beschouwingen op het leven.

Misschien was het wel Foenkinos’ bedoeling om een slecht auteur tot verteller en hoofdpersonage van zijn verhaal te maken. Het zou een geweldige grap zijn, maar het gebrek aan enige ironie doet toch vrezen dat het allemaal serieus bedoeld is. Het maakt ook niet uit. Herinneringen zal, ongeacht de bedoeling van de schrijver, een kwelling om te lezen blijven.

Boeken / Fictie

Rechtop staan op een drilpudding

recensie: Sheila Heti (vert. Iannis Goerlandt) - Hoe moet je zijn?

.

Sheila is een gescheiden jonge vrouw met de ambitie een toneelstuk te schrijven. Haar verwachtingen zijn hoog: ‘wat is er zo gek aan om het menselijke ideaal te willen zijn?’ Maar in een wereld waarin al zoveel schoonheid is, is het moeilijk te beginnen, redeneert ze. En zo blijft het bij drinken en blowen met haar vrienden, haren opvegen in een kapperszaak en een vernederende affaire. 

Israel
Om te beginnen met die jongen, die Israel heet: hij doet het bloed stollen in Sheila’s armen met puntsgewijze liefdesbrieven waarin hij haar dubieuze opdrachten geeft en aanspreekt met ‘ha Slet’ (ja, wel met een hoofdletter). Het is de vraag of de hoofdstukken die Sheila met hem in bed doorbrengt meer doen dan shockeren, of het geloofwaardig is dat er verleiding schuilt in zoveel vernedering. Uiteindelijk maakt ze in elk geval op geheel eigen wijze een einde aan de verhouding, met een eerlijkheid die weinig lezers onberoerd zal laten.

Ik moest zo lelijk zijn dat de vernedering die ik mezelf aandeed ook hem zou vernederen. […] Wat ik ’s nachts had gedaan voelde als de eerste keuze die ik ooit had gemaakt zonder enige hoop op bewondering.

Alles liever dan middelmatigheid
Gelukkig is er in Hoe moet je zijn? veel meer aan de hand. Sheila worstelt met het schrijven van een toneelstuk in opdracht voor een feministisch theater. Ze neemt de gesprekken met haar beste vriendin Margaux op om inzicht te verkrijgen in realistische teksten. Het boek staat dan ook vol met ‘slordige’ dialogen, waarin de personages stamelen en langs elkaar heen praten. In plaats van een toneelstuk leveren de opgenomen gesprekken Sheila een onnavolgbare ruzie op met Margaux. En een boek dus, lijkt het.

Hoe moet je zijn? is opgedeeld in vijf bedrijven en bestaat uit flarden in het leven en het denken van Sheila. Deze wankelen voortdurend op de grens tussen originaliteit en navelstaren. Er zijn passages die de twintigers van deze tijd inderdaad typeren zoals de tv-serie Girls dat zo fantastisch doet. Bijvoorbeeld wanneer Sheila liever opgeeft dan middelmatig werk af te leveren of wanneer haar perfectionisme verlammend werkt. Er zijn echter ook veel ontoegankelijke, te particuliere passages. Maar wellicht is ook dat weer volstrekt persoonlijk. Een voorbeeld:

Ik wil meer dan er alleen in mijn eigen ogen min of meer cool uitzien, al zou dat betekenen dat ik moet bekennen dat al mijn ijdelheid en optutterij verloren moeite zijn geweest. Elke blik in de spiegel en de gezichtsuitdrukkingen die ik heb bedacht om mezelf te intimideren – zinloos. Misschien is het beter om verder het pad richting schoonheid te bewandelen dat ik nu ingeslagen ben, en te hopen dat het me, als ik tenminste genoeg doorzettingsvermogen heb om het vol te houden, ergens heen zal leiden waar grootste dingen in het verschiet liggen.

Feminisme
Voor Sheila bestaat het hele bestaan uit raadsels. Ze denkt dat ze, zolang ze haar eigen identiteit niet kan doorgronden, niet kan beginnen aan het leven. Er is veel zelfhaat, ze noemt haar ziel voortdurend ziek (of niet-bestaand) en zoekt antwoorden bij elke voorbijganger. Dat leidt voornamelijk tot vreemde en zinloze dialogen. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de niet-zeuren-en-hard-werken-mentaliteit, waardoor Sheila’s eindeloze zielepijn regelmatig ergernis opwekken. Toch bevat haar zoektocht ook kleine doorbraakjes. In haar vriendschap met Margaux, in de toestand met Israel (goddank) en vooral in het besef: ook alle andere mensen doen maar wat.

Of dit boek bij het verschijnen terecht als feministisch pamflet werd gebombardeerd, vraag ik me af. Meer dan dat is het een hoogstpersoonlijk relaas, een zoektocht waarvan in het beste geval kleine wijsheden bijblijven. Voor wie Girls gezien heeft en het boek met dergelijke verwachtingen te lijf gaat, is Hoe moet je zijn? daarom wellicht teleurstellend. Maar voor wie simpelweg een antwoord op de vraag verlangt, voldoet het lezen van het eerste hoofdstuk al – of het nu prietpraat is of niet:

Hoe moet je zijn, als mens? Ik vraag het me soms af, en ik kan niets anders antwoorden dan: een beroemdheid. Maar hoezeer ik ook van beroemdheden houd, ik zou nooit ergens naartoe verhuizen waar beroemdheden echt bestaan. Ik hoop op een eenvoudig leven ergens op een eenvoudige plek, waar er voor alles maar één voorbeeld bestaat.