Muziek / Album

Kennis en kunde

recensie: Bart van der Lee - Ballads for the Heathens or Dying

De Utrechtse singer/songwriter Bart van der Lee had al een flink deel van de wereld gezien voordat hij de muziek ontdekte. Ballads for the Heathens or Dying klinkt ook als een album van een man die het nodige heeft meegemaakt.

Ballads for the Heathens or Dying is het vierde album van Van der Lee, die opgroeide op de Fillippijnen, in Kenia en in Thailand. Als hij dertien jaar is, keert de familie terug naar Nederland. Van der Lee kent dus een roerig verleden, waar muziek altijd een grote rol heeft gespeeld. Dat geldt zeker als zijn huwelijk strandt. Van der Lee is dan 21 jaar. Muziek biedt echter soelaas en zekerheid. Ook als je er naar luistert.

Cohen en Cave
Het vorige album van Van der Lee, Between Tall Pine Trees (Sadness and Thunder), werd lovend ontvangen door de Nederlandse pers die Van der Lee vergeleek met Leonard Cohen en Nick Cave. Vergelijkingen die ook opgaan voor Ballads for the Heathens or Dying; Van der Lee’s krakerige stem en zijn composities doen denken aan Leonard Cohen. Let wel: het oudere werk van Cohen, toen hij nog niet met achtergrondkoortjes werkte, maar gewoon een dichter met een gitaar was. Niet First We Take Manhattan, maar So long, Marianne. Anderzijds is de vergelijking met Nick Cave passender; niet met zijn latere werk maar met Cave’s liedjes uit de tijd van The Firstborn is Dead en The Good Son die woede en verongelijktheid in zich hebben. En gevoelens van verlies. De emotie die uit die nummers spreekt, is sterker aanwezig dan de productie.

Ingetogen en beperkt
Het album is vrij kaal. Er zijn wel momenten van bombast, maar over het geheel genomen zou een kleine band het kunnen opvoeren. Wanneer er grootse arrangementen worden gebruikt, komt dat de nummers ten goede. Het album klinkt intiem en de nummers zitten goed in elkaar. Het begint met donkere (en volle) nummers, zoals ‘In the Woods upon a Hill’, en kalmeert langzaamaan bij ‘Waste of Life’ waar Van der Lee zichzelf begeleidt op gitaar. Qua genre neigt Van der Lee richting folk, dark folk. Dat heeft vooral te maken met de keuze van zijn instrumenten: lang niet alle nummers klinken folky. Het duistere deel van het album (de eerste nummers) doet het meeste aan folk denken. Tegelijkertijd klinkt er ook soul door. Geen Motown-soul, maar Marvin Gay, The Twilight Singers en The Afghan Whigs.

Van der Lee laat horen dat hij een breed scala aan stijlen beluistert en beheerst. De acht liedjes op het album vormen een duidelijk geheel, maar zijn niet inwisselbaar. Het zijn mooie, ingetogen en sprekende nummers. En dat hadden er best nog een paar meer mogen zijn.

Boeken / Fictie

Verdomme Chuck

recensie: Chuck Palahniuk (vert. Inge Pieters) - Verdoemd

‘Ben je daar Satan? Ik ben ’t, Madison.’ Palahniuks nieuwste roman begint als een brief aan de Duivel: de dertienjarige Madison doet  verslag van haar ontdekkingstocht door de Hel.

De meeste lezers zullen Palahniuk kennen van zijn debuut Fight Club (1996). Of als ze eerlijker zijn: van de gelijknamige verfilming uit 1999 met een hoofdrol van Brad Pitt. Zijn andere wapenfeit is het korte verhaal ‘Guts’, dat eindigt met een masturbatiescene onder water die een gevaar bleek voor de volksgezondheid. Op voorleesavonden vielen tientallen toehoorders flauw terwijl Palahniuk de dramatische gebeurtenissen vertelde – en niet omdat ze verliefd waren op zijn subtiele proza.

Onveilige seks


Nou is subtiel sowieso niet een woord dat we met Palahniuk moeten associëren. Ook in Verdoemd doet hij weer zijn best om de liefhebbers van bellettrie en goede smaak op de tenen te trappen. Verteller is de dertienjarige Madison, die op tamelijk tragische wijze om het leven is gekomen. Zelf wijt ze haar dood aan een marihuanaoverdosis, maar in werkelijkheid, zo blijkt later, is ze per abuis gewurgd met een condoomslinger die ze van haar ouders kreeg; die heeft dus weinig bijgedragen aan ‘veilige seks’.

Enfin, Madison is nu dus onder de doden, of beter gezegd: in de Hel. Al gauw krijgt ze gezelschap van een stel irritante Amerikaanse tieners die haar meevoeren op een ontdekkingstocht door de krochten van de onderwereld – en uiteindelijk naar Satans hoofdkwartier. Als in een high school-komedie worden de rollen onderling verdeeld: van betweter Leonard tot punker Archer en sportheld Patterson. Onderweg ontmoet het gezelschap demonen en ander hels gespuis, die met veel bravoure beschreven worden, maar gezien Palahniuks ironische stijl niet bepaald angstwekkend zijn.

‘Humor’


Verdoemd is dan ook niet bedoeld als thriller. Palahniuk heeft zijn best gedaan om een satirische komedie over de hel van de puberteit te schrijven. Helaas is Madison een nogal ongeloofwaardige en vervelende hoofdpersoon, en weten haar lotgevallen niet bijzonder te boeien. Daarbij zijn de beschrijvingen van de Hel één groot cliché. Maar het pijnlijkst is Palahniuks poging tot humor. Zo hebben de verschillende locaties in de Hel namen als ‘Grote Oceaan van Verspild Zaad’ en ‘Strontmeer’, en excuseert Madison zich tegenover Satan telkens wanneer ze het G-woord (‘God’) gebruikt.

Het helpt ook niet dat Palahniuk in de veronderstelling lijkt dat zelfs de meeste ongeïnspireerde grap na een x aantal herhalingen vanzelf hilarisch wordt. In komische televisieseries van een vergelijkbaar niveau kan een lachband nog veel goedmaken. Maar zonder deze kunstgreep zijn de running gags in Verdoemd niet meer dan bladvulling – hoogstens interessant voor de lezer die het literaire equivalent van een pijnlijke stilte wil ervaren.

Eén voorbeeld is dat Madison telkens wanneer ze een moeilijk woord gebruikt – bijvoorbeeld ‘obstinaat’ – de lezer verontwaardigd uitlegt dat ze dan misschien dertien jaar oud is, maar wel over enig vocabulaire beschikt: “Ja, ik weet heus wel wat ‘obstinaat’ betekent. Ik ben dertien en ontgoocheld en een tikje eenzaam, maar ik ben niet simpel.” Behalve dat dit gauw gaat vervelen, lijkt het ook een wel erg gekunstelde manier om zo een bredere woordenschat te gebruiken dan we zouden verwachten bij zo’n jeugdige verteller.

Plichtmatig


Nee, wie over de psychologische of religieuze hel wil lezen, kan beter een Dante Alighieri of Hubert Selby ter hand nemen. En de liefhebber van parodieën op arrogante Amerikaanse tieners kan kiezen uit legio high school-pastiches, stuk voor stuk vermakelijker dan Palahniuks plichtmatige toevoeging aan het genre. Het is alsof hij de recensenten die Snuff (2008) en Pygmy (2009) neersabelden, nu eens voor wilde zijn: zijn laatste gedrocht is dermate ongeïnspireerd dat er voor de kritische lezer weinig eer te behalen is – een abortus was beter geweest.

Muziek / Concert

Netwerkborrel in Bloemendaals openluchttheater

recensie: EELS

.

Film / Films

Prachtige vertelling van een verrijkende ontdekkingstocht

recensie: Mud

De ontmoeting met een mysterieuze vreemdeling betekent voor twee jongens het begin van zowel een avontuurlijke als een innerlijke ontdekkingstocht. Mud is een prachtig coming of age-verhaal met regie van Jeff Nichols, die ook de ongerepte Amerikaanse natuur een belangrijke rol toebedeelt.

Jeff Nichols is weliswaar pas relatief korte tijd actief als regisseur, toch is hij al niet meer weg te denken uit de filmwereld. Na de alom geprezen films Shotgun Stories (2007) en Take Shelter (2011) is Mud zijn derde speelfilm. Geïnspireerd door de zuidelijke Amerikaanse literatuur, in het bijzonder schrijver Mark Twain, schreef Nichols wederom zelf het scenario.

In Mud ontmoeten de twee tieners uit Arkansas, Ellis (Tye Sheridan) en Neckbone (Jacob Lofland), de intrigerende voortvluchtige Mud (Matthew McConaughey) op een eiland in de rivier Missisippi. Samen besluiten ze Mud te helpen in zijn poging enkele wraakzuchtige premiejagers op zijn pad te ontwijken, louter om zich te kunnen verzoenen met zijn grote liefde Juniper (Reese Witherspoon).

Een innerlijk avontuur

~

Het leven van Ellis en Neckbone, die de wereld volop aan het ontdekken zijn, staat in het teken van de overgang van jongen naar jongeman. De jonge acteurs geven deze periode van puberteit beide op een subtiele manier gestalte. Het is hun jongensachtige nieuwsgierigheid naar avontuur, die hen de grenzen doet overschrijden en hen in contact brengt met Mud. Het voornemen om Mud te helpen komt juist voort uit hun groei naar volwassenheid en hun besef van liefde. Mud is daarmee behalve een charmant coming of age-verhaal ook een ode aan de liefde. De scheiding van zijn ouders en zijn eerste teleurstellende schreden op het pad van verliefdheid doen Ellis verlangen naar het bestaan van een onvoorwaardelijke liefde zoals die tussen Mud en Juniper. Neckbone, daarentegen, is in eerste instantie sceptischer ten opzichte van Mud door zijn onwetendheid omtrent liefde.

Waar Mud de jongens nodig heeft, hebben zij Mud uiteindelijk evengoed nodig. Hij fungeert als de vaderfiguur die ze thuis onvoldoende hebben. Door in zijn gezelschap te vertoeven leren ze over het leven en zichzelf; wie ze zijn en waar ze voor staan. Matthew McConaughey doet in deze rol verder afstand van zijn romantische imago en is gelukkig meer dan uitstekend in staat om de verwarde, vastberaden Mud te vertolken. Het is bovendien een verademing om te zien dat, na tal van films waarin hij zijn shirt als vanzelfsprekend uittrekt, zijn shirt ditmaal zijn meest waardevolle bezit is.

Snelheid versus sereniteit

~

De geborgenheid van het eiland waar Mud zich verschuilt, staat in sterk contrast met het onaangename en met vlagen gevaarlijke stadsleven. De stadsscènes kenmerken zich door veel actie, dat tot uiting komt in de relatief snelle montage. In de scènes op het eiland daarentegen heeft Nichols – die zelf uit Arkansas komt – oog voor de schoonheid van de natuur en de indrukwekkende Missisippi. Door de long shots en de langzame montage staat het eilandleven vooral in het teken van rust. Mud is daarmee gemonteerd op de tegenstelling tussen de snelheid van de stad en de sereniteit van de natuur. Het zijn de rivier én de gevoelvolle muziek, grotendeels gecomponeerd door David Wingo en de band Lucero, die de schakel zijn tussen deze schijnbaar aparte werelden. De soundtrack versterkt overigens niet alleen de karakteristieke sfeer van het veelzijdige Amerikaanse zuiden, maar voegt ook een extra dimensie toe aan de beleving.

De op het eerste oog vluchtige ontmoeting ontwikkelt zich in handen van Jeff Nichols tot een spannend avontuur en een innerlijke revelatie. De prachtige vertelling in combinatie met de fantastische natuurscènes en veelzeggende muziek maken Mud tot een ware belevenis.

Film / Films

Testosteron en steroïden in stompzinnige komedie

recensie: Pain and Gain

Drie bodybuilders maken een miljonair geld afhandig en leven vervolgens de Amerikaanse droom. Pas later wordt nagedacht over de verreikende consequenties.

‘My name is Daniel Lugo. And I believe in fitness.’ Duidelijke taal aan het begin van Pain and Gain, de nieuwste film van regisseur Michael Bay, waarin een waargebeurd verhaal wordt omgevormd tot komisch actiespektakel. Michael Bay was na al het robotgeweld wel toe aan iets nieuws, iets low budget en kleinschaligs. Het resultaat, Pain and Gain, was mede mogelijk doordat Michael Bay, Mark Wahlberg en Dwayne Johnson akkoord gingen met een ongebruikelijk laag salaris. Verdere kostenbesparing zat hem in de sets – een gedeelte van de film is zelfs in Bays huis opgenomen.

Slecht plan

~

Pain and Gain vertelt het onwaarschijnlijk waargebeurde verhaal van drie bodybuilders die hun leven meer dan beu zijn. Na het bezoeken van een seminar van succesgoeroe Jonny Wu (Ken Jeong) stelt Daniel (Mark Wahlberg) een driestappenplan op. Stap een: een rijke man kidnappen. Stap twee: deze man zijn handtekening onder documenten laten zetten zodat Daniel de eigenaar wordt van al zijn bezittingen. Stap drie: Amerika een beter land maken. Hoe stap drie nog te realiseren valt na de eerste twee is onbekend.

Daniel schakelt twee kameraden in voor zijn project. Adrian (Anthony Mackie), een stereotype zwarte man die op dikke vrouwen valt, en Paul (Dwayne Johnson), een bekeerde, drugsverslaafde bodybuilder met een heel klein hartje. Samen voert het drietal de plannen uit, waarbij uiteraard het nodige misgaat. Soms levert dit grappige situaties op, zoals het contrast tussen de uitstekende voorbereiding en de klunzige uitvoering. Soms ook niet, zoals Adrian die door steroïdegebruik met erectieproblemen bij de dokter komt.

Nederlands tintje

~

Opgepompte kerels, (half)naakte vrouwen, stripclubs, fraai geschoten actie, lomp geweld en scherpe oneliners zijn Michael Bay niet vreemd. Dat maakt het echter niet tot een slechte film, het beperkt de doelgroep alleen ietwat. Net zoals de stompzinnige, hersenloze hoofdpersonen dat doen. Als film is het vermakelijk en regelmatig grappig. Pain and Gain opent sterk en na een tamelijk saai middenstuk is de finale weer boeiend. Zelfs een Nederlands tintje is aanwezig in de vorm van Yolanthe Cabau. Ze zegt vier zinnetjes en is hooguit een minuut in beeld, maar je moet ergens beginnen.

Grootste kritiekpunt is de manier waarop Michael Bay omgaat met de feitelijke gebeurtenissen. Omdat Pain and Gain puur popcornvermaak is, krijg je nooit het idee dat alle stommiteiten plaats hebben gevonden, ondanks de herinnering (‘This is still a true story‘) halverwege de film. De personages zijn karikaturen en de film is over the top. Misschien had Michael Bay wat meer respect voor daders of slachtoffers moeten tonen, want eigenlijk is het dieptriest wat er allemaal is gebeurd.

Film / Films

De vrienden van Wall-E

recensie: Elysium

Tegenstellingen tussen rijk en arm zijn nu misschien meer dan ooit aan de orde van de dag. Neil Blomkamps nieuwe actiethriller Elysium, met Matt Damon in de hoofdrol, weet die tegenstellingen prachtig in beeld te brengen, maar zijn script stelt teleur.

Het aardse paradijs
In het jaar 2154 is de aarde verworden tot een Wall-E-eske samenleving, waar vervuiling, overbevolking en armoede aan de orde van de dag zijn. De rijken der aarde hebben daarom een ruimtestation gebouwd waar ze zorgeloos leven in grote huizen met vlekkeloze gazons. In dit Elysium heeft iedereen een persoonlijke huisrobot en een Med-Pod, een medisch apparaat dat alles – maar dan ook alles – geneest, van aan flarden gereten hoofden tot ouderdom. De Elysianen zouden zich het leven beduidend gemakkelijker maken door een paar Med-Pods te verschepen naar aarde, want nu zijn ze met enige regelmaat slachtoffer van een invasie aan zieken die proberen een Med-Pod te bereiken voor ze linea recta terug naar aarde worden gedeporteerd. De genadeloze minister Delacourt (Jodie Foster) handelt dergelijke problemen bij voorkeur af door de schepen aan flarden te bombarderen.

~

Een van de achterblijvers is Max Da Costa (Matt Damon), een autodief die onder erbarmelijke omstandigheden in een robotfabriek werkt. Wanneer hij daar een dodelijke dosis radioactieve straling oploopt krijgt hij te horen dat hij nog maar vijf dagen te leven geeft. Met een potje wonderpillen dat hem gedurende die dagen een redelijk functioneren geeft, wordt hij op straat gezet. Daarop bezoekt hij de louche handelaar Spider (Wagner Moura), van wie hij een enkeltje Elysium kan krijgen wanneer hij de persoonlijke gegevens van een van de Elysianen weet te downloaden op een computerchip. Toegerust met een uitermate handig exoskelet besluit hij de gegevens van zijn voormalige baas (William Fichtner) te roven; helaas zit diens hoofd dankzij een deal met minister Delacourt vol met informatie om het systeem van Elysium te rebooten. Max Da Costa wordt zo een gewild doelwit. Delacourt recruteert onder andere agent Kruger (Sharlto Copley), een Elysiaanse spion op aarde die de grens tussen genialiteit en waanzin ver overschrijdt, om haar positie te behouden. Verder in de blender: love interest Frey (Alice Braga), haar aan leukemie lijdende dochtertje en kanonnenvoer in de vorm van een beste vriend (Diego Luna).

Armoe troef
Visueel is de film prachtig. Neill Blomkamp, die na zijn debuut District 9 zowel het script schreef als de regie op zich nam, koos voor Mexico City als achtergrond voor zijn futuristische aarde. De grimmige sfeer komt tot uiting in het feit dat de eindeloze zandvlakte slechts wordt onderbroken door een nog eindelozer vlakte van krotten van huizen. Matt Damon, zwaar getatoeëerd, doet waar hij goed in is: verlangend om zich heen kijken en vechten voor een betere wereld. Blomkamp koos overigens pas voor Damon in de hoofdrol toen zijn eerste keus, rapper Eminem, het liet afweten, maar de keus was juist. Damon weet de film te dragen en wordt in acteerwerk geëvenaard door Copley, hoewel die als schurk bar weinig heeft om mee te werken. Blomkamp schreef hem als klassieke slechterik, zonder achtergrond of motivatie. Foster daarentegen acteert stijfjes en weet niet te imponeren, evenmin als Braga, die vooral met haar mooie bruine ogen knippert.

~

Elysium zelf is eveneens prachtig vormgegeven, hetgeen de bovengemiddelde hoeveelheid gaten in het plot net weet te compenseren. Voornamelijk gefilmd in Vancouver heeft het ruimtestation voldoende futuristische uitstraling om de toekomst tot leven te brengen, terwijl het nog genoeg overeenkomsten met de huidige aarde bezit om herkenbaar en plausibel te blijven. Blomkamp verspilt geen tijd aan overbodige achtergronden over Elysium, maar duikt direct zijn verhaal in. Desgevraagd gaf hij toe dat hij Elysium niet zozeer als science fiction ziet, maar dat we nu al in een dergelijke wereld leven, waar de verschillen tussen arm en rijk schrijnend zijn. De film heeft behalve de afvalberg dan ook het moraliserende karakter gemeen met Wall-E. Elysium levert een maatschappijkritiek af die er duimendik bovenop ligt. Blomkamp zou er goed aan doen voor zijn volgende film een andere scriptschrijver te zoeken, en dan meteen ook een andere gevechtschoreograaf, en zich puur op het regisseren te richten; er zit meer in dan hij nu laat zien.

Boeken / Non-fictie

De titel is het hele boek

recensie: Louis Couperus - De correspondentie

Ter gelegenheid van het 150e geboortejaar van Louis Couperus (1863-1923) verscheen bij Uitgeverij Athenaeum een wetenschappelijke editie van de correspondentie van de Nederlandse schrijver. Meer dan 1400 thans bekende documenten werden gebundeld en door Couperus-kenner H.T.M. van Vliet van commentaar voorzien in een aparte, bijbehorende uitgave. Een buitengewone inspanning die voor de liefhebber niets te wensen over laat.

Toen in 2007 door het NRC Handelsblad in samenwerking met de NPS een grote verkiezing werd gehouden voor het beste Nederlandstalige boek aller tijden, haalde Couperus de top tien niet eens. Dat een Kader Abdolah achter Harry Mulisch op de tweede plek eindigde, zegt natuurlijk genoeg over zon verkiezing, maar met de aanwezigheid van Reve, Nescio, Multatuli en W.F. Hermans in de top tien, had Couperus er niet in misstaan. Zelfs als men de boeken niet gelezen heeft, dan nog zal iedere beschaafde lezer opveren bij titels als Van Oude Mensen De Dingen Die Voorbijgaan of natuurlijk Couperus vermaarde debuutroman Eline Vere.

Aan het Couperus-elan ligt het in ieder geval niet, dat is er volop. Van het Couperus Museum tot aan een heuse Couperus kookworkshop voor fijnproevers; het is er allemaal. En wie er werkelijk geen genoeg van kan krijgen, kan altijd terecht bij het Couperus-genootschap. Een rijk en levendig gezelschap dat op talloze manieren het erfgoed van Couperus in het daglicht brengt.

De correspondentie
Louis Couperus had bepaald niet veel op met het schrijven van brieven. Ik antwoordde niet, omdat ik niet veel te antwoorden had en brieven schrijven is toch al mijn fort niet, laat hij zijn voornaamste uitgever L.G. Veen (1863-1919) weten in een brief van 4 januari 1904. Als Europeaan in de dop was hij vrijwel altijd onderweg en had hij ook geen gelegenheid om een degelijk archief aan te leggen. Bovendien kon hij maar moeilijk begrijpen waarom mensen überhaupt zijn brieven zouden willen lezen en was hij van mening dat een persoonlijke correspondentie sowieso vooral toch persoonlijk was.

We staan er zelden bij stil, maar het heeft wel degelijk iets merkwaardigs om te snuffelen in post van een ander, aan een ander, voor een ander. Die is per definitie niet bestemd voor de wereld. Bij leven ongehoord, na de dood een geaccepteerd fenomeen. Couperus zou hoogstwaarschijnlijk niet al te gelukkig zijn geweest met deze publicatie, waarin vooral zakelijke brieven de overhand hebben. Zo vinden we er honderden brieven in terug aan zijn uitgever waarin druk onderhandeld wordt over geldzaken en proefdrukken. Soms bits, zakelijk of somber, maar altijd in een chique Nederlands zoals we dat nu niet meer gewoon zijn. Wie enkele uren bladert door de brieven wordt vanzelf meegezogen in een andere tijd en verlangt wellicht naar die typische stijl van eind negentiende, begin twintigste eeuw, waarin met zoveel hoffelijkheid tegen elkaar wordt gesproken. Ik betuig U mijn zeer hartelijken dank voor Uw zoo gracieus cadeau, dat ik volgaarne aanneem en op hoogen prijs stel. schrijft Couperus aan Veen, wanneer deze hem een portret cadeau heeft gedaan.

Het is overigens haast onmogelijk om niet gaandeweg het lezen een sympathie te ontwikkelen voor L.G. Veen, die zo liefelijk en aanhoudend genegen blijft doorklinken in zijn brieven aan Couperus. Als hij Couperus op 26 juni 1911 bijvoorbeeld schrijft waarom hij hem nog niet geantwoord heeft (wat vaker voorkwam), vraagt hij zich het volgende af:

Gaarne zou ik toch willen weten waar aan mij te houden. Tot nu toe heb ik steeds het honorarium betaald zooals ik meende te kunnen doen en is mijn nu gedaan aanbod weder van dezelfde kracht. Is het je te laag, zeg het gerust amice. Wij blijven even goede vrienden, nietwaar?

Maar hoe goed was die vriendschap eigenlijk? Op 22 februari 1919 schrijft Veen zijn laatste briefje aan Couperus, met als afsluitende zin ”t Spijt mij, maar voor deze manier voel ik niet veel en zal dus de zaak maar als afgedaan beschouwen.’ Veen sterft op 20 september 1919 aan nierfalen, maar de lezer zoekt vervolgens tevergeefs in de brieven verder naar enkele warme woorden of herinneringen van Couperus aan Veen, die ruim 20 jaar onafgebroken zijn uitgever was geweest. Dat zijn de momenten waarop het gemis van waarschijnlijk verloren gegane brieven de lezer pas werkelijk voor ogen komt.

De Commentaar
En zo is dit maar een enkele van de talloze verhaallijnen en mysteries die zich ontvouwen in de correspondentie. Ondanks haar noodlottig onvolledige karakter geven de brieven een rijk en interessant beeld van de mensen en de tijd. Het oorspronkelijke taalgebruik is gehandhaafd en we lezen alles zoals het toen geschreven werd. Dat went overigens vlot en staat het lezen verrassend genoeg nauwelijks in de weg. En ja, Frederik van Eeden komt voorbij, Frans Netscher en Frans Coenen, en Israël Querido en Willem Kloos. Zelfs Oscar Wilde is even in beeld, wanneer Couperus vrouw zijn grote roman The Picture of Dorian Gray mag vertalen.

Oud bijzonder hoogleraar editiewetenschap H.T.W. van Vliet, die eerder al verantwoordelijk was voor de uitgave van Couperus’ Volledige Werken, maakte een indeling van de brieven in negen periodes. We volgen zo Couperus vanaf zijn debuut en het schrijverssucces via zijn reizen door Europa en voor de Haagse Post tot aan zijn laatste levensjaar in 1923. Iedere periode is voorzien van een korte inleiding die samen met een uitstekend geschreven algemene inleiding een vlotte en goede indruk geven van Couperus als schrijver en persoon.

Voor wie zich werkelijk wil verdiepen in de achtergronden die bij de brieven horen, is er een apart geschreven commentaar. Voorbijkomende personen, historische gebeurtenissen en allerlei relevante wetenswaardigheden worden hierin per brief toegelicht. Aangevuld met een wetenschappelijke verantwoording en een uitvoerig register waarin personen en werken van elkaar zijn gescheiden, mag dit met recht een zeer verzorgde uitgave worden genoemd die daadwerkelijk weinig te wensen overlaat, behalve dan dat uiteindelijk ook deze uitgave slechts weer de honger aanwakkert naar nieuw onderzoek, bijvoorbeeld waar het een nieuwe biografie betreft.

Deze uitgave is echter niet enkel geschikt voor studie, maar ook om in te bladeren – en zelfs te snuffelen, om zo gaandeweg ondergedompeld te geraken in de leefwereld van zo velen die toen leefden, dachten en schreven. En dan soms treft men een pareltje aan tussen al die zakelijke brieven, waarin Couperus zich even poëtisch laat zien als meester van de taal. Een meester die gewoon tot de absolute top van de Nederlandse literatuur behoort. Misschien dat het eens tijd wordt dat Kader Abdolah zijn plekje ter beschikking stelt.

Film / Achtergrond
special: BBC Earth: Wild Arabia

De Aarde blijft fascineren

Met Wild Arabia heeft de BBC wederom een fascinerende documentaire gemaakt. En dit keer is er niet alleen aandacht voor de flora en fauna, maar ook voor de mensen en de Arabische cultuur.

BBC Earth: Wild Arabia is een driedelige DVD-serie waarin de Arabische wereld, en dan met name het dierenrijk, onder de loep wordt genomen. Naast de gebruikelijke, maar nooit vervelende, slow motion-beelden met de nieuwste hightech camera’s komt ook het leven van de Arabieren aan bod. Een interessant leven, omdat de traditiegetrouwe nomadische bedoeïenen net als de dieren proberen te overleven in de zinderende hitte van de woestijn.

~

Vele bijzondere dieren passeren de revue. Twee harige woestijnratten gaan een man-op-man gevecht aan waar John Woo jaloers op zou zijn. We leren verder dat de oryx als basis diende voor verhalen over eenhoorns, dat flamingo’s rozer worden naarmate ze ouder worden en we zien een Aboriginal een zeekoe vangen. De samenhang is ver te zoeken – afgezien van het feit dat alles zich in Arabië afspeelt – maar de beelden worden er niet minder indrukwekkend op.

Op moderne wijze tradities in stand houden

Voor het eerst legt BBC Earth zich ook toe op de steeds grotere rol die mensen spelen. Het onderwerp werd in het verleden wel eens aangestipt, maar zo uitgebreid als in deze documentaire kwamen mensen niet aan de orde. Nu wel, en dat biedt een welkome kijk in de Arabische cultuur. Zo is bijvoorbeeld te zien dat de traditionele kamelenraces (van de eerste DVD) plaats hebben gemaakt voor de moderne variant (op de derde DVD) waarbij niet mensen maar kleine robots, ten grootte van een laptop, de kamelen besturen. Een bizar schouwspel. Lucratief ook, want er is een miljoen weggelegd voor de winnaar.

~

Te veel geld bestaat niet, wordt wel eens gezegd, maar als je Dubai ziet valt die uitspraak te betwijfelen. De kolossale bouwwerken en constructies als het Palmeiland tonen aan dat niets te gek is. Maar ondanks de moderne leefwijze worden tradities niet vergeten. Zo is de moderne manier waarop valkeniers hun valken trainen mooi om te zien. Maar al deze rijkdom en weelde heeft ook een keerzijde.

De rijkdom heeft Arabië energie en water gegeven, maar de voorraden raken op. Midden in de woestijn wordt met enorme irrigatiemachines graan verbouwd, maar dat kost zoveel water dat de ondergrondse watervoorraden over tien jaar op zijn. Veel van de ecosystemen in deze kunstmatige oases zullen verdwijnen zonder water. Fijn dus dat BBC de moeite nam om dit te verfilmen, want dan kunnen de Arabieren over tien jaar zeggen: ‘Gelukkig hebben we de beelden nog.’

Muziek / Album

Meesterpianist schittert

recensie: Chucho Valdés & The Afro-Cuban Messengers - Border-Free

Chucho Valdés heeft inmiddels een naam opgebouwd die hem niet langer in de schaduw stelt van zijn beroemde vader Bebo. Hij draagt het heilige Cubaanse pianisten-vuur in zijn bloed.

Twee jaar geleden maakte Valdés samen met Omara Portuondo het album Omara & Chucho. Portuondo reist nog altijd met wat er rest van Buena Vista Social Club de wereld rond en doet daarbij in juli ook ons land aan, samen met Eliades Ochoa. Op Border-Free horen we vooral Valdés zelf. Anders dan het duo-album, dat vooral gekenmerkt werd door een vluchtige opname, is voor dit nieuwe album wel de tijd genomen.

Afrikaanse ritmes
Het voornamelijk instrumentale Border-Free telt acht stukken die geen van allen onder de zes minuten lengte klokken. Valdés speelt met zijn pianospel de hoofdrol. Een bijzondere bijrol is er voor saxofonist Branford Marsalis die op ‘Tabú’, ‘Abdel’ en ‘Bebo’ een fraai stuk meeblaast. Het gevoelige ‘Pilar’ dat Valdés opdraagt aan zijn moeder wordt opgesierd met mooi strijkerswerk van bassist Angel Gaston Joya Perellada. Hij bespeelt zijn bas met de strijkstok alsof hij een viool hanteert. De Afrikaanse ritmes komen nadrukkelijk aan bod in het langgerekte ‘Afro-Comanche’, dat naast instrumentale klanken ook wat woorden bevat in de vorm van chants. Het predicaat ‘lied’ is niet aan de orde.

Virtuoos schitteren
Valdés kan zich prima schikken in een rol als begeleider (zoals pianisten dat vaak doen), net als op zijn vorige album Omara & Chucho of het duo-album dat hij in 2009 maakte met Concha Buika. Maar op die cd’s zijn er momenten waarbij er een fraai duel ontstaat om de aandacht van de luisteraar, waarna het in een duet eindigt. Op Border-Free is alle aandacht voor de meesterpianist zelf. Valdés, die reeds acht Grammy’s op zak heeft, schittert in al zijn virtuositeit en laat af en toe een likje van de schijnwerpers op zijn gasten schijnen. Zij voegen de franje toe aan pianostukken die op zichzelf al staan als een huis.

Alle composities zijn van de hand van Valdés zelf, op ‘Tabú’ na dat geschreven werd door Margarita Lecuona. De enorme productiviteit van Valdés levert sinds 1986 soms meerdere albums per jaar op. Border-Free is in ieder geval een hoogtepunt in de jazz/latin-hoek.

Muziek / Achtergrond
special: Townes van Zandt - The late great Townes van Zandt

De eenzaamheid van de zingende cowboy

In 1972 wankelde singer-songwriter Townes van Zandt (1944-1997) op de rand van de afgrond. Verslaafd aan drank en drugs en gefrustreerd door de onverschillige ontvangst van zijn muziek, was hij het einde nabij. Dat hij toch overleefde bewijst het meesterwerk The late great Townes van Zandt (1973).

~

Het had weinig gescheeld of Townes was in 1972 toegetreden tot de legendarische ‘Club van 27’. Maar hoe hij ook op de deur klopte, er werd niet opengedaan. Zelfs Janis Joplin, een jaar eerder gestorven en door Townes toegezongen, gaf geen gehoor. Net als bij Janis was heroïne de boosdoener: na een overdosis werd Townes in de ambulance tot twee maal toe klinisch dood verklaard. Eenmaal in het ziekenhuis wisten de artsen hem wonder boven wonder weer tot leven te wekken.

Hetzelfde jaar zette hij The late great Townes van Zandt op plaat. De titel is een wrange herinnering aan zijn bijna-doodervaring, maar ook een bitter-ironische geste richting de muziekindustrie. Terwijl hij al jaren albums opnam en optredens gaf, was zijn naam zo goed als vergeten. De ‘humor’ van de titel, extra aangezet door een albumhoes in de vorm van een overlijdensbericht, was niet aan iedereen besteed. Sterker nog, Townes bleek inmiddels zo onbekend dat de boodschap letterlijk werd genomen: zijn moeder werd gecondoleerd met de dood van haar zoon, en het was een tijdlang lastig om optredens te boeken voor de ‘overleden artiest’.

Vogelvrije country
Inmiddels wordt The late great Townes van Zandt gerekend tot het beste werk van de Texaanse singer-songwriter. Townes van Zandt is lastig in een hokje te plaatsen, maar heeft veel gemeen met de zogenaamde outlaw country-beweging die in de jaren zestig en zeventig vanuit Tennessee en Texas het land onveilig maakte: Johnny Cash, Willie Nelson, Kris Kristofferson, later Steve Earle en Hank Williams Jr. Het is een rauwe vorm van country, weliswaar met fiddles en steel guitars, maar zonder de gezapige tranentrekkers van traditionele country.

Tegelijkertijd is Townes qua stijl verwant aan songwriters als Gene Clark en Mickey Newbury, die het vertrouwde geluid van country en folkmuziek mengden met jaren zestig-psychedelica en visionaire teksten. Op zijn eerste albums, vanaf For the sake of the song (1968), horen we geen vernieuwende muzikant of onvergetelijke zanger, maar wel een aardse stem die uit de rotsen van de Grand Canyon gegroefd lijkt, een dichter van ongepolijste, bondige poëzie, die altijd eerlijkheid en wijsheid verkiest boven elegantie en schoonheid.

The late great Townes Van Zandt
Voor de opnames van zijn vijfde plaat reisde de zanger af naar Nashville, Tennessee, de hoofdstad van de countrymuziek. Begeleid door een klein leger aan muzikanten – behalve (bas)gitaar en drums zijn ook violen, trompetten en fluiten te horen – nam hij elf nummers op. Het album opent met het optimistische ‘No lonesome tune’. Townes speelt met zijn reputatie als schrijver van hopeloze nummers als ‘Waiting around to die’ en ‘Nothin” en zet zijn album doelbewust in met de woorden ‘I ain’t gonna sing no lonesome tune’.

~

Daarop volgt een nieuwe versie van zijn Dylaneske ‘Sad Cinderella’, zonder de overdadige clavecimbel die de originele opname vergalde. Over eenvoudige begeleiding van piano en gitaar komt de verontrustende tekst, een ode aan een vroegere liefde, beter tot zijn recht: ‘When your magazine memory has spun you around / And you realize your lovers were just painted clowns / And outside your window you start hearing sounds / Where they’re building a cross for to burn you’.

Tragiek achter de muziek
Sommige van de nummers winnen aan diepgang wanneer we het verhaal erachter kennen. Zo is ‘Snow Don’t Fall’ een slepende pianoballade waarin Townes onder meer zingt: ‘My love lies ‘neath frozen skies, and waits in sweet repose for me’. Hoewel hij het nummer zelf beschouwde als zijn beste werk, weigerde hij het tijdens concerten ten gehore te brengen. Inmiddels weten we waarom.

In 1971 werkte Townes in een studio in Los Angeles. Op een dag had hij iets thuis laten liggen, en hij vroeg zijn 19-jarige vriendin Leslie Jo om het op te halen. Ze werd als lifter opgepikt door een man die haar naar een afgelegen gebied voerde, tientallen malen stak, en het verminkte lichaam in de berm dumpte. Met haar laatste inspanning kroop ze naar een nabijgelegen woonerf, waar ze doodbloedde vóór de ambulance arriveerde.

Bij het horen van dit nieuws zonk Townes weg in een depressie met diepe schuldgevoelens, die hij met grote hoeveelheden alcohol wegspoelde. De herinnering kon hij echter niet uitwissen, en leverde later de aangrijpende muziek van ‘Snow Don’t Fall’ op.

Cowboys en kanaries

~

Townes zelf mag ‘Snow Don’t Fall’ dan als hoogtepunt gezien hebben, zijn album werd beroemd door een tweetal andere nummers. ‘Pancho and Lefty’ werd gecoverd door artiesten als Willie Nelson en Merle Haggard, maar ook door Bob Dylan en Emmylou Harris. Over een simpele fingerpicking-begeleiding vertelt Townes het verhaal van twee archetypische Amerikaanse outlaws. De verteller begint met de openingszin: ‘Living on the road my friend, was gonna keep you free and clean, / Now you wear your skin like iron, and your breath’s as hard as kerosene’. In twee regels schetst Townes de tragiek van zijn leven zonder thuis: de onbevangen droom van vrijheid en dan de harde werkelijkheid van eenzaamheid en lichamelijk verval.

‘If I Needed You’ is zijn andere succesnummer en werd met name bekend in covers door Emmylou Harris en Don Willians, en recenter Andrew Bird. Het is een bescheiden liefdesliedje met een simpele tekst en melodie, maar tegelijk van een zeldzame eerlijkheid. Het laatste couplet opent met de curieuze, onbegrepen regels ‘Loup and Lil agree / She’s a sight to see’, die Don Williams weigerde te zingen. Pas jaren later werd duidelijk dat de namen Loup and Lil verwijzen naar de twee kanaries die Townes overal mee naartoe nam toen hij de tekst schreef – een voorbeeld van zijn neiging om obscure details uit zijn privéleven in teksten te verwerken.

Man zonder verleden
Het is soms al te verleidelijk om het levensverhaal van de artiest in zijn muziek te zien, maar in het geval van Townes van Zandt is het moeilijk te vermijden. Niet voor niets verschenen na zijn dood in 1997 al twee biografieën om de man te doorgronden die schuilgaat achter deze vreemde muziek, die zoveel wijsheid en verdriet in zich draagt.

Townes van Zandt werd geboren in een welgestelde Texaanse familie met Nederlands bloed (vandaar de achternaam) en groeide relatief gelukkig op. Maar op zijn negentiende begonnen de geestelijke problemen en verslavingen waar hij zijn leven lang mee kampte. Na een psychotische episode brachten zijn ouders hem naar de medische afdeling van de Universiteit van Texas. Daar kreeg hij coma- en shocktherapie, en na twee maanden keerde hij terug, met een ongeschonden lichaam maar een wezenloze blik in zijn ogen.

Al gauw bleek dat de therapie het grootste gedeelte van zijn jeugdherinneringen weggebrand had. Het is alsof toen de bodem onder zijn bestaan weggenomen werd, alsof hij vanaf dat moment nooit meer iets had om op terug te vallen. Zijn muziek werd de muziek van een man zonder verleden, die door Amerika waart en te midden van eenzaamheid en liefde, wanhoop en verslaving zoekt naar een weg, naar een aardse wijsheid die hem terug kan voeren naar zijn verloren thuis.

Leven is vliegen
Er blijft altijd iets van mysterie hangen rond deze artiest, hoeveel biografieën er ook verschijnen. Deels is dit de fascinatie voor een bandeloos bestaan, voor iemand die de grenzen van het leven zocht (en vond), de artiest in de ban van depressies, te vroeg gestorven. Maar toch is het meer dan de aantrekkingskracht van het gekwelde genie.

Zijn moeilijke levensweg werd opgelicht door muziek en liefde, maar Townes van Zandt zag ook de duisternis die in de mens en in de wereld is. Zijn muziek, aldus de schrijver William Hedgepeth, draagt de vrees en droefenis in zich van ‘a sensitive man who has looked into the abyss and seen – the abyss’. Maar uit de harde materie van zijn leven schiep hij heldere, poëtische muziek, die tegelijk van de Texaanse aarde en van de universele hemel is.

Niet voor niets zei Steve Earle ooit dat Townes van Zandt de beste songwriter ter wereld was ‘and I’ll stand on Bob Dylan’s coffee table in my cowboy boots and say that’. Ondanks een leven van drugs- en drankverslavingen, traumatische liefdes en rampzalige therapieën, wendde Townes van Zandt zijn blik nooit af. Op zijn beste albums aanvaardt hij het leven onvoorwaardelijk: vreugde en verdriet, verslaving en vervoering, zonder nostalgie of vals sentiment. En hij vraagt hetzelfde van zijn luisteraars: ‘To live is to fly,’ zingt hij, ‘so shake the dust off of your wings, and the tears out of your eyes’.