Film / Films

Heteroversie van Brokeback Mountain

recensie: Prince Avalanche

Zet twee mannen in een tent midden in een afgelegen gebied en wacht tot het misgaat. Prince Avalanche is een bromance zonder doel en zonder plot maar boordevol menselijke emoties en symboliek.

Met Prince Avalanche lijkt regisseur/schrijver David Gordon Green de gulden middenweg te hebben gevonden tussen de indiefilms waarmee hij doorbrak – zoals George Washington en All the Real Girls – en zijn matige commerciële films, waaronder Pineapple Express, Your Highness en The Sitter.
Komedie en drama zijn goed uitgebalanceerd en goed getimed. Het is minder grauw dan het origineel, de IJslandse film Either Way (2011), en stemt de kijker een stuk hoopvoller.

~

De stilte regeert

Alvin (Paul Rudd) en zijn zwager Lance (Emile Hirsch) werken in de zomer van 1988 aan een weg in Texas waar een jaar eerder grote bosranden de natuur hebben verwoest. Naast het verven van gele strepen op de weg, het planten van paaltjes en het plaatsen van pionnetjes valt er niet veel te beleven in het afgelegen gebied. In de weekenden vlucht Lance dan ook naar de stad terwijl Alvin juist de eenzaamheid van de bossen opzoekt. De sfeer slaat echter om wanneer Lance terugkomt van een mislukt weekendje.

Het plot is simpel; er gebeurt weinig. Op een ontmoeting met een oude trucker na en een vrouw die vergane spullen zoekt in haar uitgebrande huis, hebben de twee mannen alleen elkaar en de natuur. De eenzaamheid en de sleur van het dagelijkse leven omringen de film als een sluier. Maar wanneer het hen zo uitkomt gebruiken de mannen juist die stilte om elkaar te negeren. De zwijgzame en verantwoordelijkheidsgevoelige Alvin die alleen wilt zijn contrasteert met de stadsjongen Lance die niets van het buitenleven weet. Een confrontatie tussen de twee totaal verschillende mannen is onvermijdelijk en daarmee ook het hoogtepunt van de hele film. Het verwoeste landschap van Texas is een uitstekend decor om de verborgen gevoelens te uiten. De soundtrack van Explosions in the Sky, realtime opnames en de knullerige jaren tachtig atmosfeer doen de rest.

Acteerwerk en symboliek

~

Er wordt een groot beroep gedaan op de acteurs. Hirsch liet al eerder in Into the Wild zien dat hij waardig de rol van de eenling in een niemandsland op zich kon nemen. Rudd daarentegen staat eerder bekend als komiek. Maar hier laat hij zien dat hij meer in zijn mars heeft dan platte komedierollen en romcoms waarin hij meer dan eens ‘de vriend van’ speelt. Zijn acteerwerk is in één woord klasse te noemen. Er zijn zelfs momenten die je doen vergeten dat hij een lelijke snor heeft.

Enig puntje van bezwaar in de film is het gebruik van symboliek. Op sommige momenten ligt het er te dik bovenop. Zoals het moment waarop de vrouw als een feniks uit de as van haar huis herrijst en op zoek is naar een symbolisch stukje papier. Op andere momenten is deze juist weer vergezocht en onduidelijk. Er zit geen goede lijn in de symboliek van deze film, wat uiteindelijk verwarring schept. Het had beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Desalniettemin is het een makkelijk te volgen en aangename film die laat zien dat een onwaarschijnlijke vriendschap niet onmogelijk is. Er is altijd hoop en na een verwoesting is er altijd een wederopbouw.

Film / Films

Eens een hoer, altijd een hoer

recensie: Jeune & Jolie

.

Jeune & Jolie

~

Jeune & Jolie
bestrijkt een jaar uit het leven van zeventienjarige studente Isabelle, waarin elk seizoen staat voor een levensfase. Het begint met de zomer, waarin Isabelle, gespeeld door nieuwkomer Marine Vacth (23), wordt ontmaagd op het strand door haar zomerliefde Felix, een Duitse jongeman. Dan komt de herfst, waarin het verhaal echt vorm begint te krijgen. Isabelle begint zichzelf onder het pseudoniem Lea te prostitueren. In mantelpakje en pumps spreekt ze af in dure hotels. Haar clientèle bestaat vooral uit mannen op middelbare leeftijd waarvan sommigen Viagra gebruiken. Voor driehonderd euro doet Lea alles wat hun hartje begeert. In winter en lente worden de gevolgen getoond van haar opstandige gedrag.

Vrouwenfantasie of vrouwonvriendelijk?

De Franse regisseur François Ozon heeft tijdens het filmfestival in Cannes, waar Jeune & Jolie weliswaar was genomineerd voor een Gouden Palm, ook kritiek gekregen op de film. Volgens feministen impliceerde de film dat sommige vrouwen prostitueren als een fantasie hebben. Isabelles rol zou vrouwonvriendelijk, onrealistisch, denigrerend en aanstootgevend zijn. Niet de fantasie van sommige vrouwen, maar de fantasie van François Ozon zou zijn verfilmd.

Wordt prostitutie daadwerkelijk verheerlijkt? Is het in sommige gevallen niet mogelijk dat prostitutie niet gelijk staat aan uitbuiting? Isabelle heeft geen pooier, regelt zelf haar afspraken via een website, zit niet verlegen om geld en seks met oudere mannen lijkt haar (op termijn) niet te deren. Jeune & Jolie oppert de vragen, maar wijst niet met het vingertje. Het publiek mag het zelf beslissen, waarbij het geslacht van de toeschouwer wel eens de doorslag zou kunnen geven.

~

Francois Ozon gunt zijn publiek nauwelijks een kijkje in de psyche van zijn hoofdpersoon en houdt Isabelle mysterieus. Vacth die haar lichaam blootgeeft, maar op psychologisch vlak gesloten blijft, is geknipt voor de rol. Ze is stil, maar boeiend. Je wilt weten wat er in haar om gaat, maar ze is niet te doorgronden. Alleen in haar ogen is soms verdriet of blijdschap af te lezen. Haar glimlach na een sms van een gewillige man is echter veelzeggend: Isabelle doet dit niet met louter tegenzin.  

Misbruik of gebruik?


Het is niet zozeer de seks die Isabelle opwindt. Ze geniet er regelmatig niet van en staart dan zielloos voor zich uit. Ze is dan ook geen nymfomane. Maar er is evenmin sprake van een slachtofferrol. Isabelle kickt vooral op de macht die ze op mannen uit kan oefenen, wat goed tot uiting komt in de scene waarin ze een van haar klanten tegenkomt tijdens een theatervoorstelling. Ze is beeldschoon, weet dat en maakt er misbruik van. Of gebruik, het is maar hoe je het bekijkt.

Er komt een punt in de film dat de morele waarden vervagen. Waar eerst de expliciete beelden van Isabelle en de oudere mannen choqueren, is het later vooral choquerend dat Isabelle de gang van zaken als normaal gaat beschouwen. ‘Eens een hoer, altijd een hoer’, bijt een cynische klant haar toe. Voor Isabelle is seks voor geld net zo vanzelfsprekend geworden als studeren. Ze doet beiden, naast elkaar.

Na de seks vouwt Isabelle de biljetten genoegzaam in haar portemonnee. In haar kledingkast – ze woont nog thuis – zit een opbergtasje met een klein fortuin erin: haar verdiensten. Waar ze voor spaart weten we niet. Of Isabelle het zelf wel weet blijft de vraag.

Film / Films

Gevallen pornoster

recensie: Lovelace

Lovelace toont de entree van Linda Lovelace in de pornowereld en haar destructieve relatie met Chuck Traynor. Maar wie de echte Linda was, blijft ook na het zien van de film de vraag.

~

Slechts 17 dagen was Linda Lovelace, geboren Linda Boreman, actief in de pornowereld. 17 dagen die de rest van haar leven kenmerkten. Met haar rol in de pornofilm Deep Throat, die zo’n 600 miljoen dollar opbracht, werd ze wereldberoemd. Linda hield er 1250 dollar aan over en een destructieve relatie met echtgenoot Chuck Traynor. In haar autobiografie Ordeal beschreef ze hoe ze in die wereld terecht kwam en hoe ze mede dankzij Traynor ten onder ging. Het regisseursduo Epstein en Friedman, dat eerder de biografie Howl maakte naar het leven van Allen Ginsberg, poogt met Lovelace de vrouw achter de blowjob girl te laten zien.

Daarin slagen ze maar gedeeltelijk. In Lovelace komt namelijk vooral de periode dat Linda werkzaam was als pornoactrice aan bod. Haar latere jaren, waarin ze actief was als tegenstandster van de porno-industrie en huiselijk geweld, worden nauwelijks in beeld gebracht.

Bijzonder kunstje


Hoe het allemaal begon? Lovelace start in de jaren zeventig, compleet met kleurige kleding, poedelkapsels en aanstekelijke disco. Wanneer Linda Chuck Traynor ontmoet, lijkt er een nieuwe wereld voor haar open te gaan. In rap tempo zien we hoe charmeur Traynor haar voor zich wint, vervolgens haar ouders ervan overtuigt dat hij een ‘nice guy‘ is en Linda het huwelijksbootje met hem instapt. Maar dan gaat het snel mis. Traynor ontpopt zich als een rasechte engerd die Linda het pornowereldje inloodst, om op die manier geld binnen te brengen. De naïeve en lieve Linda, die van thuis uit heeft meegekregen te doen wat haar man haar opdraagt, volgt hem blindelings.

In eerste instantie is er helemaal geen interesse in Linda. Ze is een leuk meisje, maar de porno-industrie zoekt meer naar het prototype ‘blonde hair, huge tits and a nice beautiful round ass‘. Maar dan blijkt Linda over unieke pijpkunsten te beschikken, die haar de hoofdrol in Deep Throat opleveren. Gevolg? De film wordt een ongekend succes en Linda komt in de spotlights te staan.

~

Het tweede deel toont de neergang van een pornoster. Waar in het eerste deel, met haar opkomst en succes, nog ruimte was voor humor (zoals de conversaties tussen de producenten en regisseur van Deep Throat) daar is in deel twee vooral aandacht voor het tragische verloop van Linda’s leven. Flashbacks van haar geschiedenis, die in deel een nog rooskleurig leken, laten nu een duistere kant zien.

Die duistere kant is echter niet verrassend. Peter Sarsgaard, hoewel hij zijn rol van Chuck als manipulatieve, gewelddadige echtgenoot meesterlijk neerzet, is van meet af aan een notoire engerd. Ook op steun vanuit haar omgeving kan Linda niet rekenen: als zij voor hulp aanklopt bij haar dominante moeder (een verrassende rol van een onherkenbare Sharon Stone), is haar antwoord: ‘What did you do to make him angry? God gave you a husband who provides for you. Listen to him, and obey him.’

Wie is de echte Lovelace?


Toch komen we over de persoon Linda Lovelace maar weinig te weten. Dat ligt niet aan Amanda Seyfried, die haar rol van naïeve, makkelijk te manipuleren Linda overtuigend brengt. Ze straalt zowel onschuld, puurheid als kwetsbaarheid uit. Incapabel om aan het leven waartoe zij gedwongen is te ontsnappen. Waar het de film aan ontbreekt is een zekere diepgang. Misschien komt het wel door het contrast tussen het luchtige eerste deel en het zwaar aangezette tweede deel, of het feit dat Linda vooral lijdzaam in beeld wordt gebracht. Pas aan het einde toont zij haar strijdbaarheid ten aanzien van de porno-industrie (waartegen zij zich gedurende twintig jaar openlijk uitsprak) en huiselijk geweld.

Ondanks dat Lovelace over een sterke cast beschikt en slaagt in het geven van een sfeerbeeld van de porno-industrie in de jaren zeventig, is de film onbevredigend in het tonen wie Lovelace werkelijk was. Hoewel het einde anders doet vermoeden, kwam het met Linda nooit meer goed: Deep Throat bleef haar haar leven lang achtervolgen. Zo belandde ze uiteindelijk weer in de wereld die ze jarenlang veroordeelde: de porno-industrie. Inside Deep Throat (2005), een documentaire die de impact van Deep Throat op de porno-industrie en de levens van de hoofdrolspelers belicht, toont dat inkijkje wel. Evenals het kunstje waar Linda zo goed in was. 

Muziek / Album

‘Oorgasme’ voor de elektronica-liefhebber

recensie: Moderat - II

.

Met een debuutplaat uit 2009 waar je U tegen zegt (mét hoofdletter), diverse geslaagde (ook Nederlandse) shows en een grote schare liefhebbers uit zowel de Modeselektor als de Apparat kant, zou het met het releasen van een tweede plaat niet mis kunnen gaan.

~

Toch is het lastig om knallers als ‘A New Error’ van het eerste album te overtreffen. Het trio heeft er maar liefst drie en een half jaar over gedaan om weer samen te komen en binnen een half jaar een tweede plaat neer te zetten. Niet helemaal op zijn plaats is het intro-nummer, ‘The Mark – Interlude’, één van de twee interludes van de plaat. De onheilspellende opener van II is, ondanks zijn mysterieuze geluid, behoorlijk nietszeggend en geeft totaal geen idee waar de luisteraar voor de rest muzikaal naar toe wordt geleid.

Smooth
Dit in tegenstelling tot ‘Bad Kingdom’, de tweede track. Het is een perfect uptempo nummer met een dikke bass waardoor in eerste instantie de Modeselektor van de laatste tijd te horen is. Door de smoothe stem van, en de zachte lyrics door Apparat’s Sascha Ring wordt de harde beat afgedaan zonder dat het de track in gevaar brengt. Rings geluid is juist dat element dat het nummer in evenwicht brengt en ‘Bad Kingdom’ tot een Moderat-nummer maakt, waarbij je zowel de sound van Modeselektor te horen krijgt als die van Apparat. ‘Bad Kingdom’ had hierdoor een prima opener kunnen zijn van II, in ieder geval een betere opener dan ‘The Mark – Interlude’.

Met ‘Versions’ en ‘Let in the Light’ gaat de onvervalste samenwerking door, maar wel op een rustige manier. ‘Versions’ heeft een fijne en langzame, maar toch tot op het bot doordringende beat. Dit is één van nummers die keihard gedraaid moet worden, om al je zintuigen wakker te laten worden, maar om tegelijkertijd ook weg te kunnen dromen. Vooral de ritmische outro is een ‘oorgasme’ voor de gedreven elektronica liefhebber. Het valt nu al op dat op de tweede plaat de vocals van Ring veel vaker worden gebruikt dan op de eerste. Hierdoor is er op II hier en daar zelfs een vleugje soul te bespeuren. ‘Let in the Light’ is met haar zwoele elektronische sound en dromerige (soms zelfs gevoelige) stem van Ring hier een goed voorbeeld van. Geen stampende beats, geen harde bass, maar uiterst perfecte ‘droomtechno’.

Goede sound voor de herfst
Midden op de plaat staat het tien minuten durende ‘Milk’, een minimaal en instrumentaal nummer dat traag wordt opgebouwd. Misschien wel iets te traag, want pas na anderhalf minuut verandert de monotone sound. ‘Milk’ valt niet meteen onder de noemer ‘wegdromen’, maar is eerder te vinden in de zachtere housemuziek. Hoewel de opbouw van de track prima in elkaar steekt, weet het niet de tien minuten die er voor staan te boeien. Dit in tegenstelling tot ‘Gita’, een song waar Rings vocalen, naast de lekkere bass, de hoofdrol spelen. Dat hij beschikt over een loepzuivere stem maakt hij in ‘Gita’ nog eens duidelijk, door de sterke uithalen. De plaat blijft vanaf hier tot aan de laatste track ‘This Time’ interessant, met het duistere ‘Damage Done’ als uitschieter. Nog nooit eerder heb ik vanaf de eerste seconde kippenvel gehad bij een elektrotrack. De ietwat depressieve toon en opbouwende spanning in ‘Damage Done’ is gek genoeg erg fijn en leidt hiermee het bijna-einde van de plaat in.

Maar heeft II het debuutalbum nou overtroffen? Ja en nee. Die eigen dromerige sound komt sterk naar boven op de plaat, waardoor er meer langzamere tracks te horen zijn dan op Moderat. Dat doet ze goed. Evenals de perfecte zang van Ring. Waar hij eerder slechts twee nummers inzong, staan de vocals van deze hele plaat op zijn naam. Het sluit zo goed aan bij de mysterieuze synths en beat van de Modeselektor kant dat het soms té goed lijkt te zijn. Er zijn echter op dit album weinig harde klappers te vinden, zoals ‘Rusty Nails’, ‘No. 22’ of ‘A New Error’. Niet dat dat een grote ramp is, want de uitvoering van zowel deze tracks als van de meer space-nummers is goed. Moderat en II zijn prima dansplaten, waarbij II iets meer diepgang heeft en een hele chille release is voor de naderende herfst.

Moderat speelt op 27 januari 2014 in Paradiso op het Amsterdam Dance Event.

Boeken / Fictie

Het grote gat moet gevuld worden

recensie: Edgar Hilsenrath (vert. Elly Schippers) - Fuck Amerika. Bronsky's bekentenis

.

Voor Hilsenrath (1926) lijkt er geen andere manier te zijn om uiting te geven aan zijn donkerste herinneringen dan in cynisme gedrenkt proza. In De nazi en de kapper (2008) presteerde hij het een beestachtige SS’er te laten ontvluchten door hem als zionistische Jood in te zetten bij de opbouw van een nieuw Palestina. Met Fuck Amerika. Bronsky’s bekentenis beschrijft hij opnieuw een werkelijkheid die in extravagantie zijn weerga niet kent.

Onbegrensde mogelijkheden
Edgar Hilsenrath is als twaalfjarige jongen na de Kristallnacht uit Duitsland gevlucht en in Roemenië bij familie terechtgekomen. Vanaf 1941 worden de Joden naar een getto in de Oekraïne gedeporteerd waar hij de loodzware jaren weet te overleven. Na enige omzwervingen trekt hij naar Palestina, later weer terug naar Europa en maakt uiteindelijk de oversteek naar het beloofde land Amerika.

Dat is waar hij Jakob Bronsky opvoert. De Duitse emigrant zonder perspectief, slechts bepakt met de hoop dat het land van onbegrensde mogelijkheden voor hem ook wel een kansje zal hebben. Maar Bronsky belandt, als zoveel emigranten, in een zwerversbestaan met af en toe een dag werk en zonder middelen om een bestaan op te bouwen. Hij verblijft voornamelijk in de grote emigrantencafetaria, probeert zo min mogelijk geld uit te geven en schrijft gedisciplineerd aan zijn grote roman ‘die het gat in mijn geheugen moet opvullen’.

Lichamelijke liefde
De manier waarop Hilsenrath de draak steekt met zijn hoofdpersoon is bijna aanmatigend te noemen. Hij laat Bronsky op alle fronten oog in oog staan met zijn eigen onmacht. De boodschap is duidelijk: de Amerikaanse droom is niet voor iedereen weggelegd en zeker niet voor een arme Jood die nog geen nagel heeft om z’n kont te krabben. Holocaust of geen Holocaust, hier moet iedereen gewoon keihard vechten voor z’n positie. En het draait allemaal om geld.

Bronsky weet telkens weer wat te verdienen zodat hij het hoofd boven water kan houden. Hij is hulpkelner in een restaurant, bezorger van sandwiches of nachtportier aan Park Avenue. Als er ergens iets extra’s te halen valt, vaak op illegale wijze, aarzelt hij geen moment en slaat zijn slag. Groot probleem is dat hij door zijn gebrek aan middelen ook iedere vorm van lichamelijke liefde moet ontberen.

Bronsky, zei ik tegen mezelf, het heeft geen zin om onder het lopen met je pik te spelen. Je hebt een hoop geschreven (…) maar nu heb je een vrouw nodig. Je bent nog een jonge vent. En de mens leeft niet van brood alleen.

Lachspieren
De wederwaardigheden van Jakob Bronsky worden door Hilsenrath op zijn bekende manier opgetekend: volledig gespeend van enige sentimentaliteit. Zelfs de geringste vorm van moraal is niet te vinden in deze niets ontziende geschiedenis. Dat zorgt tegelijkertijd dat de satire ruim baan krijgt en zelfs doorslaat in zeer op de lachspieren werkende situaties. De schrijver onttrekt zich aan de bekende Shoah-literatuur door de meest schokkende episode uit de wereldgeschiedenis te presenteren als een wrange maar vitale tragikomedie.

In dialogen die als een spervuur van kogels door de tekst schieten, kijkt Bronsky terug op zijn leven in Duitsland en in het getto. En vertelt hij over de vorderingen van zijn toekomstige bestseller genaamd De rukker (‘een eenzame man is altijd een rukker’). Het succes dat hij als auteur zal hebben vormt de ultieme droom in zijn hoofd en doet zijn dramatische ervaringen in het land van de grote dromen vergeten.

God houdt van Amerika, want Amerika is zijn akker, een heilige akker (…) Als u geen succes hebt, klaag dan niet Gods akker aan, maar uzelf.

Muziek / Album

Last van het verleden

recensie: Nine Inch Nails - Hesitation Marks

.

Vanaf Pretty Hate Machine is de industrial van Nine Inch Nails geïnspireerd en gebaseerd op het geestelijke en lichamelijke welzijn van Trent Reznor. Dat kale, klinische album verhaalt over hopeloosheid, verlies en het moeten toegeven aan ongewilde situaties. In ‘Head Like A Hole’ klinkt de regel ‘God Money, I’d do anything for you’ naast ‘I’d rather die, than give you control’, terwijl in ‘Sin’ en ‘Ringfinger’ de woede over een verbroken relatie (en een gevoel van verraad) bezongen wordt. Die uitdrukking van gevoelens werd voortgezet met Broken, waar Reznor zich liet leiden door woede en The Downward Spiral, waar verslaving en zelfvernietiging leitmotif zijn.  

Afstand nemen

~

Hesitation Marks klinkt niet meer alsof Reznor de muziek als therapie gebruikt. De emotionele inhoud is in vergelijking met de eerdere albums dusdanig verminderd dat Hesitation Marks niet aan de verwachtingen voldoet. De afstand tussen Reznor en zijn muziek is gegroeid, waarmee de grote kracht van Nine Inch Nails naar de achtergrond schuift. Een beetje als New Order in plaats van Joy Division of Faithless zonder Rollo: eigenlijk hetzelfde, maar zonder dat ene, specifieke ding dat het uniek maakt. Hesitation Marks is wel een goed album; het is een geheel qua geluid en het totaalbeeld klopt. ‘Copy of A’ is pakkend, net als ‘Came Back Haunted’ en ‘While I’m Still Here’. Het meest opvallende nummer is ‘Everything’, het enige waarin gitaar de hoofdrol speelt. Het doet denken aan jaren zestig garagepunk. 

Hesitation Marks wordt bij elkaar gehouden door drums en bassen. Daardoor klinkt het wat minder agressief dan je bij Nine Inch Nails zou verwachten. De distortion blijft binnen de perken, de woede en pijn zijn opzij geschoven voor een stabieler, dansbaar geheel. Voor Nine Inch Nails is het eigenlijk een teleurstelling. Het mist de spanning en het gevoel van eerdere albums. De bedompte drums, de gemeen klinkende bassen en het iele, zeurende gitaargeluid maken dat gemis niet goed. Anders dan de eerdere NIN-albums is dit geen beleving meer, maar gewoon muziek.

Zonder toegevoegde waard
Op The Downward Spiral klonken wanhoop en zelfverachting door in de liedjes. Dat was een melodischer album dan zijn voorgangers, dat de worsteling van Reznor met zijn heroïneverslaving weerspiegelt. Het laatste album waar de demonen van Reznor nog echt in doorklonken, was Year Zero. Teleurgesteld door de toestand van de wereld en kwaad op de Amerikaanse overheid spiegelt Reznor de wereld een Orwelliaanse, rechts-kapitalistische samenleving voor waar iedereen alleen maar aan zichzelf denkt.

Nu Reznor zijn leven op orde heeft  – hij is gezond en getrouwd –  hoeft hij zich waarschijnlijk niet meer te verliezen in zijn muziek. Of zijn problemen zijn gewoon minder ernstig en diepgaand. Hoe het ook gaat met Reznor, het klinkt niet door in zijn muziek. Technisch gezien is Hesitation Marks een degelijk album. Als het van een andere band dan Nine Inch Nails was geweest, had het meer indruk gemaakt.

Boeken / Fictie

Grijze haren

recensie: Corine Kisling - Het badhuis

In Het badhuis spendeert de hoogbejaarde Marie Truyens alle tijd in haar badkuip. Corine Kisling vertelt een verhaal dat op den duur voor iedereen herkenbaar is: over ouderdom, verval en hoe het had kunnen zijn.

Marie overdenkt haar geschiedenis nadat ze op een vrijdag uitglijdt in bad en niet meer overeind kan komen. Haar hele leven heeft ze doorgebracht in het dorp Wielde. Nadat ze op jonge leeftijd weduwe werd, nam ze een baan aan als huishoudster in de pastorie. Maries situatie wordt benarder naarmate de uren verstrijken en niemand haar mist.

Het verval

Het badhuis begint met een terugblik naar de vrijdagochtend wanneer Marie haar boodschappen doet. Aanvankelijk legt Kisling het er wat te dik bovenop dat haar geheugen haar in de steek laat en lijkt het boek na de stroom alzheimer-romans van de afgelopen jaren weinig nieuws toe te voegen. Gelukkig leest het verhaal vlot weg en blijkt Het badhuis vooral een roman over teloorgang in de brede zin van het woord.

Niet alleen Maries geheugen raakt in verval, hetzelfde geldt voor haar lijf, wanneer ze haar hand omschrijft als ‘een getaande klauw met vuile nagels’, en voor het dorp Wielde. ‘Wij zijn de familie Allerlaatst,’ zegt Marie tegen koster-klusjesman Frijda in de nadagen van de parochie. Hoveniers, kapelaans en huispersoneel zijn al lang geleden vertrokken. Als laatste huishoudster overleeft Marie zowel Frijda als de laatste pastoor. Natuurlijk speelt er een drama uit haar jeugd op de achtergrond dat Kisling in kleine brokjes weggeeft:

Ze heeft spijt van alles wat ze heeft moeten missen in haar leven en wat ze had kunnen hebben. Als die trots er niet was geweest. Dat schuldgevoel. Die hadden alle ruimte in haar hart opgeeist en geen plekje meer overgelaten voor iets anders.

Whodunnit

Hoewel schrijfster/vertaalster Corine Kisling (1954) relatief onbekend is, timmert ze sinds jaren gestaag aan de weg en werd ze al in 1994 getipt voor de Libris Literatuur Prijs. De afgelopen jaren schreef ze vier misdaadromans samen met haar partner Paul Verhuyck, maar omdat ze het plot voor Het badhuis al geheel had uitgedacht, besloot ze voor het eerst sinds negen jaar een boek onder eigen naam uit te brengen.

Hoewel Wielde in sommige opzichten lijkt op haar eigen woonplaats Graauw, is het vooral de bedoeling dat Wielde álle dorpen is. ‘Mijn bedoeling is dat iedereen die zo’n dorp van nabij kent, zegt: dat is óns dorp,’ zei Kisling in een interview. Het verhoogt de herkenbaarheid van Het badhuis, want inderdaad kent bijna iedereen een dorp als Wielde en de teloorgang die de oude dag met zich meebrengt is alom tegenwoordig.

In de opbouw van Het badhuis is veel terug te vinden van een misdaadroman; de brokjes informatie vormen opgeteld een aardige whodunnit, want de vraag is waar in haar leven Marie de fout heeft begaan die nu nog doorwerkt. Het taalgebruik is weinig bloemrijk maar pakkend in zijn eenvoud, waardoor het zware thema toch vlot wegleest. Dat wordt nog gesterkt door de ruim opgezette lay-out. Het boek bezorgt geen dagen leesplezier, maar geeft daarna, zoals het een goed boek betaamt, stof tot denken.

Muziek / Album

Een fijne aanvulling

recensie: Zola Jesus - Versions

Zola Jesus steekt op Versions, met behulp van Jim Thirlwell, oude nummers in nieuwe jasjes die als gegoten zitten.

Nika Danilova, de pas 24-jarige Russisch Amerikaanse die achter de naam Zola Jesus schuilgaat, wist al met haar albums Stridulum II (2010) en Conatus (2011) te imponeren. De lijst van vrouwelijke singer-songwriters die met minimale middelen onheilspellende muziek maken wordt alsmaar langer, maar Danilova wordt door velen toch als de aanvoerster van deze club gezien.

Het Guggenheim
Een bewijs van deze stelling werd vorig jaar gegeven, toen Danilova de uitnodiging kreeg om op te treden in het prestigieuze Guggenheim Museum in New York. Danilova wilde echter wat anders doen dan ze voorheen gedaan had en schakelde voor de muzikale omlijsting Jim Thirlwell (de man achter onder andere Steroid Maximus en Foetus) in.

Thirlwell schuwde in het verleden het experiment en de controverse niet, maar voelt zich de laatste jaren ook thuis als componist van klassieke muziek. De samenwerking tussen de twee voor het optreden in het Guggenheim was blijkbaar een succes, want op Versions zijn de studioversies van het project te horen.

Toegankelijke kamermuziek
De drumcomputer heeft (op sommige nummers) stand weten te houden, maar de synthesizer is vervangen door het Mivos Quartet. Op Versions horen we dan ook niet de bekende minimale electropop met een industrieel randje, maar toegankelijke kamermuziek. De wat kille, deprimerende afstandelijkheid die Danilova’s muziek zo bijzonder maakte, heeft plaatsgemaakt voor een meer organisch en intiemer geheel.

Deze intieme setting zorgt er ook voor dat Danilova haar stem op een andere manier is gaan gebruiken. Ondersteunde ze op Stridulum II en Conatus de muziek door soms haar stem wat extra aan te zetten om het geheel nog wat dramatischer te maken, op Versions is ze genoodzaakt het wat subtieler aan te pakken zodat ze de muziek niet overschreeuwt.

Verknocht
Voor liefhebbers van de ‘oude’ Zola Jesus zijn deze veranderingen even wennen. Toch is de luisteraar na enkele luisterbeurten verknocht aan deze nieuwe versies van oude nummers. Zo doet de orkestrale versie van ‘Night’ niet onder voor het schitterende origineel.  Ook de bewerkingen van ‘Hikkomori’ en ‘Sea Talk’ zijn minstens zo mooi als eerdere uitvoeringen.

Het nieuwe, subtiele ‘Collapse’ is zelfs beter dan de wat geforceerde versie van Zola Jesus zelf. Het is de enige keer overigens dat het Thirlwell en Danilova lukt het origineel te overtreffen. Maar uiteindelijk doet dat er ook niet zoveel toe. Het belangrijkste is dat Versions is een heel fijne aanvulling is op het (tot nu toe) kleine, maar indrukwekkende oeuvre van Zola Jesus.

Film / Achtergrond
special: Mad Max trilogie (Blu-ray)

Maximale adrenaline

.

De meeste grote filmsterren hebben een ding gemeen: hun doorbraak hebben ze te danken aan één film. Dit geldt ook voor Mel Gibson, al is het eigenlijk een trilogie. De saga van de road warrior is het verhaal van een man met een missie die zich nergens door laat afstoppen.  

Onder Gibsons vroege successen vallen ook films als Gallipoli en The Year of Living Dangerously, maar het zijn toch vooral de Mad-Maxfilms die zijn naam hebben gevestigd. De zwijgzame strijder die zonder veel omhaal of machtsvertoon zaken recht zet in een wereld waaruit alle leven verdwenen lijkt. Het post-apocalyptische genre is in fictie al sinds de negentiende eeuw aanwezig met onder andere werk van Mary Shelley, Edgar Allan Poe en H. G. Wells. In de twintigste eeuw ging dat door met een explosieve stijging van romans en films die zich afspelen in een wereld waarin zich een ramp heeft voltrokken en waarin de weinige overlevenden zich moeten zien te redden. Het is een vrij breed geaccepteerd standpunt dat in een dergelijke wereld eeuwen van beschaving overboord gegooid worden om plaats te maken voor barbarisme en het recht van de sterkste. Auteurs als J. G. Ballard, Richard Matheson en Stephen King wierpen zich op het genre. Regisseurs maakten bewerkingen van deze SF-romans (denk aan de verfilmingen van Matheson’s I Am Legend en King’s The Stand, maar ook Pierre Boule’s Planet of the Apes), maar het leverde ook originele visies op als Escape from New York en The Terminator.

Mad Max (1979)

~

Maar in 1979 verscheen er een film die dit genre een ongekende boost gaf en als vlaggendrager te zien is van genrefilms die de Australische cultuur centraal stelden in de jaren zeventig en tachtig: de Ozploitation. Regisseur George Miller ontmoette de jonge producent Byron Kennedy toen hij nog werkte als arts op de Eerste hulp. Het verhaal gaat dat Miller daar zoveel Australische tieners voorbij zag komen die gewond waren geraakt in auto-ongelukken dat hij er het idee kreeg voor een film. Hij concludeerde dat de mens er vrijwel alles voor over heeft om mobiel te blijven. De oliecrisis van 1973 zette die afhankelijkheid van olie zwaar onder druk en Miller zag dat de gemoederen in de lange rijen voor de pomp flink verhit raakten. Escalatie van die situatie lag altijd op de loer en voor Miller was het slechts een kleine stap naar een verhaal waarin er op leven en dood gevochten werd om de laatste resten olie op aarde. Om de geloofwaardigheid te verhogen werd besloten deze strijd te situeren in een dystopische wereld. Miller en Byron hebben goed gekeken naar de lowbudgetgeweldsfilms van Roger Corman (vooral Death Race 2000) en de effectieve horror van Wes Craven (denk Last House on the Left) maar door de injectie van een flinke dosis Australisch machismo en seksuele repressie – er is nauwelijks een vrouw te bekennen in deze door staal, benzine en leer beheerste wereld – weten de makers een unieke wereld neer te zetten.

Gibson is Max Rockatansky, een verkeersagent bij de Main Force Patrol (MFP). Max is een ster in het opjagen en oppakken van criminelen maar zijn prioriteiten liggen thuis, bij vrouw Jessie (Joanne Samuel) en hun zoontje. Maar als de ontsnapte crimineel The Nightrider in een autoduel met Max om het leven komt zweert een lokale motorbende onder leiding van Toecutter (Hugh Keays-Byrne) wraak, eerst op Max’ partner en dan op zijn gezin. De plot van Mad Max is simpel en wijkt zelden af van de rechte wraaklijn, maar het belang zit ‘m vooral in wat Miller en Kennedy ermee doen. Met een minimum aan budget en dialogen en een maximum aan actie en atmosfeer ontstond een film die je als blauwdruk kan zien voor vele actiefilms die zouden volgen. Hoewel het duidelijk is dat het werk van de makers zich vooral concentreerde op de stunts en auto-achtervolgingen is het belangrijk te realiseren dat de opgeroepen spanning precies daaruit voortkomt. Als kijker vergeet je die plot al snel als je ondergedompeld wordt in de actie door de camera’s die op motorkappen zijn gemonteerd en door de uiterst effectieve montage die werkelijk alles uit de botsingen weet te wringen. Voor diegenen die er oog voor hebben valt er in Mad Max overigens prima een subplot naar de homoseksuele zoektocht van Max Rockatansky te ontwaren. Door de transformatie die Max ondergaat, van Man der Wet tot Engel der Wrake, posteert Mad Max zich naast die andere zwijgzame en immer populaire held uit de Hollywoodfilm: de revolverheld die op zijn paard het verhaal uitrijdt, de zonsondergang tegemoet. Al is Gibson duidelijk meer een Eastwood dan een Wayne.

The Road Warrior (1981)

~

Na het succes van de eerste film kreeg Miller de kans om, met een groter budget, een vervolg te maken op Mad Max dat de eerste film zou overtreffen zonder in herhaling te vallen. Hij slaagde wonderwel in die opzet. The Road Warrior (1981) weet het vuur van zijn voorganger vast te houden en tegelijkertijd de daarin centraal staande wereld uit te bouwen. De sobere dystopische samenleving uit de eerste film is hier doorgewoekerd tot een barbaars post-apocalytisch landschap waarin, in de jacht naar olie, alles geoorloofd is. De actiescènes zijn werkelijk spectaculair, met voorop de jacht op Max’ truck die maar voortjaagt en van alle kanten belaagd en beschermd wordt. 

The Road Warrior is een schoolvoorbeeld van een actiefilm die geen tijd verdoet met dialogen of een complex plot maar voortdendert als een stoomwals en het landschap en de mensen daarin meesleurt naar een onbekende toekomst. Met als kapitein een zwijgzame maar vastberaden held in zwart leer. Gibson was pas 26 tijdens het maken maar zet een iconische performance neer die, net als de film zelf, na ruim 30 jaar nog steeds even sterk is. 

Mad Max: Beyond Thunderdome (1985)

~

De derde film is nog groter qua ambities maar neemt gas terug als het om puur geweld gaat. De desolate grottenwereld van de weeskinderen en de nederzetting Bartertown vormen opnieuw een verrijking van het Mad Max thema. De kinderen zien Max als een langverwachte redder waarmee de vergelijking met Jezus zo getrokken is. Hun bewondering en roep om aandacht en bescherming brengen een vaderlijke kant naar boven in Max, die weinig zin meer heeft terug te keren naar het gevaar dat er buiten deze gemeenschap wacht. De schijnbare breuk met de voorgangers werd Miller niet in dank afgenomen maar Beyond Thunderdome is op meerdere vlakken juist een consequente uitbouw van de eerdere delen. De gemeenschap die zich in de woestijn heeft teruggetrokken en volledig autarkisch is, vormt een logisch eindpunt. Miller gooit alle creatieve remmen los in het typeren van de personages en de ruimtes waarin ze leven. Ook op stuntgebied toont hij zich virtuoos met als climax een achtervolgingsscène die een gooi doet naar de spectaculairste van de trilogie. Ook de scepsis waarmee de rol van Tina Turner werd begroet bleek onterecht. Ze zwiept haar charmes en maniakale persoonlijkheid met zichtbaar genoegen in het rond als leider van Bartertown. Het grootste verschil is dat Beyond Thunderdome veel meer plotgedreven is met wisselende locaties en ook wisselende allianties. Max zoekt naar zijn plek en uiteindelijk vooral naar rust in deze nieuwe wereld.

De Mad Max trilogie is pure adrenaline. De basisformule is eenvoudig en omvat vooral veel gevechten en achtervolgingen met auto’s (of iets wat maar kan rijden). De aantrekkingskracht is in essentie sensorisch: je kunt je hogere breinfuncties het beste uitschakelen tijdens het kijken. Maar die zintuigen worden dan wel maximaal aangesproken en daarbij is het opvallend dat de films, ondanks een zekere mate van repetitie, nooit routinematig aan doen. Elke actiescène straalt spontaniteit uit en de afloop is altijd onvoorspelbaar. Die spontaniteit en de inventiviteit waarmee dit alles is verfilmd maakt de trilogie tot een klassieker die je als schoolvoorbeeld van geslaagde actiefilms keer op keer kunt bekijken. 

Gibson en Eastwood

Om nog even terug te komen op de vergelijking met Clint Eastwood. In de man der wet die gevaarlijk op de rand van de wet balanceert is een duidelijke parallel te trekken met Harry Callahan. Net als Dirty Harry is Max Rockatansky een getergd man die worstelt om de criminelen achter slot en grendel te krijgen zonder over de grens te gaan. Net als in The Outlaw Josey Wales maakt de zoektocht op de moordenaars van zijn gezin ongekende krachten los in een man die in principe aan de goede kant van de wet wil staan. En net als in Unforgiven gaat een man der wet grenzen over om het recht te laten zegevieren. Maar waar de oude Clint, wijzer geworden na jaren van jagen op criminelen, zich hardop afvraagt wat dat recht precies inhoudt, daar doet Mel er het zwijgen toe. Ook In The Road Warrior is de vergelijking sterk. Waar Mel Gibson door bedreigde burgers te hulp wordt geroepen om de slechterikken te bestrijden is die baan een vrijwel vaste voor Clint. Denk High Plains Drifter en Pale Rider, maar in vrijwel al zijn westerns is Clint de held die zijn acties sterker laat spreken dan zijn woorden. Wellicht is dat de grootste overeenkomst. Gibson snapt, ongetwijfeld geholpen door regisseur George Miller, dat de zwijgzame held die zijn acties niet van commentaar voorziet en een enigma blijft voor de kijker, een zeer krachtig personage is.  

Universal brengt de drie films voor het eerst op Blu-ray in een origineel vormgegeven benzineblik maar zonder, op een interessant audiocommentaar bij The Road Warrior na, extra’s. 

Boeken / Fictie

Het probleem van het schertsen

recensie: Kazuo Ishiguro (vert. Bartho Kriek) - De rest van de dag

.

De rest van de dag (The remains of the day) valt binnen het kader van culturele representaties van de teloorgang van de Engelse aristocratie na de Tweede Wereldoorlog. Die wordt ook, hoewel veel later, in hitseries als Downton Abbey en Parade’s End geïllustreerd. Kazuo Ishiguro (Nagasaki, 1954) publiceerde de ‘butlermonoloog’ in 1989 en won hiermee de Booker Prize. De Nederlandse vertaling werd eveneens in 1989 gepubliceerd. Omdat het boek inmiddels de status als everseller heeft bereikt – overigens lang niet de enige titel met die status uit Ishiguro’s pen, denk aan de aan horror grenzende kloonroman Never let me go (2005) – gaf Atlas het in juni 2013 opnieuw uit.

On the road
Stevens, een ‘echte ouderwetse Engelse butler’, krijgt van zijn werkgever de heer Farraday toestemming naar Cornwall af te reizen. Daar woont de voormalige huishoudster van Darlington Hall, juffrouw Kenton. Het is twintig jaar geleden dat Stevens haar voor het laatst zag en tijdens zijn reis blikt hij terug op hun samenwerking en groeiende vriendschap.

Hun verstandhouding lijkt bij aanvang van zuiver professionele, maar afstandelijke aard. Tussen de regels door sluimert er echter iets anders, een gevoel dat vooral van juffrouw Kenton lijkt uit te gaan, ook al is het Stevens die haar bijna analytisch oproept en niets van dit alles suggereert. Stevens lijkt ongevoelig te zijn voor juffrouw Kenton: plichtsbesef en loyaliteit weerhouden hem van het ontdekken van wat er eventueel tussen hen zou kunnen zijn. Uiteindelijk trouwt juffrouw Kenton met de heer Benn, om vervolgens Darlington Hall te verlaten. Het weerzien tussen Stevens en juffrouw Kenton zal het prachtige slot van het boek vormen.

Naast zijn mijmeringen stelt de eenzame, ouder wordende butler vragen van gewichtige aard: wat is Grootsheid, wat is Waardigheid, wat is Engeland? En: wat maakt een goede butler? In zijn analytische verteltrant onderzoekt Stevens deze laatste vraag door te kijken naar zijn 35 dienstjaren bij zijn vorige werkgever, Lord Darlington. Volgens Stevens is hij een echte gentleman met een duidelijke erecode, wiens goedaardige inborst is misbruikt in de officieuze besprekingen over een Engels-Duitse samenwerking voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Stevens verdedigt de morele onschuld van zijn veelbeschuldigde voormalige werkgever en daarmee ook zijn eigen indirecte invloed op het verloop van de politiek beladen avonden op Darlington Hall.

Stiff upper lip
Terug in het heden vraagt Stevens zich af hoe hij aan de verwachtingen van zijn huidige werkgever meneer Farraday – een vrijmoedige Amerikaan – tegemoet kan komen. Het schertsen, bijvoorbeeld, is een karaktereigenschap die Stevens bij Lord Darlington nooit hoefde te ontwikkelen. Farraday heeft echter af en toe behoefte aan een grapje.

Met Farradays scherts symboliseert Ishiguro de bedreiging van de Engelse waarden, waarvan het summum natuurlijk de butlercultuur is. Stevens, die precies zijn plek in de wereld kent, definieert zijn gehele identiteit door middel van zijn functie. Dit zware klassenbewustzijn is door het hele boek heen voelbaar. De ‘Amerikaanse’ scherts, die juist licht en relativerend is, dreigt Stevens’ Engelse stiff upper lip te fnuiken. Die tast zowel de Engelse waarden als Stevens’ zelfbeeld aan, en zal beide onvermijdelijk tot verandering nopen.

Taal en vertaling
Het moet een genot zijn geweest het boek te vertalen. Vertaler Bartho Kriek, die op zijn weblog een grote liefde voor het boek uitspreekt (‘Dat bijzondere boek (…) was me op het lijf geschreven. Het kon wel eens mijn mooiste vertaling worden’), lijkt dicht bij de brontekst te zijn gebleven, wat blijkt uit het statige Nederlands. De taal past naadloos op de hoofdpersoon, zijn verhaal, tijd en context. Beleefdheidstermen of zinnen die consequent met ‘meneer Stevens’ of ‘juffrouw Kenton’ beginnen of eindigen, vliegen je om de ogen. Het vormt een welkome afwisseling met het hedendaagse, vaak zo banale gebruik van onze taal.

De rest van de dag is een krachtig gecomponeerd, edel boek. Het vertelt over herinnering, moraal en integriteit, alsook over de rol die een mens speelt in de geschiedenis middels plichtsbesef en opoffering. Het zal een genoegen vormen voor lezers die in staat zijn een heimwee te voelen naar een tijd die ze nooit hebben gekend.