Boeken / Fictie

Socrates, niet de filosoof maar de voetballer

recensie: Alex Boogers - Wanneer de mieren schreeuwen

.

Wie het oeuvre van Boogers niet kent, doet er overigens goed aan er zo snel mogelijk aan te beginnen. En tevens: bij het begin te beginnen. Het is een oeuvre dat zich het liefst van voor naar achter laat lezen. Alle dingen zijn schitterend is nog schitterender als je eerst Het boek Estee en Het waanzinnige van sneeuw hebt gelezen. De romans over de grillige Remy van Sand en het gezin waarin hij opgroeit behoren tot de meest memorabele Nederlandse fictie die ik heb gelezen. Het is vrijwel onmogelijk niet aan Remy gehecht te raken, hoe dwars hij zich ook opstelt. Tot zover mijn pleidooi voor Boogers. Of eigenlijk nog niet, ik begin er pas aan.

Het lijkt erop dat hij allereerst de nodige persoonlijke romans moest schrijven, voordat er ruimte ontstond voor andermans verhalen. Het korte verhaal Ziel, dat in 2010 verscheen, werd al voorzien van het predicaat ‘gebaseerd op een ware gebeurtenis’. Zijn nieuwe novelle Wanneer de mieren schreeuwen heeft hetzelfde uitgangspunt. Het gaat om een bekend verhaal: de 13-jarige Sedar Socrates Soares werd op 1 februari 2003 doodgeschoten toen hij sneeuwballen gooide met zijn vrienden. Boogers krijgt de contouren van het verhaal aangereikt en vult het met zijn eigen, dwingende ritme in.

Gabriel
In het eerste hoofdstuk van Wanneer de mieren schreeuwen zit de schrijver in de taxi van Gabriel, de verteller van het verhaal over zijn neefje Socrates. Boogers schrijft: ‘We leken twee mensen die elkaar niks te vertellen hadden.’ En hoewel Gabriel wantrouwend is en ervan overtuigd dat niemand echt wil luisteren, begint hij toch aan zijn verhaal. Haperend en niet in chronologische volgorde, maar indrukwekkend voor zijn bijrijder: ‘Eerlijk gezegd twijfel ik aan verhalen waarbij alles op z’n plaats valt, en er nooit iets onopgelost blijft. Alsof je op bezoek gaat bij mensen bij wie zelden iets verkeerd staat in huis.’

Zo kent dit boek twee lagen. Eerst was er de familie van Socrates die het verhaal aan de schrijver vertelde, een verhaal dat hem raakte en dat hij op de een of andere manier wilde doorvertellen. Dan is er het verhaal van Boogers, het boek Wanneer de mieren schreeuwen dat bedoeld is om de lezer te bereiken. Echt te bereiken, zoals het verhaal van Gabriel de schrijver heeft geraakt: ‘Ergens ligt er altijd een verhaal op je te wachten dat je niet zozeer wilt horen, maar dat je nodig hebt, op de een of andere manier. Het geeft je iets.’

Socrates
Het verhaal dat wordt doorgegeven aan de lezer, gaat over de jonge voetballer Socrates ‘met het mooie haar van Rijkaard, de slungeligheid van Kanu, en de wimpers van Beyoncé’. De aanwijzingen van zijn voetbaltrainer beschouwt hij als wetten, en hij gebruikt elke vrije minuut om met zijn vrienden een balletje te trappen. Zijn moeder is altijd bezorgd, bang voor het ’tuig’ uit de buurt en de reële gevaren des levens. Maar Socrates is een puber, eentje die de wereld wil verkennen en wil bewegen, en geen arts wil worden zoals zijn moeder graag zou zien.

Een doodnormale jongen dus, een verhaal zoals zovelen. Maar hoe meer Boogers naar het einde toe werkt, hoe harder het verhaal gaat rollen. Het slingert naar een einde dat je zou willen voorkomen, waarbij je aan het stuur zou willen trekken. De details en de toevalligheden maken de laatste hoofdstukken pijnlijk: dat de bus net gemist wordt, dat zijn oom net niet mee gaat, dat het buiten net niet guur genoeg is. Tegelijkertijd lijkt Boogers erop aan te sturen dat het kwaad onontkoombaar is, dat de dood van de jongen in deze maatschappij meer is dan domme pech. De spanning tussen enerzijds de toevalligheden en anderzijds de angst die in het hele boek al de ondertoon is, maakt dat het verhaal zo’n impact heeft. 

Evenwicht
In al zijn boeken balanceert Boogers op de grens van het sentimentele, maar dat is nu juist wat zijn werk zoveel urgentie geeft. In Wanneer de mieren schreeuwen lijkt het voor het eerst meer moeite te kosten om het evenwicht te bewaren, om de juiste toon te vinden. Het verhaal moet recht doen aan de oneerlijke dood van een talentvol voetballertje en aan zijn openhartige familie die het boek mogelijk heeft gemaakt. Deze belangen en de functie van doorgeefluik zitten echter de scherpte in de weg die Boogers in eerder werk wel durfde op te zoeken. Soms wordt het nu te soft, bijvoorbeeld bij de voortdurende herhaling van de zware woorden ‘de winter die alles veranderde’ of te zoet, bijvoorbeeld in de beschrijvingen van Gabriel en zijn gezin.

Maar hoe verder het verhaal vordert, hoe dwingender de toon van Boogers wordt. In het begin is het nog wat zoeken naar de vorm, van het verhaal in het verhaal. Maar als Socrates eenmaal tot leven komt, raakt Boogers in topvorm. Hij is erin geslaagd om van het nieuwsfeit meer te maken dan een verschrikkelijke gebeurtenis op tv. Meer dan een verhaal dat weliswaar dramatisch is, maar dat op afstand blijft zolang je zelf veilig binnen zit. Boogers trekt de lezer aan zijn kraag, en laat pas los als er iets tot hem doorgedrongen is.

Gratis e-book
Afgelopen week maakte Boogers bekend dat hij Wanneer de mieren schreeuwen gratis als e-book beschikbaar stelt. Hij wil met dit boek een breed publiek bereiken, maar boekhandelaren hadden vooralsnog slechts een paar honderd exemplaren ingekocht. Het e-book werd binnen een dag al meer dan 5000 keer gedownload. Ik hoop dat het de deur openzet naar alle andere verhalen van Boogers, die net zozeer geschreven moesten worden, en net zo graag gelezen.    

Boeken / Fictie

Een kleurrijk mozaïek van Portugal

recensie: João Ricardo Pedro (vert. Kitty Pouwels)- Jouw gezicht zal het laatste zijn

João Ricardo Pedro is wat je noemt een literaire komeet. Zijn debuutroman Jouw gezicht zal het laatste zijn werd direct bekroond met de meest prestigieuze prijs van Portugal. In 2009 werd technisch ingenieur Pedro ontslagen en kon hij eindelijk zijn droom verwezenlijken: het schrijven van een roman.

Iedereen die wel eens in Portugal is geweest, kent ze: os azulejos, de keramieken tegeltjes waarmee de binnen- en buitenmuren van veel huizen zijn versierd. De roman Jouw gezicht zal het laatste zijn is zo’n mozaïek. Niet van tegeltjes, maar van verhalen over Portugal onder het dictatoriale bewind en de jaren erna. We volgen drie generaties van de familie Mendes: Augusto, Antonio en Duarte.

Van de een op de andere dag
Het zijn de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog en van de een op de andere dag besluit de jonge arts Augusto Mendes Lissabon te verlaten voor een gehucht in de binnenlanden van Portugal. Hij wordt de huisarts van de veelal straatarme dorpelingen. Zijn zoon Antonio wordt officier in het leger en keert begin jaren zeventig voorgoed terug uit Angola, alwaar Portugal tegen beter weten in voor behoud van de kolonie strijdt. Antonio is getraumatiseerd en herkent zijn zoon Duarte eerst niet. Wat er is gebeurd, kunnen we alleen raden. Al moeten we dat misschien niet willen:

Je eigen herinneringen vreten al genoeg aan je om de herinneringen van anderen er nog eens bij te nemen.

Deze zoon, Duarte Mendes, is de eigenlijke hoofdfiguur van het boek. Geboren in de jaren zeventig wordt hij door kenners beschouwd als de beste vertolker van Beethoven, een mooie toekomst wacht hem. Van de een op de andere dag zweert hij de piano af en raakt het instrument niet meer aan. Waarom? Deze en alle andere vragen worden niet eenduidig beantwoord. Zoals alles in de tijd van een dictatuur schimmig en onduidelijk blijft en van de een op de andere dag iemand voorgoed kan verdwijnen, zo wordt niets in deze roman werkelijk opgehelderd.

Het beste is het raadsel te vergroten
Waar je een antwoord verwacht, daar komt de schrijver met een nieuw verhaal dat als antwoord kan dienen, maar dat zelf ook weer vragen oproept. In Voer voor psychologen schreef Harry Mulisch dat goede literatuur het raadsel van het leven niet moet oplossen, maar juist moet vergroten. Pedro neemt die poëtica wel erg serieus. Je moet iets van de geschiedenis van Portugal weten om de vele subtiele verwijzingen te begrijpen. Maar ook zonder deze kennis is het boek een bijzondere tocht door een land dat in Nederland niet erg bekend is.

Zuid-Amerikaanse vertelkunst
In een interview heeft de schrijver gezegd dat niet alles verklaarbaar is wat er in de roman gebeurt, zoals niet alles in de werkelijkheid logisch is. Het is een van die hardnekkige eigenschappen van de mens dat we overal verbanden willen zien, zelfs als ze er misschien niet zijn. De wereld in deze roman is magisch en mysterieus. En de stijl is bij vlagen grandioos.

Dautor Augusto Mendes zat met zijn rieten hoed en zijn pijp klaar om het peloton van de Ronde van Portugal voorbij te zien komen, met een bijna jeugdig enthousiasme dat niet alleen niet paste bij zijn leeftijd, gewicht, lengte en sociale positie, maar vooral niet bij de hoge temperatuur.

De schrijver veroorlooft zich niet alleen inhoudelijk en qua structuur veel vrijheid. De stijl verandert met elke scène en is als een kleurrijk mozaïek. In het ene hoofdstuk is de stijl romantisch en verhalend en doet zij in verbeeldingskracht niet onder voor het beste werk van Gabriel Marcia Márquez. Andere hoofdstukken zijn experimenteel en vervreemdend en doen sterk denken aan de grote roman 2666 van Roberto Bolaño. Wellicht wat te veel.

Hier en daar lijkt de experimenteerdrift de vijand van de schrijver. Zij die een verhaal met kop en staart zoeken, kunnen het boek dan ook beter laten liggen. Neem je echter de moeite, dan ontvouwt zich een magisch mozaïek van kleuren en vormen.

Boeken / Fictie

Brits gebabbel

recensie: Jonathan Coe (vert. Luud Dorresteijn en Otto Biersma) - Expo 58

In 1958 wordt de eerste naoorlogse Wereldtentoonstelling in Brussel gehouden. Het blijkt een toneel voor kluchtige intriges en contra-intriges.

Centraal staat de typisch Britse burgerman Thomas Foley. Thomas is saai en ietwat sullig. En zo zijn ook zijn werk, gezin en huis. Het enige wat aan hem opvalt, overigens zonder dat hij dit zich realiseert, is zijn uiterlijk. (Terugkerend grapje is de discussie tussen andere karakters of Thomas nu op Dirk Bogarde, Gary Cooper of Cary Grant lijkt.) Thomas is ambtenaar, en dat in een wereld waarin alles nog via geijkte patronen verloopt. Maar dit verandert als hij wordt gevraagd om leiding te geven aan het Britse paviljoen op de Wereldtentoonstelling, de ‘Expo 58’ waarvoor het Brusselse Atomium werd opgetuigd.

Onze man in Brussel
Plots is de brave Thomas ‘onze man in Brussel’. Hij wordt de manager van de pub ‘Britannia’, brandpunt van het Britse paviljoen. De pub groeit ogenschijnlijk uit tot ’s werelds intrigecentrum. Zo bevindt Thomas zich midden in het woelen der gehele wereld, omgeven door nucleaire geheimen, contraspionage en allerlei romances. Even vermoed je dat Thomas verwordt tot een soort James Bond of anders een meesterspion, maar dat gebeurt niet. De intriges treffen hem, hij spint ze niet zelf.

In die intrigewebben bevinden zich onder anderen een kluchtig stel Britse geheim agenten, Radford en Wayne, een Rus die zogenaamd advies van hem wil voor zijn communistisch propagandatijdschrift, de Vlaamse schone Anneke Hoskens en de voor het nucleair onderzoek cruciaal hetende Zeta-machine. Nieuwe ontwikkelingen, intriges en wisselende liefdesverhoudingen volgen elkaar rap op, beginnend en eindigend met één snelle streek van Jonathan Coe’s pen.

Het duizelt Thomas, zelfs zozeer dat hij op een gegeven moment vrouw en kind lijkt te zijn vergeten. In het midden van het boek heeft Coe een soort brievennovelle opgenomen, waarin vrouw Sylvia en Thomas elkaar bestoken met teksten opgebold van impliciet onbegrip, onverschilligheid, en meer of minder halfslachtige pogingen de jaloezie van de ander te wekken.

De Engelse geest
Het boek wil een lichtkomische spionageroman zijn, en begeeft zich ergens in het Britse boekenspectrum tussen Graham Greene en P.G. Wodehouse. Coe’s taal is vlot en gewoontjes, soms zelfs oubollig (‘koekoek’), wat natuurlijk goed past bij de periode waarin het verhaal zich afspeelt. Daarnaast wasemt er een zeer Britse geest uit het boek, die sterk leunt op de typisch Britse conversatiestijl. In de vertaling resoneert die conversatietrant nog door, en bovendien kan je soms nog het oorspronkelijke Engels horen. Wanneer dat gebeurt, klinkt het boek direct beter: de Engelse taal past bij dit boek. Dat je die geest en taal ook in het Nederlands nog voelt en hoort is in dit geval overigens een compliment voor vertalers Luud Dorresteijn en Otto Biersma.

Expo 58 is vooral een babbelboek, soepel, vol van Engelse klucht. In het begin hoop je nog op meer, als er enkele keren iemand midden in een zin stilvalt en in de leegte voor zich staart. Maar Coe doet verder niets met deze suggestieve verdwazing. Ook bevat het verhaal duizend wat obligate, vooral flauwe tijdsverwijzingen. Zo verbazen personages zich herhaaldelijk over de recente berichten dat roken de gezondheid zou schaden, maar vrouwen wordt nog wel aangeraden tijdens de zwangerschap door te roken, wanthet ontspant zo fijn.

Jonathan Coe is schrijver van bijvoorbeeld het vernieuwende en veelgeprezen De Rotters Club. Maar anders dan in dat boek, overtuigt het plot van Expo 58 niet. Het wordt nooit urgent, en de grote lijnen van het einde zijn voorspelbaar. En dat is natuurlijk dodelijk voor een spionageroman. Ik noemde het net een babbelboek, en meer dan dat is het niet.

Film / Films

Vlam in de pan

recensie: Het Diner

.

Het Diner is de verfilming van het gelijknamige boek van Herman Koch, dat in 2009 nog de NS Publieksprijs won. (Zou Gijp ook verfilmd worden?) Of de film ook haar weg zal vinden naar een groot publiek valt nog even te bezien, maar Menno Meyjes heeft zijn fascinatie voor het boek om weten te zetten in een film waarbij niets is wat het lijkt. Het Diner kent een fijne balans tussen psychologisch drama en cynische komedie, een balans die vooral aan hoofdrolspeler Jacob Derwig te danken is.

Psychologisch getouwtrek

~

Het plot is simpel en doeltreffend. Michel (zoon van Paul en Claire) en Rick (zoon van Serge en Babette) hebben een zwerver zodanig mishandeld dat ze stierf. Hun motieven blijven, net als de motieven van vele anderen, onduidelijk, maar de consequenties zijn er niet minder om. Beide echtparen bespreken tijdens een diner de mogelijkheden en gevolgen van de acties van hun zonen, maar nemen vooral hun kroost in bescherming. Op de achtergrond spelen nog andere belangen mee, zoals een hoge politieke functie voor Serge. Tijdens het diner begint het psychologisch getouwtrek, afgewisseld door wat beelden van voedsel (de kreeft uiteraard) en flashbacks.

Het etablissement waar het vierkoppige gezelschap dineert leent zich uitstekend voor wat mooie beelden. Het interieur is prachtig vormgegeven en de keuken bevindt zich achter glas, zodat je op de achtergrond steeds de koks in de weer ziet. Daarnaast maakt Meyjes mooi gebruik van de ramen door reflecties en spiegelingen veelvuldig te gebruiken. Het Diner oogt zodoende erg modern en strak, hetgeen al tijdens de introductie te zien is wanneer de namen van de acteurs reflecteren op de brandschone tafels.

Goede cast, warrig plot

~

De structuur van de film zorgt soms voor verwarring door de flashbacks en terloopse fragmenten van de zoons. Enerzijds heeft dat zo zijn charme, omdat je als kijker ook niet precies weet wat er aan de hand is. Anderzijds blijkt uiteindelijk dat het plot niet zoveel om het lijf heeft en het mysterieuze aspect vooral dient om de spanning op te bouwen. Dat lukt heel aardig, maar de uiteindelijke afwerking van het verhaal valt daardoor ook een beetje tegen.

De cast maakt echter veel goed. Jacob Derwig speelt top. De cynische hoofdpersoon, net als in het boek tevens de verteller, heeft in het verleden wat psychische klachten gehad en al snel blijkt dat die klachten nog niet helemaal verholpen zijn. De manier van denken en redeneren, zijn voorliefde voor de Romeinen en een onverklaarbare aversie tegen gebruiken en manieren die er in onze samenleving ingeslopen zijn, maken Paul Lohman sprekend en herkenbaar. Een soort cynische, intelligente conspiracy theory-aanhanger die net niet weet waar de klepel hangt. Ook de rest van de cast, bestaande uit Kim van Kooten, Thekla Reuten en Daan Schuurmans, acteert erg overtuigend, al zijn ze aanzienlijk minder goed uitgewerkt dan Paul. Het Diner kent zodoende behoorlijk wat oneffenheden in afwerking, maar blijft overeind door de spanning en de cast.

Film / Films

Schoonheid en het niets

recensie: La grande bellezza

.

Toni Servillo speelt Jep met een gereserveerde passie en de gepaste melancholie van iemand die observeert en schrijft. De toevallige plotstructuur doet denken aan Fellini’s La dolce vita. Net als de journalist en schrijver Marcello Rubini (de onvergetelijke Marcello Mastroianni) in Fellini’s meesterwerk valt Jep tussen de wal en het schip van het zoeken naar betekenis en de jacht naar genot.

La grande bellezza zit vol met dit soort tegenstellingen, die Sorrentino aan elkaar verbindt door vloeiende camerabewegingen en een prachtige soundtrack. In een scène zien we Jep vanuit zijn dakterras met een uitzicht op het Collosseum, kijken naar spelende kinderen in een hemelse tuin terwijl vrome muziek van Arvo Pärt te horen is. Dit loopt over in een absurde performance van een kunstenares die Jep moet interviewen en die alleen lijkt te kunnen antwoorden in clichés. Op andere momenten zit de kijker middenin het decadente feestgeweld om vervolgens bij te komen in de rust van een middag onder de Italiaanse zon, als Rome gehuld is in een onwerkelijke en tijdloze stilte. Zo verspringt de film tussen polen. Van heilig naar profaan. Van hoge kunst naar plat vermaak en van diepgang naar schaamteloze decadentie. Dat kan allemaal omdat het Rome is. Een heilige stad, maar ook de stad van levenslust en oppervlakkigheid.

Verwijzingen en inspiratie

~

En dan zijn er nog de verwijzingen naar de filmgeschiedenis. De Franse actrice Fanny Ardant, die in een korte scène zichzelf speelt. Jep komt haar tegen op een verlaten Via Veneto, in La dolce vita het epicentrum van de Romeinse jetset. Of de verlopen stripper Ramona die Jep op sleeptouw neemt en hem nog troost biedt omdat zij nuchter kan kijken naar de wereld om haar heen. Is zij niet zoals die volkse maar wijze Romeinse vrouwen die je terugziet in de films van Pasolini en Rossellini?

Er is ook een sterke link met Fellini’s Otto e mezzo waar een regisseur zoekt naar inspiratie en die denkt te vinden in de verschijning van de actrice Claudia Cardinale. De figuur van de muze, de belichaming van een perfecte schoonheid, heeft een lange traditie in Italië. Denk aan Dante en zijn Beatrice of Petrarca en zijn Laura. De vrouw die inspireert maar ongrijpbaar blijft en daarmee symbool staat voor alles boven de alledaagse werkelijkheid.

En zo denkt Jep terug aan zijn eigen grote schoonheid. Zijn oude vlam en het moment van inspiratie. Ook hier balanceert Sorrentino als een koorddanser tussen de troost van schoonheid en het niets. Zijn film werkt vanuit de kennis dat het leven in duisternis is gehuld. Vandaar de quote van de zwartgallige Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline’s roman Reis naar het einde van de nacht aan het begin van de film. La grande bellezza werkt vanuit die duisternis naar kleine lichtpuntjes die het leven nog even op kunnen klaren en zin kunnen geven. Het is in die balans dat Sorrentino met zijn film weet te overtuigen door te tonen dat kunst een illusie en een truc is, maar een noodzakelijke illusie tegenover de onloochenbare duisternis van het bestaan.

Muziek / Album

Degelijke muziek die naar de achtergrond kruipt

recensie: Midlake - Antiphon

Antiphon is al het vierde album van de Texaanse band Midlake, maar de eerste zonder leadzanger en liedjesschrijver Tim Smith, die begin dit jaar de band verliet. Antiphon is een degelijke resultaat van het onzekere pad dat Midlake insloeg.

~

Onlangs vertelden Eric Pulido en McKenzie Smith, respectievelijk de nieuwe leadzanger en drummer van de band, in een interview met 8WEEKLY over de roerige maanden die ze achter de rug hebben. Nee, zeiden ze overtuigend, ze peinsden er niet over te stoppen. Maar een bittere pil was het wel, gezien Tim Smith de ruggengraat van de band was. Hij zette de lijnen uit, bedacht de liedjes en schreef de teksten. De anderen hielpen zo goed als ze konden.

Met het verlaten van Tim Smith veranderden de verhoudingen. Natuurlijkerwijs schoof Eric Pulido naar voren als nieuwe leadzanger en bij het smeden van de liedjes had iedereen voortaan meer inspraak. Het ging democratischer, vertelden Pulido en Smith, en iedereen voelde zich eigenlijk veel comfortabeler bij de nieuwe situatie.

Energieker en levendiger
Antiphon heet de verzameling liedjes die de overgebleven Midlake-leden in goed zes maanden tijd bij elkaar wisten te spelen. Tien liedjes waarmee de Midlake-identiteit wordt behouden, voorzien van een iets volumineuzere sound. Ten opzichte van het eerdere werk klinkt het ‘nieuwe’ Midlake energieker en levendiger, een boost die wellicht ook wel noodzakelijk was. Oorzaak: de band heeft zich minder ingelaten met folk en meer met rock. Met de titelsong ‘Antiphon’, de opener van het album, wordt dit statement neergezet. Het is samen met ‘The Old and the Young’ het beste nieuwe liedje dat Midlake laat horen.

Degelijk
Waar de bandleden – ook niet zonder Tim Smith – zich echter niet hebben weten tegen te wapenen, is de eenvormigheid die in het verleden ook weleens de muziek in kroop. Neem bijvoorbeeld ‘It’s Going Down’, ‘Aurora Gone’ en ‘Ages’: de nummers sudderen kalmpjes verder, maar het spectrum is te gering om je te doen beseffen dat er echt iets gaande is.

Wat er gebeurt, is dat Antiphon gaandeweg naar de achtergrond glijdt. Het is het soort muziek waar weinig mis mee is, betrekkelijk veilig en correct en niet hevig te bekritiseren. Je kunt het met een gerust hart opzetten als je een stel vrienden te dineren hebt, de gasten zullen zich er comfortabel bij voelen en als ze weggaan, gloeien hun oren van de wijn en de warme muziek. Juist dat maakt Antiphon een degelijk album, goed genoeg om een schare fans tevreden te houden, maar niet voldoende om nieuwe enthousiastelingen te mobiliseren.

 

https://youtube.com/watch?v=DtOyPWbuXCg

Boeken / Fictie

Berichten uit een laatste kamer

recensie: Frans Pointl - De laatste kamer

.

Oud zijn is een chronische kwaal. Elke avond voor het slapen gaan hoop ik dat ik weg mag schuiven in de eeuwigheid. Een grafsteentekst heb ik al vastgelegd: Van mensen eindelijk verlost.

Deze zinnen, afkomstig uit de nieuwe verhalenbundel van Frans Pointl (1933), vatten in de essentie samen waar het in dit boek om draait: ouderdom, aftakeling en afscheid nemen. De auteur debuteerde in 1989 en sluit nu op zijn oude dag (hij is 80 jaar oud) zijn schrijfcarrière af met deze wonderlijke reeks verhalen. Wat de verhalen zo wonderlijk maakt, is niet alleen de inhoud van de teksten, maar is ook mede veroorzaakt door de plek waar ze geproduceerd zijn. Pointl schreef deze bundel in het Amsterdamse verzorgingstehuis waar hij sinds een paar jaar woont.

Oude dag
Het werk bestaat voornamelijk uit autobiografisch materiaal dat verdeeld is over drie delen. Verhalen uit zijn jeugd en adolescentie wisselen af met beschrijvingen van gebeurtenissen uit zijn huidige leven in het tehuis en zijn medebewoners.

Net als Pointls debuut ademt De laatste kamer de sfeer van de Nederlandse jaren vijftig. De soberheid vloeit naadloos over in de sombere, behoudende wereld waarin bruine meubels de overhand hadden. Tegelijk blikt Pointl terug op deze tijd met een nostalgische blik. Als lezer bespeur je het verdriet van de auteur dat deze periode, verbonden met zijn jeugd, voorbij is.

Naoorlogse setting
Naast de autobiografische stukken in het eerste deel van de bundel, bevat De laatste kamer ook enkele verhalen die enigszins op zichzelf staan. Zo’n verhaal is ‘De kostganger’. In dit verhaal woont de hoofdpersoon tijdens de periode van wederopbouw in bij de familie Feltstra.

In dit gezin, met zijn onsympathieke gezinsleden, vormt de naamloze kostganger een belangrijke spil. Vader gebruikt het geld voor de kamer voor zijn gokverslaving, moeder projecteert haar liefde niet op haar man maar op de logé en de zoon van het stel ziet in de kostganger zijn grote voorbeeld. Maar dan krijgt meneer Feltstra een ongeluk, raakt verlamd en elk gezinslid moet zich herdefiniëren. De kostganger belandt in een benarde positie.

Prachtig uitzicht
Het tweede deel van de bundel komt echter minder goed uit de verf. Zo is het verhaal van het nichtje van Adolf Hitler, die een erotische relatie heeft met haar oom, erg voorspelbaar en kan het de lezer hierdoor weinig boeien. Het derde deel van de bundel daarentegen is met het autobiografische titelverhaal ‘De laatste kamer’ een pure schoonheid. De beschrijving van het uitzichtloze leven in het verzorgingstehuis vol oude en zieke mensen doet geregeld naar adem happen.

Dit kleine vertrek is mijn laatste kamer […] Het is een monnikscel maar ik hoef tenminste niet langdurig in de ‘huiskamer’ te verblijven. Iedereen daar is me wezensvreemd. Je zult wel begrijpen dat ik me hier vaak ongelukkig voel.

Zijn eigen ongeluk steekt Pointl niet onder stoelen en banken. Hij heeft al verschillende malen in interviews aangegeven zijn leven in het verzorgingstehuis niet meer te zien zitten. Aangegrepen door de situatie van de auteur heeft de VPRO onlangs een boekenactie op poten gezet om de dagen van Pointl in zijn laatste kamer wat dragelijker te maken. Boekhandels, particulieren en schrijvers stelden een doos boeken beschikbaar aan Pointl.

Maar deze enigszins uitzichtloze situatie van de auteur is ook de kracht van de verhalen in de bundel. De terugkerende thema’s van aftakeling en ouderdom komen recht uit het hart. Het zijn de gevoelens die de auteur zelf ervaart en die hij prachtig kan tonen. Pointl vertoont nog een laatste maal zijn kunsten in deze gebundelde verhalen getiteld De Laatste Kamer.

 

Film / Films

Kruistocht tegen SeaWorld

recensie: Blackfish

Lange tijd werden orka’s gezien als verschrikkelijke zeemonsters, totdat Free Willy de orka een grote aaibaarheidsfactor gaf. Wie vond Willy nou niet zielig, met z’n kromme vin? Blackfish probeert echter het oude standpunt weer in ere te herstellen.

Orka’s worden in het Engels ook wel liefkozend killer whales genoemd. Ze killen over het algemeen geen mensen, zeker niet in het wild, maar ook een orka in het nauw maakt rare sprongen. Op dat moment doen de orka’s hun koosnaam eer aan en kan er met recht gesproken worden van een gevaarlijk beest. Eentje die, net als Willy, niet opgesloten dient te worden.

In Blackfish is er geen Willy, maar een soortgenoot genaamd Tilikum. Woonachtig in een opgewaardeerd aquarium heeft Tilikum het formaat en gewicht van een zwarte, geblindeerde limousine met witte strepen, zwemt hij door het bassin, gooit hij zo nu en dan op commando een trainer in de lucht en héél af en toe verorbert Tilikum een trainer. Zo eens in de tien jaar. Risico van het vak, toch? De voorvallen vormen echter ook de aanleiding om Blackfish te maken.

Menselijke emotie

~

In feite is Blackfish een kruistocht tegen SeaWorld. Met voormalige orkatrainers van SeaWorld in de gelederen probeert Blackfish het dierenpark in een kwaad daglicht te zetten. Daar is niet bijzonder veel voor nodig, want mensen hebben de neiging om dieren zieliger te vinden naarmate ze zelf meer gelijkenis vertonen met het dier. Platgeslagen vliegen worden alleen herdacht door de meest fanatieke dierenliefhebbers. Eenzelfde soort documentaire over stokstaartjes zou net zo gerechtvaardigd zijn, maar zal toch niet snel verschijnen.

Blackfish speelt in op de menselijke emotie en doet er alles aan om de orka’s zo menselijk mogelijk te laten overkomen. Moeilijk is dat niet, gezien de grote mate van sociaal gedrag tussen de dieren en de intelligentie waarover orka’s beschikken. Fans van BBC Earth konden zien hoe jagende orka’s een zeeleeuw van een ijsschots kregen en kunnen de intelligentie beamen. Het zijn sympathieke dieren, die orka’s.

De documentaire slaat echter nogal door wanneer een ‘wetenschapper’ claimt dat Tilikum psychotisch is geworden door langdurige opsluiting en voedseltekort. Menselijke psychische aandoeningen toekennen aan dieren, hoe intelligent ook, kent geen enkele wetenschappelijke onderbouwing. Sterker nog, de oorzaak voor een psychose bij mensen is nog niet eens bekend, laat staan dat je orka’s vragen kan laten beantwoorden in de trant van: ‘Heeft u de afgelopen 4 weken last gehad van waanbeelden?’

Subjectief drama

~

Naast de totale vermenselijking van orka’s toont Blackfish huilende voormalige trainers, huilende orka’s, dramatische muziek en suggestief gemonteerde beelden. De documentaire is ongelooflijk subjectief met als toppunt de naïeve trainers die toentertijd hun mond niet open durfde te doen en nu voluit ageren tegen hun voormalige werkgever. Dat is niet chique, doet ontzettend overdreven aan en vereist dezelfde naïviteit bij het publiek om in goede aarde te vallen.

De indruk kan ondertussen zijn gewekt dat SeaWorld zo slecht nog niet is. Dat is onjuist. Hoe SeaWorld omgaat met orka’s is onethisch. Maar geldt dat niet voor elk circus, elke dierentuin, elke kinderboerderij en elk kind met een cavia in een klein hokje? Alsof een konijn het niet rot vindt dat hij nooit eens zijn topsnelheid kan behalen. Intelligentie van dieren is een vreemd criterium voor empathie en louter inspelen op de emotie om een punt te bewerkstelligen is een teken van zwakte. Elk dier hoort thuis in de natuur. Waarom dat specifiek voor orka’s zou gelden maakt Blackfish niet duidelijk, afgezien van het feit dat orka’s in gevangenschap levensgevaarlijk kunnen zijn.

Een Amerikaanse rechter oordeelde recentelijk dat SeaWorld geen trainers meer in direct contact met orka’s mag laten komen. Een groot deel van de orkashow – het paradepaardje van SeaWorld – vervalt daarmee. Blackfish brengt deze uitspraak als een overwinning, maar op welke wijze is de orka bij deze uitspraak gebaat? 

Muziek / Album

Fernows kruistocht

recensie: Vatican Shadow - Remember Your Black Day

.

Vatican Shadow maakt gebruik van grootse symboliek en daarmee rijst het vermoeden met een act te maken te hebben die ook grootse dingen te vertellen heeft. Of dat ook echt zo is, zullen we waarschijnlijk nooit weten. De bedoeling van Remember Your Black Day blijft in nevelen (of in dit geval is ‘rookpluimen’ misschien gepaster) gehuld, maar het geheel is intrigerend en onheilspellend genoeg om te beroeren.

Vatican Shadow maakt meer geluidskunst dan muziek: de acht nummers op Remember Your Black Day staan niet op zichzelf, maar krijgen hun waarde vooral door de verbanden die gelegd worden tussen datgene wat te horen is en alles daaromheen: de songtitels, het artwork en het feit dat Dominick Fernow, man achter Vatican Shadow, zijn lippen stijf op elkaar houdt over de betekenis van zijn muziek. Het is dit geheel van dwarsverbanden waardoor de muziek pas gaat spreken en waardoor het geheel interessant lijkt te worden.

9/11
Fernow, beter bekend als het brein achter noise- en power-electronicsact Prurient, lijkt met Vatican Shadow op een kruistocht te zijn die alles te maken heeft met 9/11 en de daarop volgende war on terror. Op eerdere tapes en singletjes ‘sierden’ onder andere foto’s van slachtoffers van de aanslag, de kapers van de vliegtuigen, legerofficieren en betrokken politici. Remember Your Black Day, het eerste album van Vatican Shadow dat op cd uitgebracht wordt, moet het doen met een zwarte rookpluim boven Bagdad.

Ook de songtitels op dit album verwijzen naar alles wat met de terroristische aanslagen te maken heeft. ‘Tonight Saddam Walks Amidst Ruins’ en ‘Jet Fumes Above The Reflecting Pool’ laten niet veel aan de verbeelding over, terwijl ‘Circumstances Quickly Became Questioned’ en ‘Contractor Corpses Hang…’ duidelijk verwijzen naar de tot de verbeelding sprekende conspiracy theories die de afgelopen twaalf jaar hun intrede hebben gedaan.

Smakeloos
Omdat Fernow niet wil spreken over de bedoeling van al deze verwijzingen, wordt dit project door velen gezien als smakeloos en een goedkope manier om te shockeren en te provoceren. Als dit zo is, is een belangrijke vraag waarom Fernow ervoor kiest met Vatican Shadow muziek te maken die een stuk toegankelijker is dan de noise die hij onder de naam Prurient maakt, een genre dat toch ook vaak geassocieerd wordt met provocatie en shock-effect.

Vatican Shadow combineert een industriële technobeat met ambient en is daarmee veel te melodieus en te ritmisch om ontoegankelijk te zijn. Dit in tegenstelling tot noise, waarbij ritme en melodie volledig afwezig zijn. Remember Your Black Dayis door de interessante combinatie van industrial, techno en ambient spannend en ongrijpbaar. Net zo spannend en ongrijpbaar als de conspiracy theories waar Fernowzo graag aan refereert.

Fernows fascinatie voor deze complottheorieën is meer dan duidelijk. Het geheel van verwijzingen dat Vatican Shadow is, doet bovendien een geloof in deze theorieën en een kritische houding ten opzichte van Amerika vermoeden. Maar wie weet is het wel niets meer dan een fascinatie en lacht de beste man, die uit een scene komt waar een apolitieke houding veelvoorkomend is, wel om iedereen die er teveel achter probeert te zoeken. Remember Your Black Day prikkelt in ieder geval dusdanig dat het tot één van de interessantere releases van het jaar gerekend mag worden.

Boeken / Fictie

Een gevlochten roman

recensie: Éric-Emmanuel Schmitt (vert. Floor Borsboom) - De vrouw in de spiegel

Het werkte zeer goed bij Michael Cunninghams De Uren. Drie vrouwen, elk levend in een ander tijdvak, die zichzelf en hun rol als vrouw beschouwen door middel van een boek dat hen met elkaar verbindt. In het nieuwe werk van de Franse auteur Éric-Emmanuel Schmitt is een spiegel de bindende factor.

(Toneel)schrijver en filmmaker Schmitt (1960) won in 2010 de Prix Goncourt de la Nouvelle voor Concert voor een gestorven engel, een bekroning op zijn al eerder gelauwerde, lange literaire staat van dienst. De vrouw in de spiegel (2011) is zijn zevende roman, waarin de beleving en de verandering van de vrouwelijke identiteit de kern vormen.

Nomen est omen

Anne, Hanna en Anny hebben het gevoel ‘anders’ te zijn. Hoewel zij elkaar niet kennen, in andere eeuwen leven en fundamenteel andere karakters lijken te hebben, maken zij alle drie eenzelfde transformatie door. Langzaamaan worden zij de vrouwen die zij willen zijn nadat hun verhaal aanvangt met een blik in de spiegel. Geleidelijk overwinnen zij hun angst en schudden zij de verstikkende verwachtingen van hun tijd van zich af. Ongeacht de gevolgen.

Brugge ten tijde van de Renaissance. Anne, een meisje nog, rent weg van haar aanstaande huwelijk en belandt in een bos. Haar intense, extatische beleving van de natuur wordt door een monnik gezien als een christenroeping en zorgt ervoor dat zij als begijn wordt opgenomen. Wenen, rond 1900. De getrouwde Hanna leeft in een verstikkend aristocratisch milieu, dat vooral van haar verlangt dat zij een erfgenaam baart. Maar: wil zij wel werkelijk een kind? De opkomst van de gloednieuwe psychoanalyse biedt haar mogelijkheden dit te onderzoeken. Hollywood, anno nu. Anny Lee is tegen wil en dank een wereldberoemde actrice geworden. Zij voelt zich intens verloren en vlucht voortdurend in seks en overvloedig drank- en drugsgebruik.

Zoals een vlecht wordt gemaakt, zo ontstaat langzaam de drie-eenheid tussen de schijnbaar onverenigbare vrouwen. Via tijd en ruimte raken zij langzaam met elkaar verweven door het gegeven dat zij leven in een tijd waarin men te veel van hun ‘vrouw-zijn’ verwacht. Zij kunnen en willen deze verwachting echter niet inlossen, eenvoudigweg vanwege het bloed dat niet in een keurslijf wil stollen.

Taal en seksualiteit

‘Hé, Tom, dat komt goed uit. Ben ik een goeie wip?’
Hij floot alsof ze hem een wiskundig probleem had voorgelegd.
‘Maak het jezelf niet zo moeilijk, Anny.’
‘Je bedoelt?’
‘Je bent een makkelijke wip.’
Hij wreef over zijn wangen: hij had een lastige vergelijking opgelost.
‘Wat voor cijfer geef je me?’ drong ze aan.
‘Een zesje.’
‘Meer niet?’
‘Een zesje is voldoende.’

Hoewel de auteur zeker een mooie grond voor een bildungsroman heeft neergelegd, vormt bovenstaand citaat echter wel het kernprobleem van boek. De roman puilt uit van dit soort dialogen en katzwijmelende uitroepen (‘O, David, je bent zo grappig…’). Het verhaal is overdreven verhalend: elke gedachte en handeling zijn tergend uitgeschreven. Schmitt geeft zijn lezer geen ruimte voor interpretatie. Het boek doet om die reden soms denken aan een young adult-roman, dat soms gêne opwekt vanwege de naïviteit ervan.

Het simplisme van de dialoog is spijtig, juist omdat het verhaal – naast de vlechtcompositie – in potentie veel kracht bezit. Een theorie die bijvoorbeeld in het boek is verwerkt stelt dat het ongeschoolde idioom waarmee Anne haar ‘God’ verwoordt, weer anders kan worden uitgelegd in termen van de psychoanalyse waar Hanna zich eeuwen later mee bezigt, namelijk ‘het onbewuste’ van Freud. Daarnaast is de seksualiteitsbeleving van de vrouwen een relevante spiegel die hun veranderende identiteit weerkaatst. Anne, kuis als ze is, staat bijvoorbeeld haaks op de seksverslaving van Anny. Wat zegt dit? Hanna doet vanuit de psychoanalyse een poging, maar ze blijft lichtzinnig steken. Niets in dit boek lijkt te mogen afwijken van het spannende plot. Wellicht heeft Schmitt het werk te filmisch willen schrijven (tenslotte is hij ook filmmaker). Een verfilming van dit boek zou het verhaal inderdaad meer recht kunnen doen.