Film / Films

De macht van het woord

recensie: The Book Thief

.

Boekverfilmingen zijn populair, evenals films over de Tweede Wereldoorlog. Het was dan ook wachten tot de roman The Book Thief van Markus Zusak omgeschreven zou worden naar een script. De roman staat immers al vier jaar in de bestseller lijst van The New York Times. The Book Thief is bijzonder, de focus ligt in dit verhaal namelijk niet op volwassenen, maar op kinderen. En daarnaast heeft de film als thema… je kunt het al raden: boeken! Brian Percival, bekend van de Britse kostuumdrama Downton Abbey, regisseert de film.

~

“Maar het boek is beter”, hoor je vaak na afloop van een film. Niet gek, wanneer het boek het origineel is. Als van dit origineel wordt afgeweken, merken de lezers dit direct. In The Book Thief hebben de makers geprobeerd om zo trouw mogelijk aan de roman te blijven. Daardoor is het voor de kenners van het boek een feest van herkenning.

Is de film ook beter? Dat niet. De film volgt het verhaal van het boek, maar mist toch een deel van de charme, emotie en grimmigheid. Er wordt regelmatig gesproken over het gebrek aan voedsel en de toenemende honger, maar in de film lijkt, behalve Max, niemand echt verzwakt te zijn. In het boek sluiten Liesel en Rudy zich bij een groep jongeren aan om op zoek te gaan naar eten, dit gegeven mist in de film. Ook het verdriet en de spanning over het constante gevaar waarin ze verkeren, verdwijnt in de film naar de achtergrond.

De acteurs zetten desondanks een goede portrettering van hun personages neer. Rudy bijvoorbeeld, is precies zoals in het boek: een jongen die zich constant vuil maakt om op zijn idool Jesse Owens te lijken. Zijn jongensachtige enthousiasme om een kus te krijgen van zijn buurmeisje Liesel is lief en een bron voor humor. Schnetzer kruipt goed in de rol van Max. Hoewel hij een groot deel van de film bedlegerig is, weet hij de wanhoop en bescheidenheid goed over te brengen.

The Book Thief is vermakelijk, maar mist de diepte die in het boek wel aanwezig is. “Maar… het boek was beter” dus!

 

Boeken / Fictie

Een grote kleine roman

recensie: Jan Vantoortelboom - Meester mitraillette

.

Zelden viel een lezer met zo’n smak in een verhaal: een soldaat zit vastgebonden aan een weidepaal te wachten tot de kogels hem binnen enkele minuten zullen doorzeven. Het is het jaar 1915 en de soldaat beschrijft de blauwe lucht tussen de takken van een oude beuk en dicht daarmee meteen het gat van honderd jaren. De lucht ziet er voor ons precies hetzelfde uit.

Ben ik bang? Want ze gaan me doden. Mikken op dat witte lintje op mijn uniform gespeld, op de plek waarachter mijn hart nu hamert en hamert. Zo luid dat ik het hoor bonzen in mijn keel, achter mijn slapen. De hartenklop van het leven dat ze mij willen laten verlaten.

In de volgende hoofdstukken wordt wat vooraf ging met geslinger door de tijd verteld. In mooie Vlaamse taal, met een zorgvuldig evenwicht tussen wat wordt verteld en wat blijft liggen.
 
Rattenkop
David Verbocht groeit op met zijn ouders en zes jaar jongere broertje, dat hij steevast ‘Rattenkop’ noemt. Ze delen de fascinatie voor natuur en dieren en maken samen lange tochten door het bos. Rattenkop sterft op jonge leeftijd, naar het hoe en waarom blijft het lang gissen. Wat we onder ogen krijgen zijn de gevolgen: een zwijgzaam gezin waarin de moeder haar overgebleven zoon niet kan vergeven voor wat haar andere zoon is overkomen.
 
Als jongeman wordt David met zachte hand het huis uit gezet. Hij betrekt een huurhuis in Elverdinge, waar hij schoolmeester wordt van het zesde leerjaar van de jongensschool. Met één van de jongens bouwt hij een bijzondere band op, een band zoals die met het kleine broertje dat hij is verloren. Ook de moeder van de jongen ziet hij graag. Maar David is zo teruggetrokken, zo aarzelend dat de liefde niet echt van de grond komt. Als een zucht wind haar rok ietwat omhoog blaast, wordt het hem al bijna te veel.
 
Glimlachen
Hoewel het noodlot een grote rol speelt, is Meester mitraillette ook een boek dat geregeld doet glimlachen. De jongens uit de zesde klas spelen dubieuze spelletjes in het bos en als ze daarover weifelend aan hun meester vertellen, levert hij droog commentaar. David is grappig in zijn onhandigheden, in hoe hij zichzelf voor zijn kop kan slaan en halfslachtig uit zijn slof kan schieten. Het eerste hoofdstuk doet niets dan kommer en kwel vermoeden, maar Meester mitraillette is ook een warm boek.
 
Soldaat
Als de oorlog uitbreekt heeft David geen keus en moet hij naar het front. Ineens vliegt de tijd,  binnen enkele pagina’s heeft hij als jonge soldaat zijn eerste vier maanden in het leger doorstaan. Het vooruitspoelen van de tijd gaat gelijk op met de achteruitgang van Davids geestelijke toestand. Wat er is gebeurd, heeft hem lamgeslagen en de onverschrokkenheid die daarbij hoort, komt hem in het leger goed van pas. Maar tegelijk is dit zonde en voelt het alsof de schrijver daar een kans laat liggen op een groter verhaal.

Het is – het boek eenmaal dichtgeslagen – verleidelijk dat indringende eerste hoofdstuk nog eens te lezen. Hoe anders klinkt het laatste uur van de soldaat nadat je hem hebt leren kennen? Het antwoord is: niet anders. Opnieuw val je in de zinnen, verstilt alles er omheen. En begin je met een zucht aan het volgende hoofdstuk.

Boeken / Non-fictie

‘Slender Billy’ was soldaat in hart en nieren

recensie: Jeroen van Zanten - Koning Willem II

Koning Willem II (1792-1849) was alles behalve een saai man. Historicus Jeroen van Zanten schetst in zijn prachtige biografie van Nederlands tweede koning op indrukwekkende wijze de veelzijdigheid van zijn karakter.

Toen erfprins Willem II op 7 oktober 1840 de troon besteeg, wist hij precies wat hem te doen stond. Hij moest de gunst van het volk voor het huis van Oranje razendsnel terugwinnen. Al direct stuurde hij aan op een populair koningschap. Anders dan zijn vader ontving hij geen mensen aan het hof, maar trok het eerste jaar het land in om alle provincies te bezoeken. 

Volgens Van Zanten was Willem II niet zozeer geïnteresseerd in efficiënt bestuur. Veel meer zocht hij legitimiteit en steun voor zijn regering  in de symbolische, decoratieve en populistische onderdelen van de monarchie. De volgende scène illustreert Willems voelsprieten voor wat er onder het volk leefde:toen er in de nacht van 12 november 1840 brand uitbrak in een Haags koffiehuis, gaf de kersverse vorst leiding aan de bluswerkzaamheden. Het beeld van een half aangeklede, door bluswater doorweekte koning was vanuit publicitair oogpunt goud.

Onverschrokken oorlogsheld

Tussen 1809-1811 studeerde Willem in Oxford, waar hij zijn liefde voor de schilderkunst en gotische architectuur opdeed. Van Zanten laat op basis van zijn omvangrijke bronnenmateriaal fraai zien, hoezeer Willem speelbal werd van de grillen van zijn vader. Zo moest hij in die tijd in dienst van het Britse leger. Willems vader had bedacht dat dat zijn kansen bij de Britse erfprinses Charlotte zouden vergroten. De achttienjarige Willem kwam in dienst van lord Wellington. Het soldatenbestaan bleek voor Willem een roeping. De magere Willem, die door zijn kameraden liefkozend  ‘slender Billy’ werd genoemd, dwong respect af door zijn onverschrokken en moedige optreden.

Willems werkelijke roem lag op het slagveld van Quatre-Bas. Op 16 juni 1815 wisten Willems manschappen stand te houden tegen een overmacht van Fransen. Volgens Napoleon kwam alle eer van deze veldtocht de prins van Oranje toe. Plotseling was de nieuwbakken held én troonopvolger Willem een aantrekkelijke huwelijkskandidaat. Hoewel Britse historici nadien hebben geprobeerd om Willems rol te bagatelliseren, is dat volgens Van Zanten onterecht. Uiteindelijk trouwde hij in 1816 met de schatrijke Russische prinses Anna Paulowna.

Herenliefde

Willem voldeed aan zijn dynastieke verplichtingen, maar de relatie met zijn bemoeizuchtige vader, sinds 1813 koning, bleef als water en vuur. Willem had een afkeer van zijn autoritaire vader en ambieerde een egalitair koningschap. Hij vestigde zich in Brussel ver weg van het sobere Haagse hofleven. Na 1815 vormde het smeden van complotten en geheime bondgenootschappen een belangrijk substituut voor de opwinding van oorlog. Willem bleek vatbaar voor vleierijen van samenzweerders en bracht zijn familie daardoor regelmatig in opspraak.

In 1819 werd Willem chantabel door de vriendschap met zijn adjudant graaf du Chastel de la Howardie. Volgens Van Zanten begon Willems homoseksuele verleden al in Oxford, maar dit keer werd de situatie explosief: een zekere A. Vermeulen eiste 63.000 gulden zwijggeld. De afpersers werden op James Bond-achtige wijze ingerekend en door Willems vader het land uitgezet. Van Zanten beschrijft deze gebeurtenissen smeuïg en spannend. Na Willems troonsbestijging speelden zijn seksuele voorkeuren weer op, waarvoor hij jaarlijks duizenden guldens uitgaf aan zwijggeld.

Van Willem is bekend dat hij in 1848 onder druk van het revolutionaire spook in één nacht veranderde van conservatief in liberaal. Op heldere wijze zorgt Van Zanten ook hier voor nuance: als erfprins en zeker aan het begin van zijn regering had Willem juist liberale sympathieën. Op het gebied van onderwijs en godsdienst leek hij met de staatsvoogdij van zijn vader te breken, maar gaandeweg de jaren 1840 werd Willem steeds conservatiever. Hij was tegen de onafhankelijkheid van België, tegen het huwelijk van zijn vader met een katholieke hofdame en bleef halsstarrig aan zijn koninklijke prerogatieven vasthouden.

Boeken / Fictie

Zo goed als waargebeurde verhalen

recensie: Etgar Keret (vert. Adriaan Krabbendam) - Zeven vette jaren

In deze columns, om onnaspeurlijke redenen gestructureerd in zeven kleine delen met jaartallen erboven, zijn zogenaamd grappige gebeurtenissen uit het dagelijks leven van de schrijver. De voorgeschiedenis van de familie Keret – het getto van Warschau, de Holocaust, de oorlogssituatie in Israël – moeten voor een serieuze achtergrond zorgen.

Op de achterflap van Zeven vette jaren staat, naast de mededeling dat de Israëlische schrijver Etgar Keret een genie is, een samenvatting van deze bundel columns. Het zou goed zijn als uitgeverijen, hoezeer ook onder druk van dalende verkoopcijfers, hun achterflaptoon een beetje matigen. Te hoge verwachtingen scheppen werkt meestal averechts.

Gezellige blog
Keret schrijft onder andere over zijn zoontje (geboorte, peuterjaren, schooltijd), over zijn schrijversbestaan (vliegtuigen, signeersessies, ontmoetingen in het buitenland) en over zijn huwelijk (ruziezoekende maar toch lieve vrouw). Zaken die zich goed lenen voor een gezellige blog, maar niet bepaald vernieuwend. Dat er in Israël een (bezettings)oorlog aan de gang is die zijn weerslag heeft op de burgers wisten we al. Dat de Holocaust een eind maakte aan het Europese leven van de familie en dat daar nog vreselijke herinneringen van zijn blijven hangen is een mooi thema voor een serieus boek. Als poging tot diepgang of onderlaag van deze melige verhaaltjes lijkt het bijna ongepast.

Een bom, een zus en een ticket
De verteller schrijft over de angst dat Iran een kernbom op Israël zal gooien. Dat zou alle dagelijkse klusjes, zoals afwassen, stofzuigen en zelfs de persoonlijke hygiëne overbodig maken. Daarom besluiten hij en zijn vrouw daar mee te stoppen. Gevolg: een vieze boel thuis en kwalijk riekende lijven. En natuurlijk valt er geen bom. Dus ze pakken de draad weer op en gaan aan de afwas.

In een andere column trouwt de zus van de verteller met een orthodox-joodse man. Dat betekent een enorme verandering in haar leven: lange, zedige kleding, geen contact met mannen, veel thuis blijven en bovenal veel kinderen baren. Over het verdriet van de vertellende broer, die zijn zusje een beetje kwijt is, lezen we weinig. Wel maakt hij ironische opmerkingen over het niet ontvangen van hem en zijn vriendin – ze zijn nog niet getrouwd. Aan het begin en aan het eind van het verhaaltje gebruikt Keret over de trouwdag de zinswending: ‘Op de dag dat mijn zus dood ging…’ Het is een merkwaardige, melodramatische schrijfstijl die niet aankomt bij de lezer.

Dan is er nog het flauwe verhaal waarin de verteller op het laatste ogenblik een duur vliegticket heeft gekocht van New York naar Amsterdam in verband met een literair festival. Als hij zijn plaats in het vliegtuig wil innemen blijkt deze al bezet. Het toestel is vol, hij is slachtoffer van een overboeking. Hij begint te gillen en te schreeuwen en tenslotte hysterisch te huilen. De piloot komt erbij en strijkt de hand over het hart. Hij mag toch mee, op een klapstoeltje. Haha, einde verhaal.

Woody Allen
Keret probeert door uitvergroting van gewone voorvallen een humoristische noot aan te brengen. Maar de uitvergrotingen zijn te bizar en de vrolijke noot is te zwak. Misschien had hij beter gewoon het voorval kunnen beschrijven waar deze – duidelijk fictieve – situaties op gebaseerd zijn.

Het probleem met de humor in deze bundel is daarbij dat het een te hoog Woody Allen-gehalte heeft. De hilarische effecten van angstige overdrijving en overdreven angsten werken alleen bij de neurotische Woody himself. In Zeven vette jaren is het een pastiche geworden, nog net geen ‘Sam en Moos’, hier en daar verzacht door een glimp van zelfinzicht en ontwapenende eerlijkheid. Misschien kan Keret deze eigenschap toepassen in een laatste, aanvullende column getiteld ‘Waarom ik altijd leuk moet zijn’.

Film / Achtergrond
special: In gesprek met Christoffer Boe

Conventioneel, maar toch persoonlijk

Christoffer Boes nieuwste film Spies & Glistrup, een biopic over de cynische entrepreneur Simon Spies en de radicaal rechtse advocaat Mogens Glistrup, gaat vandaag in première. 8WEEKLY sprak de Deense regisseur tijdens het afgelopen IFFR.

Christoffer Boe. Foto: My Thordal

Christoffer Boe. Foto: My Thordal

Christoffer Boes nieuwste film Spies & Glistrup, over de vriendschap tussen de cynische entrepreneur Simon Spies en de radicaal rechtse advocaat Mogens Glistrup, vertoont op het eerste oog weinig verwantschap met het eerdere werk van de regisseur. Het is een op feiten gebaseerde biopic, in stijl, vorm en toon veel conventioneler dan Reconstruction, Allegro en Beast.

Dat waren speels experimentele, melancholische en soms verontrustende films over obsessieve gevoelens, die Boe de reputatie opleverden van de enige Deense filmauteur naast Lars von Trier. Maar terwijl Trier onverstoord zijn scheve gang blijft gaan binnen de arthousesector, had Boe vorig jaar ineens een commerciële hit: Spies & Glistrup was vorig jaar in Denemarken met ruim 330.000 bezoekers de op drie na best bezochte film. Ter vergelijking: Boes debuut Reconstruction (2002) trok zes keer zo weinig kijkers, en zijn vorige film Beast (2011) werd slechts door 1641 man gezien.

Boe scoorde dus met een mainstreamfilm zijn eerste kassucces, maar schijn bedriegt: de regisseur is niet gezwicht voor het grote geld. Spies & Glistrup is wel degelijk een persoonlijk project voor de Deen, die samen met de schrijver Simon Pasternak uitgebreid onderzoek deed naar het leven van de twee controversiële Denen. Spies en Glistrup waren belangrijke figuren in het Denemarken van de jaren zestig en zeventig; Boe herinnert zich nog dat zijn ouders, beiden jurist, de pest hadden aan Glistrup.

Eerste versie

‘Ik heb altijd al een film willen maken over die twee personages. Ik heb een haat-liefdeverhouding met ze, net als de Deense bevolking al 40 jaar heeft. Ze hebben me altijd geïntrigeerd. Zodra Mogens Glistrup stierf, belde ik mijn producer om te zeggen dat ik wou beginnen. Het probleem was dat ik niet wist hoe ik een film moest maken over echt bestaande personages, iets heel anders dan mijn vorige films.’ Een eerdere versie van het script was meer in de geest van Boes experimentelere en minder makkelijk toegankelijke films. ‘Dat scenario speelde zich af in een soort land der doden. Een crew komt toevallig Simon Spies tegen, die Sprechmeister van een toneelstuk is in een groot kasteel. Het was een andere benadering van het biopic-genre. Voor dat idee heb ik financiering gekregen. Maar vlak voordat we begonnen met filmen, vroeg ik me af waarom we het zo zouden moeten doen.’

Scène uit <em>Spies & Glistrup</em>

Scène uit Spies & Glistrup

Uiteindelijk kwam hij met een eenvoudiger idee, dat de basis vormde van een conventionelere film. ‘Het is niet moeilijk om vreemde mensen te laten opvallen, zoveel mensen zijn immers vreemd. Het is moeilijker om sympathie voor ze op te wekken. Ik moest de film in de geest van Simon Spies en Mogens Glistrup maken. Ze konden heel goed verhalen vertellen en ze waren heel toegankelijk. Het waren vreemde mensen, maar wat ze verkochten, was helder: koop een reis bij mij en misschien kun je neuken, stem op mij en je hoeft geen belasting te betalen. Zulke boodschappen zijn op het eerste gezicht eenvoudig. Ik wilde een film maken die ook op het eerste gezicht toegankelijk was.’ De film is inderdaad niet minder vlot en flitsend dan een film als American Hustle, maar Boe kijkt verder dan de oppervlakte en besteedt meer aandacht aan de destructieve geest van zijn hoofdpersonen.

De essentie is waar

Net als David O. Russells film begint Spies & Glistrup met de schalkse mededeling dat hij deels op ware, deels op onware gebeurtenissen is gebaseerd. Boe blijft erbij dat zo goed als alles in de film echt is gebeurd, ook al zijn hier en daar gebeurtenissen samengevoegd. ‘De essentie van een leven proberen te vangen in negentig minuten, is absurd. Wij wilden eerst de essentie vangen en vervolgens dingen bedenken die die essentie uitbeelden. Het is een erg waarheidsgetrouwe film. Als je hem ziet, krijg je een idee van wie die twee waren, wat ze deden en hoe ze dachten. We hebben van alles niet verteld, maar alles wat je later over ze te weten komt, is begrijpelijk binnen de context van de film die je hebt gezien. De essentie is waar.’ Twee voorbeelden van wat de film — buiten de krantenkoppenmontage aan het einde — niet behandelt, maar inderdaad aannemelijk maakt: Spies sloot zich op jonge leeftijd aan bij de nazi’s en Glistrup was een fervent tegenstander van moslims en immigratie.

‘Ik ben in dat opzicht erg geïnspireerd door Soderberghs film Che. Daar is veel over gediscussieerd: waarom liet hij de concentratiekampen en de moorden achterwege? Soderbergh had een goed antwoord: heb je iets in de film gezien waaruit blijkt dat Guevara daar niet toe in staat was? Wat je hebt gezien, is de essentie van Che Guevara. Eigenlijk is Spies & Glistrup een grote leugen, maar hij vertelt ook de waarheid, veel meer dan een documentaire ooit zou kunnen. Soms heb je de leugen van fictie nodig om bij de waarheid te komen.’

Scène uit <em>Spies & Glistrup</em>

Scène uit Spies & Glistrup

Boe grapt dat hij zich in de toekomst gaat beperken tot puur commercieel werk, maar het is duidelijk dat hij zijn film ziet als meer dan een mainstreamproduct. Bovendien was het grote geld niet zo groot: ‘Ik had iets meer te besteden dan gebruikelijk, maar voor het soort film was het eigenlijk niet zo veel. Iedereen had de juiste kleren en het juiste kapsel nodig, de locaties moesten passen bij de tijd. Vreselijk vermoeiend allemaal, zeker met zo weinig geld.’

Aandacht verlegd

Ook al is Spies & Glistrup geen puur commerciële film, het verschil met Boes eerdere vijf films is onmiskenbaar. ‘Deze film heeft minder te zeggen over de esthetiek van films maken dan de vorige. Ik stel mezelf nu andere vragen: hoe vertel je een verhaal? Wat is het verband tussen het genre van de biopic en de werkelijkheid? Ik ben ook geïnteresseerd in tv-series, die zie ik eigenlijk het liefst. De meeste hebben geen esthetische waarde, maar zijn wel interessant wat betreft verteltechniek. Mijn aandacht is dus iets verlegd, denk ik.’

‘Ik ben meer geïntrigeerd geraakt door rechttoe rechtaan verhalen vertellen. Wel met een persoonlijke noot, uiteraard. Daar gaat het om bij het maken van films: hoe kun je samenwerken met zo veel mensen, omgaan met zo veel geld en met al die mechanismen die alles zo conventioneel maken en ervoor zorgen dat 99% van alle films compleet onpersoonlijk worden — hoe kun je je film toch laten tonen wie jij bent? Een van de gemakkelijkste manieren waarop je dat kunt doen, is je verhaal spitsvondig vertellen. Maar hoe kun je een conventionele film persoonlijk maken? Dat is mijn nieuwe obsessie.’

Boe en Pasternak (hij noemt de ontmoeting met de misdaadauteur het beste wat de film heeft voortgebracht) zijn al bezig met een volgende film: ‘Dat wordt een thriller over een rechter die zijn vermoorde vrouw gaat wreken. Er is nog veel dat ik wil laten zien door middel van geweld. Ik ben te veel bezig geweest met die verdomde gevoelens. Nu is het tijd om iemand dood te maken!’

Boeken / Fictie

Wie een leven redt, redt de hele wereld

recensie: Hubert Mingarelli (vert. Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre - Een maaltijd in de winter

Een oudtestamentische wijsheid luidt: ‘Wie een leven redt, redt de hele wereld.’ Dit krijgt een wel heel sinistere bijklank in de korte roman van Hubert Mingarelli. Drie Duitse militairen overwegen een joodse gevangene de vrijheid te schenken, om zo aan hun eigen nachtmerries te ontkomen.

Tweede Wereldoorlog: in de Poolse bossen ligt een Duits kamp waar joden naartoe worden gebracht om te worden geëxecuteerd. Dat de joden er fysiek aan onderdoor gaan, dat is duidelijk. Wat minder bekend is, en wat een stuk lastiger bespreekbaar is, is dat de Duitse beulen er zelf ook aan onderdoor gaan, psychisch. Een maaltijd in de winter gaat over de vraag: hoe houd je stand in een wereld waarin alle menselijkheid lijkt te zijn verdwenen?

Het behoud van menselijkheid
De avond voordat er weer een groep joden voor executie zal arriveren, vragen drie Duitse militairen hun commandant of ze de volgende dag op jacht mogen. De jacht op joden in de bossen rondom het kamp is de enige manier om de massa-executies te ontlopen. Mocht je tijdens de jacht het geluk hebben een jood te vinden, dan heb je kans de volgende dag wederom op jacht te mogen. 

Het verhaal wordt verteld vanuit de naamloze ik-figuur. Samen met zijn kameraden Emmerich en Bauer vertrekt hij die ochtend nog voor het ontbijt uit het militaire kamp, om zelfs de geweersalvo’s niet te hoeven horen. Zonder echt op zoek te zijn naar joden die ze gevangen kunnen nemen, lopen ze door de bossen. Al sigaretten rokend en pratend over de zoon van Emmerich proberen ze de honger, de kou en de gruwelijke beelden uit hun lijven te verjagen.

Een rokende zoon
De verschrikkingen van de oorlog zijn bekend: de verhalen en de gruwelijke beelden van de deportatie van joodse gezinnen, de greppels met lijken, de overvolle treinwagons, de gaskamers in de concentratiekampen. Maar wat deed dit met de Duitse militairen die belast waren met het beulswerk? De drie vrienden zoeken houvast in alledaagse problemen.

Emmerich pijnigt zichzelf met de vraag hoe hij ervoor kan zorgen dat zijn zoon niet gaat roken, nu hij als vader zo lang van huis is. De twee vrienden horen zijn klaagzang aan, bedenken oplossingen en hebben flink met hem te doen: de banaliteit én de absurditeit van de oorlog in een notendop.

Zinnen als ijspegels
De stijl van de roman is zowel onderkoeld als poëtisch. In korte, afgemeten zinnen wordt verslag gedaan van hun lot als beulen tegen wil een dank. De woorden treffen je als vlijmscherpe ijspegels die heel precies in je hart worden gebeiteld. Er wordt nergens gemoraliseerd, nergens komt het vraagstuk van de uitroeiing van de joden ter sprake. Nergens vragen de drie zich af of het correct is wat ze doen.

Aan het begin van de middag vinden ze een joodse jongen. Ze nemen hem gevangen en in een verlaten hut gebruiken ze een gezamenlijke maaltijd, de gevangene mag mee-eten. Emmerich meent in de ogen van de jongen zijn eigen zoon te zien en vraagt zijn kameraden of ze hem niet kunnen laten gaan?

‘Ik zeg je nogmaals, Bauer, dat ik hem op een dag nodig zal hebben. Ik wil er morgen best doodschieten zodat ik me deze kan herinneren als ik dat nodig heb. Vannacht al zal het me goeddoen.’
Hij zweeg, niet lang. Zonder ons aan te kijken voegde hij eraan toe: ‘Jullie zullen hem ook nodig hebben.’
Bauer nam de tijd om een sigaret op te steken en antwoordde: ‘Nee, ik niet. Eéntje, dat is voor mij niet genoeg.’
Hij blies de rook uit en mompelde voor zich heen: ‘Eentje, kom nou!’

Een noodzakelijke roman
Emmerich lijkt de meest menselijke van de drie. Laat je zijn woorden echter op je inwerken, dan weet je niet zo zeker wie er menselijker is: Emmerich die denkt dat één jongen zijn geweten zal sussen, of Bauer die weet dat hun misdaden niet door een enkele goede daad kunnen worden uitgewist.

Mingarelli heeft een pijnlijke, maar noodzakelijke roman geschreven. Een prettige leeservaring is het niet, alles behalve. Het is een onbarmhartige tocht door de ijskoude bossen van Polen, die je achterlaat met een uiterst ongemakkelijk gevoel. En met een vraag. De vraag of één gered leven voldoende is tegen alle demonen die ’s nachts komen?

Boeken / Non-fictie

Avonturen in de Kaukasus

recensie: Jelle Brandt Corstius - Van Bakoe tot Batoemi

Het is altijd een waar genoegen wanneer Jelle Brandt Corstius zijn reizen beschrijft. Met Van Bakoe tot Batoemi haakt Nederlands leukste Ruslandkenner in op alle aandacht die er voor de Kaukasus is, nu de Olympische Spelen daar onlangs zijn gehouden.

Sotsji mag dan veel in het nieuws geweest zijn de afgelopen maanden, positief was de berichtgeving dikwijls niet. Berichten over hotels die nog niet af waren, zoekgeraakte reserveringen en toilethokjes die meer dan één toiletpot bevatten bereikten de hele wereld. Ook de niet-tolerante houding van Rusland ten opzichte van homoseksualiteit veroorzaakte veel verontwaardiging in het buitenland. Kortom, al deze publiciteit vormde beslist geen promotie voor de Kaukasus. Brandt Corstius probeert het gebied echter zonder vooroordelen te beschrijven.

Ondoorgrondelijke landen
De Kaukasus is geen toeristisch gebied en is zodoende voor veel Nederlanders een relatief onbekende regio. Brandt Corstius doet een poging het inzichtelijk te maken voor de leek, maar stuit zelf ook op onverklaarbare eigenaardigheden. Zo’n beetje ieder dorp voert een andere taal en is in het verleden wel eens bezet geweest door het dorp in de vallei ernaast. Het oude zeer van de vele burgeroorlogen is nog goed voelbaar. Bijna iedereen die Brandt Corstius ontmoet heeft wel een verhaal over gesneuvelde familieleden.

Toch bestaat Van Bakoe tot Batoemi niet enkel uit een opeenstapeling van ellendige verhalen. Veel gebeurtenissen die Brandt Corstius beschrijft zijn ronduit komisch, zoals het eerste internationale filmfestival in Grozny, Tsjetsjenië. Brandt Corstius en zijn crew doen hun best om als enige vertegenwoordigers van de westerse pers op zoek te gaan naar journalistiek interessante situaties. Onderwijl worden ze geterroriseerd door de perscoördinator die, aldus Brandt Corstius, het uiterlijk van John Cleese heeft en het karakter van Hitler.

Humor
Veel van Brandt Corstius’ reisverhalen over de Kaukasus verschenen eerder in Trouw. In Van Bakoe tot Batoemi zijn ze voor het eerst gebundeld en aangevuld met ervaringen die de auteur opdeed tijdens het filmen van de televisieserie De bergen achter Sotsji. Dit zorgt onvermijdelijk voor gedeeltelijke overlap, zoals Brandt Corstius’ bezoek aan een badhuis waar alleen in ruwe olie wordt gebaad. Ook de schilder die zich beperkt tot schilderen met olie komt zowel in de serie als in het boek voor.

Toch is dit geen reden om het boek maar over te slaan. Brandt Corstius heeft een vlotte pen en weet de meest troosteloze gebieden nog met een gezonde dosis humor te beschrijven. Hij mag er dan misschien niet in slagen de gebieden te doorgronden maar daar is het hem uiteindelijk ook niet om te doen. Juist

Boeken / Fictie

Zoektocht zonder einde

recensie: Annemieke Gerrist - Het volume van een logé

In 2008 debuteerde Annemieke Gerrist met de bundel Waar is een huis, een titel die een zoektocht suggereert en waar ze zes jaar later in Het volume van een logé nog steeds mee bezig is. Dat is ook hoe deze bundel gezien kan worden: als een zoektocht.

Met Het volume van een logé houdt Gerrist vast aan de stijl die ze in haar debuutbundel liet zien: eenvoudig, direct taalgebruik waarmee alledaagse situaties worden geschetst. Maar deze eenvoud is schijn, want door de abrupte sprongen die gemaakt worden weet ze vervreemding op te wekken:

Mijn moeder visualiseert een vaas met bloemen
Mijn vader koopt ’s ochtends bloemen

God is overal, en wij hebben cola in de koelkast

O, engelbewaarders, er staan verhalen in de grond, wat bewaren jullie?
Ik kijk naar de grond op een voetpad

Grote sprongen worden ook gemaakt tussen de gedichten onderling. In de eerste cyclus lijken de gedichten soms zelfs willekeurig naast elkaar geplaatst en thematisch geen enkel verband met elkaar te hebben. Maar hoewel het de vraag blijft wat sommige gedichten in deze bundel doen, lijkt er naarmate je verder leest steeds meer samenhang te ontstaan.

Zoektocht naar een (t)huis


Een woord dat opvallend vaak terugkomt in deze bundel, is het woord ‘huis’. Dit doet natuurlijk meteen denken aan de debuutbundel Waar is een huis. Wordt er hier (nog steeds) gezocht naar een huis? In ieder geval wanneer het gaat om herkenning, houvast en een zeker gemak. Misschien zelfs nog groter: je draai vinden in het leven. Maar zodra dit gevonden is in de vorm van een huis, blijkt een ‘huis’ niet de oplossing: ‘Haal me weg, ik heb hier een huis gevonden.’ En vier pagina’s verderop in een tweeregelig gedicht: ‘De vrouw viel in slaap in het donker / Iemand had het huis rond haar dichtgemetseld’. Een huis kan dus ook een bedreiging zijn, in de vorm van stilstand.

Gerrist speelt nog op talloze andere manieren met dit thema, een mooi voorbeeld hiervan is de eerste strofe van het titelgedicht:

Twee bedden: 1 van een gezin en 1 van een logé,
gescheiden door een dunne wand.
De logé wordt onderdeel van het gezin door wakker te worden wanneer het
gezin wakker wordt en geluiden gaat maken.
Andersom (de logé die de geluiden begint) maakt geen verschil in het gezin.
het gezin is steviger dan 1 logé die vreemd is.

Ook in andere gedichten komt vaak het gevoel van niet thuis zijn terug: hoe gedraag je je in een omgeving die niet vertrouwd voelt? Hierdoor heerst er een gevoel van ongemak en angst in de bundel. Dat gevoel moet overwonnen worden door iets op te bouwen, een (t)huis te vinden, maar dat blijkt nog niet zo gemakkelijk. ‘Alles waar je bang voor bent / Alles waar je bang voor bent dat dichtbij komt als je er iets van maakt’.

Herinnering, liefde, dood


In enkele gedichten lijkt de zoektocht naar geborgenheid te slagen. Zoals in de vorm van een herinnering, in het gedicht over een vrouw die persoonlijke spullen in de vriezer legt om niet te vergeten, niet te verdwijnen. En in een ander gedicht: ‘Ik wil onthouden wat ik heb aangeraakt en dan slapen onder een deken’. Ook de liefde wordt geopperd als uitkomst, maar in het slotgedicht blijkt dit ook niet altijd een oplossing, wanneer een man op reis gaat en steeds langer wegblijft: ‘De man is bezig het huis van de vrouw af te breken.’ Het wordt duidelijk dat dit een zoektocht zonder einde is, of een zoektocht die misschien alleen kan eindigen met de dood: ‘En misschien ligt de troost daarin: in de stilte die hierna komt, waarin iedereen, / waar dan ook, wordt opgenomen en die onverenigbaar is met de onze.’

Nu is het zeker niet zo dat deze interpretatie direct toepasbaar is op alle gedichten in de bundel. De zoektocht is een duidelijk thema, maar deze bundel is nog zoveel meer. Juist doordat sommige gedichten op zichzelf lijken te staan, gaat het geheel niet vervelen. Gerrist weet een speelsheid in haar poëzie te brengen die er voor zorgt dat ze steeds opnieuw, steeds anders te lezen is. En dat is wat goede poëzie hoort te doen.

Boeken / Fictie

Liefde in tijden van hiv

recensie: Jonas Gardell (vert. Kim Liebrand) - De ziekte

Met zijn trilogie Een verhaal van liefde, ziekte en dood verwierf de Zweed Jonas Gardell internationale bekendheid. De boeken, waarvan onlangs het tweede deel in Nederland is verschenen, zijn een eerbetoon aan de vele slachtoffers van het verschrikkelijke aidsvirus.

De ziekte, zoals het tweede deel is getiteld, speelt zich net als de andere boeken af in Stockholm ten tijde van het uitbreken van de aidsepidemie. Het tijdsbeeld dat Gardell laat zien is echter kenmerkend voor vele landen. De meeste homo’s hoefden sowieso al niet te rekenen op veel tolerantie vanuit de samenleving. Toen er ook nog eens een mysterieuze ziekte opdook die zich voornamelijk onder homoseksuele mannen leek te verspreiden, waren er meerderen die dit opvatten als een straf van God. Maar ook binnen de homogemeenschap veroorzaakte de ziekte veel achterdocht. Er was immers nog maar weinig bekend over de besmettingsrisico’s.

Ongeloofwaardig stel
In De ziekte ondervinden de geliefden Rasmus en Benjamin de nodige relatieperikelen. Rasmus leeft erop los en zou het liefst een open relatie willen. Ondertussen leidt Benjamin een soort dubbelleven. Hij kan maar moeilijk loskomen van de Jehovagemeenschap waar hij al zijn hele leven bij aangesloten is. Het enige dat de twee gemeen lijken te hebben zijn hun worstelingen met hun ouders. Moeten ze hen voorliegen over hun seksuele geaardheid om ze maar niet teleur te hoeven stellen?

Het is jammer dat de relatie tussen Rasmus en Benjamin niet zo goed uit de verf komt. Zij zijn immers toch de belangrijkste personages in de trilogie. In hun relatie missen de twee een solide basis – of dit wordt in ieder geval niet getoond. Ontmoetten de twee elkaar aan het einde van deel één, nu moet hun relatie ineens stabiel zijn en opgewassen zijn tegen ruzies en meningsverschillen. Gardell gaat soms te snel voorbij aan het feit dat hun relatie helemaal niet zo vanzelfsprekend is.

Helder tijdsbeeld
Voor degenen die de jaren ’80 niet zelf hebben meegemaakt is het moeilijk voor te stellen dat homo-emancipatie tot voor kort nog ver te zoeken was. Gardell is erin geslaagd een boodschap over te brengen. We moeten immers niet vergeten dat het slechts drie decennia geleden is dat duizenden en duizenden gezonde jonge mannen veel te vroeg hun dood vonden vanwege aids. Bovendien ontbrak het hen vaak aan steun uit hun omgeving; velen waren al verstoten door hun familie.

Helaas laat Gardells schrijfstijl veel te wensen over. Het staat ten eerste bol van de clichés, zoals een uitgeveegde handafdruk op het raam die symbool staat voor het uitgewiste bestaan van de jonge Rasmus. Ten tweede heeft Gardell sterk de neiging om in herhaling te vallen, waardoor het enigszins tegenstrijdig is dat hij ervoor kiest een trilogie te schrijven. Het lijkt erop dat hij zijn lezers onderschat en dat is jammer.

De boeken dienen dan ook voornamelijk als tijdsweergave. Gardell heeft veel onderzoek gedaan en onderbreekt het verhaal regelmatig om door middel van krantenartikelen te illustreren wat de publieke opinie was ten aanzien van het hiv-virus. Ondanks de zwakke kanten van Gardells schrijfstijl geven deze stukken wel een extra dimensie, die de boeken tot standaardwerken over een onverbiddelijke ziekte maken.

Film / Films

Paljassen en papierkes

recensie: Het vonnis

Het vonnis gebruikt een fictief personage om een realistisch probleem te duiden. Met veel nuance behandelt de film recht en gerechtigheid. Niets dan hulde voor de Belgen die wederom een prachtige film afleveren.

Wat gebeurt er als tijdens een rechtszaak de rechtvaardigheid ontbreekt en een moordenaar door een procedurefout wordt vrijgesproken? Als de staat gerechtigheid niet kan garanderen, mag je het recht dan in eigen hand nemen?

Luc Segers (Koen de Bouw) meent van wel. Hij vermoordt Kenny de Groot (Hendrik Aerts), die op zijn beurt Lucs vrouw (Joke DeVynck) vermoordde terwijl ze een broodje ging halen bij de 24/7. Kenny schopte bovendien Luc in een coma van drie weken en Lucs dochtertje die vanuit de auto haar vader toesnelde, werd geschept door een passerende auto: dood.

~

De openbaar aanklager – dit zal niemand verbazen – meent van niet. Zijn argumentatie luidt dat het huidige systeem, namelijk een democratische rechtsstaat, het beste systeem is dat we hebben, nadat al dan niet vrijwillig in het verleden een aantal andere systemen zijn uitgeprobeerd. De rechtsstaat is niet perfect, maar als we toestaan dat burgers het recht in eigen handen nemen, gaan we terug naar het Wilde Westen.

Regels zijn regels
Iedereen heeft zo zijn ideeën over de rechtszaak en iedereen zal op z’n minst begrip hebben voor Lucs acties, al zal niet iedereen vinden dat Luc ongestraft moet blijven. Het vonnis laat alle visies ruim aan bod komen en behandelt de onderbuikgevoelens, maar ook de theorie achter de regels en wetten. Regels zijn namelijk geen regels, ook al willen agenten en politici mensen dat graag laten geloven. Regels zijn het resultaat van noties van orde, samenleving en gerechtigheid.

Het contrast tussen het vaak zakelijke aspect van de rechtsgang en de menselijke component wordt fijntjes weergegeven en is de essentie van deze rechtszaakfilm. Het rechtssysteem is namelijk behoorlijk complex geworden. Dat is wellicht onoverkomelijk, maar het zorgt ook voor problemen, zoals een procedurefout. Luc laat zijn gevoelens spreken: ‘De moordenaar van mijn vrouw loopt vrij rond omdat een of andere paljas bij justitie vergeten is zijn handtekening te zetten op een papierke!’

Vonnis zonder oordeel

~

In de eerste plaats is het rechtssysteem een middel om de burgers te helpen, en orde te bewaren. Elke burger geeft een beetje vrijheid op – met andere woorden: houdt zich aan de wet – en verwacht als tegenprestatie een gepaste straf voor degene die hem of haar onrecht aandoet. Mr. de Cock verwoordt dit politiek-filosofisch principe van het sociale contract in deze prachtige zin in zijn slotpleidooi: ‘Het stilzwijgende contract dat Luc Segers heeft met de staat, net als wij allemaal, is eenzijdig opgezegd.’

Regisseur Jan Verheyen is voornamelijk bekend van Vlaamse romantische komedies en toont met Het vonnis dat hij veel meer in zijn mars heeft. Het vonnis is een persoonlijke, spannende en genuanceerde thriller, die fundamentele vragen behandelt. Een vonnis over Luc wordt uitgesproken, maar een moreel oordeel blijft achterwege.