Muziek / Album

Sporadisch neemt het volume toe

recensie: I Am Oak - Ols Songd

.

Ols Songd is de vierde cd van de Utrechtse band I Am Oak. De curieuze titel verwijst naar de historie en de emotionele waarde van de liedjes: de meeste ervan werden al voor het debuutalbum opgenomen en beschrijven gevoelens waarmee zanger Thijs Kuijken onlangs opnieuw te maken had. Op sommige momenten klinkt I Am Oak bijna devoot, net als labelgenoot Kim Janssen. Ook I Am Oak zou prima gedijen in de gewijde ambiance van een kerk. Door het minimalisme en de nasale stem van Kuijken ligt eenvormigheid soms wel op de loer, maar een verrassend arrangement of een mooie wending zorgt dan voor hernieuwde aandacht. Enigmatisch is een ander toepasselijk adjectief, ook al vanwege de soms wat cryptische teksten en songtitels als ‘I Am Sound’, ‘Yojihito’ en ‘Islands More Islands’.

Religieus


Ols Songd is muzikaal gezien een rijk album, maar qua omvang bescheiden: Het merendeel van de twaalf liedjes duurt niet veel langer dan drie minuten. Op het eerste gehoor gebeurt er niet zo veel, maar gaandeweg openbaart zich de muzikale rijkdom, waarbij met name de verfijnde opbouw van de songs en de mooie samenzang in het oor springen. Het religieus getoonzette ‘Birches’ is een passend slotakkoord van een intrigerende cd.

https://youtube.com/watch?v=HkLT_9VB1hs%3Flist%3DPL8iHIqrNLNd4aADRCgXNa10gpZmw85Vfg

Boeken / Fictie

Een absurde kwestie

recensie: Jonas Karlsson - De kamer (vert. Geri de Boer)

In een bevreemdend, kafkaësk verhaal neemt de Zweed Jonas Karlsson bureaucratische overheidsinstanties, de mensen die voor die instanties werken en het kantoorleven op de hak.

Björn heeft een nieuwe baan gekregen bij ‘de Instantie’ en doet er alles aan zo snel mogelijk de achterstand die hij heeft ten opzichte van zijn ervaren collega’s in te halen. Hij komt een half uur eerder op zijn werk dan de anderen, neemt ieder uur exact vijf minuten pauze en houdt zich verre van de platte en domme gesprekken die zijn collega’s voeren. Hij wil in korte tijd de belangrijkste man op de afdeling worden en laten zien wat hij in huis heeft.

Hilarische strijd
Na twee weken ontdekt hij een kamer tussen de toiletten en de lift. De eerste keer dat hij er binnenstapt, merkt hij direct dat dit geen normale kamer is. Hij voelt zich er zelfverzekerd, knap en kan er volledig zichzelf zijn. Steeds vaker gaat hij stiekem naar de kamer omdat hij er beter kan werken dan op kantoor, waar hij omringd wordt door – naar zijn mening – domme, irritante, onverzorgde en lakse mensen.

De problemen beginnen wanneer zijn collega’s hem aanspreken op zijn vreemde gedrag. Waarom staat hij zo vaak tussen de toiletten en de lift zo eng voor zich uit te staren? Waarom lijkt hij de hele wereld om zich heen te vergeten als hij daar zo staat? Björn op zijn beurt denkt dat zijn collega’s een naar spelletje met hem spelen door te doen alsof de kamer niet bestaat. Door hem op deze manier klein te houden, willen ze voorkomen dat hij zijn collega’s overvleugelt, gelooft Björn. Wat volgt is een komische strijd tussen Björn die ervan overtuigd is dat de speciale kamer echt bestaat, zijn collega’s die het bestaan van de kamer hardnekkig ontkennen en afdelingshoofd Karl die de lieve vrede probeert te bewaren. Zoals Josef K. in Het proces op alle mogelijke manieren gedwarsboomd wordt in het zoeken naar de reden voor zijn arrestatie, zo wordt Björn gedwarsboomd in het bezoeken van een kamer waar hij zijn werk goed kan doen en waar – behalve Björn – niemand in gelooft.

Bevreemdend en herkenbaar
Karlsson schrijft vanuit het perspectief van Björn en dat is de grote kracht van De kamer. Björn lijkt een nogal verknipte kijk op de realiteit te hebben en dit leidt tot interessante en grappige observaties en overpeinzingen. Zo neemt Björn zijn collega Håkan mee naar de kamer om hem aan te spreken op zijn slordige gedrag. Sinds Björns eerste werkdag hebben de stapels documenten zich zover over Håkans bureau uitgespreid dat het niet lang meer zal duren voordat Håkans werk op Björns bureau terechtkomt. Björn wil echter niet dat zijn werk door Håkans slordigheid in gevaar gebracht wordt. Na het gesprek kijkt Björn terug op deze terechtwijzing:

Die nacht nam ik in gedachten mijn standje nog een paar keer door, zin voor zin, woord voor woord, en het werd elke keer beter. Ik zette een cd op met het eenentwintigste pianoconcert van Mozart, maar verving die na een poosje door een van Sting, om al gauw weer over te stappen op Dire Straits en vervolgens op John Cougar Mellencamp. Ik was eigenlijk van geen van allen een liefhebber, maar ik hield van het gevoel om me te midden van de besten te bewegen.

Of Björn echt zo verknipt is als hij in het verhaal lijkt, valt of staat met het feit of de mysterieuze kamer wel of niet bestaat. Pas in het allerlaatste hoofdstuk krijgt de lezer hier uitsluitsel over. Maar deze absurde kwestie is niet het enige wat deze korte roman zo interessant maakt. Alle personages in De kamer zijn uitvergrote versies van personen waar we in het echte, dagelijkse leven mee te maken hebben. De roman is daarmee zowel bevreemdend als herkenbaar en die tegenstrijdige combinatie maakt De kamer tot een merkwaardig boeiend verhaal.

Kunst / Expo binnenland

Schilderijen in een idyllische omgeving

recensie: Jan Voerman - Landschappen, wolkengezichten en bloemstillevens

.

Jan Voerman, Wolkeffect - Vallende avond, jaartal onbekend, olieverf op paneel, 31 x 51 cm

Jan Voerman, Wolkeffect – Vallende avond, jaartal onbekend, olieverf op paneel, 31 x 51 cm

Voerman, geboren en getogen in Kampen, groeide op aan de IJssel en heeft die omgeving nooit meer los kunnen laten. Na een opleiding aan de Rijksacademie van beeldende kunst in Amsterdam werd Voerman landschapsschilder van beroep. Geïnspireerd door het impressionisme en de Haagse School schilderde Voerman de rest van zijn carrière landschappen, wolkenvelden, stillevens en dieren. Museum de Fundatie verwierf recentelijk een collectie schilderijen, aquarellen en tekeningen van Voerman en toont deze nu in een bescheiden tentoonstelling in het achttiende eeuwse kasteel.

IJssellandschappen en bloemstillevens
De expositie, verspreid door de monumentale kamers van het kasteel, laat een overzicht zien uit het oeuvre van Voerman. De tentoonstelling is niet bijzonder spannend; de inrichting is standaard, de schilderijen hangen aan de wanden. Voerman staat bekend om zijn natuurgetrouwe landschapsschilderijen. De losse toets in combinatie met het warme kleurgebruik geeft de olieverfschilderijen een dromerig karakter. Schilderingen van zomeravonden in warme rode tinten hangen naast landschappen waar grijze dreigende onweerswolken worden afgebeeld. Het is dan ook vooral de schoonheid van de schilderijen zelf die opvalt. Zo ook in de lichte hoekkamer van het kasteel waar een aantal bloemstillevens hangen. Deze tonen de verfijnde techniek van Voerman, waarbij het lichte karakter van aquarel goed samen gaat met het kwetsbare uiterlijk van de bloemen.

<span>Jan Voerman, </span>Vissers, 1903, potlood, zwart en gekleurd krijt op papier, 11 x 14 cm

Jan Voerman, Vissers, 1903, potlood, zwart en gekleurd krijt op papier, 11 x 14 cm

Dagelijks ging Voerman op pad in de Hattemse uiterwaarden en maakte studies van de natuur, weilanden en het grazende vee. Verschillende studies van koeien en paarden hangen bij elkaar verzameld in een aparte zaal. Het museum probeert hiermee het grote tekentalent van Voerman te tonen en de bezoeker inzicht te geven in zijn werkproces. Het zou daarom interessant zijn om de studies en de schilderijen naast elkaar te zien. De bezoeker moet het hier echter doen met één bloemstilleven op een schildersezel en een aantal proefschilderijtjes van olieverf in een vitrine. Een gemiste kans, want het is juist die veelzijdigheid aan werken en materiaal wat de verworven collectie zo bijzonder maakt.

<span>Jan Voerman, </span>'La France' rozen in aardewerken schaal, jaartal onbekend, aquarel, 27 x 44 cm

Jan Voerman, ‘La France’ rozen in aardewerken schaal, jaartal onbekend, aquarel, 27 x 44 cm

Landelijke omgeving
Het sterkste punt van de tentoonstelling is de omgeving waarin ze geplaatst is; Kasteel het Nijenhuis is gelegen in het IJsseldal, midden in de voor Voerman zo geliefde omgeving. Dat maakt dat de werken ’thuiskomen’ in hun eigen landschap. Eén blik naar buiten is genoeg om te zien dat Voerman het IJssellandschap heel natuurgetrouw heeft weergegeven. De combinatie van de schilderijen in het historische landhuis en de idyllische natuur eromheen maken de tentoonstelling tot een mooi geheel. Waar anders kan je immers vanuit het museum zo weer een schilderij in wandelen?!

Film / Films

Hebben we de anderen nog wel nodig?

recensie: Captain America: The Winter Soldier

.

Boeken / Fictie

Een omgedraaide jobsgeschiedenis

recensie: Jens Peter Jacobsen - Niels Lyhne (vert. Annelies van Hees)

In Briefe an einen jungen Dichter schrijft Rainer Maria Rilke dat hij twee boeken niet kan missen: de Bijbel en het verzameld werk van Jens Peter Jacobsen. Nu is er een nieuwe vertaling van Jacobsens belangrijkste roman, Niels Lyhne.

Om de nu gewekte grote verwachtingen nog iets op te poken: in één van zijn brieven aan ‘de jonge dichter’ Xavier Kappus schrijft Rilke: ‘Sie werden das grosse Glück erfahren, dieses Buch zum ersten Male zu lesen, und werden durch seine unzählige Überraschungen gehen wie in einem neuen Traum.’ Bovendien dweepte niet alleen Rilke maar ook nog een trits andere groten, van Thomas Mann tot Sigmund Freud, met dit boek gevuld van het ‘grote geluk’ en ‘ontelbare verrassingen’.

Een fascinerende tijd van ontdekken

Het boek is geschreven in 1880 en vertelt het levensverhaal van de titelpersoon. Niels Lyhne wordt geboren op het Deense platteland, als kind van een artistieke moeder en een pragmatische, op zaken gerichte vader (waarmee het boek inderdaad een zweem bevat van het Buddenbrooks-thema van artisticiteit versus pragmatisme). Het eigenlijke verhaal begint wanneer de twaalfjarige Niels duizelig wordt bij de toevallige aanblik van tante Edele’s naakte benen. Niels is op slag hevig verliefd, maar zijn tante is onbereikbaar – en sterft bovendien.

In zijn romantische maar precieze stijl benadrukt Jacobsen dat het met die verliefdheid begon: ‘Het is een fascinerende tijd van ontdekken waarin hij, beetje bij beetje, met angstig onzeker gejubel, in ongelovig geluk zichzelf ontdekt.’ Vervolgens vliegt de roman van Niels zijn ene liefde, verliefdheid of diepe vriendschap naar de volgende. Dat ‘vliegen’ mag vrij letterlijk genomen worden, want aan dagelijksheid van welke soort dan ook besteedt het boek geen woorden. De emotioneel dorre jaren van Niels worden simpelweg overgeslagen. Alles draait om de momenten en perioden waarin zijn gevoel sterk oplaait, of juist abrupt neerploft en uitdooft.

Droom en dichterschap

Na zijn jeugd vertrekt Niels, in zijn dromen al een groot dichter, naar Kopenhagen. Hij raakt verwikkeld in een wonderlijke halfechte, halfgefantaseerde relatie: ‘een liefdesfantasie met echte tableaus’. Dit bood hem een basis om zich verder op te ontwikkelen. De vertelstem uit het boek deelt mee: ‘En dat had hij nodig. Er moest immers een dichter uit Niels Lyhne worden.’ Mooier nog is het vervolg – en laat ik nu ook maar benadrukken dat Niels Lyhne de door Rilke gewekte verwachtingen inlost. Want deze liefde haalt hem uit de droom en zet hem op een nieuw ontdekkingsspoor, op een pad naar werkelijker zelfkennis:

Mensen kunnen heel verschillend zijn, maar hun dromen zijn dat niet, want de drie of vier dingen die zij begeren, laten ze zich in hun droom geven, min of meer vlug, min of meer volledig, maar ze krijgen ze altijd, allemaal, er is immers niemand die in zijn droom in ernst met lege handen achterblijft. Daarom ontdekt niemand zichzelf in zijn dromen, wordt zich daar nooit bewust van zijn eigenaardigheden, want de droom weet er niets van hoe het je volstaat om de schat te vinden, hoe je die loslaat als je hem verliest, hoe je verzadigd wordt als je geniet, waarheen je je wendt als je gemis voelt.

Deze fundamentele liefdesfantasie laait op en dooft uit. Wat volgt is teleurstelling, de vermoeidheid van de obsessie met het ‘zelf’, alles doordringend spleen, maar dan ook weer de plotse verfrissing van weer oplaaiende liefde en de hernieuwd optimistische overtuiging  de onbekende wereld te kunnen veroveren.

Jens Peter Jacobsen (1847-1885) beschrijft dit alles in overvloeiende romantische taal. Zijn zinnen komen hoogrollend aangolven, en vaak volgt er een bijzin meer dan je verwacht. Maar dankzij Jacobsens nauwkeurige stijl werd de romantische stijl mij, 21e-eeuwse lezer, niet vaak teveel. Daarbij is het kardinale punt waarschijnlijk dat Jacobsen niet alleen excelleert in schetsen van lichtval, geurzweem en het eb en vloed van de liefde, maar tevens in zijn scènebeschrijvingen (waarbij ik hier op de koop toeneem dat de krachtige verstilling zonder de context mogelijk wat verloren gaat):

En mij was je helemaal vergeten,’ fluisterde hij.
Het leek of ze het niet hoorde, ze sloeg niet eens haar ogen op; toen schudde ze eindelijk haar hoofd, heel even, en toen een flinke poos later, weer, heel even.

Nog een laatste groot compliment: Jacobsen heeft een groot psychologisch inzicht: zie het lange droomcitaat hierboven. Daarnaast is dit te zien in het terugkerende thema van het vermogen van de mens tot zelfbedrog: de mens die hoopt en die illusies creëert tegen beter weten in. Of de man die een ideaalbeeld creëert van een vrouw, en vergeet dat onder het op de werkelijkheid geplakte beeld geen droom- maar een mensenvrouw zit.

Jobsgeschiedenis

Natuurlijk is het een zeer eind negentiendeeeuws boek. Jacobsens Niels Lyhne is atheïst, discussieert over hoe een religieloze samenleving eruit zou zien en hij zet zich af tegen de burgerlijke waarden. Af en toe kan je overeenkomsten zien met de iets later schrijvende Couperus, en de toon van Jacobsen heeft soms ook even klank en kleur die herinnert aan Rilke. Tevens mag de nieuwe vertaling – de vorige stamde uit de jaren veertig – geprezen worden. Vertaalster Annelies van Hees zet af en toe een passend smakende ouwelijke term in: ’tamme godszegen’ bijvoorbeeld.

In het laatste kwart verwordt het verhaal tot een soort halfomgedraaide jobsgeschiedenis, ware het niet dat Niels Lyhne atheïst is en (net aan) blijft. De boodschap lijkt: al het geluk is tijdelijk. En iets minder nadrukkelijk: misschien is al het ongeluk dat ook.

Muziek / Concert

Een gezellig verjaardagsfeest

recensie: The legendary John Mayall 80th Anniversary Tour

.

Reeds bij binnenkomst wordt het publiek opgewacht door het feestvarken zelf. Traditioneel staat Mayall met zijn winkeltje in de garderobe, ook vanavond weer. Bij het kopen van zijn nieuwe cd en het feliciteren met zijn tachtigste verjaardag, vorig jaar november, vertrouwt hij ons glunderend toe dat ons een prachtige show te wachten staat.

Mayall heeft er dus duidelijk zin in en dat zal de hele avond blijken. Het wordt inderdaad een prachtige show. Precies om negen uur betreedt de meester met zijn band het podium en vraagt ons of we gekomen zijn voor de blues. Meteen geeft hij zelf een bevestigend antwoord en belooft ons een fijne avond. De zaalverlichting blijft zwakjes branden en het geluid is niet overheersend hard. Dit geeft je echt het gevoel dat je op een gezellig verjaardagfeest bent aangeland.

A Special Life
De band bestaat uit Rocky Athas op gitaar, Greg Rzab op bas en Jay Davenport op drums. Deze muzikanten zijn al een aantal jaren de vaste begeleiders van Mayall en spelen naast C.J. Chenier mee op zijn nieuwste album A Special Life. Ook zij hebben er zin in vanavond. Over en weer klinken solo’s en zijn de nummers net lang genoeg om te blijven boeien. Duidelijk is te zien dat deze mannen al een aantal jaren samen op tournee zijn. Naast nummers van A Special Life worden er wat minder bekende nummers uit Mayall’s rijke carrière gespeeld maar ook weer ‘Gimme One More Day’ stammend uit de tijd dat hij moest stoppen met drinken van alcohol. Of zoals hij zelf zegt vanavond: “anders was ik hier nu niet geweest”, waarschijnlijk denkend aan zijn oude kompaan Walter Trout die in LA voor zijn leven vecht in afwachting van een nieuwe lever.  

Blueslegende
De show start met ‘You Know That You Love Me’ van Freddy King gevolgd door ‘Riding On The L & N’, oorspronkelijk van Lionel Hampton. Van grote klasse is Parchmans Farm, geschreven door Mose Allison en afkomstig van het album Blues Breakers With Eric Clapton uit 1966. De bluesharp solo van Mayall laat horen dat hij ondanks zijn gevorderde leeftijd het spelen nog lang niet verleerd is. Onder aanvoering van Rzab en Davenport wordt er enthousiast meegeklapt door het publiek. De nummers ‘Big Town Playboy’, ‘That’s All Right’, ‘Flooding In California’ en ‘A Special Life’ laten horen dat zijn meest recente album weer zeer de moeite waard is. Na ruim anderhalf uur wordt er afgesloten met een heel boeiende uitvoering van ‘Congo Square’ waarin een hoofdrol voor bas en drum is weggelegd. Als toegift volgt dan het bijna onvermijdelijke ‘Room To Move’, een nummer dat aan kracht wel heel erg heeft ingeboet. Het was vanavond weer ouderwets genieten van een blueslegende die maar door blijft gaan.

Film / Films

De macht van het woord

recensie: The Book Thief

.

Boekverfilmingen zijn populair, evenals films over de Tweede Wereldoorlog. Het was dan ook wachten tot de roman The Book Thief van Markus Zusak omgeschreven zou worden naar een script. De roman staat immers al vier jaar in de bestseller lijst van The New York Times. The Book Thief is bijzonder, de focus ligt in dit verhaal namelijk niet op volwassenen, maar op kinderen. En daarnaast heeft de film als thema… je kunt het al raden: boeken! Brian Percival, bekend van de Britse kostuumdrama Downton Abbey, regisseert de film.

~

“Maar het boek is beter”, hoor je vaak na afloop van een film. Niet gek, wanneer het boek het origineel is. Als van dit origineel wordt afgeweken, merken de lezers dit direct. In The Book Thief hebben de makers geprobeerd om zo trouw mogelijk aan de roman te blijven. Daardoor is het voor de kenners van het boek een feest van herkenning.

Is de film ook beter? Dat niet. De film volgt het verhaal van het boek, maar mist toch een deel van de charme, emotie en grimmigheid. Er wordt regelmatig gesproken over het gebrek aan voedsel en de toenemende honger, maar in de film lijkt, behalve Max, niemand echt verzwakt te zijn. In het boek sluiten Liesel en Rudy zich bij een groep jongeren aan om op zoek te gaan naar eten, dit gegeven mist in de film. Ook het verdriet en de spanning over het constante gevaar waarin ze verkeren, verdwijnt in de film naar de achtergrond.

De acteurs zetten desondanks een goede portrettering van hun personages neer. Rudy bijvoorbeeld, is precies zoals in het boek: een jongen die zich constant vuil maakt om op zijn idool Jesse Owens te lijken. Zijn jongensachtige enthousiasme om een kus te krijgen van zijn buurmeisje Liesel is lief en een bron voor humor. Schnetzer kruipt goed in de rol van Max. Hoewel hij een groot deel van de film bedlegerig is, weet hij de wanhoop en bescheidenheid goed over te brengen.

The Book Thief is vermakelijk, maar mist de diepte die in het boek wel aanwezig is. “Maar… het boek was beter” dus!

 

Boeken / Fictie

Een grote kleine roman

recensie: Jan Vantoortelboom - Meester mitraillette

.

Zelden viel een lezer met zo’n smak in een verhaal: een soldaat zit vastgebonden aan een weidepaal te wachten tot de kogels hem binnen enkele minuten zullen doorzeven. Het is het jaar 1915 en de soldaat beschrijft de blauwe lucht tussen de takken van een oude beuk en dicht daarmee meteen het gat van honderd jaren. De lucht ziet er voor ons precies hetzelfde uit.

Ben ik bang? Want ze gaan me doden. Mikken op dat witte lintje op mijn uniform gespeld, op de plek waarachter mijn hart nu hamert en hamert. Zo luid dat ik het hoor bonzen in mijn keel, achter mijn slapen. De hartenklop van het leven dat ze mij willen laten verlaten.

In de volgende hoofdstukken wordt wat vooraf ging met geslinger door de tijd verteld. In mooie Vlaamse taal, met een zorgvuldig evenwicht tussen wat wordt verteld en wat blijft liggen.
 
Rattenkop
David Verbocht groeit op met zijn ouders en zes jaar jongere broertje, dat hij steevast ‘Rattenkop’ noemt. Ze delen de fascinatie voor natuur en dieren en maken samen lange tochten door het bos. Rattenkop sterft op jonge leeftijd, naar het hoe en waarom blijft het lang gissen. Wat we onder ogen krijgen zijn de gevolgen: een zwijgzaam gezin waarin de moeder haar overgebleven zoon niet kan vergeven voor wat haar andere zoon is overkomen.
 
Als jongeman wordt David met zachte hand het huis uit gezet. Hij betrekt een huurhuis in Elverdinge, waar hij schoolmeester wordt van het zesde leerjaar van de jongensschool. Met één van de jongens bouwt hij een bijzondere band op, een band zoals die met het kleine broertje dat hij is verloren. Ook de moeder van de jongen ziet hij graag. Maar David is zo teruggetrokken, zo aarzelend dat de liefde niet echt van de grond komt. Als een zucht wind haar rok ietwat omhoog blaast, wordt het hem al bijna te veel.
 
Glimlachen
Hoewel het noodlot een grote rol speelt, is Meester mitraillette ook een boek dat geregeld doet glimlachen. De jongens uit de zesde klas spelen dubieuze spelletjes in het bos en als ze daarover weifelend aan hun meester vertellen, levert hij droog commentaar. David is grappig in zijn onhandigheden, in hoe hij zichzelf voor zijn kop kan slaan en halfslachtig uit zijn slof kan schieten. Het eerste hoofdstuk doet niets dan kommer en kwel vermoeden, maar Meester mitraillette is ook een warm boek.
 
Soldaat
Als de oorlog uitbreekt heeft David geen keus en moet hij naar het front. Ineens vliegt de tijd,  binnen enkele pagina’s heeft hij als jonge soldaat zijn eerste vier maanden in het leger doorstaan. Het vooruitspoelen van de tijd gaat gelijk op met de achteruitgang van Davids geestelijke toestand. Wat er is gebeurd, heeft hem lamgeslagen en de onverschrokkenheid die daarbij hoort, komt hem in het leger goed van pas. Maar tegelijk is dit zonde en voelt het alsof de schrijver daar een kans laat liggen op een groter verhaal.

Het is – het boek eenmaal dichtgeslagen – verleidelijk dat indringende eerste hoofdstuk nog eens te lezen. Hoe anders klinkt het laatste uur van de soldaat nadat je hem hebt leren kennen? Het antwoord is: niet anders. Opnieuw val je in de zinnen, verstilt alles er omheen. En begin je met een zucht aan het volgende hoofdstuk.

Boeken / Non-fictie

‘Slender Billy’ was soldaat in hart en nieren

recensie: Jeroen van Zanten - Koning Willem II

Koning Willem II (1792-1849) was alles behalve een saai man. Historicus Jeroen van Zanten schetst in zijn prachtige biografie van Nederlands tweede koning op indrukwekkende wijze de veelzijdigheid van zijn karakter.

Toen erfprins Willem II op 7 oktober 1840 de troon besteeg, wist hij precies wat hem te doen stond. Hij moest de gunst van het volk voor het huis van Oranje razendsnel terugwinnen. Al direct stuurde hij aan op een populair koningschap. Anders dan zijn vader ontving hij geen mensen aan het hof, maar trok het eerste jaar het land in om alle provincies te bezoeken. 

Volgens Van Zanten was Willem II niet zozeer geïnteresseerd in efficiënt bestuur. Veel meer zocht hij legitimiteit en steun voor zijn regering  in de symbolische, decoratieve en populistische onderdelen van de monarchie. De volgende scène illustreert Willems voelsprieten voor wat er onder het volk leefde:toen er in de nacht van 12 november 1840 brand uitbrak in een Haags koffiehuis, gaf de kersverse vorst leiding aan de bluswerkzaamheden. Het beeld van een half aangeklede, door bluswater doorweekte koning was vanuit publicitair oogpunt goud.

Onverschrokken oorlogsheld

Tussen 1809-1811 studeerde Willem in Oxford, waar hij zijn liefde voor de schilderkunst en gotische architectuur opdeed. Van Zanten laat op basis van zijn omvangrijke bronnenmateriaal fraai zien, hoezeer Willem speelbal werd van de grillen van zijn vader. Zo moest hij in die tijd in dienst van het Britse leger. Willems vader had bedacht dat dat zijn kansen bij de Britse erfprinses Charlotte zouden vergroten. De achttienjarige Willem kwam in dienst van lord Wellington. Het soldatenbestaan bleek voor Willem een roeping. De magere Willem, die door zijn kameraden liefkozend  ‘slender Billy’ werd genoemd, dwong respect af door zijn onverschrokken en moedige optreden.

Willems werkelijke roem lag op het slagveld van Quatre-Bas. Op 16 juni 1815 wisten Willems manschappen stand te houden tegen een overmacht van Fransen. Volgens Napoleon kwam alle eer van deze veldtocht de prins van Oranje toe. Plotseling was de nieuwbakken held én troonopvolger Willem een aantrekkelijke huwelijkskandidaat. Hoewel Britse historici nadien hebben geprobeerd om Willems rol te bagatelliseren, is dat volgens Van Zanten onterecht. Uiteindelijk trouwde hij in 1816 met de schatrijke Russische prinses Anna Paulowna.

Herenliefde

Willem voldeed aan zijn dynastieke verplichtingen, maar de relatie met zijn bemoeizuchtige vader, sinds 1813 koning, bleef als water en vuur. Willem had een afkeer van zijn autoritaire vader en ambieerde een egalitair koningschap. Hij vestigde zich in Brussel ver weg van het sobere Haagse hofleven. Na 1815 vormde het smeden van complotten en geheime bondgenootschappen een belangrijk substituut voor de opwinding van oorlog. Willem bleek vatbaar voor vleierijen van samenzweerders en bracht zijn familie daardoor regelmatig in opspraak.

In 1819 werd Willem chantabel door de vriendschap met zijn adjudant graaf du Chastel de la Howardie. Volgens Van Zanten begon Willems homoseksuele verleden al in Oxford, maar dit keer werd de situatie explosief: een zekere A. Vermeulen eiste 63.000 gulden zwijggeld. De afpersers werden op James Bond-achtige wijze ingerekend en door Willems vader het land uitgezet. Van Zanten beschrijft deze gebeurtenissen smeuïg en spannend. Na Willems troonsbestijging speelden zijn seksuele voorkeuren weer op, waarvoor hij jaarlijks duizenden guldens uitgaf aan zwijggeld.

Van Willem is bekend dat hij in 1848 onder druk van het revolutionaire spook in één nacht veranderde van conservatief in liberaal. Op heldere wijze zorgt Van Zanten ook hier voor nuance: als erfprins en zeker aan het begin van zijn regering had Willem juist liberale sympathieën. Op het gebied van onderwijs en godsdienst leek hij met de staatsvoogdij van zijn vader te breken, maar gaandeweg de jaren 1840 werd Willem steeds conservatiever. Hij was tegen de onafhankelijkheid van België, tegen het huwelijk van zijn vader met een katholieke hofdame en bleef halsstarrig aan zijn koninklijke prerogatieven vasthouden.

Boeken / Fictie

Zo goed als waargebeurde verhalen

recensie: Etgar Keret (vert. Adriaan Krabbendam) - Zeven vette jaren

In deze columns, om onnaspeurlijke redenen gestructureerd in zeven kleine delen met jaartallen erboven, zijn zogenaamd grappige gebeurtenissen uit het dagelijks leven van de schrijver. De voorgeschiedenis van de familie Keret – het getto van Warschau, de Holocaust, de oorlogssituatie in Israël – moeten voor een serieuze achtergrond zorgen.

Op de achterflap van Zeven vette jaren staat, naast de mededeling dat de Israëlische schrijver Etgar Keret een genie is, een samenvatting van deze bundel columns. Het zou goed zijn als uitgeverijen, hoezeer ook onder druk van dalende verkoopcijfers, hun achterflaptoon een beetje matigen. Te hoge verwachtingen scheppen werkt meestal averechts.

Gezellige blog
Keret schrijft onder andere over zijn zoontje (geboorte, peuterjaren, schooltijd), over zijn schrijversbestaan (vliegtuigen, signeersessies, ontmoetingen in het buitenland) en over zijn huwelijk (ruziezoekende maar toch lieve vrouw). Zaken die zich goed lenen voor een gezellige blog, maar niet bepaald vernieuwend. Dat er in Israël een (bezettings)oorlog aan de gang is die zijn weerslag heeft op de burgers wisten we al. Dat de Holocaust een eind maakte aan het Europese leven van de familie en dat daar nog vreselijke herinneringen van zijn blijven hangen is een mooi thema voor een serieus boek. Als poging tot diepgang of onderlaag van deze melige verhaaltjes lijkt het bijna ongepast.

Een bom, een zus en een ticket
De verteller schrijft over de angst dat Iran een kernbom op Israël zal gooien. Dat zou alle dagelijkse klusjes, zoals afwassen, stofzuigen en zelfs de persoonlijke hygiëne overbodig maken. Daarom besluiten hij en zijn vrouw daar mee te stoppen. Gevolg: een vieze boel thuis en kwalijk riekende lijven. En natuurlijk valt er geen bom. Dus ze pakken de draad weer op en gaan aan de afwas.

In een andere column trouwt de zus van de verteller met een orthodox-joodse man. Dat betekent een enorme verandering in haar leven: lange, zedige kleding, geen contact met mannen, veel thuis blijven en bovenal veel kinderen baren. Over het verdriet van de vertellende broer, die zijn zusje een beetje kwijt is, lezen we weinig. Wel maakt hij ironische opmerkingen over het niet ontvangen van hem en zijn vriendin – ze zijn nog niet getrouwd. Aan het begin en aan het eind van het verhaaltje gebruikt Keret over de trouwdag de zinswending: ‘Op de dag dat mijn zus dood ging…’ Het is een merkwaardige, melodramatische schrijfstijl die niet aankomt bij de lezer.

Dan is er nog het flauwe verhaal waarin de verteller op het laatste ogenblik een duur vliegticket heeft gekocht van New York naar Amsterdam in verband met een literair festival. Als hij zijn plaats in het vliegtuig wil innemen blijkt deze al bezet. Het toestel is vol, hij is slachtoffer van een overboeking. Hij begint te gillen en te schreeuwen en tenslotte hysterisch te huilen. De piloot komt erbij en strijkt de hand over het hart. Hij mag toch mee, op een klapstoeltje. Haha, einde verhaal.

Woody Allen
Keret probeert door uitvergroting van gewone voorvallen een humoristische noot aan te brengen. Maar de uitvergrotingen zijn te bizar en de vrolijke noot is te zwak. Misschien had hij beter gewoon het voorval kunnen beschrijven waar deze – duidelijk fictieve – situaties op gebaseerd zijn.

Het probleem met de humor in deze bundel is daarbij dat het een te hoog Woody Allen-gehalte heeft. De hilarische effecten van angstige overdrijving en overdreven angsten werken alleen bij de neurotische Woody himself. In Zeven vette jaren is het een pastiche geworden, nog net geen ‘Sam en Moos’, hier en daar verzacht door een glimp van zelfinzicht en ontwapenende eerlijkheid. Misschien kan Keret deze eigenschap toepassen in een laatste, aanvullende column getiteld ‘Waarom ik altijd leuk moet zijn’.