Boeken / Reportage
special: De beste spannende boeken ooit

Spanning in de spotlight

.

De moorden in de Rue Morgue en andere verhalen (Kasper Nijsen)
Als het over spanning en literatuur gaat, mag de naam Edgar Allan Poe eigenlijk niet ontbreken. Anderhalve eeuw na zijn sterven blijft hij de grootmeester van het ijzingwekkende verhaal. Poe’s temperament bestond uit gelijke delen angst en melancholie. Waar hij de weemoed beperkte tot zijn poëzie, speelde hij in zijn verhalen op haast sadistische wijze met de irrationele angsten van hemzelf en zijn lezers. Veel van de beelden zijn inmiddels clichés geworden – begraafplaatsen, verlaten kastelen, donkere steegjes – maar de zwarte magiër van het korte verhaal weet zijn lezers nog steeds de stuipen op het lijf te jagen.

~

Umberto Eco  De naam van de roos (André van Dijk)
Met dit weergaloze kloostermoordmysterie uit 1980 heeft Umberto Eco de historische misdaadroman definitief op de kaart gezet. Talloze schrijvers plukken daar vandaag nog steeds de vruchten van, maar een evenaring van deze spannende megabestseller is nauwelijks te vinden. Boordevol verwijzingen naar hoge en lage cultuur, verrassende filosofische invalshoeken én Eco’s virtuoze manier om de semiotiek in te passen, maken dit duizelingwekkende verhaal tot een ongekende leeservaring. Ondertussen probeert de monnik William van Baskerville met zijn hulpje Adson (‘Elementary, my dear Watson’) een serie opeenvolgende en gruwelijke moorden op te lossen die uiteindelijk leiden naar een geheim in de labyrintische bibliotheek van de abdij.

James Dickey – Deliverance (Kasper Nijsen)
Deliverance (1970) is tevens bekend van de verfilming door John Boorman (1972). De roman werd geschreven door de Amerikaanse dichter James Dickey. Met zijn poëtische proza vertelt Dickey het verhaal van een stel vrienden dat een weekendje gaat kanoën in de bossen van Georgia. In de wildernis worden ze op bruuske wijze losgerukt uit hun zelfvoldane en burgerlijke bestaan. De kracht van Deliverance ligt in de manier waarop Dickey de natuur beschrijft: geen idyllisch decor voor een vakantiereisje, maar een primitieve, dreigende kracht die de menselijke indringers dwingt de schaduwkanten van hun psyche te verkennen.

Boeken / Fictie

Een schrijver op de toppen van zijn kunnen

recensie: David Vogel (vert. Kees Meiling) - Huwelijksleven

David Vogel is één van de grootste Europese schrijvers uit de twintigste eeuw. Wie dat nog niet weet, leze Huwelijksleven.

Eerder verscheen er op 8WEEKLYeen stuk over de onlangs ontdekte roman Een Weense romance van David Vogel. Tegelijk met de publicatie van dat boek verschijnt bij Athenaeum – Polak & Van Gennep ook de midprice editie van Vogels meesterwerk Huwelijksleven. Waar Een Weense romance niet helemaal wist te overtuigen, bewijst Vogel met deze roman uit 1929 zijn meesterschap.

Een inzicht in de tijd

De beste romans uit de jaren tussen de twee wereldoorlogen blijken later voorspellende gaven te bezitten. Je kan de grote Midden-Europese romans uit deze tijd – die van Robert Musil, Joseph Roth of Sándor Márai – lezen om een beter inzicht in de tijd te krijgen, in de oude verwarringen en nieuwe bevliegingen. Ook Vogel, geboren in Galicië in West-Oekraïne en opgegroeid in het Oostenrijk-Hongaarse rijk, heeft met Huwelijksleven zo’n roman geschreven. Naast het verhaal van Rudolf Gurdweill geeft het boek een prachtige inkijk in een verloren gemeenschap, waarin de zaden van het latere nazisme al te herkennen zijn.

Gurdweill, een jonge intellectueel, laat zich ten gronde richten door een barones met wie hij haast per ongeluk getrouwd is. Hij verzet zich niet tegen alle vernederingen die hij doorstaat, al drijven ze hem tot het uiterste. ‘Je mag vannacht bij me slapen,’ zegt zij, nadat hij een hele reeks van bevelen heeft uitgevoerd. In zo’n scène zijn op de achtergrond niet alleen de vele modernistische meesters aanwezig; ook Sigmund Freud en zijn ideeën over de menselijke geest hangen over de roman.

Alleen maar lange citaten

Maar zo over het verhaal praten is Vogel tekort doen. Huwelijksleven heeft namelijk heel wat meer in z’n mars dan een zeer ongelijkwaardige relatie. Gurdweills gelatenheid is misschien persoonlijk, maar er valt net zo goed – al dan niet Joodse – zelfhaat in te zien, en Freud (overigens wordt hij nooit direct aangehaald) geeft weer een heel ander interpretatiekader.

Er zijn romans waar je alleen maar lange citaten kunt geven. Deze roman is er zo een. Neem deze beschrijving: na een lange nacht met zijn (dan nog) verloofde, loopt Gurdweill door de straten van Wenen:

Een rij grote en hoge wagens, met enorme stapels van allerlei soorten groenten, reed traag en langzaam voort naar de markten van de stad; de zware wielen knarsten en schuurden over het wegdek en verbraken de hardnekkige stilte. Boven op de bok dommelden de koetsiers, in zakken gehuld tegen de eventuele regen en de ochtendkou, in zichzelf verzonken als levenloze bundels. Men kreeg haast de indruk dat ze al jaren achtereen aan het trekken waren, ja alsmaar doorreisden zonder onderbrekingen.

Waarna een even prachtige beschrijving van de wachtenden bij de tram volgt. De term ‘levenloze bundels’ zet gelijk de juiste onheilspellende sfeer neer die tekenend is voor zowel Gurdweills aanstaande huwelijk als de moeheid van de stad en zelfs van een heel continent. En dat een heel boek vol.

Precisie

Dit, en nog veel meer, is Huwelijksleven. Vogel is zwartgallig, pessimistisch en onderhoudend. Met een ongelooflijke precisie ontleedt hij Gurdweills huwelijksleven en met eenzelfde kracht portretteert hij de Weense samenleving. Dit is het Wenen van Mahler, Klimt en Wittgenstein, het Wenen waarin rijkdom en armoede naast elkaar bestaan, het Wenen getekend door de net afgelopen wereldoorlog. Een groot schrijver op de toppen van zijn kunnen. Een must-read.

Kunst / Expo binnenland

Een overvloed aan vertellingen

recensie: The Part In The Story Where A Part Becomes A Part Of Something Else

The Part In The Story Where A Part Becomes A Part Of Something Else is een tentoonstelling, in samenwerking met Spring Workshop Hong Kong, waarin het concept van verhaalvorming als nieuwe tendens in de kunst wordt gepresenteerd.

Patricia Reed, Present Perfect, 2013

Patricia Reed, Present Perfect, 2013

Verdeeld over drie verdiepingen worden in het Witte de With bijna 50 verhalen getoond. Een aantal van de kunstenaars heeft ervoor gekozen om hun werk een dialoog aan te laten gaan met de ruimte. Zo laat Chu Yun (1977, Jiangxi, China) met zijn project Unspeakable Hapiness II (2003) de zuiver esthetische opfleuring die hij eerder in Hong Kong installeerde, weer vervallen in de op kunst ingestelde panden van cultureel Rotterdam. Met een aantal slingers in felle kleuren, voor zover mogelijk vrij van betekenis, had hij eerder in Hong Kong de straten van de grijze krottenwijken opgevrolijkt. In het cultureel diverse centrum van de Witte de Withstraat is er van deze vlaggetjes alleen nog een verhaal over.

Iván Argote, White Cube (Piñata), 2005

Iván Argote, White Cube (Piñata), 2005

Verhalen over elkaar
Patricia Reed (1977, Ottawa, Canada) levert met haar Present Perfect (2013) subtiel commentaar op Félix Gonzalez-Torres’ (1957, Guáimaro, Cuba) Untitled (perfect lovers) uit 1987-1990, dat eveneens te zien is in de tentoonstelling. Waar Gonzalez-Torres met twee langzaam desynchroniserende klokken verbeeldde hoe mensen elkaar langzaam uit het oog verliezen, laat Reed deze romantiek verdwijnen in de realiteit van de globalisatie. In haar klok zijn alle wereldklokken vertegenwoordigd. Er zal altijd wel één wijzer gelijk staan.

Ook Iván Argote (1983, Bogota, Colombia), die met zijn als piñata kapotgeslagen White Cube (Piñata) uit 2005 laat zien hoe een feestobject (de piñata) geïnterpreteerd wordt in de stijve museumcultuur, wordt in zijn werk ondersteund door Lucas Lenglets (1972, Leiden) Soft Corners (2014), die de harde zalen van het museum ‘verzachten’ middels paarse, schuimrubberen plinten die de zaal verlossen van haar gebrek aan context. Beide werken zetten zich af tegen de witte vlakke muren met contextloze kunst in het museum.

Bik Van der Pol, Up Close, 2014

Bik Van der Pol, Up Close, 2014

Rotterdams verhaal
Two Vertical Rectrangles Gyrating (1969) van George Rickey (1907, South Bend, Verenigde Staten) is ook te zien. Het werk, dat jaren lang het gezicht was van het Rotterdamse binnenwegplein, is enkele jaren geleden weggehaald omdat het te dicht in de buurt zou komen van de mensen die op het plein rondliepen en zo een gevaar zou vormen. Voor de tentoonstelling in het Witte de With hebben Bik & Van der Pol (1959 & 1961) in hun eigen werk Up Close (2014) het werk van Rickey teruggehaald naar het publiek. In het museum blijft er van de grote, stalen platen niet veel meer over dan een verhaal.

Haegue Yang, Sonic Brass Dance & Sonic Nickle Dance, 2013

Haegue Yang, Sonic Brass Dance & Sonic Nickle Dance, 2013

Ontstaan van verhalen
Sommige werken ontwikkelen gedurende de tentoonstelling een eigen verhaal. Zo heeft Haegue Yang (1971, Seoul, Zuid-Korea) twee danspartners gemaakt van belletjes. Wie ze verplaatst ontketent een auditieve oorlog. Zo vertellen de werken aan elke bezoeker die ermee durft te dansen, middels een beangstigend lawaai, hoe kleine huis-tuin-en-keuken spullen als belletjes met duizenden tegelijk machinaal worden gemaakt. Gabriël Lesters (1972, Amsterdam) Chance Encounters (2011) wordt gevormd door de bezoekers. Bestaande uit meerdere sokkels, wordt het werk elke dag onbewust door bezoekers verplaatst, en krijgt het zo elke dag een nieuwe verhouding tot de andere werken.

The Part In The Story Where A Part Becomes A Part Of Something Else verkent een tendens in de kunst zonder dat er zekerheid is of dit onderwerp daadwerkelijk van belang gaat zijn. Dit maakt de tentoonstelling experimenteel en vernieuwend. Alle werken vergen vanwege hun verhalende thema wel veel inleeswerk. Het is daarom niet overbodig om de tentoonstelling meerdere keren te bezoeken. Dit biedt alle ruimte voor diepgang, mits de bezoeker in staat is om meerdere keren tijd vrij te maken voor de tentoonstelling.

Film / Films

Karakterstudie van een getormenteerde ziel

recensie: Joe

Voormalig Academy Award-winnaar Nicolas Cage heeft zijn status als serieuze acteur, door een reeks van slecht gekozen filmrollen dit laatste decennium, vakkundig om zeep geholpen. In Joe (2013), het nieuwste drama van David Gordon Green, dat gebaseerd is op de gelijknamige roman van Larry Brown, laat Cage echter zien dat hij zijn talent nog niet heeft verloren.

In het personage van de ex-gedetineerde Joe heeft hij de leiding over een groep arbeiders die in opdracht van een bedrijf op illegale wijze bomen vergiftigen. Op een dag verschijnt de 15-jarige Gary (Tye Sheridan), die op zoek is naar werk. Joe is onder de indruk van zijn sterke arbeidsethos en neemt hem in dienst. Al snel komt hij erachter dat Gary in een kraakpand woont samen met zijn zusje, moeder en alcoholistische vader Wade (Gary Poulter), die hem regelmatig mishandelt en al het geld waar het gezin aan weet te komen verdrinkt. Joe doet wat hij kan voor Gary en er ontstaat een hechte vriendschap tussen de twee. Hij herkent zich in de jongen en wil hem behoeden voor het duistere pad dat hijzelf heeft afgelegd.

Gevangen in geweld

~

Ondanks dat Joe een steunpilaar is voor de lokale gemeenschap en hij goed wil doen door zich om anderen te bekommeren, kan hij zich niet losmaken van de duivels uit zijn verleden. Joe weet dat zijn driften negatieve gevolgen kunnen hebben, maar het lukt hem niet om te veranderen wie hij is. Zijn sterk opvliegende karakter, gevoel voor rechtvaardigheid en gebrek aan zelfcontrole leiden dan ook tot conflicten met de politie en de schlemielige psychopaat Willie-Russell (Ronnie Gene Blevins), die op wraak zint omdat Joe hem in een bar publiekelijk heeft vernederd.

Om aan het emotionele leed ten gevolge van zijn innerlijke conflicten te ontsnappen, zoekt Joe zijn toevlucht tot gokken, overmatig drankgebruik en betaalde seks. Als hij na de zoveelste confrontatie met Willie-Russell gefrustreerd en vol opgekropte woede een bordeel bezoekt, dat hij vanwege een agressieve hond niet kan binnentreden, laat Joe het beest in zichzelf los. Hij snelt naar huis , haalt zijn valse pitbull op en laat deze de andere viervoeter afslachten. Het is een dog-eat-dog samenleving.

Desolate wereld

~

In Joe heerst een gevoel van absolute hopeloosheid, dat nog eens versterkt wordt door de soms extreem troosteloze omgevingen. Zo is de film niet terughoudend in het tonen van het ruige Texaanse plattelandsleven, waar het nooit lang duurt voordat problemen uit de hand lopen en broeiende onderhuidse spanningen ieder moment tot uitbarsting kunnen komen. Het is een deprimerend universum vol misbruik, armoede en disfunctionele personen die gehard zijn door de bittere beproevingen van het leven en hun geschillen veelal beslechten met vuist of vuurwapen.

Om de rauwe sfeer in Joe nog realistischer te maken koos Green er voor om ook gebruik te maken van ongeoefende acteurs, waaronder Gary Poulter. Deze dakloze, die letterlijk van de straat is geplukt, heeft het eindresultaat van zijn arbeid echter nooit mogen aanschouwen. Nog voor de uiteindelijke première overleed hij als gevolg van zijn drankverslaving.

Joe is alles behalve blijmoedig en door de overvloed aan menselijke verdorvenheid soms moeilijk genietbaar. De film doet niets nieuws en stuurt vanaf het begin aan op het onvermijdelijke bittere einde. Desondanks wordt de lelijkheid van het verhaal gecompenseerd door de stijlvolle mise-en-scène en cinematografie die de fraaie natuur en de zuidelijke landschappen mooi in beeld brengen. Ook het acteerwerk is bovengemiddeld goed. Tye Sheridan, bekend van The Tree of Life (Terrence Mallick, 2011) en Mud (Jeff Nichols, 2012) weet, als jongen die hard probeert om zijn familie bij elkaar te houden, te overtuigen en Nicolas Cage speelt zijn beste rol van de laatste tien jaar. 

Muziek
special: De Wereld van Willem

Allesbehalve traditionele opera

.

Het leuke aan de Rotterdamse Operadagen vind ik altijd dat het tien dagen gaat over alle mogelijke vormen van kunst en cultuur, behalve over de traditionele opera. Het gaat natuurlijk over muziek en theater, maar ook over dans, literatuur, beeldende kunst, al dan niet gecombineerd met filmbeelden. Handig, zo’n formule, want zo kan ik, vanuit die ene theaterstoel, meteen wat variatie aanbrengen in mijn cultuurberichten. Zo was Conversations with my mother een compilatie van teksten van zeven schrijvers, onder wie Tommy Wieringa, Abdelkader Benali en Herman Brusselmans, over telefoongesprekken tussen moeder en zoon. Is dat interessant? Dacht het wel, want iedere zoon heeft wel zijn herinneringen aan die soms moeizame en problematische communicatie. Haperende geheugens, klachten over kwaaltjes en overdreven bezorgdheid zijn daarvan nog de minst storende ongemakken. Het libretto voor deze mini-opera was van de Diamantfabriek, componist Benedict Weisser schreef er abstracte muziek bij en drie sopranen met prachtige schelle stemmen – de moeders – deden de rest. Die combinatie leverde anderhalf uur uiterst spannend muziektheater op, met Bart Klever als de geteisterde zoon. Zeer dramatisch allemaal en voor het feit dat ik bij de tekst van Brusselmans bijna uit mijn stoel tuimelde van het lachen, bied ik dan ook mijn oprechte excuses aan.

Verrassende verbindingen waren er ook bij “Cocteau & La Voix Humaine” van het Onafhankelijk Toneel, de tweede bijna perfecte voorstelling van het doorgestarte OT binnen een maand tijd. Onderwerp was het lange proza-gedicht “La Voix Humaine” van de Franse artistieke alleskunner Jean Cocteau: het telefoongesprek dat een wanhopige, verlaten vrouw voert met haar ex-minnaar. Een met suïcidale voornemens doortrokken tekst, die op muziek werd gezet door Francis Poulenc en hier werd uitgevoerd door mezzosopraan Cora Burggraaf. Een fascinerende ervaring, want wat Cocteaus meesterwerkje zo bijzonder maakt, is dat je feitelijk maar één helft van het gesprek te horen krijgt. Wat er aan de andere kant van de lijn wordt gezegd, mag je er zelf bij verzinnen. Niet zo moeilijk, want de suggestieve muziek van Poulenc geeft veel aanwijzingen, net als de prachtig geacteerde emoties, maar tóch. Je zou het werkje een één-persoons opera kunnen noemen.

Nog meer Cocteau: “Un Ballet Réaliste” van het Belgische harp-trio “Les Trois Sirènes”. Even zo’n honderd jaar terug in de kunstgeschiedenis. De Eerste Wereldoorlog liep op zijn eind en het groepje kunstenaars rond Jean Cocteau wilde een daad stellen tegen alle gruwelijkheden. Dat werd het ultrakorte ballet “Le Parade”, geproduceerd door de Ballets Russes van Diaghilev en op muziek gezet door Erik Satie. Les Trois Sirenes vond in dat stuk de inspiratie om een kort vaudeville-achtig programma neer te zetten met teksten van Cocteau, muziek van Satie en Poulenc en de oude theaterkostuums van Picasso. Gedanst werd er niet, maar de sfeer was verder overduidelijk die van het woelige kunstwereldje van die jaren, met sfeervolle projecties en de alom aanwezige vernieuwingsdrang.

En dan was er natuurlijk “Van den Vos”, het grote spektakel van de FC Bergman, waarnaar hier lang werd uitgezien. Volgens velen dé theatergebeurtenis van het jaar en volgens ons dus óók. Want hoe vaak maak je mee dat de volledige eerste rang van de schouwburg is vervangen door een zwembad en achter een enorme doorzichtige mediawand een compleet bos schuilgaat? “Van den Vos” is een bewerking van de 13e-eeuwse Vlaamse vertelling Van den vos Reynaerde over Reynaert, de kwaadaardige vos die het dierenrijk terroriseert en met sluwe praatjes overal wegkomt. Het wás een verwijzing naar de mensenmaatschappij, maar FC Bergman ontmythologiseert dat dierenepos volledig door het gewoon terug te plaatsen in de moderne samenleving, in een wereld van bedrog, geweld en grenzeloze naïviteit. Er valt veel over deze voorstelling te vertellen. Over het fantastische spel van Dirk Roofthooft en Viviane de Muynck (wát een actrice!), over de muziek van het Berlijnse ensemble Kaleidoskop – waar een constante dreiging van uitging – en over het indrukwekkende toneelbeeld, maar dat laat ik allemaal aan jullie verbeelding over. Was dit opera? Ja, dit was opera, van het soort dat we het liefst driehonderdvijfenzestig dagen per jaar zouden willen zien: eigentijds, vernieuwend en confronterend, met een werkelijk waanzinnig mooie, hypnotiserende slotaria die ik maar niet uit mijn hoofd kan krijgen. Ik heb zelden zo’n beklemmend theaterstuk gezien. Een horroropera.

Boeken / Fictie

Berlijn en Stalingrad

recensie: Audrey Magee (vert. Ireen Niessen) - De Volmacht

Soldaat Peter Faber en Katharina Spinell trouwen op afstand zonder elkaar ooit ontmoet te hebben: hij aan het oostfront, zij in Berlijn. Voor Peter is het dé manier om een paar dagen verlof te krijgen. Katharina verzekert zich door het huwelijk van een (weduwen)pensioen.

Zomer 1941: Operatie Barbarossa is een paar weken oud. De Duitsers vechten zich verbazingwekkend snel een weg tot diep in Rusland, de overwinning lijkt nabij. Blind voor Stalins tactiek raken de Duitsers tegen de winter bij Stalingrad verstoken van munitie, winterkleding en voedsel. Ze kunnen geen kant op als ze omsingeld blijken te zijn door het Rode leger dat veel sterker en taaier is dan Hitler had voorspeld. Wat volgt is de hel: extreme kou, onophoudelijke bombardementen, ontbrekende winterkleding en steeds minder munitie en voedsel. De Duitsers die niet door vijandelijk vuur omkomen, sterven massaal door honger, bevriezing en ziekte. De anderen geven zich over.

Twee werelden
De Ierse journaliste Magee wisselt in De Volmacht (oorspronkelijke titel: The Undertaking) steeds tussen het oostfront en het leven in Berlijn. Peter is een overtuigde nazi, maar zijn patriottisme is moeilijk vol te houden als z’n kameraden een voor een wegvallen. In een Berlijn dat steeds verder platgebombardeerd wordt, beklimt de zwangere Katharina de sociale ladder en leidt zij een luxeleven. Met haar ouders bewoont ze een door joden achtergelaten appartement in een chic gedeelte van de stad. Ze bezoekt theekransjes en diners van de nazi-top. Ondertussen aan het oostfront:

Ze zeggen dat de partizanen ons voor zijn geweest. Al het eten is weg.
Kraus schoot een oude man dood. Niemand deed iets. Toen schoot hij nog iemand dood. Nog geen reactie. Hij haalde een jonge vrouw naar voren, een moeder, en schoot haar neer, haar zoontje er schreeuwend naast. Het voedsel kwam tevoorschijn. Ze gingen op het dorpsplein zitten eten.
‘Het is hier idyllisch,’ zei Kraft. Zo’n eenvoudig leven. Moeder zou het prachtig vinden.

Peter zit tweeduizend kilometer van Katharina vandaan, en het voelt als een andere planeet. Terwijl Peter haar schrijft over de hel van Stalingrad, klaagt zij in haar brieven over de echtelijke ruzies van haar ouders. De gruwelijke ironie van Stalingrad is dat de soldaten vechten voor een groot Duitsland, terwijl de nazi-top in Berlijn ze het liefst vergeet. De soldaten in Stalingrad zijn een smet op hun blazoen: hoe is het mogelijk dat de superieure ariërs zich in de pan laten hakken door die halfzachte joodse bolsjewisten?

Rake dialogen en klinische observaties

Audrey Magee heeft haar huiswerk gedaan; met veel kennis van zaken schetst zij het leven aan het front en in het platgebombardeerde Berlijn. Wat opvalt zijn de knappe dialogen en observaties die veel psychologisch inzicht verraden. Ze spaart de lezer niet. De gruwelen worden sec en klinisch beschreven: de executies, de verkrachtingen en het toenemende ongeloof en de ontgoocheling naarmate de oorlog vordert. Dit alles was hen niet verteld toen ze een paar jaar eerder juichend en zingend achter Hitler aanliepen.

De situatie aan het front wordt steeds gruwelijker: een orgie van kou, dood, honger en waanzin. In Berlijn arriveren steeds meer berichten dat soldaten zouden zijn overgelopen naar de vijand. De kans dat iemand levend uit Stalingrad terugkeert, is bijzonder klein. De ouders van Katharina adviseren haar dan ook Peter te vergeten en een hoge militair te trouwen. Zodoende zou ze zichzelf, haar zoon en haar ouders kunnen redden van de hongerdood. Haar bedje lijkt gespreid als ze omgang krijgt met een hoge officier, maar wanneer het ergst denkbare gebeurt, verbreekt ze de relatie en besluit ze op Peter te wachten.

Een welkome aanvulling op de berg oorlogsliteratuur

Je zou denken dat zeventig jaar na de oorlog alles wel gezegd is. Waarom wéér een roman over die grote catastrofe? Waarom wederom al dat leed en die ellende opdissen? Met De volmacht is Magee erin geslaagd toch weer een nieuw aspect toe te voegen aan de inmiddels overbekende feiten. De relatie tussen de frontsoldaat en zijn vrouw in het feestend ten onder gaande Berlijn werpt een nieuw licht op de manier waarop de patriottistische Duitsers in de oorlog dachten en handelden. Hoe zij hun geweten susten en hoe zij probeerden weg te kijken terwijl de wereld om hen heen in elkaar stortte.

Boeken / Fictie

Holden Caulfield van het Hoge Noorden

recensie: Nanne Tepper - De avonturen van Hillebillie Veen

‘Een prachtige jongen, zo’n eeuwige jongen, die alles afkeurde en alles liefhad en dat dwars door elkaar. Wat wil je nou nog meer voor een schrijver? Ik vond hem echt goed. En er had veel meer aan kunnen komen. Verdomme zeg. Shit.

Shit.

Aldus schrijver en vriend Kees ’t Hart in Vrij Nederland over de in 2012 overleden Nanne Tepper. De grote belofte van de jaren negentig ziet geen horizon meer en maakt in dat jaar een einde aan zijn leven. Terwijl de wereld ongeduldig wacht op die grote roman – ‘de kolos’, waar al jaren aan gewerkt wordt – piept de auteur ertussenuit. Hij laat een gapend gat achter in de hooggestemde atmosfeer der literaire verwachtingen. ‘Toneelmeester. Doek!’

Puberliefde
De in 1997 geschreven novelle De avonturen van Hillebillie Veen, door De Bezige Bij nu opnieuw uitgegeven, kunnen we gevoeglijk zien als een vroege weerslag van het korte leven van Nanne Tepper. Zijn alter ego Hille Veen groeit op in het Oost-Groningse Veendam, ‘drab en druil, braakliggende aardappelvelden: buitgemaakt land’, en wordt verliefd op de dertienjarige Yvonne. Er ontvouwt zich een wonderlijke puberliefde, het gebruikelijke aantrekken en afstoten, met een tragisch-melancholische ondertoon.

De wijze waarop Tepper zijn liefdesgeschiedenis plaatst in het decor van uitzichtloosheid is groots te noemen. Op geen enkele manier probeert Hille Veen te verhullen dat zijn dagen in Veendam geteld zijn. Weg van de kleinburgerlijke klei, op naar een groots en meeslepend leven. Rondhangen in het fietsenhok achter de school en nachtbraken op keetfeestjes is vooralsnog wat er van deze plannen terechtkomt.

In rokerig licht knelden jonge billen in strakke spijkerbroeken. Sommige, zo zag ik tot mijn afschuw, puilden. We keurden, dronken, rookten en zwetsten, gemak voorwendend, maar gebukt gaand onder de zorgen van het puberleven.

Nimfijn
En dan is daar Yvonne, een ‘onwaarschijnlijk broos lijfje, haren verward in een lijkbleek gezichtje, ogen die naar me opkeken alsof ze net was geslagen’. Hille verliest ter plekke zijn hart en is volledig in de ban van de jonge nimfijn. Nanne Tepper trekt alle registers open om in zijn specifieke stijl het keiharde contrast tussen de romantiek en de opstandigheid in Hille Veen weer te geven. Zijn proza is hoekig en bonkig, het zindert van wispelturigheid: de intens beleefde liefde wordt afgewisseld en vermengd met steeds sterker verzet tegen de provinciale benauwdheid.

Hier en daar ritselde de wind. De wereld begon zacht aan ons te plukken. Yvonne kleedde zich aan, loom en bevallig, als een vrouw in een film, vlak na de liefde. Zwijgend wandelden we terug. Boven op de heuvel bleven we staan en keken neer op het prille park en onze jonge liefde. Toekomstige doolhoven. Ze hield mijn hand heel stevig vast.

Hille Veen verlaat, evenals Nanne Tepper, Veendam en begint een opleiding in Groningen. Zijn verhouding met Yvonne raakt op de achtergrond door een nieuwe ambitie: schrijven. In zijn hoofd verlangt hij naar haar als ‘wreedste der muzen’ maar haar bezoek aan het door hem bewoonde kraakpand is een grote teleurstelling. De schrijver in spé is in een stroomversnelling geraakt waar zijn jonge muze spartelend achterblijft.

Nabokov en Reve
Alle opgeklopte vergelijkingen ten spijt, het rauwe werk van Nanne Tepper laat zich geen etiket opplakken. De vleug Nabokov en de streek Reve die uitgevers nu eenmaal graag aan een debutant toedichten, zijn puur aangehaald om een achterflap van een wervende tekst te voorzien. Het is jammer dat daardoor de volstrekt authentieke stem van Tepper wordt overvleugeld. Hij heeft met drie romans en een stroom muziekrecensies een respectabel – maar beperkt – oeuvre achtergelaten. De belofte tot een groot schrijver te kunnen uitgroeien is daarmee al voor zijn dood waargemaakt.

Hille Veen, Holden Caulfield van het Hoge Noorden, weet dat het verlaten van ‘Gomorra’ geen garantie voor het grote geluk zal zijn. Het is aantrekken en afstoten. Wel zal hij, evenals Nanne Tepper, zijn heil in de literatuur blijven zoeken, wat ons dit grandioze De avonturen van Hillebillie Veen heeft opgeleverd.

Ik heb aan de kunsten geroken als een beest dat een leger zoekt om in te  creperen en me in de literatuur genesteld omdat zij uiteindelijk alle dromen bewaakt die gedroomd kunnen worden.

Boeken / Fictie

Meer dan één gebruiksaanwijzing

recensie: Floor Buschenhenke - Het moeten eenhoorns zijn

Geen vogels, maar griffins. Geen eekhoorns, maar eenhoorns. De gedichten in de tweede bundel van Floor Buschenhenke, Het moeten eenhoorns zijn, pleiten voor een fantasierijkere blik op de wereld.

De bundel opent met het gedicht ‘absoluut’, waarin het taalgebruik meteen vraagtekens oproept: ‘we navigeren voorzichtig / onze tektonische platen / over convectiestromen’. Vanwaar dit wetenschappelijk taalgebruik? Het lijkt het gedicht niet ten goede te komen. Ook in haar debuut, Eiland op sterk water, liet Buschenhenke de wetenschap niet onbesproken. Maar laat je niet afschrikken door het vakjargon dat af en toe opborrelt in deze bundel. Deze poëzie is geen pleidooi voor de wetenschap, maar gaat eerder over verder kijken dan je neus lang is: juist over kritisch kijken naar de afbakeningen die de wetenschap stelt.

Ongecontroleerde voortgangsdrang


In een belangrijk gedicht in het eerste deel van de bundel wordt met weinig moeite een machine uitgevonden, die draait op dode eekhoorns. Na dissectie van vele eekhoorns, leest de lyrische ik de gebruiksaanwijzing door: ‘KUT. Het moeten eenhoorns zijn’. Argeloosheid ten koste van de eekhoorns. Lieflijker klinken de uitvindingen in het volgende gedicht: ‘vlinders met zonnepanelen / kolibries met dynamo’s’.

Maar die lieflijkheid is schijn. In veel gedichten heerst een zweem van kritiek, vooral kritiek op de moderne technologie, maar ook de consumptiemaatschappij en de monarchie moeten het ontgelden. De boodschap is helder, maar roept – behalve misschien frustratie – weinig emotie op.

Schoonheid zit in eenvoud


Gelukkig is er naast kritiek in deze bundel ook plek voor verwondering. Verwondering over de liefde en over de kringloop van het leven. In deze gedichten laat Buschenhenke zien dat schoonheid vaak schuilt in eenvoud. Dat geldt ook voor deze bundel: de gedichten met wetenschappelijk taalgebruik missen vaak een poëtische klank, terwijl de gedichten over gangbaardere onderwerpen veel meer melodie bevatten:   

In zonlicht helder als een tempelbel
bloost de boomgaard haar appels rood
onder het drassige gras onttrekken de bomen
voedsel aan de doden
hun appels bungelen zoet als zoenoffers
sommige al met schimmelwangen zo zacht
als donzig vrouwenvel maar eenvoudiger te openen

een appel valt en redt
een hongerige vogelziel
die nu rijp genoeg kan groeien
om zijn reis te beginnen
in zonlicht helder als een tempelbel

Dan zijn er nog een aantal gedichten waarin een kinderlijke blik op de wereld wordt verschaft, waardoor opnieuw de eenvoud verwondering oproept en nieuwe perspectieven biedt:

Ga maar weer slapen
er komen geen iemanden door het gordijn
(of wel, maar dan ben jij de enige die ze ziet)

De laatste zin van dit citaat bevat de boodschap die typerend is voor de bundel: houd je ogen open, dan valt er steeds iets nieuws te zien. En dat is voor iedereen anders. Of, zoals Buschenhenke het misschien zelf zou verwoorden: er is meer dan één gebruiksaanwijzing.

Boeken / Achtergrond
special: Interview met de Turkse schrijfster Ayşe Kulin

Schrijven is bewustzijn creëren

.

~

Op een warme dag in mei spreek ik Kulin over Vaarwel, Istanbul, haar roman die onlangs vertaald is naar het Nederlands en handelt over het bezette Istanbul van vlak na de Eerste Wereldoorlog. Buitenlandse mogendheden hebben het Osmaanse rijk bezet en opstandelingen verzetten zich tegen de bezetters en de troepen van de sultan. Het zwaartepunt in het boek ligt echter bij het huishouden van Ahmet Reşat, de laatste Osmaanse minister van Financiën en overgrootvader van Kulin. Zij baseerde dit boek op zijn brieven en memoires.

Vaarwel, Istanbul gaat over een tijd waarin veel verandert. Waarom heb je dit boek geschreven?

‘Mijn grootmoeder liet mij bij haar dood een grote stapel documenten na die zij op haar beurt weer had gekregen van haar moeder. Uit die documenten kwam een intens integere man met echte liefde voor zijn vaderland naar voren: mijn overgrootvader Ahmet Reşat, minister van Financiën van het laatste Osmaanse rijk. Ik ontdekte dat het verhaal van Ahmet Reşat een andere kant van de geschiedenis laat zien.’

Wat is die andere kant van de geschiedenis?

‘Reşat is een man die volledig toegewijd is aan het bewind van de sultan; het is zijn reden van bestaan. Hij is een rechtschapen man die zijn sultan niet wil verraden. Hij weet niet beter, maar door de nieuw ontstane situatie móet hij uiteindelijk wel adapteren, veranderen, en hij doet dat ook. Maar veranderen is altijd pijnlijk en daar gaat dit boek over. Ook de sultan worstelt met al deze veranderingen. Het land is al jaren in oorlog en volledig uitgeput: wat kan hij doen? Hij is zwak en het enige wat hij wil, is zo veel mogelijk behouden van wat hij heeft. En dat begrijp ik heel goed. Daar tegenover staan de jonge mensen, die niets te verliezen hebben en kunnen rebelleren. Jonge mensen van nu kunnen aan hen nog een voorbeeld nemen. Maar ik heb geen boodschap verwerkt in dit boek. Deze roman vertelt het verhaal van een voorbije tijd; het is verdrietig en nostalgisch en geeft tegelijkertijd hoop omdat uit een hopeloze situatie iets nieuws opbloeit. Ik wilde een zo accuraat mogelijk beeld geven van hoe die bezettingsperiode eruit zag. Mensen zijn nu eenmaal geneigd om dit soort dingen te vergeten. Ik wil dat de Turken hun eigen geschiedenis beter leren kennen.’

De jonge verzetsstrijders uit je boek hebben volgens jou dus een voortrekkersrol. Wat zegt Vaarwel, Istanbul over het Turkije van nu?

De tegenstelling tussen conservatisme en het omarmen van de moderniteit, die overal terugkomt in Vaarwel, Istanbul, bestaat ook nu zeker nog. Conservatisme is nuttig zolang het wordt ondersteund door onderwijs, kennis en cultuur. Zo niet, dan is conservatisme een afschuwelijk ding. Conservatisme heeft geen einde: het kan leiden tot fascisme. Het Turkije van nu is in zo’n grote mate veranderd, dat ik ben gestopt met het me trots voelen op dat ik Turks ben.’

De vrouwen in je boek staan op het breekpunt van dit conservatisme en het moderne leven en moeten een manier vinden om daarmee om te gaan. In hoeverre is dit een feministische roman?

Turkse vrouwen is eeuwenlang verteld binnenshuis te blijven en voor het gezin te zorgen. En ergens is het ook heel verleidelijk om zo te blijven leven. Het kost veel energie om de wereld te veranderen. Gewoon lekker blijven zitten en van het leven genieten, is veel gemakkelijker. In mijn boek laat ik zowel sterke als zwakke vrouwen zien. Ik ben een feminist, omdat in mijn land iemand als ik niet anders dan een feminist kán zijn. In het Turkije van nu is het leven voor vrouwen zoals ik, met een opleiding, baan, met moderne families, niet moeilijk omdat we kunnen doen wat we willen. Wij hebben ons eigen leven in de hand. Maar duizenden vrouwen in Turkije kunnen niet zo leven, en dat allemaal vanwege conservatisme of religie. Het is niet mijn plicht hiertegen in opstand te komen, maar ik doe het omdat ik vind dat iedere vrouw de kans moet hebben om zichzelf te zijn. Daarom is het onvermijdelijk dat mijn personages dit feminisme ook uitdragen.’

Je noemt jezelf ook een activist. Wat houdt dat in?

‘Ik ben zeker een activist, iemand die zich altijd tegen het gezag keert. Ik schrijf veel over zwakke bevolkingsgroepen in Turkije; christelijke Turken, Turkse Joden, Koerden, jonge vrouwen die niet naar school mogen, homo’s. De laatste trein naar Istanbul bijvoorbeeld, gaat over Turkse diplomaten die Turkse Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog met gevaar voor eigen leven hebben gered. Toen ik dit ontdekte, vond ik dat mijn volk dit moest weten. Ik wilde dat we zouden inzien dat onze Turkse voorouders iets goeds gedaan hebben in deze periode. Ook hiermee heb ik een stukje geschiedenis toegevoegd. Daarnaast heb ik in een van mijn boeken geschreven over homoseksualiteit, waarmee ik een taboe in Turkije aansneed. Ik vond dat we te conservatief werden en homo’s in Turkije veel te slecht behandelen.’

Is het volgens jou de plicht van bekende schrijvers om op te komen voor anderen?

‘Dat denk ik niet. Schrijvers kunnen dingen niet veranderen, schrijvers kunnen alleen bewustzijn creëren en zaken aanwijzen. Wij kunnen dingen laten zien die anders verborgen blijven. Ik houd van schrijven, dus ik schrijf. Maar ik voel me altijd verantwoordelijk voor wat ik doe. Als ik over geschiedenis schrijf, moet het daarom waarheidsgetrouw zijn. Ik ben als schrijver gelegitimeerd om te spelen met de feiten, maar ik geef mijn lezers de correcte versie zodat zij de mogelijkheid krijgen het echte verhaal te leren kennen. Daar blijft het bij. Het is niet mijn plicht als schrijver om anderen een boodschap op te leggen. Want wat in mijn ogen goed is, kan in andermans ogen fout zijn. Daarom kan ik alleen maar uitdragen wat ik zelf vind, niet wat anderen moeten vinden.’

Vaarwel, Istanbul verscheen op 14 mei bij uitgeverij De Geus.

Theater / Voorstelling

De vertrouwde vreemdeling

recensie: Nieuw Utrects Toneel - WEG! Een reisverhaal voor thuisblijvers

.

Het had eigenlijk een hotel moeten zijn, maar omdat de uitbuiter failliet ging staat de ruimte in de spits van het gebouw naast de A2 nu al vijf jaar leeg. The Wall, een ‘shopping- en belevingscenter’ dat zich op zijn eigen website het visitekaartje van Utrecht en Leidsche Rijn noemt, is om meerdere redenen een interessant gebouw. Deze uitvergrote vangrail, die tegelijkertijd winkelcentrum en geluidsmuur is, springt door zijn vorm en felle rode kleur elke A2-rijder in het oog. Je kunt er lasergamen, naar de Toys XL of snel een hapje halen bij de McDonalds. Van 5 tot en met 15 juni kun je er nu ook de nieuwe voorstelling van het Nieuw Utrechts Toneel bezoeken.De voorstelling is ondanks het betonnen decor sfeervol, niet alleen omdat er ook een driegangenmaaltijd en een afterdinnerconcert aan verbonden zijn. Er liggen zelfs hotelbijbels op de divans waarop de bezoekers mogen uitbuiken. De piccolo’s hebben nu eindelijk gasten in hun hotel, en die weten zij ook te trakteren. In het tweede gedeelte stappen de acteurs bijna volledig uit hun rol en vertellen zij als zichzelf over de voorstelling, gewoon aan tafel tussen het publiek.

Hier krijg je de kans om als vreemdeling de andere theatergangers te leren kennen. In de gerechten zitten een paar inhoudelijke verwijzingen naar de voorstelling.  Zo aten wij runderbavette onder het thema van Europa en de Stier en is de amuse een verwijzing naar een roman van Toon Tellegen. WEG! volgt dus de formule van de eerdere voorstelling Geluk, waar het Nieuw Utrechts Toneel op het dak van de A2 een theater met een geëngageerd thema combineerde met een diner.

Theater op locatie
Het Nieuw Utrechts toneel is als gezelschap gevestigd in Leidsche Rijn, een megalomane vinexwijk, vers uit de verpakking, die nog steeds moet zoeken naar zijn eigen identiteit. De straten zijn zo mooi en nieuw en de wervingsteksten zijn ondanks alles zo positief, dat ik mij er soms bijna in Disneyland waan. Chronische leegstand van een groot deel van een prominent winkelcentrum is dan ook een fascinerende barst in de illusie van deze schijnbaar perfecte voorstad. Want hoeveel kun je nu eigenlijk echt beleven in het belevingscenter? Daarom is het jammer dat de voorstelling WEG! al zo snel de diepere thematiek van de locatie verlaat om het over de Vreemdeling te hebben. Hoe treffend de locatie ook gekozen is en hoe zeer de plek ook werkt in het voordeel van de voorstelling, helaas is het meer theater op locatie dan locatietheater. Onderwerpen als immigratie, onverschilligheid voor het leed op andere continenten en nostalgie passeren de revue maar met de idealistische jarennegentig-PVDA-toon waar Pim Fortuyn en de zijnen zich zo tegen hebben afgezet. Het is precies dat utopische ‘laten we alle grenzen opengooien’-sentiment dat ook in iedere baksteen van Leidsche Rijn zit ingebakken. Hoewel ik er wel bij moet vermelden dat in de voorstelling ook kritiek werd gegeven op het romantiseren en idealiseren van de vreemdeling en de exoot. Het doorgewinterde theaterpubliek zal echter allang bekend zijn met deze argumenten heen en weer.

Hoewel WEG! wel een geëngageerd onderwerp heeft, is het toch niet te beschouwen als een politieke voorstelling en kun je het stuk beter beleven door je mee te laten voeren door de treffende scènes, de grappige personages en de prachtige spanning tussen publiek en performers. Als ervaring is WEG! dan ook een zeer geslaagde voorstelling, maar net als bij de locatie zelf bleef ik toch achter met de vraag wat het geweest had kunnen zijn.