Muziek / Album

Bombastische bravoure

recensie: Epica - The Quantum Enigma

.

Met The Quantum Enigma brengt Epica hun zesde studioalbum uit. Een album dat in ruim een uur of dertien verschillende stukken langs laat komen, als een sonische en bombastische symphonie waarin alle elementen die we kennen uit de symfonische en powermetal voorbij komen.

Het metalgenre is waarschijnlijk het meest rijke genre dat er is. Er zijn weinig muziekstijlen die zo’n enorme diversiteit aan stijlen kent als deze. Toch bekruipt de vraag meer en meer of met de moderne technieken van nu, waarin steeds meer distortion, laagte, triggers en guttural grunts wordt gebruikt, metal nog wel metal genoemd mag worden. Het genre is in de basis een stroming dat voor authenticiteit staat, zich tegen de gevestigde autoriteit keert en haar eigen niche van de mainstream maatschappij inneemt. Nu steeds meer bands de brug proberen te slaan naar de mainstream, kunnen we beter spreken van een nieuw soort cross-over.

Trots wordt er melding gedaan dat men voor het eerst met een nieuwe producer in zee is gegaan: Joost van den Broek en mixer Jacob Hansen (bekend van Volbeat, Hatesphere, Amaranthe). Met deze mensen achter de knoppen is gezocht naar een compacter en volwassener geluid. Tevens is The Quantum Enigma meer dan voorheen een collectief geschreven plaat. De thematiek van dit album draait rondom ‘an exploration of the subconscious mind’.

Weinig episch
In de praktijk valt er weinig terug te horen van het feit dat de composities tot hun essentie zijn teruggebracht en compacter zouden zijn, getuige het laatste nummer dat ruim tien minuten klokt. De tracks kennen bij het eerste gehoor het probleem nogal op elkaar te lijken. Dit komt niet in de laatste plaats doordat in de productie praktisch alle nuances gladgestreken zijn. Hiermee stoot bijna 70 minuten lang een sonisch en bombastische drone uit je speakers, die de niet-geoefende luisteraar al gauw murw slaat. Het is van tevoren te hopen dat de nummers onderling eruit springen, qua eigen compositie, qua thematiek en vooral qua afwisseling.

De tragiek van deze plaat is echter dat elk nummer inwisselbaar klinkt. Het geluid is volledig vol gedrukt met instrumenten en zang. Voor een band die Epica heet, is de plaat ironisch genoeg weinig episch, behalve wellicht het instrumentale ‘The Fifth Guardian – Interlude –’, die doet denken aan de tragische val van de held van een of andere Chinese blockbuster. De plaat mist een herkenbaar, eigen gezicht. Zelfs na meerdere luisterbeurten blijft het album klinken als een modern symfonie-orkest, zonder een bepaald verhaal te willen vertellen. Het is de nietszeggendheid die we kennen van meerdere moderne metalbands die zo nodig hun werk met een metropool-orkest moeten opnemen. Het voegt weinig tot niets toe, behalve een kriebelige deken van synthetisch klinkende muziek, die wollig en saai aandoet. 

Daarmee sterft deze plaat ook uit. Wanneer het toch nog beetje epische afsluitingsnummer ‘The Quantum Enigma – Kingdom of Heaven Part II’ na zo’n tien minuten uitdooft, is de hele ervaring van deze plaat ermee weggedoofd. Muzikaal geweld, gitarengekletter, vallende drums, her en der wat grunts en een engeltje die er boven uit zingt, teloorgegaan in een overdaad aan bombastiek.

Boeken / Fictie

Het beloftenteam van de literatuur

recensie: Diverse auteurs - De Tien

.

De belofte van dit tiende nummer is – net als destijds de aankondiging van Das Magazin – niet zonder bravoure: ‘Tien auteurs die het gezicht zullen vormen van de literatuur van morgen. Voor dit boek schreven ze elk een nieuw verhaal dat hun schrijverschap definieert.’ Wie spreekt van ‘de beste’, maakt nieuwsgierig naar de maatstaven. Die waren ‘legio’, zegt het voorwoord, maar uitgelicht worden verbeelding, stijl, oorspronkelijkheid en het uitdragen van de literatuur. Als de tien verhalen vervolgens tegenvallen, rijst de vraag waarmee ook Louis van Gaal deze dagen om de oren wordt geslagen: lag het aan het systeem, of aan de uitvoering?

Trucje
Eerst: uit wie bestaat dit beloftenteam? Op volgorde van geboortejaar: Maartje Wortel, Cristophe van Gerrewey, Joost de Vries, David Pefko, Hanna Bervoets, Özcan Akyol, Philip Huff, Daan Heerma van Voss, Yannick Dangre en Thomas Heerma van Voss. Hoewel het woord ’team’ misschien niet op z’n plaats is, ontkom je er bij zo’n verzameling niet aan een beeld te vormen van de stand van zaken in de jonge, Nederlandse literatuur. Ik werd – helaas – niet bepaald van mijn sokken geblazen.

Van wie ik al kende, verrast niemand me. Bij Hanna Bervoets zijn ook nu de personages ontwapenend, maar het gaat steeds dezelfde kant op: richting het gruwelijke. Het mag dan misschien zijn wat haar ‘schrijverschap definieert’, het doet af aan het verhaal als het einde een trucje lijkt. Ook bij Özcan Akyol en Philip Huff ontbreekt een ziel in het vertelde. Het is allemaal te licht, te willekeurig, al heel snel weer vergeten.

Fijne kerels
Positiever dan: Maartje Wortel schreef een mooi verhaal over een vrouw die in een camper woont, en verliefd wordt op een bekende actrice. Prettige stijl en ideeën die bijblijven – ik heb meteen haar laatste roman IJstijd aangeschaft.

Samen met Maartje Wortel was het verhaal van Joost de Vries favoriet. Hij vindt precies de goede toon om te schrijven over twee broers die naar Waterloo afreizen om daar de veldslag waar Napoleon verslagen werd na te spelen. Wordt over deze hobby doorgaans nogal geringschattend gedaan (denk aan Paul de Leeuw in de film Alles is liefde), bij de Vries worden de broers fijne kerels. Een andere ‘soldaat’ wordt dan wel weer heel geniepig omschreven:

Ik besloot dat ik Raymond mocht zoals je bepaalde taxichauffeurs mocht – omdat je niets met hen te maken hebt maar toch je leven in hun handen legt. De vertrouwensband werd nog eens versterkt omdat hij precies het soort vormeloze grijs-paarse trui droeg met een geometrisch patroontje dat mijn lievelingsleraar op mijn protestants-christelijke basisschool had. Groot kaal hoofd, wangen als zadeltassen, maar een smalle, puntige, harde neus, een en al kraakbeen – je kon je voorstellen dat je zo’n neus in het slot stak en het ermee open wriemelde.

Het schrijftalent en plezier spat van de pagina. Heerlijk. Hoewel het geen wedstrijd is, steken dit soort passages er toch echt wel boven uit. Bij Yannick Dangre mis ik stijl: hoewel hij eigenlijk het grootste verhaal vertelt, wordt het nergens echt heet onder de voeten. Zijn bijdrage leunt daarvoor te zeer op vlotte leesbaarheid en een verrassingseffect aan het slot.

Precies andersom is het bij Daan Heerma van Voss. De verrassing zit al het gegeven: een doodnormale man wordt verward met de huurmoordenaar die het op hem gemunt blijkt te hebben. Hoewel het ingenieus en grappig in elkaar zit, zakt het verhaal in als blijkt dat de ‘onschuldige’ man doelwit is vanwege ‘niet oprecht leven’. Brr, en dat leidt dan ook nog tot nieuwe inzichten: ‘principes, waarden en juistheid van leven zijn grootheden waarnaar je behoort te leven’.

Meer willen
Zoals gezegd: De Tien is een sympathiek initiatief waar ik eigenlijk niet al te kritisch over wil doen. Maar hoe goedmoedig je er ook in gaat, je wordt teleurgesteld. De vraag wat een kort verhaal eigenlijk moet bieden dringt zich op. Toch op z’n minst: meer willen. Nieuwsgierig worden, geprikkeld raken. Dat gebeurt helaas nauwelijks. Ook niet door de kaft overigens, en dat terwijl Das Magazin juist bekendstaat om de prachtige vormgeving. Volgens mij kan men beter dan dit. Kunnen negen van de tien echt wel scherper, driftiger en mooier schrijven. De uitvoering dus, niet het systeem. Bij het volgende jubileum dan maar?

Film / Films

Homo ex machina

recensie: Transcendence

.

Boeken / Fictie

Echo’s

recensie: Stefan Pop - Moet je nou eens horen

Moet je nou eens horen is het eerste boek van stand-up comedian Stefan Pop. In veertig zeer korte verhalen probeert Pop de lezer aan het lachen te krijgen. Een missie die in het geval van ondergetekende helaas niet geslaagd is.

Het is moeilijk om te zeggen waar het precies aan ligt dat het boek niet het beoogde effect heeft. Pop laat namelijk wel zien over veel fantasie te beschikken. De situaties waarin hij zijn personages plaatst hebben in ieder geval meestal de potentie om grappig te zijn. Zo zijn er gasten op de Titanic die als ware hipsters de muziek van het orkest bekritiseren terwijl iedereen probeert het vege lijf te redden, is er een bewaker van de Mona Lisa die een ware eiergooihype ontketent en is er een jongeman wiens cafébezoek volledig uit de hand loopt.

Gevaar
Bovendien is het concept van het boek verfrissend. Er is geen ruimte voor diepgang in de verhaaltjes die gemiddeld slechts vijf pagina’s tellen, maar dat is ook niet de bedoeling. Voor hetgeen Pop op het oog heeft, is de lengte perfect; lang genoeg om een grap te maken en kort genoeg om ervoor te zorgen dat de lezer door wil blijven lezen, ook al valt het geheel tegen.

Toch kleeft er ook een groot gevaar aan een bundel als Moet je nou eens horen. Voor degene die de humor van Pop niet kan waarderen, blijft er weinig over om van te genieten. Pop is immers in eerste plaats komiek en geen stilist. Het is daarom niet mogelijk om terug te vallen op mooie zinnen. De bundel staat of valt dan ook met het gevoel voor humor van de lezer.

Onorigineel
Aan het gevoel voor humor van deze lezer zal het vast schorten, want ik heb mezelf niet kunnen betrappen op een glimlach bij het lezen van een van de verhalen. Oorzaak hiervan is vooral het gebrek aan verrassing. Pop steekt bijvoorbeeld de vergelijking tussen hamburgers van de McDonald’s en zaagsel misschien in een nieuw jasje, maar dat maakt de grap zelf niet minder oud. Ook in een verhaal als ‘De acupuncturist’ – dat over iemand gaat die van zijn stress af wil, maar tijdens zijn sessie alleen maar bezig is met zijn telefoon en social media – wordt juist net die grap gemaakt die niet bijster origineel is.

Het zijn deze voorbeelden die tekenend zijn voor de bundel. Pops grappen zijn vooral echo’s van grappen die al zoveel vaker gemaakt zijn. Moet je nou eens horen blijft daarmee hangen in interessante uitgangspunten waar Pop niet genoeg gebruik van maakt.

Boeken / Fictie

Masker en nog eens masker

recensie: Siri Hustvedt (vert. Auke Leistra) - De vlammende wereld

‘Alle intellectuele en artistieke ondernemingen, zelfs parodieën en andere grappig dan wel ironisch bedoelde uitingen, doen het beter bij het publiek als het weet dat ergens achter dat grote werk of achter die grote volksverlakkerij een pik en een paar ballen gesitueerd kunnen worden.’

Aldus Harriet Burden, held van Siri Hustvedts nieuwe boek De vlammende wereld. Ze was altijd al meer dan alleen maar de vrouw van, maar haar man was Felix Lord, vooraanstaand kunstverzamelaar, en haar kunst was te weinig conventioneel. Nu Lord echter dood is, voelt Burden een drang zich te wijden aan oude ambities, ze gelooft en hoopt iets teweeg te kunnen brengen met haar werk.

Filosofie van zien

‘Wat mij interesseerde waren percepties en hun grilligheid,’ noteert Burden in een van haar notitieboeken, ‘het gegeven dat we meestal zien wat we verwachten te zien.’ Ze gelooft dat niemand zomaar met een vrije blik kijkt – er zit altijd iets in dat hoofd dat een blik kleurt. We hebben te maken met oppervlakkige details als het humeur en het weer, maar onbewuste prikkels hebben evenveel en misschien wel meer invloed op wat de hersenen denken te zien. Burden besluit voor haar nieuwe project, getiteld ‘Maskings’, gebruik te maken van maskers (i.e. jonge mannelijke kunstenaars) om de blik te sturen en toeschouwers doelgericht te prikkelen (‘De Grieken wisten dat het masker in het theater geen vermomming was maar juist bedoeld om dingen te onthullen.’). Ze hoopt haar waarheid op die manier duidelijker te kunnen verkondigen en eindelijk goedgekeurd te worden door de New Yorkse art scene, een kliek die ze in feite verafschuwt.

‘Maskings’ bestaat uit drie exposities, ieder vertegenwoordigd door een ander pseudoniem. Iedereen zal versteld staan, gelooft Burden, als duidelijk zal worden dat zij de maker van het bejubelde werk blijkt te zijn. De eerste twee maskerdragende mannen laten zich gewillig leiden door Burdens geestdrift, maar nummer drie, Rune, toont zich even intelligent als de vrouw met het idee. Hij speelt een spel dat Burden zou moeten herkennen uit het werk van Kierkegaard, een van haar grootste inspiratiebronnen, maar het ontgaat haar volledig. Rune vernedert de vrouw die hij zegt zeer te bewonderen op de zuurste manier denkbaar. Harriet Burden wilde haar gelijk halen, en Rune geeft haar dat. Maar niet op de manier die ze voor ogen had (hint: ‘een pik en een paar ballen’).

Hersentatoeages

De vlammende wereld heeft de vorm van een anthologie, samengesteld door ene I.V. Hess enkele jaren na Burdens dood. Bovenstaande passage maakte haar nieuwsgierig naar de persoon Harriet Burden, resulterend in deze verzameling dag- en notitieboekfragmenten, recensies, interviews, en ‘hersentatoeages’ (verbale herinneringen) van familie, vrienden, en mensen uit de art scene. Wat opvalt is dat het boek ondanks het fragmentarische karakter en de bijna constante wisseling van perspectief, altijd een boek over Harriet Burden blijft. De verschillende inzichten bevestigen en/of schuren, wat een werkelijkheid laat ontstaan die op een andere manier niet mogelijk was geweest. Hoe het verhaal rondom ‘Maskings’ ongeveer afloopt weet de lezer al na het eerste hoofdstuk, de spanning zit dan ook grotendeels in de puzzel die Burden is; De vlammende wereld is zo sterk vanwege Burdens levendige en immense ideeënwereld.

De ongewone vorm van De vlammende wereld maakt het mogelijk Burdens verhaal en tegenstrijdige karakter op een kunstige manier te illustreren. Siri Hustvedt krijgt het voor elkaar uit te leggen wat Burden wil met haar kunst en, om met behulp van het wisselende perspectief, te laten zien waarom dat doel onbereikbaar is: we zien inderdaad enkel wat we verwachten te zien. Burdens poging dit idee te onthullen door de blik van het publiek te sturen is een contradictie die past in dit boek: Burdens verhaal is er een van identiteit, haar gebruik van (rivaliserende) pseudoniemen wijst op een voortdurend onderzoek van haar ideeën, ervaringen en acties. Zo gezien hebben we niet alleen te maken met een individuele stem per fragment, maar ook met verschillende stemmen van de hoofdpersoon. Deze caleidoscopische eigenschappen liggen er echter niet te dik op, gespeend van deze kunstgrepen is De vlammende wereld ook gewoon een verhaal over een vrouw die heftig twijfelt aan haar identiteit. De kunst van Hustvedts werk is dat dit boek zo veelzijdig is dat er eindeloos gezien en geïnterpreteerd kan worden.

Theater / Achtergrond
special: Oerol 2014

Nature & Nurture

.

De ‘Sense Of Place’ die Oerol sinds vorig jaar aan het festival meegeeft keert dit jaar in alle hoeken en gaten terug. Op weg van voorstelling naar voorstelling met een flinke wind waaiend om je oren, duiken de prachtige decors van andere voorstellingen die je naar nog meer locatietheater doen verlangen en kunstige installaties aan weerszijden in het afwisselende Terschellingse landschap op. Uit eigen ervaring kan niet gesproken worden als gezegd wordt dat Oerol dit jaar meer dan voorheen het landschap betrokken heeft in haar programma, maar de verbinding tussen natuur en cultuur staat als een paal boven water.

© Frank Timmers© Frank TimmersZaterdag 14 juni

Bij Being Arthur werd aangenaam kennis gemaakt met het Kameroperahuis en zijn locatietheater. Het neemt je mee het bos in, waarbij de stoet mensen die volgt als een heidense processie aandoet. Eenmaal op de open plek werd Arthur onder begeleiding van middeleeuwse klanken de eenentwintigste eeuw in gehaald, waarbij leiderschap van alle tijden blijkt te zijn en de groepsstrubbelingen aan de hand van conflicten in en rondom de tourbus getoond worden. Tot slot kwam het, in deze tijd niet te missen, thema gender aan bod: Arthur is onbewust een vrouw geworden.

De indrukwekkendste voorstelling van Oerol heeft de grootse desolate vlakte van de Noordsvaarder als decor. Spinvis en Saartje van Camp spelen hier samen de perfect passende dansopera Kintsukuroi, een fragmentarische voorstelling met een verhaal dat gaandeweg over de tsunami blijkt te gaan. Het thema verbeelding spreekt minstens net zo aan op een locatie die daar zeer sterk tot spreekt. De originele composities die klinken onder Spinvis’ beeldende stem smelten samen in het verzicht.

© Frank Timmers

© Frank Timmers

Zondag 14 juni
In OPMAAT, een samenwerking tussen Atelier Oerol en Over het IJ Festival, wordt de bezoeker een dag lang al fietsend over het eiland naar de werken van zes nieuwe theatermakers gebracht. De werken van drie makers springen er uit, deze laten je allen het landschap op een nieuwe manier beleven. Johannes Bellinkx toonde zijn publiek het zicht op lucht, land en zee door een kader. De werkelijkheid werd hierdoor tot theater, waarin schepenpatronen tot de mise-en-scène behoren en de boot naar het vasteland een personage wordt. Dan duiken er ineens vreemde objecten op in het landschap en is het echt geënsceneerd.

Laura Groeneveld geeft haar publiek een plekje voor zichzelf in een poëtisch beeld dat gevormd wordt door 50 stoelen in een duinlandschap, waar met een beetje geluk enkele ossen in vertoeven. Met een envelop in de hand wordt plaatsgenomen op een van deze stoelen en is er even niets meer dan het landschap, het andere publiek en jijzelf. Teksten ter bewustwording en opdrachten leiden je ondertussen naar een la vol schatten waarin je de eigen kwijt kunt. Je thuis.

Een door het levende getekende man neemt je met zijn krakende stem mee op pad in Thabi Moois wandeling. Van opstaan naar liefde tot weggaan, verschillende levensfases keren via mooie metaforen terug. Drie spelers geven van begin tot einde dynamiek aan het landschappelijke zicht, waarin de toeschouwer tot slot uitgenodigd wordt voor een slok sterke Terschellingse drank onderwijl de oude man de duinen in verdwijnt en zijn levenspad eindigt.

Maandag 15 juni
Op Terschelling zou in de geografische lijn van Jeruzalem en Mekka een klooster kunnen hebben gestaan. Vanuit dit idee is de samenwerking tussen Swarte Kunst, de PeerGrouP en De Hollanders ontstaan, resulterend in Het Klooster. Van een idyllisch tegen het duin aangelegen weiland hebben zij een archeologisch opgravingterrein gemaakt, waar het klooster Sankt Gallen zou kunnen hebben gestaan. Een mooi idee, maar na een rommelige inleiding komt de rest van de rondleiding niet meer van de grond. Wat niet te wijten is aan het kinderlijke enthousiasme van de spelers, die bevlogen over hun ontdekking vertellen. Maar na de stortvloed van informatie in de eerste rondleiding op het terrein zijn de drie volgende wat veel. Het lied dat tussendoor gezongen wordt en waar eveneens mee wordt afgesloten is het enige element waarmee de sfeer van het klooster voelbaar wordt gemaakt. Het Klooster is een mooie fantasie, maar de werkelijkheid blijkt wat minder te zijn.

© Saris & den Engelsman

© Saris & den Engelsman

In Like 4 Real van het dansgezelschap ISH en de kunstenaar Dadara wordt de werkelijkheid flink op de hak genomen. Na een mooie boswandeling, leidend langs kunstige illustraties waarin op vindingrijke wijze de Facebook-duim is verwerkt, is het publiek bij de eerste stop getuige van een jongen die in de hyperrealiteit van het bos verdwaald is en enkel nog in digitermen denken kan. Bij de tweede stop voegen de dansers zich bij hem en verbeelden ze door middel van poppin’ en lockin’ de digitale muren waartussen hij vastzit. Uiteindelijk wordt in het decor van de zandafgraving het gehele verhaal van de aan social media verslaafde manspersoon uitgedanst en gespeeld. Hierbij worden koekjes als slimme symboliek gebruikt. Op het moment dat je wil stoppen met eten, dwingt je omgeving je om door te gaan is de gedachte. Van het landschap wordt goed gebruik gemaakt in de dans, opstuivend zand en steile hellingen maken deze tot een waar spektakel. Door de invallende duisternis doet de omgeving magisch aan en worden de verschillende decordelen uitgelicht. De uitbundigheid van de hoog gelegen tempel maakt samen met het happy end van het verhaal Like 4 Real tot een modern sprookje.

Woensdag 16 juni
Van begin tot eind is Samoerai van het Ro Theater slapstick, met tussendoor mooie monologen door Jack Wouterse als aandoenlijke portier. In deze voorstelling belandt het publiek in een nachtmerrie van wasdraden afkomstig van de Action, die al een dilemma op zich vormen. Totdat je veel te vroeg opgeschrikt wordt door de wekker, de voorstelling af en de verschrikking van het verslapen slechts een droom bleek te zijn. Op Oerol speelt Samoerai in een boerenschuur, het is weer eens wat anders om via een erf als foyer de zaal te betreden. Helaas voegt de locatie aan de voorstelling zelf niets toe, er vindt geen interactie plaats tussen beiden. Samoerai is daarmee theater op locatie, maar zeker geen locatietheater.

Donderdag 17 juni
De bemanningsleden van de Rooftoptigerrr, een knap gefabriceerde installatie van gerecycled materiaal die als een UFO aandoet, nemen het publiek mee naar de Seinpaalduin: een van de hoogste duinen van Terschelling. Na het beklimmen van de duin is het uitzicht op West-Terschelling, de Waddenzee, de Noordsvaarder en het Groene Strand al betoverend. Een sterke start, die samen met veelal onbekende medepassagiers beleefd wordt. Eenmaal in het ruimteschip leer je elkaar steeds beter kennen, door het bakken van een pizza tot het tekenen van jouw eigen utopische plek. Door de dik aangezette, maar geloofwaardig blije bemanning die bepalend is voor de sfeer aan boord komt de utopische wereld even heel dichtbij. Een blik van de kapitein van het schip, intens gespeeld door een Terschellings meisje, zorgt ervoor dat je persoonlijk naar Utopia gehaald wordt. Zelfs Dystopia kan de pret niet drukken; Monsanto wordt een Zuid-Amerikaans dorpje en Shell zorgt voor het onderhoud op zee.

© Saris & den Engelsman

© Saris & den Engelsman

Na middernacht een voorstelling bezoeken is al speciaal, al helemaal als deze vlak naast uitgestrekte duinen plaatsvindt en de weg er naar toe onverlicht is. Het openingsbeeld van Flyland van David Middendorp, waarbij twee in donkere pijen gehulde dansers zich over het toneel bewegen, past bij de mystieke duisternis. Hun beweegredenen blijven echter ook na de eerste minuten onduidelijk, waardoor de onafgemaakte bewegingen gaan storen. De opvolgende luchtbeelden van Terschelling waarover de dansers zich rollend voortbewegen maken de rest van de voorstelling goed. De ingeving om het landschap vanuit de lucht de voorstelling in te halen creëert een nieuwe ‘Sense Of Place’. Helaas voegde de dans zelf hier weinig aan toe door een onheldere timing en krachteloze energie die voor mij weinig te maken heeft met het gevoel te vliegen. Door de drijvende muziek en de prachtige beelden is Flyland echter een onvergetelijke ervaring en een noemenswaardige Oerol-afsluiter. 

Theater / Achtergrond
special: Guusje Kaayk illustreert Oerol 2014

Oerol in 10 schetsen

.

Al sinds 1996 maakt Guusje Kaayk getekende reportages van dans-, theater- en muziekvoorstellingen. Vele edities van o.a. Oerol, North Sea Jazz, Holland Festival, Theater Festival Boulevard heeft ze vastgelegd. In 2011 ontdekte Kaayk de iPad. Geen krijt, geen potlood of pen, maar haar vinger en een soort tekenpen volstaan sindsdien om de bewegingen van dansers, acteurs en musici vast te leggen. Ook dit jaar maakte zij een iPad-verslag van de voorstellingen op Terschellings Oerol 2014.

11641-1.jpg
tgEcho – Stel je bent een koe
In een weiland tussen de koeien geven Lotte Dunselman en Anna Schouten een kijkje in de gruwelijke realiteit van de bio-industrie.  Zij duiken in verschillende personages van politicus tot uitbener, van chef-kok tot varken.

11641-2.jpg
Charlotte Caeckaert – Demarrage
In de duinen aan een lange tafel spreekt Jeanne d’Arc haar ridders (publiek) aan en ontdekt in het publiek haar nieuwe lading ridders, die vervolgens allemaal een metalen hobbelpaard bestijgen voor de grote strijd.

11641-3.jpg

Dudapaiva Company – Break a legend
Babyduiveltje Morningstar neemt het publiek mee naar verschillende plekken in het bos. Tussen struiken en onder omgevallen bomen verbeelden poppen en dansers figuren uit de mythologie. Schikgodinnen zingen vrolijke liedjes.


11641-4.jpg
NNT / Sarah Moeremans – Crashtest Ibsen 11 – volksvijand
Prachtige locatie is omgebouwd tot het kuuroord. De inwoners van het stadje zijn economisch afhankelijk van het bronwater dat vergiftigd blijkt te zijn. Er ontstaat een botsing tussen idealisten en opportunisten en ontaardt in verjaging van de “volksvijand”.

11641-11.jpg
The Young Ones, Cirque de la faim – theater van de honger
Op een stuk weiland geweldig horror-circus met woede, liefde, chaos en de actualiteit van de crisis in het Europa van nu. Gespeeld door jong theatertalent uit Oost-Nederland en artiesten uit Oekraïne.

11641-6.jpgTouki Delphine / Veenfabriek / Paradiso –  One Hot Minute
Op een loopband komt de geschiedenis voorbij van de evolutie van de aap tot mens tot het heden. Van Aristoteles tot Bach, van ontdekkingen en zelfmoorden, van het vallen van de muur en de zorgrobot. Een grappige poppenkast met experimentele sountracks.

11641-7.jpgKarina Kroft ism de Amsterdamse kleinkunstacademie – Romeo en Julia
De actrices spelen allemaal Romeo en Julia op hun eigen manier. De ene Julia is zo bang om te leven dat ze liever sterft, terwijl de andere Julia juist naief en vrolijk is. Tijdens de voorstelling stappen de spelers  regelmatig uit het stuk om het publiek aan te spreken.
 

11641-8.jpgDavid Middendorp / Korzo Producties – Flyland
Om middernacht in een duinpan verandert het wit van de dansvloer in een wolkendek. Met de dansers stort het publiek mee naar beneden om daarna in een vogelvlucht over magisch Terschelling te zweven. 
 

11641-9.jpgSpinvis en Saartje van Camp – Kintsukuroi
Met prachtige dans en muziek speelt op het Noordvaarderstrand onder  prachtige wolkenpartijen het ontroerende verhaal over de liefde van een oudere man voor een jonge vrouw die slachtoffer wordt van de tsunami.
 

11641-10.jpgToneelgroep Oostpool – Buzz Aldrin, waar ben je gebleven
Op het meest oostelijke puntje van Terschelling identificeert de tuinman Mattias zich met Aldrin, tweede man van de eerste maanlanding in 1969. De onbekende Aldrin, belangrijk en onopgemerkt, wordt zijn idool.

Kijk voor meer schetsen op www.ipadsketch.net en lees hier het verslag van Oerol 2014

Boeken / Fictie

Het zoveelste bewijs van het genie van Joseph Roth

recensie: Joseph Roth (vert. Elly Schippers) - Vlucht zonder einde

Langzamerhand dringt het steeds meer door dat de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth uit het vooroorlogse stof is herrezen. Met de toevoeging van Vlucht zonder einde (1927), een relatief vroeg werk, zijn nu de meeste van zijn romans in voortreffelijke vertalingen beschikbaar.

Franz Tunda vecht in de Grote Oorlog aan het oostfront, belandt als krijgsgevangene in Siberië, helpt een revolutionair handje mee in het Rode Leger en keert uiteindelijk terug in het naoorlogse Wenen en Berlijn. Daar wordt hij, al dringt dat maar mondjesmaat tot hem door, als een vreemdeling gezien en behandeld. Tunda verlaat verloofde Irene voor de oorlog. Op het eind van de roman herkent zij hem niet en loopt hem straal voorbij: haar leven is intussen een heel andere richting gegaan. Laatste zin van de roman: ‘Niemand op de wereld was zo overbodig als hij.’ Wat hooguit op een haar na verschilt van de overtollige mens die in menige Russische roman aan het tobben is.

Pareltjes


Vlucht zonder einde, knap en adequaat vertaald door Elly Schippers, verrast door snelle wendingen in beschrijvingen, gedachten en dialogen van personages in wie Roth zich soepel inleeft, ook al verschijnen ze maar kort in beeld. Een dame ‘nam het gebakje met leren vingers aan, stopte het tussen lippen van karmijn, kauwde met tanden van porselein – of haar gehemelte echt was, was nog maar de vraag.’ Beknopt en fantastisch beschrijft Tunda zijn vrijpartij:

Het was donker, we voelden het bed, we zagen het niet. ‘Hier prikt iets,’ zei ze later. Maar we deden het licht niet aan. Ik kuste haar, ze wees me met haar vinger nu eens hier, dan weer daar, haar huid glansde in het donker, ik volgde met trillende lippen haar dansende vinger.

Sommige zinnen, hoe compact ook, zijn zo rijk aan uit elkaar voortvloeiende nuances en associaties dat er niets anders op zit dan ze twee of drie keer te lezen. Eén voorbeeldje: ‘Hij bezat meer zelfstandigheid dan nuttig is voor een theorie die het leven aan zichzelf tracht aan te passen.’ Roth blijft mede zo leesbaar door een stijl waarin het journalistieke en literaire voorbeeldig vervlochten zijn. Geen lange uitweidingen, geen darlings die de dood verdienen. ‘De booglampen schommelden en veegden lichte schaduwen over de vochtige stenen.’ Zo’n zin is accuraat genoeg om net niet te poëtisch te worden. Prettig is ook de licht schertsende inslag van heel wat passages.

Stand-in


Toch kleeft er ook iets merkwaardigs aan Vlucht zonder einde. Aanvankelijk voerde Roth zijn hoofdfiguur in de eerste persoon op, waarna hij die ‘aus der ersten Person in die dritte’ veranderde. Franz Tunda is dan de vriend van de ik-figuur en deze draagt net als de alwetende romancier de naam Joseph Roth. Dat mag, maar tegelijk kán dat niet: het is onmogelijk dat de romanfiguur Roth net zo alwetend is aangaande zijn vriend Tunda als de romancier zich dat veroorlooft. Het effect is dat karakter en gedachtegoed van Tunda nogal overeenkomen met die van vriend Roth. Tunda lijkt diens stand-in. Dit maakt de roman tot een bijna postmodern curiosum. Toch leidt die welbewust toegepaste ‘fout’ allerminst tot een mislukte roman.

Het strookt met Tunda’s ‘overbodigheid’ dat Roth niet echt tot hem laat doordringen, alsof Tunda ook niet helemaal tot zichzelf doordringt. Deze richt zijn aandacht liever op een opeenvolging van bijfiguren. Beschreven wordt ook eerder wat Tunda ziet en hoort en wat hij daarvan vindt. Het verhaal heeft daardoor een sterk zintuiglijke inslag. Veel beschrijvingen worden bovendien verdubbeld in een metaforiek die op een mooie manier ook afleidend werkt.

Euroscepsis


Al heeft Roth het over Tunda, mogelijk zag hij zich als een ‘modern mens’:

een Europeaan, een individualist, zoals ontwikkelde mensen zeggen. Om zich uit te leven had hij ingewikkelde verhoudingen nodig. Hij had de sfeer van duistere leugens nodig, van valse idealen, ogenschijnlijke gezondheid, duurzaam bederf en rood beschilderde geesten, de sfeer van kerkhoven die eruitzien als balzalen, of als fabrieken, of als kastelen, of als scholen, of als salons.

Dankzij Roth’s visionaire inslag (de Tweede Wereldoorlog voorvoelde hij ook) lijkt hij de moderne mens te voorzien die in ons tijdperk de wereld bevolkt. Enigszins dreigend klinkt het wél.

Ook hoopte Tunda destijds ‘op een verenigd Europa onder het bewind van een paus met een werelds dictatoriaal gezag of zoiets.’ En: ‘…die gemeenschap bestaat niet, anders zou ze zichzelf wel in stand weten te houden. Het lijkt mij trouwens zeer de vraag of er wel iets in het leven te roepen valt.’ Euro-scepsis avant la lettre.

Kunst / Expo binnenland

Grey New World

recensie: Paul Noble – NOBSON

De grote Bodonzaal in Museum Boijmans Van Beuningen wordt deze maanden bezet door een fascinerend universum. Met enorme potloodtekeningen heeft Paul Noble een imaginaire stad opgetrokken die op vele manieren de verbeelding prikkelt. En waarvan de kijker maar moeilijk los kan komen.

Paul Noble (1963, Engeland) werkt al bijna twintig jaar aan zijn Nobson Newtown. In een uiterst gedetailleerde tekenstijl, met een doorgevoerde isometrische projectie en een altijd gehandhaafde lichtval tekent hij verschillende scènes van de stad op gigantische samengestelde oppervlakten. Het grijze grafiet van zijn potlood, zowel fluweelzacht als messcherp opgebracht, tovert een absurde realiteit uit het brein van de kunstenaar.

Nobsend, 1997. Cranford collectie, Londen. Courtesy Paul Noble

Nobsend, 1997. Cranford collectie, Londen. Courtesy Paul Noble

Opvallende stilte
Nobson Newtown
wordt weergegeven door een reeks typerende plaatsen en gebouwen. Zo worden we rondgeleid langs het ziekenhuis (Nobspital, 1997-1998), de gevangenis (Prisonob, 2013), een winkelcentrum (Mall, 2001-2002), een stadspark (Nobpark, 1998) en een aantal markante villa’s. Alle tekeningen zijn zelfstandige werken maar vormen door hun stijl – en de tekst op de begeleidende routebeschrijving – een sterke eenheid die Nobles fabelachtige werkelijkheid laten zien.

Het is opvallend stil in Nobson. Er is geen mens te zien, geen vervoermiddel, alleen bouwwerken en hier en daar wat begroeiing. De rotsachtige ophopingen die de indruk wekken op natuurlijke wijze te zijn ontstaan, hebben bij nader inzien een menselijke oorsprong. Als er toch figuren opduiken, zowel mens als dier, zijn ze meestal op een sokkel geplaatst en verwijzen ze naar klassieke beeldhouwwerken of sculpturen van kunstenaars als Henry Moore of Robert Smithson. De begraafplaats (Nobsend, 1997) is weergegeven als een lugubere beeldentuin.

~

Typografie

Nog raadselachtiger is de manier waarop Noble typografische vormen in zijn werken stopt. De letters die hij aan het begin van de tentoonstelling als alfabet introduceert, duiken overal op als onderdeel van de voorstelling. In hun driedimensionale verschijning – nauwelijks leesbaar – gaan ze op in het stedelijke landschap als toevallig geplaatste bouwsels waarvan na enige tijd de betekenis zichtbaar wordt.

Naast de metershoge tekeningen is de tentoonstelling aangevuld met een aantal sculpturen uit de vormentaal van de kunstenaar. De darmvormige kronkels die op verschillende plaatsen potloodgrijs de stad bevolken, staan tegelijk imposant in roze marmer midden in de zaal. Zo ook de monumentale hekwerken die op veel plekken de architectuur begrenzen. Het is deze schaalverandering die de tentoonstelling een magische dimensie geeft: de kijker verplaatst zich achterwaarts vanuit het kleinste detail, ervaart in vogelperspectief de totale omgeving en begeeft zich uiteindelijk zelf in Nobson Newtown. Om dan opnieuw naar voren te stappen en op de tekening een volgende vierkante decimeter af te speuren.

Public Toilet, 1999. Particuliere collectie, Londen. Courtesy Gagosian Gallery

Public Toilet, 1999. Particuliere collectie, Londen. Courtesy Gagosian Gallery

Seks op de muur

De mogelijke aanwezigheid van de mens is voornamelijk te merken aan de hier en daar getekende metro-ingangen. Alsof Noble wil aangeven dat er ónder zijn grenzeloze fantasiewereld nog een andere is, die op ieder moment betreden kan worden. Ook de seksuele verwijzingen – bij nadere bestudering blijken de muren van het winkelcentrum ermee te zijn volgetekend – duiden op een vorm van leven die in tegenstelling is met de verstilde leegheid van het geheel.

Waar zijn we beland? Is dit archeologische landschap een overblijfsel van een door rampen geteisterde biotoop, of is het juist een nieuwe levensvorm die nog bezig is zich te ontwikkelen tot een surrealistische maatschappij? Die vraag blijft onbeantwoord maar wordt versterkt door de virtuoze ambachtelijkheid waarmee Paul Nobles zijn losse vellen invult. Het doorlopend scheppen van deze wereld moet een immens karwei zijn en is gelukkig nog lang niet aan zijn eind gekomen, als we de kunstenaar mogen geloven. Het feit dat de verschillende onderdelen – voor het eerst – uit afzonderlijke collecties zijn samengebracht, is een extra reden voor een dagtrip naar Nobson Newtown.

Boeken / Fictie

De peripatetische methode van een boos oud mannetje

recensie: Piet Meeuse - Het labyrint van meneer Wolffers

Volgens een legende gaf Aristoteles  al wandelend college in een overdekte zuilengang, de peripatos. In het centrum van Amsterdam treedt een grimmige oude man in zijn voetsporen in de geraffineerde roman van Piet Meeuse, Het labyrint van meneer Wolffers. Geestige dialogen, gevoerd tijdens twaalf wandelingen, tot de dood en een postmoderne draai een einde maakt aan dit inspirerende verhaal over verhalen.

Bart Schaap, voormalig sigarenwinkelier, is na de dood van zijn vrouw vrijwilliger geworden. Twee keer per week haalt hij de invalide meneer Wolffers op om in de buurt van zijn verzorgingshuis aan de Nieuwmarkt  in Amsterdam een wandeling met hem te maken. Die tochtjes verlopen heel anders dan hij zich had voorgesteld. Wolffers wil niet leuteren over ‘voetbal of appeltaartrecepten. Hij wil een gesprek op niveau; op zijn niveau welteverstaan. Dat betekent dat Bart luisteren moet naar Wolffers’ filosofische gedachten over verhalen, zijn stokpaardje. Meeuse zet Wolffers neer als een Amsterdamse Don Quichot met de goedmoedige, down-to-earth-Bart als Sancho Panza.

Van onder zijn borstelige wenkbrauwen keek meneer Wolffers hem verwachtingsvol aan. Bart Schaap begreep dat hij nog eens moest raden, maar hij wist zo gauw niets te bedenken. De ober zette hun koffie neer.
“O, kom op, Schaap! Waar hebben we het nou over gehad? Je moet wel een beetje opletten als je met mij loopt te wandelen, hè! Het verhaal! Dat is de geniaalste uitvinding aller tijden geweest.” Bart strooide een beetje suiker in zijn koffie.

Voorpoten en een strottenhoofd
Iedere wandeling komt de oude heer weer terug op zijn onderwerp. En telkens zorgt hij ervoor dat Bart in de war raakt. Voor de lezer is het af en toe ook moeilijk om hem te volgen. Eerst was er de oermens, die zich oprichtte en zijn voorpoten en strottenhoofd ging gebruiken om meer dan alleen het hoogstnodige te verrichten. De voorpoten zorgden voor technische uitvindingen en het strottenhoofd begon betekenisvolle klanken uit te stoten. Die klanken werden taal, de taal groeide uit tot verhalen. Verhalen geven betekenis aan het mensenleven en genereren bewustzijn van tijd. De mens is een homo fabulans. Bart knikt maar braaf en denkt er het zijne van. Maar hij wil eigenlijk wel iets meer weten van zijn rolstoeldocent.

Rondjes om de Nieuwmarkt
En zo wandelt het tweetal in steeds wisselende rondjes om de Nieuwmarkt heen. Een stadscentrum is, als de middeleeuwse kern enigszins bewaard is gebleven, altijd een soort labyrint. Je kunt er in verdwalen en soms lijk je er helemaal nooit uit te komen. Een mooi beeld voor een mensenleven als dat van de heetgebakerde docent, die overduidelijk een geheim met zich meedraagt. Door aanwijzingen als een verdwenen vrouw en kind en een vroeger adres in de voormalige Jodenbuurt denk je even aan een mogelijk Holocaustverleden. Ook Bart, die veel mededeelzamer is, heeft zijn tragedies. Zijn verhaal wordt overigens door meneer Wolffers nauwkeurig onder de loep gehouden. Kloppen de ooggetuigenverslagen van de overval op zijn winkel? Weet hij zelf wel wat er precies gebeurd is? Want verhalen zijn subjectief, woorden genereren beelden en alle beelden zijn potentieel leugenachtig.

Postmoderne twist
De dialogen van de twee zijn daarentegen feitelijk uitgesproken woorden. Wat gezegd is zou een ‘waar’ verhaal moeten zijn. Maar hier heeft Meeuse niet helemaal raak geschoten. Juist door de strenge, systematische opzet van twaalf gesprekken in evenzoveel wandelingen komen de karakters niet tot leven. Alsof ze buiten die wandelingen niet echt bestaan. Het slot, een ontknoping met een postmoderne twist, verandert daar niets aan. Misschien heeft Piet Meeuse net iets teveel gewild in deze overigens geestige en boeiende roman.