Film / Films

Het leven op een scherm

recensie: Boyhood

Boyhood is een onsamenhangende mikmak die veel wil, maar weinig doet óf een bijna perfecte weergave is van het gewone leven. Een buitengewone filmervaring is het in ieder geval.

Mason (Ellar Coltrane) is een normale jongen met gescheiden ouders (Patricia Arquette en Ethan Hawke) en een oudere zus (Lorelei Linklater). Boyhood volgt het leven van Mason en zijn familie van zijn 6e tot zijn 18e levensjaar: de basisschool tot de universiteit.8

12 jaar

~

Regisseur Richard Linklater (Before Sunrise) onderging met Boyhood een uniek project: in een periode van 12 jaar filmde hij elk jaar een klein stukje van de film. Zo zien wij de acteurs voor onze ogen opgroeien en wordt een unieke kijk op het gezin gecreëerd. We volgen Mason terwijl hij langs verschillende levensgebeurtenissen gaat: blij en verdrietig; mijlpalen en alledaagse zaken. Een overkoepelend verhaal blijft hierbij achterwege. Veel scènes functioneren zonder verwijzing naar of verbinding met elkaar. Zo lijkt de film op het eerste gezicht een willekeurige lappendeken, maar een piekfijne directie zorgt ervoor dat elke scène – hoe uiteenlopend de toon of het onderwerp ook is – uiteindelijk hetzelfde doel voor ogen heeft. Zo wordt shot na shot een immense emotionele impact opgebouwd die na het kijken niets minder dan overweldigend is.

Dat wil overigens niet zeggen dat alles perfect is opgezet. Elke scène weet iets interessants te brengen, maar zet dat niet altijd genoeg door om relevantie uit te dragen. Tientallen subplots worden genoemd of geïntroduceerd, maar vrijwel geen ervan wordt nagejaagd. Dit kan van twee kanten worden gezien: als een flink irritatiepunt in een film die een verhaal probeert te vertellen of als een unieke vertelvorm van een film die juist geen verhaal heeft.

Uniek alledaags

~

Boyhood breekt op meer punten met de vertelmanier die we van familiedramedy’s gewend zijn. Zo zijn de personages doodgewoon. Het zijn mensen waar niets uitzonderlijks aan is en die dingen meemaken die – hoe emotioneel ze soms ook zijn – duizenden anderen op dezelfde manier zijn overkomen. Het zijn mensen die hun goede en slechte kanten hebben en mensen die in de loop van hun leven veranderen. Uiteindelijk zal iedereen wel ergens in Boyhood een deel van zijn of haar eigen jeugd / leven ontdekken. Opnieuw kun je je afvragen of dit een verhaal is dat nooit duidelijk maakt waarom het verteld moet worden of dat het een eerlijk en realistisch beeld geeft van een opgroeiend gezin in Amerika.

Boyhood is een film die rammelt aan alle kanten OF een film waar alles uitzonderlijk ingenieus in elkaar steekt. Persoonlijk neig ik naar het tweede. Het acteerwerk (vooral van Coltrane) is fantastisch en voelt natuurlijk aan (wat het in zekere zin ook was), zelfs als het in enkele bijrollen, waaronder Lorelei (dochter van de regisseur) af en toe wat inzakt. Linklater maakt gebruik van een sobere montage zonder stijlfiguren, filmische trucjes of bijzondere scèneovergangen (wat de wisseling tussen verschillende jaren soms wat onduidelijk maakt; o.a. actualiteit en popmuziek worden ingezet om het volgende jaar aan te duiden). Hij vermijdt clichématige plotpunten en weigert te romantiseren. Alles werkt ingenieus samen en scène na scène werken op het publiek in tot uiteindelijk de realisatie toeslaat: wij kijken niet meer naar een film; dit is het leven op een scherm.

Film / Films

Hersenloos

recensie: Lucy

Lucy begint veelbelovend, maar al snel verkiest regisseur-schrijver Luc Besson (Léon: The Professional) willekeurige actie en effecten boven logica en emotie.

Lucy (Scarlett Johansson; The Avengers) is het slachtoffer van een drugsbende die een zakje experimentele drugs in haar buik naait zodat zij het over de grens kan smokkelen. Het zakje scheurt echter open en de overdosis drugs in Lucy’s systeem zorgt ervoor dat zij steeds meer van haar hersenpotentiaal kan gebruiken, wat ze inzet voor een wraakmissie en een zoektocht naar haar levensdoel.

Koude gebreken

~

Lucy is gebaseerd op de theorie dat de mens slechts 10% van zijn hersencapaciteit gebruikt en speelt met de vraag wat er zou gebeuren als dat meer zou zijn. Afgezien van het feit dat deze theorie compleet wetenschappelijk achterhaald is (wat nog best te vergeven zou kunnen zijn) wordt deze premisse nauwelijks benut en houdt Besson zich meer bezig met het verzinnen van mentale krachten die er tof uitzien, dan met de vraag waar een sterker brein echt toe in staat zou zijn. Lucy heeft spontaan medische expertise, kan plotseling de zwaartekracht beheersen en hoeft maar met haar ogen te knipperen of een kamer vol mensen valt bewusteloos ter aarde, maar hoe dit alles tot stand komt door meer van je brein te benutten blijft voor iedereen een raadsel. Nieuwe krachten worden lukraak aan Lucy’s arsenaal toegevoegd tot het op het einde ontploft in een hoop flitsende verwarring.

Naast een gebrek aan uitleg mist Lucy ook emotie en ontwikkeling. Zodra zij de drug in haar bloedbaan heeft wordt ze de clichématige koude en gecalculeerde superintelligentie die nergens meer van onder de indruk is of zelfs een reactie heeft. Het is simpelweg geen interessant personage om een film lang te blijven volgen. Dit is ontzettend jammer, aangezien het zo goed begon met een fantastische openingsscène waarin Johansson in korte tijd het publiek meetrekt door een breed scala aan emoties. Dit culmineert in het moment dat Lucy (inmiddels al vol drugs) haar moeder belt en vertelt hoe ze zich plotseling alles uit haar jeugd kan herinneren. Deze scène – makkelijk de beste in de hele film – toont een plausibeler gevolg van verhoogde hersenefficiëntie en loopt over van de emotie, waarmee het een bitterzoete indruk is van wat Lucy had kunnen zijn.

Logisch acteerwerk

~

Scarlett Johansson speel uitstekend voor zover het script haar dat toelaat. De bijrollen – onder andere van Min-Sik Choi (Oldeuboi) en Amr Waked (Syriana) – voegen niet bijster veel toe behalve het plot gaande houden (wat op diens beurt weer enkel in dienst staat van de actie en de effecten). Met name Morgan Freeman (The Dark Knight) heeft een ridicule rol waarin geen persoonlijkheid is geschreven, maar die slechts dient om aan het publiek uit te leggen wat er momenteel aan de hand is. Luc Besson had een leuk, origineel idee en wist dat uit te werken tot een half uur uitstekende film. Daarna vervalt het hoofdpersonage echter tot een ongefundeerde combinatie van Black Widow en Professor X en eindigt het in een film die logica, verhaal en begrijpelijkheid achterwege laat en enkel nog te volgen is wanneer je brein op 0% staat.

Muziek / Album

Compromisloze tekentafelhiphop

recensie: Shabazz Palaces - Lese Majesty

.

Op Lese Majesty komen maar liefst achttien nummers in krap drie kwartier langs. Het opvallende is dat deze plaat zich niet ‘gedraagt’ als andere hiphopalbums waarop een grote hoeveelheid tracks samen nog onder een uur klokken. Vaak hebben zulke albums iets collageachtigs: korte liedjes worden afgewisseld met instrumentals en gesproken tussenstukjes, waardoor er een wat chaotische lappendeken ontstaat. Op Lese Majesty is dit niet het geval: de tracks vloeien geregeld in elkaar over, en zeker tijdens de eerste luisterbeurten is het moeilijk te zeggen waar het ene nummer eindigt en het andere begint.

Van bedwelmend tot koortsig
Muzikaal heeft Lese Majesty weinig met hiphop te maken, op een incidentele traditionelere beat na. Het muzikale landschap wordt gevormd door sciencefictionachtige synthesizers, ondersteund door de flinke laag bas van een (jaren tachtig-)drumcomputer. Vaak klinken de nummers bedwelmend, maar ze kunnen ook koortsachtig en soms een beetje drammerig zijn. De sfeer kan zo omslaan, terwijl de nummers samen toch als een geheel blijven klinken. Dat houdt Lese Majesty spannend, maar net niet spannend genoeg om over de gehele linie te blijven boeien. Met name tijdens de tweede helft van de plaat trekt de muziek je er net niet genoeg in, en blijven tracks net te veel in een schetsfase hangen. Dat maakt het moeilijk om de aandacht erbij te houden — iets dat niet bepaald wenselijk is voor een album dat als een geheel moet klinken en zo ook beleefd dient te worden.

Ook qua raps beweegt Shabazz Palaces zich een eind af van hiphop op Lese Majesty. Rapper Butterfly klinkt geregeld als een spoken word-artiest die nauwelijks flowt, maar zijn woorden juist als een deken neerlegt. Wie naar rappers wil luisteren die verbazingwekkende, duizeligmakende rijmschema’s en snelheden tentoonspreiden, is op deze plaat aan het verkeerde adres. Op nummers als ‘Forerunner Foray’ laat Butterfly horen dat hij wel degelijk over knappe skills beschikt. De raps zijn er altijd even hard in gemixt als de muziek, en daardoor raken ze ook wel een beetje op de achtergrond. Dat draagt bij aan de sfeer van de plaat, maar Butterfly had best meer ruimte mogen krijgen.

Ironie
Het tekstuele concept van Lese Majesty is interessant, maar valt net als de raps ook wat weg tegen de muziek. Butterfly’s teksten verdienen evenwel aandacht; hij pakt de hiphop zelve aan. Hij bespot materialisme, geldzucht en hedonisme in ‘#CAKE’, waarin hij ‘I’m having my cake and I’m eating cake’ blijft herhalen. (Voor de minder ingewijden: Urban Dictionary leert ons dat ‘cake’ heel wat verschillende betekenissen heeft: een fraaie vrouwenkont, geld, of een kilo cocaïne. ‘To eat cake’ is overigens ook nog slang voor beffen.) Ook de hiphopteksten met populaire vergelijkingen (denk aan ‘raw like cocaine straight from Bolivia’) krijgen ervan langs in ‘Solemn Swears’. Daarin rijgt Butterfly ofwel oppervlakkige, ofwel onzinnige vergelijkingen aan elkaar: ‘I don’t eat pork like Mr. Roarke / I’m coming up like Donald Duck / I scream and yell like Samuel L. / I’m often on like Chaka Khan’.

Prettig ironische teksten of niet, Lese Majesty doet erg cerebraal aan, alsof het hele album op de tekentafel is ontworpen. Dat moet je liggen als je er de volledige aandacht bij wil houden, mindere momenten of niet. Ook uw recensent weet na vele luisterbeurten nog niet helemaal wat te denken van dit album. Dat doet niets af aan het feit dat Shabazz Palaces een compromisloze esthetiek heeft neergezet die bewondering afdwingt. Eigenlijk is het daarom des te meer jammer dat ze er niet in slagen het niveau over de gehele linie hoog te houden.

Theater / Voorstelling

To Zeeuw or not to Zeeuw

recensie: Theater de Wegwijzer - O Die Zee

In de slotgracht van Fort Rammekens, het oudste zeefort van West-Europa gelegen aan de Westerschelde nabij Vlissingen, verenigt het erfgoed van Staatsbosbeheer zich met het heldenepos van Homeros: de Odyssee. Tegen de achtergrond van het fort maakt onze held, in deze eigentijdse bewerking niet Odysseus maar Ilias, zijn omzwervingen op een drijvend toneel waarop de Walcherse wateren afgebeeld zijn.

Scenarist en regisseur Tom de Ket geeft in O Die Zee een dikke knipoog naar de Griekse heldendichten. Zo is Penelopes vader een Griekse restauranteigenaar met kenmerkende bolle buik en snor die zijn schoonzoon aanspoort zijn geliefde om haar hand te vragen. Aan de vooravond van zijn huwelijk wordt Ilias, door Steijn de Leeuwe tot een man gemaakt waarmee gemakkelijk geïdentificeerd kan worden, door zijn Zeeuwse vrienden in het vissersbootje mee op zee genomen om zijn laatste avond als vrij man te vieren. De beproevingen die hij tijdens deze avond moet doorstaan gelijken op die van Odysseus; op vindingrijke wijze worden de mythische figuren die door Homeros worden beschreven door De Ket de 21ste eeuw binnengehaald, waarbij de referentie intact blijft. Zo laat Ilias zich aan het begin van de avond verleiden om van de lotusbloem te drinken, waarna een wilde vrijpartij met in roze glanspakjes gehulde dames volgt. Na het ontwaken blijkt de seks betaald te zijn geweest en de drie vrienden van hun bezittingen beroofd. Dat gelegenheid de dief maakt, blijkt als een opstekende wind de mannen naar een eiland vol met blurayspelers en iPhone Negens voert. Net als Odysseus weet Ilias de eenogige reus, eigenaar van het smokkelwaar, dronken te voeren. Ditmaal met Xanax verstopt in een Zeeuwse babbelaar, waarna de bedwelmde reus het oog uitgestoken kan worden. Hulde ook aan de vormgeving van de personages, zowel door de uiterlijke verschijning van de reus als door de sterke timing van Harpert Michielsen, eveneens schitterend als voice-over (wederom een vermakelijke verwijzing naar de Homerische verteller) en vader van Penelope. Ook het heerlijk kluchtige spel van Tijn Docter en Boy Ootema als de Zeeuwse vrienden (met dito accent) Joost en Kees doen de eerste helft van O Die Zee in vliegende vaart verlopen.

Van komedie naar tragedie
In de tweede helft domineert een zwaardere toon het handelingsverloop. De grappige kwinkslagen van voor de pauze, zoals de citaten van Marco Borsato in een ironische liefdesdialoog tussen Circe en de door haar betoverde Ilias onderwijl zijn vrienden in het all-inclusive wellnessresort als varkens aan het spit geregen zijn, keren helaas niet meer in optima forma terug. Nadat de sirenen met Jerney als opperhoofd Ilias niet met hun stem maar met een contract dat de weg tot beroemdheid plaveit proberen te verleiden, gaat het bergafwaarts doordat de originaliteit niet hoog gehouden kan worden. Verwend door de eerdere vindingen zijn de motoren die van Helios gestolen worden niet het meest geestig, al zegt dit meer over de zeer hoge kwaliteit van de eerste helft waardoor het in het vervolg bijna onmogelijk is deze nog te overtreffen. Niet de tragedie maar de komedie is de kracht waar O Die Zee op drijft, ondersteunt door diverse ijzersterke composities uitgevoerd door muzikanten die het theater doen rocken. Hierbij staat het volume vaak net een tikkeltje te hard, dat de zuiverheid op het randje doet balanceren en de goed geschreven liedteksten soms het onderspit doen delven. Maar in dit totaalspektakel dat met veel liefde voor (Zeeuwse) cultuur gemaakt is, vergeeft mijn theaterhart snel. O Die Zee heeft dit gedurende twee uren sneller doen laten kloppen, waarbij ik tijdens dit schrijven nog steeds op de nagolven ervan voortvaar.

Kunst / Achtergrond
special: BAD THOUGHTS: de collectie Martijn en Jeannette Sanders

Een vruchtbare verslaving: de verzameling schatten van de collectie Sanders in het Stedelijk

In het Stedelijk Museum Amsterdam biedt verzamelaarsechtpaar Martijn en Jeannette Sanders de kunstwereld en het publiek voor het eerst de unieke mogelijkheid om een blik te werpen op een van de belangrijkste hedendaagse kunstverzamelingen van Nederland. De tentoonstelling BAD THOUGHTS intrigeert met persoonlijkheid en duisternis die altijd verlicht wordt door schoonheid.

BAD THOUGHTS intrigeert met persoonlijkheid en duisternis die altijd verlicht wordt door schoonheid.

De titel van de tentoonstelling, BAD THOUGHTS, verwijst niet alleen naar het gelijknamige werk van kunstenaarsduo Gilbert en George uit de verzameling, maar staat ook symbool voor de rode draad die conservator Martijn van Nieuwenhuyzen ontdekte in de collectie Sanders. Typerend voor veel werken is namelijk hun verwantschap met de donkere kant van de menselijke natuur.

Unieke kunstverzameling


De collectie Sanders is als ‘behang dat van je hart is afgescheurd’. De uitspraak van galeriehoudster Riekje Swart, waar het echtpaar mee instemt, geeft aan hoe persoonlijk deze verzameling is. Dit schept de verwachting dat de tentoonstelling zal verschillen van de gemiddelde museumcollectie. De ruime selectie die de bezoeker in het Stedelijk te zien krijgt belicht de diversiteit van de hedendaagse kunstverzameling van het echtpaar Sanders. Hierin zijn verschillende disciplines en stromingen van de jaren ’70 tot nu vertegenwoordigd, waaronder conceptuele kunst en narrative art. Daarnaast zijn er enkele solozalen ingericht die ruimte bieden aan kunstenaars van wie het echtpaar in de diepte heeft verzameld. Deze verdieping maakt de collectie uniek ten opzichte van die van andere verzamelaars, die voornamelijk zo breed mogelijk verzamelen.

Marc Quinn, Emotional Detox: Seven Deadly Sins, 1994. Foto: Gert Jan van Rooij, Stedelijk Museum Amsterdam.

Marc Quinn, Emotional Detox: Seven Deadly Sins, 1994. Foto: Gert Jan van Rooij, Stedelijk Museum Amsterdam.

Als bezoeker daal je eerst symbolisch de brede trap af naar de grote benedenzaal, alvorens je over te geven aan de unieke kans om in de duistere krochten van de collectie te dwalen. Net zoals de verslaving van het verzamelen voor het echtpaar Sanders heel persoonlijk is, laat ook kunstenaar Marc Quinn met Emotional Detox: Seven Deadly Sins (1994) iets persoonlijks zien: het diepste en donkerste van zijn ziel. De zeven loden torso’s, die hij baseerde op zijn eigen lichaam, refereren niet alleen aan de zeven zonden, maar ook aan Quinns alcoholverslaving. We zien de innerlijke tweestrijd tussen goed en kwaad in de gezichten met getergde uitdrukkingen die worden aangevallen door handen die een eigen leven zijn gaan leiden. De kleine, lichte zaal waarin de beelden op witte sokkels staan geeft je niet de ruimte om achteruit te deinzen, waardoor je onvermijdelijk geconfronteerd wordt met het zieltogende gevecht dat deze beelden met zichzelf aangaan.

Hito Steyerl, HOW NOT TO BE SEEN: A Fucking Didactic Educational .Mov File, 2013, Courtesy Wilfried Lentz Rotterdam.

Hito Steyerl, HOW NOT TO BE SEEN: A Fucking Didactic Educational .Mov File, 2013, Courtesy Wilfried Lentz Rotterdam.

Om de hoek schuilt humor

Dat er ook ruimte is voor licht en humor wordt direct duidelijk in het conceptuele werk van Ger van Elk, een kunstenaar die breed vertegenwoordigd is in de collectie Sanders. In zijn vroege werk bewerkt Van Elk de werkelijkheid door fotografie te combineren met schilderkunst. In Birds Flying The Drawing, een animatie uit 2004, zien we eerst alleen een pointillistisch schilderij van Seurat, met de zorgvuldig gerangschikte stippeltjes die het beeld hebben gevormd. Totdat de stippeltjes tot leven komen, zich tot vogels vormen en het doek uitvliegen, om vervolgens neer te dalen en een nieuw pointillistisch schilderij te vormen. Uit dit recente werk blijkt dat Van Elk nog altijd speelt met het creëren van een nieuwe realiteit op basis van een bestaand beeld. Ditmaal niet in de traditionele vorm van fotografie en schilderkunst, maar met digitaal vervliegende pixels.

Anton Henning, Amsterdam Interiors, 2014. Foto: Gert Jan van Rooij, Stedelijk Museum Amsterdam

Anton Henning, Amsterdam Interiors, 2014. Foto: Gert Jan van Rooij, Stedelijk Museum Amsterdam

Humor en pixels versmelten tot een fantastisch videowerk in Hito Steyerls HOW NOT TO BE SEEN: A Fucking Didactic Educational .Mov File (2013), waarin de kunstenares de consequenties van de huidige digitale cultuur onderzoekt. Een dodelijk saaie, vertraagde computerstem legt de kijker met een knipoog naar de werkelijkheid uit hoe je jezelf in de digitale wereld kunt verstoppen met tutorials als ‘There are seven ways of becoming a picture’ en ‘There are fourteen ways of becoming invisible: by living in a military zone, by being in a museum, by being a superhero, by being a female over fifty…’. De voice-over klinkt als een computerverslaafde die zijn grip op de realiteit is verloren of een harde schijf die tot leven is gekomen, en begeleidt je door een wereld van green screens en the Sims-achtige omgevingen. Door de kijker direct toe te spreken, waarbij Steyerl af en toe in beeld verschijnt als instructrice, wordt de vierde wand doorbroken, waardoor de grens tussen het digitale en de realiteit verder vervaagt. Het sterke hiervan is dat Steyerl speelt met een onmogelijke verbintenis tussen de realiteit en digitale wereld. Terwijl het absurdisme ervan af druipt, laat ze het toch logisch klinken. Want waarom zou je je ook niet achter een pixel kunnen verstoppen?

Ondergedompeld in duisternis


Teresa Hubbard en Alexander Birchler, Single Wide, 2002, Courtesy Tanya Bonakdar Gallery, New York.

Teresa Hubbard en Alexander Birchler, Single Wide, 2002, Courtesy Tanya Bonakdar Gallery, New York.

Het onheilspellende geluid van Single Wide (2002) van Teresa Hubbard en Alexander Birchler lokt de kijker vanuit Anton Hennings kleurrijke Amsterdam Interiors (2014) de donkere videozaal in. De kleur wordt direct omgezet in monochromie. Wanneer het geluid met het beeld samen wordt gevoegd, voelt de kijker zich de duisternis in gezogen worden. Het beeld toont de lege, verstilde kamers van een huis, slechts gevuld met de zenuwachtige geluiden van een druppelende kraan, een rinkelende telefoon of een tikkende wekker. In het volgende shot zien we een wanhopige vrouw, huilend en schreeuwend achter het stuur van een auto. Ze geeft gas en de auto boort zich in de gevel van het huis. Het verhaal gaat door, en hoewel de video slechts zes minuten en zeven seconden duurt, is het een eindeloze loop zonder begin of eind, als een nachtmerrie waaruit je maar niet wakker wordt.

Ook Anselm Kiefer dompelt je onder in duisternis. Van zijn monumentale schilderijen, waar een aparte zaal voor is ingericht, gaat dezelfde aantrekkingskracht uit, hoewel de onderlinge kwaliteit verschilt. Een aantal kleinere werken zijn te zien naast tekeningen van onder anderen Armando, de kunstenaar die het echtpaar introduceerde met het werk van Kiefer. Het echtpaar Sanders noemt het apocalyptische Wege der Weltweisheit (1978) inmiddels de Nachtwacht van hun collectie, vertellen zij in een van de twee korte documentaires die in de tentoonstelling te bekijken zijn.

Een parcours van keuzes

Naast deze documentaires geeft ook de indeling van de tentoonstelling, ontworpen door architect Florian Idenburg, inzicht in de wereld van Martijn en Jeannette Sanders. Een duidelijk parcours ontbreekt, waardoor de bezoeker zijn eigen weg moet zoeken en bij iedere zaal keuzes moet maken. Op deze manier hebben de Sanders hun verzameling ook opgebouwd. Maar waar het verzamelen van kunst risico’s met zich meebrengt, kan de bezoeker van BAD THOUGHTS geen verkeerde keuze maken: in welke volgorde je de zalen ook betreedt, aan elke muur hangt weer een ander werk dat de moeite waard is. Of je de verzameling nu in de breedte of diepte bekijkt, de collectie Sanders is een geheel, bijeengehouden door een gemeenschappelijke factor: alle werken zijn met het hart gekocht.

BAD THOUGHTS toont naast de besproken kunstenaars het werk van onder meer Georg Baselitz, Frank van den Broeck, David Claerbout, Douglas Gordon, Keith Haring, Martin Kippenberger, Allen Ruppersberg, Andres Serrano, Thomas Schütte, Cindy Sherman en Christopher Wool.

Theater / Voorstelling

Klassiek toneelspel zonder poespas

recensie: Kemna Theater - The Normal Heart

Na het Amerikaanse succes was The Normal Heart vorig seizoen voor het eerst in Amsterdam te zien. Bijna twintig jaar na de eerste off-Broadwayproductie werden in het Compagnietheater twee lezingen van het script gegeven. Een half jaar later volgden een reeks voorstellingen in het DeLaMar Theater, ruim twee jaar nadat de voorstelling over de opkomst van de aidsepidemie voor het eerst op Broadway stond. Deze zomer is de voorstelling opnieuw te zien in de hoofdstad, in het najaar volgt een tour door het gehele theaterland.

In 1985 verscheen Larry Kramers autobiografische toneelstuk The Normal Heart, waarin de homoseksuele toneelschrijver en activist de opkomst van een onbekend virus uit de doeken doet dat begin jaren ’80 rondwaarde in homoseksuele kringen. De strijd die door Kramers groepering Gay Men’s Health Crisis (momenteel wereldwijd de belangrijkste organisatie voor HIV/AIDS preventie) werd gevoerd om aandacht te verkrijgen voor de ernst van de toentertijd nog onbekende epidemie vormt de rode draad van het verhaal waarin het politieke en het persoonlijke nauw met elkaar verweven zijn. De geschiedenis zeer getrouw na vertellen lijkt in dit op feiten gebaseerde stuk niet het hoogste doel te zijn, middels soms wat gesimplificeerd aandoende scènes wordt getracht de kern van de situatie toentertijd over te brengen. Daarin lopen de spanningen hoog op, zowel in de strijd die naar buiten toe gevoerd wordt als in de interne strijd die de personages met zichzelf en elkaar voeren. Daniël Cornelissen schittert hierin als heerlijke nicht die als een verademing de zware confrontaties van lucht voorziet.

Functioneel toneel
In een sterke acteursregie worden veelzijdige mensbeelden gepresenteerd, waarbij ieder personage op eigen wijze het onbekende gevaar, dat steeds verder doordringt in de levenswegen van de strijders, machtig tracht te blijven. Weinig middelen zijn nodig om op het toneel tot de kern te komen: in een leeg decor dienen slechts enkele stoelen ter ondersteuning van de acteurs. Een projectie op het achterdoek illustreert de omgevingssfeer, maar vormt letterlijk de achtergrond doordat deze al voldoende spreekt uit de dialogen. De kostuums zijn wel heel functioneel in het creëren van het tijdsbeeld, door de hedendaagse vertaling is deze onvoldoende uit het gesproken woord op te maken.

Protagonist Ned Weeks (een dragende rol van Frederik Brom) is niet alleen de motor achter de organisatie die vecht voor erkenning van de ernst van de ziekte die in korte tijd vele levens neemt, ook is hij de spil waaromheen het verhaal van een in alle tijden overwinnende kracht draait: de liefde. Deze laat zich niet bedwingen, zelfs niet in tijden waarin zij tot dodelijke gevolgen kan leiden. Waarbij de openingsscène nog het meest deed denken aan een schooltoneelstukje waarin een slecht nieuws bericht ontvangen wordt, is het slot dankzij de ontwikkelingen in de levensverhalen die tot nauwe betrokkenheid leiden bij de personages een ware tranentrekker waarin de onvermijdelijke dood van een van hen hard raakt.

Film / Achtergrond
special: Metro Manila

Een thrilla in Manila

Metro Manila schetst de helletocht van het jonge stel Oscar en Mai door de Filipijnse hoofdstad. Een sociaal portret vermomd als thriller.

Zou Metro Manila soms stiekem een voorlichtingsfilm zijn van de Filipijnse overheid? Waarschuwing: kom niet naar de stad. Het is er overbevolkt, er is nauwelijks werk, niemand is te vertrouwen, ze hebben het voorzien op uw vrouw, en zelfs op uw kinderen.

Die boodschap heeft Oscar en Mai in ieder geval nog niet bereikt. Wanneer er geen geld meer te verdienen is met de rijstbouw vertrekken ze met hun twee kinderen naar de stad. In Manila worden ze op de eerste dag meteen van hun spaargeld beroofd door een oplichter die nietbestaande woningen verhuurd. De eerste werkgever betaalt Oscar uit in droog brood. Uit nood neemt Mai een baantje in een stripclub.

Dood en verderf

~

De Engelse filmmaker Sean Ellis schetst in Metro Manila de Filipijnse hoofdstad als een kwalijk riekende poel vol dood en verderf. Om de toeschouwer bij de les te houden verpakt Ellis zijn sociaal drama als een thriller. Het tweede uur van de film wordt de spanning flink opgeschroefd wanneer Oscar een baan krijgt bij een firma in geldtransporten.

Even lijkt het goed te komen met het gezin. Maar dan blijkt werkelijk niemand te vertrouwen, ook niet de nieuwe, goedlachse collega’s. Oscar is plotseling de spil in een complot dat draait om gestolen geldkoffers. Het wachten is op de onvermijdelijke overval op de gepantserde geldtransportwagen.

Meeleven zonder illusies
Ellis heeft een paar aardige plotwendingen in de mouw. En door de kalm opgebouwde spanning, en het in het eerste uur geschetste portret van het gezin in nood, is het makkelijk meeleven met het Oscar en Mai, zelfs als de film even dreigt te verzanden in standaard formulewerk. Aan het eind herpakt Ellis zich weer. In Manila bestaan geen happy endings, wat de meisjes in de massagesalons ook mogen beloven. 

8WEEKLY

Summer in the City

Artikel: De Wereld van Willem

.

‘En, wat gaan jullie nou deze zomer doen?’, is een vraag die we de afgelopen maanden van heel wat bezorgde buren en vrienden te horen hebben gekregen. Leedvermaak druipt van deze vraag af en ik sta dan ook steevast met mijn mond vol tanden. Wat deden we voorgaande jaren ook alweer? Hoe gingen we om met gesloten theater- en concertzalen? Waren we toen tóch ongemerkt in een zwart gat gevallen? Ik ben het maar eens nagegaan en het bleek alleszins mee te vallen. Ook tijdens de zomer weet dit duo kennelijk zijn tijd wel door te brengen. De musea zijn tenslotte gewoon open, Den Haag heeft zijn beeldenroute, Utrecht zijn Festival Oude Muziek, er zijn boekenmarkten in Dordt en Deventer en we moeten weer eens nodig naar Kröller-Müller en Middelheim. En verder liggen er in huize Bruring nog enorme stapels ongelezen boeken, ongeziene DVD’s en onbeluisterde CD’s. Kortom, dank u voor de belangstelling, maar we redden ons wel.

Zelfs op theatergebied, want je kunt natuurlijk altijd nog terecht op De Parade. Wij kozen onder meer voor Young Gangsters, de groep die met buitengewoon fysiek theater over de Amerikaanse, curieuze levenswijze ons hart gestolen heeft. Hun nieuwste productie heet Jesus is my Homeboy en dat is nu eens niet een voorstelling over de botte boeren in de Mid-West of de vuile Vietnam-oorlog, maar het verhaal van Jezus en dat in dertig minuten. Het is bijna ongelofelijk hoe die jongens steeds weer de kern van zo’n onderwerp feilloos in beelden weten om te zetten en er tegelijk een lachwekkende vertoning van maken. Fladderende duiven, Michelangelo’s goddelijke aanraking en de kus van Judas, álles zit er in. Het is een grandioze satire op het Nieuwe Testament in de beproefde Monty Pythontraditie. Jezus als de goochelaar die water in wijn omzet, een rolstoelrijdster opnieuw laat lopen en Judas dwingt om hem te kussen zodat hij aan het kruis mag en eindelijk zijn historische rol kan vervullen, het is allemaal buitengewoon hilarisch theater.

Een vast zomeruitje voor ons is een wandeling over het Lange Voorhout. Inderdaad: de beeldenroute van Den Haag Sculptuur die ditmaal Grandeur heette en in het teken staat van jonge Franse kunstenaars. Nu heb ik bij de eigentijdse Franse kunst altijd een beetje last van twijfel. Is het allemaal oprecht of word je met blufferige blabla het bos in gestuurd? De verklarende teksten bij de beelden voorspelden in elk geval weinig goeds. Alle kunstenaars willen ‘de toeschouwer aan het denken zetten’, verwijzen naar ‘universele waarden’ en voor alle zekerheid zetten ze er ook maar bij wat hun creatie voorstelt. Een beetje kunstliefhebber is dan al op zijn hoede. En inderdaad waren er maar drie beelden die onze goedkeuring kregen: een constructie van wilgentenen tussen de takken van de Voorhoutbomen, een installatie van bakstenen bogen en een object met aan elkaar gelaste bierkratjes (al was de verwijzing naar de fractals van Mandelbrot natuurlijk gewoon weer een gelikt kletsverhaal). Kort gezegd, een matige expositie dit jaar.

Dat het North Sea Jazz Festival is gekaapt door impresario’s die niets met geïmproviseerde muziek te maken hebben, is bekend. Sinds mijn laatste bezoek, jaren geleden, heb ik het festival steeds verder zien afglijden naar een bloedcommercieel yuppenfeest. Stevie Wonder, Sting, Prince, Lenny Kravitz, niks mis mee, maar de echte jazzmensch heeft er simpelweg niets meer te zoeken. Zoiets moet de organisatie uiteindelijk ook begrepen hebben en daar is nu wat op bedacht: “North Sea Around Town”. Een side-event, louter gericht op onversneden jazz en daardoor leuker dan het officiële festival. Ik ben dit jaar eens wat van die gratis concerten gaan bezoeken en minstens één daarvan maakte op mij een verpletterende indruk: zangeres Deborah Carter met het kwartet van Ruud Bergamin. Niet vanwege de kwaliteit – die trouwens best hoog was – maar de ambiance. Stel je voor, een brasserie in Ommoord. Zo ongeveer de enige plek in Nederland waar je niet eens láge cultuur hoeft te verwachten. Ik stapte binnen en werd meteen weer naar buiten gewerkt, want de zaak was prop- en propvol. Dáár zaten ze dus, die jazzfreaks: swingend, vingerknippend en juichend. Alsof je na een afwezigheid van vele jaren weer thuiskomt. En toen de TV werd aangezet voor het voetbal werd die straal genegeerd. Jazz-Voetbal: 5-0.

Boeken / Non-fictie

Verkenningen van een denkende geest

recensie: Michel de Montaigne (vert. Hans van Pinxteren) - De essays

Bijna 500 jaar geleden vond een Fransman in een kasteelkamer het moderne essay uit. Deze Michel de Montaigne is nog steeds relevant en boeiend om te lezen.

Iedereen heeft wel eens een essay geschreven. In de meest ruime definitie van het woord is deze recensie een essay, evenals de stukken op de opiniepagina’s van kranten en tijdschriften, een ingezonden brief, en natuurlijk het op school geschreven opstel over de zomervakantie. En dan zijn er nog de essays die uitdrukkelijk als essay geschreven worden, zoals Joke Hermsens stukken over tijd en de mens.

Wat weet ik?
De vader van dit genre is de Fransman Michel de Montaigne (1533–1592). In 1571, op de dag van zijn 38e verjaardag, trok hij zich terug in zijn kasteel in de Dordogne, omringd door vele wijsgerige werken en begon hij te schrijven. Toen hij ruim twintig jaar later stierf, liet hij meer dan honderd ‘essais’ achter, verzameld in drie boeken.

Montaignes essays zijn probeersels, verkenningen. De vraag die in elk essay weer centraal staat, is ‘wat weet ik?’ Meer nog dan over leugenaars, vriendschap, geuren en innerlijke kracht – slechts vier onderwerpen – gaan de essays over Montaignes ik en zijn denken. Ze zijn autobiografisch zonder over zijn leven te verhalen: elk essay geeft een blik in de geest van een scherp denker, niet in het leven van die persoon. Montaigne zelf blijft dan ook buiten beeld.

Wat Montaigne weet, maakt nogal een verandering door. De essays is verdeeld in drie boeken: A, geschreven tussen 1571 en 1580; B, geschreven tussen 1580 en 1588 en C, geschreven in de laatste vier jaar van zijn leven. In zijn nawoord verklaart vertaler Hans van Pinxteren de verschillen tussen deze fases en de stadia in Montaignes denken. ‘Ik kan mijn model maar niet laten stilstaan. Hij zwakt en waggelt in een natuurlijke dronkenschap,’ citeert hij de meester, en Afshin Ellian noteert in zijn nawoord: ‘De eeuwige mens bestaat niet.’

Een essay per dag

Misschien is er wel niets ijdeler dan het ijdel geschrijf over dit onderwerp… Ik kan niet over mijn leven schrijven aan de hand van mijn daden, daar zijn mijn lotgevallen te onbeduidend voor: dus registreer ik wat in mijn hoofd opkomt.

Dit schrijft Montaigne in zijn late essay ‘Over de ijdelheid’, een van zijn mooiste en bekendste. Het gaat niet zozeer over ijdelheid, zoals hij zelf ook toegeeft, maar meer over zijn reizen; het is een mooi, persoonlijk essay.

Deze uitgave van uitgeverij Athenaeum mag dan te dik zijn om als pocket mee te dragen, Montaignes Essays is een aanwinst voor iedere lezer. Zijn aftastende, meanderende zoektocht naar wijsheid is een voorbeeld voor iedere hedendaagse essayist. Af en toe een essay, een heel leven lang: wat wens je nog meer?

Boeken / Fictie

Van dwaze en wijze maagden

recensie: Ida Simons - Een dwaze maagd

Daar was er weer een, zo’n klassieker, deze keer in de vorm van Ida Simons’ Een dwaze maagd. Uitgeverij Cossee scoort met een subtiele en licht humoristische versie van Simons’ eigen levensverhaal.

Ida Simons, geboren in 1911 in Antwerpen, overleed nog voor ze Sara zag in 1960, hetzelfde jaar waarin Anna Blaman stierf. Een jaar eerder was Een dwaze maagd verschenen en het was bejubeld in de pers. Simons, een veelbelovend concertpianiste die tijdens de oorlog naar Theresienstadt werd gestuurd en het kamp overleefde, kreeg de lof toegezwaaid die haar anders als musicus misschien was toegekomen.

Humor en ironie

Het is niet moeilijk om te zien waarom de critici toen – en nu – voor deze roman vallen. Het verhaal van de jonge Gittel en haar joodse omgeving wordt door Simons met de nodige humor en ironische afstand geschreven. De openingsparagraaf laat dat al gelijk zien:

Van jongs af aan was ik eraan gewend mijn vader, ongeveer dagelijks, te horen zeggen, dat hij zijn medemens ernstig benadeeld had omdat hij niet begrafenisondernemer was geworden. Naar zijn stellige overtuiging zou, onmiddellijk daarna, de bevolking van onze planeet louter uit onsterfelijken hebben bestaan.

In plaats van begrafenisondernemer is Gittels vader handelaar geworden en maakt hij vaak ruzie met zijn vrouw. ‘Op zon- en feestdagen vochten mijn ouders als kat en hond,’ observeert Gittel, en helaas zijn joden ‘met een dubbel stel feestdagen behept’. Tijdens die ruzies vertrekken moeder en dochter naar Antwerpen, naar oma. Daar leert Gittel onder andere de vijftien jaar oudere Lucie Mardell kennen, en de mooie jongen Gabriël.

Lucie en Gittel trekken veel met elkaar op en worden goede vrienden, al blijft in hun vriendschap ook altijd een ondertoon van rivaliteit aanwezig. Die rivaliteit spitst zich natuurlijk toe op Gabriël. Een openlijke strijd wordt het echter nooit: eer die begonnen zou zijn trekt Lucie, vanwege haar leeftijd, aan het langste eind.

Als een wijze maagd

Een dwaze maagd wordt bevolkt door nog veel meer bonte, veelal Joodse personages. Er zijn rijke vrouwen met personeel, rokkenjagers en bankiers. Eén van de vermakelijkste familieleden is oom Wally, die zijn vrienden om de haverklap naar de notaris roept omdat hij een voorspelling officieel wil laten optekenen:

Thea beweert zes maanden of langer bij haar familie domicilie te zullen kiezen. Ik, hierboven genoemde wijze Wally, verklaar, dat zij, voordat zes weken verstreken zijn op haar eigen adres teruggekeerd zal zijn, en blij toe!

Te midden van de verhuizingen tussen Den Haag en Antwerpen en een kort verblijf in Berlijn – waar Gittels vader rijk hoopt te worden –, groeit de jonge Gittel op. Ze probeert de wereld om haar heen, de bedrieglijke wereld der volwassenen, te doorgronden en tussen alle kwaden door te laveren. Dat gaat op een gegeven moment verschrikkelijk fout. ‘Ik wilde bedachtzaam en voorzichtig zijn, als de wijze maagden,’ spreekt ze zichzelf op de laatste pagina’s toe. Misschien dat dat haar met enige oefening zal lukken.

Meer!

Maarten ’t Hart, de profeet van Ida Simons, noemt Een dwaze maagd één van de hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur. Uitgeverij Cossee heeft met deze roman een prachtige vondst gedaan. Eva Cossee vond deze roman in de boekenkast van haar ouders – misschien is daar meer te vinden?