Boeken / Fictie

Autobiografie of biografische fictie?

recensie: Kerstin Ekman - De afrekening

In De afrekening krijgt Lillemor Troj, gelauwerd auteur en lid van de Zweedse Academie, te maken met een manuscript dat haar hele leven op zijn kop kan zetten. Haar uitgever is ervan overtuigd dat het haar autobiografie is. Lillemor zelf weet van niets, zij heeft het manuscript namelijk niet geschreven.

In de loop van het verhaal komt de lezer erachter dat Lillemor feitelijk geen van de boeken heeft geschreven die onder haar naam gepubliceerd zijn. Samen met de weinig mediagenieke Babba is ze verantwoordelijk voor een auteurschap – ooit begonnen met een detective en uitgegroeid tot hoogliterair werk – onder de naam Lillemor Troj. Echter, Lillemor is met name het knappe gezicht op het omslag. Babba is namelijk de schrijver van de twee. Of zoals Ekman het verwoordt: ‘Het genie is namelijk niet fotogeniek – om het voorzichtig uit te drukken. En bovendien is de geniale kunstenaarsziel bang voor recensies.’

Wie is de echte Lillemor?

Zonder Babba zou Lillemor zich nooit in de elitaire kringen kunnen begeven waarin ze zo goed gedijt, maar ze kan de onbehouwen Babba niet zo goed om zich heen verdragen. Babba, op haar beurt, heeft Lillemor nodig als bescherming van haar ‘kunstenaarsziel’, maar wil dat niet toegeven en ergert zich bovendien aan Lillemors maniertjes en gebrek aan literair talent. In De afrekening is het constant de vraag of er sprake is van een symbiose van of een parasitaire verhouding tussen deze twee vrouwen. Babba en Lillemor hebben elkaar nodig, maar de verhoudingen tussen de twee voelen niet gelijkwaardig.

Na tientallen jaren samenwerken heeft Lillemor dan toch echt genoeg van Babba. Bovendien heeft ze haar niet meer zo nodig; ze heeft haar leven inmiddels volledig ingericht zoals ze het wil. Lillemor denkt het contact zonder problemen te kunnen verbreken, maar staat niet stil bij de kracht van Babba’s woede. Als reactie op de breuk begint Babba aan Trojs laatste boek: De afrekening. ‘Het verhaal over Lillemor Troj was een geschenk van mijn woede en ontstak alle lichten in mij. Zo kan de woede van de afgewezene tot een sterke energieontwikkeling leiden, in plaats van zich naar binnen te richten, op zelfvernietiging.’ Babba doet in De afrekening de geschiedenis van Lillemor Troj uit de doeken en vertelt voor het eerst dat de auteur Lillemor Troj niet de persoon Lillemor Troj is.

De spanning tussen creatief schrijversschap en een representatieve mediapersoonlijkheid is door Ekman nauwkeurig uitgewerkt. Ze lijkt te willen zeggen dat elke schrijver beide kanten nodig heeft. Want hoe goed je ook kunt schrijven, als je niet deelneemt aan het publieke leven is het moeilijk om het ver te schoppen. Als je nooit op tv komt, geen interviews geeft en nooit feesten, borrels of festivals bezoekt – met andere woorden, als je nooit naar buiten treedt – zal iedereen je boek (en daarmee je naam) binnen een mum van tijd vergeten. Of in eerste instantie al over het hoofd zien.

Spelregels breken

Kerstin Ekman (1933) – de echte auteur van deze roman, of zo we mogen aannemen – is zelf een grande dame van de moderne Zweedse literatuur. Hoewel je de hoofdpersoon van de roman natuurlijk nooit met de schrijver ervan moet verwarren, speelt Ekman juist met dit gegeven. Haar tweede naam is namelijk Lillemor. Daarnaast was ze lid van de Zweedse Academie en is ze haar loopbaan begonnen met het schrijven van detectives, waarvan Zwart water (1993) de bekendste is.

Wat is feit en wat is fictie? Deze vraag speelt op zoveel niveaus in De afrekening dat je je als lezer nog lang kunt afvragen wat of wie je nu eigenlijk kunt en moet geloven. Een vraag die evenzeer betrekking heeft op het ontstaan van de roman De afrekening – heeft Kerstin Ekman misschien ook een partner in crime? – als op het feit dat je eigenlijk nooit zeker kunt weten of iemand zich houdt aan de spelregels en conventies. Of het nu om een romanschrijver, journalist, wetenschapper of politicus gaat.

Muziek / Album

Duidelijk

recensie: Magnus - Where Neon Goes to Die

Magnus heeft na tien jaar een nieuw album uitgebracht: Where Neon Goes to Die. Een duister album dat helder klinkt. Een kaal album dat een vol geluid heeft. Een heerlijke plaat die het wachten waard was.

In 2004 ontstond de samenwerking tussen Tom Barman en techno-producer CJ Bolland. Barman had zijn sporen toen al ruimschoots verdiend met dEUS en Bollands grootste hit Sugar is Sweeter had zijn sporen ook nagelaten in de muziekwereld. Beiden wilden eens ‘iets anders’ en Magnus was geboren. Twee belangrijke muzikanten met verschillende achtergronden die samen aan een nieuw project begonnen.

Teamwerk

~

Where neon goes to die zou niet gemaakt zijn door Barman of Bolland solo, dat is vanaf het eerste nummer, ‘Puppy’, duidelijk. De combinatie van de duistere beats, die toch niet (al te) dreigend klinken, met de stem van Barman is opvallend, maar het is duidelijk dat de nummers vooral het product van de samenwerking tussen de twee zijn. In ieder nummer is zowel Barman als Bolland aanwezig, ook al zingt Barman niet overal mee. Op ‘Singing man’, de eerste single van het album, is hij niet te horen. Daar neemt Tom Smith van The Editors die taak op zich.

Door de duidelijke identiteit van de band is het niet erg dat het album doet denken aan de jaren 80. Niet zozeer de synthipop, maar de donkere en dreigende EBM uit die periode, neigend naar bas-gedreven muziek zoals de Deutsch Amerikanische Freundschaft. En toch klinkt het niet gedateerd of oud.

Scherp
Het hele album staat vol met kale, bijna minimalistische muziek. Vaak zijn er maar twee of drie instrumenten tegelijk te horen. Over het algemeen zijn dat dan drums, bassen en een synth-lead. Maar nergens klinkt het alsof er nummers niet af zijn. De heldere productie zorgt ervoor dat de weinige instrumenten die aanwezig zijn volledig tot hun recht komen. En het lukt Magnus ook nog eens om die kale nummers vol te laten klinken. Misschien dat dat lukt door het contrast tussen de stem van Barman en de muziek. Waar de beats de bodem vormen, zorgt de stem, samen met een melodie-instrument dat spaarzaam wordt ingezet, voor de afwerking.

Magnus laat horen dat ze kundig zijn in hun vakgebied. Where Neon Goes to Die is een album dat complexer lijkt te worden naarmate je het vaker beluistert. Een album dat ieder keer nieuw blijft klinken, ook al lijken de nummers op het eerste gehoor aan de kale kant. Het album staat ver van dEUS af en is ook niet in de lijn der verwachting van CJ Bolland. Maar Barman en Bolland zijn dan ook niet voor niets zo’n belangrijke muzikanten. Samen laten ze een behoorlijke indruk achter, wat niet veel andere albums dit jaar hebben kunnen doen.

Film / Films

Klassieke oplichters

recensie: The Two Faces of January

Sommige films belanden onterecht tussen wal en schip. Te gelikt voor het filmhuis, te slim voor de reguliere bioscoop. The Two Faces of January is er zo een.

~

De film markeert het debuut van Iraans-Britse scenarioschrijver Hossein Amini, die eerder naam maakte met het scenario van Drive. Amini kent zijn klassiekers want The Two Faces of January ademt de sfeer uit van een good old Hitchcock-film. Als basismateriaal diende het gelijknamige boek van the grand old lady van de thrillerliteratuur Patricia Highsmith. Van haar werd al eens The Talented Mr. Ripley verfilmd, een film waarmee The Two Faces of January nauw verwant is. Beide verhalen delen het mediterrane decor, de verwende Amerikanen op reis en de dubbele identiteit van de hoofdpersonen. Amini droeg niet voor niets zijn debuut op aan de regisseur van deze voorganger, de inmiddels overleden Anthony Minghella.

Oplichter

~

In 1962 maakt het gefortuneerde Amerikaanse echtpaar Colette en Chester MacFarland een reis door Griekenland. In Athene laat de Amerikaanse gids en oplichter Rydal zijn oog op het stel vallen, aangetrokken door de schoonheid van Colette en het fortuin van Chester. Chester heeft de trucs van de gids echter snel in de smiezen en is zelf ook niet zuiver op de graat. Na een misdaad vlucht het drietal naar Kreta waar de spanningen tussen het trio hoog oplopen, met noodlottigheden als gevolg.

Oogstrelend


The Two Faces of January
 is oogstrelend, met dank aan de zonovergoten Griekse setting en de stijlvol geklede hoofdrolspelers Viggo Mortensen, Kirsten Dunst en Oscar Isaac (Inside Llewyn Davis). Maar Amini biedt meer dan mooie-plaatjes-cinema. De onderhuidse spanningen in de driehoeksrelatie zijn kundig opgebouwd en het tragische, klassieke einde heeft zelfs iets ontroerends. Een klasse-thriller!

Boeken / Fictie

Als De Vos de passie breekt

recensie: Luc de Vos - Paddekoppenland

Het is voor ondergetekende wat moeilijk om neutraal te blijven: Luc De Vos is namelijk mijn jeugdheld. De zanger die met zijn groep Gorki mijn puberangsten zo beangstigend juist verwoordde. Toch durf ik te stellen dat hij met Paddenkoppenland een goed boek heeft geschreven.

De reden waarom ik die voormalige idolatrie even aanhaal, is dat Luc De Vos in zijn nieuwe roman gretig citeert uit zijn liedjesteksten, en met hoofdpersonage Ronny De Keyzer heel wat gemeen heeft: beiden groeiden op in de Gentse periferie, beiden schoppen het tot zanger van een groepje en allebei bekijken ze het mensdom met een mengeling van nieuwsgierigheid, mededogen en onbegrip. Dat levert een geestig (want deels autobiografisch) maar ook wat vrijblijvend resultaat op.

Aanmodderen
Ronny De Keyzer groeit, aan de rand van Gent, op in een omgeving van ‘paddenkoppen’: boerse types die ‘leven’ verwarren met ‘wroeten’, volgens het Vlaamse adagium ‘doe stille voort’. Aan dat leven wil Ronny ontsnappen, omdat hij zich beter voelt. Verheven. In elk geval anders. Popzanger wil hij worden, en auteur van succesvolle sciencefictionromans. Maar hij doet het enige wat je met zulke ambities niét moet doen: wachten tot het hem overkomt. Aanmodderen. Hij proeft weliswaar van het succes van een wereldhit, maar daar blijft het ook bij. Hij start een gezin, krijgt kinderen, maar ook dat dooft uit bij gebrek aan drive. En zo kabbelt Ronny door het leven, zich verwonderend over de mensheid. Dat levert bij momenten heel rake observaties op. Zoals deze:

Ik denk dat de meeste mensen (…) blij zijn dat de jaren voorbijgaan, ik denk dat zij zelfs graag ouder worden, dan worden ze tenmiste ergens door iemand serieus genomen. De mensen denken: ik ben oud, met mij valt niet te spotten, daarom doen zij niets, ze wachten tot ze oud genoeg zijn om serieus te worden genomen.

Amusant
Bij het dichtklappen van Paddenkoppenland overviel me het gevoel van ‘net niet’. Het boek voert de lezer naar een einde dat er uiteindelijk niet komt. Het eindigt abrupt, te abrupt. Omdat we willen weten hoe het Ronny verder vergaat, wat hij met zijn verworven inzichten aan zal vangen. Dat open einde was de betrachting van de auteur, maar het werkt niet, omdat het wringt. Want wat wil De Vos nu eigenlijk zeggen?

Met de slotzin “we hoefden ons voorlopig weinig zorgen te maken” zijn we terug aan het begin. De cirkel is rond. Een iets te vrijblijvende conclusie. Maar los daarvan: een amusant boek. Een Stoner voor mensen met weinig tijd. Een dwarsdoorsnede van menselijk gesukkel. Goed gedaan, jeugdheld.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Luc De Vos

‘Paddenkoppenland is een sleutelroman, maar de sleutel is niet moeilijk te vinden’

Luc De Vos, net vijftig geworden, heeft duidelijk geen tijd te verliezen: zijn muziekgroep Gorki bestaat dit jaar 25 jaar, hij draafde recent viermaal op in de populaire quiz De Slimste Mens ter Wereld en met Paddenkoppenland is hij intussen aan zijn zevende boek toe.

 

Op de achterflap lezen we dat je Paddenkoppenland als je belangrijkste boek tot nog toe beschouwt. Meen je dat, of is het een verkoopspraatje van de uitgever?
Ik heb er in elk geval het langst aan gewerkt, toch zo’n drie jaar. Ik had er bijgevolg het meeste voldoening aan toen het af was. Maar mijn belangrijkste boek? ’t Is niet dat ik het als mijn magnum opus beschouw, ik heb gewoon geschreven wat ik te zeggen had. Zoals altijd. 

Je schrijft romans, liedjesteksten en columns. Is er een verschil in werkwijze?
Wat liedjesteksten betreft, moet ik je ontgoochelen: daar is niet echt sprake van een methode. Ik schrijf niets op, en ga zeker niet na zitten denken over de thema’s die ik wil bezingen. Integendeel: er komt een zinnetje op in mijn hoofd, en dat kan daar gerust een jaar liggen gisten. Het jaar daarop kan er weer een flard tekst komen, tot ik opeens een songtekst heb door al die zinnetjes bij elkaar te voegen. En als ik er genoeg heb, maak ik een plaat (lacht). 

Je schrijft je boeken toch niet zo?
Nee, dat is écht wel hard werken. Dagelijks enkele uren gedisciplineerd schrijven, met een concreet doel: in mijn geval één pagina per dag. Bij voorkeur van 9 tot 12 uur, zodat ik me achteraf kan belonen met een verse tas soep, ergens in de Gentse binnenstad. Het fabeltje van de inspiratie die als een vogeltje komt aangevlogen, kan ik bij deze dus doorprikken. Het is zitten, schrijven, dingen proberen, herschrijven, schrappen. 

~

Werk je met een schema?
Dat is te zeggen: er waren een aantal zaken die ik er zeker in wilde en die ik heb genoteerd. Zo moest het hoofdpersonage gelouterd uit het verhaal komen en een belangrijk inzicht verkrijgen. Hij moest ook één wereldhit scoren én Ronny De Keyzer heten: iemand die zich bij momenten een god waant, maar zijn dromen steeds stuk ziet gaan. Ik geloof dat mijn schema uit tien lijntjes of zo bestond (lacht). 

Mijn enige echte kritiek op het boek is dat het net zo abrupt eindigt. Wat gebeurt er verder met Ronny? Je blijft als lezer op je honger zitten.
Ervaar je dat als negatief? Dat plotse einde was net mijn bedoeling: we verlaten hem op het moment dat hij gelouterd is en vrede heeft met zijn lot. Vanaf nu is voor Ronny alles weer mogelijk. Of niet, dat blijft door dat open einde in het midden. Schrijf hij alsnog die sciencefictionbestseller? Gaat hij opnieuw optreden na die ene wereldhit die hij ooit had? Dooft hij langzaam uit? Sticht hij een nieuw gezin? We weten het niet. In Stoner van John Williams volgen we het hoofdpersonage tot hij sterft in zijn sofa, eenzaam, zonder illusies. Dat einde wilde ik Ronny niet geven, alles moest nog kunnen. 

Je doet weinig moeite om bestaande mensen in je boek te verhullen. Zo wordt regisseur Jan Verheyen gewoon Eddy Verheyen.
Goh ja, voor mij is dat spielerei. Als ik ze onherkenbaar maak, is er geen plezier aan voor de lezer. Maar ze open en bloot bij naam noemen is ook geen optie, omdat het een roman en geen non-fictie is. Laten we dus zeggen dat Paddenkoppenland een sleutelroman is, maar dat het niet echt moeilijk is om de sleutel te vinden (lacht). Of er veel van Luc De Vos in Ronny zit? Goh, ik heb er wel wat autobiografische elementen in verwerkt, maar over het algemeen is het toch een fictief personage.

Je hoofdpersonage Ronny De Keyzer trekt bij momenten nogal hard van leer tegen de Vlamingen: “Misschien wonen in Vlaanderen alleen slechte mensen, het zit er ingebakken, de lelijkheid, de domheid, de vernietigingsdrang.” Ik vermoed dat jouw mening hier toch ook wat doorschemert?
Het is een roman, dus ik kan mijn personages alles laten zeggen. Maar het klopt wel dat ik het af en toe eens ben met Ronny, Zoals in het citaat dat je aanhaalt: Vlamingen doen niet anders dan klagen, terwijl we in het beste land ter wereld wonen. We zijn zo verwend, maar we beseffen het niet meer. Neem nu die stakingen van de laatste tijd, om het aantasten van de welvaart aan te klagen. Ok, de regering moet besparen, en dat zal de Vlaming voelen, maar ’t is maar te zien hoe je dat bekijkt. In mijn visie krijgen we bij wijze van spreken allemaal dagelijks tien taarten, en door de besparingen zullen er dat maar negen meer zijn. Maar dat blijven wel negen taarten hé. Terwijl er zoveel mensen zijn die het elke dag met een droge sandwich moeten doen. Wat we nu meemaken, is geen economische crisis, maar een crisis van het surplus, van het teveel dat we hebben. Als kind had ik, om mij te ontspannen, 17 stripverhalen. Verder niets. En als ik nu zie hoe mijn zoon kan multitasken door tegelijk met zijn telefoon, tablet en de televisie bezig te zijn, dan schud ik toch even het hoofd.

Je bent met Paddenkoppenland ook als romancier eindelijk ‘doorgebroken’ in Nederland.
Dat is te zeggen: ik heb er mijn eerste recensie mee te pakken, in NRC Handelsblad. Drie sterren en over het algemeen positief. Joepie! Vooral omdat mijn uitgever gezegd heeft dat er in Nederland jaarlijks enorm veel debuten verschijnen. Om er dan uitgepikt te worden voor een recensie: moet je toch al een portie geluk voor hebben. Met mijn muziek ben ik in Nederland al jarenlang bekend, maar met die recensie voel ik me toch even als een debuutauteur (lacht).

Over die muziek gesproken: je citeert ook graag uit je eigen liedjesteksten in je roman.
Ook dat is vooral om te spelen, te knipogen. Er zitten bekende verwijzingen in, maar ook citaten uit de meer obscure nummers, zoals 88 procent op onze laatste cd Research & Development. Dat is dan voor de echte Gorki-fans.

Ga je akkoord met mijn stelling dat je met Paddenkoppenland een soort luchtige versie van het daarnet genoemde Stoner hebt geschreven?
Ik snap de vergelijking ergens wel. Het hoofdpersonage Stoner is, net als Ronny, iemand die voortdurend in de verkeerde situaties terecht komt en zich daar als lijdend voorwerp door laat doen. Maar ik dicht Ronny toch wat meer daadkracht toe. Hij hééft het als zanger geprobeerd, hij hééft het succes en gezinsleven geproefd. Het lot heeft hem klappen gegeven, maar op het einde staat hij nog altijd recht. Klaar voor de liefde, klaar voor het succes.

Boeken / Non-fictie

Charmante darmen

recensie: Giulia Enders (vert. Jolanda te Lindert) - De mooie voedselmachine

Gezondheid is hip en vooral omdat je er zelf iets aan kan doen. Was je voorheen afhankelijk van medicatie wanneer je huid of immuunsysteem iets mankeerde, nu moet je overstappen op gezonde voeding. Van paleodiëten tot voedselzandlopers en van weinig suiker naar meer vet. Tijd om ook dat belangrijke orgaan dat met ons eten te maken heeft te ontdekken: de darmen.

Het is een logische stap in de voedsel en gezondheidshype: van wat we eten naar waar het terechtkomt. Zelfs het gezondste eten doet relatief weinig wanneer we onze darmen niet goed verzorgen. In drie delen behandelt de Duitse Giulia Enders onze darmen. Te beginnen bij de werking – waaronder de perfecte drol. Gevolgd door het zenuwstelsel van onze darmen en tot slot onze micro-organismen. Elk deel gaat gepaard met erg veel feitjes. Dit maakt het boek leuk voor bij de borrel. Hoezo bacterievrees? We hebben twee kilo in onze darmen! Gezien de charme van het boek is de Duitse titel Darm mit Charme erg toepasselijk.

De auteur opent haar boek met een persoonlijk verhaal. Ze is geboren uit een keizersnede en kon geen borstvoeding krijgen. Dit heeft een groot aantal kwalen tot gevolg gehad. Op latere leeftijd ontdekte ze dat er een verband tussen haar kwalen en haar darmen zou bestaan. Ze besloot geneeskunde te gaan studeren en zich te specialiseren in de darmen, een orgaan waar relatief weinig aandacht voor is.

Nog een wijntje graag
Het tweede deel, handelend over het zenuwstelsel van onze darmen, sluit perfect aan in het neuro-informatietijdperk. De darmen hebben hun eigen hersenen, die via een snelwegverbinding, de Nervus Vagus, direct in contact staan met de controlekamer in ons hoofd. Die hersenen reageren op hun beurt weer op de organismen die in onze darmen leven en op wat we naar binnen werken. Met een brein in je darmen is de relatie tussen depressie en een verstoorde darm ineens zo gek niet meer.

Zo worden suikers omgezet in serotonine, wat een gelukkig gevoel geeft. De organismen die suiker in serotonine omzetten, worden veeleisender en voor je het weet ben je een zoetekauw. Alcohol heeft een direct ontspannende werking op de zenuwen van onze darmen. Daarom kalmeer je zo snel wanneer je een glas wijn drinkt.

Micro-organismen
Nu we ontdekt hebben dat we slimme darmen hebben, is het zaak uit te zoeken hoe we het de ‘goede’ organismen zoveel mogelijk naar hun zin kunnen maken. Enders kiest ervoor om de verschillende bionten te beschrijven: de pro-, anti- en prebiotica. Hoewel ze tussen de regels door te lezen zijn, geeft de auteur geen directe voedseladviezen. Daar doet ze slim aan, want ieders darmsamenstelling is anders: het voedseladvies voor de een hoeft niet noodzakelijkerwijs ook te gelden voor een ander. Zo ook met wijnproeven, de bacteriesamenstelling op je tong bepaalt mede wat je proeft.

Enders heeft een gemakkelijk leesbaar en toegankelijk boek geschreven dat een groot publiek zal aanspreken. We kunnen onze gezondheid – een harmonieuze darmflora betekent een actief en capabel immuunsysteem – in eigen hand nemen. Daarmee sluit dit boek aan bij de tijdgeest, waarin je verantwoordelijkheid hebt te nemen voor je eigen succes en gezondheid. Maar hier zit de kink in de kabel, want dit boek wil vooral leuk zijn met alle feitjes en hip zijn met de simplistische tekeningetjes. Ook heeft Enders nogal eens de neiging om grappig te willen zijn met allerlei vergelijkingen of guitige omschrijvingen. Duitsers en humor, het is geen gelukkig huwelijk en het haalt de ernst uit de boodschap. Die humor had ze beter kunnen opvullen met meer diepgang her en der, haar schrijfstijl is leesbaar genoeg. Deze minpuntjes doen verlangen naar een boek dat met eenzelfde enthousiasme dieper op deze interessante materie ingaat.

Boeken / Fictie

Mysterie zonder spanning

recensie: Tim Parks (vert. C.M.L. Kisling) - De kunst van het moorden

Wie Italië zegt, zegt Tim Parks. De al ruim dertig jaar in Italië wonende Britse schrijver draait zijn hand niet om voor weer een boek over zijn passievolle gastland. Of het nu gaat over Italiaanse manieren, over het ondoorgrondelijke spoorwegennet of over een Veronese seriemoordenaar op oorlogspad: de pen van Parks weet niet van stoppen.

In De kunst van het moorden gaat Parks op weg met de hoofdpersoon die hij in twee eerdere romans al heeft geïntroduceerd. De Engelsman Morris Duckworth, inmiddels een gewaardeerd lid van de aristocratie in Verona, voelt zich nog altijd een buitenstaander in de Italiaanse machismo maatschappij. Hij is getrouwd met een nazaat van steenrijke wijnbouwers en heeft een indrukwekkende kunstcollectie aangelegd.

Moordkunst
Duckworth is ook een pathologische moordenaar. Tim Parks laat voorzichtig doorschemeren dat hij al een reeks slachtoffers heeft gemaakt, allemaal vanwege liefdesperikelen of zakelijk gewin. Door het hele boek heen blijven deze doden – in het hoofd van Morris – in gesprek met hun moordenaar. Dat is een aardige vondst maar zij wordt zo ver doorgevoerd dat het de gang van het verhaal behoorlijk verstoort.

Een verhaal dat verder geheel gedomineerd wordt door de obsessie van Duckworth: een tentoonstelling samenstellen van kunstwerken die allemaal ‘moord’ als thema hebben. Niet het sterven of de dood, maar het moment van toeslaan: als de gruwelijke daad op het punt van uitvoeren staat. Hij kan putten uit zijn eigen kunstverzameling, waar een aantal vervalsingen tussen zitten, maar hij wil ook wereldwijd grote musea om bruiklenen te vragen.

Losse eindjes
Het opvoeren van die tentoonstelling is een prima concept dat Parks tot in de uithoeken van deze roman laat doorwerken. De afzonderlijke schilderijen worden veelvuldig aangehaald en beschreven. Duckworth wil de klassieke werken, waarop men elkaar naar het leven staat, via de officiële museumkanalen van Verona verzamelen. Vanaf dat moment begint de tegenwerking van de museumdirectie en de alomtegenwoordige kerk.

De kunst van het moorden is geschreven als ‘spannende roman’; het predikaat ’thriller’ zou inderdaad teveel eer zijn. Tim Parks strooit kwistig met losse eindjes die op geen enkele wijze tot de grote lijn van het verhaal gaan behoren. Hij is meer geïnteresseerd in de geschiedenis en de afkomst van de ‘moorddadige’ schilderijen dan in het verloop van het mysterie.

Parker of Parkes
Als de museumdirecteur onder compromitterende omstandigheden wordt vermoord en Morris Duckworth als mogelijke dader wordt opgepakt, begint Parks de controle te verliezen. De kardinaal, de huisvriend, de Libische maîtresse, de conservator, de meestervervalser, de zoon en de dochter, ze hebben allen een rol in deze geschiedenis maar nergens wordt duidelijk wat ze werkelijk bijdragen aan de kluwen van geheimzinnigheid die de schrijver opwerpt. Het enige ‘drama’ speelt zich op nogal overdreven wijze af in het hoofd van de opportunistische Morris Duckworth:

‘Er waren momenten waarop de realiteit met zo’n enorme chemische intensiteit borrelde en bruiste, dat er maar twee keuzes leken te bestaan: gaan liggen onder het reeds zoevende blad van de guillotine, of een kalashnikov pakken en iedereen in de buurt neerknallen.’

Als er tenslotte ook nog ‘een Britse schrijver genaamd Parker of Parkes’ op het toneel verschijnt, is het genoeg geweest. De kunst van het moorden is een vreemde eend in de bijt van Tim Parks; hij kan duidelijk niet uit de voeten met het thrillergenre. Te uitvoerig en te ingewikkeld geschreven om in een sterke plot te kunnen transformeren. Parks moet vooral over Italië blijven schrijven, als relatieve buitenstaander weet hij feilloos de eigenaardigheden bloot te leggen, maar zich verre houden van misdaad en spanning.

Boeken / Non-fictie

Veel bravoure, weinig inhoud

recensie: Stephen Fry - More Fool Me

.

Het Britse multitalent Fry is naast schrijver ook acteur in komedies, drama’s, televisieseries en documentaires. Verder is hij televisiemaker, quizpresentator, radiopresentator en toneelschrijver. Daarnaast schnabbelde hij bij met het inspreken van luisterboeken (waaronder Harry Potter) en televisiespotjes. Maar zijn succesvolle carriere wordt in turbulentie overtroffen door zijn priveleven, waarin hij worstelde (en bovenkwam) met zijn seksuele geaardheid, diverse verslavingen en zijn manisch depressieve inslag.

Herkauwen van deel 1 en 2
Misschien verbleekt More Fool Me bij de eerste twee biografieën omdat Fry daarin al het meest onstuimige deel van zijn leven belicht; een leven waarin hij twee keer van school werd gestuurd, drie maanden in de gevangenis doorbracht vanwege creditcardfraude, Hugh Laurie ontmoette en zijn meest succesvolle komedieseries opnam. Maar maak je geen zorgen als je More Fool Me als losstaand boek leest zonder die daaraan voorafgaande delen, want Fry spendeert het eerste kwart van het boek aan een samenvatting van zijn eerdere werk. Hij biedt daarvoor zelf herhaaldelijk zijn excuses aan, om vervolgens ongegeneerd door te gaan met deze herhaling van zetten.

More Fool You
Het verslag van het excessieve leven waartoe hij eind jaren ’80 zijn toevlucht nam – ‘He was, to all intents and purposes, a high-functioning addict. Blazing brightly and partying wildly…’ – blinkt vooral uit in saaiheid. Bijna zakelijk vertelt Fry over zijn cocaïneverslaving. Voor de man die claimt het record te houden van het frequentst ‘fuck’ zeggen binnen een live uitzending op de Engelse televisie, blijft het maar tam. Hij valt regelmatig in herhaling wanneer hij vertelt over de wilde avonden in zijn favoriete club, The Groucho. Daarbij laat hij en passant zoveel mogelijk celebrities die hij ooit ontmoette de revue passeren, waarbij hij nonchalant laat vallen dat hij meestal niet eens weet wie het betreft. In de laatste 100 pagina’s lijkt Fry’s toch al nauwelijks aanwezige muze, hem geheel te hebben verlaten en lepelt hij dagboekfragmenten uit 1993 op. En zo komt More Fool Me, dat in niets lijkt op de bruisende en sprankelende kroniek die haar flaptekst belooft, aan een teleurstellend einde.

Boeken / Interview
special: Interview met YA-auteur Clare Furniss

Het jaar dat de wereld op zijn kop stond

Het jaar dat de wereld op zijn kop stond is het debuut van de Britse auteur Clare Furniss. Deze Young Adult (YA) roman gaat over de vijftienjarige Pearl, die haar moeder verliest tijdens de geboorte van haar halfzusje. Pearl weet hier geen raad mee, wat zich uit in een woede ten opzichte van iedereen. Afgelopen weekend bracht Clare Furniss een bezoek aan Nederland. 8WEEKLY kreeg de kans deze auteur te interviewen.

Waarom heb je dit verhaal geschreven?

‘Het verhaal kwam voort uit twee gebeurtenissen. Ik kreeg het idee toen ik zwanger was van mijn jongste. Ik vroeg me af: wat als er iets ergs gebeurt? Hoe zou het zijn voor een tiener in zo’n situatie? Hoe denk je dan over de pasgeboren baby? Baby Rose staat er symbool voor dat het leven doorgaat.

De tweede reden voor dit boek is dat ik als tiener een vriendin verloor. Het was erg onverwacht. De puberteit is een periode waarin het veilige idee van je kindertijd verdwijnt. Er komen grote vragen over het leven, en ook over de dood.

Maar mijn ervaring was een andere dan die van Pearl. Ik vroeg me af: hoe reageert mijn personage erop? Het duurde even voordat ik iets met het idee deed.’

Heb je jongeren in een soortgelijke situatie geïnterviewd?

‘Nee. Het leek me gevaarlijk: als je een tiener interviewt, ben je geneigd zijn of haar verhaal op te schrijven. Maar dit was Pearls verhaal. Ik heb wel rondgekeken op websites en onderzocht hoe verschillende kinderen en jongeren dit soort verdriet ervaren. Er zijn allerlei manieren om te rouwen. Deels is het voor iedereen hetzelfde, maar uiteindelijk ervaart iedereen het op een eigen manier en gaat iedereen er anders mee om. Door te huilen en te schreeuwen, of juist door weg te duiken. Dat was heel bevrijdend voor mij als schrijfster. Ik geloofde in mijn personage, het kon niet fout zijn. Hoe Pearl rouwt, op deze destructieve wijze, is niet hoe iedereen het doet.’

Hoe heb je Pearls personage bedacht?

‘Tijdens het schrijven ontdekte ik steeds meer over haar. Haar stem, haar reactie op bepaalde situaties… Ik had het niet helemaal gepland. Dat was interessant!

Dat geldt ook voor het verhaal: ik wist wel ongeveer de structuur, wat er in grote lijnen zou gaan gebeuren. Bepaalde gebeurtenissen waren voor mij meteen duidelijk, zoals de eerste keer dat Pearls moeder haar opzoekt. Andere gebeurtenissen werden pas duidelijk terwijl ik het schreef. Als ik niet wist hoe ik iets moet schrijven, begon ik gewoon. De rest kwam vanzelf. Dan dacht ik: ah, dat is interessant! Of: o, ik wist niet dat jíj in dit verhaal voor zou komen! Dit maakt het boeiend, voor zowel mij als auteur als voor de lezer.’

Wat wil jij dat lezers vinden van Pearl? Medelijden hebben? Haar aardig vinden, egoïstisch, sterk? Was je je daar bewust van tijdens het schrijven?

‘Ze moest vooral een echt persoon zijn. Ik vond het belangrijk om eerlijk over haar te zijn. Lezers moeten natuurlijk genoeg om haar geven om het boek uit te lezen, en niet zo geïrriteerd raken dat ze stoppen. Het is lastig om daar een balans in te vinden. Ik heb geprobeerd genoeg te laten zien van haar kwetsbaarheid. Waarom ze doet wat ze doet, zodat mensen haar begrijpen. Sommige lezers hebben medelijden, anderen ergeren zich aan haar. Je hoeft haar niet altijd leuk te vinden. Zo werkt het in het dagelijks leven ook niet. Je houdt van je vrienden, maar vindt ze niet altíjd leuk.’

Clare Furniss. Foto: Ron de Gruyl

Clare Furniss. Foto: Ron de Gruyl

Heb je al plannen voor een nieuw boek?

‘Ja, ik ben er volop mee bezig. Het is een boek voor ongeveer dezelfde lezers qua leeftijd. Het verhaal is iets meer historisch, het speelt zich af in de jaren 60. Het gaat over relaties, familie, geheimen. Dat kan allemaal behoorlijk ingewikkeld zijn, daarom is het zo interessant! Het is een serieus verhaal, maar ik vind het belangrijk om er wat humor in te stoppen. Dat heeft een boek nodig. Een boek waarin alles zwaar en heftig is, is niet fijn om te lezen. En zo gaat het ook in het leven: er gebeuren heel nare dingen, maar ook heel mooie. Ook al gebeurt er iets verschrikkelijks, er zijn altijd nog momenten waarbij iets te lachen valt.’

Hoe is het om een tweede boek te schrijven?

‘Het is moeilijker om een tweede boek te schrijven dan een eerste! Ik voel nu een ander soort druk. Er zijn verwachtingen en ik heb minder tijd. Over mijn eerste boek kon ik heel lang doen, nu heb ik deadlines.’

Welke auteurs inspireren jou?

‘Ik hou van grappige boeken, maar ook van verdrietige verhalen. Auteurs waar ik op dit moment dol op ben, zijn Patrick Ness en Meg Rosoff. De personages uit hun verhalen zijn heel echt en eerlijk. En deze schrijvers deinzen niet terug voor ingewikkelde gebeurtenissen. Ze laten zien dat het prima is om als persoon mindere kanten te hebben. Dat is heel inspirerend.’

Wat voor advies zou je willen geven aan lezers die iets soortgelijks als Pearl meemaken? Die iemand verliezen van wie ze houden?

‘Ik weet niet of ik de juiste tips kan geven, want iedereen ervaart dit anders. Dat is denk ik het belangrijkste: dat je je er bewust van bent dat dit prima is. Hoe je je ook voelt of hoe je omgaat met je verdriet, het is oké. Er is geen juiste manier.’

Clare Furniss woont in Engeland met haar man en drie kinderen (van tien, acht en zes jaar). Het jaar dat de wereld op zijn kop stond is haar eerste boek.

Muziek / Concert

Liever in een kleinere zaal

recensie: The Gaslight Anthem

.

De sfeer zit er al aardig in wanneer The Gaslight Anthem tegen half tien aftrapt met ‘Stay Vicious’. De mannen van Bayside en Deer Tick hebben de zaal goed opgewarmd. ‘Stay Vicious’, tevens de opener van de laatste plaat Get Hurt, is live nog bombastischer dan op het album. Een pluspunt, aangezien Get Hurt in vergelijking met ouder werk nog niet erg aanslaat in Nederland. De langspeler is gelikter dan ooit, waardoor het karakteristieke Gaslight Anthem-geluid ruimte maakt voor een meer commerciële en toegankelijke sound. Niet per se slecht, maar de oude tracks zijn wel meer bijzonder.

Schoenengooier

~

Het publiek gaat dan ook meer los op nummers als ‘Great Expectations’, ‘We Came To Dance’ en de fantastische meezinger ‘American Slang’. Zanger Brian Fallon lijkt in het begin nog niet helemaal goed bij stem te zijn: hij komt schor over en haalt enkele hoge tonen niet. Toch is laatstgenoemde track een feestje: ‘American Slang’ is hét nummer om het publiek helemaal los te krijgen.

De band heeft er zin in en de strakke set loopt daardoor lekker door. Fallon is een ‘gezellige’ gast die graag een praatje met het publiek maakt. Wanneer iemand een schoen naar hem gooit, maakt hij een grapje dat hij zijn schoeisel niet terugkrijgt. Hij laat de gooier ook nog even weten dat het not done is om schoenen te gooien naar iemand die voor je optreedt, of überhaupt naar mensen. Wanneer ze het rockende ‘1930’ voor een groot deel hebben gespeeld, gebaart Fallon zijn medebandleden te stoppen. Of de gast van de schoenen per direct de zaal wilt verlaten: ”You can bother me, but you can’t bother other people”. Fallon is zichtbaar klaar met de irritante bezoeker die andere mensen lastig valt en wil hem zo snel mogelijk weg hebben van de show. Na een, voor de rest van het publiek, stil overleg mag de jongen blijven en zegt Fallon onder een flink gejuich en applaus dat het belangrijkste wat we moeten doen is elkaar lief te hebben.

Kippenvel
De nadruk vanavond ligt logischerwijs op het nieuwe werk. Het rustige ‘Break Your Heart’ is live erg mooi, maar was nog mooier geweest als het luidruchtige publiek zijn mond had gehouden. Van Fallon’s stem, in combinatie met de minimale instrumentale ondersteuning, is het moeilijk om geen kippenvel te krijgen. Het is weer wat anders dan raggende gitaren en opzwepende drums. Na anderhalf uur nieuwe tracks, enkele oude liedjes en helaas maar één (!) nummer van het populaire American Slang sluiten de heren af met ‘The Backseat’, ook afsluiter van topplaat The 59’ Sound.

De Heineken Music Hall bleek niet te klein voor The Gaslight Anthem. De reikwijdte van Fallon’s stem is enorm en drong tot diep in de zaal door. Toch is de band beter in een intiemere sfeer, zoals twee jaar geleden in het stampvolle Paradiso. The Gaslight Anthem is een band waar je een paar meter vanaf moet staan om de totale show mee te krijgen. Fallon is iemand die graag contact maakt met mensen in het publiek, en hoewel dat vanavond prima lukte met de schoenengooier, was de HMH net iets te groot voor deze sfeervolle punkrockband.