Kunst / Expo binnenland

Toekomstbeelden van angstaanjagende schoonheid

recensie: Yue Minjun, Juan Muñoz, Berlinde de Bruyckere e.a. - In Search of Meaning

‘Ik ben gedoemd tot een ziener die niet kan zien.’ Een uitspraak van kunstenaar Jan Fabre die een rode draad blijkt in de tentoonstelling In Search of Meaning – Mensbeelden in globaal perspectief. Museum de Fundatie presenteert in deze interessante expositie uiteenlopend werk van hedendaagse kunstenaars. Zowel de kunstwerken als de achterliggende ideeën geven stof tot nadenken.

Yue Minjun, <em>Romantic Realism</em>, Study Number 5, 1999.

Yue Minjun, Romantic Realism, Study Number 5, 1999.

Gastcurator Anne Berk heeft werk van een diverse schare aan hedendaagse kunstenaars geselecteerd voor de tentoonstelling. Het uitgangspunt hierbij is de manier waarop zij reageren op de huidige tijd en de ‘grote vragen des levens’. Een breed perspectief, dat resulteert in uiteenlopende artistieke reacties. In het werk van de gekozen westerse kunstenaars staat een nadruk op persoonlijke kwesties centraal. Zo getuigt Kiki Smith’s sculptuur van haar alter ego Alice een diepgravend onderzoek naar zichzelf en haar verleden. De kunstenaars uit overige delen van de wereld zijn met meer politiek geladen werk vertegenwoordigd op de tentoonstelling. Met name de omvangrijke installatie Fermentation of the Mind (1990) van de Indonesische kunstenaar Heri Dono valt op. Het werk bestaande uit gipsen hoofden die met elektronica aan ouderwetse schoolbankjes zijn gekoppeld, roept onvermijdelijk de associatie met hersenspoeling op. Een duidelijk politiek statement gezien Dono’s achtergrond als anti-Soeharto revolutionair.

Juan Muñoz, <em>Conversation Piece</em>, 2001. Foto: Luis Asin, ©The Estate of Juan Muñoz.

Juan Muñoz, Conversation Piece, 2001. Foto: Luis Asin, ©The Estate of Juan Muñoz.

Aandrang tot vluchten

Zo’n strikte tweedeling als westers individualisme versus niet-westers activisme zou de expositie echter geen recht doen – laat staan de hedendaagse kunstpraktijk. Er blijken vele manieren waarop kunstenaars reageren op het ‘verdwijnen van de grote verhalen’ in de huidige postmoderne wereld. De aandrang om te vluchten – in religie, cynisme of je eigen kussen – is hierbij een terugkerend motief. Sommigen, zoals de Belg Johan Tahon, laten zich meevoeren door een mystieke beleving en wentelen zich in een hernieuwd godsverlangen. Andere kunstenaars zijn uitgesproken cynisch en lijken alle idealen te hebben laten varen. Yue Minjun’s bekende sculptuur Romantic Realism, Study Number 5 van te breed grijnzende, blinkend roze activisten met een leeg spandoek is hier exemplarisch. Waar moeten we nog in geloven? De Chinese kunstenaar legt de vinger op de zere plek: de hoge verwachtingen van het post-maoïstische China zijn inmiddels verdampt.

Het wrange absurdisme van Minjun krijgt een dreigend randje in het werk van Folkert de Jong. In Operation Harmony (2008) spietst hij misdadigers uit de geschiedenis op lugubere wijze aan vrolijk gekleurde kruisen. Fanatisme moet ten koste van alles bestreden worden, desnoods met geweld. Juan Muñoz biedt in zijn Conversation Piece evenmin een rooskleurig – zij het minder agressief – perspectief: de blinde wezens lijken dynamisch, maar zitten gevangen in hun eigen ‘lichaam’ en zijn bovendien bevroren in bewegingloos brons. Het gevoel van verlamdheid dat dit werk uitstraalt is treffend: welke kant moeten we opgaan? Eenzelfde soort verstarring is bijna tastbaar in Berlinde de Bruyckere’s The Pillow. Het verkrampte lichaam verbeeldt een herkenbaar verlangen om soms te kunnen verdwijnen in je kussen.

Berlinde de Bruyckere, <em>The Pillow</em>, 2010. ©Mirjam Devriendt.

Berlinde de Bruyckere, The Pillow, 2010. ©Mirjam Devriendt.

Veelvoud aan betekenis

Het proberen te vinden van hét antwoord in de ‘zoektocht naar betekenis’ lijkt gedoemd om te mislukken. Maar misschien is het stellen van de vraag wel belangrijker, aldus curator Berk. Dat haar filosofische overpeinzingen interessant zijn staat buiten kijf. De onderbouwing van haar betoog met kunst roept daarentegen soms vraagtekens op. In de praktijk van het zoeken van een plaatje bij het praatje ligt een eenzijdige interpretatie van de kunst al snel op de loer. Dat kunstwerken theorieën zouden weerspiegelen blijft altijd lastig te bewijzen. Daarbij is het een wel erg breed punt: betekenis geven aan het leven is iets dat iedereen nastreeft, en kunst zou je kunnen zien als een uiting daarvan.

Toch slaagt deze tentoonstelling wonderwel. Naast de ietwat dwingende en soms ongenuanceerde zaalteksten, is de kunst een verademing. De werken maken talloze interpretaties mogelijk en laten uiteenlopende reacties zien op de huidige tijd, variërend van idealisme tot zwartgalligheid. De keuze voor mensbeelden is een fijne rode draad, die de nodige verbinding verschaft. Bovenin de wolk-vormige opbouw van het museum bieden bankjes met afgietsels van Caspar Berger’s botten de mogelijkheid tot filosofische reflectie. Maar ook als alle hoogdravende cultuurduiding langs je heen glijdt is de tentoonstelling de moeite waard. Je hoeft geen ziener te zijn om de schoonheid van de kunst te kunnen aanschouwen.

Film / Films

Een onconventioneel huwelijk tussen preuts Hollywood en een BDSM-roman.

recensie: Fifty Shades of Grey

.

Het is een fenomeen: wat begon als erotische fanfictie van Twilight groeide uit tot drie vervolgboeken die wereldwijd als warme broodjes over de toonbanken vlogen. Van het eerste en bekendste deel, Vijftig Tinten Grijs, werden op het Britse Amazon meer kopieën verkocht dan alle Harry Potter-delen bij elkaar. Het was plotseling compleet acceptabel om openlijk een erotisch boek te lezen. Vijftig Tinten werd dan ook gewoon gezien onder de kerstboom, in de trein en op de koffietafel. 

Het verhaal is bekend: de onschuldige literatuurstudente Anastasia interviewt de succesvolle, aantrekkelijke zakenman Christian Grey en wordt verliefd. Grey doet echter niet aan liefde, maar wel aan BDSM. Hij gooit er een helikoptervlucht, nieuwe auto  en nog een stuk of wat rijke-machtige-mannen-acties tegenaan om haar een contract te laten tekenen om zijn weekend-submissive te worden. Voor Ana zijn handboeien en zweepjes een nieuwe, opwindende wereld. Voor Grey is dit meisje toch wel een beetje anders dan de voorgaande vijftien onderdanigen. Wordt dit liefde?

Kunst van het weglaten of vloek van het verhullen
Het boek van E.L. James is niet best geschreven, daar is iedereen het over eens. Het succes is er aan te danken dat het de lezers de mogelijkheid geeft zich te identificeren met een ‘normale’ vrouw die geniet van BDSM. De gedetailleerde sekspassages permitteren veel vrouwen hun fantasie de vrije loop te laten. In deze commerciële film zijn dergelijke gedetailleerde seksscènes niet bespreekbaar, wat blijft er dan over?

Niet veel inderdaad.  De seksscènes kunnen gebruikt worden als schoolvoorbeeld van wat er volgens de Amerikaanse filmcommissie wel en niet mag. Wel billen en borsten, geen piemels en vagina’s. Na een tijdje wordt het lachwekkend wanneer er weer geknipt wordt precies wanneer het slipje net wat begint te onthullen. Maar het alternatief is een redelijk geslaagde cinematografische oefening in “hoe toon je opwindende seks zonder het daadwerkelijk te laten zien”. Met close-ups van gestrekte tenen en een laag kippenvel, gecombineerd met vloeiende camerabewegingen, opzwepende muziek en intense blikken van Mister Grey. Maar na hijg- en lipbijtscène nummer drie, is het effect een beetje weg. Wat overblijft is het liefdesverhaal. Hoera. 

Lege personages


Huisvrouwenporno, zo noemen sommige mensen Fifty Shades. Omdat Anastasia net zo onschuldig klinkt als Spongebob: ze krijgt klappen op haar derrière en denkt ‘holy cow’ wanneer Grey zich uitkleedt. Ook in de film wordt zo snel mogelijk duidelijk gemaakt dat we te maken hebben met een meisje van de braafste plank. Ze kan niet tegen alcohol en heeft als enige in dit tijdperk een klaptelefoon en geen computer. Daarbij kijkt ze om de haverklap met onderdanige blauwe puppy-ogen van onder haar pony naar Mister Grey. “Are you going to make love to me now?” vraagt ze naïef ergens in het begin van de film. Ze is ook nog maagd.

Hoewel het misschien zo klinkt, is Anastasia niet helemaal het volgzame, domme schaap dat thuishoort in een slechte pornofilm. Ze heeft zelfspot, geeft haar grenzen aan en speelt met Grey’s wensen. Bovendien is haar lichaam, hoewel mooi en altijd flatteus belicht, heel normaal en menselijk voor Hollywood-standaarden: ze is niet extreem dun en heeft niet extreem grote borsten. En Anastasia heeft schaamhaar. Ongekend.

Christian Grey is nog minder geslaagd als personage. Dat er iets mis met hem is, is duidelijk, want dat wordt tot vervelens toe in lege dialogen gezegd. Het dieptepunt is wanneer hij aan een slapende Anastasia vertelt dat hij vreselijke dingen heeft gezien voordat hij op zijn vierde geadopteerd werd. Het suggereert dat er een psychologische verklaring moet zijn voor zijn a-romantische gedrag.

De film doet wat er te verwachten valt van een Hollywoodverfilming van een erotische roman. Het ziet er gelikt uit en er valt zo nu en dan wat te lachen. De seksscènes zijn een les ‘close-ups van geile mensen’ en het liefdesverhaal komt langzaam op gang met vermoeiend heen-en-weer-geslinger. Niet erg. De lezer(es)s(sen) zullen toch massaal naar de bioscopen gaan. Mister Grey will see them now. 

Kunst / Expo binnenland

De revolte van de witte kubus

recensie: Andreas Angelidakis - 1:1 Stijlkamers

Sinds het ontstaan van de eerste museale opstelling werd beeldende kunst tentoongesteld in stijlkamers. De heersende smaak van luxe interieurinrichting diende samen te vallen met de gepresenteerde kunstwerken om zo tot een ‘stijlzuivere’ eenheid te komen. Het Nieuwe Instituut toont de stijlkamer als experimentele installatie, opnieuw samengesteld door architect en kunstenaar Andreas Angelidakis.

Foto: Amsterdam Museum

Foto: Amsterdam Museum

Als onderdeel van de programmalijn Landschap en Interieur is in de grote zaal een zestal stijlkamers opgetrokken die ieder een andere benadering van de ruimte laten zien. Angelidakis ontleedt de klassieke kamer in onderdelen en betekenis en maakt een nieuwe opstelling die vooral laat zien hoe de stijlkamer in het midden van de vorige eeuw verdween ten gunste van de witte en neutrale museumopstelling.

Zonder context

Het was Willem Sandberg die als conservator – en later als directeur – van het Stedelijk Museum Amsterdam in 1938 het einde van de traditionele stijlkamer inluidde. In zijn tentoonstelling Abstracte Kunst wilde hij de avant-gardistische kunst tegen een totaal witte achtergrond exposeren. Op zijn bevel, en in samenwerking met de functionalistische architect Mart Stam, werden de museumwanden hagelwit geschilderd en werd een begin gemaakt de stijlkamers te ontmantelen.

Tentoonstelling Abstracte Kunst, 1938 Foto: Stedelijk Museum Amsterdam

Tentoonstelling Abstracte Kunst, 1938 Foto: Stedelijk Museum Amsterdam

Sandbergs ‘white cube’-concept is vanaf die tijd dé standaard als presentatiemodel in de internationale museumwereld. Zijn opvatting om de unieke werken in een contextloze omgeving te plaatsen en zo de individuele betekenis te benadrukken werd universeel omarmd. Maar Sandberg had nog een ander doel met zijn witte en lichte openheid: de straat moest naar binnen worden gehaald. Met de stijlkamer verdween ook de hermetische introversie die tot dan toe het museale beleid had gedomineerd. De kunst was van iedereen.

Gipsplaat

Andreas Angelidakis heeft in het centrum van zijn opstelling een volledige stijlkamer – de uit het Stedelijk afkomstige Empire kamer – gepland die tijdens de tentoonstellingsduur door een team van restauratoren stukje bij beetje wordt geassembleerd. Eromheen staan vijf installaties die in een vrijstaand frame een experimentele verbeelding vormen van de originele stijlkamer. Het begint met een echte ‘white cube’ die inmiddels ook als eigentijdse stijlkamer kan worden aangemerkt. Vooral de foto’s van Sandberg en die met de door hem in 1938 ingerichte witte zalen vormen een bijzondere weergave van zijn hoogst moderne visie.

Empire kamer, 2015 Foto: Johannes Schwartz

Empire kamer, 2015 Foto: Johannes Schwartz

De andere kamers in de tentoonstelling zijn nogal diffuse interpretaties van Andreas Angelidakis die vooral een kunstzinnige weergave vormen. In een van de ruimtes wordt een stijlkamer rondom geprojecteerd op hangende doeken waarop ook bewegend museumpubliek is te zien. Een kamer vormt een gestileerde begrenzing waarin alle specifieke stijlelementen zijn gemaakt uit grijskleurig gipsplaat. Ook de demontage, opslag en verplaatsbaarheid van stijlkamers wordt gevisualiseerd door een kamer geheel opgetrokken uit kratten en ander verpakkingsmateriaal.

Associatief

Het moet gezegd: Het Nieuwe Instituut heeft een ambitieuze opvatting om de haar toebedeelde taken (ontwerp en innovatie vanuit een multidisciplinair perspectief) voor het voetlicht te brengen. Het zijn geen eenvoudige weergaven van verschillende beeldende onderwerpen, maar de toeschouwer moet flink in het associatieve vermogen tasten om de juiste context te destilleren.

Die doelstelling zorgt voor tentoonstellingen waar ‘gewerkt’ dient te worden. Hier geen plaatjes kijken en bordjes lezen maar een totale onderdompeling in verrassende visies en bijzondere presentaties. De alom aanwezige prikkel van vernieuwing is voelbaar op vele vlakken, terwijl ook met de eigen collectie innovatieve plannen worden ontwikkeld. Soms is het instituut nog wat zoekend, zoals met deze tentoonstelling, maar ook dat past bij haar ietwat eigengereide missie. En ja, de oorspronkelijke geest van Sandberg is hier niet ver te zoeken.

Boeken / Fictie

Sporen uitgewist

recensie: Alain Berenboom - Mr. Optimist

Hoe moet je achter de geschiedenis van je ouders komen als zij je daar nooit iets over hebben verteld en alle getuigen allang dood zijn? Alain Berenboom duikt de familiale archiefkast in en schetst het verhaal van zijn Joodse ouders die, ondanks de geschiedenis, in Brussel een bestaan probeerden op te bouwen.

In België wordt het boek vergeleken met Stefan Hertmans’ Oorlog en Terpentijn. Hertmans beschrijft aan de hand van een aantal nagelaten schriften het verhaal van zijn grootvader, een verhaal waarin de Grote Oorlog een centrale rol inneemt. In Mr. Optimist is het niet de Eerste maar de Tweede Wereldoorlog die als een donkere wolk over het verhaal hangt. Wat dat betreft doet het boek meer denken aan Paul Scheffers boek over zijn opa (Alles doet mee aan de werkelijkheid). Toch biedt Berenboom iets anders.

Het verhaal is een stuk persoonlijker. Dat hij over zijn ouders in plaats van zijn grootouders schrijft, is niet de enige reden. Zo weigert Berenboom, in tegenstelling tot Hertmans, het verhaal in romanvorm te gieten. Wat zijn vader en moeder dachten, het waarom achter keuzes en daden: hij laat het aan de lezer. Heel droog doet Berenboom verslag van de ontdekkingen die hij in de brieven doet, waardoor je als lezer het gevoel krijgt getuige te zijn van een making-off van een roman. De auteur fungeert slechts als doorgeefluik. Een wat ongebruikelijke vorm, maar het pakt goed uit. De tragische verhalen uit de brieven komen zo directer bij de lezer binnen.

Oorlog

De dreiging van het nazisme speelt direct een grote rol in het leven van Alains ouders en hun familie. Berenboom stuit op brieven van voor hem totaal onbekende mensen. Zo is er de brief van ene Lilit, gericht aan de zus van Chaïm. Een zijstraat die, zoals zoveel zijstraten die Berenboom neemt, een doodlopende weg blijkt te zijn. Ze schrijft over haar liefdesperikelen en dat ze er maar niet in slaagt haar liefde te vinden. Later vindt Berenboom een uitnodiging voor het huwelijk van Lilit, ergens in 1937. ‘Ik hoop dat Lilit de liefdesroes heeft gekend waar ze zo naar verlangde, voordat ze twee jaar later door de geschiedenis werd verzwolgen.’ En daar blijft het bij, de hoop. Berenboom vult de leegte niet op en fantaseert er niets bij. Hierdoor geeft hij de lezer de ruimte om hetzelfde gevoel te ervaren: hoop.

Eén van de meest ontroerende verhalen is die over zijn tante Sara, een tante die hij nooit heeft gekend. Zij woonde een tijdje bij haar broer en zus in Brussel maar op aandringen van haar vader keerde ze terug naar Polen. Na de inval van de nazi’s probeerde ze tevergeefs weg te komen. Op 29 juli 1942 schrijft ze haar zus dat ze zich geen zorgen om haar hoeft te maken. Het blijkt haar laatste brief te zijn.

Uitgewist

De gruwel die het Joodse volk is overkomen, is de reden waarom Alains ouders hem zo weinig over hun verleden vertelden. Een krampachtig loslaten van de Joodse wortels vormde de basis van hun opvoeding. Frans en Nederlands moest hij leren, Jiddisch en Hebreeuws werd tegen Alain nooit gesproken. Elke verbintenis met zijn Joodse achtergrond moest worden afgesneden opdat hij volledig Belg zou worden.

De verhalen van na Alains geboorte in 1947 zijn niet altijd even sterk. Zo zijn er te veel anekdotes waarbij je je afvraagt waarom ze in het boek staan. Ook passeren er veel oudtantes, oudooms, achterneven en -nichten die weinig toevoegen, waardoor je als lezer in de wirwar van namen niet meer weet wie wie is. Het boek heeft het niet nodig: de verhalen van zijn familie voor en tijdens de oorlog en de ongemakkelijke verhouding van zijn ouders met hun Joods-zijn ná die oorlog, bieden voldoende diepgang.

Muziek / Album

Het worstelen van Josh Tillman

recensie: Father John Misty - I Love You, Honeybear

Net voor Valentijnsdag brengt Josh Tillman zijn tweede plaat uit onder de monnikennaam Father John Misty. Perfecte timing voor een complex album vol liedjes over een ongecompliceerd onderwerp: de liefde.


Oh, I just love the kind of woman, who can walk over a man”, met deze zin opent Father John Misty ‘The Night Josh Tillman Came To Our Apt’, het vierde nummer op I Love You, Honeybear. Nooit eerder legde Tillman zijn ziel zo bloot als op deze vijfenveertig minuten durende langspeler. Het had wat tijd nodig voordat hij overstapte naar zijn huidige alias, maar na zeven soloplaten onder zijn eigen naam laat hij nu het achterste van zijn tong zien.

Met de billen bloot
Breekbaar en naakt: niet voor niets krijgt meer dan de helft van Tillmans nummers op Spotify het label ‘explicit’. Als voormalig Fleet Foxes-drummer kan hij nu eindelijk zonder beperkingen zijn eigen plan trekken. Als een geestelijke biecht hij al zijn zonden op in ‘The Ideal Husband’, klaagt hij over de liefde voor zijn eigen vaderland in ‘Bored In The USA’ en doet hij zijn beklag over het onbegrip van naastenliefde in ‘Nothing Good Ever Happens At The Goddamn Thristy Crow’.

Schelden op de liefde
Voor een priester heeft Tillman een rijk vocabulaire, en hij put daar voldoende uit. Zijn nummers zijn doorspekt met onbegrip, verdriet en woede. Om dat te accentueren gebruikt hij een grote orkestratie: zo ontaardt ‘The Ideal Husband’ in een ware chaotische climax. Wat begint als een rustig folknummer resulteert in een grotesk eindpunt met krassende strijkers en de schreeuwende vocalen van Tillman. Op veel nummers zijn naweeën van de Fleet Foxes hoorbaar. ‘Chateau Lobby #4’ had niet misstaan op Helplesness Blues.

Liefde voor de consument
Hoe goed liefde en cynisme samengaan, laat Tillman als geen ander zien. Luister hieronder bijvoorbeeld naar zijn performance van ‘Bored In The USA’ bij David Letterman. Ook liet Father John Misty een eerdere versie van I Love You, Honeybear lekken, waarbij het album van zijn vocalen en orkestratie gestript was en enkel de basis van elk nummer overbleef. Volgens Tillman: “zodat de consument snel kan beoordelen of iets goed is, zonder dat het de artiest iets kost”. Een cynisch statement.

Een complex conceptalbum over de liefde, dat is I Love You, Honeybear, op het rare experiment met synths en electronica van ‘True Effection’ na. Maar dat is Tillman vergeven. De cd is een prachtige, cynische schets over de liefde in de traditie van Fleet Foxes, met het lijden van Father John Misty als onderwerp. Een fijn plaatje om 14 februari, en de daarop volgende weken, mee door te brengen.

Muziek

Halve eeuw Morricone

recensie: Ennio Morricone 50 Years Of Music

Morricone’s briljante muziek verbindt connaisseurs en liefhebbers, jong en oud, en hart en ziel. Meer dan zesduizend mensen zijn naar het avondconcert in de Ziggo Dome gekomen.

Buiten waait een koude wind en het regent. Binnen warmen vurige koorpartijen en dramatische klankgolven het publiek op. Vooral zijn bekendste klassiekers Once Upon A Time in the West, The Ecstasy of Gold en Cinema Paradiso herinneren iedereen aan de filmverhalen en scheppen een melancholieke sfeer.

Actueel
Het is een wonder, maar de muziek van Ennio Morricone (geboren in Rome in 1928) veroudert met de tijd niet. Integendeel, zijn laatste pareltjes – de soundtracks van Brian de Palma’ s The Untouchables en Tarantino’s Kill Bill, die helaas deze avond niet te horen zijn – bewijzen dat de geest van Morricone niets met zijn leeftijd gemeen heeft. De afgelopen tien, twintig jaar gaat Morricone op een verrassende wijze met de tijdgeest mee. Hij lijkt niets op te hebben met concepten en patronen. En precies dat is zijn sterke kant. Vasthouden aan ideeën die hun hoogtepunt al bereikt hebben is niet de weg. Hij blijft liever zijn innerlijke wegwijzer volgen.

In interviews geeft hij toe: “Als ik iemand niet aardig vind, begin ik er al niet aan. Ik volg puur mijn gevoel. (…) Juist het gevoel erbij is bepalend. Het onderstreept alles wat ik doe. Zodra muziek een recept of formule is geworden, haak ik af.” In de afgelopen vijftig jaar heeft hij meer dan vijfhonderd muziekscores en meer dan honderd concertstukken gecomponeerd. Bijna allemaal hebben ze prijzen gekregen. In 2007 won hij een Oscar voor “magnificent and multifaceted contribution to the art of filmmusic”. Er bestaat geen filmmuziekcomponist die meer bereikt heeft dan Morricone.

Podium
Zijn optreden moest hij het afgelopen jaar twee keer, vanwege zijn gezondheid, afzeggen. Hij had alle redenen om zijn wereldtournee te onderbreken. Dat hij nu speciaal naar Amsterdam is gekomen om een overweldigend concert voor zijn fans te geven, zegt alles over zijn doorzettingsvermogen. Toch heeft hij bewust voor een zeer statische – bijna saaie – uitvoering gekozen. Hij is ervan uitgegaan, dat iedereen in de zaal de films kent. Een filmmuziekconcert draait juist om de muziek zelf voor de maestro.

Het grote Tsjechische Nationaal Symfonie Orkest telt 86 muzikanten. Het Kodály Koor bestaat uit 75 zangers. Samen met gitarist Rocco Zifarelli en drummer Massimo D’Agostino presenteert Morricone een twee uur lang durend concert. De sopraan Susanna Rigacci is slechts twee keer te horen. De avond verloopt zonder show, zonder woorden, zonder opsmuk. De ouderwetse manier van optreden past wel bij de filosofie van Morricone. De mensen blijven luisteren en niemand schijnt zich te ergeren aan de te harde klanken, aan het ontbreken van filmfragmenten en aan weinig animo op het podium.

Boodschap
Morricone haat journalisten en media-aandacht, hij vindt het allemaal storend en onverdraaglijk. Bot en boos reageert hij op aanzoeken voor een interview of een glimlach voor een foto. Met opzet spreekt hij tot vandaag geen woord Engels, hoewel hij jarenlang met Hollywood samengewerkt heeft. Dat is zijn stille verzet. Zijn communicatie is de muziek, het zijn niet de woorden. Zijn stoere gezicht verandert al gauw in een boosaardige grimas als mensen van hem vragen waar hij niet van houdt: namelijk praten. Muziek en klanken, dat is zijn wereld.

Tijdens het concert grijpt de fluitmelodie van The Good, the Bad and the Ugly je bij de keel. De ritmische funky bassolo van Come Maddalena jaagt angst aan en de harpmelodie aan het eind van Legend of 1900 klinkt eenzaam en melancholisch. Muziek is zijn taal, hier staat hij open om zijn emoties te delen en het verhaal te vertellen. Hij wil graag dat mensen luisteren en niet praten. En dat is hem tijdens deze avond meesterlijk gelukt.

Boeken / Fictie

Emancipatie als bron van het kwaad

recensie: Thierry Baudet - Voorwaardelijke liefde

.

Karel van het Reve klaagde eens dat er geen ‘rechtse’ romans waren: waarom werd nooit de arbeider neergezet als een bedrieglijk, onbetrouwbaar stuk vlees dat zijn nobele en naïeve baas telkens een poot uitdraaide? Voorziet Thierry Baudets debuutroman in deze behoefte?

Er is in de dertig jaar nadat Van het Reve zijn uitspraak deed, wel iets veranderd in het links-rechtsdebat. Baudets boek gaat niet over de klassieke links-rechtstegenstellingen van de arbeider en het grootkapitaal. Baudet richt zijn pijlen wel op een ander links stokpaardje: vrouwenemancipatie. Het is niet de arbeider maar de vrouw die hier als bedrieglijk en onbetrouwbaar stuk vlees de nobele, aardige en ietwat naïeve man keer op keer een loer draait.

Die man is de niet onknappe jonge promovendus Gregor, het hoofdpersonage van het boek. Twee vriendinnen vragen hem om voor hun bedrijfje te komen werken. De tweelingzussen hebben een escortbureau opgezet waar vrouwen mannen kunnen inhuren voor een avondje uit – eventueel met seks toe. Deze Love Doctors moeten de vrouwen weer eigenwaarde geven en, als ze daarvoor in zijn, seksueel genot bezorgen. In het werkkoffertje van deze doktoren zitten geen stethoscopen en bloeddrukmeters, maar vibrators en dildo’s. Gregor besluit voor ze te gaan werken.

De dictatuur van de clitoris

Gregor valt in de smaak en werkt vervolgens heel wat vrouwen af. Maar kersverse Love Doctor, die alleen met moeder en zus is opgegroeid, zoekt bij zijn klanten geborgenheid en onschuld. Dat denkt hij uiteindelijk te vinden bij Marie, het onervaren meisje dat door hem ontmaagd wordt. Hij wordt verliefd. Maar met de Magic Wand (een vibrator) geneest Love Doctor Gregor haar van de onschuld en creëert een monster: de dictatuur van de clitoris. Marie is niet meer op zoek naar geborgenheid, maar naar puur genot. Gregor is haar verloren aan de boze buitenwereld.

De hedendaagse wereld is de dader in het verhaal van Baudet. Zijn vriendinnen van het escortbedrijfje zien het breken van het taboe op seksueel genot bij vrouwen als de laatste stap van de emancipatie van de vrouw. De moderne vrouw is bevrijd van ouderwetse culturele opvattingen en is vrij om lichamelijk genot na te streven. Niet de vrouw, maar de man is gedegradeerd tot lustobject. En erger nog: geen man kan tippen aan de vibrators die de vrouwen gratis krijgen bij abonnementen op de Viva of elkaar, zogenaamd voor de grap, op verjaardagen cadeau doen. Lust verslaat de liefde en de vibrator verslaat de man, zo luidt de klacht van het boek. ‘De emancipatie heeft het roofdier in hen gewekt.’ En, zo beweert Baudet, de feminiene samenleving heeft mannen van jongs af aan geleerd zich als prooi te gedragen.

Cultuurkritiek

De aanklacht is interessant en doet denken aan de Britse conservatieve filosoof Roger Scruton, waar Baudet sterk door is beïnvloed. Scruton hekelt de hedendaagse liberale opvatting over vrijheid. Waar hij voor vrijheid om verbintenissen aan te gaan is, ziet hij dat mensen vrijheid gebruiken om hun genotszucht te bevredigen. Waar het eerste volgens Scruton staat voor opbouwen van een leven en het nastreven van geluk ín dat leven, staat het tweede voor een vlucht uit het leven, een vlucht naar een narcistische droom. Baudet deelt die mening, zoals blijkt uit een column in zijn eerder verschenen boek Oikofobie.

Het onderwerp mag interessant zijn, Baudets verhaal is dat een stuk minder. Hoewel vlot en prettig geschreven, blijft het oppervlakkig. De karakters blijven levenloze argumenten om de stelling van het boek te onderbouwen. De flashbacks naar Gregors jeugd zonder vader, waar de oorzaak van zijn problematische relatie met vrouwen ligt, lijken er een beetje met de haren bijgesleept. Al met al lijkt er meer in te zitten dan Baudet eruit haalt. Door zijn vlotte en prettige schrijfstijl leest het boek makkelijk weg, en uitsluitend daarom is het boek de geringe moeite van het lezen waard. Maar nog minder moeite kost de eerder genoemde column van Baudet van tweeënhalve pagina in Oikofobie. De uitwerking van die column in een boek van 260 pagina’s, is nauwelijks van toegevoegde waarde. Baudet is een interessante denker, maar nog geen interessante romanschrijver.

Boeken / Non-fictie

Een muzikale levenstrap

recensie: Rob van Scheers - Drie akkoorden en de waarheid

.

Het doet wellicht wat hooghartig aan, zijn poging om met liedjes ‘een complete levenscyclus te vangen’. Maar de rest van het boek is vooral een nuchtere verzameling van mooie verhalen uit de popgeschiedenis. Het raamwerk van de levenstrap is slechts een (ietwat gezochte) mal om al die verhalen in te gieten.

Het boek lees je niet in één ruk uit. Dat ligt niet aan de schrijfstijl van Van Scheers, die zeer prettig is. De hapering komt voort uit de drang die de lezer voelt om bij de verhalen over Johnny Cash, Bruce Springsteen of Elvis Presley direct de platen van deze artiesten op te zetten.

Romantiek

De playlists die hij per tijdsvak (’tienerjaren’, ‘love & marriage’) toevoegt, hebben niet datzelfde effect. Zo vult hij zestien opeenvolgende pagina’s met zeventig liedjes, die hij elk een woord of 75 gunt. Zo behandelt Van Scheers Katy Perrys liedje ‘I Kissed a Girl’, dat hij ‘herkenbaar’ noemt. Behoorlijk weinigzeggend allemaal.

Sterker is Van Scheers als hij artiesten omschrijft, of een muzikaal genre:

Rock-‘n-roll, dat was bedacht ter viering van het leven, meer nog je jeugdjaren, samengevat in dat zo overmoedige ‘I hope I die, before I get old’. Bij country was het precies andersom. Hoe gebutster door de voortschrijdende tijd, hoe beter. Muziek voor volhouders en overlevers, de witte blues. En wie kon daar beter van getuigen dan Johnny? Alles gezien, alles meegemaakt, alles op muziek gezet (x3). Drie akkoorden en de waarheid. Meer had Johnny Cash niet nodig.

Behalve uit zijn kennis van en liefde voor muziek, put Van Scheers uit dertig jaar ervaring als cultuurjournalist (onder andere voor Elsevier en de Volkskrant). En in die jaren behandelde hij niet alleen de usual suspects. Zo tekent hij het verhaal op van Cosimo Matassa, de vergeten architect van de New Orleans Sound. In een achterkamertje van zijn vaders gereedschapswinkel, zette Cosimo een opnamestudiootje op. Daar kwamen zangers als Fats Domino, Jerry Lee Lewis en Little Richard hun eerste plaatjes opnemen. Van Scheers bezoekt ‘de uitvinder van rock-‘n-roll’, die niet in Florida van z’n pensioen geniet, maar nog altijd in een kruidenierszaakje staat, twee blokken van waar hij ooit zijn opnamestudio begon. Romantiek ten top natuurlijk.

Hedendaagse popmuziek

Duidelijk is dat Van Scheers’ hart veel sneller gaat kloppen van de muziek uit de jaren vijftig, zestig en zeventig dan van de muziek van deze tijd. De stukjes over de hedendaagse popartiesten komen over als verplichte nummertjes, alsof Van Scheers zich wil indekken tegen het verwijt dat er ‘ook nu goede popmuziek wordt gemaakt’. Wellicht uit compensatiedrang voor de matte beschrijving van de hedendaagse artiesten, schiet hij  een enkele keer door in zijn lofpogingen. Zoals bij de ‘rappende taalvernieuwers’ van De Jeugd van Tegenwoordig. Over de taalvondst ‘watskeburt’:

zo to the point, zo mooi de verbijstering van een persoonlijke crisis vangend (…) dat we wel van hogere literatuur & poëzie mogen spreken, in een jasje van straattaal.

Van Scheers’ beschrijvingen van de hedendaagse popmuziek zijn minder geslaagd. In het boek springt hij vaak van de hak op de tak en de vorm waarin het gegoten is (de levenstrap), komt wat geforceerd over. Maar wat deert het? Over zíjn favorieten artiesten, uit zíjn tijd schrijft hij met ingehouden passie. En dat is Van Scheers op zijn best.

Theater / Voorstelling

Een machtig dansduet in een zoektocht naar danstraditie

recensie: Akram Khan & Israel Galván - Torobaka

In het kader van de Flamenco Biënnale betraden de Brits-Bengaalse Akram Khan en de uit Spanje afkomstige Israel Galván, vernieuwend choreograaf en danser binnen de flamencoscene, samen het podium voor een duet tussen de Spaanse flamenco en de traditioneel Indiase kathak-dans. De twee dansstijlen gingen een nog niet eerder vertoonde samenwerking aan.

Tegen het einde van de voorstelling lijkt er een gevecht te ontstaan: een gevecht tussen klanken, een gevecht over een mogelijk ultieme mengvorm van communicatie via de taal van het lichaam. Dit breekpunt komt net na het moment waarop de dansers allebei in een solo hebben laten zien uit welk hout zij gesneden zijn. Als de dansers wederom simultaan op het podium dansen, is de energie tussen hen beide gespannen en strijdlustig. Het voelt als een strijd die niet gebaseerd is op samenwerking mét elkaar, maar op een botsing tussen elkaars dansgeluid. Uiteindelijk lost het gevecht zich vanzelf op zodra de vier muzikanten (twee zangers, een pianist en een fluitist) zich mengen in de strijd tussen de klanken.

Humor binnen het dansduet
Humor vormde een belangrijk onderdeel van de voorstelling en manifesteerde zich in de eerste plaats middels de teksten van de muzikanten. Het deel van het publiek dat bekend was met de Spaanse taal liet mij merken wanneer er in het Spaans een grap was gemaakt. Een ander humoristisch element bestond uit sommige handgebaren van Akram naar Israel toe, zoals wanneer Akram zijn hand net niet op de kont van Israel legt en Israel op abrupte wijze zijn hoofd naar Akram toedraait. Het was geweldig mooi om te ervaren hoe de zoektocht naar een connectie tussen de traditie van flamenco en kathak vorm kreeg in zowel de zang, de muziek, de klanken van de dansbewegingen en de gebaren en virtuositeit van de dansers.

Boeken / Fictie

Traditie versus vrijheid

recensie: Ernest van der Kwast - De ijsmakers

In zijn nieuwe roman beschrijft Ernest van der Kwast de geschiedenis van het ijsmaken. Een smakelijk verhaal – tijdens het lezen zou je willen dat het al zomer was, zodat je naar de ijssalon kon spurten voor zo’n heerlijk ambachtelijk bereid Italiaans ijsje.

De ijsmakers vertelt de geschiedenis van de familie Talamini, een ijsmakersfamilie uit de Noord-Italiaanse streek Venas di Cadore. Een streek waar velen het ijsmaken geleerd hebben; veel families in het boek beweren zelfs dat zij daar het ijs hebben uitgevonden.

De allereerste hap
Ernest van der Kwast heeft aardig wat informatie verzameld over deze rijke geschiedenis en laat dat graag merken, aan de hand van passages vol jaartallen en namen van uitvinders en ontdekkingsreizigers. Het zijn slechts zijwegen van het verhaal, maar wel gedetailleerde zijwegen die soms erg langdradig zijn en daarmee veel afleiden van het levensverhaal van de personages.

Veel prettiger lezen de passages waarin daadwerkelijk ijs wordt gemaakt. Wanneer Giuseppe Talamini, de grondlegger van de familietraditie, hoort van deze voor hem dan nog onbekende delicatesse is hij meteen verkocht. De eerste keer dat hij ijs maakt van kersen is de eerste keer dat hij en zijn familie ijs proeven. Een ware extase:

Hij nam een hap met zijn ogen dicht, alsof hij een meisje kuste. Opnieuw werd hij door zijn smaakpapillen heen en weer geslingerd. Hij klom in één hap in de oude kersenboom en viel er direct weer dronken uit.

Het klinkt aardig cliché en dat wordt het ook steeds meer naarmate de fragmenten waarin personages met hun ogen dicht ijs proeven zich opstapelen. Toch maken dergelijke passages de passie voor het ijsmaken invoelbaar en het belang van de traditie begrijpelijk.

IJs of poëzie
Giovanni Talamini, het hoofdpersonage van het boek, is de eerste die breekt met de familietraditie. Hij wordt niet verliefd op het maken van ijs, maar op de poëzie. Al snel vindt hij een baan bij een uitgeverij en vanaf dat moment staat zijn leven in het teken van poëzie. Opnieuw houdt Van der Kwast zich hier te veel vast aan de werkelijkheid: waar het verhaal over poëzie gaat, staat het vol citaten en verhalen over bestaande dichters. Als Giovanni iets loslaat over zijn gevoelens, citeert hij regelmatig een gedicht. Poëtisch taalgebruik is hierdoor een aparte laag geworden in het verhaal, maar raakt er niet mee verweven: alsof beeldspraak een motief is in het boek, maar geen onderdeel uitmaakt van de vorm.

Sterker neergezet is de strijd tussen het voorzetten van de traditie en het verlangen naar vrijheid, een strijd die in alle generaties van de familie Talamini aanwezig is. Dat Giovanni als enige kiest voor de vrijheid, wordt hem niet in dank afgenomen. Het grote verschil tussen de literaire wereld waar Giovanni zich in begeeft en de kleine wereld van de ijssalon van zijn familie, is een element dat de breuk in de familie op vele momenten mooi weet te verbeelden.

Geen verrassende elementen
De grappenmaker die Van der Kwast kan zijn, denk aan zijn succes met Mama Tandoori (2010), laat zich in dit boek nauwelijks zien. Een enkele keer valt er wat te lachen (zoals een dronken ijsmaker die urineert in zijn ijsmachine en zich dat niet herinnert), maar het is niet genoeg om de roman verrassend te maken. Op een andere manier gebeurt dat ook niet: hierdoor is De ijsmakers wel een boeiend verhaal over familie en traditie, maar vooral ook een roman die originaliteit mist.