Boeken / Non-fictie

Een muzikale levenstrap

recensie: Rob van Scheers - Drie akkoorden en de waarheid

.

Het doet wellicht wat hooghartig aan, zijn poging om met liedjes ‘een complete levenscyclus te vangen’. Maar de rest van het boek is vooral een nuchtere verzameling van mooie verhalen uit de popgeschiedenis. Het raamwerk van de levenstrap is slechts een (ietwat gezochte) mal om al die verhalen in te gieten.

Het boek lees je niet in één ruk uit. Dat ligt niet aan de schrijfstijl van Van Scheers, die zeer prettig is. De hapering komt voort uit de drang die de lezer voelt om bij de verhalen over Johnny Cash, Bruce Springsteen of Elvis Presley direct de platen van deze artiesten op te zetten.

Romantiek

De playlists die hij per tijdsvak (’tienerjaren’, ‘love & marriage’) toevoegt, hebben niet datzelfde effect. Zo vult hij zestien opeenvolgende pagina’s met zeventig liedjes, die hij elk een woord of 75 gunt. Zo behandelt Van Scheers Katy Perrys liedje ‘I Kissed a Girl’, dat hij ‘herkenbaar’ noemt. Behoorlijk weinigzeggend allemaal.

Sterker is Van Scheers als hij artiesten omschrijft, of een muzikaal genre:

Rock-‘n-roll, dat was bedacht ter viering van het leven, meer nog je jeugdjaren, samengevat in dat zo overmoedige ‘I hope I die, before I get old’. Bij country was het precies andersom. Hoe gebutster door de voortschrijdende tijd, hoe beter. Muziek voor volhouders en overlevers, de witte blues. En wie kon daar beter van getuigen dan Johnny? Alles gezien, alles meegemaakt, alles op muziek gezet (x3). Drie akkoorden en de waarheid. Meer had Johnny Cash niet nodig.

Behalve uit zijn kennis van en liefde voor muziek, put Van Scheers uit dertig jaar ervaring als cultuurjournalist (onder andere voor Elsevier en de Volkskrant). En in die jaren behandelde hij niet alleen de usual suspects. Zo tekent hij het verhaal op van Cosimo Matassa, de vergeten architect van de New Orleans Sound. In een achterkamertje van zijn vaders gereedschapswinkel, zette Cosimo een opnamestudiootje op. Daar kwamen zangers als Fats Domino, Jerry Lee Lewis en Little Richard hun eerste plaatjes opnemen. Van Scheers bezoekt ‘de uitvinder van rock-‘n-roll’, die niet in Florida van z’n pensioen geniet, maar nog altijd in een kruidenierszaakje staat, twee blokken van waar hij ooit zijn opnamestudio begon. Romantiek ten top natuurlijk.

Hedendaagse popmuziek

Duidelijk is dat Van Scheers’ hart veel sneller gaat kloppen van de muziek uit de jaren vijftig, zestig en zeventig dan van de muziek van deze tijd. De stukjes over de hedendaagse popartiesten komen over als verplichte nummertjes, alsof Van Scheers zich wil indekken tegen het verwijt dat er ‘ook nu goede popmuziek wordt gemaakt’. Wellicht uit compensatiedrang voor de matte beschrijving van de hedendaagse artiesten, schiet hij  een enkele keer door in zijn lofpogingen. Zoals bij de ‘rappende taalvernieuwers’ van De Jeugd van Tegenwoordig. Over de taalvondst ‘watskeburt’:

zo to the point, zo mooi de verbijstering van een persoonlijke crisis vangend (…) dat we wel van hogere literatuur & poëzie mogen spreken, in een jasje van straattaal.

Van Scheers’ beschrijvingen van de hedendaagse popmuziek zijn minder geslaagd. In het boek springt hij vaak van de hak op de tak en de vorm waarin het gegoten is (de levenstrap), komt wat geforceerd over. Maar wat deert het? Over zíjn favorieten artiesten, uit zíjn tijd schrijft hij met ingehouden passie. En dat is Van Scheers op zijn best.