Muziek

Tweede editie van Down The Rabbit Hole: de to do’s en mustsee’s

recensie: Voorbeschouwing

In het laatste weekend van juni is het tijd voor de tweede editie van het Down The Rabbit Hole-festival, ofwel het kleine Lowlands. Na een succesvolle eerste editie worden de Groene Heuvels in Beuningen het laatste weekend van juni weer omgetoverd tot een psychedelisch paradijs.

Wie vorig jaar aanwezig was, herinnert zich ongetwijfeld de mega-installatie bij de ingang die in de nacht veranderde in een kleurrijk en sprookjesachtig geheel, en de geheimzinnige nachtelijke tocht door het bos. Ook de ronddraaiende bar, de hottub, de hoelahoepmeisjes en het vlotten bouwen is de bezoeker vast bijgebleven. Om over de prima line-up nog maar niet te spreken. Wat heeft DTRH15 te bieden deze zomer?

Dat er een ruime keuze in het festivalaanbod is, zal niet geheel onbekend zijn. Zoals we eerder schreven is het tegenwoordig lastig kiezen. Down The Rabbit Hole werd vorig jaar vergeleken met het opkomende Best Kept Secret festival, dat een weekend eerder plaatsvindt. Dit jaar was de keuze qua line-up iets gemakkelijker: hoewel Best Kept Secret zich vooral richt op de kleinere en onbekende bands gaan wij voor Down The Rabbit Hole, met onder andere Damien Rice, Flying Lotus, The War On Drugs, FKA Twigs, Ryan Adams en Glass Animals.

Flying Lotus, vrijdag 26 juni 19:30 uur @ Teddy Widder

Één van de betere producers van de afgelopen jaren is Flying Lotus. Live wist hij er eerder op onder andere Lowlands en PITCH festival een feest van te maken. Wij luiden de vrijdagavond in in de Teddy Widder met een paar danspasjes.

Damien Rice, vrijdag 26 juni 22:45 uur @ Hotot

Hij is terug: dé singer-songwriter van de jaren 00. Tegenwoordig staat deze Ier alleen op het podium. Toch heeft hij een groot bereik: met zijn akoestische gitaar en/of piano en zijn breekbare stem pakt hij het hele publiek in. Eerder dit jaar stond hij op Primavera Sound en afgelopen najaar in een uitverkocht Carré. Wij kunnen niet wachten tot hij op de planken van de Hotot tent op Down The Rabbit Hole staat met zijn prachtige nummers.

FKA Twigs, zaterdag 27 juni 21:45 uur @ Teddy Widder

Deze Britse zangeres en producer heeft het vorig en dit jaar helemaal gemaakt. De jonge Tahliah Debrett Barnett maakt een aanstekelijke mix tussen urbanpop en triphop. De harde bass in diverse tracks van haar debuut komen uit de boxen thuis al keihard binnen, laat staan hoe dit live zal zijn.

Birth of Joy, zondag 28 juni 16:45 uur @ Teddy Widder

Deze Nederlandse band doet het erg goed de afgelopen tijd. Met optredens op onder andere Lowlands, Best Kept Secret en Glastonbury is het dit jaar tijd voor de Groene Heuvels. Hun groovy rock is strak en gelikt. De stem van frontman Kevin Stunnenberg brengt je weer even mee naar de jaren 60 en 70. Absoluut rocken én swingen geblazen in de namiddag van de zondag van het festival.

Kampvuursessies

Natuurlijk zijn de tenten waar de optredens gehouden worden erg sfeervol, maar er is nog veel meer tofs op het festival. Neem bijvoorbeeld de kampvuursessies bij De Vuurplaats. Vorig jaar hebben we daar veel hilarische acts gezien: cabaretiers, maar ook happy hardcore met bekende mensen. Groot voordeel aan deze sessies: enorm gezellig! Nadeel: je moet wel zorgen dat je er op tijd bent wil je wat meekrijgen van de acts. Dit jaar zijn we tevens erg benieuwd naar de Walvisbios: klinkt spectaculair, of dat ook zo is is nog even afwachten.

Bezoek ook het Vuige Veld, waar je de beste knallers uit de speakers kunt verwachten en heerlijk BBQ-vlees kunt eten. Waag een plons in het water, wat zowel op de camping als op het festivalterrein kan, of geniet gewoon van een lekkere Kornuit in de zon. Kortom: er is genoeg te doen op Down The Rabbit Hole.

Down The Rabbit Hole: 26, 27 en 28 juni @ De Groene Heuvels, Beuningen.

Theater / Reportage
special:

Holland Festival: week 1

Het Holland Festival, opgericht in 1947, is naar eigen zeggen ‘het toonaangevende internationale podiumkunstenfestival in Nederland’. Ruim drie weken lang staat de hoofdstad in het teken van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van dans, theater, muziek, film en beeldende kunst. 8WEEKLY zond drie redacteurs naar het festival om de missie van artistiek directeur Ruth Mackenzie te beproeven: het tonen van ‘life changing events’. Dit zijn de bevindingen van hun eerste festivalweek.

31 mei: La Fura del Baus – M.U.R.S.  

Het Catalaanse theatergezelschap La Fura del Baus dompelt zijn publiek onder in een theatrale ervaring van de smart city, een stad waarin alles en iedereen digitaal met elkaar verbonden is. Een voorwaarde om in deze smart show te kunnen participeren is wel dat je in het bezit bent van een smartphone waarop de speciale M.U.R.S.-app is gedownload. De toeschouwers zijn geheel afhankelijk van hun telefoon en worden door middel van instructies van de app door de voorstelling geleid. De Gashouder is verdeeld in vier verschillende ruimtes. In elke ruimte komt een maatschappelijke kwestie aan de orde, zoals veiligheid, gezondheid, economie of ecologie. Hoe maakbaar zijn deze elementen in de samenleving van de gedigitaliseerde smart city en hoe ziet dat eruit?

hollandfestival4Al gauw blijkt dat het niet zo’n beste zet is geweest om alle controle aan de mobieltjes te geven. Wanneer de app even niet werkt, sta je als burger namelijk direct buitenspel en bovendien neemt de macht van de mobieltjes gevaarlijke vormen aan. Wanneer er bijvoorbeeld blijkt dat er een gevaarlijk virus is aangetroffen in het gebouw breekt de pleuris uit: het is ieder voor zich en iedereen volgt blind de bevelen op van de app die uiteindelijk zelfs leugenachtig blijkt te zijn. De chaos bereikt een hoogtepunt wanneer het computersysteem een foto van de boosdoener presenteert: een meisje uit het publiek wordt aangewezen als de persoon die dit virus veroorzaakt heeft. Het proces doet willekeurig aan en wekt de indruk van een moderne heksenjacht. Iedereen kijkt ademloos toe hoe twee acteurs het meisje half ontbloot aan haar voeten optakelen om vervolgens haar hoofd in een emmer water te duwen en haar onder te gooien met viezigheid. “This is for you” schreeuwt de actrice ons toe.

M.U.R.S. is een indringende voorstelling waarin de samenleving van de smart city niet rooskleurig wordt afgebeeld. Het kuddegedrag, de competitieve sfeer die onder de toeschouwers wordt uitgelokt en het digitaliseren van ethische kwesties roepen gevoelens van weerstand op. Het maakt pijnlijk voelbaar waar alle technologische ontwikkelingen ons zouden kunnen brengen als we niet waakzaam genoeg zijn. (AS)

2 juni: ASKO|Schönberg, Slagwerk Den Haag – Beyond the Score ® – A Portrait of Pierre Boulez

Pierre Boulez is de makkelijkste niet: als koploper van de Europese avant-garde is hij ongetwijfeld een van de grootste vernieuwers op muziekgebied, maar tegelijkertijd joeg hij door zijn rigide opvatting over moderne muziek veel medemusici tegen zich in het harnas en verstevigde hij de ivoren toren van de kunstmuziek. Bij het Holland Festival is hij echter al jaren kind aan huis en ter ere van zijn negentigste verjaardag brengt de multimediale concertreeks Beyond the Score, oorspronkelijk een concept van het Chicago Symphony Orchestra, een voorstelling waarin zijn muzikale denken geïllustreerd wordt aan de hand van muzikale fragmenten, interviews en brieffragmenten, getoond op verschuivende panelen in een choreografie van architect Frank Gehry.

Waar eerdere Beyond the Score-concerten een specifieke compositie belichtten, is deze editie opgebouwd uit passages uit 16 verschillende stukken van Boulez. Het is maar de vraag of de meester zelf, als pleitbezorger van muzikaal intellectualisme, blij zou zijn met het versnijden van zijn werk tot hapklare brokken. Voor de toeschouwer werkt het in eerste instantie prettig, maar na verloop van tijd ben je blij als de muziek langer dan een minuut ononderbroken klinkt.

Wel prettig is dat de fragmenten zich – op een enkel uitstapje naar het Parijs van 1943 – beperken tot Boulez’ esthetische visie. Documentaires over kunstenaars willen wel eens verzanden in een hagiografie van het moeilijke doch fascinerende fenomeen dat de artiest is. Hier gaat het gelukkig vooral om Boulez’ muzikale denken: van zijn analogieën met cartografie en architectuur – we bouwen toch ook niet meer met de materialen van de 18e eeuw? – tot zijn pogingen om de rotsvaste structuren van de dichter Mallarmé te verklanken.

De voorstelling doet voornamelijk recht aan de muziektheoreticus Boulez en is een geschikte introductie tot zijn muzikale gedachtegoed. Het fragmentarisering van de muziek doet de componist Boulez echter geen eer aan. In een van de fragmenten onderstreept Boulez het belang van het ontdekken van nieuw terrein, als ware het een labyrint. Nu wordt enkel de ingang van het doolhof getoond. (DS)

hollandfestival33 juni: Ferbando Rubio – Todo lo que está a mi lado

Het is een opmerkelijk fenomeen: voor het Paleis op de Dam staat een rij bedden klaar. De dekens zijn maagdelijk wit en in elk bed ligt een actrice. Per bed is er ruimte voor één toeschouwer. De voorstelling begint wanneer iedereen netjes zijn schoenen heeft uitgetrokken en plaatsneemt onder de dekens. Om het tafereel heen staan dranghekken waarachter voorbijgangers een glimp proberen op te vangen van wat er gaande is.

Hoewel de tekst van Rubio op een ingrijpend herkenbare en poëtische manier de kennismaking met eenzaamheid beschrijft, is Todo lo que está a mi lado (alles aan mijn zijde) absoluut geen droevige ervaring. De intieme sfeer waarin de actrice zachtjes tegen je praat en de warme dekens laten je wangen gloeien. Je bent nog steeds op de Dam: je hoort op de achtergrond klokken luiden en mensen lachen en schreeuwen, maar even adem je samen met de actrice als ze voorzichtig door je haren strijkt. Er is contact, in alle rust. Ze fluistert hoe je ooit als kind op een dag wakker werd en besefte dat je helemaal alleen bent. Maar toch, een ieder zal na de voorstelling hebben gevoeld: vandaag waren we tien minuutjes samen. (AS)

3 juni: Angélica Liddell – You are my destiny

In een zee van prachtige beelden, oorverdovend gekrijs en indrukwekkende muziek schetst Angélica Liddell het verhaal van Lucretia vanuit een bijzondere invalshoek. In de verhalen van Ovidius en Livius bewijst Lucretia haar huwelijkstrouw door zelfmoord te plegen wanneer zij is verkracht door kroonprins Tarquinius. Haar familie komt vervolgens in opstand tegen de monarchie, wat de stichting van de republiek Rome als gevolg zal hebben. Liddells Lucretia rebelleert tegen deze morele en politieke correctheid: haar verkrachting en dood zijn volgens haar juist een daad van onmetelijke liefde. Waar anderen slaaf zijn van hun ambitie, was Tarquinius bereid om alles te verliezen en vertrouwde hij op zijn hartstochtelijke driften. Tot groot genoegen, of moet ik zeggen genot, van Lucretia.

Liddell kronkelt, tiert en spuugt als een monsterlijke Lucretia en weet zo en nu en dan de waanzin te raken. Haar woeste spel is bijwijlen onnodig overdreven, maar kan op het andere moment door merg en been gaan. De twaalf jonge acteurs die zij om zich heen heeft verzameld moeten het zwaar ontgelden. Lijdzaam kijkt het publiek toe hoe ze hun lichamen op gewelddadige wijze opofferen. Door het lage tempo en de eindeloze herhalingen verlies je als toeschouwer alle besef van tijd en lijkt een trance onontkoombaar. Het is een ware uitputtingsslag voor beide partijen. Vanwege de talrijke (vaak letterlijke) christelijke verwijzingen ligt de associatie met zelfkastijding voor de hand. De voorstelling duurt ontzettend lang en werkt daardoor uiteindelijk behoorlijk op de zenuwen. Dit zal een bewuste keuze zijn geweest van Liddell, die erom bekend staat haar publiek te willen verontrusten. Het publiek wordt weer klaarwakker, mensen lopen zelfs weg. You are my destiny is een duistere voorstelling die op zekere punten voorbij de logica van het woord en de rede reikt. (AS)

4 juni: Annie Dorsen – Yesterday Tomorrow

In het derde deel van haar trilogie van algoritmisch theater (na Hello, Hi There en A Piece of Work) verkent de Amerikaanse kunstenares Annie Dorsen het heden als een onbekend terrein tussen het nostalgische verleden en de hoopvolle toekomst. Dit doet ze door Yesterday van The Beatles stapsgewijs te laten vervormen tot het uiteindelijk Tomorrow uit de musical Annie wordt. Drie zangers zingen van een geprojecteerde partituur een herhalende a-capellaversie van Yesterday, maar bij elke herhaling veranderen enkele muzikale of tekstuele parameters richting het eindresultaat. In het begin verschuift een van de stemmen of verandert bij een van de zanger ‘yesterday’ in ‘yesternow’, halverwege is er van beide nummers nauwelijks meer iets te herkennen. Begin- en eindpunt staan vast, maar de tussenweg wordt bepaald door het pad van de algoritmes. Elke voorstelling van Yesterday Tomorrow is dus anders.

Het is bewonderswaardig hoe de zangers voor de volle duur de partituur, die alsmaar complexer wordt, direct kunnen uitvoeren, met enkel de andere zangers als referentiepunt. Ook blijft het concept interessant door de minimale mutaties en de onzintaal die wordt gecreëerd door het digitaal samenvoegen van de teksten. Als halverwege het gezang wordt opgebroken door de opname van een ander liedje, waarna de nieuwe compositie al een stuk meer richting Tomorrow opgeschoven lijkt te zijn, voelt dit enigszins aan als kijkersbedrog.  Het uiteindelijke Tomorrow komt tevens onverwachts snel, waardoor het lijkt alsof de voorstelling ingekort is om het behapbaar te maken. Het onbevredigende midden en einde vormen daardoor een smet op een slim concept over het verlangen naar andere tijden in een complex heden. (DS)

hollandfestival14 juni: Keiichiro Shibuya – The End

Als de Stopera zich vult met jongvolwassen meiden, hun blauwe haren in staarten en giechelend van de zenuwen, moet de popster in de buurt zijn. En wel de grootste popster van Japan, Hatsune Miku. De Japanse musicus Keiichiro Shibuya (1973) creëerde onbewust een gigantisch nieuw ‘ding’ met de 3D-artiest. Hatsune Miku telt meer dan tweeënhalf miljoen Facebookvrienden, beschikt over een repertoire dat inmiddels boven de 100.000 muzieknummers uitreikt en is niet meer weg te denken uit Japanse cultuur. Toen het Holland Festival de eerste Vocaloid-opera van hand van deze crazy populaire man op het programma zette, was ik natuurlijk supernieuwsgierig.

The End is een opera zonder tekst of menselijke zanger, opgebouwd uit 3D-projecties op meerdere schermen en elektronische muziek. Op het podium zien we alleen Keiichiro Shibuya in een kleine virtuele cocon, waarin hij de grillige elektronische muziek begeleid terwijl het publiek kijkt naar de holografische animatie van Hatsuna Miku, een meisje met enorme ogen en lange blauwe haren in staarten. Anderhalf uur lang is zij op zoek naar het antwoord op de vraag of zij kan en zal sterven. Als je het mij vraagt blijft die zoektocht naar (on)sterfelijkheid vrij oppervlakkig. De beelden zijn prachtig en de kunde imponeert absoluut, maar de muziek staat hard, té hard. Tegen het einde aan vraag ik mij af hoe de ietwat oude man naast mij deze avond heeft ervaren, want ik vermoed dat Nederland nog niet klaar is voor een 3D-artiest als Miku. Wie weet hoe snel het tegendeel zal worden bewezen. (LvdB)

Muziek / Album

Een plaat vol eigenaardigheden

recensie: Atanga Boom

Ruim twee maanden geleden bracht de zeskoppige formatie Atanga Boom uit Rotterdam het gelijknamige debuutalbum uit. Tijdens de cd-presentatie klonk er een mix van wereldmuziek, jazz en afrofunk in de bovenzaal van Paradiso. Atanga Boom sleept zeer diverse muzikale bagage met zich mee.

Ergens in de zomer van 2012 verzamelde zich een groepje muzikanten met verschillende achtergronden, wat leidde tot een zeer unieke samenstelling met als basis gitaar, baritonsax, tuba, toetsen, percussie en zang. Deze muzikanten deden al eerder podiumervaring op bij onder anderen Caro Emerald, La Boutique Fantastique en José James, waardoor zij niet onopgemerkt bleven door de media. Al vrij snel na de oprichting kwamen ze terecht bij het live-programma van Radio 6 (destijds Mijke’s Middag) en later werden ze uitgenodigd om op festivals te spelen met onder andere optredens bij Jazz in Duketown (Den Bosch) en de Jazzdag (Rotterdam) vorig jaar.

Niet alledaags

Hoewel de naam van de band misschien anders doet denken, is Atanga Boom toch echt een Nederlandse groep. De unieke samenstelling zorgt voor een eigen, krachtig geluid die wezenlijk verschilt van andere Nederlandse afrofunk-groepen, zoals Koffie of de jongemannen van Jungle by Night. Het samenspel van de tuba (Axels Schappert) en de baritonsax (Coen Kaldeway) zorgt voor explosiviteit in het lage register. Dit wordt gecombineerd met de aanstekelijke en complexe ritmes van het percussieduo (Greg Smith op drums en Helene Jank op percussie-instrumenten en zang). De ritmesectie wordt verder aangevuld met wervelende orgel- en synthesizerklanken (Maarten Meddens) en scheurende gitaarriffjes (Mark Tuinstra). De band heeft zodoende een stevige ondergrond waarop alle instrumentalisten, steeds in een andere combinatie, de boventoon kunnen voeren. Hierdoor ontstaat er een aantal flinke muzikale duels die afgewisseld worden met ontspannen grooves om de muzikale flow van het geheel in balans te houden.

Niet van hier?

Een kleurrijk geluid met veel timbreverschillen, meestal gepaard met veel dissonantie, staat centraal op deze avontuurlijk plaat. Met het stevige en meeslepende instrumentale nummer ‘Wuzz Gnawan’ opent Atanga Boom haar eerste verrassingskoffer. Meteen horen we een call-and-response tussen het rauwe geluid van de overstuurde gitaar, baritonsax en orgel tegenover percussiesolootjes. Ze geven hiermee een verwijzing naar de West-Afrikaanse Gnawa-muziek, waarvan het centrum in Essaouira (Marokko) ligt waar elk jaar een wereldmuziekfestival gehouden wordt. Al menig bekend muzikant werd op dit festival geïnspireerd, zoals Jimmy Page, Brian Jones en meesterproducer Tucker Martine.

Op de tweede track brengt de band een tribuut aan de naamgever van de band in een Cubaans 12/8e ritme. Het lied vertelt over meneer Atanga’s zoektocht naar water in Gana. Met zijn doorzettingsvermogen graaft hij op de plek die de Wijze hem had aangewezen een put totdat het water er rijkelijk uit stroomt, ook al geloofde niemand meer in hem. Het is deze gedachte waar de bandleden inspiratie uit putten.

Verscheidene muzikale invloeden blijven aan de orde komen met de West-Afrikaanse helende rituelen van de oorspronkelijke Gnawa-muzikanten op de achtergrond. De rest van het album is daar geen uitzondering op. Om nog maar wat voorbeelden te geven van de overige tracks: de band lijkt tijdelijk van de aardbodem verdwenen door een geweld van elektronische sytnthgeluiden in ‘Simca 2000’, alsof ze in een trance gebracht zijn. Hypnotische klanken komen terug in ‘Le Truc’ door de herhaaldelijke harmonie en de zwevende melodielijnen van de gitaar en de baritonsax, voordat de band terug valt in de relaxte sfeer van ‘Boomtraum’. Traditionele Afrikaanse goden worden opgeroepen en met de pandeiro (een Braziliaans percussie-instrument) worden kwade gedachten uit onze geest verdrongen in ‘Erase Your Head’ om tot slot te eindigen met een stevig duel tussen baritonsax en de toetsen in ‘Catch’.

De debuutplaat verveelt geen moment en omvat een fijne afwisseling van een gevarieerd repertoire, gebracht door gedreven muzikanten. De muziek van de overwegend instrumentale, maar niet altijd even toegankelijke, nummers zit technisch uitstekend in elkaar. Voor de algemene luisteraar zal het als een raar album overkomen, maar deze gekheid voor wereldmuziek, afrofunk en jazz verdient wel degelijk een plaats in de kast van de echte (en avontuurlijke) liefhebber.

Kunst / Expo binnenland

Verhalen verteld door indrukwekkende uitvergrotingen

recensie: William Kentridge – If We Ever Get to Heaven

De Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge (1955), bekend om zijn houtskooltekeningen en zijn geanimeerde films, heeft wederom een indrukwekkende tentoonstelling weten te creëren, ditmaal in het – net zo indrukwekkende – EYE filmmuseum aan het IJ in Amsterdam. Zijn beeldend werk heeft een politiek verhaal en is duidelijk bedoeld om de kijker een boodschap mee te geven.

Anders dan in het MoMA in New York in 2010, waar een overzichtstentoonstelling van Kentridge van drie decennia te zien was, laat hij in EYE nu een nieuw werk zien en wel de 45 meter lange geanimeerde film More Sweetly Play the Dance (2015), die zich toont als een ‘dance macabre’ van schaduwen en silhouetten. Er komen meerdere figuren voorbij en zelfs verschillende figuren welke weer andere figuren dragen, begeleid door trieste doch opzwepende muziek. Voorbij komen, onder andere: een band met veel trommels en trompetten; een vlaggendrager; een drietal skeletten en andere figuren, welke als het ware door de modder worden voortgesleept. Zijn zij allen tezamen een afspiegeling van de Zuid-Afrikaanse maatschappij? Gedragen worden grote afbeeldingen van mensenhoofden en een aantal vogels; deze attributen zijn aan het begin van de tentoonstelling ook los te zien, als vergrote tekeningen op uitgesneden karton, op ijzeren pinnen ongeveer 15 centimeter afstand van de muur. De ‘dans’ doet zich voor als een optocht, waar het soms net geesten lijken die de toeschouwer van scherm tot scherm kan volgen. Kentridge wil met zijn nieuwe werk refereren aan het verhaal van De grot van Plato. Hij wil in het midden laten of wij daadwerkelijk kijken naar de figuren die wij (denken te) zien, of slechts naar hun schaduwen.

© Studio Hans Wilschut

© Studio Hans Wilschut

‘Bewegende oogjes’

In twee aansluitende ruimtes zijn vervolgens nog twee andere werken te zien, namelijk de 8-delige video-installatie I Am Not Me, the Horse Is Not Mine (2008), een werk gebaseerd op De neus van Nikolaj Gogol, en ook een reflectie op een esthetische vormentaal uit de jaren 1930, die (in Rusland) deel was van de hoop op een revolutie. Daarnaast bestaat nog een ruimte met een werk dat van buitenaf al te zien is, de film Other Faces (2011) – Kentridges tiende werk uit de reeks Drawings for Projection (1989 – 2011). De bezoeker kijkt door een raam naar het verhaal dat zich achter glas afspeelt, als een tweede laag van wekelijkheid in het werk.

Eenmaal binnen is te zien hoe geschiedenis geschreven en herschreven wordt. In deze geanimeerde film ontstaan houtskooltekeningen van verschillende mensen die lijken op poppen met bewegende oogjes, welke vervolgens weer verdwijnen en later weer terug komen. Er komen woorden voorbij als ‘The Widow / The Orphan / The Stranger’ en zinnen als ‘That which is not drawn’ – waarmee Kentridge lijkt te doelen op het maakproces van kunst, welke volgens hem constant in beweging zou moeten zijn. Toch is zijn werk op een bepaalde manier juist statisch te noemen, omdat met name More Sweetly Play the Dance en Other Faces duidelijk een verhaal in zich dragen en duidelijk een begin en een eind hebben, waardoor er weinig ruimte over blijft voor een interpretatie van de toeschouwer. Maar ook een installatie als I Am Not Me, the Horse Is Not Mine heeft een (politieke) boodschap en verhaal. Het is dan ook duidelijk dat Kentridge naast beeldend kunstenaar ook opera- en theaterregisseur is.

© Studio Hans Wilschut

© Studio Hans Wilschut

Lulu

William Kentridge is momenteel in Amsterdam voor de wereldpremière van de door hem geregisseerde opera Lulu (geschreven door componist Alban Berg), te zien tijdens het Holland Festival in het gebouw van de Nationale Opera & Ballet. Tijdens een interview in EYE op 28 mei jl. vertelde hij over het maakproces van de opera en de verbindingen met zijn beeldend werk. Over hoe zwarte inkt bloed wordt en over hoe hij een gelijksoortige werkwijze heeft in zijn theatraal en beeldend werk. In het verhaal van Lulu werd hij aangetrokken door ‘de instabiliteit van begeerte’ en de ‘onechte tederheid’ van deze vrouw en al haar geliefden. Naar eigen zeggen geeft Kentridge in zijn maakproces veel ruimte aan speelsheid en kan een tekening zomaar als projectie in een theaterdecor terecht komen. Een overduidelijke overlap in al zijn werk is wel dat het zich presenteert als een geregisseerd en voltooid verhaal – wat in de beeldende kunst niet altijd gewaardeerd wordt.

Boeken / Fictie

De Colossus van McCloud

recensie: Scott McCloud – De Beeldhouwer

Scott McCloud is vooral bekend door zijn strip over het maken van strips Understanding Comics. En hij is de man die het concept 24-Hour-Comics bedacht: een heel stripverhaal produceren, van idee tot uitgave, in 24 uur. De Beeldhouwer is (eindelijk) weer eens een fictief werk. En McCloud heeft er zijn tijd voor genomen.

Door zijn dikte alleen al (488 pagina’s) is De Beeldhouwer geen boek dat je even tussendoor leest. Maar ook het onderwerp en het verloop van het verhaal zijn geen lichte kost. Hoofdpersoon David Smith is een beeldend kunstenaar zonder opdrachtgevers of weldoener. Financieel zit hij aan de grond, zonder dat er hoop op verbetering is. In de loop van een gesprek met zijn oom Harry neemt het leven David een andere wending.

De wil en de wereld

Oom Harry blijkt al lang geleden gestorven te zijn. De man met wie David spreekt is de dood. En de dood doet David een voorstel: de macht om alles wat hij kan bedenken met zijn blote handen te maken, in ruil voor nog maar 200 dagen leven. Met als extra voorwaarde dat hij het niemand vertelt, op straffe van 3 dagen minder leven. David gaat akkoord, in de hoop in de tijd die hem rest naam te maken. Meer dan wat dan ook wil hij herinnerd worden.

Natuurlijk komt met het einde van zijn leven in zicht ook de liefde om de hoek kijken. Meg, een (straat)actrice waar David verliefd op is, helpt hem als hij helemaal aan lager wal is geraakt. Ze vangt hem in haar huis op en helpt hem met zijn beeldhouwwerk. Ze wordt zijn muze en zijn motivatie en is de reden dat hij niet binnen de 200 dagen op een zelfgekozen eindpunt aankomt.

Faust of superheld

Het verhaal van David heeft behoorlijk wat weg van Goethe’s Faust, al gaat het in De Beeldhouwer om een vooraf bepaalde hoeveelheid tijd in plaats van een staat van gelukzaligheid als contracteinde. En anders dan Faust is David niet op zoek naar geluk, maar naar herkenning, erkenning en een nalatenschap. Vooral vanwege dat laatste gaat hij in de openbare ruimte maatschappijkritische kunstwerken maken, als een soort van Banksy. Een Banksy die niet opgepakt kan worden, omdat hij met zijn blote handen een deur in een betonnen muur kan maken en kan laten verdwijnen. Als een superheld die netjes achter zichzelf opruimt.

McCloud besteed in De Beeldhouwer aandacht aan gevarieerde thema’s als liefde, bewijzingsdrang en opoffering. Daardoor is het een monumentaal boek. De afspraak met de dood is eigenlijk maar bijzaak. Het verhaal van David, die zijn leven weer op orde probeert te krijgen, is ook zonder de superkrachten een mooi verhaal. Niet alleen doordat McCloud het ritme en tempo van het verhaal meesterlijk in de hand houdt, maar ook door de vormgeving van het boek.

De pagina’s lijken druk, maar zijn minimalistisch. De tekeningen laten alleen zien wat nodig is voor het verhaal. Er staat geen streep te veel op het papier. Daartoe is McCloud ook wel gedwongen door zijn tekenstijl en de afwezigheid van kleur in het boek. De Beeldhouwer weegt dan wel één kilo, minder had het niet kunnen (of hoeven) zijn. Misschien dat het beter op een iets groter formaat uitgebracht had kunnen worden, gezien de dichtheid van de tekeningen op de pagina’s. Maar aan de andere kant: op deze manier wordt de eenzaamheid van David in een hectische omgeving wel weer mooi weergegeven.

Kunst / Expo binnenland

Projectontwikkelaar van de verbeelding

recensie: Neurotopia/Erik Sep - Galerie Frank Taal

In de Rotterdamse Galerie Frank Taal is een stad opgetrokken die de bezoeker even op het verkeerde been zet. De bouwwerken tonen zich als nieuwbouw in ontwikkeling, maar tegelijkertijd als ruïnes in verval. Een effect dat de architect van deze verstedelijking bewust in zijn Neurotopia lijkt op te willen roepen.

Kunstenaar Erik Sep (1976) gelooft heilig in de maakbaarheid van een samenleving en is daar al zo’n tien jaar mee bezig. Zijn miniatuurwereld bestaat uit een aaneenschakeling van bouwkavels, die allen dezelfde oppervlakte hebben en los van elkaar ‘ingevuld’ worden met een op het oog willekeurig gebouw. Die constructies lijken een functie te hebben, de infrastructuur en gebruikssporen zijn overal zichtbaar, maar er is geen menselijke beweging te ontdekken. Een uitgestorven bouwplaats of een verlaten stad na een verwoestende ramp, dat is de sfeer waarin de maker de aandacht vasthoudt.

35071-Projectontwikkelaar-van-de-verbeelding

Neurotopia, Eric Sep

Space needle

Met allerhande rommel, gevonden afval, maar ook met zelf gefabriceerde onderdelen maakt Sep zijn uit de fantasie opgeroepen bouwwerken. Door hun specifieke vorm wordt de indruk gewekt dat de gebouwen een voorbeeld hebben waarnaar verwezen wordt. Het zijn de meest voorkomende archetypen uit onze werkelijkheid: kantoorgebouwen, fabriekshallen en onbestemde industriële structuren. De kijker waant zich in een alternatief Madurodam, hij kijkt, hij zoekt naar referenties maar bevindt zich uiteindelijk in de scheppende verbeelding van de kunstenaar.

Sep wil zijn universum zo waarheidsgetrouw mogelijk laten zijn, maar speelt tegelijkertijd met de realiteitszin van de beschouwer. Hij plaatst een lollige space needle, gemaakt van een paar asbakken op een paal, naast een half afgebouwde wolkenkrabber waarin duidelijk werkzaamheden plaatsvinden. In de open constructie zijn weer allerlei kleinere centra van activiteit te ontdekken. Het is vooral die microweergave waarmee de kunstenaar, als in een samengestelde trompe-l’oeil, telkens weer een nieuwe wereld schept.

Egosculpturen

35071-Projectontwikkelaar-van-de-verbeelding

Neurotopia, Eric Sep

Gestaag werkt Erik Sep aan zijn universum. Hij sloopt, bouwt, gooit om en verplaatst net zo lang tot er weer een element aan zijn stad is toegevoegd. De kavels zijn allemaal te demonteren en onderling om te wisselen, maar kunnen ook als vrijstaand kunstwerk verkocht worden. De nieuwe eigenaar krijgt dan een officieel paspoort en wordt toegevoegd als nieuwbakken stadsburger van Neurotopia. De vrijgekomen kavel wordt vervolgens opnieuw ontwikkeld en ingevuld.

De openbaring die zich voltrekt bij het betreden van Neurotopia wordt veroorzaakt door de directe confrontatie met de werkelijkheid die zojuist verlaten is. Wat Sep hier op schaal tot stand brengt is een fantastievolle weerslag van de structuren waarin we ons dagelijks begeven. Het werpt een nieuwe blik op onze leefomgeving waar alles kan en waar iedereen het zijne aan bijdraagt. En waar wij allen vervolgens onderdeel van uitmaken, of we willen of niet. In de architectuur speelt massa, vorm en uitdrukking een grote rol, er wordt getracht een zogenaamd tijdloze boodschap af te geven. Maar – en dat wil Sep eigenlijk zeggen met zijn verstilde stadslandschappen – de echte wereld draait niet om de opgetrokken ‘egosculpturen’ van planners en ontwikkelaars. Het gaat juist om het leven dat erin plaatsvindt.

Muziek / Album

De voortreffelijke tweede van My Baby

recensie: My Baby - Shamanaid

De opzwepende blues van My Baby blijft niet onopgemerkt; de voor twee derde Nederlandse formatie werd al gedraaid op de BBC en trad intussen op in zo’n zestien landen.

Begin dit jaar volgde een tour door “halve thuis” Nieuw-Zeeland en recentelijk trad My Baby op in Groot Brittannië met vermaard bluesman Seasick Steve. Ook fungeerde het drietal als begeleidingsband bij de laatste (en verrassend sterke) cd van Henny Vrienten.

Heidense gospel

Niet alleen live staat de hippe blues van My Baby als een huis, ook op cd blijft de band fier overeind. Op het (overigens voortreffelijk geschreven) inlegvel bij hun nieuwe cd is te lezen: “Shamanaid is als een psychedelische reis door ruimte en tijd, van folk en roots, vol inheemse klanken. Een heidense gospel met de tracks als hedendaagse ‘spirituals’.” — een treffende omschrijving. Shamanaid klinkt iets basaler dan de ijzersterke voorganger No Depression, maar er is ook veel hetzelfde gebleven.

Gloedvol

De eerste nummers van Shamanaid borduren moeiteloos voort op de soulvolle en funky blues van het debuutalbum. ‘Uprising’ is weer zo’n song die live waarschijnlijk nog wat beter tot zijn recht komt vanwege de pittige beat, de snerpende slidegitaar, en de gedreven zang van Cato Van Dijck. In het vervolg van de cd slalomt My Baby vakkundig tussen aloude genres als blues, country, folk, soul, funk, en gospel. Soms gejaagd, repeterend en hypnotiserend, een andere keer loom, broeierig en soulvol.

Halverwege de cd gaat het tempo omlaag en wordt het geluid rauwer, zoals in het bezwerende ‘Remedy’ en in de akoestische, psychedelisch getinte ballad ‘Hidden From Time’, waarin de gloedvolle stem van Van Dijck mooi tot haar recht komt. Ouderwets zompige blues klinkt door in ‘6×6’; de meer soulvolle countryblues in ‘Marching’. Het slotakkoord ‘Panggajo’ klinkt als een inheemse traditional.

Conclusie: Shamanaid is de voortreffelijke tweede cd van een van de interessantste Nederlandse bands van het moment.

Theater / Voorstelling

Het ritme van een slak in zestig minuten

recensie: Hotel Modern - Slakkesporen

Sinds tijden staat er weer een lijfelijk personage op het toneel van Hotel Modern. Van de succesvolle groep zijn we gewend om een speelvlak vol met maquettes te zien. Dit keer hebben zij ervoor gekozen om weer eens een decorkunstje tevoorschijn te halen. De veel geprezen voorstelling Slakkesporen uit 2002 is terug in het theater.

Het uur wordt ingeleid met een rondleiding in het duister. De spot verlicht aaneenvolgend de (sur)realistische details in het decor: de leefruimte van een bejaarde vrouw. Nog voordat zij (Arlène Hoornweg) ontwaakt wordt duidelijk dat de voorwerpen in haar omgeving een eigen leven leiden. De voorstelling is een schets uit het leven van een verwarde oude vrouw, met daarin haar trage bewegingen en de komische gevolgen als belangrijkste factor. Deze humor is helaas wel lichtelijk flauw en eenvoudig gevonden. Maar de eenheid surrealistische elementen, die wel of niet door het personage wordt opgemerkt, hebben een vervreemdend effect en suggereren sterk de verwarde toestand van de vrouw. Hotel Modern - Slakkesporen, persfoto 2 door Arwen LinnemannDe toeschouwer krijgt zo een visuele beleving van de werkelijkheid in haar wereld.

Het decor hangt met spinnenwebben aan elkaar. De muziek en de schaduwen zouden tezamen net zo goed uit een horrorfilm gekopieerd kunnen zijn. Klassiek en cliché, maar daardoor niet minder humoristisch. Er is niets angstaanjagends, maar toch hangt er een spookachtige sfeer in het decor van haar eenzame bestaan. Als de vrouw besluit haar huis te verlaten voor een wandeling in de grote stad, wordt het handelsmerk van Hotel Modern beter kenbaar.

De film overwint

Voor de tweede helft van de voorstelling maakten zij op voorhand een animatiefilm. De bejaarde vrouw verschijnt als poppetje in een wereld gemaakt van rijdende strijkijzers, knipperende wekkers, een reusachtig klokkenspel en garnalen als onderburen. Het bekende truukje van Hotel Modern werkt nog steeds prachtig. De film weerspiegelt de ongoing sleur van het dagelijkse ritme: het bizarre bestaan van een stad. De snelheid en oneindigheid van stedelijke aspecten staan lijnrecht tegenover het bestaan van de vrouw: het stilstaande poppetje. Wij zien haar laatste uren van wat voor ieder ander een doodgewone dag moet zijn.

In 1997 ontwikkelden Herman Helle, Arlène Hoornweg en Pauline Kalker een unieke vorm van beeldend theater. Door de jaren heen zijn zij geprezen met internationaal succes. Niet onverdiend zou ik zeggen. Hun stijl is uitermate geschikt om de meest uiteenlopende onderwerpen en gebeurtenissen van de mensheid te visualiseren. In Slakkesporen is Hotel Modern erin geslaagd om met veel (flauwe) humor toch een vleugje triestheid in de zaal los te laten. Het is beeldende kunst: een kijkspel van een eenzaam portret, waarin de grens tussen werkelijkheid en fantasie wordt gevonden en overwonnen met een ontroerend einde.

Recensie The Suit
Theater / Voorstelling

De hand van de meester

recensie: Theatre des Bouffes du Nord - The suit
Recensie The Suit

‘Directing is just to give directions’ zegt regisseur Peter Brook (90) bescheiden. Het gaat niet om de vinger, zegt hij, maar om de maan waar hij naar wijst.

Waar wijst Brooks vinger naar? Naar het verhaal dat wordt verteld en naar wat ons dat kan zeggen. Maar de loepzuivere eenvoud van The Suit verraadt toch de hand van de meester – of hij dat nou wil of niet.

Zoals Michelangelo dat kon met z’n beitel en Chanel met haar schaar, kan Brook met zijn ‘directions’ alles weghalen wat niet van belang is. Het resultaat is een verhaal dat we allemaal moeiteloos begrijpen: volkomen natuurlijk en tegelijkertijd adembenemend mysterieus. Deze elegantie blijkt voort te komen uit een nederig zoeken naar de waarheid en is tegelijk een ode aan de zeggingskracht van het menselijk lichaam.

Klein en groot

Het oorspronkelijke verhaal The Suit is realistisch en ongewoon tegelijk: Als Philemon zijn vrouw Mathilda betrapt op overspel, laat hij haar het kostuum van haar minnaar verzorgen en mee uit wandelen nemen. Als herinnering en straf, want ondanks hun liefde kan hij haar niet vergeven. Het is een klein verhaal over een huwelijk in een eenvoudig huis, maar ook een groot verhaal over wreedheid en vergeving, over een bizarre, complexe situatie in een heel land. Het werd niet geschreven door Shakespeare, Tsjechov of Beckett (enkele van Brooks favorieten), maar door Can Themba, een auteur uit de townships van Johannesburg. In de tijd van apartheid is hij verdrietig, verslaafd en berooid gestorven.

Soepele transformaties

Behalve veel vakmanschap, gevoeligheid en oprechtheid blijkt er haast niets nodig om dit verhaal boeiend te vertellen. Spel, muziek, decor, kostuums, licht vloeien in elkaar over en ademen soepele, grote kwaliteit. De kleine groep acteurs wisselt moeiteloos van personage, wordt verteller of zanger. Vooral Cherise Adams-Burnett (Mathilda) zingt fenomenaal recht uit haar hart ieders hart in. De nog kleinere groep muzikanten speelt van alles (o.a. Nina Simone, Billie Holiday) en speelt zelf ook mee, met grappige hoedjes. Het decor bestaat voornamelijk uit nadrukkelijk gekleurde stoelen die zo maar bed of rommel worden – en je vergeet trouwens toch alle kleuren. Kledingrekken zijn ook deuren – of iets anders, net wat nodig is. Een zijden sjaaltje is hoofddoek, tafelkleed en pochet binnen een minuut. Het is allemaal eigenlijk heel logisch terwijl je het zo ziet gebeuren.

Pas als enkele toeschouwers hoffelijk worden uitgenodigd om ook op het podium eventjes toeschouwer te zijn – ze mogen gewoon gaan zitten kijken als zichzelf – wordt de magie doorbroken. Dan zie je pas hoe knap het is, realiseer je je dat je iets beleeft dat dan wel waar is, maar helemaal niet ‘gewoon’. Hoe gecomprimeerd, buitengewoon helder en trefzeker tot in de kleinste details deze voorstelling is, die overigens maar ruim een uur duurt.

Aandacht

Brook heeft in zijn lange leven naast theater ook veel films gemaakt en boeken geschreven. Hoewel hij de laatste veertig jaar vanuit Parijs werkt, was hij vaak op reis. Ergens onderweg heeft hij geleerd om zo boeiend te vertellen dat je de tijd vergeet. Om, ook al is hij er zelf niet bij, je lichaam in die bijzondere staat te brengen, een mengeling van ontspanning en alertheid, waarin je open bent, heel goed kan voelen en luisteren. Wat een feest om dit nog aan den lijve te ondervinden.

Muziek

Versnipperde hel

recensie: De Nationale Opera en het Concertgebouworkest - Lulu

Lulu is geen makkelijke muziek, niet om te spelen en niet om naar te luisteren. Maar wie de moeite neemt om deze vier uur verscheuring en afbraak te beluisteren en te zien, ervaart een weergaloos muzikaal drama.

Gevaarlijk topstuk

Van de opera Lulu, gebaseerd op twee toneelstukken van Frank Wedekind, ging de onvoltooide versie in 1937 in Zürich in première. De laatste akte werd door Friedrich Cerha geschreven op basis van nagelaten materiaal en beleefde zijn eerste voorstelling in Parijs in 1976. Sindsdien is de opera geregeld uitgevoerd als het iconische drama van een femme fatale.

Lulu is een vrouwelijke versie van Don Juan: haar schoonheid is een onuitputtelijke bron van wellustige verslaving van de mannen om haar heen. Achter deze vamp gaat het oeroude beeld schuil van de vrouw als slang, handlangster van de duivel. Zo wordt Lulu ook gepresenteerd in de proloog van de opera. Een dierentemmer toont haar als zijn meest gevaarlijke topstuk.

Mechanische seksualiteit

Met de psychoanalyse als theoretische bijwagen ontwikkelden de kunsten zich na 1900 ondanks censuur en tegenstand van de burgerij tot een definitieve afsluiting van de 19e eeuw. De Weense componist Alban Berg was gefascineerd door thema’s als geweld, vervreemding en fragmentatie.

In de opera Wozzeck uit 1925, schilderde hij met muzikale middelen de voortschrijdende waanzin van een underdog. Berg componeerde Lulu als gefragmenteerde scènes, ieder in een eigen, duistere muzikale kleur met regelmatig fel oplichtende blazersolo’s. Hij maakte gebruik van het twaalftoonsysteem, dat hij uiterst geraffineerd inzette. Tussen de abstracte muzikale blokken klinken af en toe snippers melodie, als herinneringen aan een wereld waarin alles nog herkenbaar was. Lulu kreeg vibrafoonklanken mee, die haar mechanische seksualiteit uitbeelden.

Werkelijkheid als monsterachtige scheurkalender

In de regie van beeldend William Kentridge ligt de nadruk op fragmentatie en geweld. Het podium is een ruimte van bewegende zwart-wit tekeningen (verwijzing naar de houtsneden van het expressionisme) waarin Lulu en haar uitdagende wellust centraal staat.

Animaties op het achterdoek en willekeurige papieren lappen die wegwaaien en uiteenvallen suggereren een versnipperde hel, waar de werkelijkheid een monsterachtige scheurkalender is geworden, eindigend in moord en doodslag. Zingende en sprekende personages zwerven zonder samenhang door het onoverzichtelijke decor van schuivende, met tekeningen beplakte panelen.

Beschermer wordt moordenaar

De beeldtaal van Kentridge sluit perfect aan bij de donkere muzikale dialogen van mensen die elkaar niets te vertellen hebben. Daar gilt de wanhopig naar liefde verlangende sopraan Lulu, meesterlijk vertolkt door de meisjesachtige Mojca Erdmann, bovenuit. De mannen om haar heen geven haar allemaal en andere naam, tekenend voor hun narcistische bezetenheid. Hun zogenaamde liefde is projectie. Maar geen verliefdheid kan Lulu’s eigen leegte vullen. Daarom gaat ze aan het slot half bewust haar dood tegemoet.

Jennifer Larmore is tragisch mooi als de verliefde lesbische gravin. Johan Reuter, achtereenvolgens beschermer Dr. Schön en moordenaar The Ripper, zingt standvastig de duizelingwekkende fragmenten aan elkaar. De zogenaamde vader (Lulu is een wees) en profiteur Schigolch is een mooie rol van Franz Grundheber die eerder in Amsterdam Wozzeck zong.

Een niet geringe prestatie leveren dirigent Lothar Zagrosek en het Concertgebouworkest. Zagrosek ademt mee met zijn zangers en weet van de eerste tot de laatste noot de spanningsboog intact te houden, inclusief de geladen stiltes. Hulde verder voor de blazers die hun solo’s volmaakt inpassen in de grote lijn.

Er zijn nog voorstellingen op 6, 8, 14, 20, 23, 25 en 28 juni 2015.