Muziek / Album

Hardcore postpunk

recensie: Gallows - Desolation Sounds

Gallows is al een tijdje bezig aan haar tweede bestaan. Desolation Sounds is inmiddels album nummer twee na het vertrek van de oorspronkelijke zanger. Die zanger wordt nergens gemist op deze frisse, inventieve nieuwe plaat.

Op een album als Grey Britain (2009) — toen nog met Frank Carter op zang — klonk Gallows als een soort hardcore-versie van de Sex Pistols. Desolation Sounds is een logische stap in de evolutie van de band. Wat volgde er immers op punk? New wave en postpunk, elementen die de nieuwe Gallows kruiden. Opener ‘Mystic Death’ verenigt nog steeds hardcore en jaren zeventig-punk. Al snel komen onverwachte invloeden om de hoek kijken. Het nummer kent ook een fraaie gitaarlijn die associaties oproept met Siouxsie and the Banshees en Echo & the Bunnymen.

Stofzuigergitaar

Er worden meer nieuwe paden ingeslagen. De eerste single, ‘Bonfire Season’, laat horen dat cleane zang voor Wade MacNeil een relatief begrip is: ook als hij niet schreeuwt, klinkt hij erg gruizig. Het wat langzamere nummer krijgt mede door die zang een flinke scheut blues mee. Een ander fraai ‘experiment’ is het nog langzamere ‘Chains’, waarin MacNeil zijn longen eruit schreeuwt tegen een achtergrond van gitaren en een lichte orkestrale (!) toets. Verderop op de plaat duikt zelfs een stofzuigergitaar op, alsof de hoogtijdagen van shoegaze weer terug zijn. Dit alles wordt geïntegreerd in het bekende Gallowsgeluid, zonder geforceerd te klinken. De band verdient daar zeker een compliment voor.

Adrenalinebommetjes

Voor de puristen zijn er nog wel wat adrenalinebommetjes. Die vormen echter niet het hoogtepunt van de plaat. ‘Leather Crown’ en ’93/93′ bijvoorbeeld denderen als tweeluik fijn door, maar ze zijn ook nogal lomp. Tegelijkertijd hebben ook zij een bescheiden metamorfose ondergaan: op de achtergrond klinken galmende koortjes en snerpende feedback, en de breakdowns zijn ronduit atmosferisch. Ze missen evenwel de frisse benadering van veel andere nummers op Desolation Sounds, maar dat zijn nauwelijks smetjes op een album waarop Gallows constant de aandacht vasthoudt en nergens inzakt. En, het moet gezegd worden: met Carter erbij was dat vaak wel anders.

Gallows’ hergeboorte levert een geslaagd, veelzijdig album op, waarin hardcore en postpunk een fraai verband aangaan. De band doet qua benadering meer dan eens denken aan Deftones (en dat is absoluut een compliment), die new wave en shoegaze in haar metal integreert. Op het niveau van die band zit Gallows nog niet, maar ze is wel hard op weg. Maar vergeet die weg maar even, want Desolation Sounds is een van de betere (punk)platen van de afgelopen tijd.

 

Boeken / Non-fictie

Nieuw standaardwerk in Austers oeuvre

recensie: Paul Auster - Levenswerk

Paul Auster staat vooral bekend om romans als Onzichtbaar en de New York Trilogie. Het schrijven van non-fictie is hem echter ook niet vreemd. Het gros van zijn non-fictie is nu verzameld in het bijna 700 pagina’s tellende Levenswerk.

Onder andere de eerder in het Nederlands verschenen autobiografische werken Het spinsel van de eenzaamheid – over Austers band met zijn vader – en Van de hand in de tand – over geld en het gebrek daaraan aan het begin van Austers carrière – zijn opgenomen in de bundel. Daarnaast bevat het werk enkele tientallen literair-kritische essays, voorwoorden en gelegenheidsteksten. Ook teksten die niet direct onder één noemer vallen, zijn opgenomen zoals het luchtige ‘Gotham handbook’ waarin Auster een vriendin van hem advies geeft over hoe te leven in New York.

Open boek

Kenmerkend en bewonderenswaardig aan Auster is de openhartige wijze waarop hij over zichzelf en de mensen om hem heen spreekt. Zo bestaan de teksten die geschaard zijn onder ‘Oefeningen in waarheid’ louter uit anekdotes van dingen die hij heeft meegemaakt of gehoord van anderen. Er gaat een familiariteit uit van deze verhalen, alsof je aan het natafelen bent met de New Yorkse schrijver en hij zich dermate op zijn gemak voelt dat hij je deze persoonlijke verhalen kan toevertrouwen.

Auster vertelt bijvoorbeeld over een vriend die al lange tijd een bepaald moeilijk te vinden boek zoekt. Op een dag treft de vriend een jonge vrouw op Grand Central Station die tot zijn verbazing het boek in haar handen heeft. Op de vraag of ze weet waar hij het kan kopen, antwoordt ze: ‘Ik ben hier vandaag om het aan jou te geven’. Een onwaarschijnlijk voorval, maar Auster vertelt het met zoveel overtuigingskracht dat het weinig moeite kost om er in mee te gaan.

Veelzijdige blik

Austers fictie is nauw verbonden met zijn eigen leven. Dit maakt het lezen van zijn non-fictie erg waardevol: het voegt als het ware een extra dimensie toe aan zijn romans. Elementen uit zijn leven zoals het kampen met geldproblemen en een woelige periode in Frankrijk, komen bijvoorbeeld terug in respectievelijk Maanpaleis en Onzichtbaar. Levenswerk verscheen in 2010 al in de Verenigde Staten onder de titel Collected Proze. Hierdoor zijn de later verschenen autobiografische werken Winterlogboek en Bericht vanuit het innerlijk, waarin hij veel vertelt over zijn jeugd en zijn huwelijken met Lydia Davis en later Siri Hustvedt, niet opgenomen in de bundel. Een begrijpelijke reden, maar desalniettemin jammer omdat deze titels goed zouden passen binnen deze bundel.

Door het ontbreken van chronologie is het hier en daar even zoeken om de teksten te plaatsen. Gelukkig is het voor de meeste onderwerpen waarover hij schrijft niet noodzakelijk om op de hoogte te zijn van Austers levensloop. Levenswerk leent zich er eerder voor om gelezen te worden in fragmenten, waarbij het bewonderenswaardig is hoe Auster keer op keer weet te boeien, of het nu gaat om Franse dichters, de geschiedenis van zijn typemachine of de metro in New York. Een sleutelwerk in het oeuvre van Auster.

Boeken / Fictie

Sensationeel taartje zonder slagroom

recensie: Leon de Winter - Geronimo

Opnieuw komt Leon de Winter met een spektakelstuk waarin hij de geschiedenis naar zijn hand zet. In de complottheorie van Geronimo wordt Al Qaida-leider Osama Bin Laden in 2011 niet gedood maar gekidnapt en gevangengezet. En alle remmen gaan los.

Vlak na de presentatie van de nieuwste De Winter komt criticus Arjan Peters in De Volkskrant met een recensie die nog meer aandacht trekt dan het gerecenseerde boek zelf. Peters – geen fan – vindt dat de schrijver een ‘uitmiddelpuntige aanprijzing’ verdient met deze roman. ‘De Winter stookt het vuurtje van de verbeelding op tot de pagina’s er van vlammen. Die houding maakt hem uniek.’ De viersterrenbeoordeling brengt de literaire wereld in verwarring: is Peters wel serieus te nemen? In het van verbloemd sarcasme druipende stuk concludeert de criticus dat als bij een schrijver ‘Alles Te’ is en ieder aspect tot in het uiterste overdreven wordt, er sprake is van een ‘buitencategorie’ in de literatuur. Zo wordt de bewonderde kwaliteit een knuppel om mee te slaan, waarbij Peters fijnzinnig afsluit met de opmerking dat De Winter alom geprezen wordt als goede verteller, maar dus nog steeds geen goede schrijver is.

Literaire draai

Genoeg roddel en achterklap. Leon de Winter heeft met Geronimo een boek gemaakt waarin hij voortborduurt op de Navy Seal-overval op de schuilplaats van Osama Bin Laden in Abbottabad in Pakistan. De commando’s doden de terroristenleider – op geheim bevel van hogerhand – en dumpen zijn lichaam in de oceaan. ‘Dat moeten we dan maar aannemen’, zegt De Winter in een interview, en geeft de geschiedenis een literaire draai door Bin Laden in zijn boek te laten leven. De Seals hebben hem op eigen initiatief een dag van tevoren ontvoerd en een look-a-like Bin Laden zijn plaats laten innemen.

De kern van dit verhaal is een aardig gegeven. Maar De Winter blijft in gebreke door verder niets te doen met deze wending. Bin Laden blijkt naderhand ergens in Afghanistan gevangen te worden gehouden, later wordt hij door Arabieren ‘bevrijd’ en meegenomen naar Saoedi-Arabië, waarop de Israëlische geheime dienst het klusje klaart door een gerichte bom op zijn verblijfplaats te gooien. Alsnog einde Osama Bin Laden.

Schoonheid en gruwelijkheid

Om dit middelpunt heen knoopt De Winter nog wat verhaallijnen die voor de aankleding moeten zorgen. Hoofdpersoon is de Joods-Amerikaanse ex-commando Tom die in Afghanistan heeft gediend en daar een jong Afghaans meisje onder zijn hoede heeft genomen. Het kind is verzot geraakt op de klanken van de Goldbergvariaties van J.S. Bach en wordt later door Talibanfundamentalisten om die reden verminkt: oren en handen afgehakt. Zo brengt De Winter op pathetische wijze schoonheid en gruwelijkheid bijeen, een simpele combinatie met het grootst mogelijke effect.

Het meisje wordt – hoe wonderlijk – in Abbottabad opgemerkt door Osama die ’s nachts stiekem op zijn brommertje naar de winkel moet om sigaretten en vanille-ijs voor zijn derde vrouw te kopen. Na zijn dood c.q. ontvoering wordt het meisje opgepikt door de Pakistaans-christelijke Jabbar en zijn moeder die zich over haar ontfermen. Jabbar is in het bezit van een krukje uit het leeggeroofde huis van Bin Laden. In een poot van dit krukje bevindt zich een usb-stick met informatie waarmee Osama ‘de loop van de geschiedenis een cruciale wending wilde geven’.

Zo brengt De Winter een fantasieverhaal van wereldbelang terug tot de heilige graal in de poot van een kruk. En daar blijft het bij. De kermisachtige entourage die de essentie overeind moet houden kan niet verhullen dat de ambitieuze en nogal luidruchtige opzet weinig resultaat oplevert. Menig thrillerschrijver zou dit project als een zinderende whodunnit op de markt weten te brengen, maar Leon de Winter raakt verstrikt in al zijn lijntjes, in zijn research, in zijn boodschappen. Hij houdt geen maat en blaast de boel op tot een bombastisch ma­­­nifest. Alles is ‘Te’.

Kunst
special: Verrassende hedendaagse kunst op Java

Zomerspecial: Java – Indonesië

Een maand lang vertoefde ik op het dichtstbevolkte eiland ter wereld en het politieke, economische en culturele brandpunt van de Indonesische archipel: Java. Zonder veel onderzoek vooraf liet ik me meevoeren in de levendige bedrijvigheid en ontdekte ik een interessante mix van traditie en actualiteit. Het dynamische hedendaagse kunstcircuit bleek uiterst fascinerend en heeft mijn blik op Indonesië voorgoed veranderd.

Java is een smeltkroes van culturen, etniciteiten en religies, en een eiland vol tegenstellingen. Midden tussen majesteitelijke vulkanen liggen uit hun voegen barstende miljoenensteden die de bevolking dwingen om mondkapjes te dragen tegen de luchtvervuiling. De Islam bepaalt het dagelijks leven van de meesten, maar het wezen van de Javanen is nog altijd doordrongen van Hindoeïstische gebruiken en oeroude lokale riten. Deze aanwezigheid van traditie in de samenleving lijkt in eerste instantie nog altijd het zwaartepunt in de culturele expressie te vormen. Wie Java zegt, denkt aan eeuwenoude kunsttradities als de gamelan-muziek, voorstellingen met wayangpoppen en batik-schilderingen. Dat het eiland veel meer te bieden heeft dan deze archaïsche kunstvormen en tevens een broeinest is van hedendaagse kunst en design ontgaat veel toeristen jammergenoeg. Hoog tijd dus dat de actuele Indonesische kunst onder de aandacht gebracht wordt.

Top 5 bezienswaardigheden op Java

  1. Galeries en tentoonstellingsruimtes in Yogyakarta.
  2. Selasar Sunaryo Art Space, Bandung.
  3. Lawang Wangi Creative Space, Bandung.
  4. Faculty of Art and Design, Institut Teknologi Bandung.
  5. Borobudur, ’s werelds grootste Boeddhistische tempel uit de 9e eeuw.

Als culturele hoofdstad van Indonesië mag het niet verbazen dat Yogyakarta barst van de galeries en tentoonstellingsruimtes. Toch staat Yogya nog voornamelijk bekend om de traditionele kunsten en komen de meeste bezoekers voor de batiks. Gelukkig is er een groeiende belangstelling voor de hedendaagse kunst en is er sinds een aantal jaar de Yogygakarta Contemporary Art Map – onder andere verkrijgbaar bij restaurant en guesthouse Viavia – waarmee je je eigen galerie-tocht kunt samenstellen. De ideale manier om jezelf onder te dompelen in het uitgebreide kunstaanbod is door per fiets tussen de interessante en soms goed verstopte locaties te pendelen. Veel tentoonstellingsruimten zijn tevens werkplaats, café, winkel of ontmoetingsplek en bieden een diverse selectie van beeldende kunst, fotografie en design. Deze interdisciplinaire aanpak is kenmerkend voor Yogyakarta, omdat er weinig financiële steun van de overheid beschikbaar is. Kunstenaars – die vaak ook curator zijn en vice versa – zijn zo gedwongen samen te werken en hun eigen mogelijkheden te creëren.

Kedai Kebun

Foto: Marie Stel – Kedai Kebun

Langgeng Art Foundation is zo’n plek waar kunst wordt getoond, besproken en geproduceerd. In een groot gebouw met twee verdiepingen en een binnentuin is actuele kunst uit Indonesië naast kunst uit andere delen van de wereld te zien. Zo wordt de bezoeker gedwongen om kritisch na te denken over de positie van Indonesisische kunstenaars in de internationale hedendaagse kunstwereld. Een andere bekende tentoonstellingsruimte is Cemeti Art House, dat in 1988 door de Nederlandse curator en kunstenares Mella Jaarsma werd opgericht. Met eenzelfde soort insteek als Langgeng, is er kunst van zowel lokale als internationale kunstenaars te zien. Door zich ook op documentatie en educatie te richten wil Jaarsma met Cemeti een bijdrage leveren aan het hedendaagse kunstdiscours.

De perfecte plek om te eindigen na een dagvullende artistieke tour is galerie/restaurant/boekenwinkel Kedai Kebun Forum, dat al twee decennia de populairste kunstenaars-hotspot van Yogya is. Hier kun je je laven aan afwisselende presentaties of getuige zijn van een perfomance. Het balkon biedt de gelegenheid om bij te komen van alle indrukken en in het restaurant kan uitgebreid gedineerd worden. Naast de genoemde tentoonstellingsruimtes, zijn er tal van andere plekken in Yogya die de moeite van het bezoeken waard zijn, zoals bijvoorbeeld Sangkring Art Space, Grafis Minggiran Printmaking en Kebun Bibi. Al met al is Yogyakarta een bruisende stad waarin je met een beetje moeite gegarandeerd een bijzondere ontmoeting hebt met de hedendaagse Indonesische kunstwereld.

Muziek / Reportage
special: Verslag: WOO HAH! Festival

Niet alleen op papier geweldig

Zaterdag 4 juli is het heet — zó heet dat er in het hele land allerlei evenementen zijn afgezegd. Het eendaagse hiphopfestival WOO HAH! niet, en dat is maar goed ook, want de line-up blijkt niet alleen op papier geweldig.

Wel heeft het Tilburgse festival allerlei voorzorgsmaatregelen getroffen in de vorm van drinkwaterpunten, douches, en dames met waterpistolen. Bovendien zijn de eerste twee hoofdacts iets naar achteren geschoven, om de ergste hitte te ontlopen. Een goede zet, want bij aanvang is de zon inderdaad behoorlijk verzengend.

De waterpistooltjes die worden uitgedeeld bij Dr. Moon’s Fluff Disco, waarin een aantal rappers achter elkaar optreedt onder het toeziend oog van producer Dr. Moon, zijn dan ook zeer welkom. Desondanks krijgt de gezellige feestmuziek van een van die acts, de nieuwe samenwerking Timmie x Jay x Aap (respectievelijk Timmie Tex, Kleine Jay, en De Gelogeerde Aap), het publiek nog niet erg in beweging. Dat lukt Sticks (van Opgezwolle), met een soort greatest hits-show in het klein, stukken beter. Bij ‘Tijgers en Draken’ en ‘Hoedenplank’ zet het publiek het ondanks de temperatuur zelfs op een springen. Het is het eerste van de vele hoogtepunten van vandaag.

Een enorme deceptie

Een volgend voorbeeld van zo’n hoogtepunt dient zich direct aan: Fresku mag openen op de Puna stage (het hoofdpodium) en doet dat met verve. Met zijn oprechtheid en sympathieke uitstraling pakt hij het publiek in. Veel bekend werk blijft achterwege doordat een groot deel van zijn set uit nieuw materiaal bestaat, maar gezien de kwaliteit daarvan deert dat nauwelijks. Wel is dit, in combinatie met de warmte, vermoedelijk de reden dat Fresku moeite heeft om zijn publiek los te laten gaan, ondanks zijn duidelijke pogingen daartoe. Afsluiter ‘Twijfel’ maakt ook dat echter ruimschoots goed.

Bovendien zorgen behulpzame wolken ervoor dat de ergste hitte inmiddels voorbij is. Of dat het publiek wat losser maakt zullen we niet meteen ontdekken, want de volgende act is de undergroundgroep Cannibal Ox, en dat is een enorme deceptie. Enkele van de beste producties ooit op plaat gezet verworden tot een slecht afgestelde verzameling bassen en tikken, terwijl de raps verzanden in absolute wanorde. Vordul Mega lijkt apestoned en krijgt er nog geen halve zin fatsoenlijk uit. Ook de rest is een rommeltje, doordat de rappers elkaars zinnen allesbehalve strak afmaken. Tot tweemaal toe wordt een nummer zelfs opnieuw opgestart doordat het de eerste keer misging. Het veld voor de Puna Stage is binnen een halfuur bijna leger dan wanneer er helemaal niet opgetreden wordt.

Prima afwisseling

Dan maar door naar Tourist LeMC, wiens in Antwerps dialect gerapte hiphop tegen kleinkunst aanleunt. Hij speelt een subtiele en ingetogen set, met de fijne toevoeging van een saxofonist. Helaas is hij slecht te verstaan, wat niet alleen door zijn dialect komt maar ook doordat het geluid uit balans is. De innemende Belg biedt echter prima afwisseling op de energie van de meeste andere acts.

Heel wat minder subtiel is gangsterrapper Freddie Gibbs. “You brought me here for gangster shit, so that’s what you gonna get,” roept hij, en dat zullen we weten ook. En o ja: “Fuck the police.” Nadat het publiek dat voor de honderdste keer heeft moeten roepen, weten we het echter wel. Dat neemt niet weg dat Gibbs een strakke show neerzet en indrukwekkende rapvaardigheden laat horen. Vooral zijn recente werk met producer Madlib, met nummers als ‘Thuggin” en ‘High’, doen het goed en maken het publiek flink losser.

Geheim hoogtepunt

Tussen de vrij grote namen die vandaag in Tilburg staan, vormt Doomtree een geheim hoogtepunt. Er staan niet veel mensen voor het podium van deze eigenzinnige groep uit Minneapolis, Minnesota, maar wie er wél staat maakt een groot feest mee. Het vijftal is geweldig op elkaar ingespeeld en bijzonder energiek. ‘Little Mercy’ wekt mede door de fantastische zang van Dessa kippenvel op, terwijl ‘Get Down’ (een solonummer van P.O.S) en ‘Bangarang’ de mensen doen losgaan.

Ook het twintigjarige supertalent Joey Bada$$ krijgt zijn — weliswaar flink grotere — publiek aan het springen met zijn moderne versie van traditionele boom bap. Hij haalt zijn vrienden van de groep Pro Era er halverwege weliswaar bij, maar het is desondanks knap dat hij op deze leeftijd al een uur weet te vullen met goede muziek. Als hij aan het einde om een mosh pit vraagt, maakt de massa gewillig een grote opening. Het ingezette ‘Survical Tactics’ mag echter een goed nummer zijn, maar het blijkt niet erg geschikt om op te ‘moshen’, waardoor het resultaat nogal tam is.

Onophoudelijke mosh pits

Nee, dan bij het duo Run the Jewels. Daar wordt elk nummer opnieuw een mosh pit ingezet, en dat is zonder overdrijven. De energie in het publiek bereikt dan ook zijn hoogtepunt: tot ver achterin het veld gaan mensen los op krakers als ‘Banana Clipper’, ‘Blockbuster Night, Pt. 1’ en ‘ Lie, Cheat, Steal’. Niet alleen de toeschouwers hebben het naar hun zin, ook Killer Mike en El-P zijn duidelijk enthousiast. Als ze het podium verlaten en de menigte om meer roept, komen ze zelfs terug om knallend af te sluiten met ‘Angel Duster’.

Het festival zelf kent ook een knallende afsluiter: Cypress Hill, de klassiekere groep die zijn hoogtijdagen in de jaren negentig beleefde. “Y’all wanna party with Cypress Hill?” Ja hoor, zeker aangezien de mannen anno 2015 nog altijd een uitstekend optreden neerzetten. De heren zijn energiek en goed bij stem, waardoor het publiek de handen in de lucht gooit bij tracks als ‘How I Could Just Kill a Man’ en ‘Insane in the Brain’. Een geslaagd laatste optreden van een al met al zeer geslaagde tweede editie van WOO HAH!.

Muziek / Album

Simpel maar doeltreffend

recensie: Girlpool - Before the World Was Big

Er zijn legio zangers en zangeressen die op het randje gaan zitten met vocalen die technisch niet veel soeps zijn maar desondanks enorm veel zeggingskracht bevatten. Denk aan Will Oldham, Stephen Malkmus of Alice Glass. Ook bij de dames van Girlpool — Cleo Tucker en Harmony Tividad — steekt de twijfel of ze nog wel aan de goede kant van het randje zitten weleens de kop op bij beluistering van het slechts 21 minuten durende Before the World Was Big.

De reden is niet eens zozeer dat ze hun noten niet halen (zeker niet wanneer ze zacht en beheerst zingen), maar eerder dat hun stemgeluiden snerpend, onvast, misschien zelfs kinderlijk klinken als ze er kracht achter zetten. Daar komt bij dat ze zich niet bepaald verstoppen achter een muur van herrie; slechts bas en elektrische gitaar zorgen voor muzikale begeleiding, waardoor de vocalen nog eens extra centraal staan.

Onzekerheid

Toch werkt het uitstekend. De onvastheid van de vocalen sluit namelijk perfect aan bij het thema van onzekerheid, dat het gehele album terugkomt. Onzekerheid over gevoelens en jongens, zoals te horen is in het melancholische ‘Cherry Picking’: “And when it all is over / When you are there and I am here / I’ll pretend that you cared / That I have somehow disappeared“. Maar ook onzekerheid over de complexiteit en de vergankelijkheid van de wereld, bijvoorbeeld in het van nostalgie vervulde titelnummer: “I just miss how it felt standing next to you / Wearing matching dresses before the world was big“. Juist het wankele van de zang maakt het bijzonder eerlijk en aangrijpend.

Simpel maar doeltreffend

De teksten zijn simpel maar uitermate scherp en doeltreffend. En dat geldt eigenlijk voor de hele plaat, met zijn eenvoudige maar pakkende basloopjes, spaarzame maar effectieve gitaarmelodietjes, en zanglijnen die zich onherroepelijk vasthaken in je hoofd. Alleen het nog geen twee minuten durende, minimalistische ‘Pretty’ is een inzakkertje. Verder pakken Cleo en Harmony je nummer voor nummer in met hun weinige middelen. Dat is een grote prestatie, zeker als je bedenkt dat ze beiden de twintig nog niet gepasseerd zijn en ze pas sinds 2013 bezig zijn. De vraag is natuurlijk of ze in de toekomst ook langere speeltijden kunnen boeien met deze minimale bezetting, of dat er dan toch meer uit de kast gehaald moet worden.

Boeken / Fictie

Als het is gebeurd kan het nogmaals gebeuren

recensie: Howard Jacobson - J

Na in 2010 de Man Booker Prize te winnen met De Finkler Kwestie kwam Howard Jacobson afgelopen jaar wederom op de shortlist van deze prijs met J: een dystopisch en beklemmend holocaustverhaal waarin het woord ‘Jood’ geen enkele keer valt.

Antisemitisme is een leidend thema in het oeuvre van Jacobson, die pas op latere leeftijd de erkenning voor zijn werk heeft gekregen die het verdient. Waar hij voorheen veel satire gebruikte, slaat hij met J een serieuzere toon aan. Jacobsons boodschap is namelijk een beangstigende. In een interview met The Guardian geeft hij te kennen dat de jodenvervolging zo opnieuw kan gebeuren. Zijn boek is dan ook een waarschuwing voor hen die geloven dat zoiets als de Tweede Wereldoorlog niet meer voor zal komen.

Krampachtig vergeten

J speelt zich af in de toekomst, na ‘wat er is gebeurd, als het is gebeurd’. Wát er precies gebeurd zou zijn, staat nergens expliciet beschreven maar het heeft er alle schijn van dat het om een tweede Holocaust gaat. Om de harmonie in de samenleving te bewaken hebben ook de inwoners van Port Reuben, waar het verhaal grotendeels plaatsvindt, slechts een vage notie van hun geschiedenis.

Vergelijkingen met dystopische werken als Orwells 1984 en Huxleys Brave new world zijn hier onontkoombaar. Veel boeken zijn niet verbannen, maar simpelweg niet of lastig te verkrijgen. Ook onderzoek naar stambomen wordt ontmoedigd. Wat natuurlijk ook niet helpt is dat alle inwoners een aantal jaar geleden met de zogenoemde Operatie Ismael verplicht werden tot collectieve naamsverandering waardoor iedereen een Joodse achternaam toegewezen heeft gekregen.

Ontluikende liefde

Temidden van deze bizarre maatschappij die steeds minder houdbaar blijkt leren Kevern Cohen en Aillin Solomons elkaar kennen. Hun prille en fragiele liefde wordt op zeer bewonderenswaardige wijze door Jacobson gevangen en weergegeven vanuit beide partijen alsook vanuit een oudere kennis van Aillin. Daarnaast laat Jacobson ruimte voor diepe levensinzichten: ‘We zijn de schepper van onze eigen gevolgen, zij het niet altijd van onze eigen daden’.

Als lezer krijg je de informatie niet via hapklare brokken. J kent een eclectische structuur waarin de verhaallijn van Aillain en Kevern wordt afgewisseld met fragmenten van dagboeken en brieven uit de tijd van ‘wat er is gebeurd, als het is gebeurd’. Hier maakt Jacobsen veel referenties naar de jodenvervolging; zo doemt de gelijkenis onvermijdelijk op bij de zogeheten ‘Twitternacht’. Maar juist in het weglaten zit de kracht van deze roman: Jacobsons vermogen om te vertellen zonder te vertellen. Het lezen vergt derhalve de nodige inspanning, maar is die meer dan waard.

Kunst / Expo binnenland

Een speurtocht in het Van Gogh Museum

recensie: Tentoonstelling 'When I Give, I Give Myself'

Vincent van Gogh schreef in zijn leven vele brieven, waarin hij zijn inspiratie, ambitie, maar ook zijn twijfels beschreef. Drieëntwintig kunstenaars kregen elk één van de ruim 800 brieven die Van Gogh geschreven heeft en gebruikten deze als uitgangspunt voor hun werk.

De reacties op de brieven in vorm van kunstwerken zijn verspreid over het gehele Van Gogh Museum. De bezoeker krijgt zo de kans om ook aandacht te besteden aan de werken van Van Gogh en om, eventueel, verbanden te kunnen leggen met de werken van de eigentijdse kunstenaars. In de praktijk werkt het echter anders. Wanneer men als bezoeker komt voor de tentoonstelling When I Give, I Give Myself dan gaat daar de aandacht logischerwijs het meest naar uit. Doordat alle werken van de tentoonstelling verspreid zijn over het hele museum, is het meer een soort van speurtocht naar de bijbehorende kunstwerken. Het is daarom ook raadzaam om de brochure met daarin alle kunstwerken te gebruiken, aangezien die als handvat gebruikt kan worden om op te zoeken welke werken zich op welke etage bevinden. De brochure toont echter niet de exacte vindplaatsen van de kunstwerken, maar zo weet de bezoeker in ieder geval waar naar uit gekeken moet worden.

In relatie tot Van Gogh

Maria Barnas: Maria Barnas, A Brief History of Fame, 2015, sportprijzen, polyurethaan lak en epoxy hars, Courtesy Annet Gelink Gallery, Amsterdam.

Maria Barnas: Maria Barnas, A Brief History of Fame, 2015, sportprijzen, polyurethaan lak en epoxy hars, Courtesy Annet Gelink Gallery, Amsterdam.

Wanneer er echter weer een kunstwerk tevoorschijn komt, is dat in veel gevallen de moeite van het zoeken waard. De brief waarop de kunstenaar een reactie heeft gegeven wordt bij ieder werk gegeven, zodat de bezoeker de verbanden kan leggen. In het geval van Maria Barnas is dat verband duidelijk zichtbaar. Zij reageerde op een brief waarin Van Gogh schreef over zijn succes, waarvan hij soms ook somber werd. Haar werk ‘A brief history of fame’ bestaat uit sportprijzen. Normaal gesproken glimmen deze prijzen in het zilver of goud, maar in haar kunstwerk zijn de prijzen van volledig zwart materiaal gemaakt. Een ander werk, van Jan Fabre, toont op het eerste gezicht al een referentie naar ‘Head of a Skeleton with a Burning Cigarette’ van Van Gogh. Het werk bestaat namelijk uit drie sculpturale doodshoofden. En waar Van Gogh kleine verftoetsen naast elkaar plaatste, doet Fabre dat met het aan elkaar zetten van verschillende materialen, waardoor eenzelfde soort stijl ontstaat.

Reactie?

Michaël Borremans: Michaël Borremans, The Invader, 2010, olieverf op doek, Courtesy Zeno X Gallery, Antwerpen.

Michaël Borremans: Michaël Borremans, The Invader, 2010, olieverf op doek, Courtesy Zeno X Gallery, Antwerpen.

Er is echter één werk waar het verband met de bijbehorende brief niet gelijk duidelijk wordt. Dat is ‘The Invader’ van Michaël Borremans. De brief gaat als volgt: ‘… dus is langzaam en lang werken de enige weg en elk streven om het per se goed te willen doen, verkeerd. Want als je elke morgen weer op de bres staat, moeten er evengoed doeken mislukken als slagen’, (brief 823, 26 november, 1889). Het werk is een doek van twee voeten die gehuld zijn in schoenen, staand op een vloer. Niets duidt direct op een verwijzing naar de brief. Het werk is in 2010 gemaakt, maar wordt tijdens de tentoonstelling voor het eerst getoond. In de brochure staat dat het werk wellicht een reactie is op de brief, maar of dit ook daadwerkelijk zo is…

Voor een bezoek aan de tentoonstelling moet de tijd worden genomen. In de zoektocht naar de kunstwerken die bij de tentoonstelling horen, komt de bezoeker namelijk de prachtige werken van Van Gogh tegen, die je niet onopgemerkt aan je voorbij kunt laten gaan. Door deze integratie in de vaste collectie valt de tentoonstelling zelf echter een beetje in het niet, omdat de moeite moet worden genomen om alle werken te kunnen ‘vinden’. Toch blijft het interessant om te zien wat voor invloed Van Gogh in deze tijd nog heeft en hoe daar op verschillende en op de meest uiteenlopende manieren mee wordt omgegaan.

Boeken / Non-fictie

Schijn-heilig

recensie: Door het vuur voor de armen – Hans van Reisen (redactie)

De opzet van Door het vuur voor de armen is boeiend: een biografie schrijven van een martelaar uit de 3e eeuw, aan de hand van de oudste getuigenissen die over hem bestaan. Helaas is de resultaat heel wat minder boeiend, omdat je gewoon telkens hetzelfde relaas hoort.

Over de heilige Laurentius is weinig meer bekend dan dat hij uit Noord-Spanje afkomstig was en dat hij in 258 door keizer Valerius werd opgepakt en enkele dagen later een gruwelijke marteldood stierf op een gloeiend heet rooster. Dat feit heeft er voor gezorgd dat hij bekendstaat als de patroonheilige van zowat alle beroepen die met vuur te maken hebben. We vragen ons af of hij het als een eretitel zou beschouwd hebben.

Herhaling

Omdat er zo weinig over hem bekend is maar er niettemin overal in Vlaanderen en Nederland kerken en kapellen aan Laurentius zijn gewijd, werd besloten tot deze alternatieve en hoogst eigentijdse hagiografie: aan de hand van de schaarse vermeldingen – vooral in preken uit de vroege Middeleeuwen – heeft een groepje academici geprobeerd een beeld van de man te vormen. Intrigerend uitgangspunt, dat zeker, maar helaas is het resultaat niet bijster interessant. Het zijn namelijk steeds dezelfde ‘feiten’ die worden opgerakeld: zijn botsing met de keizer en zijn daaropvolgende marteldood. That’s it. En die zijn de eerste keer misschien ‘leuk’ om lezen, maar bij de tigste keer heb je het echt wel gehad.

Heel concreet komt het er op neer dat de keizer verlekkerd was op de rijkdommen van de Kerk en van diaken Laurentius eiste die tot bij hem te brengen. Laurentius gehoorzaamt, op voorwaarde dat hij drie dagen tijd krijgt. In die periode verzamelt hij alle zieken en kreupelen uit zijn parochie en brengt hen voor de keizer met de woorden: “Ziehier de schatten van de Kerk”. Waarop de keizer besluit om hem op de meest hondbrutale manier te martelen. Daarin is zelfs plaats voor humor: wanneer Laurentius helemaal verbrand is aan één kant, merkt hij: “Ik ben gaar hier. Draai mij om jongens, en daarna: smullen maar!” Amusant, maar wederom: na zes keer is de lol er wel van af. Bijkomend minpunt van het boek is dat er heelder preken in worden afgedrukt waar misschien één of twee keer melding wordt gemaakt van Laurentius, zodat je voor de rest een hoop weinigzeggend gezwam over de goddelijke liefde en zondebesef voor de kiezen krijgt.

Nee, Door het vuur voor de armen is eerder een schijn-heilige vertoning. Ondanks de ongetwijfeld beste bedoelingen van de redacteurs.

Film / Serie

Voordat de bom valt

recensie: The Heavy Water War (serie)

Dat de Tweede Wereldoorlog dit jaar zeventig jaar geleden is geëindigd, zullen we weten. Ook de Noren draaien volop mee in de herinneringsindustrie. In de tv-serie The Heavy Water War wordt een vergeten episode opgediept.

Het aardige van vergeten episodes is dat ze in ieder geval leerzaam zijn. Ooit geweten dat het weinig had gescheeld of de Duitsers hadden ook een atoombom gehad? In The Heavy Water War wordt het keurig uit de doeken gedaan. De naam Werner Heisenberg doet misschien al enige bellen rinkelen. Niet alleen is het een alias van Walter White in Breaking Bad, de Duitse natuurkundige won in 1932 de Nobelprijs en geldt als de grondlegger van de kwantummechanica.

Eind jaren dertig wordt hij opgepakt door de nazi’s die hem beschuldigen van homoseksualiteit. Hij kan zijn straf ontlopen door mee te werken aan een militair onderzoek naar het opwekken van kernenergie. Wanneer uit die experimenten ook een atoombom valt te knutselen waarmee Londen van de kaart kan worden geveegd zou dat heel fijn zijn.

Zwaar water

Voor het onderzoek is zwaar water, dat een veel hoger kookpunt heeft, nodig. Over naar Noorwegen. Daar staat in het stadje Rjukan de enige fabriek in Europa die zwaar water produceert. De Duitsers kapen de hele voorraad en wanneer zij Noorwegen hebben bezet, drijven ze de productie op. De geallieerden krijgen lucht van de Duitse atoombomplannen. Koste wat het kost willen zij de Noorse fabriek uitschakelen, zodat ze zelf als eerste De Bom hebben.

Over naar Schotland. Daar trainen Noorse eenheden onder leiding van een Noorse geleerde en een vrouwelijke Britse officier voor een sabotageactie. De teams zullen worden gedropt op een besneeuwde hoogvlakte. En zullen vanaf daar, via een ravijn, bij de slechts via een brug bereikbare streng bewaakte fabriek moeten komen.

Dilemma’s

Zo schakelt de The Heavy Water War heen en weer tussen personages en locaties, waarbij de morele dilemma’s van de hoofdpersonen centraal staan. De directeur van de Noorse fabriek staat voor de vraag in hoeverre hij meewerkt met de Duitsers en hoe hij zijn personeel beschermt. Heisenberg laveert tussen onwetendheid en schuldgevoel. Hij benadrukt steeds slechts een wetenschapper te zijn die een krachtige energiebron helpt ontwikkelen. Dat je met diezelfde energie ook een massavernietigingswapen kunt maken, daar heeft hij meer moeite mee. In Schotland worstelen de Noorse en Britse legerleiding met de vraag hoeveel mensenlevens de sabotage van de fabriek waard is.

Tegelijkertijd wil de serie ook nog een portie romantiek en wat gezinsdrama bieden. In Schotland vallen de Noorse geleerde en de vrouwelijke militair voor elkaar. Heisenberg vindt het maar moeilijk kiezen tussen veiligheid voor zijn gezin of een carrière in de wetenschap. De vrouw van de Noorse fabrieksdirecteur stelt keer op keer zijn collaboratie ter discussie.

The heavy water war wil zo van alles veel zijn, maar schiet op alle fronten net te kort. Door de vele verhaallijnen komen de karakters te weinig uit de verf. Ook de morele dilemma’s zijn wat dik in de verf gezet. Nooit voelen we de echte kwelling van de belangrijke keuzes die er moeten worden gemaakt.

Nationalistisch sausje

Visueel is de serie een plaatje. Vooral de besneeuwde Noorse locaties ogen erg fraai. Ook is het een verademing dat iedereen nu eens zijn eigen taal spreekt. Het ‘Allo ‘allo-effect is hier gelukkig afwezig. Het sterkste onderdeel van The Heavy Water war zijn nog de actiescènes. Daar hadden er wel veel meer van in mogen zitten. De pogingen van de Noorse teams om bij de fabriek te komen ademen een lekker jaren zestig- en zeventig-sfeertje, toen er nog WOII-avonturenfilms als The Guns of Navarone en Where Eagles Dare werden gemaakt.

Vermakelijk is ook het Noorse nationalistische sausje dat over de serie is gegoten. De Duitse elite-eenheden schieten nooit raak, behalve dan bij hele gemene executies. De Amerikanen zijn domme botteriken. Wanneer er een Noor het loodje legt, zijn de Britse officieren meteen in diepe rouw. Terwijl een actie waarbij tientallen Engelse soldaten om het leven komen wordt afgedaan als een bedrijfsongevalletje (‘Ach, ze wisten dat ze toch nooit meer terug zouden komen daarom gaven we ze ook een cyaankalipil mee.‘) Uiteraard skiën de Scandinaviërs de Duitsers op grote achterstand. Als we de Noren toch niet hadden gehad, dan hadden de Duitsers ons nu terug gebombardeerd naar de steentijd. Tusen takk Norge!