Film / Films

Alles voor de kijker

recensie: The Hateful Eight (film)

Het is van essentieel belang dat Quentin Tarantino’s nieuwste film in de bioscoop wordt bekeken, bij voorkeur in een zaal met het juiste formaat doek. The Hateful Eight is namelijk in speciaal breedbeeld-format (70mm) gemaakt en de analoge lens die daarvoor is gebruikt geeft het beeld ongekende kleur en diepte. Verder is het verhaal typisch Tarantino; met vertrouwde acteurs, intrigerende maar wat langdradige dialogen, een hoop gevloek en een flinke portie bloed en geweld.

Tarantino’s films zijn altijd zorgvuldig uitgedachte projecten, en soms duurt het jaren voor ze tot stand komen. Over Django Unchained deed hij vijf jaar en Inglorious Basterds werd pas na tien jaar schrijven gefilmd. Ieder verhaal wordt met zorg voorbereid en gemaakt. Soms gaat de regisseur daarin erg ver. The Hateful Eight kwam relatief snel tot stand, maar had bijna het grote doek niet gehaald. Het begon als een voorleesavontuur in een theater, ruim een jaar geleden met Samuel L. Jackson, Kurt Russell, Tim Roth (die zei podiumvrees te hebben), Walter Goggins, Michael Madsen en nog een paar andere door Tarantino geselecteerde acteurs die zijn script voordroegen. Tarantino was van plan het daarbij te laten, maar de staande ovatie die de acteurs kregen bracht hem op andere gedachten. Een paar maanden later begonnen de opnamen.

 

Gemêleerd gezelschap

Scène uit The Hateful EightZijn vorige film, Django Unchained, was een spaghetti-western – of ’Southern’, zoals hij het zelf noemde – en dit keer komt hij met hetzelfde. Maar dan anders. The Hateful Eight, zijn achtste film, is een winter-Western die zich afspeelt in het noorden van de VS na de Burgeroorlog. Premiejager John ‘The Hangman’ Ruth (Kurt Russell) doorkruist de sneeuwvlaktes van Wyoming per postkoets, onderweg naar het stadje Red Rock. Hij heeft een kostbare gevangene bij zich: Daisy Domergue (Jennifer Jason Leigh), die niet erg onder de indruk is van het feit dat ze op de plaats van bestemming zal worden opgehangen. Een sneeuwstorm dreigt, dus Ruth laat een stukje achterdocht varen als hij onderweg de beruchte Major Marquis Warren (Samuel L. Jackson) en niet veel later de mysterieuze Chris Mannix tegenkomt. Mannix zegt de nieuwe sheriff van Red Rock te zijn, maar zijn manier van doen suggereert niet veel goeds.

 

Warren, een ex-slaaf die premiejager is geworden, heeft drie kostbare lijken bij zich. Het gemêleerde gezelschap stopt bij Minnie’s herberg om de aankomende storm te ontduiken, maar de kijker voelt al dat ze dat misschien beter niet kunnen doen. De figuren die ze binnen aantreffen zijn net als zij mensen met een schimmige agenda. Acht mensen in één ruimte, ieder met een eigen verhaal en minimaal respect voor de ander. Zoals altijd weet Tarantino de karakters prachtig tegenover elkaar te zetten, en weet je nooit wat er gaat gebeuren.

 

Acteerwerk

Scène uit The Hateful EightDe acteurs trakteren de kijker op staaltjes mooi acteerwerk. Leigh, die als enige vrouw in het gezelschap van acht eigenlijk de meest intense en mysterieuze rol heeft, zit zo goed in haar rol dat je bang van haar wordt. Jackson bewijst weer eens dat hij de lange stukken tekst van Tarantino als geen ander vorm kan geven, en Goggins is heerlijk onvoorspelbaar. Tim Roth doet ondertussen griezelig veel denken aan Dr. King Schulz (Cristoph Waltz) uit Django Unchained, en dat leidt af, maar is ook grappig. Als kers op de taart is er de speciaal voor de film gecomponeerde muziek van Ennio Morricone. De dreigende tonen die vooral opvallen bij de beelden in de sneeuw geven het geheel extra duistere sfeer mee.

Voor het filmen onderzocht Tarantino of hij een oude, analoge lens (de Ultra Panavision 70) van stal kon halen om een intensere beleving van het verhaal te kunnen bieden. Hij is daarin met vlag en wimpel geslaagd, want de Ultra Panavision 70 lens, die sinds 1966 niet meer gebruikt was, voegt veel toe. De kleuren in The Hateful Eight zijn duidelijker en rijker dan die in met moderne middelen gemaakte films. Het brede formaat geeft de shots van weidse sneeuwvlaktes net dat beetje extra mee. En in de scènes die zich binnen afspelen gebeurt zoveel dat je de film eigenlijk vaker moet zien om alles mee te krijgen.

 

Het is duidelijk dat Tarantino voor iedere film alles uit de kast trekt om de kijker een echt avontuur te bieden. Toch lukt het sinds Pulp Fiction telkens niet helemaal, want hij lijkt teveel te willen. De dialogen in The Hateful Eight gaan soms echt te lang door, er zitten leuke verwijzingen in maar het evenwicht mist en als je na de speciaal door Tarantino ingelaste pauze (die preciés 12 minuten mag duren) terugkomt blijkt dat de ingetogen en op hoogspanning staande sfeer plaats moet maken voor veel geweld en rondspattend bloed. En dat is best jammer.

Muziek / Album

Vertrouwd en toch heel anders

recensie: Eefje de Visser – Nachtlicht

Eefje de Visser liet op Het is (2013) horen dat volwassen, internationaal georiënteerde indiepop ook heel goed Nederlandstalig kan zijn. Voor opvolger Nachtlicht geldt hetzelfde. Deze derde plaat klinkt tegelijkertijd heel vertrouwd en weer heel anders.

Nachtlicht ligt eerder in het verlengde van Het is dan in dat van debuut De koek. Net als Het is bestaat het muzikale palet uit elektronische, droom- en indiepop. Die elementen waren al op het debuut aanwezig, maar werden op de tweede plaat prominenter. Nachtlicht is een logisch verder vervolg: niet eerder golfden en borrelden de synthesizers zo prominent als op bijvoorbeeld ‘Scheef’ of ‘Staan’. De Vissers dromerige kant wordt ook uitgebouwd. De extravertere liedjes zijn erg atmosferisch; je hoort in de verte zelfs wat terug van De Vissers interesse in r&b-artiesten als The Weeknd en Frank Ocean. Daardoor voelt het album behalve herkenbaar toch ook anders aan; het volgt logisch uit de vorige platen, maar bevat genoeg nieuwe elementen en twists om absoluut niet als een herhalingsoefening te klinken.

Live-gevoel, maar dan anders

De koek was een vrij tekstrijke plaat; de bescheiden hit ‘Afdwaalt’ bijvoorbeeld viel op vanwege de flinke lap tekst. De teksten op Het is waren soberder geworden, en die ontwikkeling is doorgetrokken op Nachtlicht. Dat de album- en liedtitels allemaal één woord lang (of eigenlijk kort) zijn is al een goede indicatie. Tel daarbij op dat De Vissers stem minder prominent is geworden in het geluidsbeeld. De teksten worden hierdoor meer naar de achtergrond gedrongen. De muzikale nadruk op atmosfeer zorgt ervoor dat het album minder snel binnenkomt, maar na een paar keer luisteren ontvouwen de liedjes zich.

De drukkere nummers op Nachtlicht klinken als hoe De Visser live klinkt: dwingend ritmisch, stevig en zelfs dansbaar. ‘Jong’ moet wel een live-hoogtepunt gaan worden (en is op plaat ook meer dan overtuigend). Nog sterker dan op de vorige platen eist de instrumentatie de aandacht op. In ‘Mee’ bijvoorbeeld gaan elektronica en gitaar een duel om de aandacht aan (en de elektronica wint). Tegelijkertijd luistert de plaat niet als een soort veredelde liveregistratie. Vooral met koptelefoon op hoor je namelijk allerlei verschillende details en lagen in de muziek, waardoor het album óók als een studiocreatie aanvoelt.

Minder sprankelend
Tegenover al die extraversie staan een paar verstilde liedjes die uit niet veel meer dan stemmen, gitaar/piano en strijkers lijken te bestaan. Die afwisseling tussen bandgerichte en solo-achtige nummers voorkomt eenvormigheid, al pakken die laatste net iets minder uit. Ze zijn mooi, maar vallen ook minder op. Ook hier is het jammer dat de teksten je niet wat sterker de plaat in zuigen.

Nachtlicht valt uiteindelijk iets minder sterk uit dan De koek en Het is, omdat de nummers minder overtuigen als liedjes. De combinatie van knappe instrumentatie, interessante teksten, een goede dosis atmosfeer en uitstekende melodieën maakt Het is zo sterk. Op melodieus en tekstueel vlak sprankelt Nachtlicht toch wat minder. Maar De Visser heeft de lat zo hoog voor zichzelf gelegd dat het niet erg is dat ze er af en toe wat onder blijft. Want jeetje, ook deze derde plaat is weer van heel behoorlijk niveau.

Film / Films

Een ode aan Star Wars van een fan

recensie: Star Wars - The Force Awakens

J.J. Abrams twijfelde toen Disney hem het aanbod deed om de nieuwe Star Wars-film te regisseren. De druk leek immers bijzonder hoog te liggen: Fans met hoge verwachtingen kunnen genadeloos zijn en na de teleurstellende prequeltrilogie was dit welbeschouwd de laatste kans voor Star Wars om haar glorieuze reputatie als filmepos te herstellen.

In werkelijkheid moet Abrams de prequels dankbaar zijn, want die hebben de lat nogal laag gelegd. George Lucas verdient lof voor het enorm ambitieuze verhaal dat hij met episode I, II en III wilde vertellen, maar treft blaam voor de desastreuze, haast autistische uitvoering daarvan. De films zaten vol met zielloze personages die houterige, Homerische teksten naar elkaar jammerden. Een geloofwaardige vriendschap was nergens te bekennen. Het was voor Abrams in die zin bijna onmogelijk om dit slechter te doen, en eigenlijk wisten we allemaal al lang dat The Force Awakens een veel leukere film zou worden dan zijn recentste voorgangers.

 

Geen wonder dus dat Disney en Abrams het op safe spelen: De plot van The Force Awakens is een stuk minder ambitieus dan dat van de prequels. ‘The Empire’ uit de originele trilogie is grotendeels verslagen, maar heeft nieuw leven gevonden in de vorm van ‘The First Order’. DeRebel Alliance’ heet nu om onverklaarbare redenen ‘The Resistance’, en heeft de steun van de Republiek in het politieke centrum van het heelal. Dat ogenschijnlijke voordeel voor de rebellen wordt prompt uit de weg geruimd door weer een belachelijk groot superwapen, met een heel wat minder memorabele naam dan de ‘Death Star’ (echt, ik ben hem alweer vergeten). Zo zijn de helden opnieuw de underdog. Status Quo gehandhaafd!

 

De film geeft weinig aandacht aan deze politieke ontwikkelingen, waar op het eerste gezicht weinig logica achter zit. Misschien is dat maar beter ook, want daardoor blijft er meer ruimte over voor de personages. Sinds Han, Leia en Chewbacca hebben we eigenlijk geen echt sympathieke helden meer gehad, maar The Force Awakens maakt het meer dan goed. Finn, de stormtrooper-deserteur met een geweten, is een van de meest innemende personages die Star Wars gekend heeft. Actieheldin en toekomstige jedi Rey heeft op haar beurt drie keer zoveel karakter als Luke Skywalker ooit heeft gehad. Aan de andere kant hebben we de schurk Kylo Ren. Hij kan zich in geen enkel opzicht meten met Darth Vader, en dat weet hij. Die diepgewortelde twijfel aan zichzelf is met afstand de meest geloofwaardige motivatie voor het omarmen van de ‘dark side’ die we tot dusver hebben gezien. Daarnaast hebben ook opa Han Solo en zijn partner Chewbacca hun laatste triomf.

 

Het is duidelijk dat Abrams een groot fan is van de originele trilogie. The Force Awakens stroomt over van nostalgie en kan alleen maar geduid worden als een ode aan de films van toen, en met name A New Hope, de allereerste film uit 1977. De hoofdlijnen van het plot worden gerecycled en de film zit bomvol knipogen en verwijzingen naar het origineel. Juist door al die nostalgie is de nieuwe versie een stuk minder memorabel, en niet het spannende vervolg op Return of the Jedi dat het had kunnen zijn. Maar dankzij sterke personages, nieuwe vriendschappen en de kracht van actie en avontuur is dit het begin van een trilogie die het kijken waard is.

Muziek / Album

Doorleefd en vurig

recensie: Mojo Man – Balls & Horns

Uitgerekend in het jaar dat Muddy Waters honderd jaar zou worden, komt de band Mojo Man met hun debuutalbum Balls & Horns. Het in 1956 opgenomen ‘Got My Mojo Working’ was de inspiratie voor hun bandnaam.

Wie eerst luistert en daarna de bandbiografie leest, zal haast niet geloven dat deze onstuimige negenmansformatie gewoon uit Nederland komt. Niets aan de muziek, die toch erg Amerikaans aandoet, doet ook maar een moment denken aan ons kikkerlandje. Mojo Man klinkt woest, doorleefd en vooral heel vurig.

De band

De basis van de band vormen Marcel Duprix, zanger en gitarist en Reinier Zervaas, tenorsaxofonist. Dit duo kreeg al snel gezelschap van drummer Rick van der Vlist, bassist John Aponno en gitarist Theo van Niel. De band werd compleet gemaakt met nog eens vier blazers: Robert Boogaart, Marco Muusz, Robert van der Laarse en Henk Brüggemann. Deze negen mannen doken de Basement Studio’s in Den Haag in om het door Marcel Duprix geschreven repertoire op te nemen, nadat ze op het podium van diverse festivals hun spel ten gehore hadden gebracht en lekker op elkaar ingespeeld waren.

Met een vijfkoppige blazerssectie onderscheidt Mojo Man zich direct in hun genre, waar gitaar, bas en drums nog altijd de standaardbezetting vormen. Maar ondanks al dat kopergeweld horen we toch echt een blues-rockband aan het werk. De blazers geven een heerlijk sausje aan de met blues versneden rock ‘n’ roll, bovendien sijpelt er flink wat soul tussen de noten door. Dat ze hun debuutalbum Balls & Horns hebben genoemd geeft al een aanwijzing voor de sound van dit plaatje: het is een sound met ballen terwijl het hoorngeschal wel hoorbaar is, maar niet overheerst.

Feestje bouwen

Hoewel de stem van componist, zanger en gitarist Marcel Duprix de ruwheid van Rod Stewart, Frankie Miller en Joe Cocker heeft, ontbreekt bij Mojo Man hun rockgeluid. Laat je ook niet op het verkeerde been zetten door het – overigens fraaie – hoesje van het album. De oude foto van een indiaan die naar een hoorngrammofoon zit te luisteren heeft niks te maken met het opzwepende en onstuimige folk-geluid van Mojo Man.

De band speelt op het album een waar feestje aan muziek bij elkaar. Er is geen tijd voor lieflijke klanken. De band speelt van het openingsnummer ‘Scarecrow’ tot de afsluiter ‘Searchingman’ een wervelende show waar de vonken vanaf springen. Geen wonder dat de band op de TT van Assen, Big Rivers, Bevrijdingsfestival Wageningen en North Sea Jazz hun sporen mocht verdienen en het publiek in extase achterliet. Kom, ik zet hem nog eens op en schenk de glazen nog eens vol!

 

Live in Nederland:

20 maart 2016, De Bosuil, Weert

27 april 2016, Oerkroeg Schiller, Aalten

 

Boeken / Non-fictie

Jong geleerd is jong gedaan

recensie: Charles Michel. Portret van een jeune premier

Vroeger was Charles Michel een getalenteerd sporter en ging hij tot verdriet van zijn moeder met meerdere meisjes tegelijk uit. Vandaag de dag is hij eerste minister van België. Olivier Mouton deed met Charles Michel. Portret van een jeune premier een nuttige aanzet om Michel te duiden, maar er had meer uitgehaald kunnen worden.

Mouton schrijft voor diverse Franstalige Belgische media en publiceerde eerder een boek over Guy Verhofstadt. Met zijn werk over Charles Michel neemt hij opnieuw een Belgische premier onder de loep. Over de man die met de Vlaams-nationalistische N-VA in zee ging en kordaat tegen de terroristische dreiging in zijn land optreedt valt dan ook genoeg te melden. Voor de Nederlandse lezer is daarbij echter te weinig achtergrondkennis gegeven.

Een jointje in Amsterdam

Charles Michel groeide op in een politiek geëngageerde familie: vader Louis was – en is – politiek actief en tegenwoordig is zijn broer Mathieu dat eveneens. Michel junior ging rechten studeren, waarbij hij ook een semester in Amsterdam verbleef en Nederlands leerde. De vraag van Mouton voel je al van mijlenver aankomen: of de eerste minister daar weleens een jointje heeft gerookt? Michel houdt het bij een lachend ‘geen antwoord’.

Al tijdens zijn studie rolde Michel de politiek in: met 18 jaar werd hij verkozen als  provincieraadslid. Vervolgens werd hij Kamerlid en op 24-jarige leeftijd minister van Binnenlandse Zaken in de Waalse regering. Maar dat Michel nog voor zijn veertigste aan het roer van de Belgische regering zou staan, zal zelfs hij niet hebben kunnen dromen.

Sinds oktober 2014 leidt hij de regering-Michel. Niet alleen is deze bijzonder omdat slechts één Waalse partij – de liberale Mouvement Réformateur van Michel – regeert in combinatie met drie Vlaamse partijen: Open Vld (Open Vlaamse Liberalen en Democraten), CD&V (Christen-Democratisch en Vlaams) en N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie). Vooral de samenwerking met laatstgenoemde partij is omstreden. Michel riep vóór de verkiezingen nog dat zijn partij niet met de N-VA in zee zou gaan. Een verkeerde inschatting, verklaarde hij later. Het is typerend voor het pragmatisme van de premier, zoals uit het hele boek blijkt.

Zweedse coalitie

Charles Michel. Portret van een jeune premier is duidelijk voor een Belgisch publiek geschreven en daarom soms lastig te begrijpen voor Nederlanders. Zo zijn partijnamen voor de Belgische lezers vanzelfsprekend bekend, maar gaat met uitsluitend het noemen van de afkorting bij de meeste noorderburen slechts in de verte een bel rinkelen. Daarnaast strooit Mouton met behoorlijk veel namen, vaak zonder die personen te introduceren. ‘Grote’ namen als Elio Di Rupo en Didier Reynders zullen ook bij de gemiddelde Nederlander wel bekend zijn, maar veel andere politici die bij Belgische lezers geen toelichting behoeven, hebben dat bij een Nederlander wel nodig.

Datzelfde geldt voor de vele politieke crises die de Belgen de laatste jaren hadden. Deze zullen door Nederlanders niet volledig zijn vergeten, maar ze vereisen wel degelijk meer introductie dan voor de Belgische doelgroep. Ook de zogenaamde ‘Zweedse coalitie’, de Belgische benaming voor de huidige regering, had wel iets eerder mogen worden toegelicht. In het gehele boek struikel je over de term, maar pas op bladzijde 225 wordt uitgelegd dat het blauw voor de liberalen van de MR en Open Vld staat, het geel voor de N-VA en het kruis voor de christendemocraten van CD&V.

De verschillen tussen het Belgische en Nederlandse lezerspubliek komen niet alleen in de vereiste politieke achtergrondkennis naar voren. Op tekstueel gebied zijn ze ook aanwezig – zo zal de ‘mama’ van Michel in een Nederlands boek waarschijnlijk niet mogen ‘kankeren’. Cultureel onderscheid is er eveneens. Want stel je het volgende citaat maar eens in een boek van Nederlandse bodem voor:

Amélie is discreet en terughoudend. Ze brengt rust in het leven van de man die een ongelooflijke uitdaging is aangegaan door zijn intrek te nemen in de Wetstraat 16. Het is haar kalme zekerheid die hem toelaat zich happy te voelen bij deze beslissing vol risico’s. Een oase van rust in een liefdesleven dat niet altijd windstil was.

De eerste minister boft maar met zo’n vriendin.

Met tranen in de ogen

Een pluspunt aan het boek is dat Mouton veel relevante politici te spreken heeft gekregen. Zijn achtergrond als politiek journalist heeft daar ongetwijfeld bij geholpen. Hij lijkt echter zo trots op zijn citatenvangst, dat de lezer meer van quote naar quote geleid wordt, in plaats van een coherent verhaal te kunnen volgen. Dat de tekst niet altijd even soepel loopt, helpt daarbij evenmin. En hoewel Mouton ook heus politieke tegenstanders van Michel aan het woord laat, ontbreekt in het hele werk de afstand om de eventuele minpunten of misstappen van Michel goed te kunnen analyseren. In plaats daarvan laat Mouton Michel senior zich zaken

‘met vaderlijke trots’ of ‘met tranen in de ogen’ herinneren. Ook een toevoeging als ‘(legendarische) ontmoeting’ is onnodig en wekt irritatie op. Of zo’n afspraak van Michel daadwerkelijk legendarisch was, is niet aan Mouton. Iets minder (Belgische) betrokkenheid had het boek goed gedaan.

Dat alles is jammer, want het verhaal van Charles Michel en zijn politieke bliksemcarrière is beslist interessant. Maar met zijn jonge leeftijd in het achterhoofd zal er ongetwijfeld nog eens een biografie over hem verschijnen. Hopelijk een betere.

Muziek / Album

Southern gothic in het hoge Noorden

recensie: Willie Darktrousers – Goede raad is duur

Soms duurt het even voordat iets goeds je bereikt. Goede raad is duur bijvoorbeeld verscheen in 2014 op vinyl. Een jaar later volgde de cd-versie, die voorzichtig op enige aandacht kan rekenen. Dat Darktrousers’ debuut is opgepakt wordt is fijn, hij heeft een fraaie plaat gemaakt.

Darktrousers (a.k.a. Emiel Joorman; hij komt uit Donkerbroek, vandaar het pseudoniem) heeft het voor elkaar. Niet alleen zijn zijn teksten boeiend en humoristisch (daarover straks meer), maar hij schrijft ook gewoon sterke nummers met dito melodieën. Uw recensent zag Darktrousers een paar keer live en vroeg zich af of die grappige liedjes grappig blijven. Dat blijven ze, omdat ze muzikaal goed in elkaar steken. Een groot deel van de plaat bestaat uit alleen zang en gitaar, maar soms is er sprake van extra instrumentatie. Die varieert van een fraaie toetsenpartij tot stompende percussie. Die bijdrages voorkomen eenvormigheid. En telkens weer drijven de melodieën weer naar boven, waardoor de nummers bijblijven.

Supermarkt

Maar de grootste troef van Goede raar is duur zijn uiteindelijk toch de teksten. De liedjes zijn allemaal in hetzelfde anonieme dorp gesitueerd. Daarin gebeuren vreemde dingen: er komt bijvoorbeeld bloed uit een kraan, de melkman is hondsdol en ene Jacob verandert in een supermarkt. Die laatste casus is een van de absolute hoogtepunten van het album, omdat Darktrousers gedetailleerd en droog, bijna zakelijk verslag doet van de transformatie: ‘Uit zijn vingertoppen groeiden tl-buizen en een systeemplafond / Er groeide een schuifdeur in zijn gezicht / Zijn aderen veranderen in kabels, zijn huid in een tegelvloer / kraakhelder verlicht’.

In het slotnummer komen bovendien situaties en personages uit veel van de eerdere liedjes nog eens langs, waardoor het gevoel versterkt wordt dat dit alles echt in één klein dorpje gebeurt. Darktrousers’ wereld doet denken aan de Amerikaanse southern gothic: groteske, vervreemdende en beklemmende plattelandssituaties. Alleen bevindt dit dorp zich eens niet in het diepe Zuiden, maar aan Darktrousers’ accent te horen ergens in het hoge Noorden.

Rondspokende zanglijn

Wie zich toch nog afvraagt of onze held ook zonder die surreële teksten zou kunnen: ja, dat kan hij. ‘Een liefdesliedje’, het op één na laatste nummer, is een gewoonweg mooi liedje over een eerste liefde. De hoofdpersonages worden eenvoudig, maar levendig getypeerd: ‘Hij hield van brommers en zij hield van zwemmen / en ze waren allebei zeventien jaar’. En dan is er toch nog die geslaagde tekstuele kwinkslag: ‘Ze lag naakt in de varkensstal met haar kont omhoog / De gereformeerde kerk, die ging in vlammen op’. Dit alles is voorzien van een zanglijn die nog lang rond blijft spoken.

Goede raad is duur is een overtuigend, verrassend sterk debuut geworden, waarin sterke liedjes en wonderbaarlijke teksten elkaar aanvullen. Op een aantal wat mindere nummers na, blijft het consistent. Darktrousers ontstijgt zo makkelijk het niveau ‘iemand die grappige liedjes zingt’. Hij staat niet in de cabaret-, maar in de folktraditie. Je zou het niet op het eerste gehoor niet zeggen, maar Willie Darktrousers blijkt uiteindelijk een serieuze singer-songwriter te zijn.

Boeken / Non-fictie

Zonder God gaat het zozo

recensie: Hans Boutellier - Het seculiere experiment: hoe we van God los gingen samenleven

Sinds de jaren zestig is God van het Nederlandse toneel verdwenen. We leven volgens Hans Boutellier in een seculier experiment waarbij we nergens meer in geloven, en daardoor overal in kunnen geloven, waardoor we uiteindelijk toch wel íets moeten geloven.

Al jaren staat Hans Boutellier te boek als kritisch denker over de moderne samenleving. In Het seculiere experiment komen vrijwel al zijn vorige publicaties op indrukwekkende wijze bijeen, met religie en secularisering als overkoepelend perspectief. Boutellier vraagt zich af of ons seculiere experiment geslaagd is en probeert die vraag te beantwoorden door de ontwikkelingen omtrent criminaliteit, veiligheid, seksualiteit en integratie te bestuderen.

Een balancerende academicus

Boutellier slaagt erin om zijn eigen ervaringen als bijzonder hoogleraar in harmonie te brengen met heldere statistieken, recente onderzoeken en baanbrekende theorieën. De lezer wordt moeiteloos aan de hand genomen bij het behandelen van vooraanstaande sociale wetenschappers. Boutellier refereert graag aan De Barbaren van Alessandro Baricco waar het gaat om het cultuurbesef en in het kader van de netwerksamenleving wordt Manuel Castells veelvuldig aangehaald. Denkbeelden van Michel Foucault, Norbert Elias, Jürgen Habermas en Anthony Giddens passeren ook de revue.

Het seculiere experiment is een intrinsiek gemotiveerde publicatie van een academicus. Het is geen academisch referaat, maar ook geen boek dat zich gemakkelijk laat lezen. Boutellier heeft de balans proberen te zoeken tussen volledigheid en leesbaarheid, met wisselend resultaat. Sommige pagina’s staan bol van de vakterminologie, terwijl op andere bladzijden nauwelijks nieuwe informatie wordt overgebracht.

Op zoek naar vervulling

Volgens Boutellier zit Nederland vol met ietsisten, die individuele keuzes maken rondom het ‘vervuld zijn’ en zoeken naar iets wat groter is dan zijzelf. We leven in een onttoverende wereld waarin de grote verhalen zijn uitgestorven. Ideologieën als het socialisme en het communisme zijn verdwenen en religies zijn eveneens aan de kant geschoven in de westerse wereld. We zijn kapitalisten en consumenten, die individueel aan zelfverrijking doen, maar als collectief nergens meer voor weten te strijden.

Toch schrikken we van die enorme vrijblijvendheid en de leegte van het liberale mensbeeld van het hyperconsumentisme, stelt Boutellier. Het maakt ons onzeker en kwetsbaar, waardoor we op zoek gaan naar iets groters. We hebben God proberen te vervangen door ratio, Geist, kunst, cultuur, de staat en de gemeenschap, maar niets beklijft.

Boutellier is liefhebber van de paradox: in de westerse wereld is de seculiere diepe twijfel gemeengoed geworden, maar die dwingt ons juist om iets te vinden en ergens in te geloven. De narratieve parameters waarmee we bepalen waarin we geloven, zijn eindeloos:

We laten ons inspireren door de verhalen van weleer en van vandaag. Van Griekse deugden tot Deense politieseries, van christelijke deugden tot wetenschappelijke teksten, en van Nelson Mandela tot Oprah Winfrey.

Een historisch perspectief

De studie van Boutellier berust op de aanname dat we vanaf de jaren zestig in een seculier experiment leven. Zijn analyse van de ontwikkelingen tussen 1960 en nu is vanuit sociologisch oogpunt magnifiek, maar mist toch een overkoepelende historische dimensie. Mensen hebben immers altijd gezocht naar een gevoel van ‘vervuld zijn’ en spanningen tussen collectiviteit en individualiteit zijn ook niet nieuw.

Dat nog niets heeft kunnen beklijven in onze zogenaamde postreligueuze samenleving is ook niet gek, als je aanneemt dat dit experiment pas een halve eeuw geleden begonnen is. Het Nederlandse leven zonder God is nog lang niet uitgekristalliseerd, net zoals het Nederlandse leven met God nog niet is uitgestorven. We zitten in een overgangsfase waarin religie en secularisering door elkaar heen lopen. De studie van Boutellier is een sociologische tussenstand die ons op een nieuwe manier laat nadenken over deze onderwerpen.

Boeken / Non-fictie

Italiaans maatpak

recensie: Alan Friedman - Silvio Berlusconi, een portret

Silvio Berlusconi is één van de meest controversiële figuren ter wereld. Zijn gladde maniertjes, onhandige uitspraken en escapades met het vrouwelijk schoon kent vrijwel iedereen. Alan Friedman slaagde erin om Berlusconi over Berlusconi te laten vertellen zonder zijn eigen kritische, journalistieke houding te verliezen.

Friedman, een Amerikaanse journalist die in het verleden onder andere correspondent in Milaan was voor de Londense Financial Times, kreeg in 2014 toestemming van Berlusconi om diens levensverhaal op te tekenen. De twee spraken gedurende zeventien maanden uitvoerig met elkaar en de biograaf heeft een fair en evenwichtig portret kunnen maken.

Shakespeareaanse voorstelling

Friedman laat Berlusconi aan het woord, maar schuwt de mogelijkheden niet om zijn eigen kanttekeningen en observaties aan de lezer mee te geven. Bovendien heeft Friedman ook veel personen in de directe omgeving van Berlusconi geïnterviewd om een meer gelaagd beeld te krijgen. In het hoofdstuk over de vriendschappelijke band tussen George W. Bush en Silvio Berlusconi laat Friedman het volgende weten:

Als hij over zijn gevoelens voor Bush praat, brengt hij zijn hand met een overdreven gebaar naar zijn hart. Het is niet helemaal duidelijk of hij dit intuïtief doet of voor het theatrale effect. Elke keer als hij een verhaal vertelt, elke keer als hij met een anekdote komt, is het een shakespeareaanse voorstelling. Hij is van nature een showman, een performer, een acteur. Maar hij is ook iemand die een deel van de geschiedenis van dichtbij heeft meegemaakt.

Juist omdat hij enorm betrokken is geweest bij een belangrijk deel van de contemporaine geschiedenis is dit portret van een bijzonder wereldleider het lezen waard. Berlusconi probeerde eigenhandig een einde te maken aan de Koude Oorlog, stond zo ongeveer in het centrum van de eurocrisis, was druk in de weer met de Arabische Lente en maakte zich hard voor het voorkomen van een oorlog in Irak na 9/11. Hij kon overigens niet alleen goed overweg met Bush, maar óók met Vladimir Poetin en Muammar Khadaffi.

Van crooner tot premier

Het boek is opgedeeld in dertien hoofdstukken die zijn levensloop volgen. Zo wordt in het eerste hoofdstuk beschreven hoe Berlusconi in Milaan opgroeide tijdens de Tweede Wereldoorlog en is het laatste hoofdstuk een schets van de situatie waarin hij zich nu bevindt, op 79-jarige leeftijd. Daartussenin komt aan bod hoe Berlusconi koeien melkte bij een boer, zong als crooner op cruiseschepen, deals maakte als vastgoedhandelaar, furore maakte als mediamagnaat, eigenaar werd van voetbalclub AC Milan, premier werd van Italië en drie huwelijken en vijf kinderen later vervolgd werd door vele rechters en uiteindelijk weer min of meer van het politieke toneel verdween.

Het portret van Berlusconi staat vol met informatie. Een minpunt is dat Friedman op een gegeven moment wel erg diep ingaat op de internationale betrekkingen rond de eurocrisis en de Arabische lente, waardoor Berlusconi bijna naar de achtergrond wordt verwezen. Een goede analyse van deze gebeurtenissen is geen straf om te lezen, maar past niet helemaal in de algehele lijn van het boek. Friedman heeft de neiging om, naarmate de biografie dichter bij het heden komt, zaken uitgebreider te beschrijven.

Het fijne van deze biografie is dat Friedman niet alleen heeft opgeschreven wat er is gezegd. Door de setting waarin de gesprekken plaatsvinden en door de lichaamstaal van de geïnterviewden telkens te benoemen, krijgt het geheel meer volume. Friedman is erin geslaagd om de geromantiseerde, opgeklopte vertellingen van Berlusconi uit te balanceren met zijn eigen kritische en journalistieke houding. Het resultaat is een interessant portret van een man die gezien kan worden als de archetypische Italiaan.

Film / Achtergrond
special: De filmredactie maakt een selectie van de beste films van 2015

De beste films van 2015

 

De filmredactie van 8WEEKLY blikte terug op een mooi en zeer artistiek filmjaar en selecteerde een top 10 van de beste films van het afgelopen jaar.

 

sonofsaul

  1. Son of Saul – (2015, László Nemes)
    Son of Saul volgt twee dagen het leven van een sondernkommando, Saul, in de hel van Auschwitz. Het laatste beetje menselijkheid wat nog rest, is een degelijke begrafenis voor zijn zoon. De Hongaar László Nemes laat een zeer realistische, harde en verre van romantische beeld zien van de gruwelen van het concentratiekamp.
  1. Phoenix (2014, Christian Petzold)
    In de complexe thriller van Petzold zien we hoe men worstelt met de eigen identiteit in het naoorlogse Berlijn.
  2. Turist (2014, Ruben Östlund)
    Een Zweeds gezin komt tijdens de wintersport vakantie bijna in aanraking met een lawine. Regisseur Ruben Östlund laat op zwarte doch komische manier zien hoe zwak de mens eigenlijk is en houdt de kijker een spiegel voor: wat zou jij doen?
  1. Birdman or (the Unexpected Virtue of Ignorance) (2014, Alejandro González Iñárritu)
    De clichés vliegen je om de oren bij Birdman waarin een zelfingenomen en arrogante toneelacteur zijn comeback probeert te maken. Knap staaltje acteerwerk en origineel camerawerk.
  1. X + Y (2014, Morgan Matthews)
    X + Y portretteert een autistische en begaafde tiener die meedoet met Internationale Wiskunde Olympiade. Een sportfilm over mensen met een stel hersens in plaats van spieren.
  1. Amy (2015, Asif Kapadia)Amy
    Amy geeft een intieme inkijk in de getalenteerde en veel te vroeg overleden Amy Winehous. Het beeld dat ondanks haar zichtbare teloorgang blijft beklijven, is dat van een verlegen jonge meid met twee talenten die groter werden dan zijzelf, waardoor haar identiteit, haar ‘ik’, vergeten werd.
  1. The Lobster (2015, Yorgos Lanthimos)
    In de dystopie van Lanthimos gaan singles vrijwillig naar een hotel waarin ze binnen een x aantal dagen hun ware moeten zien te vinden. Als ze dat niet lukt, veranderen ze in een dier. Surrealistisch doch ergens ook heel herkenbaar.
  1. Carol (2015, Todd Haynes)
    Een zeer geslaagde boekverfilming over homoseksualiteit in de jaren vijftig. Het verhaal over de relatie tussen twee vrouwen is niet alleen spannend maar ook mysterieus.
  2. Taxi Tehran (2015, Jafar Panahi)
    Een ‘verboden film’ in land van herkomst maar wel de Gouden Beer winnaar op het Berlijns festival. Taxi Tehran volgt een taxichauffeur met een verborgen camera. Een film vol tegenstrijdigheden.
  1. Our little Sister (2015, Hirokazu Koreeda)
    Een van de betere Japanse films van het jaar. De plotloze film, over drie samenwonende zussen die hun halfzusje in huis nemen, is gebaseerd op een manga, maar duidelijk het geesteskind van de regisseur.

 

 

 

Winter in Teylers
Kunst / Expo binnenland

DOOR WEER EN WINTER

recensie: Echte winters. Het winterlandschap in de negentiende eeuw
Winter in Teylers

‘Winteren zal het dit jaar niet meer’ kopt het weerbericht in een landelijk dagblad. Nee, concludeert een bezoeker in het Teylers Museum te Haarlem, ‘voor echte winters moet je naar het museum’. Naar het Teylers, waar de tentoonstelling Echte winters is te zien. Met negentiende-eeuwse Nederlandse winterlandschappen.

Winter in Teylers

Andreas Schelfhout: Winterlandschap, 1846, collectie Teylers Museum

Het is voor alles een romantische tentoonstelling, in verschillende betekenissen van het woord: als levensvisie, als kunstperiode. In de eerste plaats door de haast sentimentele afbeeldingen van echte winters met veel sneeuw en ijspret. En prachtig roze-oranje winterluchten zoals Andreas Schelfhout (1787-1870) en Louis Apol (1850-1936), één van de meesters van de Haagse School die als geen ander konden schilderen.

Ruïnes en armoede

Maar ook romantisch in de weergave van een kapotte molen, zoals Wijnand Nuijen (1813-1839) die op het doek zette. Molens kwamen veelvuldig voor op winterlandschappen uit de negentiende eeuw, maar ze kapot afbeelden was een zeldzaamheid en doet denken aan ruïnes zoals Van Ruisdael ze in de Hollandse barok schilderde.

En tenslotte wordt er in dit verband in Haarlem ook aandacht geschonken aan een derde aspect dat je tot de romantiek kunt rekenen: de ellende die een winterinval betekende voor veel mensen in de negentiende eeuw.

Winter in Teylers

Anton Mauve, kudde schapen met herder in de sneeuw, Gemeentemuseum Den Haag

De lange 19de eeuw

De samenstellers van de tentoonstelling in Haarlem hebben gekozen voor het concept van de zogenaamde lange negentiende eeuw. Dat wil zeggen dat ze deze laten doorlopen tot aan de Eerste Wereldoorlog; de tentoonstelling wordt afgesloten met een schilderij van Jan Mankes (1889-1920). Het is een doek dat vooruit wijst naar de abstractie die eraan zit te komen. Maar eerlijk is eerlijk: deed Anton Mauve (1838-1880) dat met zijn atmosferisch aandoende, haast als vlakken weergegeven schapen in de sneeuw eigenlijk ook al niet?

winter in Teylers

Andreas Schelfhout: Winterlandschap met bevroren vaart, ijsvermaak, 1838, Teylers Museum

Volledig beeld

Conservator Michiel Plomp probeert in deze tentoonstelling een haast volledig beeld van de winter in de negentiende-eeuwse schilder-, prent- en tekenkunst te geven. Zo ontbreken ook personificaties van de winter als de nadagen van het menselijk leven niet. Ook wordt aandacht besteed aan een actueel gegeven als klimaatverandering. Daarbij wordt aangegeven dat de klimaatverandering eigenlijk al in de negentiende eeuw begon als gevolg van de industriële revolutie. Slechts een enkel voorwerp (gedecoreerde schaatsen, een slee) vult de keuze van de schilderijen aan. Dat maakt dat de tentoonstelling rust uitstraalt en dat het uitgangspunt (de echte winter) goed tot zijn recht komt.
Al zouden in dit kader foto’s een welkome aanvulling kunnen zijn geweest. Juist de zwart-witfotografie uit de negentiende eeuw is in staat de nuances van diepzwart ijs en blank witte sneeuw krachtig weer te geven. Overigens staan in de catalogus wel een paar foto’s afgedrukt.

winter in Teylers

Jan Jacob Spohler: Winterlandschap met twee molens, Teylers Museum

Catalogus

De rijk geïllustreerde catalogus vormt een mooie aanvulling voor wie alles over het genre ‘winterlandschap’ vanaf de Gouden Eeuw (Avercamp, Van Goyen, Van Ruisdael) tot en met de lange negentiende eeuw wil weten. Curator Plomp vraagt zich hierin onder meer af hoe het komt dat de meeste van de Haagse School-schilders zich niet zo voelden aangetrokken tot het genre. Hij concludeert dan dat we ‘vooralsnog het antwoord schuldig moeten blijven’. In Haarlem vallen wel enkele mooie specimen in de Haagse School-traditie te zien. Deze ‘wintertooneelen’ komen in deze zorgvuldig samengestelde, eerste tentoonstelling over ‘de winter’ in de negentiende-eeuwse kunst goed tot hun recht.