Boeken / Non-fictie

Als Debby door het leven

recensie: Jannah Loontjens - Roaring nineties

Op zoek naar een eigen identiteit, zoals alle opgroeiende mensen, heeft Jannah Loontjens steun en troost gevonden bij de filosofen. Van dat project geeft ze in acht essays een intelligent en vermakelijk verslag. Of de negentiger jaren van de vorige eeuw net zo ‘roaring’ waren als de fameuze moderniteit van de jaren ’20 is de vraag, maar Loontjens heeft er op het persoonlijke vlak uitgehaald wat erin zat.

Haar ouders, aan wie de bundel is opgedragen, verruilden als echte hippies het burgerbestaan in Nederland voor een open plek in de Zweedse bossen. Autarkisch leven was het ideaal, zonder een controlerende overheid, een zeurende buurman en vooral zonder een God die alles ziet. Dit laatste aspect, ook bekend als ‘het verdwijnen van de Grote Verhalen’ vormde het uitgangspunt voor de naoorlogse filosofie die met name in Frankrijk een hele generatie voortbracht onder de noemer poststructuralisme. Het ging niet langer om het zoeken naar de waarheid, de kern van het zelf, of de echte realiteit. Dat alles bestond niet en het concept werd op vernuftige wijze filosofisch afgebroken.

De held uit New York

In het kort kwam de afbraak hier op neer: de wereld bestaat niet uit vastgestelde waarheden en normen. Alle cultuur is samengesteld uit losse vertellingen, meningen, beelden en spiegelbeelden die telkens naar elkaar verwijzen. De context bepaalt de betekenis van wat zich voordoet. Voor een opgroeiende puber zoals Jannah uit de Zweedse bossen die opeens in Den Haag op school zat, een onbegrensde keuze aan mogelijkheden. Terwijl haar moeder rustig doorleefde in een artistiek milieu, probeerde zij andere kringen uit. Ze werd ‘ordinair’ en liet zich een tijdlang Debby noemen. Maar Debby ging filosofie studeren en dook het intellectuele debat in. Jacques Derrida, de Franse kampioen van de ‘deconstructie’ werd haar held.

De colleges in New York, waar Derrida les gaf, leerden haar dat het leven een spel is en de eigen identiteit een keuze die men ieder moment kon veranderen. Met een snufje dialectisch denken erbij kon men zelfs de identiteit ontkennen en vervolgens voor zich uit projecteren in een eindeloze beweging op weg naar..… tja, alle idealen waren afgebroken, dus misschien op weg naar Niets?

Spiegelwereld

Prachtig beschrijft Loontjens hoe vreemd het is om ergens te zijn waar niemand je kent en je iedere rol kunt spelen die in je opkomt. Echter, naarmate ze verder leeft, schrijft en een plaats in de Nederlandse maatschappij probeert te vinden, blijkt dat de spiegelwereld waarin ieder beeld voorbeeld is ook onzeker maakt. Want hoeveel Derrida’s er ook rondlopen om je wijs te maken dat ons ‘ik’ niet bestaat – toch dringen de vragen naar onszelf en de relatie met de wereld om ons heen zich telkens op. Lid worden van de ene of de andere groep: kunstenaars, krakers, communes – het helpt niet. Ten slotte keren de beelden van de lichte zomernachten en de eindeloze winters in Zweden terug. Was dat het dan, het eenvoudige bestaan, zonder televisie en sociale media?

Misschien moet Loontjes zich tevreden stellen met een doorleefd-denkende buitenstaander te zijn en alle banden van liefde en vriendschap zo goed mogelijk onderhouden. Maar ze blijft twijfelen en dat is nu juist het aardige. Er loopt een lijn van puberale experimenten naar een zekere rijping door deze bundel. Een iets oplettender redacteur had enkele alinea’s over het bederf dat tv en media veroorzaken wel mogen schrappen. Het is vaker en al veel eerder gezegd en doet oubollig aan. Maar verder is deze poging om abstract denken werkelijk te integreren in het dagelijks leven zonder meer geslaagd.

Boeken / Fictie

Zoete liefdesreclame

recensie: Grégoire Delacourt - De vier seizoenen van de zomer

De Franse auteur Grégoire Delacourt schrijft met De vier seizoenen van de zomer een mierzoete roman over de liefde. Er zit een lichtheid in zijn stijl die goed bij het onderwerp past, maar verder is het vooral tenenkrommend proza.

Delacourt probeert in vier losse verhalen een ode aan de liefde te brengen. Zo is daar de prille liefde, beschreven in een verhaal over de vijftienjarige Louis die zijn buurmeisje Victoire in het geheim adoreert. De verloren liefde vindt haar plek in het tweede deel; hier probeert een 35-jarige vrouw aan te pappen met haar opnieuw tegen het lijf gelopen jeugdliefde. Vervolgens zijn we getuige van een oudere, wanhopige dame die – al smachtend – de liefde herontdekt. Ten slotte belanden we bij een hoogbejaard echtpaar dat hun onvoorwaardelijke liefde niet wil laten verzanden in gebrekkige ouderdom.

Gesmeed concept

Grégoire Delacourt is – naast een gevierd auteur – reclamemaker en eigenaar van een reclamebureau in de Franse hoofdstad. En misschien is dat juist wat deze roman de das om doet: reclamemensen zijn volledig gericht op een concept dat vervolgens wordt omgezet in een pakkende advertentie of een meeslepende tv-commercial. De schrijver heeft met dit boek ook duidelijk een concept gesmeed dat een nogal geforceerde uiting oplevert.

Dat is zichtbaar in een aantal overeenkomsten. Ten eerste spelen de vier verhalen zich grotendeels af in Le Touquet, een badplaats aan de Normandische kust die in de volksmond ook wel Paris-Plage wordt genoemd, omdat hier de meeste Parijzenaars hun strandvertier zoeken. Daarnaast is 14 juli 1999 de dag waarop de meeste bewegingen zich afspelen en als feestelijke quatorze juillet een verbindende factor dient te zijn. Ook de aankomende eeuwwisseling wordt aangestipt in de verschillende verhalen: het einde van de wereld wellicht? Wat staat ons, en dus de liefde, te wachten? Dan is er nog een overdreven insteek met het Franse chanson, veel titels en teksten worden ingevoegd om wat ‘couleur locale’ op te roepen. Als laatste is er het bloementhema, op de een of andere manier vindt de schrijver het noodzakelijk een aantal bloemsoorten als naamgever en metafoor van de hoofdstukken te laten fungeren.

Kunstmatige vorm

Met deze onderdelen boetseert de schrijver/reclamemaker zijn boek. Hij is pas klaar als alles klopt, als alle onderdelen met elkaar matchen en de verhalen als een uitwaaierend geheel in elkaar overlopen. Wat hij over het hoofd ziet is dat zijn roman inmiddels een volslagen geconstrueerde en kunstmatige vorm heeft aangenomen. Het eerste verhaal, van de vijftienjarige pubers, is nog het meest charmant in het onvoorspelbare verloop en het Lolita-achtige einde. De andere delen worden gevormd door vervelende en quasi-romantische kitsch, waarbij Delacourt zich uitput in vermoeiende lyriek om zijn concept sluitend te maken. Met als dieptepunt het stuk over de smachtende dame die uiteindelijk tussen de lakens belandt met haar zojuist opgedoken liefde en zich naderhand in zwelgende gedachten uitspreekt:

Dankjeweldankjeweldankjeweldankjeweldankjewel

Deze roman, die de hartstochtelijke liefde zou moeten beschrijven – wat al een moeilijke opgave an sich is – verzandt in een voorgebakken vorm die niets overlaat aan originaliteit, spontaniteit en werkelijke passie. De schrijver doet een poging om, volgens het schrijfcursushandboek, de diepste menselijke gevoelens te beschrijven, maar verdrinkt in het verraderlijke moeras van clichématige uitkomsten.

vliegende ekster
Boeken / Non-fictie

Poëzie wervend in de breedte

recensie: Benno Barnard - Mijn gedichtengeschrift
vliegende ekster

Een gedicht hoort op zichzelf te staan, zegt men. Dat neemt niet weg dat je er het een en ander achter, over en in kan zoeken en vinden. Als dat lukt spreekt het gedicht misschien (nog) meer aan. Mijn gedichtenschrift van Benno Barnard helpt daarbij een handje.

Hoe doet hij dat? Ieder opstel, gemiddeld van zo’n vier pagina’s,  opent Barnard met een gedicht en hij plaatst dat vervolgens op een apart persoonlijke manier in allerlei toepasselijke lengte- en breedtegraden. Geen enkelvoudige poëzieanalyse, maar een vertakking van allerlei zinnige associaties die het gedicht toestaat. Dat leest prettig, ook als het gedicht van keuze je minder aanstaat. Het promoveert je bovendien des te meer tot een betrokken lezer, betrokken bij zowel gedicht als commentaar.

Allesbehalve gortdroog

De stijl van Barnard is allesbehalve gortdroog. Dat is er mede aan te danken dat hij verbaal nogal kan uitpakken over iets wat hem bijzonder of juist helemaal niet bevalt. Met name loze moderniteiten moeten het ontgelden, vaak overtuigend genoeg om hem geen conservatisme in de schoenen te kunnen schuiven. Forse bewoordingen gebruikt hij als zijn accenttekens. Ook kost het hem geen moeite overdrijvingen en faux pas te erkennen of lichtjes te ironiseren.

Het persoonlijke van zijn gedichtenschrift zit ‘m niet alleen in de aansprekende eerste persoon enkelvoud, maar ook in de keuze van nogal wat dichters die hij ontmoet of goed gekend heeft, onder wie niet in het minst zijn vader, dominee en dichter Guillaume van der Graft.  Ook vrouw en kinderen figureren hier en daar. We komen te weten dat Barnard als geboren Nederlander in België woont, een land dat hij als relatieve buitenstaander leerzaam weet te doorvorsen. De poëzie die hij serveert is afkomstig uit een wereld van sterk uiteenlopende tijden en landen.

Verrijkend

In ‘behandeling’ van een gedicht annex dichter slibben direct en indirect velerlei cultuuraspecten aan. Zo’n brede aanpak kom je niet vaak tegen en heeft een bovengemiddeld verrijkend effect. In Barnards bundeling Dichters van het Avondland (2006) heet het dat poëzie aan ‘geschiedkundige lectuur’ wordt onderworpen, geplaatst wordt voor een ‘historisch achterdoek’.

Evenmin gebruikelijk is dat Barnard zijn meningen, hoe min of meer zijdelings die soms ook zijn, niet onder stoelen of banken steekt. Dat daagt de lezer er op zijn beurt toe uit een eigen mening over die meningen te in te nemen. Belangrijk is ook dat Barnard enthousiasmerend een lans breekt voor poëzie die, vindt hij, niet aan de aandacht mag ontsnappen. Daar is het hem vooral om te doen.

Daad van rechtvaardigheid is dat Maurice Carême uit het stof wordt opgediept. In ‘Was Sappho lesbisch?’ vraagt Barnard aandacht voor Sappho van Lesbos, in ‘Theologisch traktaat’ voor Czesław Miłosz , in ‘Een Jood aan de poolcirkel’ voor Joseph Brodsky, in ‘Verdomde stalinisten’ voor Osip Mandelstam, in ‘Het is nooit veel geworden met onze literatuur’ voor P.C. Hooft. In ‘Een Vijftiger uit Andalusië’ komt de 12e-eeuwse Ibn-Al-Hammarah aan de beurt, naar aanleiding van diens zesregelige gedichtje ‘Insomnia’:

Toen de vogel van de slaap
zich in mijn oog dacht
te nestelen

zag hij de wimpers
en bang voor vangnetten
vloog hij weg.

55 avontuurtjes inzake zoiets ‘verhevens’ als poëzie – voor zover valt te overzien kent Benno Barnard in zijn veelkantige aanpak zijn gelijke niet. Aanbevolen voor beginners en gevorderden.

Maurits de Bruijn en Alma Mathijsen
Boeken / Reportage
special: Boek op de Bank – 2 juni 2016
Maurits de Bruijn en Alma Mathijsen

Ruimteschepen, vriendschap en auteurs met een missie

Tijdens Boek op de Bank ontmoet je je favoriete auteur op verrassende locaties in Nijmegen. Bij iemand in de woonkamer, in een verborgen theater of in de kelder van een bierbrouwerij.

Kim van Kooten leest voor uit eigen werk Lieveling

Foto Paul van Dijk

Boek op de Bank begon drie jaar geleden als een initiatief van de twee Nijmeegse studievrienden Lotte Lentes en Jelko Arts, ook bekend als literair duo Arts en Lentes. Het festival brengt je in drie rondes langs verschillende auteurs op verschillende locaties. Dit zijn niet de standaardplekken zoals een poppodium of schouwburg, maar een oude kapel, een winkel, woonkamer of de bibliotheek. Zelfs als je bekend bent in Nijmegen, is Boek op de Bank een echte ontdekkingstocht, langs zowel vertrouwde als onbekende plekken.

 

Schrijversvrienden Alma en Maurits

Maurits de Bruijn en Alma Mathijsen

Foto Twan Peeters

De route van 8WEEKLY begint in een woonkamer midden in het centrum. Op stoeltjes zitten we tussen de boekenkasten en het aanrecht, met het geluid van de bezige vaatwasser op de achtergrond. Op de bank zitten Maurits de Bruijn en Alma Mathijsen, schrijversvrienden sinds ze elkaar ontmoetten op de Rietveldacademie. Lianne Collignon bevraagt hen over hun bijzondere vriendschap en wat deze betekent in hun schrijverscarrière. ‘Alma is de enige die de eerste versie van mijn manuscript mag lezen’, illustreert Maurits hun vriendschap.

Het blijkt een goede keuze om dit duo samen te interviewen. Ze zijn zo op hun gemak dat het net is of je bij kennissen op bezoek bent. Even vergeet je dat je op een literair festival bent, tot ze beide een fragment voorlezen uit elkaars werk. Ze blijken – niet geheel onverwacht – groot fan te zijn van elkaars literaire kunsten. Maurits over De grote goede dingen: ‘Alma heeft veel beweging in haar taal. Alles vloeit, dat bewonder ik heel erg. Zelf neig ik meer naar verstilling.’

Vervolgens pakt Alma Broer van Maurits erbij. ‘Broer is een prozaboek, maar het is zo poëtisch’, meent ze. Dit licht ze toe met drie korte fragmenten. Na elke voordracht verzucht Alma: ‘zo mooi’, of ‘dit is de mooiste zin uit het boek’, of ‘een gedicht op zich’. Zo zou ze nog wel even door kunnen gaan: ‘Ik kan echt wel 50 zinnen uit zijn boek opnoemen die ik heel mooi en eerlijk vind.’

 

De missie van Kim van Kooten

Kim van Kooten met redacteur Jasper Henderson

Foto Paul van Dijk

De route wordt vervolgd in een knus theater een eindje verderop. Hier praat Kim van Kooten met haar redacteur Jasper Henderson over haar debuut Lieveling. Deze roman beschrijft de ervaringen van een vrouw die als kind misbruikt is. Het verhaal is gebaseerd op de jeugd van een goede vriendin van Van Kooten. ‘Het was een heel rare situatie,’ vertelt ze daarover. ‘Ik zat in het begin alleen maar te huilen, want Pauline is mijn vriendin. Het is een wonder dat we het gered hebben.’

Het gesprek ging de vorige ronde voornamelijk over het schrijfproces, aldus interviewer Jasper Henderson. Deze ronde willen ze het daarom over de maatschappelijke impact van het boek hebben. Van Kooten hoopt met Lieveling mensen bewust te maken van de signalen van kindermisbruik, want ‘hoe kun je zo lang onder de neus van je moeder, je leraren en buren misbruikt worden?’ Het meest schrijnende aan het verhaal van haar vriendin, vindt Van Kooten namelijk, is dat mensen in Paulines omgeving signalen hadden kunnen opmerken.

Het zware onderwerp levert gelukkig geen zware roman op. Het doel was dan ook om een toegankelijk boek te schrijven. Bovendien groeit de vertelstijl mee met het personage, die opgroeit van een kleuter van 5 tot een puber van 14. ‘De stem van de 5-jarige maakt het behapbaar. Die blik redt de lezer. Een kind oordeelt namelijk niet, het beschouwt alleen. Het misbruik wordt concreter, en dus heftiger, als Puck [de hoofdpersoon] ouder wordt.’

Het is niet per se in het voordeel van de literatuur dat Van Kooten de hoofdpersoon persoonlijk kende: ‘Niet omwille van de waarheid, maar omwille van de vriendschap heb ik soms dingen weggelaten. We hadden afgesproken dat zij [Pauline] het veto had over elk woord.’

 

Van ruimteschepen naar Amsterdam-West

Willem Claassen en Walter van den Berg

Foto Twan Peeters

In de volgende ronde nemen we plaats aan grote biertafels in de kelder van lokale bierbrouwerij De Hemel. Willem Claassen spreekt met Walter van den Berg; auteur van 4 romans, maar pas sinds de laatste een bekend auteur. Zijn recentste roman Schuld werd namelijk Boek van de Maand bij De Wereld Draait Door, een moment dat grote indruk maakte op Van den Berg: ‘Ik zat op de grond voor de tv en belde mijn vrouw: “Hij heeft mijn boek in zijn hand!”‘

Als kind wilde Van den Berg strips tekenen, maar dat lukte hem niet. Toen ging hij verhalen schrijven over ruimteschepen. Tegenwoordig schrijft hij boeken over Amsterdam-West. Willem Claassen – zelf ook auteur – is vooral erg benieuwd naar de rode draad in het oeuvre van Van den Berg. Zo praten ze over het terugkerende thema van huiselijk geweld en over de terugkerende personages in zijn romans. ‘Ik las ooit romans van Stephen King waarin personages terugkwamen in een andere rol. Ik vond dat wel een mooie verbinding. Omdat ik in mijn boeken bij het thema blijf, klopt het voor mij dat de personages ook terugkeren.’

De afterparty van Boek op de Bank

Foto Paul van Dijk

Na de derde ronde zit het inhoudelijke deel van de avond erop. Een avond vol verschillende indrukken, nieuwe inzichten en nieuw ontdekte plekken. Het feest wordt nog voortgezet in een café waar de traditionele tequila al klaar staat. Lotte en Jelko kunnen toasten op weer een succesvolle avond!

Aly Freije
Boeken / Poezie

‘Waar de aarde de hemel spiegelt’

recensie: Aly Freije - Door het vanggat
Aly Freije

Lezend in de debuutbundel Door het vanggat van Aly Freije trekken we over het Groningse platteland naar een verre einder. Alles is geworteld in het ongenaakbare landschap, in het harde boerenleven en in de herinnering aan dat wat eens was.

Freije gebruikt haar persoonlijke verleden in de Oost-Groninger Veenkoloniën als decor voor deze reeks uit de klei getrokken gedichten. Met ieder curieus woord maakt ze kenbaar hoezeer die betrokkenheid haar werk heeft gevormd: zichtmachine, hokkelingen, wendakker, moorland. Alles uit de eerste hand opgetekend en tot een robuust geheel gemaakt.

Het mes blijft trillend steken, ze kerft
een lijn, omheint een erf, trekt groene verticalen
plaatst een horizon

voorjaarslicht glipt door een deur, richt
wanden op, verkent versleten vloerplavuizen

Opsommende dichter

Een perfecte voedingsbodem voor weemoed en nostalgie, zo blijkt, maar Freije maakt ook een aantal uitstapjes. Naar Andalusië, in een ander klimaat en met een andere horizon: ‘de zon sluipt de hellingen af, overvalt/ rijen druivenstruiken/ nachtadem lost dampend op/ in een spectrum van kleuren’. Of naar Berlijn, waar de geschiedenis zich opdringt: het wit/ vretende vuur, geblakerde balken, schreeuwend/ bruin op platgestampte paden’. Het zijn fraaie intermezzo’s, maar nooit krijg je de indruk dat de dichter zich er meer thuisvoelt dan op het Groningse land.

Freije gebruikt een vaste vorm in onvaste stramienen. Alle verzen beginnen steevast met een hoofdletter en eindigen met een punt. Daartussenin is geen interpunctie toegepast, behalve hier en daar een komma om zinsdelen te scheiden. Dat kenmerkt haar stijl als die van een ‘opsommende’ dichter: er worden onafgebroken indrukken weergegeven die nauwelijks plaatsmaken voor een wending als conclusie. Dat observerende maakt deze bundel wat dromerig, maar zorgt gaandeweg ook voor een lichte eentonigheid.

Moeder en vader

Weer terug in eigen biotoop verkondigt Freije de weerbarstige Groningse landschappelijkheid. Veel over het boerenbedrijf, de terugkerende oogst, de zwartbonte koeien en de omgang met paarden. Daar voert ze ook zichzelf op als personage, alsof de paarden een speciale plek in haar eigen wereld innemen.

Beheersing wil ik tussen voor- en achterhand, de ingehouden
erotiek van een vorstin die met knoet en herenhoed
hoog aangespannen borsten, vaardig van hand haar paard
bestuurt

Het persoonlijke brengt een verfijnde klank in de verzen. De vergezichten over het uitgestrekte land worden minder afstandelijk en de dichter krijgt een duidelijke positie als vertolker. Ook schuwt ze niet haar familie op te voeren, mensen die verankerd zijn in het landschap en, evenals de weidse natuur, zwijgend het blikveld bepalen. Moeder en vader in het gedicht ‘Schafttijd’:

iets in dat overhellen, de buiging van haar arm
zoals haar hand zijn theekop reikt, weerspiegelt
wat in hem huist, wat door zijn leden raast

de akkers liggen schokkend stil in de zomerhitte.

In deze Groningse introspectie is weinig ruimte voor een bredere horizon en er is vrijwel nergens een link met het heden te bekennen. De verzen zijn ingebed in het leven op de persoonlijke vierkante kilometer, met hier en daar een doorkijkje naar elders. In het gedicht ‘Gouden Bocht’ is de dichter op bezoek in Amsterdam: ’trams gillen vol afwerende gezichten, geroep uit ramen/ in een souterrain’. Snel weer terug naar het poëtische noorden, waar de aarde de hemel spiegelt.

Theater / Reportage
special: Holland Festival 2016 - Deel 1

Holland Festival 2016

Het oudste en grootste podiumkunstenfestival van Nederland, het Holland Festival, beleeft dit jaar zijn 69ste editie. Van 4  tot en met 26 juni staat de hoofdstad in het teken van theater, dans, muziek en alle transmediale kruisbestuivingen die er denkbaar zijn. De theaterredactie van 8WEEKLY zond een driekoppige afvaardiging om verslag te doen.

Die Stunde da wir nichts von einander wussten – Peter Handke, Thalia Theater

Europa als groot plein waar voorbijgangers uit alle windstreken elkaar ontmoeten; Die Stunde da wir nichts voneinander wussten laat zich makkelijk rijmen met het thema van Europese eenheid waar het Holland Festival voor kiest. In deze geslaagde openingsvoorstelling ontvouwt zich een rijke beeldenstorm die inspeelt op ons Westerse geheugen. Het failliet van Lehman Brothers, onze obsessie met talentenjachten, zelfs de ‘eigen’ Zwartepietendiscussie; het passeert allemaal de revue.

Twee uur lang trekt een bonte stoet personages over het podium die elkaar passeren of ontmoeten. Aanvankelijk blijft het beeld sober en wordt bevolkt door zakenmensen in grauwe jassen. Een oude man wordt geholpen met oversteken, een nette dame blijkt een gestolen kledingstuk te verbergen. Dan opent het decor zich, worden de taferelen grotesker en vult het beeld zich met meer kleur. We zien een man zich optuigen met kerstverlichting, om vervolgens benaderd te worden door een griezelige Sinterklaas die hem verandert in een stereotype Zwarte Piet. De goedheiligman zegent de menigte, terwijl het enige gekleurde koppel zich geconfronteerd ziet met zijn als aap rondhupsende knecht. Een ongemakkelijke herinnering aan een nog steeds bestaande racistische praktijk.

Nog zo’n sterk beeld komt tegen het eind van de voorstelling. De zakenmensen komen terug, maar lopen ditmaal verslagen tegen de mensenstroom in. De dozen die ze dragen doen denken aan het ontslagen personeel van Lehman Brothers. Ze worden gekruist door Aziatische arbeiders, die aan de andere kant van de wereld de laptops bouwden die zij nu moeten opgeven. Deze Aziatische acteurs keren later weer terug, maar nu als de vastberaden yuppen die we aan het begin zagen. Het Europese gezelschap staat er uitgekleed en verdwaasd naar te kijken. Het voorspoedige Europese tij is aan het keren, dat wordt in deze laatste akte steeds duidelijker.

Het bovenstaande is slechts een kleine greep uit de overvloed aan beelden die het regisseursduo Tiit Ojasoo en Ena-Liis Semper ons voorschotelen. Die Stunde is spannend, fantasievol theater met een grote speelruimte om eigen associaties en interpretaties te vormen. Een schot in de roos voor het Holland Festival. (JvW)

Kloing! – Nadar Ensemble, Marino Formenti

Kloing! bestaat uit drie onderdelen. Het eerste, Mirror Box Extensions, is zonder meer het spannendst. Het toneelbeeld is donker, je ziet musici verscholen achter doorzichtige witte gordijnen, die op verschillende plekken hangen en die geregeld worden verschoven. Op die gordijnen worden beelden geprojecteerd van andere musici, soms vier beelden over elkaar heen. De muziek is schitterend. Gepiep, gekraak, geknor, oergeluiden. Je vraagt je de hele tijd af: wat is dit? wat zie ik? wat hoor ik? In de zaal zitten een aantal mensen met laptops, van wie je je eerst afvraagt of het studenten zijn, maar die bij de voorstelling blijken te horen. Daardoor klinkt er niet alleen muziek vanaf het podium, maar ook om je heen. Alles wordt muziek, ook een lach van iemand of het geluid van een laptop die achter elkaar foto’s maakt. Het is een geweldig stuk: speels en bevrijdend.

Het tweede onderdeel, Kloing!, is gecomponeerd door Olga Neuwirth en wordt uitgevoerd door pianist Marino Formenti. Er staat een computergestuurde vleugel op het toneel die zichzelf bespeelt. Formenti probeert de vleugel de baas te worden, maar als dat niet lukt en hij de moed opgeeft, daagt de vleugel hem juist uit. Kom op, vechten! Dat doet Formenti dan ook, aan het eind is hij bezweet en moe. Tegelijkertijd zien we door elkaar heen geprojecteerde videobeelden, met onder andere stukjes uit een Disney film waarin een arrogante pianist met een muis vecht, erg grappig en toepasselijk. De compositie is zeer ingenieus, maar het vraagt veel van de toeschouwer. Er is een overkill aan beeld en geluid. Tussen de diverse onderdelen van de voorstelling zijn er pauzes en de zaal wordt zienderogen leger.

Het laatste onderdeel, Bluff, heeft door al het voorgaande geweld te lijden. Het stuk duurt ongeveer een half uur en dat is twintig minuten te lang. Musici laten steeds dezelfde klanken horen, er worden filmpjes van ze gemaakt die steeds worden herhaald en er wordt veelvuldig en zonder duidelijk doel heen en weer gelopen. Een matig einde van een middag die fantastisch begon. (EN)

Stop acting now – Wunderbaum

Het acteurscollectief Wunderbaum is dit jaar tijdens het Holland Festival volop aanwezig met drie theatervoorstellingen en een film:Stop Acting Now – the extended edition. Deze film is al eerder door 8WEEKLY gerecenseerd, maar de versie die tijdens het Holland Festival vertoond wordt  heeft een ander einde: een vriendelijke heer deelt ons mee dat na de film een gesprek zal plaatsvinden met de acteurs. Als het zover is gaan de vijf Wunderbaumers en de gastheer voor in de zaal op hoge krukken zitten, ieder met een microfoon in de hand. Om de beurt stellen ze het publiek vragen. De vragen beginnen allemaal met: ‘zijn er mensen in de zaal die…?’. Dan volgt het onderwerp, bijvoorbeeld: ‘zijn er mensen in de zaal die, zodra ze het woord nagesprek horen, denken: ik wil hier weg?’. Of die denken ‘wanneer mag ik nou een vraag stellen?’. Ongeveer een kwartier lang worden we aan een gewetensonderzoek onderworpen waaraan de acteurs en de gastheer zelf ook meedoen. Er wordt behalve door de acteurs en de gastheer niet gesproken, er worden alleen handen de lucht in gestoken. Zodat je op vragen als ‘zijn er hier mensen die hun huis verhuren via Airbnb?’ of ‘zijn er hier mensen die niets aan het milieu doen behalve het scheiden van afval?’ of ‘zijn er hier mensen die weleens wegkijken?’ kunt zien dat ook de idealisten van Wunderbaum niet heilig zijn. Het is een eerlijk, persoonlijk en soms zelfs ontroerend einde van deze avond, dat aan het denken zet en op geestige wijze verbondenheid creëert. (EN)

Privacy – Wunderbaum/Warme Winkel

“There can be more truth in the mask that you adopt then in the real inner self”. Aldus Wiene Dierickx die het masker opzet van Slavoj Žižek. Een interessant uitgangspunt voor een performance die de scheidslijn tussen performance en privacy onderzoekt; de rol als de authentieke zelf. Dierickx en haar vriend Ward Weemhoff zijn beiden acteurs en kennen het grijze gebied tussen werk en privé maar al te goed. Wanneer wordt transparantie te transparant? Wanneer verandert authenticiteit in exhibitionisme?

Privacy bestaat uit drie delen, waarin de rollen/maskers die Weemhoff en Dierickx opvoeren steeds dichter bij hun privéleven komen. In de eerste akte worden kunstenaarskoppels nagespeeld die van hun eigen leven een performance maakten; de Bed-in van John Lennon en Yoko Ono, gevolgd door de relatie tussen kunstenaar Jeff Koons en pornoster Cicciolina, die hun seksleven vereeuwigden in sculpturen en schilderijen.

We kijken hier nog naar een afgezonderd toneelstuk; Weemhoff en Dierickx spelen rollen en bevinden zich achter een gordijn. In de tweede helft komen zij naar buiten, bloot, met een script als ‘vijgenblad’. Nu zien we de personages Wiene Dierickx en Ward Weemhoff, die de meest intieme details van hun privéleven openbaren. We leren over indigestieproblemen, eerste anale sekservaringen, en bovenal over de moeite die het gekost heeft om een kind te krijgen. Het is makkelijk om met het paar mee te gaan,  al bewaren ze tegelijkertijd een afstand door de intonatie theatraal te houden. Het blijft theater en de maskers blijven op. Het duo komt ten slotte dichter bij het publiek en lijkt een ongedwongen gesprek te beginnen over exen. Als het licht dooft gaan ze stug door; alles moet en zal gedeeld worden.

Privacy werpt een licht op het enorme verlangen naar transparantie waar onze Big Brothergeneratie door gekenmerkt wordt. En – interessanter –  in hoeverre het Nederlands theater zich daarmee bezighoudt. Naaktheid als teken van authenticiteit, het doorbreken van de vierde wand, het grijze gebied tussen personage en performer en de opkomst van ‘egodocumentair’ theater; het zijn allemaal bouwstenen die al decennia gemeengoed zijn. Door ze in te zetten belanden Weemhoff en Dierickx in een bijzondere kronkel. Privacy is een kritiek op transparantiefetisjisme, maar tegelijkertijd ook  de soort voorstelling waar het kritiek op wil leveren; openhartig tot in het extreme. (JvW)

The Corridor & The Cure – Harrison Birtwistle, David Harsent & London Sinfonietta

Met zijn 81 jaar is componist Harrison Birtwistle een van de belangrijkste nog levende naoorlogse modernisten. Het geweld van zijn werk uit de jaren zestig en zeventig, zoals de opera Punch & Judy, zijn geruchtmakende doorbaak op het Aldeburgh Festival, is inmiddels wat geluwd. De muziek in zijn tweeluik The Corridor & The Cure is zeker nog expressief te noemen, maar Birtwistle heeft zijn compromisloosheid met de jaren verruilt voor dramatiek. The Corridor uit 2009 belicht het cruciale moment uit de Orpheusmythe: Orpheus (Mark Padmore) heeft net de onderwereld verlaten, Eurydice (Elizabeth Atherton) is nog maar een stap verwijderd van de wereld der levenden. Omdat de musicus net te ongeduldig is, draait hij zich om en verliest hij zijn vrouw voor eeuwig aan de Hades. In het schemergebied tussen leven en dood zijn de geliefden zo dichtbij en toch zo ver van elkaar verwijderd.

The Cure is in 2014 en 2015 geschreven als tegenhanger voor The Corridor, met hetzelfde ensemble en wederom met Atherton en Padmore, de laatste ditmaal in een dubbelrol. Dit muzikale drama vertelt het verhaal van Medea die, op verzoek van en uit liefde voor Jason, diens vader Aeson veertig jaar jonger maakt. De arme man heeft hier echter nooit om gevraagd; hij heeft helemaal niet de behoefte om de pijn van het ouder worden opnieuw te beleven.
De pijn van Orpheus en Eurydice is wellicht herkenbaarder en dramatischer, Aesons klaagzang is gelaagder. Zijn lot is de speelbal van een verliefde Medea en een manipulatieve Jason geworden. Ook is The Cure als theatrale beleving interessanter, met fluoriscerende decors en kostuums, de geschmierde rituelen van Medea en het tragikomische gekerm van Aeson. Het geheel is echter meer dan de som der delen: de twee miniopera’s versterken elkaar als reflecties op leven en dood, onlosmakelijk verbonden. (DS)

 

Trapped, Ijslandse crimi drama
Film / Serie

Er drijft een romp in het fjord

recensie: Trapped
Trapped, Ijslandse crimi drama

In Denemarken, Zweden en Noorwegen is ‘Nordic noir’,  spannende misdaadseries als The killing en The bridge,  al een heuse industrie. Met de serie Trapped sluit ook Ijsland zich aan bij deze Noordelijke hype.

Trapped is zeker niet de eerste misdaadserie die afkomstig is van het vulkaaneiland. Maar deze eerdere dramareeksen oogden, in verhouding, als tamelijk knullige afleveringen van de Flikken-franchise. Met Trapped neemt de bekendste filmmaker van IJsland – Baltasar Kormakur (Everest, 2015) – nu de teugels strak in handen, en levert een sterk misdaaddrama af dat heel het thuisland (toegegeven, er wonen maar half zoveel mensen als in Friesland) al aan de buis kluisterde.

Aardige dikzak

Het verhaal speelt zich af in Siglufjörður, een havenplaatsje aan de ruige oostkust. Veel hebben de drie politie-agenten er niet te doen. Het zwaarste misdrijf stamt uit 2008. Toen kwam een meisje om het leven door brandstichting in een loods. Nooit opgelost. Nu, zeven jaar later, drijft er ineens een romp in het fjord.

Hoofdinspecteur Andri Olafsson, een aardige dikzak die het maar moeilijk heeft met zijn scheiding, denkt dat de lichamelijke restanten overboord zijn gegooid vanaf de net gearriveerde internationale veerboot. De ferry gaat aan de ketting. Wegens een sneeuwstorm kan vervolgens niemand het dorp bereiken of verlaten. De dader loopt intussen nog op vrije voeten en zou wel eens meer slachtoffers kunnen maken in het afgelegen dorp.

Claustrofobie

Regisseur Kormakur weet wel hoe je de spanning op moet voeren: naarmate de serie vordert, bouwt hij het plot uit met politieke intriges en toegedekte zaakjes uit het verleden. Ook is hij niet bang voor enkele spectaculaire actiescènes.

De fotogenieke besneeuwde bergen  benadrukken de claustrofobische sfeer nog eens. En speurneus Andri is een aangename variant op de stereotype Scandinavische rechercheur. Olafsson is dan wel eenzaam, hij troost zichzelf met een glaasje melk. Die couleur locale tilt Trapped uit boven het niveau van de vele inwisselbare Scandinavische series.

Boeken / Non-fictie

Recept tegen plantenblindheid

recensie: Norbert Peeters - Botanische revolutie

Het is lente en groen is overal om ons heen. Maar wat zien we nu werkelijk? Volgens Norbert Peeters gaan we veel te onverschillig met onze plantenvrienden om. Dient het enkel als decor waartegen de grote mensenwereld zich afspeelt. Wij leiden aan platenblindheid en moeten genezen worden.

‘Planten lijken een saai en geworteld bestaan te leiden, roerloos vastgenageld aan de grond’, schrijft Peeters in zijn voorwoord. Een zekere bisschop genaamd Paley concludeerde ooit dat bloemen er enkel zijn om mooi te zijn voor de mens. Dat niets minder waar is bewijst Peeters met zijn boek Botanische revolutie. Aan de hand van de plantenleer van Charles Darwin (1809 – 1882) neemt de botanisch filosoof ons mee naar een wondere wereld die in niets onderdoet voor het dieren- en plantenrijk. Dat laatste zit hem in het onverwachte. In de vindingrijkheid die de plantenwereld aan de dag legt om zich voort te planten, te groeien en te overleven.

Tot voor kort was ook de schrijver van dit gepassioneerde boekje stekeblind. ‘Ik wist minder van planten dan de gemiddelde gorilla. (…) Al die groene pracht ging aan mij voorbij.’ Tot hem op een dag de besneeuwde takken van een libanonceder opvallen en er een klein straaltje licht doorsijpelt;  hij begint te zien. Niet enkel de planten zelf, ook het hiaat in de boekenkast wanneer het gaat om Darwinlectuur betreffende zijn botanische werkzaamheden. En dat terwijl Darwin zich toch de helft van zijn loopbaan in botanie heeft verdiept.

Een vooropgezet plan

Aan de basis van plantenblindheid staat de Griekse filosoof Aristoteles. Als een van de eersten onderneemt hij een poging de natuur te rangschikken. De onderste trap reserveert hij voor de levenloze materie. Slechts een treetje daarboven vertoeft het plantenrijk. Een rangschikking die in het Westen ruim tweeduizend jaar heersend blijft. Daarbij beziet Aristoteles – en velen daarna – de natuur als een harmonieus geheel, waarin een levend wezen bepakt is met een ingeboren plan. Alle organismen volgen via hun groeiproces deze vooropgezette weg naar hun uiteindelijk voltooiing.

Dat dit beeld prachtig aansluit bij de dominante plaats die religie eeuwenlang zal innemen, behoeft geen betoog. Zulke complexe organismen, die kunnen niet ‘zomaar’ zijn ontstaan, daar moet een opperwezen achter zitten met ongekend scheppende gaven die wij niet of nauwelijks kunnen bevatten. Tot halverwege de negentiende eeuw zijn de meeste biologen dan ook met name bezig om Gods plan te  doorgronden. Darwin is een van de eersten die tracht de biologie als wetenschap haar eigen plek te geven, los van geloof.

Filosofie en kunst

Samen met filosoof Wouter Oudemans publiceert Peeters al in 2014 het boek Plantaardig. Vegetatieve filosofie. Ook daarin wordt betoogd dat mens en plant dichter bij elkaar staan dan wij denken. Planten zijn even gewiekst als dieren en mensen om hun voortbestaan te waarborgen, kunnen even wreed zijn en hebben (vaak zeer subtiele) afweermechanismen ontwikkeld om gevaar te kunnen weerstaan. Een van de schitterendste voorbeelden komt van de bosooievaarsbek, waarvan de kroonbladeren aan de binnenkant en aan de randen met hele kleine, tere haartjes zijn bedekt. Onder deze haartjes bevinden zich de nectarklieren die zoetstof aanmaken. Om de zoetstof tegen verdunning van regenwater te beschermen wordt deze in speciale containers opgeslagen.

Het zijn deze feitjes die van Botanische revolutie een ontdekkingstocht maakt met Peeters als enthousiaste gids. De blinde en onwetende gorilla’s onder ons zullen van de ene verbazing in de andere vallen. Daarbij weet de schrijver botanie moeiteloos met filosofie en kunst te verbinden. Zo vertelt hij over de lange purperbloemen die Ophelia tijdens haar ongelukkige dood in Shakespeares Hamlet bij zich draagt. Lange tijd wist niemand welke bloem daarmee werd bedoeld; nu is duidelijk dat het om de mannetjesorchis gaat. Een orchideeënsoort die Darwin intensief heeft bestudeerd.

Al met al, wilt u genezen van uw plantenblindheid, dan is tweemaal daags een scheutje van Peeters’ boek zeer aan te raden.

Pique Dame
Muziek / Concert

Being Pjotr Iljitsj Tsjaikovski

recensie: Pique dame @ De Nationale Opera in Amsterdam
Pique Dame

Deze avond is alles Tsjaikovski, niet alleen de muziek maar ook de zangers en het koor. Stefan Herheim, regisseur van Tsjaikovski’s opera Pique Dame zet Tsjaikovski’s persoonlijke drama centraal en laat de mens achter de muziek zien, zodat de productie een filmisch kader krijgt. Wie ooit de film Being John Malkovich gezien heeft, kan de intentie van de Herheim beter volgen.

Ziel en zaligheid
Tsjaikovski ontvlamde niet meteen voor Poesjkins gelijknamige novelle toen zijn broer hem de tekst als materiaal voor een libretto voorlegde. Pas ruim een jaar later, in 1890, toen hij zwaar met zijn homoseksualiteit worstelde en zich verstoten dacht, verplaatste hij zich in Hermans niet vervulde liefde en het flirten met de dood. De om Herman alom aanwezige destructie oefende op Tsjaikovski zo een kracht uit dat hij binnen zes weken een volledige schets van de partituur naar de directeur van het Marijnski Theater stuurde. Hij voegde er een brief bij ”(…) ik heb mijn hele ziel en zaligheid in dit werk gelegd.” Nog hetzelfde jaar vond de première plaats.

Inkijkje
Stefan Herheim, regisseur, neemt Tsjaikovski’s affiniteit met Hermans onzuivere gevoelens als uitgangspunt en zet al in de eerste scène de toon: hij laat Tsjaikovski zien die een mannelijke prostitué (is dat Herman?) na een intieme act d’amour betaalt. Daarna wordt er een speeldoos, die een veelzeggende vogelkooi is, opgewonden en Mozarts Ein Mädchen oder Weibchen speelt de eerste sensuele gedachtes op. Als daarna de ouverture begint, blijft Tsjaikovski fysiek gedurende de gehele opera op het toneel. Herheim geeft alle mannelijke zangers, inclusief het koor, een uiterlijk van de componist himself en gunt het publiek een inkijkje in de duistere binnenwereld van Tsjaikovski.

Het lukt de regisseur meesterlijk het dilemma rondom homoseksualiteit van de componist samen te smelten met het libretto, door het gebruik van suggestieve vondsten. Zwarte engelen, zinnelijk trillende veren en wat minder subtiele, in het openbaar copulerende vogels sturen de kijker tussen de aria’s naar het hoofd van Tsjaikovsky. En als iemand het nog steeds niet begrepen heeft laat Herheim Catharina de Grote als travestiet opkomen.

Drie kaarten
Herman, die Misha Didyk wat geforceerd en een tikje te introvert vertolkt, ziet Lisa, zijn grote liefde die tot nu toe voor hem onbekend bleef: ze ontpopt zich als de verloofde van zijn vriend, vorst Jeletsky. Herman houdt voornamelijk van wat hij niet kan krijgen dus verklaart hij Lisa zijn onsterfelijke liefde. Maar die dooft al snel als Herman te weten komt dat Lisa’s oma de oude Gravin is. De Gravin – in deze productie zeer geloofwaardig vertolkt door Larissa Diadkova, een grande dame van het Marijnski Theater – vergokte in haar jonge jaren een fortuin dat ze met drie kaarten weer terugwon. Haar verschijnen zweept meteen Hermans emoties op: hij kan aan niets meer dan de dri karty (drie kaarten) denken. Hij gebruikt het meisje om bij de oude dame dichterbij te komen.

Als het hem eindelijk lukt haar te ontmoeten, schrikt de Gravin zich letterlijk van Herman dood. Jammerlijk wanhoopt hij over zijn lot, maar het werkt: al na een paar dagen, op een gure avond verschijnt hem de geest van de oude vrouw. Heeft ze nu medelijden met Herman of met Lisa? De drie, de zeven en de aas zijn de kaarten die altijd winnen, zegt ze, echter verbindt ze er de voorwaarde aan dat Herman Lisa zal huwen. In de tussentijd bezingt Lisa haar liefdesleed maar helaas: de bloedmooi ogende Svetlana Aksenova ontbreekt het aan hartstocht waardoor Lisa’s subtiele gevoelens niet genuanceerd genoeg uitkomen. Wanneer ze beslist zich in de St-Petersburgse rivier te storten, lijkt het meer op een rationele overweging dan op een desperate daad. Maakt niet uit want Herman trekt zich er weinig van aan en snelt naar de finale scène: het kaartspel.

De schoppenvrouw
Alexey Markov als graaf Tomski verschijnt weer op het podium en een thrill gaat door de zaal: ook in de finale akte is hij met afstand de beste zanger van de avond. Hij maakt deel uit van de vriendengroep die aan de kaartentafel plaatsneemt en het spel begint. Door het uitspelen van de drie en de zeven wint Herman de eerste twee ronden. Ongelukkigerwijze wordt hij overmoedig: hij zet alles op de aas. Zelfverzekerd legt hij de laatste kaart neer maar in plaats van de aas houdt hij de schoppenvrouw in zijn hand. Het gezicht op de kaart is duidelijk het gezicht van de Gravin. Deze teleurstelling kost hem zijn leven, hij grijpt naar een mes en steekt het desperaat in zijn borst. Alles is een spel, zelfs het leven.

Glas
Het klassieke decor ademt Rusland anno 1890, mooi zijn de glazen tranen die tijdens Lisa’s aria over twijfels en liefde subtiel naar beneden schuiven. Het immense koor, dat deze avond de sterren van de hemel zingt – een groot bravo voor koormeester Ching-Lien Wu – draagt met de grijze en zwarte kostuums op een subtiele manier bij. Slechts de fluorescente glazen die ze omhoog houden en vervolgens aan hun lippen zetten is te vaak herhaald.

De symboliek van het dodelijke, met cholerabacterie besmette water dat de componist fataal was, is al na de eerste keer duidelijk, tenzij Herheim op Tsjaikovski’s herhaaldelijke zelfmoordgedachten doelt. Het debuut van Christiaan Kuyvenhoven als pianist op het podium is ook zeker het opmerken waard. Maar de ultieme waarheid vertelt dirigent Mariss Jansons in deze voorstelling. Vanaf de eerste tot de laatste noot is zijn interpretatie niet te evenaren: vurig en vlammend transformeert hij samen met zijn vertrouwde Koninklijk Concertgebouworkest iedere muzikale nuance tot emotie en geeft de subtiele gelaagdheid van Tsjaikovski’s muziek op een pure en daarom zo schitterende manier weer. Vooral voor hem wil je de voorstelling na afloop al snel nog een keer zien!

Boeken / Non-fictie / Poezie

Donker maar verkwikkend

recensie: Ellen Deckwitz - Olijven moet je leren lezen. Een cursus genieten van poëzie.

De Nederlandse poëzie verkeert in een spagaat. Er wordt veel geschreven, maar weinig gelezen. Misverstanden en griezelige gedachten over poëzie liggen daar volgens Ellen Deckwitz aan ten grondslag. Ze wil Nederland gedichten leren lezen.

Op de kaft van het boek tref je de eerste poëzie al aan. Wie Olijven moet je leren lezen ziet, zal misschien eerst zijn wenkbrauwen fronsen. Als je begrijpt dat Deckwitz met die titel wil aangeven dat je gedichten moet leren lezen zoals je ooit olijven moest leren eten, heb je meteen de manier van denken te pakken die je bij deze stoomcursus poëzie nodig hebt.

Dichten en laten dichten

De steen vreest mij is de poëziebundel waarmee Deckwitz in 2011 debuteerde. Het leverde haar meteen de C. Buddingh’-prijs op. Daarvoor had ze al de Meander Dichtprijs en het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam gewonnen. Met Hoi Feest uit 2012 en De blanke gave uit 2015 timmerde ze verder aan de weg als dichter.

Deckwitz heeft eerder ook al geschreven over de dichtkunst in zijn algemeenheid. In Hoe word je een geweldige dichter helpt ze beginnelingen op weg in de wereld van de poëzieproductie. Later volgde een artikelenreeks voor de nrc.next. Het werd een “Eerste Hulp Bij Poëzie”, waarbij het benaderen en begrijpen van gedichten centraal stond. Die stukken zijn gebundeld en hier en daar aangevuld, met dit boek als resultaat.

Vragen en antwoorden

Het boek kent drieëntwintig hoofdstukken, waarvan de titels bijna allemaal met een vraagteken eindigen. Aan de hand van de vragen over poëzie waarmee Deckwitz altijd wordt geconfronteerd, probeert ze beginnende lezers wegwijs te maken in de wereld van gedichten. Enkele voorbeelden: waarom zeg je niet gewoon wat je bedoelt? Is vertaalde poëzie de moeite waard? Hoe ontstaat een gedicht? En wat is het nut van poëzie?

Fijn is dat Deckwitz niet alleen maar in abstracte zin over poëzie schrijft, maar ook minimaal één gedicht aan een hoofdstuk verbindt. Deckwitz gebruikt tal van recente Nederlandse gedichten daarvoor, maar laat ook vertaalde en veel oudere gedichten aan bod komen. Eveneens tot denken aanzettende illustraties van Jenna Arts voorzien de hoofdstukken van grafische ondersteuning. De combinatie van een gedicht, een illustratie en een hoofdstukthema werkt goed.

Aan hen die Olijven moet je leren lezen uit hebben en verlangen naar meer gedichten of andere boeken waarin over gedichten wordt geschreven, is ook gedacht. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een kader waarin relevante dichtbundels en publicaties worden aanbevolen. Deckwitz presenteert een behoorlijk compleet overzicht van de Nederlandse poëzie en geeft nieuwe liefhebbers tal van mogelijkheden om zich helemaal in de wereld van gedichten onder te dompelen.

Jonger dan Komrij

Wie puur naar de informatie in het boek kijkt, komt tot de conclusie dat veel van de beschreven zaken al eens elders zijn benoemd. Dat is echter geen groot probleem: de kracht van het boek zit in de benadering van de beschreven onderwerpen. Deckwitz schrijft hier voor een overwegend jong publiek en probeert poëzie voor hen inzichtelijk te maken.

Als het op poëziebesprekingen aankomt, zijn die van Gerrit Komrij waarschijnlijk het meest geprezen. Maar Komrij heeft nooit de zin ‘Heej ik haal even een tosti met salami yolo’ qua mythische potentie vergeleken met de regels ‘IJsland / een uitgestrekt doodsbed / mijn naam geborduurd / op een bevroren sloop’. Deckwitz doet dat wel.

De passie voor gedichten, de pakkende manier van schrijven en de frisse benadering van het onderwerp maken dit boek relevant. Dichtend Nederland mag blij zijn met Deckwitz. Net als haar gedichten is Olijven moet je leren lezen toegankelijk, maar niet kinderlijk eenvoudig. Poëzie wordt begrijpelijker gemaakt, maar ook niet te begrijpelijk. Want poëzie zonder een sprankje mystiek, is geen poëzie meer. Of zoals Deckwitz zelf schrijft: “je bezighouden met poëzie is soms een duik in donker maar verkwikkend water”.