Theater / Voorstelling

De liefde als slagveld en thuisfront

recensie: Toneelgroep Oostpool - Demonen

Na Een soort Hades van Theater Utrecht van vorig jaar wordt dit seizoen weer Lars Noréns bekende Demonen opgevoerd. En hoe. Deze versie van Toneelgroep Oostpool speelt een complex en prikkelend spel met de intimiteit, kwetsbaarheid en eenzaamheid van de personages, die steeds meer uit elkaar vallen.

Nog voordat er een woord is gezegd, weet je dat het geen vrolijke bedoeling wordt. De huiskamer waarin Demonen zich afspeelt is een bijna volledig lege installatie van metaal en glas waarvan de vloer en het plafond samenkomen. De personages worden van alle kanten bekeken en buiten hun glazen ‘wereldje’ bevindt zich de rest van het toneel, dat leeg en donker is. Dan begint er een klok te tikken, steeds intenser, en weet je: dit kan niet goed gaan.

demonen1Die gedachte wordt bevestigd wanneer de personages opkomen. Frank (Daan Schuurmans) komt thuis met de urn van zijn moeder. Zijn vrouw Katrina (Kirsten Mulder) heeft zin in een leuke avond. Ze nodigen hun buren uit. Jenna en Tomas, respectievelijk gespeeld door Mariana Aparicio Torres en Rick Paul van Mulligen, willen graag hun gezinsleven voor een avond ontvluchten. Al gauw blijken beide huwelijken op losse schroeven staan. Alle personages zijn gemarkeerd met een rode kleurstof – Franks handen, Katrina’s knieën, Jenna’s borst en bovenbenen, die ze tevergeefs probeert te bedekken, en Tomas’ gezicht – waardoor duidelijk wordt dat ze al langer verwikkeld zijn in de strijd van het huwelijk. Desalniettemin proberen de echtparen aanvankelijk de schijn op te houden en gedragen zich conform de conventies van het stereotype huwelijk. Ze houden de handen van geliefde vast en zeggen lieve woorden tegen elkaar, maar dit klinkt erg gedicteerd. Bovendien kunnen ze het al gauw niet laten om een nare opmerking naar hun partner te maken. De drank vloeit en de sfeer wordt steeds grimmiger, tot de personages en hun glazen wereld letterlijk en figuurlijk openbreken.

Een prachtige tekst vol subtiele details

Qua plot doet Demonen erg denken aan Who’s afraid of Virginia Woolf van Edward Albee, maar dat wil niet zeggen dat Noréns stuk er ondergeschikt aan is. De tekst is prachtig. Het zit vol subtiele details waarin zowel de duistere als de kwetsbare kant van de personages naar boven komt, zoals wanneer Jenna eerst zegt dat ze erg moe is van het opvoeden van haar kinderen en vervolgens opbiecht dat ze haar kind al twee keer heeft laten vallen. Of zoals wanneer beide echtparen hun buren gebruiken om hun partner te kwetsen. Zo komen Katrina en Tomas steeds meer tot elkaar, maar waar Tomas daadwerkelijk naar Katrina verlangt, gebruikt Katrina Tomas vooral om aan de ene kant Frank te kwetsen, maar tegelijkertijd om zich met Frank te kunnen verzoenen.

demonen2Beide huwelijken zitten weliswaar in hetzelfde schuitje, toch gaat iedereen er op een unieke manier mee om. Dat is vooral te danken aan de regisseur en de acteurs, die stuk voor stuk liefde, haat en humor op overtuigende wijze met elkaar combineren. Zo intrigeert Kirsten Mulder als een droogkomische, maar kwetsbare Katarina, zet Daan Schuurmans een interessante Frank neer, die eerst alles probeert weg te lachen en je vervolgens raakt door zijn oprechtheid, brengt Mariana Aparicio Torres een oververmoeide en bijna kinderlijke Jenna naar boven en fascineert Van Mulligen vanwege zijn gepreoccupeerde karakter.

Zo is Demonen een voorstelling die beklijft, niet alleen vanwege de mooie tekst, maar ook vanwege de acteurs en enscenering die diepe, menselijke emoties blootstellen.

Film / Films

Nestblijver saboteert familiediner

recensie: Prejudice (dvd)

Steeds meer jongeren blijven langer thuiswonen. Lekker makkelijk. Het eten staat klaar, je was wordt gedaan. De tijd dat ouders vooral je vrijheid beperkten ligt al even achter ons. In de Belgische film Prejudice zien we ook zo’n nestblijver.

Cédric (Thomas Blanchard) is 32 jaar. Hij is geobsedeerd door Oostenrijk, luistert naar jodelmuziek en bouwt aan een landkaart. Zijn grote wens is om op reis te gaan naar het Alpenland. Ondertussen leggen zijn bemiddelde ouders hem in de watten. Dat er een steekje los zit aan Cédric wordt al snel duidelijk. Maar, de jonge Belgische regisseur Antoine Cuypers laat mooi in het midden waar het aan schort. Zijn bed is voorzien van dwangbanden, zijn kamerdeur kan alleen van buiten op slot en zijn familie vertrouwt hem niet met kleine kinderen. Tegelijkertijd stellen zijn ouders zich steeds zorgzaam en begripvol op en bedelven ze hem onder pseudo-liefde.

Het diner

Dat kan natuurlijk niet goed gaan. Tijdens een gezamenlijk familiediner explodeert de boel. Cédrics zus kondigt een zwangerschap aan, waarna Cédric zijn familie het bloed onder de nagels vandaan haalt door zich beledigend en kinderachtig op te stellen. Hij buit zijn positie van buitenbeentje genadeloos uit. Het is een klassieke situatie die we kennen uit Festen, een bijna documentair realistisch verslag van een familieruzie. Maar regisseur Cuypers pakt het theatraler aan. Door middel van een suggestieve cameravoering en een bijna kunstmatige setting – een duister landhuis, een apocalyptische onweersbui en een donker sprookjesbos – voert hij het naderende gevoel van onheil vaardig op, zonder dat er sprake is van een duidelijk plot.

Acteursfilm

Prejudice is vooral een acteursfilm waarin de spelers zich uit kunnen leven op onderhuidse spanningen. Voor een debutant heeft Cuypers de beschikking over niet de minste spelers. Blanchard is een gelauwerd theateracteur, Ariane Lebed, die de zus speelt, viel eerder op in The lobster, moeder Nathalie Baye kennen we uit Laurence Anyways. Daarnaast zien we zowaar de oude rocker en TC-Matic-frontman Arno Hintjes in de rol van ambivalente vader.
De Engelse dichter Philip Larkin wist het al:

They fuck you up, your mum and dad,
they may not mean to, but they do.
They fill you with the faults they had
and add some extra, just for you.

Cuypers laat in Prejudice een treffend staaltje zien van de vernietigende kracht van families. Een ijzersterke debuutfilm.

Boeken / Non-fictie

Leren van hoe het moest

recensie: Vittorio Busato, Willem Koops, Mineke van Essen - Zeven grondleggers van de onderwijskunde

In Zeven grondleggers van de onderwijskunde wordt precies uiteengezet wat de titel belooft, namelijk het leven en denken van zeven grondleggers van de onderwijskunde. Het merendeel van de ideeën die we aantreffen in het boek is volstrekt achterhaald, maar dat is een goed teken. Het geeft immers aan hoe snel de onderwijswetenschap zich ontwikkelt.

Als je niets met onderwijskunde hebt, is het logisch dat je nog nooit gehoord hebt van de grondleggers van deze wetenschap. De kans is echter aanzienlijk dat dit ook het geval is wanneer je wie wel iets met onderwijs van doen hebt. Dit boek probeert daar verandering in te brengen en ons mee te voeren in het denken en leven van onder andere Berend Brugsma, Philip Idenburg en Frans Prins. Dat is geen gemakkelijke opgave, want de kost die het probeert over te brengen is van enorme droogte.

Wat ook niet helpt is dat de onderwijskunde bepaald niet zo spannend is als de psychologie, of zo concreet verweven in de dagelijkse praktijk als de pedagogiek. Het ogenschijnlijk gebrekkige succes van die onderwijskunde, waar bij menigeen het idee bestaat dat ze met theoretische noviteiten vooral de praktische docent in de weg zit, schoolbobo’s het hoofd op hol jaagt, de succesvolle mavo en MTS de nek om heeft gedraaid en bureaucratie niet bepaald schroomt, maakt dat de wetenschap nog een lange tijd nodig heeft zich te bewijzen als echte meerwaarde. Iets wat in het boek zelf ook erkend wordt.

Jonge wetenschap

De onderwijskunde is één van die laatste wetenschappen die zich heeft geëvolueerd uit de sociale wetenschappen tot zelfstandige tak. Pas sinds 1983 is het een afzonderlijke, interdisciplinaire studierichting. Onderzoek naar onderwijs bestaat echter al veel langer. Want wie gelooft dat onderwijs een eenvoudige zaak is waarbij het gaat om het overbrengen van kennis, vergist zich schromelijk. Kern-, school- en leerdoelen, didactische evaluaties, activerende werkvormen, het leren leren, probleem gestuurd denken en handelen, dynamische affectieve leerprocessen, klassenklimaat en systematische kwaliteitszorg; het maakt allemaal onderdeel uit van het complexe proces van kennisoverdracht of ligt er aan ten grondslag.

De zeven

Berend Brugsma (1797-1868), de ‘nestor van de schoolpedagogiek’ waar het boek mee opent, heeft op het belang gewezen van de vorming van verstandelijke vermogens en het begrijpend lezen. Volgens de auteurs een miskend onderwijskundig pionier, die pas heden ten dage juist op waarde wordt geschat. Philip Idenburg (1901-1995) was naast een onderwijsgeneralist ook statisticus, en pleitbezorger voor een constructieve onderwijspolitiek waarbij het onderwijs nadrukkelijk moest worden ingezet voor maatschappelijke doelen als gelijkheid en weerbaarheid. De controversiële socialist Hans Freudental (1905-1990) wordt in verband gebracht met realistisch wiskunde-onderwijs ‘waar we wat aan hebben’, en had een buitengewoon vertrouwen in de mogelijkheid om leerlingen te leren denken in het belang van een betere wereld. Frans Prins (1907-1993), wereldverbeteraar en de man die zich vanuit de lagere sociale klasse wist op te werken tot hoogleraar, stelde zijn leven in het teken van de vraag hoe kinderen het beste in staat waren om te leren. Didactiek en onderwijsverbetering vanuit de psychologie van het denken vormden daarop het antwoord. De nog levende Johan van Hulst (1911-), onderwijseclecticus en vertegenwoordiger van de geesteswetenschappelijke pedagogiek vanuit de Bijbelse openbaring staat bekend als de grootste pleitbezorger van het christelijk onderwijs in Nederland. Van Hulst laat ergens denken aan John Henry Newman wanneer hij zijn ergernis uitdrukt dat God uit de collegezalen van de hedendaagse universitaire pedagogiek is verbannen. Leon van Gelder (1913-1981) bekritiseert het Nederlands onderwijssysteem waarin veel te vroeg veel te bepalende keuzes moeten worden gemaakt door het jonge kind, met allerlei ongelijkheid als gevolg. Als pleitbezorger voor de middenschool (een schooltype zonder splitsing in studierichting gelijk al na  het basisonderwijs, met ene nadruk op creatieve en sociale vorming). En tenslotte is er nog de vriendelijke Carel van Parreren (1920-1991), de invloedrijke psycholoog die met zijn Psychologie van het leren het hele terrein vernieuwde, zich verdiepte in de grote Russische psychologen en hun denken toegankelijk maakte in Nederland en een man die bijzondere aandacht gaf aan de studie omtrent kinderen met leerproblemen.

Dit boek is het vierde deel van een meerdelige reeks over pioniers van de academische psychologie, pedagogiek en onderwijskunde. Helaas treffen we geen Jan Ligthart of Kees Boeke aan, figuren die zeker tot de verbeelding spreken als het gaat om onderwijsvernieuwing. Van de genoemde vernieuwers zijn hoogstwaarschijnlijk alleen Leon van Gelder en Carel van Parreren inhoudelijk niet helemaal onder het stof verdwenen. Hoelang het duurt voordat dit boek onder het stof is verdwenen valt niet te zeggen. Het is zakelijk goed geschreven, maar alleen de echte onderwijsliefhebber met een bijzonder gevoel voor geschiedenis lijkt ermee te plezieren.

 

Anna Woltz
Boeken / Interview
special: Interview Anna Woltz
Anna Woltz

Een volwassen kinderboek

De Utrechtse schrijver Anna Woltz won vorige week met ‘Gips’ de Gouden Griffel voor het beste kinderboek van 2015: “Ik heb spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Naast alle media-aandacht voor deze prijs is er ook nog de Kinderboekenweek. Tussen een televisieoptreden bij ‘Koffietijd’ en het signeren in een Rotterdamse boekenwinkel door is er net even tijd voor een gesprek: “Ja, het is behoorlijk hectisch nu: ook zonder het winnen van de Gouden Griffel is de Kinderboekenweek toch al een marathon van optredens in boekhandels, bibliotheken en scholen,” zegt Woltz terwijl ze een vluchtige hap neemt van haar lunch. Het winnen van de Gouden Griffel geeft dan wel vleugels: “Daar had ik echt totaal geen rekening mee gehouden. De concurrentie was heel groot en de lijst van schrijvers die de Griffel eerder heeft gewonnen is indrukwekkend. Ik heb letterlijk spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Inlevingsvermogen

De Utrechtse won de prestigieuze boekenprijs voor haar kinderroman ‘Gips’, waarin de twaalfjarige Fitz besluit om nooit meer verliefd te worden na de scheiding van haar ouders. Wanneer ze obstinaat door de gangen van het ziekenhuis doolt waar haar jongere zus geopereerd moet worden, en ze de vijftienjarige, puberstoere Adam ontmoet, begint ze te twijfelen over dat voornemen. In rake zinnen, met de nodige humor en veel inlevingsvermogen typeert Woltz de omslag die – op een en dezelfde dag – plaatsvindt in het hoofd van Fitz. De schrijfster wordt soms haar eigen personage, zo zegt ze: “Ik leef me zo in dat ik een half jaar zelf het gevoel heb gehad dat mijn ouders een week geleden waren gescheiden. Ze zijn nog steeds gelukkig bij elkaar.” De talrijke geestige anekdotes en dialogen geven lucht aan het verhaal: “Een ziekenhuis, operaties, een echtscheiding: het is al zwaar genoeg allemaal. Door de humor hou je toch een goed gevoel aan over aan ‘Gips’.”

Zelf ervaren

Het idee over een ziekenhuis als decor ontstond toen de zus van Woltz wekelijks spannende verhalen opdiste over haar eigen praktijkervaring: “Ze is chirurg in opleiding en vertelde me doodenge, bloederige verhalen over de meest fantastische operaties.” Het inspireerde Woltz (“Zelf ben ik ook wel een beetje gefascineerd door bloed”) tot het schrijven van het bekroonde kinderboek. Een dag en een nacht liep ze met haar zus mee in het ziekenhuis om zelf te ervaren hoe het er binnen uitzag, voelde en rook: “Ik kreeg zelfs een witte jas aan en patiënten kwamen naar me toe om dingen te vragen. Dan zei ik: “Ik werk hier nog niet zo lang.” Ja, dat zou Fitz ook gezegd kunnen hebben, haha.”

Griezelen

De in Londen geboren 34-jarige Woltz schreef intussen al zo’n twintig kinderboeken: “Kinderen zijn geweldige hoofdpersonages: ze maken alles voor de eerste keer mee. De verliefdheid van een twaalfjarige bijvoorbeeld: iedereen weet hoe dat voelt. Voor de vijfde keer verliefd zijn is al een stuk minder interessant.” Dat haar verhaal ook enkele nogal bloederige operatiescènes bevat schrikt kinderen vast niet af: “Die houden er juist van om te griezelen. Als ik de passage voorlees over het verlies van een vingertopje kijken ze me stralend aan en roepen tegelijkertijd: “oeh oeh oeh”. Maar ze willen wel dat ik doorlees.”

Enigszins jammer vindt de schrijfster het wel dat ze zelf nooit in het gips heeft mogen rondlopen: “Ik heb er altijd een fascinatie voor gehad: Als vroeger een kind in mijn klas een gebroken arm had was ik altijd stikjaloers. Zes weken lang vraagt iedereen wat er aan de hand is en je krijgt overal handtekeningen.”

Muziek / Interview
special: Interview met Gerhardt

Zwijmelen zonder gêne

Terwijl er een herfststorm uitbreekt, schuil ik met Gerhardt onder een afdakje. Met een sigaret tussen zijn lippen, kijkt hij mij van onder de rand van zijn hoed aan. Als ik gerookt had, stak hij nu ongetwijfeld galant mijn sigaret aan met een Zippo. Voor mij was een gesprek aan een tafeltje onder LED-lampen genoeg, maar nee, voor Gerhardt kan zelfs een interview niet romantisch genoeg zijn.

Zijn album What Lovers Do is doordrenkt met eenzelfde soort romantiek. Het is de derde soloplaat van artiest Gerhardt Heusinkveld, bekend van onder andere het Pauperparadijs en Beans & Fatback. De romantische sfeer die Gerhardt met zijn plaat neerzet is zo een die je niet snel meer tegenkomt, wellicht in een film met Humphrey Bogart, of in het wonderbaarlijke geval van Gerhardt op een rommelmarkt in Groningen.

Mijn hele leven koop ik al oude troep: banden, lp’s; het liefst waar geen etiket op zit. Toen ik weer zo’n random tape kocht en hem beluisterde op oude bandrecorder, hoorde ik een man die daarop vertelt over zijn leven. Ooit had hij een vrouw gekend, er een wilde nacht mee beleefd en dacht:  ‘Dit is haar, eindelijk’. De volgende ochtend was ze verdwenen… Jaren blijft hij met haar bezig. Hij zegt tegen mensen hoe ze er uit ziet, vraagt hen haar te zeggen dat hij nog steeds aan haar denkt. Hij blijft zoeken tot hij haar gevonden heeft, maar dan valt het enorm tegen. Dat confronteert hem met de vraag: “Als zij niet mijn grote muze is, wie is het dan wel?” Ergens op die band zegt de man ‘Men zegt weleens dat de liefde de toestand is waarin de mensen de dingen het meest zien zoals ze niet zijn.’ Het is een verbasterde uitspraak van Nietzsche, maar dat was voor mij de trigger om vanuit dit verhaal liedjes te schrijven. Het begin van What Lovers Do.

Voor zo’n bijzonder verhaal volstaat een albumpresentatie in een underground club niet. Gerhardt kiest voor een intiemere en meer magische plek: het theater. Op 10 oktober speelt hij nergens minder dan in de sfeervolle Kleine Komedie, maar voor de try-out is er eerst de knusse locatie de Boerderij in Huizen. Ik mocht een dagje mee op tour en voel me “almost famous”. We vertrekken vanaf Amsterdam in een bus waar de muziekinstrumenten als tetris-stukken in elkaar zijn geschoven. Terwijl Sinatra uit de speakers schalt, neemt Gerhardt regelmatig een stukje stoep of berm mee. Wanneer hij zijn stijf gestreken pak voor de zijspiegel wegneemt, voelt het iets veiliger, maar wel minder rock ’n roll.

Met What Lovers Do wilde Gerhardt het soort plaat maken die hij zelf eindeloos zou kunnen luisteren. ‘Mijn hele leven luister ik al naar jaren veertig- en jaren vijftigmuziek. Wat je maakte is toch een verwerking van datgene wat je altijd tot je neemt. Voor mij is dit echt mijn state of being, dit voelt het meest natuurlijk. Ik ben op ‘What Lovers Do’ niet ‘Fifties’ na gaan doen. Het is fifties anno nu. Vroeger had je óf doo-wop  óf rock ’n roll. Ik heb overal elementen uitgehaald en daar een nieuwe blend van gemaakt.’

De bus zit vol met muzikanten die nog een beetje moeten bijkomen van Gerhardts keus om in de theatersetting te spelen. ‘We zitten dus echt bijna op het publiek, hè. Best wel eng!’ Het overgrote deel van zijn band kennen we als het ruigere Beans & Fatback. Voor Gerhardt komt het theater echter als een logische keus.

‘Ik merkte wel als ik optrad dat er een soort verwachtingspatroon ontstaat. Als je naar een liveband gaat, dan word je helemaal kapot gemaakt, je kunt terechtkomen in een uitzinnige menigte die met liters bier gaat gooien. Te gek natuurlijk, maar stel dat ik in zo’n club met een poëziebundel een nummer in wil leiden dan is de aandacht al weg. Ik hou heel erg van verhalen en ja, dat zou ik dus niet in een club kunnen doen. Dus met dit verhaal ontstond vanzelf het idee: ik wil die theaters in. En here we are. Drie jaar later.’ 

Gerhardt zet de stap naar het theater niet alleen, maar werkt samen met een van de grootste acteurs die Nederland ooit gekend heeft. De man waar zelfs ik een beetje zenuwachtig van werd: niemand minder dan Peter Faber!  Maar wanneer die iets later binnenkomt met een vrolijk rood petje en ons gefrituurde sushi aanbiedt,  ontspan ik volledig. Zijn soundcheck is een performance op zich, met feilloze dictie spreekt hij de meest lastige tongbrekers uit, net zo lang tot zijn microfoon precies de juiste sterkte en galm heeft. Geloof het of niet: Gerhardt strikte Peter Faber met slechts één telefoontje voor de klus.

johi_whatloversdo_001‘In de voorstelling speel ik de man van de dagboeken in zijn jonge jaren, eager en nog vol met plannen, maar ik wilde nog een “oudere ik” die in de voorstelling aan de tapespeler te zien is. Toen zei iemand ‘Maar Peter Faber joh. Dat is ‘em. Die moet je gewoon bellen’. Dat heb ik gedaan. Vervolgens sprak ik hem en zei hij: ‘Kom, we gaan effe een peukie doen’. Daar stonden we dan onder zo’n afdakje in de regen. Ik was natuurlijk fucking zenuwachtig. Ik vroeg aan hem: ‘Wil je het nou doen?’. Zegt ie ‘Natuurlijk, pik! Dat heb ik je toch net ook al gezegd.’

Na de soundcheck vervallen de artiesten ieder in eigen rituelen. De een maakt wat zenuwachtige sprongetjes, de ander rookt nóg een sigaret, maar Peter Faber is er zo een die met al zijn ervaring voor de show nog in alle een dutje doet. Gerhardt heeft in zijn uiterlijk wel iets weg heeft van een jonge Faber; misschien helpt zijn klassieke kledingstijl ook iets mee.

‘In de jaren vijftig had je een meer mysterieuze afstand tussen een man en een vrouw. De vrouw verleidelijk gekleed, de man in pak. Als je haar wilde ontmoeten, moest je onder een lantaarnpaal staan of bij de kerk. Als ze dan voorbij kwam, liep je een beetje mee en als je geluk had, dan kreeg je haar telefoonnummer of haar adres en kon je aanbellen. Ik vind dat praktische wel mooi. Nu kan je je altijd makkelijk verschuilen achter een foto met filter of achter een mooi opgetuigd Facebookprofiel. In de jaren vijftig kon je je nergens achter verschuilen en was het meer “what you see is what you get”. Dat trekt mij heel erg aan. Op ons podium is bijvoorbeeld ook alles te zien. We maken het niet mooier dan het is. Het gaat echt om het verhaal en dat is iets wat ik mooi vind aan de jaren vijftig. Als je in de kroeg zat, dan ging je verhalen vertellen. Nu is het allemaal veel meer opsmuk, maar ik wil niet zo’n sukkel zijn die zegt dat het vroeger beter was. Ik bedoel: vrouwen hadden bijvoorbeeld helemaal niks te zeggen.’

Bij de ingang groeten Gerhardt en Faber de verschillende gasten. Toegankelijk, galant en warm. Hoewel ze nog in de try-out-fase zitten, is voor Gerhardt zijn missie duidelijk: de mensen moeten verliefder naar huis gaan dan dat ze kwamen.

‘Wanneer heb je het eens een keer ongegeneerd anderhalf uur over de liefde? Dat is bijna not done. Zet vandaag vier keer iets over liefde op Facebook en iedereen zegt:’ Wat ben jij voor een weekdier! We speelden de voorstelling afgelopen vrijdag in Antwerpen en toen was er een vrouw die zei na afloop: ‘We blijven niet te lang hangen.”’Met ondeugende glunderogen imiteert Gerhardt een Vlaamse dame: ‘Alee, we zijn keiromantisch geworden, dus we gaan lekker thuis vrijen met elkaar.’ Te gek!’

Gerhardts muziek raakt mensen (gelukkig) ook nog op andere manieren.

‘Een andere man was helemaal ontroerd. Hij zei: ‘Het heeft me echt aan het denken gezet hoe ik om ga met de liefde. Kennelijk is die er altijd, maar ik doe allemaal dingen waardoor ik er steeds verder van af raak.’ Dat vind ik zo mooi: wij geven geen antwoorden, maar we inspireren. De voorstelling is niet belerend, we hebben het over wat liefde zou kunnen zijn. Maar maak je geen zorgen: de voorstelling is niet alleen maar zoetsappig, er zit ook gevaar in en femme fatales. Het is gewoon rock ’n roll en liefde.’

Gerhardt gaat met What Lovers Do op maandag 10 oktober in de Kleine Komedie in première. Gelukkig kunnen we al iets eerder ongegeneerd thuis zwijmelen bij de plaat die op 9 oktober uitkomt. Vol met Rock n Roll, maar vooral ook met heel veel liefde. Zak niet weg in melancholie, want al lijkt het misschien de romantiek van de fifties, het is gewoon 2016. Ook nu kunnen we nog steeds onder een afdakje schuilen voor de regen, met of zonder sigaret.

Theater / Voorstelling

Een onmogelijke zoektocht

recensie: Laura van Dolron - WIJ

Stand-up filosofie is het zelf ontwikkelde genre dat Laura van Dolron in het theater beoefent. Ze spreekt haar publiek toe, zoals een stand-up komiek zijn publiek toespreekt: anekdotisch en in directe vorm. Bij Van Dolron ligt echter niet de grap, maar de filosofie centraal. Dit levert maatschappelijk betrokken theater op. Van Dolrons stukken laten zich het beste kijken als theatraal opgevoerde redevoeringen.

In WIJ wil Van Dolron een analyse leveren over wie wij zijn. Met ‘wij’ doelt Van Dolron op de moderne West-Europeaan. Deze analyse wil ze geven voor haar dochtertje van anderhalf die staat te springen om mee te doen in de grote-mensen-wereld. Maar wat is die grote-mensen-wereld en wie zijn die ‘wij’ waar haar dochter zo graag bij wil horen? Van Dolron wil met een enthousiasmerend verhaal komen. Van Dolrons schets van onze maatschappij is echter weinig opbeurend. De moderne westerling gaat op de pijnbank: we leven in saaie tijden, waarin we niks mee maken, hebben geen enkele compassie met de ellende buiten onze wereld, geloven nergens meer in en zijn vooral bezig met Facebook en oppervlakkige televisieprogramma’s. Van Dolron stelt vast dat de huidige politici wel in hun handjes zullen knijpen met zo’n passieve en aan elk idealisme ontbrekende bevolking.

wij-laura-van-dolron-kamerich-budwilowitz-eyes2_6In haar kritiek kan de actuele vluchtelingenproblematiek natuurlijk niet ontbreken. Van vluchtelingen verlangen we dat ze zo snel mogelijk integreren. Maar integreren waarin? Als we integratie eisen van migranten, dan hebben we – net als voor onze kinderen – wederom een enthousiasmerend verhaal nodig om die integratie aanlokkelijk te maken, stelt Van Dolron. Maar in haar betoog lijkt ze ook veel te missen.  Het gegeven dat vluchtelingen massaal hierheen komen en niet andersom, doet mij namelijk vermoeden dat het met dat enthousiasmerende verhaal wel goed zit. Vormen de idealen van vrede en vrijheid niet ons enthousiasmerende verhaal? Hoe dan ook weigert Van Dolron onze identiteit in die waardes vast te leggen.

Geen plaats voor populisten

wij-laura-van-dolron-kamerich-budwilowitz-eyes2_-19Van Dolrons betoog wordt duisterder wanneer ze bij politiek populisme aankomt. Van nee-stemmers op referenda en Wilders-aanhangers mogen we ons wel eens wat minder aan gaan trekken. Zij snappen namelijk toch niet hoe genuanceerd de wereld in elkaar steekt. Om hen buiten het politieke discours te houden zou er een stem-examen ingevoerd kunnen worden waar met een paar simpele vragen iemands intelligentie wordt gecheckt. Natuurlijk bedrijft Van Dolron theater, maar wel oprecht politiek theater. Van ironie is naar mijn weten geen sprake. Daarom is het gerechtvaardigd om kritisch op Van Dolrons antidemocratische ideeën te zijn. Totalitarisme lijkt me namelijk niet het enthousiasmerende verhaal waar we naar zoeken, daar vlucht men nu juist van weg.

Van Dolron stelt terecht vast dat wanneer je algemene kenmerken wil toeschrijven aan een groep mensen – in dit geval ons – je altijd individuen kunt vinden voor wie die kenmerken niet opgaan. In die zin is een analyse geven van wie wij zijn onbegonnen werk. Van Dolron is zich hiervan bewust en erkent dat ze ‘Ons’ niet gevonden heeft. Ze heeft gezocht naar een enthousiasmerend verhaal maar levert een ernstige kritiek op ‘Ons’. Bij vlagen sterk, maar ik vraag mij af of het niet uiteindelijk alleen  maar overtuigend is voor mensen die het toch al met Van Dolron eens waren.

orgel
Boeken / Non-fictie

Over klassieke muziek voor oud, jong, rijp en groen

recensie: Merlijn Kerkhof - Alles begint bij Bach
orgel

Het is niet gering: de pas dertigjarige Merlijn Kerkhof gaat je vertellen ‘wat je moet weten over klassieke muziek’, zoals de ondertitel luidt van Alles begint bij Bach. Het is het eerste boek van deze schrijver, journalist en dagbladmuziekcriticus, en meteen een welluidend schot in de roos.

Klassieke muziek lijkt vooral het domein van oudere generaties. Jongeren hebben het te druk met heel ander vermaak. Toch wordt er op de conservatoria nog veel afgestudeerd. Op de tv draaft aardig wat jong volk op om sterren van de hemel te spelen en er liefdevol over te praten. Soms zijn er op ongebruikelijke locaties concerten met veel jeugdig publiek, zoals niet lang geleden een Scriabin Recital door de jonge Helena Basilova in een loods met zinnige lichteffecten.

Verrassend

Er is waarschijnlijk nog hoop, zeker als je ‘de Kerkhof’ tot je neemt. Hij wijkt af van zijn collega-wegwijzers die in opsommende brokken de muziekgeschiedenis doornemen met geijkte informatie en een iets te hoog muziektheoretisch gehalte. Kerkhof zet in dertig hoofdstukjes een consistente lijn uit: zijn persoonlijk getoonzette betoog is steeds even interessant als relevant en kan ook de gevorderde lezer verrassen. Musici en hun muziek plaatst hij organisch in de Umwelt van hun tijdsgewricht. In een chronologische tijdlijn zet hij stapjes achter- en voorwaarts om ontwikkelingen in hun langere duur te volgen. Hij begint weliswaar bij Bach (nu eenmaal de allergrootste), maar gelukkig doet hij halverwege ook de Middeleeuwen en Renaissance in twee hoofdstukjes aan. Hij vat zo behendig samen dat je toch een compleet verhaal lijkt te lezen.

Dit ‘leerboek’ is niet alleen door de opbouw, maar vooral ook door de schrijfstijl een open boek. Een bron van Kerkhof is The Rest is Noise van Alex Ross, ‘een soeverein analyticus, maar bovenal een bevlogen verteller die liefdevol en genuanceerd schrijft over de muziek waarvan hij houdt. Dat is ook wat ik heb beoogd te doen’. Kerkhof lijkt rechtstreeks tegen je te praten, maar zeker niet als een bovenmeester tegen zijn pupillen. In het enkele geval dat hij een vakterm gebruikt wordt deze tussen haakjes simpel uitgelegd.

Zelfontplooiing

Kerkhof schrijft dat ene Carl Friedrich Zelter, de muziekdocent die zijn Bachliefde op zijn leerling Mendelssohn overbracht, voor de zelfontplooiing (Bildung) de rol van muziek van groot belang vond: het volk kon zich verheffen door middel van het bestuderen en zingen van muziek. Zangverenigingen schoten als paddenstoelen uit de grond en ook grote componisten waren niet te beroerd om die van koormuziek te voorzien.

Kerkhof zit met zijn boek in die voetsporen. Muziekonderwijs wordt op de middelbare scholen niet of nauwelijks meer gegeven. De desbetreffende minister zou Alles begint bij Bach in de bovenbouw gratis uit moeten delen, misschien voor de symbolische prijs van een paar euro. Dan komt het allemaal wel goed met de erfenis van de klassieke muziek.

harmens-pfeijffer
Boeken / Poezie

‘Het stuwen van de onderstroom’

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer & Erik Jan Harmens - Duetten
harmens-pfeijffer

Twee bevriende dichters vinden elkaar in een uitwisseling van e-mails. De een schrijft een paar regels, de ander vult aan, en vice versa. Er wordt niet gesproken over onderwerp, concept of uitkomst: de onregelmatige samenzang heeft als resultaat de verrassende poëziebundel Duetten.

Erik Jan Harmens en Ilja Leonard Pfeijffer hebben elkaar een jaar lang bestookt met voorzetten in tekst die direct weer een reactie van de ander opriepen. De spontane dichtvorm – waarin volgens het naschrift niet is gecorrigeerd – heeft geleid tot een dertigtal duetten die in willekeurige volgorde in de bundel zijn geplaatst. In een afwisselende reeks strofes komen tal van onderwerpen aan de orde, maar is het vooral het verschil in stijl en weergave dat voor een opmerkelijke dynamiek zorgt.

Drankzucht

Pfeijffer schrijft in zijn bekende dubbelrijm – of gepaard rijm – waarmee hij ook zijn uit alexandrijnen opgebouwde bundel Idyllen heeft ingekleed. In een strak regime, overladen met enjambementen om de klank te kunnen beheersen, vormt hij een lyrische basis voor de thema’s die aangestipt worden. Harmens is veelal de frivole inkopper die een voorzet van Pfeijffer op sublieme wijze weet te verzilveren. Hij is vrij in zijn vorm, experimenteert er lustig op los en koppelt binnenrijm en alliteratie aan een opmerkelijke scherpzinnigheid.

De duetten handelen over het dichterschap, over voordragen voor publiek, over vriendschap, liefde, social media, straatcultuur, geweld en terrorisme. Natuurlijk komt ook de drankzucht voorbij, waarmee beide dichters een hechte verbintenis hebben gehad en waarvan de verleiding nog altijd op de loer blijkt te liggen. Pfeijffer speelt de advocaat van de duivel: ‘Dus waarom zwicht je niet? Ik ken je al zo lang./ We hebben zoveel schuim beleefd dankzij je hang/ naar mij en naar mijn bitter romige verzachten’. Harmens hoopt op steun van zijn compaan: ‘dim het licht tot het donker is, fade uit tot de funk verstomt/ land in zicht rond sint juttemis, ik groeide tot ik kromp/ weet je zeker dat je me dragen kan, mij topzware westmalleman’.

Consumptiebonnen

Een dramatische scène op de luchthaven, Pfeijffer schetst de schokkende situatie: ‘En toen ik bij de juiste incheckbalie stond/ met springstof en een sissend lontje uit mijn kont’, waarop Harmens zijn regels naar een ander niveau tilt, in een taal die meer omfloerst is en daardoor de werkelijkheid nog intenser weergeeft:

beef om bevroren bewakingsbeeld
hier ben ik nog heel
nog één keer het licht in van burger king
malende kaken gaan staken
mijn lendenen met slagsnoer omgord
alles komt goed want is ingestort

In deze speeltuin van de poëzie wordt tegelijkertijd de positie van de dichter onder de loep genomen. De scheve verhouding tussen het aantal verkochte dichtbundels en de populariteit van optredende dichters is nog steeds groeiende. De dichter is een entertainende ondernemer geworden, de drank is afgezworen en het bohemienbestaan verkwanseld. ‘Het dichten was om de consumpties ooit begonnen./ Nu weten we geen raad met de consumptiebonnen’, memoreert Pfeijffer. De ‘chouffeloze’ Harmens dikt het nog eens aan: ‘we zijn niemand meer over en niet te geloven alsof we lege emmers legen/ in een volle goot die overloopt/ door het stuwen van de onderstroom’.

Duetten blinkt niet uit in gedenkwaardige gedichten. Het is de heen en weer gaande beweging tussen twee vrienden die, hun woorden optekenend in een spontane uitwisseling, een boeiende tekst oplevert. Er wordt veel losgemaakt en omgewoeld, maar de taal blijft de lichte geforceerdheid van een actie-reactie behouden. ‘Blanke pfeijfferhuid’ en ‘droeve harmenssnuit’ hanteren de pen virtuoos en het experiment mag voorzichtig geslaagd heten: ‘we willen van weinig woorden zijn maar het ontsnapt ons als gas’.

Boeken / Non-fictie

Onder Ons

recensie: Geert Mak - De levens van Jan Six

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waarin uit een losse federatie de natie ontstond die later Nederland zou heten, vluchtte een Vlaamse familie naar Amsterdam om daar met blijvend succes een dynastie te stichten: de familie Six. Historicus Geert Mak is erin geslaagd uit de incomplete legpuzzel van een familiearchief en eeuwenlang bewaarde kunstvoorwerpen een kleurrijk beeld te scheppen van ruim vijfhonderd jaar traditie en saamhorigheid.

Wie na het lezen van dit goed geschreven en hier en daar vermakelijke boek langs het pand aan de Amstel loopt, waar de collectie Six bewaard wordt en waar nog steeds een deel van de familie woont, beseft hoe geschiedschrijving ‘werkt’. Mak citeert Huizinga over de historische sensatie: de plotselinge ervaring zo dichtbij het verleden te komen dat je de personages voor je ziet. Je gaat binnen in hun dagelijks leven, waar de krachten van de geschiedenis langs en soms doorheen razen. 

Starre hiërarchie

Zelf schrijft Mak in zijn nawoord dat

dit boek [kan] worden gelezen als een kleine geschiedenis van … de gestolde verhoudingen die extreme ongelijkheid op den duur met zich meebrengt. 

Hij voegt daaraan toe dat zijn persoonlijke betrokkenheid mede is gekleurd door de herinnering aan de armoede van zijn eigen familie. Die persoonlijke inzet is zowel de kracht als de zwakte van zijn verhaal. Geert Mak duikt diep in de mechanismen van de vroege geldeconomie en daaruit voortvloeiende macht. Hij beschrijft de weelde van de Sixen, de luxe en de enorme vraatzucht die soms zelfs doodsoorzaak werd. De lezer bespeurt daar, net als bij de verhalen over onverantwoordelijke erfgenamen die het fortuin erdoor joegen, een lichte verontwaardiging.

Echt interessant wordt het waar Mak de bijna kaste-achtige geslotenheid van de hiërarchie in het sociale leven analyseert. De ‘herenclubs’ hanteerden starre codes. Sommige, zoals ‘Onder Ons’ , gelegen in de Kalverstraat achter een verborgen toegangsdeur, bestaan nog steeds.

Uitgehuwelijkt

 Het is spannend om te lezen hoe de binnenkant van het familieleven werkte: de wijze waarop de patriarchen en bestuurders, traditiegetrouw luisterend naar de naam Jan, connecties aanknoopten en huwelijken arrangeerden.

Het familievermogen en de familiecollectie moesten zo ongeschonden mogelijk door de tijd worden geloodst, omwille van toekomstige generaties en uit respect voor voorgaande generaties.

 De huwbare meisjes en hun moeders schikten zich in regelrechte onderdrukking. Het ging immers om het voortbestaan van de clan. Slechts een keer weigerde een dappere ‘Henriette’ zich te voegen in het systeem; ze ging ervandoor met een ambtenaar zonder vermogen.

Familie-eer, gearrangeerde huwelijken, onmondige vrouwen… In dit verband is het opvallend hoe weinig aandacht Mak besteed aan het kerkelijk leven van de Sixen. Heeft het geloof de familiaire machtsverhoudingen beïnvloed? De Amsterdamse religieuze tolerantie komt aan bod, evenals de onbloedige overgang naar het protestantisme in 1578. Fundamentalisme zoals elders in de Republiek leek minder voor te komen. Een uitzondering vormde de streng gelovige Nicolaes Tulp, bekend van Rembrandts ‘Anatomische les’. Hij werd de schoonvader van de eerste Jan Six en deed zijn best hun weelderige levensstijl in te dammen. De christelijke dogma’s lijken echter vooral doorgewerkt hebben in de vanzelfsprekende ondergeschiktheid van de Six-vrouwen.

 Mak schetst Amsterdam nauwgezet in de afwisseling van groei en verval. Tal van (mannelijke) familieleden speelden daar een rol in, als bestuurders, maar speciaal als erudiete kenners van kunst en wetenschap. Zo nam een Six een leidende rol in de opzet van het latere Rijksmuseum. Eeuwenlang was de familie bevriend met kunstenaars en geleerden. Het beroemde portret van de eerste Jan Six, geschilderd door Rembrandt en sindsdien altijd meeverhuisd, is het meest in het oog vallende bewijsstuk. Met een beschouwing over deze icoon begint en eindigt dit mooie boek.

Theater / Voorstelling

Waarom moest de Lady dood?

recensie: Maatschappij Discordia - Weiblicher Akt dl. 7 - Mevrouw Macbeth

Mevrouw Macbeth is de zevende voorstelling in Weiblicher Akt van Maatschappij Discordia, een reeks voorstellingen gemaakt vanuit vrouwelijk perspectief. Eerder is door 8WEEKLY in deze reeks Vanuit Iokaste gerecenseerd. Shakespeares Macbeth wordt door drie actrices gespeeld die beloven het plot vooral vanuit het standpunt van Lady Macbeth te belichten. Dit laatste gebeurt niet steeds, maar dat neemt niet weg dat we een speelse, amusante en buitengewoon knappe versie van Macbeth te zien krijgen.

Bij aanvang van de voorstelling zijn Annette Kouwenhoven, Miranda Prein en Maureen Teeuwen aan de zijkant van het speelveld met make-up, citroenen en kostuums in de weer en praten ondertussen over Lady Macbeth. Waar kwam haar tomeloze ambitie vandaan? En waarom vragen we ons dat af, zouden we dat bij een man ook doen? Of vinden we het dan normaal? En waarom heeft ze eigenlijk geen voornaam? Waarop Jan Joris Lamers, die het gebeuren, muziek, licht etc., achter de schermen regelt, terecht bromt: ‘hij (Macbeth) had ook geen voornaam’. Er kan veel worden gezegd over de achterstelling van vrouwen in onze wereld, maar we moeten niet overdrijven.

Dan, terwijl de drie zich vragen blijven stellen over vrouwen, ambitie en bekende ambitieuze vrouwen, en terwijl er broeken en rokken worden voorgebonden en wenkbrauwen worden getekend, begint langzaam het verhaal van Macbeth vorm te krijgen. De drie spelen om beurten Macbeth, de Lady en Banquo, de vriend van Macbeth.

Prachtige Macbeth

Kouwenhoven is een prachtige Macbeth. Wantrouwend, twijfelend, dan weer opgetogen. Vooral bij haar kan je zien hoe Macbeth er vanuit het perspectief van de Lady mogelijk uitzag. Het is buitengewoon knap hoe in de speelstijl van Discordia, met steeds terzijdes en uit de scène stappen, Kouwenhoven er in slaagt Macbeth volkomen geloofwaardig te maken. Haar dolkscène is stil makend goed en als ze met haar echtgenote praat, op dat moment Prein die iets langer is dan zij en daardoor overheersend, zie je Macbeth als het ware van binnenuit vorm krijgen.

Teeuwen is charmant als Banquo, de natuurliefhebber, en buitengewoon grappig als Macbeth in de feestscène, als ze de geest van Banquo gewaar wordt. Als het haar beurt is om de Lady te spelen gebruikt ze, om haar man te overtuigen, woorden van Portia, uit Julius Caesar.

Feministisch standpunt

Prein is degeen die vooral het feministische standpunt blijft opzoeken. Waarom moesten al die Shakespeareaanse heldinnen dood? Niet alleen Lady Macbeth, maar ook Desdemona en Ophelia bijvoorbeeld en in later tijden iconische personages als Hedda Gabler. Wat zou er zijn gebeurd als die allemaal waren blijven leven? Zou de wereld er dan niet heel anders uit hebben gezien?

Aan het eind komt de enige man in het gezelschap, Jan Joris Lamers, achter het decor vandaan en reciteert, precies op het juiste moment, een prachtige tekst van de Poolse dichteres Wislawa Szymborska, ook al een uiterst krachtige vrouw.

Wat naast het lichte, laconieke en toch geloofwaardige en soms heel indrukwekkende spel opvalt, is het taalgebruik. Shakespeare stopt heel veel dieren in zijn tekst en deze versie van Discordia legt daar op prettige wijze nadruk op. Interessant zijn ook andere bronnen die worden gebruikt, zoals Machiavelli, die door Lady Macbeth als raadgever wordt beschouwd. In de discussies wordt taal gebruikt die soms een beetje ouderwets aandoet, maar vooral een erudiete, genuanceerde en intelligente indruk maakt. Ondanks de chaos en verwarring soms, is deze voorstelling van Maatschappij Discordia verfrissend en zeer aangenaam.