Boeken / Interview
special: Interview Anna Woltz
Anna Woltz

Een volwassen kinderboek

De Utrechtse schrijver Anna Woltz won vorige week met ‘Gips’ de Gouden Griffel voor het beste kinderboek van 2015: “Ik heb spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Naast alle media-aandacht voor deze prijs is er ook nog de Kinderboekenweek. Tussen een televisieoptreden bij ‘Koffietijd’ en het signeren in een Rotterdamse boekenwinkel door is er net even tijd voor een gesprek: “Ja, het is behoorlijk hectisch nu: ook zonder het winnen van de Gouden Griffel is de Kinderboekenweek toch al een marathon van optredens in boekhandels, bibliotheken en scholen,” zegt Woltz terwijl ze een vluchtige hap neemt van haar lunch. Het winnen van de Gouden Griffel geeft dan wel vleugels: “Daar had ik echt totaal geen rekening mee gehouden. De concurrentie was heel groot en de lijst van schrijvers die de Griffel eerder heeft gewonnen is indrukwekkend. Ik heb letterlijk spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Inlevingsvermogen

De Utrechtse won de prestigieuze boekenprijs voor haar kinderroman ‘Gips’, waarin de twaalfjarige Fitz besluit om nooit meer verliefd te worden na de scheiding van haar ouders. Wanneer ze obstinaat door de gangen van het ziekenhuis doolt waar haar jongere zus geopereerd moet worden, en ze de vijftienjarige, puberstoere Adam ontmoet, begint ze te twijfelen over dat voornemen. In rake zinnen, met de nodige humor en veel inlevingsvermogen typeert Woltz de omslag die – op een en dezelfde dag – plaatsvindt in het hoofd van Fitz. De schrijfster wordt soms haar eigen personage, zo zegt ze: “Ik leef me zo in dat ik een half jaar zelf het gevoel heb gehad dat mijn ouders een week geleden waren gescheiden. Ze zijn nog steeds gelukkig bij elkaar.” De talrijke geestige anekdotes en dialogen geven lucht aan het verhaal: “Een ziekenhuis, operaties, een echtscheiding: het is al zwaar genoeg allemaal. Door de humor hou je toch een goed gevoel aan over aan ‘Gips’.”

Zelf ervaren

Het idee over een ziekenhuis als decor ontstond toen de zus van Woltz wekelijks spannende verhalen opdiste over haar eigen praktijkervaring: “Ze is chirurg in opleiding en vertelde me doodenge, bloederige verhalen over de meest fantastische operaties.” Het inspireerde Woltz (“Zelf ben ik ook wel een beetje gefascineerd door bloed”) tot het schrijven van het bekroonde kinderboek. Een dag en een nacht liep ze met haar zus mee in het ziekenhuis om zelf te ervaren hoe het er binnen uitzag, voelde en rook: “Ik kreeg zelfs een witte jas aan en patiënten kwamen naar me toe om dingen te vragen. Dan zei ik: “Ik werk hier nog niet zo lang.” Ja, dat zou Fitz ook gezegd kunnen hebben, haha.”

Griezelen

De in Londen geboren 34-jarige Woltz schreef intussen al zo’n twintig kinderboeken: “Kinderen zijn geweldige hoofdpersonages: ze maken alles voor de eerste keer mee. De verliefdheid van een twaalfjarige bijvoorbeeld: iedereen weet hoe dat voelt. Voor de vijfde keer verliefd zijn is al een stuk minder interessant.” Dat haar verhaal ook enkele nogal bloederige operatiescènes bevat schrikt kinderen vast niet af: “Die houden er juist van om te griezelen. Als ik de passage voorlees over het verlies van een vingertopje kijken ze me stralend aan en roepen tegelijkertijd: “oeh oeh oeh”. Maar ze willen wel dat ik doorlees.”

Enigszins jammer vindt de schrijfster het wel dat ze zelf nooit in het gips heeft mogen rondlopen: “Ik heb er altijd een fascinatie voor gehad: Als vroeger een kind in mijn klas een gebroken arm had was ik altijd stikjaloers. Zes weken lang vraagt iedereen wat er aan de hand is en je krijgt overal handtekeningen.”