Parks
Boeken / Non-fictie

Anders lezen

recensie: Tim Parks - De roman als overlevingsstrategie
Parks

In De roman als overlevingsstrategie daagt auteur en literair criticus Tim Parks de lezer uit om op een hele andere manier naar literatuur te kijken. Ontmaskert hij de literatuurcritici?

Volgens Parks moeten we een roman niet behandelen als een op zichzelf staand kunstwerk, maar hebben roman en het persoonlijke leven van de schrijver veel met elkaar te maken. De stijl, de inhoud en de thema’s zijn een reactie op de spanningen in het persoonlijke leven van de schrijver, aldus Parks. Dat is op zichzelf geen wereldschokkende constatering. Maar hij gaat verder. In hoeverre de lezer zich herkent in die persoonlijke spanningen, heeft grote invloed op hoe die het boek beoordeelt.

Parks baseert deze bewering op het werk van Valeria Ugazio. Volgens deze systeempsychologe worden kinderen voor een groot deel gevormd door het beoordelingscriterium dat in het gezin dominant is. Zulke beoordelingscriteria hebben betrekking op tegenstellingen als moed of angst, zelfzucht of altruïsme, winnen of verliezen. In gezinnen spelen meerdere van zulke polariteiten een rol, maar vaak is er binnen elk gezin één het belangrijkst.

Winnaar

Parks gaat bij beroemde schrijvers op zoek naar de polariteiten die in hun gezinsleven dominant waren. Zo laat hij zien dat de jeugd van James Joyce voor een groot deel draaide om de tegenstelling winnaar-verliezer. Parks verklaart dat mede uit het feit dat zijn ouders uit verschillende sociale klassen kwamen en dat zijn vader, vanwege zijn veelvuldige dronkenschap, aan lager wal raakte. Joyce wilde daarom de beste zijn en het maakte hem vervolgens weinig uit op welk terrein hij die superioriteit bereikte. Die terreinen kunnen dus ook mijlenver uit elkaar liggen:

‘Er wordt veel betekenis gehecht aan het laveren van de jonge Joyce tussen extreem religieus en profaan gedrag, tussen dronkenschap en bordeelbezoek en marathonsessies rozenkrans bidden; maar nergens in de biografieën is er sprake van een nijpend religieus dilemma of een diep schuldgevoel. De jongen streeft er juist naar anderen te overtreffen op elk gebied waarop hij kan wedijveren. Wanneer hij religieus is, is hij extreem devoot, bidt hij lang en zorgvuldig; wanneer hij verloedert, verloedert hij extreem.’

Deze innerlijke noodzaak om de beste te zijn, ziet men ook terug in zijn schrijverschap. Omdat Joyce het fysiek niet kan winnen, tracht hij op intellectueel gebied te excelleren door middel van een superieure taalbeheersing.

‘Het is belangrijk voor Joyce om de maximale waarde toe te kennen aan taal omdat dit het instrument zal zijn voor zijn overgang van een zwakke jongen aan de zijlijn van het rugbyveld, gedomineerd door figuren als zijn robuuste vader, naar een superieur personage dat een geheel eigen spel speelt.’

Subjectief

De tweede, mogelijk nog interessantere, bewering die Parks doet, is dat het leven van de lezer doorslaggevend is voor diens waardering van het boek. De lezer zal het boek appreciëren als hij de persoonlijke achtergrond van de schrijver – hetgeen diens werk zo heeft bepaald – herkent. Komt de lezer ook uit een gezin waarin alles om winnen en verliezen draaide, zal hij het werk van Joyce hoogstwaarschijnlijk waarderen.

Deze visie van Parks ondermijnt de opvatting dat we boeken enigszins objectief kunnen beoordelen. Van een recensent verwachten we toch dat hij mogelijke overeenkomsten uit zijn eigen leven wellicht een plaats gunt in zijn ‘persoonlijke’ oordeel over het boek maar het geen rol laat spelen in zijn recensie. Dat is volgens Parks dus een onrealistische verwachting omdat dat onderscheid er in werkelijkheid niet is.

Overtuigend?

Maar klopt het ook wat Parks zegt? Die vraag is lastig te beantwoorden. Het probleem bij dit soort beweringen, is dat ze zo makkelijk te onderbouwen en moeilijk onderuit te halen zijn. Er zijn altijd wel voorbeelden aan te dragen waarom iets wat iemand in zijn volwassen leven doet, terug te voeren is op zijn kindertijd. En dát zulke dingen meespelen, zal ook niemand ontkennen. Maar in hoeverre? En in het geval van de lezer of recensent: in hoeverre beïnvloedt dat ons beoordelingsvermogen? Dat is bijna niet te zeggen.

Het grote voordeel van dit boek is dat het niet staat of valt met de kracht van de onderbouwing. De anekdotes uit het leven van de behandelde schrijvers en Parks dwarsverbanden tussen die levens en de grote literaire werken zijn alleraardigst om te lezen, ook als men minder van dat directe verband overtuigd is.

Muziek / Concert

Deze Française rockt!

recensie: Patricia Kaas @ Muziekgebouw Eindhoven

Kaas vierde haar vijftigste verjaardag met een nieuw album, dat simpelweg haar eigen naam draagt. Dit is het eerste nieuwe werk na veertien jaar, waarin ze vooral Edith Piaf-werk op de planken bracht. Daarbij vertolkte ze een zeer verdienstelijk album, dat al eerder besproken werd op 8WEEKLY.

Het rockende geluid van haar nieuwste werk staat ook model voor de benadering van haar oude werk, dat ze deze avond in Eindhoven speelt. Kaas wordt bijgestaan door een vijfkoppige band. Deze speelt een mix van toetsten, Hammond, bas-, elektrische- en akoestische gitaar, ondersteund door drums, om vooral de stem van Kaas veel ruimte te bieden.

Kwaliteitsmuziek van de bovenste plank

De entree van Patricia Kaas is midden achter op het podium, waar een wit gordijn de suggestie wekt van een breed wit licht. Daar verschijnt de zangeres, om vervolgens langzaam naar voren het podium op te lopen. Later die avond verlaat ze op dezelfde manier het podium bij het eindigen van de officiële set.

De show heeft een behoorlijk uptempo karakter. Momenten van rust zijn er ook, maar die zijn schaars. Voor zowel Kaas de band en het publiek is dat geen enkel probleem. Het enthousiasme op het podium is net zo groot als het vakmanschap. En dat gevoel slaat duidelijk over op het publiek. Na drie kwartier is het duidelijk dat Kaas en haar band de show in één ruk uitspelen. Ze nemen geen ruimte voor pauze, maar leveren dik anderhalf uur kwaliteitsmuziek van de bovenste plank.

Ergens halverwege neemt Kaas even gas terug om ‘Adèle’, het nummer dat haar jongste album opent, te zingen. Ze laat de benen over de rand van het podium bungelen en komt zo heel dicht bij haar publiek. Even denken de minder goed Franssprekende gasten dat ze een cover gaat spelen van haar Engelse collega Adele, maar ze merken al snel dat ze dat mis hebben.

Verpletterende show

Patricia Kaas wisselt drie keer van outfit in de coulissen: steeds smaakvol en altijd hooggehakt met zwart als hoofdkleur. Startende met een lange, zwarte jurk met glinsterende, halfhoge laarsjes met open tenen en rode zolen. Daarna een zwart strak broekpak met daarover een lange dunne shawl-jas. Tenslotte een zwarte broek met zwart jasje en stiletto’s. Die laatsten schopt ze uit om zich helemaal te laten gaan in ‘Mademoiselle Chante le Blues’. Ze danst op blote voeten en nodigt het publiek uit om mee te dansen en te zingen.

Natuurlijk horen we ook ergens in de eerste helft van de show haar nieuwste single ‘Madame Tout Le Monde’: een heerlijk opzwepend liedje in een perfecte uitvoering. Is er dan niets op deze show aan te merken?

Jawel: de eerste keer dat we zien dat er een akoestische gitaar bespeeld wordt, is deze niet hoorbaar. De keren daarna heeft de geluidsman dat verholpen. Kaas sleept dan ook niet voor niets een vrachtwagen vol met licht en geluid mee op deze tournee, die haar drie avonden in Nederland laat optreden. Daarna trekt de karavaan verder rond in het buitenland. Op deze eerste avond van haar Nederlandse tour laat ze in ieder geval een verpletterende indruk achter. Wat een heerlijke show; wat een energie heeft deze begin vijftiger nog! En wat was het fraai om te zien.

japan anime
Kunst / Expo binnenland

Japan is cool

recensie: Cool Japan
japan anime

Museum Volkenkunde in Leiden pakt groots uit met de tentoonstelling Cool Japan. Van de schattige Hello Kitty tot aan stoere ninja’s, de Japanse beeldcultuur is wereldwijd populair geworden. Maar hoe cool is Japan eigenlijk?

Een Amerikaanse journalist doopte de culturele industrie van het land ‘Japans’ Gross National Cool’. De Japanse overheid nam het merk ‘Cool Japan’ vervolgens aan om hun culturele invloed op de wereld te vergroten en de economische waarde ervan te exploiteren. In zeven zalen vol audiovisuele exhibits en kunstobjecten zet het museum de Japanse populaire beeldcultuur neer in de vorm van manga (strips), anime (tekenfilms), electronica, kunst, Japanse haute couture en de kawaii-schattigheidscultuur.

Japan Volkenkunde UkiUki

Uki-Uki: Acryl op doek en bladgoud; Matsuura Hiroyuki (1964-); 2012; bruikleen van de kunstenaar en Tokyo Gallery + BTA

Uitzinnige anime en manga

Bij binnenkomst van de tentoonstelling is het al een feest. Op een enorm halfrond beeldscherm, draaien fragmenten van klassiekers onder de Japanse anime, zoals Summer Wars en Paprika. Uki-Uki (‘Vrolijk Zwevend’) is het topstuk van de tentoonstelling en representeert zowel het oude als het nieuwe Japan. Kunstenaar Matsuura Hiroyuki uit Tokyo schilderde een meisje in ouderwetse kimono en met klassiek gouden achtergrond, maar gebruikte moderne kleuren en grote ogen in de flitsende manga-stijl.

Ook de oude Japanners waren al cool. Negentiende-eeuwse kunstenaar Hokusai, de ‘Rembrandt van de Japanse kunstgeschiedenis’, is vertegenwoordigd met een dynamische tekening van twee vechtende samoeraistrijders in de lucht, die in een moderne manga niet zou misstaan. Maar manga zou niet bestaan zonder invloeden uit het Westen, zoals het lijnperspectief en tekenfilms als Betty Boop. Zij inspireerden de eerste manga-tekenaar Tezuka Osamu tot het gebruik van de grote ogen in zijn figuren, zoals te zien is in een originele inkttekening van zijn hand.

Mode uit Japan: kawaii zeg

Roze katjes, gouden beelden, het schattigheidsgehalte is hoog in de zalen met kawaii-objecten Een beetje misselijkmakend zelfs door de veelheid aan felle kleuren, snoeperige plastic figuurtjes en knuffelbroches in combinatie met jonge meisjes in korte rokjes. Kawaii betekent ‘schattig’ en hulpeloos of zacht, zoals het katje Hello Kitty. Modeblogster Kurebayiashi Haruka stelde voor het museum outfits samen uit de nieuwste schattigheidstrend genaamd decora. Kawaii ontstond uit protest tegen de prestatiemaatschappij, maar de tentoongestelde hedendaagse kunstwerken protesteren juist weer tegen de overdaad aan schattigheid en seksualisering van de producten.

Waar de Japanse straatmode om aandacht schreeuwt, is de mode-afdeling van Cool Japan daarentegen wat ingetogen. Er staan vijf outfits met iconen uit de Japanse mode, zoals een broekpak van Issey Miyake. Qua ontwerp en kleur springt de Hokusai-jurk in het begin van de tentoonstelling er het meest uit. De Russische ontwerpster Alena Akhmadullina baseerde zich op de beroemde Japanse prent De grote golf bij Kanagawa van Hokusai.

Japan Streetfashionista Haruka

Streetfashionista Kurebayashi Haruka

Ook voor echte fans

Een zaal met draken, ninja’s en een samoeraizwaard toont een duistere kant van de Japanse beeldcultuur, waarin geweld en mythische monsters de hoofdrol spelen. Hier kan de fan zijn hart ophalen aan originele ontwerpen van ninja’s uit de video games Streetfighter IV en Final Fantasy. De echt fanatieke fans, otaku genaamd, worden op hun wenken bediend in de zaal met Cosplay-kostuums van favoriete anime-karakters.

Japan is culturele superpower

De grafische vormgeving van de tentoonstelling is sterk en geeft zowel informatie als een totale beleving. De ‘uncoole’ kant van de Japanse beeldcultuur is alleen wat minder goed vertegenwoordigd, zoals de nadruk op de consumptiecultuur of de harde Japanse maatschappij die zorgt dat jongeren in deze fantasiewerelden willen wegvluchten. Wel wordt duidelijk dat Japan een culturele ‘superpower’ is met een aantrekkingskracht die zich over de hele wereld verspreid heeft. Zelfs tot in Leiden.

Theater / Reportage
special: Operadagen Rotterdam 2017

Afscheid nemen en op reis gaan

Vergeet de Stopera, het Scala of het Royal Opera House, de opera van de toekomst wordt gespeeld in Rotterdam.

Tijdens de Operadagen Rotterdam, van 12 tot en met 21 mei, functioneert de havenstad als decor voor een breed scala aan opera en muziektheater, waarin de grenzen van het genre worden verkend.

Deze editie van het festival is het begin van het vierluik ‘Lost & Found’ en heeft als thema ‘Departures’. Dit thema vindt weerklank in het algehele programma, dat steeds verder weg gaat staan van de traditionele opera en steeds meer kruisverbanden met andere genres opzoekt. Verder komt het thema in elke voorstelling op zijn eigen manier terug: van afstand doen van je eigen identiteit tot een handreiking aan eventueel buitenaards leven.

Kille liefde

De openingsvoorstelling van deze editie is Dagboek van een verdwenene, een liederencyclus van de Tsjech Leoš Janáček uit 1917. Het libretto is gebaseerd op een anoniem dichtwerk over een man die tot over zijn oren verliefd wordt op het zigeunermeisje Zefka en zijn volledige leven achter zich laat om met haar een nieuw leven te beginnen. Deze allesomvattende liefde weerspiegelt Janáčeks eigen onbeantwoorde liefde voor Kamila Stösslová, die hij honderden brieven schreef en aan wie hij meerdere opera’s opdroeg. In deze regie van Ivo van Hove is de cyclus dan ook ingebed in brieffragmenten van Janáček aan Stösslová, met nieuwe muziek van Annelies van Parys.

De setting van Van Hoves Dagboek doet denken aan een detectiveserie uit de jaren tachtig: het podium bestaat, naast piano en zitbank, uit een donkere kamer en een overheadprojector. Zeker in een grote zaal komt deze enscenering afstandelijk over. Op enkele scènes na waarin Janáček (Ed Lyon) en Zefka/Kamila (Maria Hemard) over elkaar heen kronkelen, lijken de personages meer bezig met het oplossen van een moordmysterie dan met het vurig verlangen naar een nieuw leven. De muziek van Janáček, met pianobegeleiding van Lada Valešová, is bij vlagen fragmentarisch, maar op andere momenten, zoals in de spookachtige passages voor drie vrouwenstemmen, weer erg mooi. Door de afstand en het hakkelende idioom is het lastig om meegevoerd te worden. Sommige opera’s varen wel bij distantie, maar bij een verhaal over een tomeloze en irrationele liefde hoop je toch dat er op zijn minst een vonkje overslaat op het publiek. Dit gebeurt niet, en dat maakt Dagboek van een verdwenene weliswaar kundig, maar door zijn steriliteit niet de gedroomde festivalopening.

Jezelf overstijgen

Club Gewalt is een goede bekende van de Operadagen en als er een constante in hun werk voor het festival is te noemen, is het dat de voorstellingen weinig van doen hebben met de traditionele, nauwe opvatting van het genre opera. Wel zijn de voorstellingen van het gezelschap altijd actueel en vol bravoure. De afgelopen edities brachten zij onder meer een clubavond, een real-life operagame en een R&B-detective. Dit keer halen zij inspiratie uit het verhaal van turner Yuri van Gelder, de tragische held van de ringen. Geen gepsychologiseer, maar een kernachtig verhaal van alles winnen of alles verliezen: een tussenweg lijkt er niet.

Waalwijk, 20 april 1983. Daar begint het verhaal van Yuri van Gelder en tevens het verhaal van deze workout-opera. In een kleine veertig minuten racet het collectief in een gezamenlijke monoloog door het levensverhaal van de Lord of the Rings. Yuri’s jeugd, zijn claim to fame, zijn cocaïnegebruik, zijn revalidatie, zijn schorsing op de Olympische spelen in Brazilië en, in de laatste tien minuten, de nieuwe hoop: Tokyo 2020. De begeleiding bestaat uit een achtergrondtrack die het midden houdt tussen de disco van Giorgio Moroder en de soundtrack van een aerobicsvideo uit de jaren negentig. Tijdens de ritmische voordracht van Yuri’s levensfeiten voert Club Gewalt een strakke choreografie uit. Het resultaat is zowel komisch als meeslepend: Yuri’s vurige wens om boven zijn eigen tekortkomingen uit te stijgen laat niemand onberoerd.

Verwijten vanuit de dood

Dikwijls wordt in voorstellingen op de Operadagen gereflecteerd op het concept opera. Een voorbeeld van zo’n meta-opera is Before I Die van het Kameroperahuis. Het uitgangspunt van de voorstelling is de zelfmoord van de titelheldinnen uit Madame Butterfly van Puccini en Norma van Bellini. Wat doet hun zelfgekozen dood met de man die hen tot deze daad heeft gedreven? Voor een tribunaal van zes strengbebrilde vrouwelijke musici moet deze man, Reinier Demeijer, zich verantwoorden voor het leed dat zijn liefde heeft aangericht. In een sterke monoloog, geschreven door Anna Maria Versloot, probeert De Man zich te verdedigen: hij heeft toch vanaf het begin af aan al gezegd dat hij niet eeuwig bij de vrouwen kon blijven? En het feit dat zijn liefde niet eeuwig was, betekent toch nog niet dat deze minder waard was?

Tijdens het wanhopige verweer van De Man zingen de geesten van Madame Butterfly (Astrid Stockman) en Norma (Laura Bohn) hem verwijtend aria’s toe uit de opera’s waarin zij de hoofdrol hebben. Het is jammer dat de aria’s geen boventiteling hebben, want het maakt nieuwsgierig wat de vrouwen hem toewensen. Dit is echter het enige minpunt in een verder intieme en originele voorstelling, die de sensatiezucht van het publiek bevraagt.

Pretpark van performances

In het Ro Theater, WORM en de wonderlijke Performance Bar, waar de barman een vocoderstem heeft en het pinautomaat wordt bewaakt door een boze naakte vrouw, vond op donderdag 18 mei A Different Night at the Opera plaats. In deze jaarlijkse clubavond van de Operadagen ligt de nadruk, meer dan bij de rest van het programma, op performance art, installatiekunst en kruisverbanden tussen muziek, theater, visuele kunst en technologie. Zo was er een dialoog tussen cello en een gonzende ruimtecocon en een intiem koptelefoonconcert. Club Gewalt maakte een live one-takevideoclip van de muziek van hun eerdere voorstelling Man on Wire, dat door vindingrijk spel met diepte, licht en eenvoudige effecten over de gehele duur bleef boeien.

Het centrale stuk van deze nacht was echter 1: Songs uit 2010 van Nicole Beutler. Ik had eerder werken van Beutler gezien die mij niet konden bekoren, dus ging ik met niet al te hoge verwachtingen de voorstelling in. Het concept neigt ook naar pretentie: een Liederkreis op basis van een staalkaart van beroemde theatermonologen van vrouwen. Hoe verrast was ik echter door deze explosieve, humoristische en aangenaam pedante performance. Van Antigone tot Fausts Gretchen tot Sarah Kanes Psychosis 4:48, de Boliviaanse performancekunstenaar Ibelisse Guardia Ferragutti brengt elke tekst op een unieke manier en wordt hierin bijgestaan door de elektronische muziek van Gary Shepherd. De enige ‘mannenmonoloog’, de slotspeech uit Charlie Chaplins The Great Dictator, ontmantelt ze met behulp van de gezapige muziek juist als walgelijk sentimenteel. 1: Songs is een tour de force voor vrouwenstem en -lichaam, dat vele geesten uit de cultuurgeschiedenis herbergt.

Afscheid van het engagement

Voorafgaand aan het festival hebben jonge theatermakers van OT Rotterdam een drie weken lange workshops gevolgd, met als inspiratiebron de studentenrevolte in Parijs van mei 1968. Op de Operadagen vond de presentatie van deze workshop plaats, in de vorm van een aaneenschakeling van zeer diverse korte scènes en liederen, goed voor ruim anderhalf uur theater. Het is bewonderenswaardig dat de makers in deze korte tijd met zo’n uitgebreid palet aan thema’s komen en de presentatie tegelijkertijd interessant blijft.

Natuurlijk komen de studentenprotesten zelf aan bod, net als de happenings in Amsterdam, maar ook gebeurtenissen die minder vers in het collectief geheugen liggen, zoals de oprichting en ondergang van de onafhankelijke staat Biafra (wat gebeurde daar ook alweer?). De revoltes roepen vragen op over de zin van het toenmalige engagement en de gelatenheid van de latere generaties – de smoezen om niets te doen zijn herkenbaar.

De mens in één persoon verbonden

Een veelbesproken voorstelling op de Operadagen was Freddie van The New Bohemians. De toeschouwer wordt in individuele hokjes geplaatst – de analogie ligt voor de hand. Vervolgens richt een stem zich tot zijn opperwezen: Freddie Mercury, frontman van Queen. Op bijna sektarische wijze wordt hij geëerd als de vleesgeworden pluriformiteit. Freddie is alle identiteiten in één en wij zijn allen Freddie.
In een binnenplaats volgt de opdracht om onze identiteit naast die van Freddie te leggen. Het stramien is als volgt: stap in de zone als je net als Freddie…, gevolg door een aantal eigenschappen, variërend van licht (…een snor draagt) tot zwaar (…overwogen hebt om uit het leven te stappen). Sommige deelnemers zijn zichtbaar geraakt als ze zich, ten overstaan van de groep, moeten blootgeven. Gelukkig zijn we allemaal één in onze veelzijdigheid, en daar moeten we kracht uit putten. Zo is in de finale te zien hoe een kwetsbare mensfiguur zich uiteindelijk tot Freddie ontpopt en de camera op ons richt voor een ritueel van ultieme collectiviteit. Getooid met een Mercurymasker zingt het publiek, zichzelf recht in de ogen kijkend, Bohemian Rhapsody.

Het menselijk tekort het heelal in

In 1977 lanceerde de NASA een onbemande ruimtesonde met aan boord een gouden grammofoonplaat. De plaat bevat opnames van gesproken tekst in 55 talen, afbeeldingen van het aardse leven en een selectie van aardse klanken, van Bach tot Javaanse gamelanmuziek. Als buitenaards leven de plaat zou vinden, zouden ze zo een goed beeld krijgen van de mens. Kunstenaarscollectief Touki Delphine is echter van mening dat de Voyager Golden Record de mensheid wat te rooskleurig voorstelt. In hun visie kenmerkt het mensenvolk zich door gehannes, ongemak en leed, groot danwel klein.

Veertig jaar na dato stuurt Touki Delphine met Voyager One een nieuwe boodschap de ruimte in. De mens is geen verheven creatie, maar in essentie een lullig wezen, bezig met magnetronmaaltijden en make-uptutorials. In een revue vol offbeathumor, spacende electropop (mét operateske zang) en ongemakkelijke dansjes verheft Touki Delphine het menselijk onvermogen tot kunstobject. De tegendraadse timing en de speelstijl, ergens op een vreemde plek tussen nonchalance en neurose, is zo aanstekelijk dat mijn gezellen en ik de voorstelling meteen nog eens wilden zien. Helaas: het was de laatste uitvoering van Voyager One en tevens onze laatste voorstelling van de Operadagen, een festival dat steeds verder afreist van de gebaande paden en een geheel eigen stem heeft in het theaterlandschap. Het is een stem met vele registers, maar altijd inclusief, speels en verrassend.

Muziek / Album

Het verveelt niet snel

recensie: JP DeKlerk – Old Cold Church Road

Heaven, een van Nederlands meest toonaangevende muziektijdschriften van Nederland, zette mij op het spoor van de op handen zijnde release van de parel Old Cold Church Road van Middelburger Jan Piet DeKlerk. Echte Americana muziek uit Zeeland.

Tot nu toe speelde Jan Piet DeKlerk vooral een belangrijke rol in de Pete Seeger tribute band, JP & The Seeger Session Band. Toen hij een tijd geleden een eerste liedje schreef rees al snel de vraag om dit nummer en meer op te nemen. De opnames vonden plaats in Eindhoven en zijn in Nashville gemixt. Alles is volledig in eigen beheer samengebracht op dit debuutalbum als soloartiest.

Thuiskomen

Wie kennismaakt met het album Old Cold Church Road wordt verwelkomd door het openingsnummer ‘Home Town’. Een compositie in een uitvoering die de luisteraar direct omarmd en inpakt. Een nummer dat voelt als thuiskomen, wanneer je het album opnieuw opzet. Als je hier als Americana liefhebber niet voor valt, dan ben verloren voor de rest van het album. DeKlerk heeft dit liedje direct een van zijn grootste troeven ten gehore gebracht. Maar laten we er direct aan toevoegen veel nummers op dit album niet veel onderdoen voor deze opener.

De zeven nummers die dit album telt zijn allen van een uitzonderlijke compositorische kwaliteit. De uitvoering doet de traditie van de Americana eer aan en laat de eigenheid van DeKlerk schitteren. Een eigenheid die maakt dat je de muziek na een aantal keren luisteren herkent als zijn muziek.

DeKlerk wordt bijgestaan door een band met een grote verscheidenheid aan instrumenten: elektrische gitaar, mandoline, pedel-steelgitaar, basgitaar, percussie, accordeon, viool en mondharmonica. Zelf speelt hij de akoestische gitaar, terwijl zijn dochter Lonneke de achtergrondvocalen voor haar rekening neemt. Alles bij elkaar zorgt deze begeleiding voor een zeer warme en rijke klank zonder ergens te volgepropt te klinken.

Mooiste van het moment

Het album Old Cold Church Road telt zeven nummers, terwijl het liedje dat het verhaal vertelt over de hoesfoto er niet eens op staat. ‘Dust’ is wel terug te vinden op YouTube en ontstond na de opnames toen DeKlerk zocht naar een passende foto voor de hoes.

‘Home Town’ gaat terug naar de jeugd van DeKlerk, het jaar 1977 met daarin verhalend over het legendarische Led Zeppelin nummer ‘Stairway To Heaven’ waarvan zelfs het thema een plaats vond in het eerste deel van het liedje. ‘Power of Song’ is de meest uitbundig song van het album waarin DeKlerk in de hoge regionen eventjes doet denken aan de stem van Rod Stewart met zijn rauwe randje. Het mooie ‘For You’ draagt hij duidelijk op aan zijn levenspartner, echtgenote en moeder van Lonneke. Een warme tekst waaruit veel dankbaarheid en warmte klinkt. Toch blijven niet alle liedjes dicht bij huis. In ‘Break the Chain’ wordt verteld over de angst en bedreiging van onze verworven vrijheden. Het geweld dat heerst en leiders die dat weten te trotseren als Nelson Mandela, Martin Luther King, Jezus en Mohammed.

Zo verzorgd als het album klinkt is ook de verpakking met voor ieder lied een tekstvelletje. Een eerpakking die recht doet aan deze release mag gerekend worden tot een van de mooiste Americana albums van dit moment en wie weet, zelfs wel van dit jaar.

In november gaat hij met band op tournee. Ik kan haast niet wachten tot ik een volledig concert van JP DeKlerk met zijn band mag bijwonen. Ondertussen draai ik dit album vele malen om maar te blijven genieten. Vervelen zal het niet snel!

Kunst / Kunstboek

De Stijl blijft boeien

recensie: De aanstekelijke Stijl 1917-2017 -Kunstschrift

Wat valt er nog te melden over De Stijl, de honderdjarige kunst- en designstroming die vanaf 1917 de wereld revolutionair zou veranderen? We weten inmiddels van de hoed en de rand, maar Kunstschrift brengt oorsprong en gevolg met hernieuwde geestdrift onder de aandacht.

Met het doosje lucifers en de titel ‘De aanstekelijke Stijl’ op het omslag wordt niet gesuggereerd de hele boel in de brand te steken, maar heeft de redactie een wat gekunstelde vorm gevonden om de populariteit van het onderwerp te onderstrepen. Piet Mondriaan vormde honderd jaar geleden het ‘strijkvlak’ in zijn natuurlijke ontwikkeling van realistische doeken naar een strenge vlakverdeling. Bart van der Leck wordt gezien als de ‘lucifer’, de stilist die met zijn fraaie composities de vormgeving van De Stijl bepaalde. Maar voor de werkelijke ‘ontbranding’ zorgde Theo van Doesburg, de idealist en netwerker die standvastig naar buiten trad om ‘de nieuwe wereld’ te presenteren.

Piet Mondriaan, Avond (De rode boom) 1908-1910, Gemeentemuseum Den Haag

Veralgemening

In het openingsartikel van Kunstschrift wordt Mondriaan op het schild gehesen als de man die het allemaal heeft veroorzaakt. Zijn schilderhand – met de fraaie toets en het ‘rijke verftapijt’ – loopt organisch van de zeegezichten, via de bomen naar het kubisme en de rood-geel-blauwe vlakken. De Stijl-revolutie voltrekt zich niet als donderslag bij heldere hemel, maar blijkt al verstopt te zitten in de eerste doeken van de man die als strijkvlak fungeert. Dat lijkt wat kort door de bocht, maar in het streven naar een universele kunst, naar de zogenaamde ‘veralgemening’, is de rol van Mondriaan onmiskenbaar. Abstractie zorgt voor de noodzakelijke ruimte, weg van het oude, het individuele.

Om die opvatting kracht bij te zetten wordt een link gelegd met Leonardo da Vinci die omstreeks 1500 óók op zoek ging naar een universele beeldtaal. Zijn opvatting was dat het zo precies mogelijk weergeven van de natuur zou leiden tot objectivering van de kunst. De ultieme poging om de werkelijkheid te reproduceren brengt de mens het dichtst bij ‘de kracht van de ziel’. Twee kunstenaars, levend in verschillende eeuwen en met hetzelfde doel voor ogen, maar met een volledig tegenstrijdige manier van benadering.

Bart van der Leck, Compositie 1917 no, 4 (Uitgaan van de fabriek) 1917, Kröller Müller Museum, Otterloo

Appelbomen

De vijf bomen van Piet Mondriaan sluiten goed aan bij deze vaststelling. Tussen 1908 en 1912 tekende en schilderde de kunstenaar een serie appelbomen die op indringende wijze zijn ontwikkeling naar abstractie laat zien. De subliem gereproduceerde foto’s tonen een gepassioneerde zoektocht naar een wereld waarin de werkelijkheid langzaam wordt ingewisseld voor een inwendige verbeelding. De grillige weergave van de boomtakken maakt plaats voor een subtiel spel van trefzekere lijnen die als geheel de ‘nieuwe beelding’ aankondigen. Dit is geen eenvoudige studie naar bijzondere technieken, hier is een verlangen naar modernisme zichtbaar dat door medestanders verder uitgekristalliseerd diende te worden.

Bart van der Leck was een van de partners-in-crime die de nieuwe beeldtaal transformeerde in de kenmerkende Stijl-composities. Zijn werk behield nog altijd een zekere vorm van figuratie, maar de rood-geel-blauwe abstracties laten vooral zien hoe hij zocht naar unieke samenstellingen om een onderwerp in de nieuwe vorm te gieten. Van der Leck is een echte ontwerper, overtuigd van de nieuwe stijlmiddelen en zoekend naar de meest krachtige uitwerking, terwijl hij telkens even terugdeinst als de abstractie te overheersend wordt.

Theo van Doesburg, Trap in de Aubette, Straatsburg 2006, foto Pierre Filliquet

Zigeunerwagen

In deze zorgvuldig samengestelde Stijl-publicatie kan de bouwkunst niet ontbreken. Het Rietveld Schröderhuis in Utrecht, glorieus boegbeeld van modernistische architectuur, wordt uitgelicht en, naast bewonderd, ook stevig bekritiseerd. Architect Rem Koolhaas noemt het interieur een ‘gesublimeerde versie van een zigeunerwagen’: vol met handigheidjes die de kleine ruimte zo efficiënt mogelijk bewoonbaar moeten maken. Ook de wereldberoemde buitenzijde heeft bij Stijl-dogmatici altijd onder vuur gelegen. Niets verwijst naar functionaliteit of doelmatigheid, toch de belangrijkste dragers van de modernistische beginselen, en dat maakt het huis in de ogen van enkelen tot niets meer dan esthetische gevelsierkunst. Een fundamentele strijd die tot op de dag van vandaag gevoerd wordt.

Theo van Doesburg wordt in Kunstschrift opgevoerd als de grote aanjager en visionair. Zijn werk behoorde niet tot het meest spraakmakende dat De Stijl te bieden had, maar zijn onvermoeibare inzet voor de beweging was opmerkelijk. Cultureel centrum de Aubette in Straatsburg, waarvoor Van Doesburg de inrichting, de typografie tot en met de asbakken verzorgde, laat goed zien hoe de hij de Nieuwe Beelding vertegenwoordigde.

Opnieuw slaagt Kunstschrift erin een bijzondere editie te maken, nu van een uitgekauwd onderwerp als De Stijl. De taal is leesbaar, de artikelen zijn stuk voor stuk opmerkelijk te noemen en voor de fraaie afbeeldingen wordt alles uit de kast gehaald om ze te laten schitteren. Een aanwinst voor de Stijl-liefhebber!

 

De aanstekelijke Stijl 1917-2017
Uitgave: Kunstschrift nr. 2 / 2017
56 pagina’s – € 10,75

Muziek / Album

Zestigjarig jubileum

recensie: Greetje Kauffeld – A Song For You

Het is nooit te laat om kennis te maken met een grootheid. Greetje Kauffeld viert met A Song For You haar zestigjarig jubileum met een groots album. Toch is het voor uw recensent zijn eerste bewuste kennismaking met deze wereldberoemde Nederlandse jazzzangeres.

Nu is de jazz niet de eerste muziekstroming waar mijn muzikale liefde ligt. Niet dat deze muziekliefhebber niet van deze muzieksoort houdt, maar het ligt nu eenmaal niet voor in de la, zoals het spreekwoord zegt. Maar na het luisteren van Kauffelds jubileumalbum dringt zich wel de behoefte op om toch maar eens naar haar oudere albums te luisteren.

Gelauwerde grootheid

Greetje Kauffeld, geboren in 1939, startte haar carrière als zangeres in 1957. Als we haar biografie induiken dan kent de artieste Kauffeld vele levens en gedaantes. Ze stond zelfs voor Nederland op het Eurovisiesongfestival in 1961 met het lied ‘Wat een dag’.

In de loop der jaren sleepte deze granddame van de Nederlandse Jazz vele prijzen en onderscheidingen in de wacht. Ze is zelfs Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Bij onze oosterburen is Kauffeld vooral bekend van de Schlagers, iets waarmee ze in haar geboorteland zeker geen bekendheid heeft verworven. Nederland heeft maar zelden de Duitse muziek van dat genre weten te waarderen.

De roem van deze zangeres is echter in het werkveld van de jazz tot grote hoogte gestegen. Met haar trio, waarmee ze ook dit nieuwe album A Song For You heeft opgenomen, heeft ze de afgelopen jaren aardig hoge ogen gegooid. De originele bezetting heeft ze inmiddels overleefd, tegenwoordig bestaat het trio uit Jan Menu op baritonsaxofoon, Maarten van der Grinten op gitaar en Jan Voogd op de dubbele bas. Een trio is goedkoper, zegt Kauffeld weleens, en de drummer is ziek. Menu tekent tevens voor de productie van dit jubileumalbum.

Vakmanschap

De sound die ten gehore gebracht wordt op A Song For You is binnen de jazz zeker niet vernieuwend te noemen. Wel onderstreept het album het vakmanschap van het kwartet dat musiceert. Met een liedjeskeuze, die composities herbergt van een breed scala aan schrijvers als Cole Porter, Leon Russell, Antonia Carlos Jobim en vele anderen, verbindt de stem van Kauffeld het geheel. Ondanks haar hoge leeftijd is ze nog steeds prima bij stem.

Als er dan toch één liedje is waar Greetje Kauffeld een brug slaat met de popmuziek, dan is het wel in het, door David Gates geschreven en door Bread tot een grote hit geworden, lied ‘If’. Zoals Kauffeld dit overbekende lied benadert, dwingt ze zonder meer respect af. Zo verpakt ze met haar trio deze compositie tot een waar jazzliedje. Ik hield al zielsveel van het nummer zoals Bread en vele anderen het zongen, maar met deze nieuwe versie komt daar een favoriete uitvoering bij. Dat is toch een waardige prestatie van deze jazzzangeres.

Nergens vliegt het album uit de bocht; steeds blijft de zangeres met haar begeleiders binnen de veilige grenzen. Dit maakt het album tot een aangenaam geheel om zonder pretenties te draaien.

Voor wie verlangt naar vernieuwing of uitbundigheid is A Song For You niet het juiste album. Bij degene die een fijne omlijsting of begeleiding wil van een rustig moment, gooit dit album hoge ogen om dat te ondersteunen.

Boeken / Non-fictie

Dolen door het dierenrijk

recensie: Ton Lemaire - Onder dieren

Het nieuwste werk van filosoof Ton Lemaire gaat over misschien wel zijn grootste liefde: dieren. In Onder dieren schetst hij een volledig beeld van het dierenrijk, zijn geschiedenis, wetenschappelijke duidingen en relatie tot de mens.

Al meer dan twintig jaar geleden vertrok filosoof Ton Lemaire als ecologisch vluchteling naar het Franse platteland. De steeds verder verstedelijkende en geïndustrialiseerde Nederlandse plattelanden en de groeiende consumptiemaatschappij maakten het voor hem onmogelijk in zijn geboorteland te blijven wonen. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat juist deze thema’s centraal staan in zijn boeken. Vanuit zijn boerderij in de Dordogne – waar hij zoveel mogelijk zelfvoorzienend leeft – is Lemaire blijven publiceren in Nederland. Al zijn werken zijn maatschappijkritisch, bespiegelen het vooruitgangsdenken en onderzoeken de verhouding tussen mens en natuur.

De hoofdrolspelers

Lemaire begint zijn omvangrijke boek met een bespreking van vijf diersoorten, te weten de wolf, de olifant, de prieelvogel, het bijenvolk en het paard. Per diersoort wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van zijn leefwijze, zijn historie en de manier waarop de soort in de geschiedenis is geduid en gemythologiseerd door de mens. Zo zagen de eerste kolonisten in Noord-Amerika de wolf als een duivels beest dat moest worden bevochten. Ook in de Germaanse mythologie werd de wolf gezien als agressief en grimmig. De olifant kent een heel andere benadering. In de boeddhistische landen worden hij gezien als een verheven diersoort, terwijl hij door stropers juist weer wordt gezien als leverancier van kostbaar ivoor.

Dierlijke intelligentie

Ook bespreekt Lemaire het gevoel voor schoonheid van de prieelvogel, die om een vrouwtje te verleiden een heus theater maakt met gekleurde voorwerpen, zoals bierdopjes of bloemen. Vanuit de evolutietheorie is dit handelen, dat geen direct nut heeft, lastig te verklaren. Er zijn meer diersoorten met dit soort menselijke eigenschappen. Zo bezit de olifant een empatisch vermogen en rouwt bijvoorbeeld om een dode soortgenoot. ‘Dat betekent dat ze een beginnend subject zijn, een innerlijkheid met gevoelens en een zeker bewustzijn van zichzelf.’

Bij dieren is dus meer te vinden dan louter instinctief handelen, namelijk ook een zekere ‘voorafschaduwing van intelligentie’, waaruit blijkt dat wij als mensen wellicht minder uitzonderlijk zijn dan we vaak denken.

De verkeerde weg

Lemaire is kritisch over de moderne, kapitalistische maatschappij. In zijn verhandeling over dieren komt dit wederom – en terecht – naar voren. Het bijenvolk, dat in de middeleeuwen werd gezien als heilig en goddelijk en dat als muze gold voor dichters als Vergilius, is vandaag de dag met uitsterven bedreigd. Pesticiden en genetisch gemodificeerde gewassen zijn (mede) oorzaak van een massale bijensterfte. Dit is een opmerkelijke ommekeer in visie en handelen die doet nadenken over de weg die de moderne wereld is ingeslagen.

Humanimalisme

Volgens Lemaire heeft het antropoceen, het nieuwste tijdperk in de geschiedenis van onze planeet waarin de mens invloed is gaan uitoefenen op de aarde, een nieuwe ethiek nodig. De mens als invasieve diersoort is bezig om op grote schaal zijn omgeving uit te roeien, waarbij hele ecosystemen ten onder gaan. ‘De klimaatcrisis confronteert ons met de gevolgen van een mensbeeld dat de mens buiten en boven de natuur en de dierenwereld heeft geplaatst.’

Lemaire heeft een oplossing bedacht voor deze scheefgegroeide verhouding tussen mens en natuur: het humanimalisme. Een woord dat de verbinding tussen mens en dier duidelijk maakt. Het humanimalisme is een nieuwe moraal die de verbondenheid van alles op aarde uitdrukt, en dus niet het verschil tussen mens en dier onderstreept, maar juist hun gemeenschappelijkheid. Om ‘dierlijker’ te worden dient het humanisme, de gerichtheid op de mens, zich zo te verruimen dat ruimte ontstaat voor het nemen van morele verantwoordelijkheid voor het dier.

Noodzaak van (mede)menselijkheid

Als de mens humanimalistisch zou worden brengt dat ethische normen met zich mee. Zo zouden de bio-industrie, het gebruik van proefdieren, de jacht, de visvangst en dierengevechten verboden worden. Dit klinkt natuurlijk even prachtig als onmogelijk in een wereld die bol staat van deze praktijken. Maar Lemaire is allesbehalve naïef en biedt veeleer nieuwe denkwijzen aan dan vaststaande regels die zeggen hoe het wel en niet moet.

Daarbij legt hij de nadruk op het feit dat het pas mogelijk is ook dieren binnen de moraal te trekken, als eerst de mensvriendelijkheid gegarandeerd is. ‘De sleutel tot een betere omgang met dieren ligt hoe dan ook in en bij onszelf.’ Daarmee bedoelt hij dat er pas dan ruimte ontstaat voor het dier in het gebied van de moraal, als eerst alle mensen er veilig zijn. Pas in een eerlijke menselijke samenleving kan het dier gelijkwaardig worden.

Verbondenheid

Daarmee is Onder dieren net zozeer een boek over dieren als over mensen. En dat is ook eigenlijk precies wat het wil zeggen, namelijk dat het onderscheid tussen menselijk en niet-menselijk niet langer houdbaar is. Lemaire schrijft op bevlogen en doordachte wijze over wat wij mensen kunnen leren van het dier, en laat zien hoe hierover gedacht is in de geschiedenis. Zo was Schopenhauer jaloers op dieren, omdat het dier in staat is te leven ‘in het rustige, onvertroebelde genot van het heden’. De Franse filosoof Montaigne stelde enkele eeuwen geleden al dat mensen die wreed zijn tegenover dieren slechtere mensen zijn. Ook de oude Griekse denker Plutarchus zag de verstandigheid en gematigdheid van het dier, in tegenstelling tot de inhalige en vraatzuchtige mens.

Onder dieren is een omvattende zoektocht naar het dier, dat biologische-, historische- en filosofische bespiegelingen verbindt met ethische en zelfs metafysische consequenties. Bovendien werpt het een nieuwe kijk op de moderne tijd en is het wederom een stevige maatschappijkritiek. Maar dat betekent niet dat de mens als slechterik wordt neergezet. Juist het overeenkomstige in het samenleven van mens en dier wordt benadrukt. Zowel mens als dier zijn in staat tot samenleven, wat betekent dat ze in staat zijn tot rekening houden met de ander. Daar moeten we ons op focussen.

Lemaire schrijft persoonlijk en meeslepend. Zijn liefde voor dieren spreekt uit alles wat hij schrijft, maar staat nergens in de weg omdat hij deze gevoelens gewoon benoemt. Zo zit hij met een onoplosbaar dilemma: hij houdt zowel van zijn kippen als van de vossen die hen soms doden en opeten. Daarmee is Onder dieren ook een persoonlijke zoektocht die de tijd neemt, verschillende invalshoeken belicht en aangrijpt. Wanneer Lemaire schrijft over de grootschalige dierenslacht in abattoirs stokt hij: ‘Het kost me moeite om  nu verder te gaan…’ Dat is Lemaire ten voeten uit.

 

Boeken / Non-fictie

Tussen Middeleeuwen en moderniteit

recensie: Volker Leppin - Maarten Luther

Met zijn beknopte biografie heeft Volker Leppin een helder overzicht gegeven van het leven en werk van reformator Maarten Luther en een aantal mythes uit de wereld geholpen.

We leven in het jaar 2017 en in de protestantse kerken wordt het ‘Lutherjaar’ gevierd. Volgens de overlevering zou Maarten Luther in oktober 1517 zijn 95 stellingen tegen de Rooms-Katholieke aflaatpraktijken aan de deur van de slotkerk van Wittenberg hebben gespijkerd. Dit is te lezen in de eigenhandig geschreven en gepubliceerde memoires van Luther, aan het eind van zijn leven, toen hij een bepaald beeld wilde geven van zijn profetische bekering.

Late Middeleeuwen

Leppin is consequent in zijn opvatting van Luther als een geesteskind van de late Middeleeuwen. De 95 stellingen als begin van de Reformatie is een mythe. In werkelijkheid ging het om een gewoonte: uitnodigingen voor theologische discussies werden op de kerkdeur geplaatst. Luther wilde met zijn collega’s – hij was theoloog – van gedachten wisselen over het geloof dat je door geld te geven aan de RK kerk minder tijd in de hel hoefde te zitten om voor je zonden te boeten. Ondertussen was Luther ook in Rome geweest en had zich opgewonden over het slechte voorbeeld van de kerkleiding op moreel gebied. Allengs escaleerde de beschaafde poging tot academische uitwisseling in een gezagscrisis.

De paus in de ban

Pas op de Rijksdag van Worms in 1521, waar keizer Karel V hem verhoorde, kwam het tot een breuk, al heeft Luther geprobeerd zich te verdedigen zonder het op de spits te drijven. De beroemde woorden ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’ heeft hij er in zijn memoires bij verzonnen. De afloop was dat de paus hem in de ban deed en dat Luther dit niet alleen naast zich neerlegde, maar op zijn beurt de paus – hij noemde hem de ‘antichrist’ – in de ban deed. En daarmee dus het kerkelijk recht openlijk negeerde. De gezagscrisis was een breuk geworden.

Predestinatie

Ondertussen werkte Luther zijn theologische visie uit. Punt voor punt neemt Leppin de verschillende thema’s door. De mens kan, als totale zondaar, niet zelf de genade van God verdienen: die krijgt hij als hij wordt ‘uitverkoren’. Sommige worden dat, anderen niet – zij zijn gedoemd. Deze predestinatieleer was al door de kerkvader Augustinus bedacht, Maarten Luther was een augustijner monnik.

De RK kerk en haar ambtsdragers onder leiding van de paus: volgens Luther allemaal mensenwerk. Iedere pretentie van bemiddeling tussen mens en God berust op misleiding. Luther beriep zich uitsluitend op de Bijbel: daardoor kon iedere gedoopte een directe relatie met God onderhouden.

Politieke Reformatie

Zeer verhelderend is Leppins schets van de nauwe samenhang tussen religie en politiek in de zestiende eeuw. Vorsten wilden hun landen en leenstaatjes in eigen beheer krijgen. Het rijk van Karel V verbrokkelde en daar kwamen de eisen van de economisch sterker wordende burgerij bij. Met name Noordwest-Europa was op weg naar de moderne staatsvorming middels onafhankelijkheidsoorlogen. In verschillende Duitse staten zochten de leiders eerst toenadering tot Luther en namen vervolgens langzamerhand zijn hervormingswerk over, terwijl hij zelf steeds minder invloed kreeg. Ook Luthers rabiate antisemitisme komt aan bod.

De stijl van Leppin is correct en kurkdroog. Hier en daar wordt iets te veel theologische voorkennis verondersteld. Desondanks is deze korte biografie zeer geschikt als inleiding.

Into the forest
Film / Films

Een wereld zonder stroom

recensie: Into the Forest (dvd)
Into the forest

Wat als er morgen geen stroom meer is? Dat is de vraag die regisseuse Patricia Rozema haar kijkers voorlegt in de postapocalyptische dramafilm Into the Forest. Haar antwoord is aan de teleurstellende kant: niet zoveel.

Tienerzusjes Nell (Ellen Page) en Eva (Evan Rachel Wood) brengen hun dagen in een afgelegen woning in het bos door. Dit doen ze samen met hun passies: respectievelijk medicijnen studeren en dansen. Als op een dag wereldwijd de stroom uitvalt en maar niet terugkomt, reageren ze zoals de meesten van ons dat zouden doen: niet. Nell ruilt haar computer in voor ouderwetse boeken, en Eva is genoodzaakt te dansen op een metronoom in plaats van muziek. Dat levert spanningen op in het gezin. Als hun vader vervolgens overlijdt aan een ongeluk, zijn de twee op elkaar aangewezen.

Helaas grijpt Rozema dit moment niet aan om haar film een interessante richting op te sturen. Tussen het ruziemaken door vinden de zussen nieuwe manieren om zonder elektriciteit te leven. Dit genereert nauwelijks spanning, want dat gaat hen gemakkelijk af. Rozema focust op de manier waarop hun relatie hechter wordt door de veranderde omstandigheden, maar de personages zijn te plat om hun conflicten interessant te houden. De film kabbelt voort zonder al te grote pieken of dalen.

Ongenode gast

Pas tegen het eind wordt de kijker weer wakker geschud. Dan slaat het noodlot toe in de vorm van een ongenode gast. De minimalistische en indringende manier waarop dit moment wordt gepresenteerd voelt als een mokerslag. Had Rozema dit niveau gehanteerd gedurende de rest van de film, dan had dit een topper kunnen zijn. Maar helaas glijdt de film hierna opnieuw af naar kabbelend gekibbel, en lijkt het leed al gauw weer vergeten.

Het interessantst aan Into the Forest is dan ook eigenlijk wat de film niet doet. Waarom de stroom uitvalt wordt nooit duidelijk gemaakt, en de gevolgen daarvan op de samenleving blijven buiten beeld. Dat is een atypische keuze die de kijker zelf prikkelt over deze thema’s na te denken. En dat is zeker aan te raden. Want hoewel de omgevingen, het camerawerk, de muziek en het acteerwerk allemaal meer dan degelijk zijn, zijn ze op zichzelf niet genoeg om ruim anderhalf uur lang de aandacht vast te houden.